lengte homopolymeer) of met een zogenaamd tapered diblokcopolymeer. Bij het toevoegen van een reactief copolymeer of het mengen van twee reactieve polymeren wordt de hechting tussen de twee fasen veroorzaakt door een interactie tussen de functionele groepen. De resultaten ten aanzien van de morfologie en de mechanische eigenschappen zijn vrijwel hetzelfde als bij de blok- en graftcopolymeren. Ook dit is in beide gevallen aangetoond met behulp van voorbeelden.","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","","",""
"uuid:b188ed34-3043-4539-9b99-ae5b1205f4ba","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b188ed34-3043-4539-9b99-ae5b1205f4ba","Bandbreedte van stochastische bronnen op een ATM-kanaal","Van der Lely, J.","Schoute, F.C. (mentor); Nijhof, J.A.M. (mentor); Awater, G. (mentor)","1990","Na een inleiding over B-ISDN en ATM worden van twee soorten stochastische bronnen een analytisch model en een simulatiemodel beschreven. De resultaten van deze modellen worden met elkaar vergeleken. Tenslotte is een simulatie uitgevoerd van een combinatie van de twee soorten bronnen op een ATM-kanaal.","ATM; B-ISDN; overschrijdingskans; veiligheidsfactor","nl","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:76a4f681-3d77-4190-8a16-dc8dbe4e6b5b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:76a4f681-3d77-4190-8a16-dc8dbe4e6b5b","Drijvende vliegvelden: Een haalbaarheidsstudie","Heijmans, R.; Verhoeven, H.","Vos, C.J. (mentor); Jager, H.C. (mentor); Massie, W.W. (mentor); Spijkers, J.M.J. (mentor)","1990","Algemene literatuurstudie naar drijvende vliegvelden, een constructieve verkenning en het ontwerp van een drijvend vliegveld voor STOL-vliegtuigen voor de kust van New York.","airport; floating structures; drijvende constructies","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Design and Construction","","sectie betonconstructies","",""
"uuid:7957053c-6dd1-45e9-a24f-0db2c7c1b23a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7957053c-6dd1-45e9-a24f-0db2c7c1b23a","Ontwikkeling van een biodegradeerbare composiet voor toepassing als breukfixerend implantaat in de orthopaedische chirurgie: Produktontwerp","Goei, L.I.; Joziasse, C.A.","de Wijn, J.R. (mentor)","1990","In dit produktontwerp is gezocht naar een geschikt composietmateriaal om als breukfixerend implantaat in de orthopaedische chirurgie dienst te doen. Hiertoe zijn in eerste instantie literatuurgegevens over het polymeer poly-L-lactide, het mineraal hydroxyapatiet en silaan, titanaat en zirkonaat coupling agents nader bekeken. Daarnaast zijn al eerder ontwikkelde combinaties van deze stoffen doorgelicht. Aan de hand van de daaruit volgende resultaten en aanvullende theorieën over polymeercomposieten is getracht een geschikte combinatie poly-Llactide/hydroxyapatiet/coupling agent te vinden. Daarnaast zijn aanbevelingen gedaan omtrent de verwerkingsmethode van deze composiet. Dit ontwerp moet resulteren in een composiet met voldoende hoge stijfheid en sterkte om voorziene belastingen te kunnen dragen. Tevens wordt een aantal aanbevelingen gedaan op welke zaken een eventueel vervolgonderzoek gericht moet worden.","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","","","",""
"uuid:9294b666-70e8-459f-8b81-acae706da143","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9294b666-70e8-459f-8b81-acae706da143","Kustdynamiek van vooroeversuppleties","Zwiers, M.","d' Angremond, K. (mentor); Bakker, W.T. (mentor); Gerritsen, F. (mentor)","1990","Bij het verdedigen van een zandige kust wordt in toenemende mate gebruik gemaakt van zandsuppleties. Grote voordelen van zandsuppleties t.o.v. een verdediging met harde constructies (bv. strandhoofden) zijn de relatief lage aanlegkosten, de flexibiliteit en het feit dat het uiterlijk van de bestaande kust gehandhaafd blijft. Een nadeel is de beperkte levensduur van een suppletie doordat erosie ongehinderd voort kan gaan. Bij vooroeversuppleties wordt het zand onder water aangebracht. Doordat het zand minder ver getransporteerd hoeft te worden en niet door de brandingszone hoeft te worden gevoerd, kunnen de kosten per kubieke meter aanzienlijk lager zijn in vergelijking met een strandsuppletie. Door grotere verliezen naar dieper gelegen kustgedeelten kan het uiteindelijke effect echter sterk verminderd worden. In deze studie zijn de enige in Nederland uitgevoerde vooroeversuppleties onderzocht, te weten de suppleties uitgevoerd op het badstrand van Vlissingen in 1952 en 1966. Omtrent het zandtransportmechanisme op het badstrand dringt zich het volgende beeld op: - het langstransport betreft hoofdzakelijk brandingsstroomtransport; de invloed van het getij is verwaarloosbaar (in appendix 11 wordt dit m.b.v. de Bijkerformule gecontroleerd) - na een suppletie treedt dwarstransport naar hoger gelegen gedeelten van het profiel op om het door de suppletie verstoorde evenwichtsprofiel te herstellen - het dwarstransport naar dieper gelegen kustgedeelten kan verwaarloosd worden Aan de hand van dit scenario is getracht het gedrag van de kust na de suppleties m.b.v. één- en tweelijnmodellen te simuleren.","zandkust; Vlissingen; zandsuppletie; strandsuppletie","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:040cffb0-7b0a-47f6-b356-b59a85b8a44b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:040cffb0-7b0a-47f6-b356-b59a85b8a44b","Uitvoering van een verdiepte bakconstrcutie te Maarn","Stoffers, H.R.","Glerum, A. (mentor); Oudshoorn, H.M. (mentor); Polen, B. (mentor); Rosbergen, E. (mentor)","1990","In dit rapport komen enkele technische aspecten aan bod, die betrekking hebben op de verdiepte bakconstructie te Maarn. In hoofdstuk 1 wordt ingegaan op de technische mogelijkheden om een bak te kunnen realiseren in relatie met de omstandigheden, zoals grondgesteldheid en grondwaterstand. Hoofdstuk 2 behandelt de damwanden en de verankering hiervan. Het blijkt, dat dit een uitermate essentieel onderdeel van de constructie is. In hoofdstuk 3 wordt nader ingegaan op het onderwaterbeton, dat zorg moet dragen voor een waterdichte bouwkuip. Uitgegaan wordt van een bouwwijze. zoals die in deelrapport IIa ""Uitvoering van een verdiepte bakconstructie"" is aangegeven. Deze uitvoering wordt bekend verondersteld en komt in de hoofdstukken niet meer aan bod. Van belang voor dit rapport is, dat de bakconstructie in gedeelten wordt gemaakt. Steeds wordt een deel met een breedte van ca. 15m aangelegd. zodat na vier gedeelten de definitieve breedte van 60m wordt bereikt [lit=7] . De bijlagen bestaan uit een aantal gegevens, zoals grondwaterstanden, boringen en sonderingen en uit berekeningen van damwanden, ankers en onderwaterbeton.","bakconstructie; Maarn; grondgesteldheid; damwanden; verankering; onderwaterbeton; bouwkuip","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:9f1dcd18-c719-4337-ac9b-eb47ca8b5f72","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9f1dcd18-c719-4337-ac9b-eb47ca8b5f72","Het afzinken van tunnels volgens de negatieve en positieve buoyancy methode","van Aart, A.J.C.","Glerum, A. (mentor); Saveur, J. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor)","1990","In het algemeen worden tunnelelementen afgezonken met negatief drijfvermogen ( In het rapport genoemd 11 Negative Buoyancy Methode 11 ). Een alternatief voor de Negative Buoyancy Methode is de Positive Buoyancy Methode. Hierbij heeft een tunnelelement tijdens het afzinken een positief drijfvermogen. Het moet dan worden neergetrokken in plaats van afgezonken. In deze studie wordt de ui tvoerings- en kostentechnische haalbaarheid van de Positive Buoyancy Methode ten opzichte van de Negative Buoyancy Methode onderzocht voor de situatie waar sprake is van getij, stroming, golven en intensieve scheepvaart. Als lokatie wordt de Westersehelde genomen waar de bovenbeschreven situatie optreedt. Tevens is hier sprake van een relatief grote waterdiepte van 30 m. In het onderzoek zijn in totaal drie varianten voor de afzinkmethodes geanalyseerd. Twee varianten voor de Negative Buoyancy Methode en een variant voor de Positive Buoyancy Methode. Variant 1 van de Negative Buoyancy Methode is de toepassing van de traditionele wij ze van afzinken van tunnels in Nederland. Hierbij is het tunnelelement zelf tijdens het afzinken verankerd. Dit leidt tot een zeer groot ankerplan op de gegeven lokatie. Bij de andere variant van de Negative Buoyancy Methode is slechts de afzinkponton verankerd. Het tunnelelement hangt er als het ware vrij zwevend onder. Bij het positioneren wordt gebruik gemaakt van de stroom in de Westerschelde en een lichte hulpverankering. De methode is alleen uitvoerbaar bij een relatief groot schijnbaar gewicht. De methode leidt tot een zeer compact ankersysteem vergeleken met de traditionele Negative Buoyancy Methode. De Positive Buoyancy Methode wordt eveneens gekenmerkt door een zeer compacte verankering in relatie tot de relatief grote waterdiepte. Voor alle drie de varianten is aan de hand van een opgesteld draaiboek bepaald welke aspecten van belang zijn voor de uitvoeringstechnische haalbaarheid van de afzinkmethodes. In een latere fase zijn deze aspecten nader uitgewerkt. Het betreft hier aspecten met betrekking tot de optredende kabelkrachten in de verankeringen van de tunnelelementen op de afzinklokatie en de hydraulische verschijnselen rond het tunnelelement in de stroming. Uitwerking van de bovenstaande aspecten leidt tot eisen te stellen aan de wijze van uitvoering van de afzinkmethodes en de daarbij benodigde equipment.","westerscheldetunnel; tunnel; afzinkmethode","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","","51.26 N, 3.82 E"
"uuid:938733f1-a3e0-485f-9f49-0e15e483a6b7","http://resolver.tudelft.nl/uuid:938733f1-a3e0-485f-9f49-0e15e483a6b7","Gas Saturation Measurements and Phase Behaviour of the system Methane - Benzene","Hathie, M.","de Swaan Arons, J. (mentor); Peters, C.J. (mentor)","1990","The solubility of benzene in the methane gasphase was experimentally determined at pressures ranging from O. 2 to 25 MPa as a function of the temperature ( 7 to 42 °C). For this purpose a gassaturation apparatus was used. Each measurement was carried out in triplicate and the repeatability was generally better than 2%. From these measurements the retrograde condensation behaviour of the system methane - benzene can be fully explained. The validity of the measurements has been established by successfully calculating vapor pressures of benzene, computation of second and third virial pressures of benzene, computation isotherms, reproduction of experimental data with the virial equation of state and comparison with data previously reported in literature. The Peng-Robinson and the Simplified-Perturbed-Hard-Chain-Theory equations of state were applied to describe measured dewpoint and reported bubblepoint data. These equations are optimized pure component parameters. Both equations are capable of reproducing vapor pressures of benzene as well as the pVT behaviour of methane. On the other hand, predicted p-(x,y) diagrams from both equations poorly reproduce measured data even if the use of a binary interaction parameter is incorporated. In the case the predicitions are limited to a pressure equal or less than 10 MPa the reproduction of the data is improved. The description however remains insufficiently accurate with the applied form of the Peng-Robinson and the Simplified-Perturbed-Hard-Chain-Theory equations of state.","","","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Engineering and Materials Science, Inorganic and Physical Chemistry","","Applied Thermodynamics and Phase Behaviour","",""
"uuid:98aceca0-f526-48a1-ba16-bf98f98a2239","http://resolver.tudelft.nl/uuid:98aceca0-f526-48a1-ba16-bf98f98a2239","Het bepalen van moleculaire oriëntaties en spanningen met behulp van infrarood-dichroisme: Literature study","Bukman, F.","","1990","De bepaling van moleculaire oriëntaties en spanningen in polymeren met behulp van infraroodspectroscopie is nog niet erg breed ontwikkeld. Het aantal publikaties op dit gebied is beperkt. De oriëntatiefuncties warden bepaald, maar in de literatuur hecht men daar vooral kwalitatief waarde aan. Het dichroïsme is erg afhankelijk van de absorptieband waaraan het gemeten is. Het gemeten effect verschilt van frequentie tot frequentie. Transmissie- en ATR spectroscopie leveren oriëntatiegegevens over een groter oppervlak. Diffuse Reflectance FTIR (DRIFT) meet veel kleinere oppervlakken maar wordt nog nauwelijks toegepast. Er treden problemen op bij de interpretatie van de spectra die hinderlijke reflecties kunnen bevatten.","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","",""
"uuid:9e12ea15-946a-44c8-ba14-84492b2f1162","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9e12ea15-946a-44c8-ba14-84492b2f1162","Schematization of Hydrodynamic Forces Acting on Jack-up Legs and Morison Coefficients for Jack-up Legs","Zeelenberg, L.","d'Angremond, K. (mentor); Massie, W.W. (mentor)","1990","The first report is about: A jack-up rig is a mobile offshore platform. Basically, it is a self-elevating pontoon, which can be supported by retractable legs resting on the sea bed. Recently, it is proposed to use these platforms for production of marginal fields, what implies a longer term use. Furthermore, there are plans to use such platforms in deeper water. For design calculations and for checking whether the rig can be used on a new location, it is necessary to know the horizontal wave forces acting on the leg. Since the jack-up leg consists of many bars, direct wave force calculations are time consuming. Therefore, a schematization is required. The second report is about: The calculated and measured drag and inertia coefficients for a complete jack-up leg bay at high Reynolds numbers (0.5-1.2 * 10e).","Jack-up; Morison coefficients; hydrodynamic forces; Jack-up legs","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Offshore Engineering","",""
"uuid:2eccdf19-76e2-439f-908d-9ac3c6daad5d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:2eccdf19-76e2-439f-908d-9ac3c6daad5d","Verband tussen zandinhoud van kustprofielen en posities van hoog- en laagwaterlijnen","Van den Bunt, B.P.","d'Angremond, K. (mentor); Van de Graaff, J. (mentor)","1990","Bij deze studie·is gebruik gemaakt van de jaarlijksehoogte- en dieptemetingen van een kleine selectie van profelen (raaien), verdeeld over de Nederlandse kust. De metingen in deze raaien zijn gedaan in een gebied tussen ±200 m landinwaarts tot ±800 m zeewaarts van de Rijksstrandpalenlijn. Op basis van deze verband vast te leggen over de laatste gegevens 20 à 25 is getracht een jaar tussen de zandinhoud en de posities van de strandlijnen.","conversiefactor; kustprofiel; transport; waterlijnen; strandlijnen","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:068cc674-d4b6-4ec3-94ed-7f31034c3d62","http://resolver.tudelft.nl/uuid:068cc674-d4b6-4ec3-94ed-7f31034c3d62","In situ vezelvorming in mengsels van een thermotroop LCP en een polycarbonaat","Lelieveld, J.H.L.M.","Posthuma de Boer, A. (mentor); Machiels, A.G.C. (mentor)","1990","Dit afstudeeronderzoek heeft zich gericht op twee onderwerpen. Het eerste gedeelte geeft een beschrijving van de deformatie van een thermotroop LCP in een tijdsafhankelijke elongatiestroming. In het tweede gedeelte gaat in op de invloeden van elongatie- en afschuifstroming op de morfologie van een mengsel van dit zelfde LCP en een polycarbonaat, waarbij tevens is gelet op de invloed van de capillairlengte. Bij dit deel van het onderzoek is het opbreekgedrag van de LCP vezeltjes belangrijk wanneer deze lange tijd op hoge temperaturen worden gehouden…","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","","","",""
"uuid:a6421b1e-ec51-470e-b83e-2534db48ab4f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:a6421b1e-ec51-470e-b83e-2534db48ab4f","Some milestones in the life and work of the mathematical chemist J.J. Van laar (1860-1938): Calphad XIX (1990)","van Emmerik, E.P.","","1990","This lecture: 'Some Milestones in the Life and Work of Mathematical Chemist J.J. van Laar (1860-1938)' discusses his life and three important examples of his work. Insufficient schooling meant that Van Laar was not permitted to take academic examinations and this lack of recognized qualifications led to problems in establishing his scientific career. These difficulties brought him close to mental collapse in 1896 and 1911. At the University of Amsterdam he was opposed by J.D. Van der Waals (1837-1923) but was highly appreciated by H.W. Bakhuis Roozeboom (1854-1907). This lecture focuses on some of his achievements and describes his recognition as a scientist. H.A. Lorentz (1853-1928) played an important part in Van Laar's development as a mathematical chemist. Van Laar is said to have endowed him with 'the father role' and it is certain that Lorentz encouraged and supported him. The study of mathematical chemistry as Van Laar practiced it no longer exists. Together with Bakhuis Roozeboom, Van Laar is the founder of phase theory. Examples of his work are discussed in the sections of the melting point line of tin amalgam (1902), the spinodal (1905) and retrograde solubility (1908). The lecture concludes with a description of the final years of his life and includes the kind letter of condolence by L.S. Ornstein (1880-1941). Throughout the lecture reference is made to fragments of letters and to photographs.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","","","","",""
