Print Email Facebook Twitter De slibbalans van het Schelde-estuarium Title De slibbalans van het Schelde-estuarium Author Van Maldegem, D.C. Corporate name Rijkswaterstaat Date 1993-06-01 Abstract Deze SAWES nota behandelt de slibbalans van het Schelde-estuarium voor het gebied tussen Rupelmonde en Vlissingen voor de situatie medio 1980. Het Schelde-estuarium wordt gekenmerkt door een stelsel meanderende geulen met daartussen en daarlangs gelegen platen, slikken en schorren. Langs het estuarium bevinden zich getijdehavens en scheepvaartsluizen en havengebieden. Onder invloed van de afvoer van de Schelde en de getijbeweging wordt jaarlijks bijna 500.103 ton fluviatiel slib vanuit België ruim 300.103 ton marien slib vanuit het mondingsgebied van de Westerschelde aangevoerd en samen met zanddeeltjes afgezet op de waterbodem van het estuarium. Bijna 2/3 deel van het aangevoerde slib wordt afgezet op de slik- en schorgebieden in het oostelijk deel van de Westerschelde. Naar verwachting bereikt jaarlijks ruim 200.103 ton fluviatiel slib de monding van de Westerschelde. De gemiddelde verblijf tijd van het fluviatiele slib in het estuarium bedraagt enkele maanden voor het spoeltransport tot decennia voor het overige deel. In de bovenste meter van de waterbodem bevindt zich ruim 50.106 ton slib. Hiervan is meer dan 10.106 ton slib definitief afgezet op de schorren. Ongeveer 1/3 deel van de totale hoeveelheid slib is van fluviatiele oorsprong. Het slib in de Beneden Zeeschelde is overwegend fluviatiel, het westelijk deel van de Westerschelde is overwegend marien en daartussen ligt als overgangsgebied het oostelijk deel van de Westerschelde. Om de ruimtelijke variatie en de morfologische veranderingen van het gebied in de slibbalans te kunnen meenemen is het estuarium geschematiseerd in 14 duidelijk herkenbare hoofdvakken. Hydrodynamische processen en baggeren zorgen voor een uitwisseling van het slib in de bodem met de waterfase. In de waterfase wordt het slib horizontaal getransporteerd tussen de vakken. De netto horizontale uitwisseling tussen de vakken is berekend met behulp van een slibbalans, wat een boekhoudsysteem van alle bron- en puttermen inhoudt. De bruto slibtransporten zijn berekend met behulp van de gemeten getijdebieten en slibconcentraties . De belangrijkste en gevoeligste invoertermen van de balans zijn de slibaanvoer uit België, de accumulatie op Belgisch gebied en de afzetting in de schorren. De verdeling naar fluviatiel en marien slib is heel erg gevoelig voor de definitie van welk slib 100% fluviatiel en 100% marien slib is. Door al deze gevoeligheden ligt er een brede band van onzekerheid over de verwachtingswaarde van de netto transporten tussen de vakken. De verwachting voor het fluviatiele transport op de Belgisch Nederlandse grens bedraagt 300 ± 120.103 t/jr. Vroegere berekeningen kwamen tot wat hogere schattingen. Kontroleberekeningen voor het transport op de grens geven echter vergelijkbare waarden (ook orde 300 t/jaar). De bruto transporten zijn enkele orden groter. Door de onnauwkeurigheden in de bruto transporten is het verschil tussen het vloed- en ebtransport geen goede schatter voor het netto transport. De verticale uitwisseling van de waterbodem met de waterfase gebeurt volgens de gedane aannamen 2 keer per getij met een zeer actief laagje van ca. 1 mm. dikte en 2 keer per jaar voor een laag van 0.5 m. dikte door de verplaatsing van de zandribbels. De hieronderliggende laag van 9.5 m. dikte wisselt met een veel lagere frekwentie slib uit door de verlegging van de geulen op een grotere tijdsschaal. De verticale uitwisseling is voor de genoemde lagen berekend op orde 260.10^3, 50.10^3 en 2.10^3 t/tij voor het hele estuarium. Resumerend kan worden gesteld dat onder invloed van de uitwisselingen in de breedte-richting, verticale-richting en lengte-richting van het estuarium slib wordt verspreid waarbij er een netto transport van fluviatiel slib is in de richting van de zee en van marien slib in de richting van de rivier. Om meer inzicht te krijgen in slibtransporten zijn er ook ervaringen opgedaan met fysische slibtransport modellen. Het resultaat hiervan is dat het ééndimensionaal model SLITRA niet geschikt blijkt te zijn voor een estuarien systeem als de Westerschelde en dat het tweedimensionaal model 2DH-DELWAQ nog onvoldoende is ontwikkeld. Door ingrepen in het estuarium is het mogelijk dat wijzigingen in het estuarium gaan optreden, die gevolgen hebben voor de slibbalans. Hierbij moet steeds rekening worden gehouden met een langdurige nalevering van oud verontreinigd slib uit de waterbodem. Subject slibslibbalansSchelde-estuariumslib transport Classification TLE750100TLN450200 To reference this document use: http://resolver.tudelft.nl/uuid:589c1edd-6480-49a5-bcce-3b005eea97ad Publisher Rijkswaterstaat, RIKZ Coordinates 51.378346, 3.872843 Source Nota GWAO-91.081 SAWES-Nota 91.08 DNS 92/37 Part of collection Hydraulic Engineering Reports Document type report Rights (c) 1993 Rijkswaterstaat Files PDF Maldegem1993.pdf 33.58 MB Close viewer /islandora/object/uuid%3A589c1edd-6480-49a5-bcce-3b005eea97ad/datastream/OBJ/view