Print Email Facebook Twitter De weg naar implementatie van de Chemie-Toxiciteit-Toets Title De weg naar implementatie van de Chemie-Toxiciteit-Toets Author Schipper, C.A. Schout, P. Date 2003-09-01 Abstract Om onze zeehavengebieden diep genoeg te houden, wordt jaarlijks circa 25 tot 30 miljoen m3 baggerspecie verwijderd. Circa 1 tot 2 miljoen m3 baggerspecie moet vanwege de vervuiling in een depot worden gestort; de overige baggerspecie is schoon genoeg voor verspreiding in het mariene milieu. Voor verspreiding op zee is een ontheffing nodig op grond van de Wet verontreiniging zeewater (Wvz), verspreiding in de kustwateren vereist een vergunning op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo). Het bevoegd gezag, in casu Rijkswaterstaat, hanteerde voorheen de Uniforme Gehalte Toets (UGT) als kader voor beoordeling van de verspreidbaarheid. Deze toets voorziet in toetsingswaarden voor een aantal klassieke chemische probleemparameters zoals zware metalen, PCBs en PAKs. De keuze voor deze parameters vindt zijn oorsprong in de jaren zeventig. Inmiddels zijn ook andere probleemstoffen erkend en is aanpassing van het beoordelingskader op zijn plaats. Daarnaast is er steeds meer behoefte aan een milieumeetlat die rekening houdt met gecombineerde toxische effecten van stoffen. In de vierde Nota waterhuishouding heeft de Nederlandse regering daarom de ontwikkeling van een nieuw beoordelingssysteem toegezegd. In 1998 kreeg RIKZ de opdracht van de Hoofddirectie van Rijkswaterstaat (vanaf 2002 DG Water) om de wetenschappelijke onderbouwing van het beleidsadvies voor het baggerspeciebeoordelingssysteem te verzorgen: de zogenoemde Chemie-Toxiciteit-Toets (CTT). De CTT vervangt de UGT. Dit rapport beschrijft de achtergronden van de CTT-implementatie en het onderzoek zoals uitgevoerd in bijna zevenhonderd Nederlandse havenvakken. De CTT is in 2004 formeel geïmplementeerd door publicatie in de Staatscourant, waarmee het beoordelingskader in de Wvo en Wvz van kracht is geworden. In de UGT werden gehalten van 33 verschillende verontreinigingen aan de gestelde normen getoetst. Het gaat hierbij om stoffen als zware metalen, PCBs, pesticiden en andere organische stoffen: verontreinigingen waarop het Nederlandse (sanerings)beleid in de jaren zeventig en tachtig was gericht. In de jaren negentig is aanvullend onderzoek uitgevoerd naar stoffen als tributyltin. TBT is een stof die jarenlang veelvuldig is toegepast in aangroeiwerende verven op scheepshuiden. Het is een zeer giftig middel dat langzaam uit de verflaag diffundeert en voorkomt dat zeeorganismen zoals zeepokken zich op de scheepshuid vestigen. TBT veroorzaakt ongewenste geslachtsveranderingen bij zeeslakken zoals de alikruik en wulk. Populaties worden als gevolg hiervan gedeeltelijk of geheel steriel, de reden waarom TBT in de CTT-beoordeling is opgenomen. NIEUWE PROBLEEMSTOFFEN Het blijven toevoegen van nieuwe stoffen maakt werken met de UGT er niet makkelijker op. Bovendien komt een dergelijke uitbreiding niet tegemoet aan de behoefte inzicht te verwerven in de gecombineerde toxische effecten van verontreinigingen in baggerspecie. Daarom is gekozen voor een aanpak met bioassays. Bioassays zijn testen met organismen of cellen die onder standaard omstandigheden worden blootgesteld aan milieumonsters. Sinds het begin van de jaren negentig worden bioassays in de Verenigde Staten gebruikt voor de beoordeling van zoute sedimenten. De beschikbare kennis is door het RIKZ ook benut bij de selectie van geschikte bioassays voor de CTT. Belangrijk criterium is dat ze robuust zijn: ze moeten betrouwbare resultaten opleveren en zodanig reproduceerbaar