"uuid:156f0343-7160-4252-aa04-502794342478","http://resolver.tudelft.nl/uuid:156f0343-7160-4252-aa04-502794342478","Copolymerisatie van Kooldioxide en Zwaveldioxide met Epoxiden tot Polycarbonaten en Polysulfieten","Jansen, J.C.","Addink, R. (mentor); Mijs, W.J. (mentor)","1990","Kooldioxide en epoxiden kunnen gecopolymeriseerd worden tot alifatische polycarbonaten. De copolymerisatie vindt plaats onder invloed van verschillende organometaal-katalysatoren. De meest toegepaste katalysatoren zijn aluminiumporphyrines en katalysatoren op basis van diëthylzink met water of resorcinol. Onder invloed van de organozink katalysatoren kunnen veel verschillende epoxiden met kooldioxide worden gecopolymeriseerd tot volkomen alternerende copolymeren met molgewichten oplopend tot 150.000 in een rendement van maximaal circa 60%. Deze katalysatoren zijn zeer gevoelig voor zuurstof, water en stoffen met reactieve waterstofatomen. De polymerisatie vindt plaats in oplossing ender hoge druk van kooldioxide. De beste oplosmiddelen zijn 1,4-dioxaan en diethylcarbonaat; de copolymerisatie verloopt nauwelijks in inerte apolaire oplosmiddelen zoals chloroform en tolueen. Bij de copolymerisatie van optisch actieve epoxiden treedt geen stereoselectiviteit op. Onder invloed van aluminiumporphyrines treedt in aanwezigheid van tertiaire ammonium- of fosfoniumzouten levende polymerisatie op. Polyester-polycarbonaat en polyether-polycarbonaat blokcopolymeren kunnen worden gemaakt met goed gedeflnieerde samenstelling en een zeer smalle molgewichtsverdeling. De polymerisatie kan niet worden gedood met zuren of alcoholen. Een bijprodukt van de copolymerisatie is cyclisch alkyleencarbonaat. Omstandigheden waaronder cyclische carbonaten worden gevormd zijn hoge temperaturen en lage monomeerconcentraties. De cyclisatie is afhankelijk van vele andere factoren die nauwelijks te voorspellen zijn. Zwaveldioxide en epoxlden kunnen worden gecopolymeriseerd tot allfatische polysulfieten. Met succes gecopolymeriseerde epoxiden zijn etheenoxide, propeenoxide en cyclohexeenoxide. De polymerlsatie verloopt via een anionisch mechanisme onder invloed van organische en anorganische Lewis-zure initiators. Aromatische aminen zijn de beste initiators. Deze leveren een nagenoeg alternerend copolymeer op met een aantal gemiddeld molgewicht van circa 7000. De reactie kan plaatsvinden onder atmosferische en verhoogde S02-druk. In principe zijn alle mesogene epoxiden geschikt om te worden gecopolymeriseerd tot zijketen vloeibaar-kristallijne polycarbonaten of polysulfieten. Het succes van de polymerisatie is sterk afhankelijk van de oplosbaarheid van het epoxide in het te gebruiken oplosmiddel. Mesogene epoxiden kunnen worden gemaakt door aan een bijna willekeurig mesogeen molecule een glycidylgroep te bevestigen.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","",""
"uuid:966dbcc3-789f-41e7-9d77-68beb7e94519","http://resolver.tudelft.nl/uuid:966dbcc3-789f-41e7-9d77-68beb7e94519","A Problem Analysis of the Pulau Bukom-SBM offshore Singapore","Slooten, W.","Velsink, H. (mentor); Massie, W.W. (mentor); Booij, N. (mentor)","1990","The Pulau Bukom-SBM, situated at about 10 kilometers offshore Singapore, is used as a mooring facility for tankers transporting crude oil for the Shell refineries on the island of Pulau Bukom. The bow hawsers (nylon ropes) which connect the ships with the SBM are frequently subjected to extreme forces excited by the ships. Many similar installations are used over the entire globe and normally these peak loads are due to wave- or current forces working on the tankers in severe weather conditions. Offshore Singapore, however, these loads also occur during apparent calm periods and seem to be independent of the waves. In order to guarantee safe dynamic operations SEPL installed a load monitor recorder on the SBM which measures all the executed forces in the hawsers. The data obtained from the load recordings are compared to the tidal predictions for Singapore area which show that some sort of relation exists between the height of the peak loads and the current velocities present at the time the forces are executed. Because of the suspected inaccuracies in the data the exact relation can not be derived. Investigation of the continuous load monitor recordings give some insight in the physics of the system as is explained in chapter 2. In chapter 3 the dynamics of the system (SBM inclusive moored tanker) are examined. Although the system is a non-linear double mass-spring system, adequate approximations of the resonant frequency can be obtained when the system is simplified to a linear single mass-spring system. Hereby the effects of the simplifications on the natural frequency value are investigated as well. A study on the average occuring wave fields near Singapore (chapter 4) shows that neither first- nor second order wave motions possess enough energy for exciting the moored tankers significantly. Through the establishment of a detailed tidal current model of the area of the SBM the presence of macro eddies is proven (chapter 5). These macro eddies are local current fluctuations in the order of minutes which originate in lee of islands or by other irregularities in the bottom topography. When carried along in the main current they can cover a distance of several kilometers before they are damped out. Since the diameters of the eddies are about two or three times the average ship length they can excite the tankers to peak loads comparable to the recorded forces and are, thus, the most probable cause of the problems. Although the development and testing of load reducing measures fall beyond the scope of this study, it is clear that it will be very difficult to apply adequate measures within limited costs which can lengthen the operational life of the hawser.","single buoy mooring; mooring systems; offshore mooring; offshore loading","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:501ad0c2-964f-4b29-8bed-9db7f303e27b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:501ad0c2-964f-4b29-8bed-9db7f303e27b","Hydraulica en morfologie van efemere rivieren met infiltratie","Boers, M.","De Vries, M. (mentor); Klaassen, G.J. (mentor); Booij, N. (mentor)","1990","Het voorliggende afstudeerverslag geeft de resultaten van een onderzoek naar efemere rivieren met infiltratie. Hierbij is aandacht geschonken aan hydraulica en morfologie. Het onderzoek is onderverdeeld in achtereenvolgens een literatuurstudie, de ontwikkeling van analytische modellen en de ontwikkeling van een numeriek model. Bij het bestuderen van de literatuur bleek, dat er weinig onderzoek naar dit onderwerp is verricht. Doordat efemere rivieren maar gedurende korte tijd water bevatten, is het moeilijk om voldoende metingen te verkrijgen. Met behulp van benaderde analytische rekenmethodes zijn er modellen ontwikkeld, die een beschrijving geven van de waterstand en de snelheid van een afvoergolf. Voorwaarde hierbij is dat deze afvoergolf op het begintijdstip een rechthoekige vorm moet hebben. Met behulp van de gevonden waterstand en snelheid kan vervolgens het sedimenttransport en de bodemverandering worden berekend. De analytische modellen Zijn getoetst m.b.v. een daartoe ontwikkeld numerieke model. Dit model maakt gebruik van het MacCormack schema, dat massa en impulsie behoudend is. Er zijn vele opties aan het model toegevoegd, om voor verschillende situaties berekeningen te kunnen maken.","efemere rivieren; infiltratie; morfologie; afvoergolf; bodemverandering; sedimenttransport","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:b3487708-70d4-44c8-a558-7adde480b6f7","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b3487708-70d4-44c8-a558-7adde480b6f7","Attritieverschijnselen in een wervelbedverbrandingssysteem","Fransen, A.","Gerritsen, A.W. (mentor); Verheijen, P. (mentor); Vervoorn, P. (mentor); Wolff, E.H.P. (mentor)","1990","Vaar het onderzoeken van de attritiebestendigheid van het SG-105 sorbent in een wervelbedverbrandingsinstallatie zijn vier verschillende experimenten uitgevoerd, n1. thermo-shock experimenten, lange duur fluïdisatie experimenten , impactproeven met een deeltjeskanon en steenkool verbrandingsexperimenten. Om het SG-105 sorbent te vergelijken met anders sorbentia zijn nog drie andere materialen gebruikt: Shell silica, met 14 gew.% Cao geïmpregneerd Shell silica en gecalcineerd kalksteen...","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","","",""
"uuid:897776c5-c0eb-4a58-b2ad-c20fd410560e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:897776c5-c0eb-4a58-b2ad-c20fd410560e","Stromingsgeïnduceerde kristallisatie van polypropeen in een twee-fasen rekstroming","Verkaart, H.","Posthuma de Boer, A. (mentor); Machiels, A.G.C. (mentor)","1990","In het kader van het afstudeeronderzoek voor Materiaalkundigen aan de TU Delft is getracht in een twee fasen rekstroming, stromingsgeïnduceerde kristallisatie te bewerkstelligen via een coëxtrusieproces. Het doel hiervan was om een kristalliseerbaar polymeer in hoge mate te oriënteren en in deze toestand te laten kristalliseren zodat betere mechanische eigenschappen verkregen konden worden.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","","","",""
"uuid:977931d9-b2fd-47b1-9553-5832d335ab17","http://resolver.tudelft.nl/uuid:977931d9-b2fd-47b1-9553-5832d335ab17","De Wilhelminasluis bij Andel: Een monumentale schutsluis als onderdeel Van de Waalhoogwaterkering","Elsman, R.","Glerum, A. (mentor); Florian, G.J. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor)","1990","In hoofdstuk 2 wordt een samenvatting gegeven van de studie ""Afgedamde Maas afgedamd?"" Om de Wilhelminasluis historisch te kunnen plaatsen en om een beeld te krijgen van zijn oorspronkelijke functie, wordt in hoofdstuk 3 de scheiding van Maas en Waal beschreven. In aanvulling hierop geeft hoofdstuk 4 een beeld van het beleid rond de sluis en de Afsluitdijk. Tevens komt de grondige restauratie hier aan bod. In hoofdstuk 5 wordt een poging gedaan de veiligheidsfilosofie achter het dijkontwerp te doorgronden en deze reeds te betrekken op de eveneens beschreven plaatselijke situatie. In hoofdstuk 6 volgt de daadwerkelijke probleembeschouwing, met als resultaat de doelstelling en randvoorwaarden in hoofdstuk 7. De probleem uitwerking in hoofdstuk 8 laat zien dat de sluis niet als overlaat kan fungeren. Waarna summier aandacht wordt besteed aan enkele mogelijkheden ter verhoging van de sluis. In hoofdstuk 9 volgen nogmaals de conclusies met enkele aanbevelingen.","schutsluis; wilhelminasluis; Maas en Waal; Waalhoogwaterkering","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:822b4261-739e-4187-add2-8e7fd44de734","http://resolver.tudelft.nl/uuid:822b4261-739e-4187-add2-8e7fd44de734","Dynamic analysis of Jack-ups","Kraak, A.W.","Battjes, J.A. (mentor); Dijkman, M.W.J.W. (mentor); Massie, W.W. (mentor)","1990","Jack-up offshore structures have a natural period which lies in the high frequency tail of the spectra of North Sea storm waves. This taxi has Significant energy and the jack-up may experience significant dynamic Data have become available from field measurements of the dynamic behaviour of the Maersk Guardian jack-up rig. These data have been compared to simulations performed with Shell's time domain dynamic analysis program ""DYNAL"". A simplified model of the Maersk Guardian has been developed, and has been used in the simulations under environmental conditions similar to those during the measurements. A comparison has been made between the simulated and the measured deck accelerations and leg forces, by examining spectra and time histories. The results of the simulations were in reasonably good agreement with the measurements. Further research on the damping, the deck to leg connection and the foundation stiffness is desirable.","KSEPL; Jack-ups; offshore; damping; storm waves","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","offshore","",""
"uuid:5ada45dc-ab1b-4ee6-9c08-d230e9c5e98f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:5ada45dc-ab1b-4ee6-9c08-d230e9c5e98f","Simulatie van hydraulisch W.E.N.-systeem","Boersma, H.A.","","1990","In de sectie instrumenten van de vakgroep Meet- en Regeltechniek is een hydraulisch W.E.N.-systeem ontworpen voor lichaamsbekrachtigde handprothesen. Berekeningen aan het ontwerp, dat is gebaseerd op een wrijvingsloos systeem met een incompressibele hydraulische vloeistof, wijzen uit dat een 'fictief rendement' van 5.6 haalbaar moet zijn. De praktijk leert dat dit rendement niet hoger ligt dan 3.5, en met compensatiemechanisme en handschoen niet hoger dan 1.5. Modellering van het systeem kan het beste via een top-down benadering worden aangepakt. Voordat in details wordt getreden wordt dan duidelijk hoe de interactie tussen de grotere eenheden in het systeem plaats vindt. Hydraulische compressibiliteit en wrijving van o-rangafdichtingen worden op modulaire wijze ingebouwd. Dit maakt het mogelijk duidelijk en overzichtelijk aan te geven wat de invloed van de verschillende fenomenen op het rendement is. Als in een blokschema algebraïsche 'loops' voorkomen, leidt dit, bij een rondgaande versterking die groter is dan één, tot simulatietechnische problemen. Eén oplossing hiervoor is het opnemen van een eerste orde systeem in de 'loop'. Het nadeel hiervan is de fase achterstand die wordt gecreëerd. Een andere oplossing wordt gevonden in een methode, waarbij de 'loop' wordt vertaald naar parallelle signaalbanen, waarin geen terugkoppeling meer voorkomt. Voor goede simulaties is programmatuur nodig die goed op het simulatieprobleem aansluit. Met name de wens om zelf simulatieblokken te kunnen definiëren en om willekeurige structuren van blokschema's in te kunnen voeren hebben ertoe geleid het simulatieprogramma HBsim te ontwikkelen. De simulaties van het hydraulisch W.E.N.-systeem leiden tot de volgende conclusies: De invloed van hydraulische compressibiliteit op het rendement is zeer klein ten opzichte van de invloed van wrijving van o-ringafdichtingen. Deze wrijving leidt tot een halvering van het rendement. Van de afdichtingen hebben de afdichtingen in de bedieningseenheid de meeste invloed, gevolgd door de afdichting van de verplaatsingszuiger. De wrijving maakt//noodzakelijk een compensatiemechanismen aan het W.E.N.-systeem toe te voegen om de hand zelfsluitend te maken. Een kleinere snoerindrukking in combinatie met een hogere C voorspankracht en een stijvere constructie leidt bij gelijkblijvende inbouwmaten tot een rendementsverbetering van 2.86 naar 3.82. Een grotere versterkereenheid in combinatie met een stijvere constructie leidt eveneens tot een aanzienlijke rendementsverbetering maar met behoud van de huidige inbouwmaten is deze oplossing echter niet te realiseren. Los van het voorgaande punt leiden de simulaties niet tot een andere dimensionering, in de zin van andere zuigerdiameters en overbrengingsverhoudingen. Wel wordt een duidelijk beeld verkregen van de zwakkere punten van het ontwerp. Drie relatief eenvoudig uit te voeren wijzigingen leiden tot een aardige rendementsverbetering (zie het vierde punt). De grootste boosdoener is en blijft de wrijving van o-ringafdichtingen. Wanneer een aanzienlijke verhoging van het rendement wordt nagestreefd zal voor die afdichtingen een betere oplossing moeten worden gevonden.","WILMER; biomechanical engineering; prothesen; hydraulisch W.E.N. systeem; handprothesen; kunstledematen; hydrauliek; hydraulisch; handprothese","nl","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Biomechanical Engineering","","","",""
"uuid:984f7ba1-dae0-4740-9b7c-5c9ad6a53510","http://resolver.tudelft.nl/uuid:984f7ba1-dae0-4740-9b7c-5c9ad6a53510","Onderzoek naar de mogelijkheden van een bistatische anti-botsing radar","Jacobs, J.J.","","1990","Bij de overslag van containers op de Maasvlakte wil het Rotterdamse bedrijf Europe Combined Terminals (ECT) automatisch gestuurde voertuigen inzetten. Op elk voertuig is een anti-botsing detector gewenst om een eventueel obstakel tijdig te detecteren en te localiseren. Een FM-CW radar met hoge tweedimensionale resolutie in afstand en snelheid lijkt voor deze taak geschikt. Een systeem concept is ontwikkeld om de positie van een doel in twee dimensies te bepalen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van twee vaste nietroterende antennes, bevestigd op het voertuig. Belangrijke aspecten van het onderzoek zijn het FM-CW radar principe, de antennes, het uitgezonden vermogen en de resolutie. Een resultaat van het onderzoek is een ontwerp van het hoogfrequente deel van de anti-botsing radar.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:2b7cf446-7ff2-4853-822e-7dc1431d3998","http://resolver.tudelft.nl/uuid:2b7cf446-7ff2-4853-822e-7dc1431d3998","Blokpolymeren met twee mesogene segmenten en een flexibele spacer: Literatuur scriptie","Schrauwen, R.F.M.","Mijs, W.J. (mentor)","1990","Deze scriptie is bedoeld als voorbereiding op de afstudeeropdracht, die de synthese en analyse inhoudt van blokpolymeren met vloeibaarkristallijne ofwel mesogene segmenten. Er is getracht de verschillende facetten van het onderzoek zo duidelijk mogelijk voor de lezers van deze scriptie op een rijtje te zetten. Allereerst zal wat verteld worden wat vloeibaarkristallijne stoffen zijn en hoe ze ingedeeld kunnen worden. Het tweede hoodstuk houdt zich bezig met fasenovergangen bij vloeibaar-kristallijne ABA- en (AB)n-blokpolymeren. Aan de orde komen enige thermodynamische aspecten en de invloed van de structuur van een verbinding op de ligging van de overgangstemperaturen. Vervolgens zullen in hoofdstuk 3 de verschillende kanten belicht worden van de synthese van ABA-blokpolymeren met mesogene segmenten. Slechts kort wordt ingegaan op de synthese van mesogene groepen, waarna telechelische polymeren (polymeren met functionele eindgroepen) wat langer aan bod zullen komen, omdat deze van groot belang zullen zijn in het afstudeeronderzoek. In het laatste hoofdstuk worden de toe te passen analysemethoden behandeld. Voor de meeste chemici zal dit hoofdstuk een hoop overbodige informatie bevatten. De scriptie wordt afgesloten met een lijst van geraadpleegde literatuur en de bijlagen. Alle figuren waar in de tekst naar verwezen wordt staan in bijlage 1.","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","","","","",""
"uuid:ed48fdac-3651-4a71-afe5-bd8172af5027","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ed48fdac-3651-4a71-afe5-bd8172af5027","Performance analysis of a Direct Sequence Spread-Spectrum Multiple Access communication system in an indoor Rician fading radio channel with Differential Phase Shift Keying","Sewberath Misser, H.","Arnbak, J.C. (mentor); Prasad, R. (mentor); Kegel, A. (mentor)","1990","Multipath measurements of the indoor radio channel at 910 MHz and 1.75 GHz characterize the indoor radio channel by frequency selective, Rician fading [6, 7]. In this report we present a performance analysis of a radio system with a star topology and phase-coded spread-spectrum multiple access with differential phase shift keying and two forms of diversity.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:24135e38-f348-4307-8af9-14b11ff9538d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:24135e38-f348-4307-8af9-14b11ff9538d","Thermische Desorptie Spectroscopie, metingen aan TiC en de opbouw van een nieuw apparaat","Seijbel, L.","Thijsse, B.J. (mentor)","1990","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:f5e6c278-1b5a-481e-a3fb-e8f1a622e898","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f5e6c278-1b5a-481e-a3fb-e8f1a622e898","Warmtetransport bij het MIG-lassen","Senneker, G.","Den Ouden, G. (mentor); Zijp, J.P. (mentor)","1990","","","en","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:fe291ad7-83a6-401b-8821-55bd402384c6","http://resolver.tudelft.nl/uuid:fe291ad7-83a6-401b-8821-55bd402384c6","Synthesis and analysis of liquid crystalline side chain poly(meth)acrylates, containing biphenyl- or biphenylbenzoate mesogens","Goudappel, R.","Tjin A Lim, D. (mentor); Mijs, W.J. (mentor)","1990","In this report the synthesis and characterization of new liquid crystalline side chain polyacrylates, which both showed nematic phases, will be described. To accomplish this two acrylate-monomers were synthesized: * 2-hydroxypropyl-3-(4'-methoxybiphenyl)ether-acrylate (MEB-acrylate) * 2-hydroxypropyl-3-(phenyl-biphenylester)ether-acrylate (EBP-acrylate) Also two other methacrylate-monomers were synthesized: * 2-hydroxypropyl-3-(41-methoxybiphenyl)ether-methacrylate (MEB-methacrylate) * 2-hydroxypropyl-3-biphenylether-methacrylate (EB-methacrylate)...","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","","","","",""
"uuid:ce75a0c7-37da-408a-8aaa-df32ad604ec1","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ce75a0c7-37da-408a-8aaa-df32ad604ec1","Discotische vloeibaar kristallijne moleculen en polymeren: Literatuur scriptie","Fontijn, M.","","1990","De laatste tien jaar is er onderzoek gedaan naar vloeibaar kristallijne discotische monomeren en polymeren. · De mesofase van deze monomeren en polymeren bestaat uit een nematische of een discotische, hexagonale of rechthoekige, fase. De naamgeving van deze fasen wordt echter nog niet universeel gebruikt, wat vaak leidt tot de ontdekking van ""nieuwe"" fasen…","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","","",""
"uuid:e7afe9e1-65ba-486e-ba16-0af84e59c8ee","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e7afe9e1-65ba-486e-ba16-0af84e59c8ee","Exergie analyses van ureum processen","Sprokholt, R.P.A.","de Swaan Arons, J. (mentor); van der Kooi, H. (mentor); Ulꞔay, K. (mentor)","1990","Bij exergie analyses van ureum processen is gebleken dat de verliezen door de chemische reactie niet zo groot zijn. De grootste bijdrage aan de irreversibiliteit van de processen wordt veroorzaakt door de compressoren. De reactie van carbamaat naar ureum kan, indien de reactor op de optimale druk en temperatuur werkt, vrijwel zonder exergieverlies verlopen. Na de compressoren worden de verliezen vooral veroorzaakt door de inefficiëntie van het overdragen van de warmte van het reactiemengsel naar koelwater/stoom en omgekeerd. De exergieanalyses werden bemoeilijkt door het ontbreken van thermodynamische data van de voorkomende stoffen. Voor ureum waren wel gegevens te vinden, maar voor de andere stoffen moest volstaan worden met schattingen. Vooral voor carbamaat, dat in grote hoeveelheden in de proces stromen kan voorkomen, kan dit aanleiding geven tot fouten. De mengeffecten hebben grote invloed op de exergie van een stroom. De aanname dat de stoffen in de vloeistoffase ideaal mengen is vermoedelijk een te eenvoudige voorstelling van zaken. Indien deze effecten echter niet meegenomen zouden zijn, zou de tweede hoofdwet voor een aantal apparaten niet gelden. Een beter model voor de mengeffecten zal de resultaten van de analyses zeker verbeteren.","","; en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","Anorganische en Fysische Chemie","",""
"uuid:b3b0aadb-4168-48d6-afb9-94b955bdb85e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b3b0aadb-4168-48d6-afb9-94b955bdb85e","The search for new working fluids - The use of thermodynamics: Literature thesis","Rientsma, S.R.","de Swaan Arons, J. (mentor); Peters, C.J. (mentor)","1990","This thesis is concerned with the search for new working fluids and working pairs for compression and absorption heat pumps respectively. Especially the role of thermodynamics was evaluated and there was examined if thermodynamics could be an important aid in the pre-screening process for the search for new working media...","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Inorganic and Physical Chemistry","","Applied Thermodynamics and Phase Behavior","",""
"uuid:fa9c0e7c-14ca-402e-8be1-f780e9b2c453","http://resolver.tudelft.nl/uuid:fa9c0e7c-14ca-402e-8be1-f780e9b2c453","Studie naar de drukafhankelijkheid van de viscositeit van gesmolten polymeren met behulp van een spleetviscosimeter","Keijer, P.F.","Posthuma de Boer, A. (mentor)","1990","De viscositeit is een belangrijke parameter bij de beschrijving van het stromingsgedrag van een vloeistof. Uit de literatuur blijkt dat de druk een niet te verwaarlozen invloed op de viscositeit kan hebben. In dit verslag zijn de resultaten opgenomen van een vervolgonderzoek naar de drukafhankelijkheid van de viscositeit van de materialen polystyreen en polyetheen. Net als in het eerdere onderzoek [1] werd gebruik gemaakt van een door een extruder gevoede spleetviscosimeter. Hiermee kan het drukverloop in de spleet met vier drukopnemers geregistreerd worden. De viscositeit kan dan berekend worden aan de hand van de afschuifsnelheid van de smelt in de spleet en de helling van de drukvalkromme, die een maat is voor de afschuifspanning op de vloeistof. Uit de resultaten blijkt dat polyetheen een beduidend ander drukafhankelijkheidsgedrag vertoont dan polystyreen. De viscositeit van polystyreen blijft bij drukverhoging toenemen, de viscositeit van polyetheen lijkt bij drukverhoging naar een constante eindwaarde te gaan. Beide verschijnselen zijn afhankelijk van afschuifsnelheid en de temperatuur. Het toerental van de extruder blijkt bij polystyreen geen invloed te hebben op de viscositeit. Het gebruik van een afknijpmechanisme om de druk in de spleet te verhogen gaf inconsistentie in de resultaten. Vooral bij polyetheen traden deze problemen op. Enkele foutenbronnen die hiervan de oorzaak kunnen zijn worden besproken. Met name de bepaling van de helling van de drukval is een bewerking die behoorlijke fouten kan introduceren.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","","","",""
"uuid:6ad22ff6-80f7-4aa6-909f-f1e438527be1","http://resolver.tudelft.nl/uuid:6ad22ff6-80f7-4aa6-909f-f1e438527be1","De uitbreiding van de haven van New Mangelore (India): Ontwerp van een masterplan voor 2000","Groenewold, F.J.","Velsink, H. (mentor)","1990","Het goederenverkeer door de haven van New Mangelore is de laatste jaren fors toegenomen. Als resultaat daarvan moest de maximum capaciteit voor overslag van stukgoed en droge bulk al volledig worden aangewend. Een verkeersprognose voorziet voor het einde van de eeuw nog eens forse toename van het verkeer door de haven, waaronder containers en voor de haven nieuwe goederensoorten als kolen en ruwe olie. Echter, met de huidige overslagfaciliteiten zal NMP niet in staat zijn om het toekomstige goederenverkeer te kunnen verwerken. De haven moet dus worden uitgebreid. Het doel van dit onderzoek is, om te bepalen met welke havenfaciliteiten de haven moet worden uitgebreid om het toekomstige verkeer te kunnen verwerken. Hieruit zal een plan worden ontworpen voor een nieuwe havenindeling, waarbij vooral economische overwegingen van grote invloed zijn.","bulk; havenuitbreiding; Mangelore; goederenverkeer; havenfaciliteiten","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:be90335a-6967-4905-a5df-5207ed7a3e06","http://resolver.tudelft.nl/uuid:be90335a-6967-4905-a5df-5207ed7a3e06","Radar Target Characterization by Polarimetric Decomposition","Smit, B.J.","Ligthart, L.P. (mentor); van Sinttruyen, J.S. (mentor); Niemeijer, R.J. (mentor)","1990","In this thesis an overview is made of existing methods of decomposing a radar target into a number of parts. From literature methods are taken to decompose into time dependent- and time independent parts. A new method is explored to decompose into a number of simple scatterers. All methods are applied to measurements from literature, and from DARR.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:860a619d-bf8f-4079-a394-e8f67926152a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:860a619d-bf8f-4079-a394-e8f67926152a","Diffusielassen van Si3N4 aan austenitisch roestvast staal met behulp van Ni, Fe of Invar als tussenlaagmateriaal.","Van Thoor, C.M.E.","Den Ouden, G. (mentor); Stoop, B.T.J. (mentor)","1990","In dit onderzoek zijn de mogelijkheden onderzocht van het diffusielassen van HPSN (Hot Pressed SigNJ aan austenitisch roestvast staal, AISI 316, met Ni, Fe of invar als tussenlaagmateriaal in een vacuüm omgeving. De toegepaste mechanische druk is 5MPa. De invloed van de lastemperatuur en de lastijd op de verbindingssterkte is onderzocht. Ook zijn een aantal experimenten uitgevoerd om de invloed van de tussenlaagdikte, met invar als tussenlaagmateriaal, op de verbindingssterkte te bepalen. Uit het onderzoek komt naar voren dat zowel met Ni, Fe als invar als tussenlaagmateriaal HPSN aan RVS verbonden kan worden. De verbindingen met invar geven de hoogste verbindingssterktes, gevolgd door de verbindingen bij Ni. De laagste verbindingssterktes worden verkregen met de verbindingen met Fe. De verkregen verbindingssterktes zijn allen hoger dan de verbindingssterktes verkregen bij het direct verbinden van HPSN aan RVS. Tijdens het diffusielassen spelen een aantal processen een rol: de ontledingsreaktie van HPSN in vrij Si en stokstof, de diffusie van het Si in het tussenlaagmateriaal en de diffusie van de componenten van het tussenlaagmateriaal naar het HPSN. Door deze processen ontstaat aan het oorspronkelijke HPSN-tussenlaag grensvlak een reaktielaag. De reaktielaag neemt toe met een hogere lastemperatuur en met een langere lastijd. De reaktielaag is poreus, de poriën ontstaan ten gevolge van het verschil in diffusiesnelheid tussen de verschillende componenten. De mate van porositeit is het hoogst bij Fe als tussenlaag. Bij invar is er sprake van een geringe porositeit. Si-diffusie leidt tot een vaste stof oplossing in het tussenlaagmateriaal. Van het Si-diffusieproces in de verschillende tussenlagen zijn de diffusiecoëfficiënten bepaald bij verschillende lastemperaturen. Ook de aktiveringsenergieën van het totale diffusieproces bij de verschillende tussenlagen zijn bepaald. De aanwezigheid van een poreuze reaktielaag tussen het HPSN en de tussenlaag verhoogt de verbindingssterkte omdat de poreuze reaktielaag in staat is de aanwezige spanningen tijdens de afkoeling op te vangen. Toch wordt de uiteindelijke verbindingssterkte bepaald door de mate van porositeit in de reaktielaag. Alle verbindingen bezwijken tenminste gedeeltelijk in de poreuze laag. Met Fe als tussenlaagmateriaal wordt een relatief lage verbindingssterkte gevonden (hoge porositeit), invar geeft een hoge verbindingssterkte (lage porositeit). Een toename van de tussenlaagdikte van invar geeft een toename in de verbindingssterkte. Een dikkere tussenlaag is beter in staat de aanwezige spanningen tussen HPSN en RVS tijdens de afkoeling op te vangen.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technische Materiaalwetenschappen","","Welding Technology and Non-destructive Testing","",""
"uuid:95ab544a-ab8c-4e92-957f-cef8e0b36215","http://resolver.tudelft.nl/uuid:95ab544a-ab8c-4e92-957f-cef8e0b36215","Phase Separation in the system Low Density Polyethylene + Ethylene","Kenter, O.C.H.","de Loos, W. (mentor); de Swaan Arons, J. (mentor)","1990","For the further development of the high pressure polymerization process of ethylene a thorough knowledge of the phase behaviour of polyethylene + ethylene is necessary. Accurate prediction of phase separation under process conditions is important for both design and operation of reactor and separation units. Phase separation is influenced by many parameters, like the molecular weight distribution and branching of the polymer. An important empirical parameter for the polymer processing industry is the melt flow index. This melt flow index is an indication for the viscous behaviour of the molten polyethylene and the molecular weight. In this work three low density polyethylene samples (LDPE 150, 300 & 980) with different melt flow index have been studied. Both cloud point measurements with ethylene and PVT measurements were carried out...","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Applied Thermodynamics","","Inorganic and Physical Chemistry","",""
"uuid:d26650a0-df8b-4144-a318-990a366f9fce","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d26650a0-df8b-4144-a318-990a366f9fce","De invloed van additieven op de filmvorming van water-afdunbare acrylaatdispersies","den Besten, P.","Koel, R. (mentor); Hinke, J. (mentor); van Bennekom, G. (mentor); van Tent, A. (mentor)","1990","In dit afstudeeronderzoek is getracht de invloed van coalescing agents en transparant ijzeroxyde pigment op de filmvorming van transparante latices te bepalen. Onder filmvorming wordt verstaan het afnemen van het aantal grenslagen tussen de onderlinge polymeerdeeltjes…","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","",""
"uuid:07c07280-1315-45e6-9c2d-714d2f5bd864","http://resolver.tudelft.nl/uuid:07c07280-1315-45e6-9c2d-714d2f5bd864","Veiligheidsstudie: Onderdeel van de kwaliteitszorg","De Roos, R.G.","Velsink, H. (mentor); Goossens, L.H.J. (mentor); Groenveld, R. (mentor)","1990","Bij de opslag en overslag van gevaarlijke stoffen in een haven moet bij het doorlopen van alle ontwerp en lokatiekeuzeaspecten speciale aandacht worden besteed aan de veiligheidsaspecten. Bij gevaarlijke stoffen wordt gedacht aan stoffen die giftig, brandbaar pf explosief zijn als ze in een bepaalde concentratie in de lucht aanwezig zijn. Om uiteindelijk tot een aanvaardbaar risiconiveau voor een bepaald systeem te kunnen komen, worden de volgende fasen in de achtereenvolgende hoofdstuken doorlopen. In hoofdstuk 2 moet het beschouwde systeem in een model gezet worden. Hierbij moet de omgeving, het klimaat en de geotechnische gegevens uitgezocht worden. De mate van gedetailleerdheid van deze beschrijving wordt hoofdzakelijk bepaald door de project-fase waarin de veiligheidsstudie wordt opgestart. In hoofdstuk 3 wordt getracht door middel van brainstormtechnieken zicht te krijgen op alle mogelijke ongewenste begin- gebeurtenissen, (het bezwijken van een component, een menselijke fout, brand etc.) die de goede werking van het systeem zouden kunnen beïnvloeden. In deze fase wordt ook onderzocht wat de mogelijke reacties van het systeem op elke ongewenste begin- gebeurtenis kan zijn. Eén van de instrumenten hiervoor is de gebeurtenissenboom , die op logische wijze het verband vastlegt tussen één begingebeurtenis en alle mogelijke daarop volgende reacties van het systeem. In hoofdstuk 4 wordt bestudeerd op welke wijzen een ongewenste reactie van het systeem tot stand kan komen. Een manier om tot een ongewenste gebeurtenis te komen is de faal- oftewel fouten-boom. De sub-systemen moeten verder gespecificeerd worden. En nu moet ook uitgezocht worden wat de karakteristieke grootheden en de eigenschappen van de stof zijn om zo zicht te krijgen op de mogelijke fysische effecten. In hoofdstuk 5 volgt de bepaling van de grootte van de daaruit voortvloeiende fysische effecten. Er wordt onder andere gekeken naar warmte-uitstraling door brand, een schokgolf door een chemische of fysische explosie en de concentratie verdeling in de gedispergeerde damp- of gaswolken. Daarna moet de schade vastgesteld worden die daardoor kan worden veroorzaakt. In hoofdstuk 6 van de veiligheidsstudie wordt de kans op de ongewenste topgebeurtenis berekend. Deze kans is opgebouwd uit: - de kans op falen van de mens en/of apparatuur (faalkans) - de kans dat dit falen leidt tot het optreden van de betreffende fysische effecten (ontwikkelingskans) - de kans op blootstelling aan deze effecten (trefkans) Dit kan met behulp van een berekening en/of puttend uit databanken waarin empirische gegevens over de faalfrequenties van allerlei componenten zijn opgeslagen.Daarna wordt volgens de conventies van de waarschijnlijkheidsleer de kans op falen van het gehele systeem vastgesteld. Tot slot zal er een risico-evaluatie plaatsvinden waarin getracht zal worden om een beeld te krijgen van de problemen die zich hier voordoen.","gevaarlijkse stoffen; Ennore; India; haven; veiligheidsaspecten; veiligheidsstudie","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:db1809d7-6427-4ae9-9b04-4118f83723d0","http://resolver.tudelft.nl/uuid:db1809d7-6427-4ae9-9b04-4118f83723d0","De interactie tussen beheer en ontwerp van de Stormvloedkering in de Nieuwe Waterweg","Van Zwol, J.H.","Glerum, A. (mentor)","1990","Teneinde de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden te beveiligen tegen stormvloeden vanuit zee zijn in het kader van de Deltawet de zeegaten tussen de Nieuwe Waterweg en de Westerschelde afgesloten. In dezelfde wet is bepaald dat de Nieuwe Waterweg en de Westerschelde open moeten blijven met het oog op de bereikbaarheid van de havens van Rotterdam en Antwerpen voor de zeevaart. Dit betekent dat de dijken langs beide rivieren en de daarmee in open verbinding staande wateren moeten worden versterkt om de vereiste veiligheid te bereiken. In het benedenrivierengebied, dat in verbinding staat met de Nieuwe Waterweg, leverde het vigerende dijkversterkingsprogramma met name in stedelijke gebieden steeds grotere problemen op. Een alternatief voor het huidige dijkversterkingsprogramma zou een stormvloedkering in de Nieuwe Waterweg (SVKW) kunnen zijn. Een overzicht van het benedenrivierengebied is weergegeven in figuur 1.","Stormvloedkering; Nieuwe Waterweg","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:484d6b9b-bd2e-4726-a36b-3dabf5aa8491","http://resolver.tudelft.nl/uuid:484d6b9b-bd2e-4726-a36b-3dabf5aa8491","Ertsoverslag in Mormugao Port","Schermer, J.E.","Groenveld, R. (mentor); Bouwmeester, J. (mentor); Velsink, H. (mentor)","1990","Jaarlijks wordt vanuit Mormugao Port 13 miljoen ton ijzererts geëxporteerd. Er zijn 3 overslagplaatsen, Er bevinden zich 2 kaden in de haven, die onafhankelijk van elkaar opereren. Aan kade nr.6 wordt jaarlijks 1 miljoen ton erts overgeslagen. Aan kade nr.9 is dit 8 miljoen ton. Gp het opslagterrein behorende bij kade nr.9 staan 3 stackers en 2 reclaimers. De 2 reclaimers hebben elk een gemiddelde effectieve capaciteit van 1000 ton/uur. De gemiddelde laadcapaciteit aan kade nr. 9 is ongeveer 2000 ton/uur. In 1995 zal de overslag aan kade nr. 6 worden gestopt en zal het opslagterrein van kade nr.6 word en toegevoegd aan die van kade nr.9. De diepte van de toegangsgeul van de haven is C.D. -13.7 m. Dit heeft tot gevolg dat schepen groter dan 75.000 DWT niet volledig aan de kade kunnen worden geladen. Dit is de reden dat er op zee een derde plaats van overslag is gecreëerd. Deze overslag vindt plaats met 3 transfervessels (TV's). Per ertscarrier kunnen er 2 TV's vastmaken. De gemiddelde effectieve capaciteit per TV is 300 ton/uur. De gemiddelde turnaroundtime van de ertscarriers in de huidige situatie is 134 uur. Het erts wordt stroom opwaarts van de rivier gewonnen en wordt met bakken met eigen voortstuwing en een gemiddelde inhoud van 650 ton direct naar de haven of naar de TV's getransporteerd. In de moesson periode, de maanden juni t/m