zijn dat de analyses door onafhankelijke, commerciële laboratoria kunnen worden uitgevoerd. Op grond van diverse criteria zijn uiteindelijk drie bioassays geselecteerd en opgenomen in de CTT. Een test waarbij slijkgarnaaltjes Corophium volutator aan de baggerspecie worden blootgesteld. De mate van overleving na tien dagen blootstelling wordt aan de bijbehorende CTT-norm getoetst. De zogenaamde Microtox Solid Phase test: Vibrio fischeri bacteriën worden gedurende twintig minuten blootgesteld aan het in suspensie gebrachte sediment. Vervolgens wordt de invloed van het sediment op het stofwisselingsproces van de bacteriën gemeten en aan de norm getoetst. De DR-CALUX bioassay maakt gebruik van genetisch aangepaste rattenlevercellen. Deze reageren specifiek op stoffen met een dioxineachtige werking door emissie van licht. De hoeveelheid dioxines of stoffen met dioxine achtige werking kunnen in de baggerspecie-extracten worden bepaald aan de hand van meting van de hoeveelheid lichtemissies van blootgestelde cellen. KWALITEITSEISEN EN NORMEN Bij aanvang van de ontwikkeling van de CTT voor de beoordeling van de verspreidbaarheid van zoute baggerspecie bestond er geen of nauwelijks routinematige ervaring met de bovengenoemde analyses. RIKZ en een aantal laboratoria hebben de analyses allereerst geoptimaliseerd. Daarna zijn kwaliteitseisen geformuleerd en laboratoria getraind. Dit heeft ertoe geleid dat de resultaten van de analyses tijdens zogenaamde ringonderzoeken (een reeks laboratoria krijgen dezelfde monsters te analyseren, waarna de testresultaten worden vergeleken) binnen een bepaalde spreiding criteria bleven, wat betekent dat de analyses kwalitatief goed uitvoerbaar zijn. Bij de definitieve vormgeving van de CTT hebben niet alleen milieurisicos een rol gespeeld. Er is ook gekeken naar de consequenties voor de hoeveelheden baggerspecie die in zoute wateren kunnen worden verspreid. Een significante trendbreuk in deze hoeveelheden werd maatschappelijk en politiek niet aanvaardbaar geacht. Niet alleen vanwege de meerkosten voor zeehavenbeheerders, maar ook omdat de schaarse depotcapaciteit hard nodig is voor het bergen van ernstiger vervuilde zoete specie. Omdat bioassays een nieuw element vormen in beoordelingssystemen voor baggerspecie is momenteel nog geen representatieve dataset van voldoende omvang voorhanden. Daarnaast is verdergaande protocolisering en certificering noodzakelijk om te komen tot uniforme en betrouwbare analyses van bioassays. De tijd is daarom niet rijp voor verantwoorde normstelling met bioassays in de Wvz en Wvo, in de zin dat toetsingen worden opgenomen die bij overschrijding leiden tot diskwalificatie van de betreffende partij baggerspecie. Derhalve wordt vooralsnog volstaan met een meetverplichting en een signaleringsfunctie voor bioassays. Voor een goede invulling van de signaleringsfunctie zijn in het beoordelingssysteem voor de onderscheidende bioassays signaleringswaarden opgenomen. Overschrijding van de signaleringswaarden betekent dat de vergunning- of ontheffinghouder nader onderzoek dient uit te voeren naar de oorzaak van de overschrijding. Subject baggerspecievervuilingTributyltinTBTChemie-Toxiciteit-ToetsCTTUGTecologie Classification LBP00TCS200550 To reference this document use: http://resolver.tudelft.nl/uuid:b53dab1c-11c7-4463-b5ff-b25fd675628f Publisher Rijkswaterstaat, RIKZ Source Rapportnr.: 2003.036 AKWA rapportnr.: 04.005 Part of collection Hydraulic Engineering Reports Document type report Rights (c) 2003 Rijkswaterstaat Files PDF rikz2003036.pdf 4.26 MB Close viewer /islandora/object/uuid:b53dab1c-11c7-4463-b5ff-b25fd675628f/datastream/OBJ/view