september, vindt er geen ertsoverslag plaats. Gedurende de moesson is de aanzanding in het kanaal groot. Elk jaar na de moesson wordt het kanaal weer op diepte gebaggerd. In het jaar 2000 wordt een jaarlijkse doorvoer van 16 miljoen ton verwacht. De haven is ontworpen voor een doorvoer van 14 miljoen ton erts per jaar en is niet geschikt voor een doorvoer van 16 miljoen ton per jaar. De capaciteit van de TV's is te verhogen van 300 ton/uur naar maximaal 350 ton/uur. In de haven kan de laadcapaciteit wel worden verhoogd. De overslagcapaciteit in de haven is enkele malen groter dan die op zee. De diepte van het kanaal bepaalt het percentage erts dat in de haven kan worden overgeslagen. In de nieuwe situatie zal er meer erts in de haven worden overgeslagen De laad capaciteit in de haven zal verhoogd moeten worden. Voor het lossen van de bakken is wel voldoende overslagcapaciteit aanwezig na een revisie van het equipement. De capaciteit van het opslagterrein zal vergroot moeten worden met 400.000 ton naar 1.400.000 ton. Het percentage kleine ertscarriers in de vlootverdeling van Mormugao Port is groter dan die van de wereldvlootverdeling. Voor het onderzoek is een uitgangsvlootverdeling opgesteld waarin wordt aangenomen. M.b.v. het simulatie programma BULKSIM is van de verschillende alternatieven de turnaroundtime van de ertscarriers bepaald. Ook zijn de scheepskosten per jaar met het programma berekend. Voor alternatief 1 en 2 is de gemiddelde turnaroundtime 83 uur en die van alternatief 3 is 68 uur.","Ore terminal; Bulksim; India; Transshipment; Dry bulk cargo","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:ba9f4f2b-1403-4d33-9881-fa771201d427","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ba9f4f2b-1403-4d33-9881-fa771201d427","Een onderzoek naar de periodiciteit in kuberingsreeksen","Boschloo, E.R.","d' Angremond, K. (mentor)","1990","Van de raaien 30.25 tlm 46.00 van de Noordhollandse kust zijn de totaalkuberingen berekend. De tijdreeksen van deze kuberingen geven over het algemeen een fluctuerend beeld te zien, als gevolg van de afwisselend jaarlijkse aanzanding en erosie. Om een netto gedrag vast te stellen kan gebruik worden gemaakt van een linearisering, waaruit de (lineaire) trend in de sedimentatie -positief of negatiefvolgt. Deze benadering geeft de gemiddelde jaarlijkse erosie of aanzanding weer, maar geeft geen goed beeld van de genoemde fluctuaties. Door bovenop de lineaire trend een sinusfunctie mee te 'fitten' kunnen deze slingeringen ook worden beschreven. De kuberingsreeks wordt dan beschreven met de functie: benadering(t)= ao + trend . t + amplitude . sin( w.t + fase) , waarin de verschillende variabelen zijn geoptimaliseerd. Het blijkt dat de afzonderlijke raaien inderdaad beter worden benaderd door bovenstaande functie, dan door de lineaire trend alleen. Er valt echter te verwachten dat de variabelen voor naast elkaar gelegen raaien weinig zullen afwijken. Met andere woorden, dat de trend, amplitude en fase een geleidelijk verloop zullen vertonen. Deze verlopen zijn getracht vast te stellen en opgelegd in de regressie. Met name voor de amplitude leverde dit een grove benadering van de meest ideale situatie op. Hierdoor bleek de totale fout over het kustvak, gemaakt bij de sinusvormige benadering, dusdanig toe te nemen, dat over het gehele kustvak -met de aangenomen verlopen van de variabelen- de lineaire benadering beter is dan een sinusvormige benadering.","JARKUS; aanzanding; sedimentatie; erosie; kuberingsreeks; raaien","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:0ba3a119-fcdc-417c-ad44-7eb9ea3c1d65","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0ba3a119-fcdc-417c-ad44-7eb9ea3c1d65","De bepaling van moleculaire orientaties met behulp van infraroodreflectiemetingen","Bukman, F.","Posthuma de Boer, A. (mentor); Jansen, K.M.B. (mentor)","1990","In dit onderzoek is gekeken naar de mogelijkheid om met behulp van infraroodreflectiemetingen de moleculaire oriëntatie aan polymeeroppervlakken te bepalen. Hiertoe werden polymeren verstrekt uit de koude toestand, vanuit warme toestand en vanuit de smelt. De laatste methode bleek de beste materialen op te leveren. De uniformiteit in oriëntatie over de breedte van het verstrekte materiaal werd nagegaan met behulp van dubbelbreking. De onderzochte materialen zijn hoge dichtheid polyetheen (HDPE), polypropeen en polystyreen. De bepalingen van infrarooddichroisme door middel van transmissie- en reflectiemetingen zijn kwalitatief goed vergelijkbaar. Kwantitatief is er nog geen conclusie aan te verbinden omdat de orientatieverdeling over de dikte van de monsters waaraan gemeten is, niet bekend is. De reflectiemetingen zijn goed uit te voeren in een DRIFT accessoire. Er hoeft niet met een polarisator gewerkt te warden. De polarisatie die aan het polymeeroppervlak optreedt, is voldoende.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","","","","",""
"uuid:35cd066f-312a-4e8b-bed8-e19abb117489","http://resolver.tudelft.nl/uuid:35cd066f-312a-4e8b-bed8-e19abb117489","De synthese en karakterisering van core-shell waterafdunbare dispersies","van Woerkens, P.H.","van Rossum, C. (mentor); van Tent, B. (mentor); van Batenburg, W. (mentor)","1990","Het doel van dit onderzoek was de synthese van core-shell waterafdunbare dispersies (latices) en de karakterisering daarvan m.b.v. UV/VIS spectrofotometrie. Voor de karakterisering moest de deeltjesgrootteverdeling smal zijn. Bij deze latices bestaan de kernen van de deeltjes uit een ander polymeer dan de schil. Bij dit onderzoek werd als core polystyreen genomen en als shell een polyacrylaat zoals butyl acrylaat, butyl methacrylaat en ethyl acrylaat. De syntheses werden voornamelijk uitgevoerd volgens de kiem emulsiepolymerisatie. Een andere methode was de shot-growth emulsiepolymerisatie. Het is gelukt om core-shell latices te bereiden, die voldoen aan de eisen om er lichtverstrooi ïngsmetingen (UV/VIS) op uit te voeren. Butyl methacrylaat bleek hierbij het beste monomeer te zijn voor de vorming van de schil. M.b.v. de lichtverstrooïngsmetingen kon de structuur van de gecoalesceerde core-shell latexfilms beschreven worden. Uit deze structuur kon geconcludeerd worden, dat de bereide deeltjes een coreshell structuur hebben. Andere technieken die gebruikt werden om deze deeltjes te onderzoeken waren: zeeptitraties, electronen microscopie, MFT (minimale filmvormingstemperatuur) bepalingen en Tg bepalingen m.b.v. DSC. Deze metingen gaven ook aan dat de deeltjes coreshell's waren. De MET bleek echter hoger te zijn dan werd verwacht.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","",""
"uuid:e10d7a49-e5ca-40d7-9aab-a5debbdeb6f2","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e10d7a49-e5ca-40d7-9aab-a5debbdeb6f2","De vorming en stabiliteit van L.C.P. vezels in een thermoplastische matrix","Willems, Casper","Posthuma de Boer, A. (mentor); Verhoogt, H. (mentor)","1990","Bij dit onderzoek is geprobeerd meer duidelijkheid te krijgen omtrent de stabiliteit van L.C.P. vezels die kunnen ontstaan tijdens verwerking van L. C. P. /thermoplast mengsels. Daarnaast is onderzocht hoe de morfologie van deze mengsels tijdens extrusie ontstaat. Hierbij is vooral de rol van afschuiving bekeken. Er is gewerkt met Vectra A900 -een thermotroop L.C.P.- en SEBS Kraton G-1650 -een thermoplastische rubber-.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technologie van Macromolekulaire Stoffen","","","",""
"uuid:6c360049-e34d-4feb-ad83-e0e8636d0880","http://resolver.tudelft.nl/uuid:6c360049-e34d-4feb-ad83-e0e8636d0880","On the morphology of rivers on volcano slopes","Sloff, C.J.","De Vries, M. (mentor); Mosselman, E. (mentor); Stelling, G.S. (mentor)","1990","The rivers on the slopes of the Kelud volcano in Indonesia are marked by steep slopes and fine sediment. Therefore often supercritical flow and large sediment transports occur. In this exploratory study a mathematical model has been developed for this type of rivers. The properties of this model are examined with an analysis of the characteristics and with numerical computations. The results show rapid bed variations propagating upstream, which agrees with observations in the rivers on the Kelud volcano.","mountain river; river morphology; volcano; sediment transport","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:10e6d56a-c21e-4d1b-a7ea-64927c656119","http://resolver.tudelft.nl/uuid:10e6d56a-c21e-4d1b-a7ea-64927c656119","Een nieuwe haveninfrastructuur voor Curaçao","Caldera, G.R.","Velsink, H. (mentor); Koekebakker, P. (mentor); Klaver, C. (mentor)","1990","Dit onderzoek betreft een nadere analyse van de mogelijkheden, die de havens van Curaçao bieden voor een ontwikkeling op korte en lange termijn. Doel van dit onderzoek is om: - de mogelijkheden van de haven beter te benutten. - de bedrijvigheid in de havens t.a.v. ruimtegebruik in goede banen te leiden. - de overheid en het havenbedrijf inzicht te verschaffen in de problematiek van de capaciteit in de havens. - de uitbreidingsmogelijkheden te onderzoeken.","haven; Curaçao","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:b309a407-8dfe-403d-994c-bdc3169a69d8","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b309a407-8dfe-403d-994c-bdc3169a69d8","Fluid phase behavior of binary mixtures of chlorodifluoromethane and ditridecyl adipate for refrigeration purposes","Rientsma, S.R.","de Swaan Arons, J. (mentor); Peters, C.J. (mentor)","1990","This paper reports on the investigation of the fluid phase behavior of refrigerant-lubricating oil mixtures used in vapor compression refrigerating systems. Knowledge of the phase behavior of these mixtures is important, regarding the uncertainties in the vapor compression cycle of the behavior of refrigerant-oil mixtures related to the heat transfer and the oil return…","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Inorganic and Physical Chemistry","","Chemical Technology and Materials Science","",""
"uuid:02c6c7b9-7f2b-4e34-a795-08937b9c1cd5","http://resolver.tudelft.nl/uuid:02c6c7b9-7f2b-4e34-a795-08937b9c1cd5","Zeewaartse kustverdediging Texel","Van der Laan, A.K.J.","d' Angremond, K. (mentor); De Graaff, J. (mentor); Pluijm, M. (mentor)","1990","In de discussienota 'Kustverdediging na 1990', gepresenteerd in mei 1989, somt Rijkswaterstaat vier mogelijkheden op om het hoofd te bieden aan de verdere afkalving van strand en duin. Deze vier alternatieven zijn: terugtrekken, selectief handhaven, de kustlijn handhaven zoals die er op dit ogenblik bij ligt en het aanvullende alternatief ""zeewaarts"". Dit laatste alternatief wordt in dit verslag uitgewerkt voor het kustvak Eierland op Texel. Als eerste wordt een beschrijving van het kustsysteem gegeven, welke is onderverdeeld in de volgende drie hoofdsystemen: De gesloten Hollandse kust, Waddeneilanden en Waddenzee en Zeeuwse en Zuidhollandse eilanden en Delta. Hieruit blijkt dat de gehele Nederlandse kust achteruit gaat en dat de problematiek op Texel niet uniek is. Nadere bestudering van bet Waddengebied toont aan dat met de afsluiting van de Zuiderzee een herverdeling van sediment in de Waddenzee is opgetreden en dat dit proces zich nog steeds aan het voltrekken is. Hieruit zou een van de hoofdoorzaken van de erosie op Texel verklaard kunnen worden. Vooral de laatste jaren baart de kustacbteruitgang op Texel zorgen. Tot de eerste suppletie in 1979 was deze achteruitgang vrij constant (7 m / jaar). Om verdere kustachteruitgang tegen te gaan zijn in de loop der jaren verschillende mogelijkheden onderzocht en uitgevoerd: aanleg van de Bolwerken Robbengat en Eierland, aanleg stroomgeleidende hoofden, aanleg kunstmatig zeewierveld en twee suppleties (1979 en 1984). Na de suppleties zijn grotere verliezen opgetreden dan voor de suppleties.","afkalving; kustverdediging; zeewaarts; Texel; sediment; erosie; suppletie","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:51683902-5b8d-46ea-8244-eff7bf9ffdf4","http://resolver.tudelft.nl/uuid:51683902-5b8d-46ea-8244-eff7bf9ffdf4","Copolymerisatie van kooldioxide en mesogene epoxiden tot vloeibaar-kristallijne polycarbonaten","Jansen, J.C.","Addink, R. (mentor); Mijs, W.J. (mentor)","1990","Het doel van het onderzoek was het synthetiseren en karakteriseren van nieuwe vloeibaar-kristallijne polycarbonaten door copolymerisatie van kooldioxide en mesogene epoxiden. Het gestelde doel is in zoverre bereikt dat de polymerisatiereactie is gelukt en dat inderdaad vloeibaar-kristallijne produkten zijn verkregen, maar een minpunt was dat de meeste polymeren slechts een zeer laag molgewicht hadden. De polymerisatie is uitgevoerd in een verwarmde autoclaaf bij een kooldioxide-druk van 60 tot 130 atmosfeer. Als katalysator voor de reactie werden organometaalverbindingen op basis van diethylzink en resorcinol of op basis van diethylzink en pyrogallol gebruikt. De minimaal benodigde reactietemperatuur voor een redelijke conversie van de epoxiden was 50 a 100‘C. Analyse van de Produkten werd uitgevoerd met behulp van Fourier Transform IR, 1H NMR, DSC, GPC en temperatuur- afhankelijke polarisatiemicroscopie…","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","","","",""
"uuid:dabb48e1-1ce6-4796-9da3-dc0102fe85d3","http://resolver.tudelft.nl/uuid:dabb48e1-1ce6-4796-9da3-dc0102fe85d3","A simulation of mobile slotted-aloha networks with correlated shadow attenuation during retransmission","de Vos, A.","Arnbak, J.C. (mentor); Linnartz, J.P.M.G. (mentor)","1990","The performance of a slotted-ALOHA network is investigated for correlated shadow attenuation during retransmission by means of software simulation. If terminals are stationary rather than mobile, the path attenuation during each transmission of a terminal is identical. The major part of all retransmissions is thus received with relatively weak power. This effect is shown to degrade the network performance significantly.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:c8606207-9229-4f71-a11c-4ee0e84b73ed","http://resolver.tudelft.nl/uuid:c8606207-9229-4f71-a11c-4ee0e84b73ed","Synthese en analyse van enige nieuwe blokpolymeren, bestaande uit 2 mesogene groepen en een flexibele spacer","Schrauwen, R.F.M.","Mijs, W.J. (mentor); Addink, R. (mentor)","1990","In het afstudeeronderzoek werden een aantal reacties uitgevoerd tussen di- of triaminen en mesogene groepen met een epoxidefunctie om nieuwe verbindingen te synthetiseren en deze te onderzoeken op vloeibaarkristallijne eigenschappen.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","","","",""
"uuid:4849e866-5f8c-4956-8cd2-12595e4c793e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:4849e866-5f8c-4956-8cd2-12595e4c793e","LDA- en vermogensmetingen aan geprofileerde roerders in een geleidebuisopstelling","Stronkhorst, A.J.","Bakker, A. (mentor)","1990","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:0966eca9-97b5-48ae-b241-54f9f2ab75cf","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0966eca9-97b5-48ae-b241-54f9f2ab75cf","Spanningsverloop in dunne amorfe Mo/Si-multilagen tijdens een gloeibehandeling onder de glastemperatuur","Van Snek, R.","Loopstra, O.B. (mentor); De Keyser, Th.H. (mentor); Mittemeijer, E.J. (mentor)","1990","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","Fysische en Chemische Metaalkunde","",""
"uuid:7e829d19-208c-4a63-86da-8e1696d66463","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7e829d19-208c-4a63-86da-8e1696d66463","Synthese van vloeibaar kristallijne zijketen polyethers","Fontijn, M.","Mijs, W.J. (mentor); Addink, R. (mentor)","1990","In het afstudeeronderzoek zijn met twee soorten katalysatoren (coördinatie initiatoren en kationische initiatoren) vier epoxiden gepolymeriseerd: - (4-(2,3-epoxypropyloxy)-4'-fenylbenzeen (FF), - 4-(2,3-epoxypropyloxy)-4’-methoxy-bifenyl (MEB), - (4-bifenylyl)-4-(2,3-epoxypropyloxy)-benzoaat (BEB) en - (4-methoxyfenyl)-4-(2,3-epoxypropyloxy)-benzoaat (MFEB))…","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","","","",""
"uuid:62cf0d84-28e6-4e59-991c-8f354054dbf9","http://resolver.tudelft.nl/uuid:62cf0d84-28e6-4e59-991c-8f354054dbf9","The rheological behaviour of partially solidified AlSi7Mg0.3 alloy and AlSi7Mg0.3/SiC composite","den Bakker, A.J.","Kool, W.H. (mentor)","1990","In this research the influence of stirring speed and fraction solid on the rheological behaviour of partially solidified AlSi7Mg0.3 alloy and AlSi7Mg0.3/SiC composite is investigated with the aid of a viscosimeter. Former studies have shown that these materials exhibit pseudoplastic flow behaviour. Additionally, these materials show time dependent rheological behaviour, i.e. the materials are thixotropic…","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Metallurgy and Solidification Technology","","Laboratory of Metallurgy","",""
"uuid:49314710-5e83-4e08-8e33-cac868ee7e1b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:49314710-5e83-4e08-8e33-cac868ee7e1b","Elektromechanisch gedrag van nitrilrubber: Een onderzoek naar de herkomst van elektrostrictie in rubbers","Bos, M.","Posthuma de Boer, A. (mentor)","1990","Materialen die elektromechanisch gedrag vertonen kunnen elektrische en mechanische energie in elkaar omzetten. Het verschijnsel dat een elektrisch veld een mechanische deformatie veroorzaakt wordt elektrostrictie genoemd. Elektrostrictie wordt veroorzaakt door Coulomb-aantrekking tussen gepolariseerde ladingen. In rubbers met een polaire zijgroep is recent een zeer groot elektrostrictie-effect gevonden door Binnendijk [ 27 ] en Van der Ven [ 30 ]. Zij vinden rekken tot tienden procent in middelmatig sterke velden. De elektrostrictie in nitrilrubber is in een statisch elektrisch veld onderzocht. Met een verplaatsingsopnemer is de rek ten gevolge van het veld bepaald. Er zijn experimenten uitgevoerd om het effect op verschillende tijdschalen en temperaturen te onderzoeken. Speciale aandacht is besteed aan het elektrode materiaal. De elektromechanische eigenschappen zijn gekoppeld aan de structuur, de elektrische ( diëlektrische constanten ) en de mechanische (elasticiteit en viscositeit) eigenschappen van het materiaal en de geometrie van het proefstuk. Er is gevonden dat de optredende elektrostrictie evenredig is met het kwadraat van de veldsterkte en dat het een hystereselus vertoont in semi-statische velden. Het effect is opgebouwd uit twee delen. Het eerste is klein en momentaan, het tweede is traag en sterk afhankelijk van de historie van het proefstuk. Er is gevonden det effect groter en sneller wordt bij hogere temperatuur. Door de combinatie van een warmtebehandeling en een elektrisch veld ( polen ) wordt het materiaal schoongeveegd. Er wordt gevonden dat de geleiding en het elektrostrictie-effect afnemen door het polen. Deze afname is definitief. Geconcludeerd is dat het eerste, kleine effect wordt veroorzaakt door moleculaire polarisatie en polarisatie van de nitrildipolen, het tweede door polarisatie van vrije ladingdragers aan grensvlakken ( Maxwell-Wagner effecten ) of door opbouw van ruimteladingswolken. De structuur bestaat uit een matrix van rubber met kristalletjes, waarschijnlijk is dit acrylonitril. De ruimteladingspolarisatie en de glasovergang van de acrylonitrilfase zijn gekoppeld. Mogelijk zijn de ruimteladingen in de glasfase ingevroren en komen vrij bij de glasovergangstemperatuur. Bij hogere temperatuur verdwijnt het elektrostrictie- effect door ruimteladingspolarisatie, waarschijnlijk doordat de elektroden de ladingen doorlaten of absorberen.","","","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","",""
"uuid:01879217-3f86-4668-ac5e-dd835ba0e8a4","http://resolver.tudelft.nl/uuid:01879217-3f86-4668-ac5e-dd835ba0e8a4","Asynchrone bemonstering van pseudo noise codes in satellietnavigatie systemen","Olij, E.W.","Van Willigen, D. (mentor); Coenen, A.J.R.M. (mentor)","1990","Dit verslag bevat een onderzoek naar de invloed van asynchrone bemonstering op de specifieke correlatieeigenschappen van Pseudo Random Noise codes. Eén ongefilterde code wordt in een ruisvrije omgeving asynchroon bemonsterd op een zodanige manier dat per codereeks het aantal monsters slechts de codelengte plus één is. Dit wordt gedaan onder andere om de code geschikt te maken voor snelle correlatie berekeningen, bijvoorbeeld met behulp van een ’Digital Signal Processor’. Na een inleiding over satellietnavigatiesystemen wordt uiteengezet hoe de code bemonsterd wordt. Daarna wordt een onderzoek gedaan naar de maximale waarde van de hierdoor ontstane extra nevenpieken bij lineaire maximum lengte reeksen. Vervolgens wordt voor de Glonass code en de GPS codes bekeken wat de invloed van het asynchroon bemonsteren is op de correlatiefunctie, en met name op de autocorrelatiepiek. Ten slotte wordt besproken of deze bemonsteringsmethode te gebruiken is binnen het ontvanger concept voor een snelle acquisitie ontvanger voor stedelijke gebieden.","Satellietnavigatie; spread spectrum systemen; lineaire maximumlengte reeksen; asynchrone bemonstering; correlatiefunctie","nl","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:0be4a32d-f9ef-4ff9-b894-d3f9126b8990","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0be4a32d-f9ef-4ff9-b894-d3f9126b8990","Een Semantisch Connectionistisch Redeneersysteem (SCORE)","Sadon, A.P.J.","Koppelaar, H. (mentor); Frietman, E. (mentor); Kerckhoffs, E. (mentor); Klaassen, A. (mentor)","1990","Het onderzoek heeft zich gericht op de ontwikkeling van een Semantisch Connectionistisch Redeneersysteem (SCORE). SCORE kan de basis vormen voor een volwaardig expertsysteem. De, voor een expertsysteem van elementair belang zijnde, fundamentele inferentie principes, kennisacquisitie principes en kennisrepresentatievormen hebben in SCORE de meeste aandacht gehad. Binnen SCORE vindt de probleembeschrijving op een dieper niveau plaats dan de traditionele expertsystemen. Dit wordt het subsymbolisch niveau genoemd, en is geïnspireerd op de theorie van Neurale Netwerken. Op het subsymbolische niveau wordt in termen van een groot aantal, 'zwakke' regels het probleem gedefinieerd. Deze regels zijn, in tegenstelling tot de regels binnen het traditionele AI-Paradigma, ‘overrulebaar’: de regels worden geïnterpreteerd als adviezen en niet als autoritaire uitspraken. Het doel van Connectionistisch inferentiemechanisme is, na een waarneming, dié oplossing te vinden waarbij zoveel mogelijk adviezen worden gehonoreerd. In het geval van inconsistenties, onvolledigheden en onzekerheden wordt dus, zonder extra aanpassingen, óok automatisch gezocht naar een zo goed mogelijke oplossing. Na een waarneming wordt het inferentieproces automatisch aangevangen doordat de subsymbolen hierdoor uit evenwicht worden gebracht. Alle subsymbolen gaan nu actief op zoek naar hun aandeel in de oplossing. Een stabiele situatie representeert voor ieder subsymbool (dus het expertsymbool), een waarde die zo goed mogelijk bij de waarneming aansluit. Deze set van waarden wordt beschouwd als de (of een) oplossing van het probleem. SCORE is zó opgezet dat stabiele situaties zo goed mogelijk overeenkomen met legale patronen (in dit rapport legale afleidingen genoemd), d.w.z. symboolcombinaties zoals de expert die aan het netwerk heeft geleerd. Logische, door de expert gedefinieerde, bij elkaar behorende expertsymbolen (bijvoorbeeld de symbolen kleur[groen]; kleur[rood]; kleur[geel]) worden units genoemd en staan onder de hoede van sequentiële unitbesturingen. De unit is in SCORE het kleinst ondeelbare element en kan in het geval van een parallelle implementatie nog worden toegekend aan een processor. Voordat inferentie kan plaatsvinden moet de expert, zoveel mogelijk rekening houdend met duidelijk gedefinieerde semantische eisen, een kennisstructuur, d.w.z. een structuur tussen de verschillende units, definiëren. De structuur heeft invloed op de performance van het systeem, maar is niet van cruciaal belang. Het is bedoeld om het aantal relaties tussen de subsymbolen in te perken. Vervolgens moet het netwerk worden getraind met voorbeelden. Deze voorbeelden worden de legale afleidingen. Aan de hand van deze voorbeelden bepaalt SCORE of er semantische eisen worden geschonden. Indien dat het geval is, worden er automatisch (voor de gebruiker onzichtbaar) dan wel extra units, dan wel extra subsymbolen geïntroduceerd. SCORE zorgt er automatisch voor dat de kennis voortdurend consistent blijft. Om de betekenis van de relaties tussen de subsymbolen niet te verliezen is de kanstheorie zover als mogelijk in SCORE verwerkt. Het inferentiemechanisme is gericht op het, uitgaande van de waarneming, vinden van een bijbehorend trainingsvoorbeeld. Als er meerdere voldoen, of als er geen enkele voldoet, dan moet een zo goed mogelijke worden gevonden. Om met dat zoekproces niet in lokale optima terecht te komen, is 'Simulated Annealing', een afgeleide van de tweede hoofdwet van de thermodynamica, toegepast. Aan het geheel is een kennisacquisitiemodule gekoppeld waarmee inferentieresultaten in de verbindingen van het netwerk kunnen worden verwerkt. Hiermee kan het op de praktijk worden afgestemd.","Artificial Intelligence; Machine Learning; Neural Netwerken; Neural Networks; Connectionist Systems; Deep Learning; Expert systems","nl","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Informatica - Kennisgestuurde systemen","","","",""
"uuid:14025dbf-8c44-4263-ae25-76afe73ca22b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:14025dbf-8c44-4263-ae25-76afe73ca22b","Inhibit Sense Multiple Access in Systems with propagation delays","Venema, R.J.","Arnbak, J.C. (mentor); Linnartz, J.P.M.G. (mentor)","1990","It is well known that on a (wireless) data link there is a certain propagation delay. For the performance of certain random access protocols, such as non-persistent Inhibit Sense Multiple Access (ISMA), this is of great influence. The effect of different signalling delays for different terminals introduces non-stationary Poisson statistics of packet traffic in the radio net. This thesis models these traffic statistics on an ISMA channel. The momentary position of a terminal has a significant influence on the probability of successful transmission of a data packet to the controlling central receiver. The received power fluctuates due to various propagation effects. Rayleigh fading and UHF groundwave propagation are considered in relation with the receiver capture model. Analytical methods are applied to study the performance of the channel taking account of near-far effects due to propagation delay and receiver capture. For the models derived, numerical results are presented for the probability of successful transmission versus the distance and for the channel throughput versus the offered traffic.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:949817ca-173e-4e19-8e54-b83555473838","http://resolver.tudelft.nl/uuid:949817ca-173e-4e19-8e54-b83555473838","Inwendige spanningen en spanningsgradiënten in ""CVD"" lagen van titaannitride op molybdeen: Interpretatie van röntgendiffraktie-metingen en vergelijking met modelberekeningen","Kooi, B.J.","Delhez, R. (mentor); De Keijser, Th.H. (mentor); Mittemeijer, E.J. (mentor); Sloof, W.G. (mentor)","1990","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:976215b4-6a6f-49cf-8845-c046118a8d81","http://resolver.tudelft.nl/uuid:976215b4-6a6f-49cf-8845-c046118a8d81","De wandvorming door grensvlak polycondensatie tijdens de productie van uniforme microcapsules","Boersma, A.","te Nijenhuis, K. (mentor); Janssen, L.J.J.M. (mentor)","1990","Tijdens het afstudeerwerk is onderzoek gedaan naar de vorming van microcapsules door een polycondensatiereactie van een zuurchloride met een amine. Het doei was de invloed van verschillende procesparameters op de vorming van microcapsules te bekijken. De microcapsules werden gemaakt door een zuurchloride in een organische oplosmiddel als druppel in een amine oplossing te brengen. Aan het grensvlak vond de vorming van een polymeermembraan plaats. De parameters die gevarieerd werden, waren capsulegrootte, organisch oplosmiddel, concentratieverhouding van de gebruikte monomeren en het gebruikte type amine. Als zuurchloride werd steeds tereftaloylchloride gebruikt. Behalve de capsulediameter hadden alle veranderingen van de procesparameters merkbare invloed op de vorming van de microcapsules. Bij veranderende omstandigheden bleken de groeisnelheden van de capsulemembranen te variëren. Zowel een hogere verhouding zuurchloride/amine als het gebruik van een organisch oplosmiddel waarin het amine beter oploste, bleken een toename van de doorlaatbaarheid voor het amine tot gevolg te hebben. Het toevoegen van een diamine aan een triamine oplossing zorgde voor een afname van de groeisnelheid van het membraan. Het membraan groeide door diffusie van het amine door het membraan. Een betere doorlaatbaarheid voor amine betekent, voor een zelfde concentratiegradiënt over het membraan, een snellere groei. De besproken parameters bepalen de eigenschappen van het polymeermembraan, zoals kristalliniteit, graad van crosslinken en dichtheid.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","","","",""
"uuid:fe9bd9fc-34df-4988-ba7f-6683ddd7cd4f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:fe9bd9fc-34df-4988-ba7f-6683ddd7cd4f","Diagnosesysteem voor procesoperator ondersteuning: Een aanzet tot het ontwikkelen van een zoekalgoritme","Pawirotaroeno, T.","Stassen, H.G. (mentor)","1990","Bij de huidige stand van de techniek waarbij de procesoperator als mens niet kan worden gemist, kan hij in de besluitvorming worden ondersteund met een diagnosesysteem dat fungeert als een adviessysteem. Net gedrag van een dergelijk systeem zal overeenstemmen met dat van de procesoperator. Deze overeenstemming kan worden bereikt door het diagnosesysteem proceskennis te laten gebruiken die afgestemd is op de procesoperator. Het diagnosesysteem zal een algoritme moeten bevatten die deze kennis manipuleert. Dit afstudeerwerk is een eerste aanzet tot het ontwikkelen van een dergelijk algoritme. Er is van het algoritme een implementatie gemaakt op een IBM-PC, waarbij een laboratoriumproces als voorbeeld proces is genomen. Tevens is een evaluatie gedaan t.a.v. van het functioneren van het algoritme.","","nl","master thesis","","","","","","","","2012-12-31","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Marine and Transport Technology","","","",""
"uuid:c7da4c89-95b7-4535-b2a1-131111d7a7b0","http://resolver.tudelft.nl/uuid:c7da4c89-95b7-4535-b2a1-131111d7a7b0","De analyse van de netwerkvorming in polymeersmelten aan de hand van het netwerkmodel van Lodge en Wagner","Cordfunke, P.M.","Te Nijenhuis, K. (mentor); Norder, B. (mentor)","1990","Het is voor de verwerking van thermoplastische polymeren van groot belang om de stromingseigenschappen van deze polymeren in gesmolten toestand te kennen. Deze stromingseigenschappen kunnen beschreven worden met behulp van een constitutievergelijking. Dit onderzoek richt zich op de constitutievergelijking van Wagner, die volgt uit het netwerkmodel van Lodge en Wagner. Uitgaande van dit netwerkmodel wordt de concentratie netwerkverknopingen in een stromende en een relaxerende polymeersmelt geanalyseerd. Voor de beschrijving van de spanningsrelaxatie in een polymeersmelt na een stroming wordt een relaxatiefunctie aan de constitutievergelijking van Wagner toegevoegd. Het experimentele gedeelte van dit onderzoek betreft het de meting van de spanningen in een PVDF- smelt, die een eenvoudige afschuifstroming ondergaat. De spanningen worden gemeten tijdens de stroming en tijdens spanningsrelaxatie na de stroming. Uit deze meetwaarden wordt met behulp van de constitutievergelijking van Wagner de concentratie netwerkverknopingen bepaald. Uit dit onderzoek volgt dat de PVDF-smelt tijdens deformatie niet-affien gedrag vertoont; dit is in tegenspraak met het model van Lodge en Wagner. Tevens blijkt de stromingssnelheid de netwerkvorming in de smelt te beïnvloeden. Uit de relaxatie-experimenten blijkt dat er tijdens relaxatie twee processen plaatsvinden die de concentratie netwerkverknopingen beïnvloeden. Het eerste proces bepaald de spanningen in het netwerk, en volgt uit het model van Wagner. Het tweede proces is de vorming van een niet belast netwerk met een stijgend aantal netwerkverknopingen.","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","Technologie der Macromoleculaire Stoffen","",""
"uuid:69162614-fd74-480f-aed6-ca716a0920b3","http://resolver.tudelft.nl/uuid:69162614-fd74-480f-aed6-ca716a0920b3","The automation of uniform droplet production: Tailor-made droplets","Van Woerden, Marnix J.","Meesters, G.M.H. (mentor); Scarlett, B. (mentor)","1990","Software and hardware have been developed in order to control an apparatus producing uniform droplets. The droplets are made by means of longitudinal vibration of a liquid jet originating from a non-oscillating orifice. Software run from a personal computer can control frequency and liquid velocity and can measure the weight of droplets produced. It can therefore produce defined droplets of variable sizes. Hence, a defined particle size distribution can be produced semi-automatically. A new high-pressure apparatus was used, which can produce uniform droplets using liquids having a high viscosity. For aqueous sodium alginate solutions up to 1600 cP, regions of uniform droplets have been determined. Smaller uniform regions are obtained than for low-viscous liquids due to non-linear wave growth, which causes irregularities during jet break-up. Droplets were produced ranging in diameter between 500 µm and 2000 µm The droplets can be produced smaller if the liquid is clean enough, so that the nozzle is not blocked by impurities. Image analysis of solidified mono-sized droplets shows that droplets can be produced with 98% of the droplets within the range [x-0.03x, x+0.03x]. The real volume distribution is even closer due to non-sphericity of the droplets, which troubles the analysis. ""Tailor-made"" particle size distributions were made using 2%w/w and 3%w/w sodium alginate in water. Errors in the distribution are caused by the fact that the jet velocity can not be measured fast and precise enough, by the fact that resonance effects interfere with the jet break-up and finally because the shrinkage factor of the droplets is size dependent. Better control over the jet velocity can be obtained by enabling on-line velocity measurement or by using a precise pump. The producible droplets ranges between two to three times the nozzle diameter. To obtain a broader distribution a way has to be found to change nozzles automatically. Recommendations are made for improvement of the apparatus and how to obtain a tailor-made particle size distribution fully automatic.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Engineering and Materials Science","","","",""
"uuid:80187fcd-124b-4723-9756-6692dbdf8a78","http://resolver.tudelft.nl/uuid:80187fcd-124b-4723-9756-6692dbdf8a78","The phase behaviour of systems containing water, oil and surfactant: Experimental and modelling results","Fontijne, J.P.","Sassen, C.L. (mentor); de Loos, Th.W. (mentor); de Swaan Arons, J. (mentor); Stenby, E. (mentor)","1990","","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Applied Thermodynamics and Phase Study","","","",""
"uuid:22673ba7-6fb1-478f-9409-8e9add266f70","http://resolver.tudelft.nl/uuid:22673ba7-6fb1-478f-9409-8e9add266f70","A model of telephone network development in the rural area of Bali: Taakverslag","Widipangestu, I.","Westerveld, J.R. (mentor)","1990","The telephone facility for rural areas is being developed and actually has been used, especially for the villages in the third world countries. In this report the reason of such development is described, and a model is made to illustrate the topographic conditions, the situation in the villages and the possibilities for the telephone users. From the available data, a rural area in Bali island, Indonesia, is chosen as the object location. The Delft Rural Telephony System (DRTS) which is being developed and tested in the laboratory is explained as a possible system application in the area. The designed network and the used equipment cost is then calculated. In this report the suggestions for further extension of the Interactive Telephone network Optimization in Rural Areas (ITORA) program and for simulating the model with this program are given.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrotechniek","","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","",""
"uuid:67a6d0a8-49ba-4b8a-8b94-c8f713588e2c","http://resolver.tudelft.nl/uuid:67a6d0a8-49ba-4b8a-8b94-c8f713588e2c","Onderzoek naar het coaten van zirkoon met azidosilaan en de invloed hiervan op de eigenschappen van zirkoon / hdpe-komposieten","Van de Graaf, P.J.","te Nijenhuis, K. (mentor); Levering, A.W. (mentor)","1990","Zirkoon (zirkoniumsilicaat) is een geschikte milieuvriendelijke vervanger van cadmiumpigmenten in kunststoffen. Het inmengen van zirkoon in polymeren vermindert echter de mechanische eigenschappen van het polymeer. Ter verbetering van deze eigenschappen wordt op het zirkoonoppervlak een coating aangebracht. Deze coating, ook wel coupling agent genoemd, moet het contact tussen vulstof en polymeer verbeteren...","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","","","",""
"uuid:2d505b93-f5f7-41b2-8898-12fd399954ef","http://resolver.tudelft.nl/uuid:2d505b93-f5f7-41b2-8898-12fd399954ef","Modelling pressure vessel blowdown, predicting low temperatures","van der Harst, N.","de Swaan Arons, J. (mentor); Verlaan, C. (mentor)","1990","The blowdown (depressurisation) of process equipment to reduce hydrocarbon inventories is often performed after a process shutdown. The expanding fluids cool down and thereby lower the temperatures of the equipment. At low temperatures the ductile-embrittlement mechanism may occur, which reduces the mechanical strength of the facilities. Designers therefore need accurate data concerning the lowest temperatures that may be expected in order to prevent rupture in installations. This report details the results of a study, the objective of which was to develop a model predicting the (low) temperatures during pressure vessel blowdown operations. Firstly, experimental data from Thornton Research Centre was studied in order to identify the main parameters which determine the lowest temperatures reached. Secondly, theoretical approaches concerning the physical mechanisms occuring during depressuring are discussed. This combination of theory and practice leads to the development of a computer model. Areas of application for the model and its limitations are also outlined.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Mechanical Engineering","","Laboratory Process Equipment","",""
"uuid:6f40abb7-e7c8-4f72-9f52-ae824872cb1e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:6f40abb7-e7c8-4f72-9f52-ae824872cb1e","EGA/VGA to TV (PAL) conversion","Svendsen, R.","Arnbak, J.C. (mentor); Bons, J.H. (mentor)","1990","Nowadays two of the most popular professional computer graphics cards for the PC (Personal Computer) are the EGA (Enhanced Graphics Adapter) and the VGA (Video Graphics Array) cards. These two graphics cards features relative high resolution and colors. Of different reasons it’s interesting to have the possibility to connect a PC with one of these graphics cards to a PAL (Phase Alternate Line) system television-set. However this is not possible because of different horizontal and vertical synchronization (the horizontal and vertical synchronization pulses dictate the scan rate of the display, i.e. computer monitor resp. television screen) of the EGA/VGA cards and the PAL system. In this report a way will be discussed in which this EGA/VGA to PAL conversion can be realized. By manipulating, i.e. refill with new values, the registers in charge of the synchronization on the EGA/VGA cards so that a PAL compatible signal can be achieved. This solution, based on register manipulation, gives a relative good picture on the television screen if alphanumeric characters are present on the computer. With graphics the conversion was not possible with this solution.The conclusion is that this method can be used only if alphanumeric characters are to be displayed on a television screen.","","en","student report","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:14422cd4-7946-4565-8f99-6f122fe7dadb","http://resolver.tudelft.nl/uuid:14422cd4-7946-4565-8f99-6f122fe7dadb","Het lassen van Aluminium-Zink-Magnesium legeringen met experimentele toevoegdraad van vergelijkbare samenstelling","Tienstra, E.J.","Den Ouden, G. (mentor); Luyendijk, T. (mentor); Vuik, H. (mentor)","1990","In dit verslag worden de resultaten gepresenteerd van een afstudeeronderzoek verricht bij de fakulteit der Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde van de Technische Universiteit Delft. Er is onderzoek verricht naar het lassen van precipitaatgehard Aluminium- Zink-Magnesium plaatmateriaal (12 mm) met lastoevoegdraad van vergelijkbare samenstelling. Aan de draad is enig (0,2%) zirkoon toegevoegd. Zirkoon werkt als korrelverfijner om warmscheuren in de las te voorkomen. De samenstelling van het toevoegmateriaal is gekozen op basis van literatuur onderzoek. Deze draad is in eigen beheer, in samenwerking met het Metaalinstituut-TNO, vervaardigd. Het toevoegmateriaal gaf problemen, in de las ontstonden grote porieën als gevolg van wateropname op het (ruwe) oppervlak en waterstofopname in de draad. Dit werd veroorzaakt door het beitsen in NaOH oplossing. Het percentage zink i n de las bleek de helft van dat in de toevoegdraad, tijdens het lassen is een deel van het zink verdampt. Er zijn ook lassimulatieproeven verricht. Hierbij bleek het meten van de hardheid problematisch. Zowel Vickers als Brinell meetmethoden zijn aangewend. Op grond van deze lassimulatieproeven kan gesteld worden dat de warmtebeïnvloede zóne na verouderen niet overal de oorspronkelijke hardheid terugkrijgt.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technische Materiaalwetenschappen","","Welding Technology and Non-destructive Testing","",""
"uuid:229a6402-1831-48d4-bc35-80f937d19a3f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:229a6402-1831-48d4-bc35-80f937d19a3f","De akoestische emissie techniek voor niet-destructieve inspectie van afbrandstuiklassen","Drijver, F.P.","Den Ouden, G. (mentor); Bakker, A. (mentor)","1990","Dit onderzoek is uitgevoerd om te toetsen wat de mogelijkheden en beperkingen zijn van de akoestische emissie (A.E.) techniek voor de niet-destructieve inspectie van vrachtwagenassen, waarin de verbinding tot stand is gebracht door middel van afbrandstuiklassen. Ten behoeve van het onderzoek zijn proefplaten vervaardigd met een vergelijkbare afbrandstuiklas, waarin een kerf is aangebracht. Ter bepaling van de geschiktheid van de A.E.-inspectiemethode om ontoelaatbare defecten in de asverbinding met zekerheid vast te stellen, moeten de afmetingen hiervan bekend zijn. Om deze afmetingen nauwkeurig te kunnen berekenen is aan de hand van proeven het vermoeiings- en bezwijkgedrag van de afbrandstuiklas in de proefplaten bepaald. Proefplaten met een vermoeiingsscheur zijn quasi-statisch belast, waarbij de vrijkomende A.E. is opgenomen en bestudeerd. De significante emissie voor de inspectie wordt geproduceerd bij de plastische vervormingen aan de scheurtip. Na een uitvoerig ruisonderzoek was het mogelijk de meeste storingsbronnen te elimineren. Berekend is dat een semi-elliptische oppervlaktescheur met een lengte van 22 mm en diepte van 7 mm het kleinste ontoelaatbare defect in de asverbinding is. De maximale spanningsintensiteit voor dit defect, die kan worden bereikt met de maximaal toelaatbare belasting van de asverbinding is 45 MPaVm. De experimenten hebben aangetoond dat de detecteerbare spanningsintensiteit met de gebruikte A.E.-apparatuur 50 MPaVm is. Hieruit is geconcludeerd, dat de kleinste ontoelaatbare defecten in de asverbinding niet gedetecteerd kunnen worden met de beschikbare apparatuur.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technische Materiaalwetenschappen","","Welding Technology and Non-destructive Testing","",""
"uuid:41e09af7-bf22-4ebb-9739-5b40d98e5b8e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:41e09af7-bf22-4ebb-9739-5b40d98e5b8e","Clustervorming in verdunde oplossingen nabij kritische condities","Janse, A.M.C.","Peters, C.J. (mentor)","1990","Deze scriptie beoogt een algeheel beeld te geven van het begrip clustervorming in oplossingen nabij het kritisch punt van het oplosmiddel; het optreden van een sterk verhoogde solvent dichtheid rondom molekulen solute. Clusters geven aanleiding tot grote partieële molaire volumina van de op te lossen component en grote spectroscopische verschuivingen in UV-absorptie spectra. In fluorescentie-spectra treden piekhoogte veranderingen op door clustervorming. Berekeningen aan radiale distributiefunkties geven een verhoging van de locale dichtheid te zien in de orde van vier keer de bulkdichtheid voor de solute-solvent interaktie. Voor de solute-solute interaktie bedraagt dit cijfer zes. Deze berekeningen geven een clustergrootte aan in de orde van tien tot honderd solvent molekulen rond een molekuul opgeloste stof. Eenzelfde resultaat volgt ook uit fluktuatietheorie en metingen van partieële molaire volumina. Door deze locaal verhoogde dichtheid in rekening te brengen in het Kirkwood-Buff oplossings model is het goed mogelijk oplosbaarheidsgedrag en partieële molaire volumina te beschrijven. Dit is met meer gangbare (en veel eenvoudiger) toestandsvergelijkingen niet mogelijk. Computersimulaties tonen, naast de aangehaalde verhoging van de locale dichtheid, sterke fluktuaties van solute-solvent clusters in grootte, gesuperponeerd op een kleine vaste grootte. Solvent-solvent clusters verdwijnen continu en worden steeds opnieuw gevormd. Naast attraktieve clusters, blijken ook repulsieve en zwak-attraktieve vormen te bestaan. Met een eenvoudig concept kunnen voor iedere toestandsvergelijking de randvoorwaarden worden afgeleid die voor de verschillende systemen van toepassing zijn. Theoretisch is afgeleid dat bij lage dichtheden clusters een Poissongrootte verdeling vertonen. Echter deze grootteverdelingstheorieën staan nog in de kinderschoenen. Opzienbarend is de grote fraktie molekulen solute die zelfs bij zeer sterke verdunning in dimeer vorm voorkomt. Deze aggregaat vorming wordt in alle clustertheorieën verwaarloosd. De sterke oplosbaarheidsvergroting bij toevoeging-bij toevoeging van cosolvents in lage concentraties kan worden verklaard uit de sterke interaktie tussen solute en co-solvent. Dit volgt uit UV-absorptie en fluorescentie spectroscopische metingen. Beschrijving van gedrag van deze ternaire systemen is met afwijkingen boven de 10% mogelijk met een van der Waals model.","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","","","","",""
"uuid:d17ff33c-1dd2-4035-830b-2ff7cb15df3b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d17ff33c-1dd2-4035-830b-2ff7cb15df3b","Enzyme catalysis in organic solvents","Mooldijk, R.J.","Shen, X.M. (mentor); de Loos, W. (mentor); de Swaan Arons, J. (mentor)","1990","Enzymes are powerful catalysts with many unique properties. With their high activity and (stereo) selectivity they have great potential for many applications as catalysts in organic synthesis. Especially after it was discovered that enzymes are not only active in water, but in organic solvents as well. This is interesting because of the higher solubility of many, possibly interesting, reaction compounds in organic solvents. Enzymes show, however, in an organic solvent a different behaviour then in water. They are in some solvents more stable, in some solvents less, they are less active in organic sol vents, they have a different activity in different solvents, and the water content of the organic sol vent plays a crucial role. In modern day literature it is believed that all this behaviour is caused by the influence of the solvent on the enzyme molecule, disturbing the active conformation. This work discusses the behaviour of enzymes in organic solvents and tries to explain this behaviour using a thermodynamical approach. Therefore basic information on thermodynamics and enzyme catalysis is provided. This thermodynamical approach leads to models that are capable of qualitative explanation of observed behaviour and prediction of enzyme behaviour in other solvents. In these models a solvent does not have a direct influence on the enzyme itself, only on the reaction mechanism. This is the basic difference to which this approach leads .","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Applied and Technical Chemistry","","Applied Thermodynamics and Phase Behaviour","",""
"uuid:4a10f76e-fb05-4717-b8af-6576753af1aa","http://resolver.tudelft.nl/uuid:4a10f76e-fb05-4717-b8af-6576753af1aa","De relatie tussen de rheologie en morfologie van niet mengbare polymeermengsels: Literatuur scriptie","van Wezenbeek, W.","Verhoogt, H. (mentor)","1990","Het rheologisch gedrag van polymeermengsels kan worden beschreven door verschillende rheologische modellen. Modellen die in dit literatuuronderzoek naar voren komen, zijn die van Choi en Schowalter, Lees, Taylor, Heitmiller, Lin, Takayanagi en Hashin. In de meeste gevallen wordt 1 model vergeleken met de gevonden experimentele waarden voor een bepaalde rheologische eigenschap van het polymeermengsel. Een vergelijking tussen de verschillende modellen is derhalve voor een bepaald mengsel niet mogelijk. In de beschouwde literatuur wordt vaak gebruik gemaakt van het model van Lees of Heitmiller en Lin. Discrepanties tussen theoretische en experimentele waarden worden geweten aan de - in werkelijkheid - verschillende druppelgroottes van de gedispergeerde fase of de complexere situatie. Het optreden van b.v. fasebreuk, waardoor de aanname van laminaire stroming niet meer geldig is, wordt niet meegenomen in de theoretische beschouwingen. Om deze tegen te gaan, kan dan ook het best bij lage frequenties of afschuifsnelheden gewerkt worden. De modellen voldoen beter bij minder compatibele systemen en minder goed bij systemen met een elastische component…","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","","","","",""
"uuid:bc4049f5-6d85-4de2-8a10-dc3a0f44ccc4","http://resolver.tudelft.nl/uuid:bc4049f5-6d85-4de2-8a10-dc3a0f44ccc4","The modelling of microemulsions","Fontijne, J.P.","Sassen, C.L. (mentor); de Loos, W. (mentor); de Swaan Arons, J. (mentor)","1990","This report gives a review of models for the description and prediction of the microstructure and phase behaviour of microemulsion systems. One group of models is based on spherical droplets. The stability of these droplets is calculated using expressions for the free energy. By taking different contributions to this expressions a variety of models is created. One group of authors (Ruckenstein et al. ) finds that the entropy of dispersion is the key parameter influencing the stability and radius of the droplets, another group (Miller et al.) finds that the energy associated with the bending of the interface is the key factor. Despite the difference the results of these groups are comparable. Another approach is based on bicontinuous structures. With some statistical thermodynamics for the entropy calculations, and an expression for the free energy, models for phase behaviour are developed. It proves that some of these models can predict the phase behaviour in general, but the implementation and evaluation of parameters for incorporating the influence of system parameters (e.g. salinity, oil and surfactant properties) is difficult. Beside a review there is also a focus on the work of two authors. First the work of Ruckenstein will be presented, this is about the stability of microemulsion structures. From his work it is clear that the entropy of dispersion is one of the main causes for the thermodynamic stability of these structures. The work of Robbins is about the phase behaviour of microemulsions. Using a simple geometric structure, a model is developed, which can give a good description of the phase behaviour, in a limited concentration region with parameters fitted on experimental data.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Applied Thermodynamics","","Inorganic and Physical Chemistry","",""
"uuid:24ca971b-0995-4c36-acfc-ca964e48ceb2","http://resolver.tudelft.nl/uuid:24ca971b-0995-4c36-acfc-ca964e48ceb2","Optimal Packet Length in a Random Multiple-access Rayleigh-fading channel with receiver capture: Laboratory task report","Walther, E.","Arnbak, J.C. (mentor); Linnartz, J.P.M.G. (mentor)","1990","The field of wireless data communications has gained a lot of interest, not only from the users, but also from the service providers, who quickly recognised the economical possibilities of providing these services. The propagation characteristics of the radio channel are less friendly than those in cable networks. The capacity of the radio channel is limited and multipath wave interference causes fading, during which no data can be reliably transported. Also there is a possibility that users interfere each other’s transmissions. For a mobile radio channel, the probability that a packet is successfully transmitted from a mobile transmitter to a fixed base station is derived under the following assumptions: incoherent addition of interfering signals, uncorrelated Rayleigh fading and no thermal noise. Furthermore, we assume that the probability of capture and the probability for a test packet to fit in a non-fade interval are statistically independent. The calculation of this probability depends on a number of parameters: receiver characteristics, the offered traffic in the system, the velocity of the mobile transmitter and the maximum number of interferers. Given the probability of a successful transmission, as a function of the packet length, an optimal packet length is determined, taking into account the overhead bits needed for synchronisation and error detection. Calculations show the optimal packet length to decrease with increasing velocity of the mobile transmitter and capture ratio (the fade margin), as expected.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:f6177ba6-217f-4395-a2ae-8a57f6eb18b0","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f6177ba6-217f-4395-a2ae-8a57f6eb18b0","Correctiemogelijkheden ter bestrijding van nadelige invloeden van propagatie-effecten in een stedelijke omgeving bij satelliet navigatie","Stringer, E.","Van Willigen, D. (mentor); Coenen, A.J.R.M. (mentor)","1990","In dit verslag wordt allereerst een schets gegeven van de problemen die naar voren komen bij het gebruik van satellietnavigatiesystemen in een stedelijke omgeving. Naar aanleiding van deze probleembeschrijving wordt een methode behandeld, waarmee volgfouten in de code-synchronisatie als gevolg van signaalreflecties gecorrigeerd kunnen worden. Met behulp van deze correcties kan een code-trackinglus gerealiseerd worden. Deze code-trackinglus is de basis voor een ontvangeropzet die bestand is tegen de nadelige effecten van een stedelijke omgeving op satelliet plaatsbepalingssystemen.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:dd7f63fa-1995-4c96-a424-f422736c4579","http://resolver.tudelft.nl/uuid:dd7f63fa-1995-4c96-a424-f422736c4579","Wireless Office met behulp van Infra-Rood Datacommunicatie: Een onderzoek naar de huidige stand der techniek","Schot, M.H.","Nijhof, J.A.M. (mentor)","1990","In het kader van onderzoek naar draadloze binnenshuis datacommunicatie ontstond de behoefte om na te gaan in hoeverre diffuse binnenshuis infra-rood communicatie van dienst kan zijn. Als eerste terreinverkenning werd een literatuuronderzoek gestart, waaruit inzicht moest worden verkregen in de huidige stand der techniek. Dit inzicht heeft betrekking op de fysieke componenten, de mogelijke modulatietechnieken, de gangbare protocollen en mogelijke netwerkstructuren. Uit dit literatuuronderzoek blijkt dat het goed mogelijk moet zijn een dergelijk IR systeem op te zetten met een data rate van 1 Mbps en 8 full-duplex kanalen, dat kan worden aangesloten als lokaal netwerkje op een bestaand netwerk.","","nl","student report","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","Datacommunicatie","",""
"uuid:7b29dc2e-d2ad-4202-97ae-9e5270cac3c1","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7b29dc2e-d2ad-4202-97ae-9e5270cac3c1","Diffusie in niet ideale vloeistoffen: Over het voorspellen en meten van diffusie coëfficiënten in vloeistoffen","De Jong, M.J.","Van den Akker, H.E.A. (mentor); Rutten, P.W.M. (mentor); Wesselingh, J.A. (mentor)","1990","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:5d7cbe18-0d3c-452f-81cc-236b598d9731","http://resolver.tudelft.nl/uuid:5d7cbe18-0d3c-452f-81cc-236b598d9731","Stabiliteit van grondkribben en onderwatergolfbrekers opgebouwd uit zandworsten","Buyze, J.G.; Schram, A.R.","d' Angremond, K. (mentor); Lindo, M. (mentor); Florian, G.J. (mentor); Heyboer, D. (mentor)","1990","In het Laboratorium voor Vloeistofmechanica van de faculteit Civiele Techniek van de TU Delft is modelonderzoek gedaan naar de werking en de stabiliteit van zandworsten. De volgende onderdelen zijn onderzocht: - stabiliteit van grondkribben onder stroming. - Golftransmissie over onderwatergolfbrekers - stabiliteit van onderwatergolfbrekers onder golfaanval Al deze grondkribben en golfbrekers zijn opgebouwd uit zandworsten. Verder is er theoretisch onderzoek gedaan naar de drie bovengenoemde onderdelen.","stabiliteit; zandworsten; grondkribben; golftransmissie; onderwatergolfbrekers","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:cf14bbf7-b7f9-4010-ab79-1c7511f02f3b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:cf14bbf7-b7f9-4010-ab79-1c7511f02f3b","Toepassing volumetrische berekeningswijze van de kustlijnligging ten behoeve van het kusthandhavingsbeleid","Rundberg, J.R.","d' Angremond, K. (mentor); Verhagen, H.J. (mentor); Van de Graaff, J. (mentor)","1990","In het kusthandhavingsbeleid van de Rijksoverheid speelt de kustlijn een belangrijke rol. De ligging van de kustlijn wordt bepaald met een door Rijkswaterstaat voorgestelde volumetrische berekeningswijze. Dit rapport bevat de resultaten van een analyse van deze methode. De analyse toont aan dat de methode verbetering behoeft. Op grond van de resultaten is een alternatieve berekeningswijze geformuleerd en onderzocht.","kustlijn; volumetrische berekeningswijze; zandkust; kustprofiel","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:16e41d1d-0dd5-422d-9dbe-1d46d7d177ae","http://resolver.tudelft.nl/uuid:16e41d1d-0dd5-422d-9dbe-1d46d7d177ae","Modelling conversions of enzymatic reactions in different solvents","Mooldijk, R.J.","Shen, X.M. (mentor); de Loos, W. (mentor); de Swaan Arons, J. (mentor)","1990","Enzymes have , with their high activity and (stereo) selectivity in both water and organic solvents, a great potential for applications in organic synthesis. Because of a higher solubility of many, possibly interesting, reaction compounds especially organic solvents are interesting. The reaction rate in organic solvents is, however, lower. This problem could be solved by choosing a water organic two phase system, performing the reaction in the water phase. It has been known for a long time that the equilibrium conversion of a reaction in a sol vent depends on the activity coefficients of the reaction participants in the solvent. In the case of a water organic two phase system the difference in activity coefficients in the water and the organic phase cause partitioning between the phases, which can be favourable for the total conversion. In the process industry group contribution activity coefficient estimation techniques, like Unifac and Modified Unifac, are well accepted and are used on a large scale. In this work these techniques are applied to enzymatic reactions in organic solvents and water organic two phase systems. As a model reaction the equilibrium reaction between n-propanol and butyric acid forming n-propyl butyrate and water was chosen. The calculated values are compared with experimental values and they are in good agreement. This means that the number of experiments necessary for selecting a suitable solvent for a certain enzyme catalyzed reaction could be reduced by applying the calculation methods that are described.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Applied and Technical Chemistry","","Applied Thermodynamics and Phase Behaviour","",""
"uuid:8e1084b1-8547-4db6-8c48-af0a460a54ad","http://resolver.tudelft.nl/uuid:8e1084b1-8547-4db6-8c48-af0a460a54ad","Het gebruik van de rondzoekradar Solidar in het Nederlands Olympus satellietcommunicatie-onderzoeksprogramma","Luyten, G.J.H.","Nieuwkerk, L.R. (mentor)","1990","Samen met de PTT en de TU Eindhoven neemt de TU Delft deel aan het OLYMPUS onderzoeksprogramma. De experimentele satelliet Olympus werd op 12 juli 1989 gelanceerd en wordt gebruikt voor onderzoek naar de nieuwe frequentiebanden voor satellietcommunicatie: 20 en 30 GHz. Deze hoogfrequente signalen worden in hoge mate gestoord door hevige regenval. In samenwerking met PTT Research (Dr. Neher Laboratorium) vindt in Delft onderzoek plaats in het kader van het PTT-TU Delft 'Site Diversity' programma. Met behulp van een FM-CW rondzoekradar, gestationeerd op de hoogbouw van de faculteit der Elektrotechniek, wordt er onderzoek gedaan naar de tijd- en plaatsafhankelijkheid van de optredende regenbuien. Het is de bedoeling om met behulp van radargegevens, regenmodellen en dempingsmodellen de demping op een fictief satellietpad te kunnen voorspellen. Om de radarvoorspelling te kunnen vergelijken met de echte waarden op het satellietpad zijn er in het verzorgingsgebied van de radar verschillende, door de PTT ontwikkelde, meetinstrumenten geplaatst: twee satellietbakenontvangers in Delft en Leidschendam voor signalen van 12,5 en 30 GHz, twee radiometers voor signalen van 20 GHz en vier regenmeters. De regenmeters worden gebruikt om de radar te calibreren. Bij de calibratie van de radar is in eerste instantie de regenmeter in Delft gebruikt, omdat deze het dichtst bij de radar staat en hiermee de grootste correlatie oplevert tussen de radardata en de regenmeterdata. Er werd een radarcalibratieconstante gevonden die gemiddeld 10 dB bedroeg. Deze grote discrepantie tussen radarmeting en regenmetermeting was niet verklaarbaar uit fouten in het meetsysteem. Na een fouten-analyse (in ruisniveau, clutteronderdrukking, dempingscorrectie, regenmeterregistratie versus radarregistratie en belichters) werden fouten gevonden die te verklaren zijn uit regenmeterregistraties, de radomes, de verandering in de druppelverdeling en de halvering van het zendvermogen (nodig in verband met de zendvermogensregeling). Ook werd er een overcompensatie geconstateerd bij de dempingscorrectie van het radarsignaal tijdens hevige regenval. Besloten is toen om de regenmeter in Zoetermeer te gebruiken voor de radarcalibratie. (...)","","nl","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:59155c1b-4dee-4a58-96a7-491950d5611a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:59155c1b-4dee-4a58-96a7-491950d5611a","Evaluation of cochannel interference probability in mobile cellular radio system using Monte Carlo simulation methods","Sayin, N.","Arnbak, J.C. (mentor); Prasad, R. (mentor)","1990","The system and the concept of cellular mobile radio are defined together with their main functions and elements such as hexagonal cells, reuse distance, spectrum efficiency and cochannel interference. The channel characteristics of a radio signal are characterized by multipath fading and shadowing. The Rayleigh, exponential, lognormal , joint and marginal probability density function (pdf) are numerically calculated and plotted. A summation of cochannel interferers for the analysis of system performance of cellular mobile radio telephony is taken into consideration. The Monte Carlo method is introduced to simulate the uniform, exponential, lognormal and joint variables and the probability of cochannel interference as a function of reuse distance for a system exposed to multipath fading and shadowing, as well as combined shadowing and fading.","","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:6d7e678d-6c21-4fdc-ad1c-bfa80b353106","http://resolver.tudelft.nl/uuid:6d7e678d-6c21-4fdc-ad1c-bfa80b353106","Service port for Beira harbour, Mozambique","De Smet, C.A.M.","d' Angremond, K. (mentor); Bezuijen, K.G. (mentor); Schreuder, M.H. (mentor); Van Duin, O.S.R. (mentor)","1990","This study for a service port in Beira Harbour can be divided into three different parts. These parts will be discussed below in the sequence in which they have been carried out. The first part consists of the preparations for the journey to Beira and the actual site investigation. In Beira a site investigation had been carried out to obtain all the necessary data and infonnation to make it possible to design the service port. In the Netherlands a study for this purpose started at the head-office of DHV Consultants. For this purpose use has been madeof the existing studies for Beira Harbour. This study was not sufficient and the information that was lacking had to be obtained during the visit to Beira. In Beira there were a lot of meetings with the different authorities to get the data and an impression of the problems in Beira Harbour. A selection of the most suitable location for the new service port was also carried out in Beira. The conclusion of this selection is that Praia Novais the best location for this purpose. There were no maps of this terrain at the time and a survey had to be done to make it possible to makethe maps. After returning to the Netherlands with all the obtained data and information acquired in Beira to design the service port, it was necessary to collect all the information clearly in a separate report. This is Volume 1, Site Investigation. The different alternatives could then be identified and compared with each ot her to estimate which one is the best. The first conclusion was that alternative 2 was the best one. This alternative provides a service port in the northern part of the terrain in combination with the use of the existing fishery port. The disadvantage of this alternative is the rate of siltation. This siltation rate is not acceptable because the maintenance casts would be enormous. For this reason al ternative 2 has been improved in the final design. This has been done by situating the moorings along the river bank. These subjects are discussed in this MainReport. The third part of the study is the construction of a floating breakwater. This floating breakwater is the mooring for the small passenger vessels. It has to provide a sheltered mooring. The breakwater is a construction madeout of concrete which would slide up and downwith the tide along piles driven into the river bottom. The piles would keep the in its correct position and absorb the pressures. The results of the design for this floating breakwater are listed in Volume2. Generally one can say that there is a real demand for a newservice port in Beira in order to solve the problems in the existing fishery port. The difficulty is to design a port with as little siltation as possible and sufficient sheltering.","harbour; Mozambique; Beira; service port; floating breakwater","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:474298ab-01d3-4f32-b5af-c6799856a36b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:474298ab-01d3-4f32-b5af-c6799856a36b","Interdiffusie in nikkeltitaanmultilagen onderzocht met behulp van in situ weerstandsmetingen","Van der Graaf, A.","Hollanders, M.A. (mentor); Thijsse, B.J. (mentor)","1990","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","Fysische en Chemische Metaalkunde","",""
"uuid:9ae9165c-6c4f-407d-84e6-e10484af9299","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9ae9165c-6c4f-407d-84e6-e10484af9299","Streamflow regulation from a reservoir: Application of the FTAIS method","Klein, J.","Roche, P.A. (mentor)","1991","This report deals with a method to regulate the releases from a waterreservoir. The researched method makes daily outflow decisions. The method is called the FTAIS method (Fil Tendu en Avenir Incertain Simulé; in English : stretched thread method applied to uncertain future). Scenarios are generated to simulate the future inflows into the reservoir. The scenarios consist of daily inflow data. The scenarios are generated, using generated daily rainfall data. The rainfall minus the evapotranspiration (mean daily values are used) is the input into the rainfall-runoff model (GR 3), this model computes the simulated flows into the reservoir. The mass curves of the simulated inflows are used in the stretched thread part, this stretched thread part is derived from a graphic method (see figure) to compute the flow that is to be released from a reservoir. In former studies (X. YANG; 1989) the average scenario is calculated and used as input into the stretched thread method. In this report variants of the stretched thread method have been studied. To test these variants, the regulation at the reservoir Bar sur Seine is simulated. The principles of the studied variants are: 1. The A-calculation method; Several initial outflows (corresponding to A values) are tested. ' The consequences are calculated for each scenario, if the proposed outflow had been taken at the first day of that scenario. The consequences are expressed using a cost function, the sum of the costs corresponding to one outflow value is calculated. The outflow corresponding to the least sum is selected. 2. Reserve capacity method; The reservoir is divided into three parts. Only one part is used in ' regular situations. In periods when extreme floods or shortages occur, the reserve capacity parts for flood reduction or the part for flow augmentation are also used. A combination of both methods is also tested. These new variants result in a better regulation (a lower standard deviation of the regulated flows) than the original method, but the new methods are more complicated and time consuming than the original one. The influence of the upstream riverbasin area and the reservoir capacity is also investigated. Larger reservoirs and larger riverbasins result in lower standard deviations (expressed in mm/day- flow divided by the riverbasin area) of the regulated flows. The simulations with several reservoir capacities can be useful to determine the optimum regulation method and the capacity, when it is decided that a reservoir will be constructed. The desired characteristics of the outflows (standard deviation, probability of occurence of extreme regulated flows) might determine the needed capacity.","reservoir; reservoir management","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Watermanagement","","Erasmus, Ecole national des Ponts et Chaussées, paris","",""
"uuid:0bd95aab-4650-4b0d-9afd-878876299b60","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0bd95aab-4650-4b0d-9afd-878876299b60","Ageing and dissolution of concentrated gelatin gels","Goossen, P.M.M.","Te Nijenhuis, K. (mentor); v.d.B rekel, L.D.M. (mentor)","1991","There is a growing interest in the use of water-soluble, (bio-) degradable films and coatings. Concentrated gelatin/water mixtures, which gel at lower temperatures and can produce a strong water-soluble film, are part of this group of materials. Because not all of the behaviour of these gels is fully understood with the present knowledge, there is a need for research into the processes controlling the behaviour of these gels. In this report the ageing processes of gelatin gels containing 10-50 %- w/w gelatin in water as well as the breakdown/ dissolution processes have been studied, using rheological measurements and dissolution tests…","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Polymer Technology","","","",""
"uuid:56b8582d-4705-47cd-97bb-fb22cbcdae39","http://resolver.tudelft.nl/uuid:56b8582d-4705-47cd-97bb-fb22cbcdae39","Synthese en karakterisering van een polyacrylaat met gekoppelde mesogenen","Wurfbain, G.L.","Mijs, W.J. (mentor); Addink, R. (mentor)","1991","Het doel van het onderzoek was het synthetiseren en karakteriseren van nieuwe vloeibaar-kristallijne polyacrylaten met gekoppelde mesogenen. Het gaat hier dan om zijketen polyacrylaten waarbij per monomeereenheid twee mesogenen via een vertakte spacer aan verbonden zijn. Een tweetal onderzochte verbindingen zijn 1,3- digesubstitueerde 2-propanol verbindingen. Als substituenten werden een tweetal bifenylverbindingen gebruikt, welke de mesogene groepen zijn. Het bleek goed mogelijk te zijn om dergelijke verbindingen met hoge opbrengst en zuiverheid te synthetiseren. De hydroxylgroep van dergelijke verbindingen is niet reactief t.o.v. methacryloychloride en epichloorhydrine. Gezien de slechte reactiviteit en oplosbaarheid van de onderzochte 2-propanolverbindingen werd overgegaan op een nieuw type uitgangsstof voor acylering welke met goede zuiverheid en redelijke opbrengst (53 %) gesynthetiseerd kon worden uit ethanolamine en een bifenylglycidylether. Het bleek dat een juiste instelling van de reactiecondities van groot belang was voor de zuiverheid van het product. Bij pogingen om de onstane verbinding te acyleren met methacryloylchloride bleek dat N,N-dimethyl-4-aminopyridine (DMAP) beter voldeed als protontrap dan triethylamine (TEA). Bij acylering met acryloylchloride geldt precies het omgekeerde. Zodra de omzetting meer dan ca. 40 % bedroeg bleek dat ook de secundaire hydroxylgroepen van de reactant geacyleerd te worden. Verder bleef er veel reactant over. Er konden geen reactiecondities worden vastgesteld waarbij een goede productie van alleen monoacrylaat het resultaat was. Nadat het diacrylaat en de niet geacyleerde stof waren verwijderd werd een nagenoeg zuiver, niet vloeibaarkristallijn acrylaatmonomeer verkregen. Structuuridentificatie van de monomeren en hun tussenproducten werd gedaan met NMR en FT-IR spectroscopie. Controles op zuiverheid geschiedde met TLC en smeltpuntsbepalingen. Polymerisatie van het zuivere monomeer werd uitgevoerd in THE met AIBN als initiator. De polymerisatie kwam goed op gang, maar naarmate de polymerisatie vorderde sloeg geleidelijk ca. 50 % van de opgeloste stof neer. De onopgeloste stof bleek oligomeer met een polymerisatiegraad van meer dan drie te zijn, en geheel onoplosbaar in THE. Dit oligomeer (geheel vrij van monomeer) werd met DSC en polarisatiemicroscopie gekarakteriseerd, en bleek (zeer vermoedelijk) niet kristallijn te zijn. Concluderend kan gezegd worden dat het gesynthetiseerde polyacrylaat niet vloeibaar-kristallijn is, maar dat dit niets zegt over eventueel vloeibaar-kristallijn gedrag van andere polyacrylaten met gekoppelde mesogenen. Op dit gebied is daarvoor nog meer onderzoek nodig.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Vakgroep Technologie van Macromoleculaire Stoffen","","","",""
"uuid:d25da634-41be-421b-912f-5c0f9f151ed5","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d25da634-41be-421b-912f-5c0f9f151ed5","Een beweegbare waterkering voor de stad Kampen","Zivojnovic, P.","Glerum, A. (mentor); Vrijling, J.K. (mentor); Florian, G.J. (mentor); Van Kleunen, P.J. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor)","1991","Het doel van de, in het kader van het Project Waterkering Kampen, uitgevoerde beleidsanalytische studie luidde:het genereren van een beperkt aantal integrale oplossingen voor een waterkering voor de stad Kampen, welke technisch haalbaar, financieel en maatschappelijk aanvaardbaar worden geacht. Hierbij dienden ook minder gebruikelijke oplossingen, zoals beweegbare waterkeringen, in beschouwing te worden genomen. Het afstudeeronderzoek is gesplitst in twee delen. Het eerste deel bestaat uit voornamelijk verslaglegging en inleiding op het probleem. Het tweede deel behelst constructieve uitwerking van het gekozen alternatief.","Kampen; waterkering; kadeconstructie","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:7a7dbf71-06b4-42e1-a430-fe9391f4a5dc","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7a7dbf71-06b4-42e1-a430-fe9391f4a5dc","Verification of a PC model for wave diffraction","Shafiee-Far, M.","Battjes, J.A. (mentor)","1991","BELUGA is a mathematical model which has been developed by Booij, Holthuijsen and Tolman in Delft University of Thechnology, to compute wave penetration into a harbour taking diffraction and reflection into consideration. The aim of the model is to provide an efficient numerical method for calculation of a wave field in a relatively large harbour and executable on a personal computer. The developed mathematical model is based on linear harmonic wave theory. The numerical technique employed in BELUGA programme can be classified as a boundary element methode The wave field in each boundary point and arbitrary other ones is composed of waves in a number of pre-defined directions; the waves in each direction are computed using the ray methode Diffraction around corner points in harbour contours is taken into account by applying linear superposition of the well-known Sommerfeld solutions. In the present study, a verification of this mathematical model has been carried out thoroughly on academie as well as on realistic test cases. The numerical model outcomes have been compared with analytical solutions and with laboratory measurements which were performed by the Delft Hydraulics Laboratory. By considering the results of the computational method which have been evaluated critically, the model was modified . Re-testing of the model was implemented after the improvement. It has been found that despite using an approximate solution the results of the model BELUGA are in good agreement with analytical exact solutions in simple cases such as a single breakwater and a breakwater gap. In the case of a complicated harbour the results are not in complete agreement with the laboratory measurements and the model needs still improvement. Finally, recommendations are given for further model development and improvement.","Beluga; waves; numerical method; wave theory; diffraction","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:7a7d89b4-b735-4d81-a90c-95ecc5201062","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7a7d89b4-b735-4d81-a90c-95ecc5201062","Vorming en transport van ijs op rivieren","Maas, J.F.; Roukema, D.C.","Battjes, J.A. (mentor)","1991","Al vele jaren wordt in landen met een tamelijk streng winterklimaat onderzoek gedaan naar het fenomeen ijs op rivieren, met name naar de grootte en gevolgen van ice-jams. Een ice-jam bestaat uit schollen, die ineengeschoven zijn door de sleepkracht van stroming of wind. Een ice-jam moet in evenwicht zijn. Ten tijde van het ontstaan en de ontwikkeling ervan treden er, met een kleine tijdschaal, grote veranderingen op in de water- en ijsbeweging. Simulatie hiervan kan alleen met een dynamisch model. Het ontbreken van een dergelijk model wordt gezien als belangrijk gemis in de theorie over ijs. In de huidige studie is allereerst een wiskundige beschrijving van de combinatie van water· en ijsafvoer afgeleid. Het snelheidsprofiel u(z) van het water zal zich aanpassen aan de extra schuifspanning (met het ijs), en de waterstand zal stijgen. Met behulp van het aangepaste snelheidsprofiel kan het sedimenttransport onder het ijsdek bepaalt worden, en kan bekeken worden wat de invloed van een ijsdek is op de bodemligging. Een karakteristieken analyse van het stelsel differentiaalvergelijkingen leert, dat er een kental van het ijstransport gedefiniëerd kan worden; de hieraan gekoppelde voortplantingssnelheden bestaan uit een snelheids- en een sterkte bijdrage. Door de overgang van licht naar zwaar transport, en de daarmee samenhangende op te leggen randvoorwaarden, is het niet mogelijk de vergelijkingen impliciet op te lossen. Er is gekozen voor een versprongen rooster. De -gemodificeerde- waterbeweging is wèl impliciet opgelost (Preissmann schema). In een 1D numeriek model (ICE) is vervolgens het ontstaan en de ontwikkeling van een ice-jam gesimuleerd. Voor in ieder geval 2 situaties geeft dit bemoedigende resultaten: Een rivier uitmondend in een meer met een vast ijsdek Een rivier met een breedteverandering Bovendien is met het model onderzocht welke invloed een ijsdek heeft op het sedimenttransport. Hieruit volgt dat er zowel lokale erosie als sedimentatie kan optreden.","ijs; ice-jams; ijsafvoer; waterbeweging","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:b3c81895-2340-4f51-83df-d9fd613f75fd","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b3c81895-2340-4f51-83df-d9fd613f75fd","Onderhoud in de waterbouw: Economisch verantwoord plannen van onderhoud","Kuijper, H.K.T.","D' Angremond, K. (mentor)","1991","In dit rapport wordt een methode beschreven voor het maken van een economisch verantwoorde planning van de tijdstippen van herstel aan een waterbouwkundige construetie. Bij deze methode staat de contante waarde van de kosten centraal. Er wordt gesteld dat de planning optimaal is in het geval de contante waarde van de totale kosten minimaal is. ander totale kosten wordt hier verstaan de som van de kosten van het herstel, de inspecties en het risico. Om het onderhoud en risico voor elk willekeurig tijdstip te kunnen bepalen moet er een verouderingsmodel beschikbaar zijn. Dit model definieert op elk tijdstip de sterkte van de constructie. Verouderingsmodellen bestaan in principe uit drie essentiele componenten, te weten: - Belastingen die veroudering veroorzaken - Sterkte of weerstand van de constructie tegen veroudering - Een relatie tussen de weerstand, de belasting en de veroudering. Er zijn gevallen waarbij we deze drie componenten (nog) niet voldoende kennen. In dergelijke gevallen wordt veelal direct de afname van de sterkte per tijdseenheid gemeten aan prototypes. Deze methode kan een oplossing bieden maar verschaft ons geen inzicht in het verouderingsproces. De conditie van een constructie op een bepaald tijdstip is athankelijk van het verouderingsproces en de tijdstippen van herstel. Als het verouderingsproces gedefinieerd is middels een verouderingsmodel, dan is de conditie van een constructie alleen nog een functie van de tijdstippen van herstel, zo ook de contante waarde van de totale kosten. In hoofdstuk 3 is een classificatie gegeven voor verouderingsprocessen. De belangrijkste eigenschap van een verouderingsproces is het al dan niet periodiek zijn van het verouderingsgedrag voor de verschillende herstel-intervallen. Hier is het herstel-interval gedefinieerd als de tijdsduur tussen twee opeenvolgende malen te plegen herstel. Bij een periodiek verouderingsproces is het herstel-interval constant. De contante waarde van de totale kosten is nog slechts een functie van de grootte van het herstel-interval. Minimalisatie van de contante waarde van de totale kosten is dan een betrekkelijk eenvoudige zaak. In het geval we te maken hebben met een niet-periodiek verouderingsproces, is de grootte van het herstel-interval niet constant. De contante waarde van de totale kosten is dan een functie van alle tijdstippen van herstel. Het aantal tijdstippen is athankelijk van de gewenste levensduur van de construetie. Minimalisatie van de contante waarde van de totale kosten is in deze gevallen vaak een tijdrovende aangelegenheid. In hoofdstuk 7 is het nut van inspectie gedefinieerd als het verschil in de contante waarde van de totale kosten volgens de oorspronkelijke planning, met als beginvooraarde de gevonden sterkte bij inspectie, en de contante waarde van de totale kosten volgens een op grand van de inspectie geoptimaliseerde planning. Met behulp van de sterkte, die gedefinieerd is door het verouderingsmodel, kan men een verwachtingswaarde van het nut van inspectie bepalen, zodat er alvorens te gaan inspecteren een schatting kan worden gemaakt van het nut ervan. Door voor elk jaar de verwachtingswaarde van het nut van inspectie te berekenen kan de eerstvolgende inspectie worden gepland in het jaar waarbij het nut positief is.","maintenance; planning","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:1b78e168-2a49-41bd-9b14-587205040818","http://resolver.tudelft.nl/uuid:1b78e168-2a49-41bd-9b14-587205040818","Optimalisatie van het snijproces van inhaleerbare vezels","Plaisier, R.B.","Buwalda, J.R.F. (mentor)","1991","In het kader van het promotieonderzoek van drs. J.R.F. Buwalda is getracht het snijproces bij de produktie van inhaleerbare vezels te optimaliseren. Dit werd uitgevoerd door te experimenteren met de diverse snijvariabelen, waarvan de snijhoek en de snijsnelheid het meest van belang blijken te zijn. Het vergelijken van de afsnijdingen van filamenten, geproduceerde vezels en lengteverdelingen geeft een duidelijk inzicht in de optimale condities van het snijproces. Deze condities zijn met diverse handelingen in een snijprocedure verwerkt (Bijlage 1). Gebruik makend van het verbeterde snijproces kan een produktie van ongeveer 4,5 mg/min. aan nylon-vezels worden verkregen. Voor het vergelijken van de dimensies van de diverse typen vezels blijkt de huidige meetmethode langdurig en onnauwkeurig te zijn, maar is wel te gebruiken als een indicatie voor de kwaliteit van de gesneden vezels. Omtrent de produktie-condities van de filamenten zijn pas conclusies te trekken als alle vezeltypen daadwerkelijk zijn gemeten en vergeleken (rond februari 1991).","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemische Technologie","","Deeltjestechnologie","",""
"uuid:c560fb02-b14c-42de-984b-9fca442e5e25","http://resolver.tudelft.nl/uuid:c560fb02-b14c-42de-984b-9fca442e5e25","A functional description of how to establish a connection in the Universal Mobile Telecommunication System (UMTS)","Mol, W.R.","Nijhof, J.A.M. (mentor); Meijer, M. (mentor); Wilhelmus, A. (mentor)","1991","In accordance with the development of the signalling on the radiopath and in the network of this new system, the author of this document has performed a Master thesis of the Delft University of Technology at the Dutch PTT (one of the participants). The goal of this Master thesis is to develop functions and their relationships which are needed to establish, maintain and release a (speech) connection in UMTS and, secondly, to describe the function’s functional behaviour in detail. The results of this Master thesis are presented in this document in the form of a functioned description according to COTT recommendations. First, the results present functions and their relationships which are needed for the establishment, maintainence and release of both a call connection and a bearer connection in the public environment (i.e. the street). For both connections, alternative procedures are described. These alternatives are a consequence of the separation of the call control and the bearer (connection) control because this separation offers a more flexible and efficient use of network resources. The functional behaviour for the procedure with the ’best’ fulfilment of the requirements is described in SDL diagrams. Secondly, the public environment functions and relationships are used for the creation of a mobile to mobile connection in the other three environments which are defined for UMTS: business (e.g. the office), domestic (e.g. a house) and the mobile environment (e.g. a train). As a consequence of the required autonomy of these environments, a duplication of functions which control the connection between the mobile user and his access point to the network is needed.","","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:bc2a05b2-49f9-4759-ae77-836ebd983b3b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:bc2a05b2-49f9-4759-ae77-836ebd983b3b","Onderzoek naar gas-vaste stof separatie in een twin-drum","Westra, N.","Prast, H.J. (mentor)","1991","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:51d23cdc-e4f2-455a-8595-a62e6ebdc588","http://resolver.tudelft.nl/uuid:51d23cdc-e4f2-455a-8595-a62e6ebdc588","Analyse van Xenongas m.b.v. een quadrupoolmassaspectrometer: t.b.v. het onderzoek naar de bruikbaarheid van vloeibaar en vast Xenon als detectiernedium voor ,-straling","van Sonsbeek, Richard","Okx, W.J.C. (mentor); van Eijk, C.W.E. (mentor)","1991","Theoretically, detectors for ,-radiation that use liquid or solid Xenon as detection medium should have usefull characteristics concerning detection efficiency and energyresolution. However, when looking at the latter, there is a discrepancy (of order 10) between theory and praxis. Up till now, the cause of this discrepancy isn't understood. However, it's generally accepted that the performance of such a detector relies on the purity of the used Xenon. Therefore a purification system has been installed in our experimental setup with which it 's possible to purify and analyse Xenongas. For the analysing purpose, use is been made of a quadrupole mass spectrom eter . In this report the working principle of this mass spectrometer will be explained and relevant information will be given that can be used when interpreting the recorded mass spectra. There is a further description of the experiences with this device. The recording of mass spectra has been done using a puls-counting me tho d. This method and improvements of it that will be carried out in the future are also being described.Last, proposals are been made for interpreting the recorded mass spectra and rough estimates of the impurity concentrations are been given.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Spectroscopie en Stralingstechnologie","","","",""
"uuid:35b937a2-f85d-40e0-87da-fb95d914d44a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:35b937a2-f85d-40e0-87da-fb95d914d44a","Water- en zandbeweging in golven en stroom","Van Gent, M.R.A.","Battjes, J.A. (mentor); Booij, R. (mentor); Van de Graaff, J. (mentor)","1991","The purpose of the investigation which is described in this report, is to contribute to the study of the motion of water and sand in waves and currents. A one-dimensional (vertical) numerical model of oscillatory turbulent flow is used to determine velo city distributions. The so called k- model is applied to oscillatory flow over a flat bed, with and without a steady current. Velo city, turbulent energy, dissipation of turbulent energy, eddy viscosity and shear stress distributions are presented. For determining the watermotion a coefficient is used to describe the mixing processes caused by turbulent motions. In the k- model this coefficient, the eddy viscosity, is obtained out of equations concerning the energy which is present in eddies. The eddy viscosity describes the vertical exchange of horizontal momentum. The model is also used to investigate the possibility to determine concentration distributions out of the watermotion. The coefficient which describes the exchange of sediment by the turbulent motion is taken equal to the coefficient which describes the exchange of momentum. As far as the prediction of concentration distributions is concerned, the model fails; considerable differences appear when the results are compared with measurements. An explanation for the differences is given: Exchange of momentum in the vertical direction is assumed to be less than the exchange of mass in the vertical direction. The approximation which is used to describe the transport in the vertical direction can also cause deviations (transport is related to the local velo city gradient). The model pro duces reliable velo city distributions but the concentration distributions deviate from measured distributions. These deviations are explicable. To gain better understanding of the processes, more research concerning the transport of mass must be carried out.","zandbeweging; golven; stroming; sedimenttransport","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Environmental Fluid Dynamics","",""
"uuid:433dfcf3-eb87-4dc9-88dc-8969996a6e3f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:433dfcf3-eb87-4dc9-88dc-8969996a6e3f","Wave transmission at low-crested structures","Daemen, I.F.R.","D'Angremond, K. (mentor); Van der Meer, J.W. (mentor); Bezuijen, K.G. (mentor)","1991","This report contains an analysis of data on wave transmission. It is restricted to wave transmission at low-crested permeable breakwaters. All data used are from tests with irregular waves. These data were earlier gatherd in Delft Hydraulics' report: ""Data on wave transmission due to overtopping by J.W. van der Meer ((1990). Aim of the research: Until now wave transmission is described by various formulas in which terms appear which contain more than one parameter. This makes it hard to recognize the influence of an individual parameter. The aim of the analysis presented in this report is to look at all parameters involved in a separate way and to come up with a formula which can predict wave transmission at low-crested breakwaters. This formula should be practically usable and reasonable reliable.","low-crested; breakwaters; waves","en","master thesis","TU Delft, Civil Engineering and Geosciences, Hydraulic Engineering","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","","","","",""
"uuid:c7c36c04-2400-475b-906e-e8c4e775109d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:c7c36c04-2400-475b-906e-e8c4e775109d","Ankerlijnkrachtberekening voor schepen afgemeerd met een multi-lijn verankeringssysteem","Hermans, M.A.","Velsink, H. (mentor); Massie, W.W. (mentor); Groenveld, R. (mentor)","1991","Een constructie waar krachten op werken zal in principe willen vervormen en/of verplaatsen. Deze wil kan gestopt worden doordat, al dan niet door de constructie zelf, reactiekrachten worden opgewekt die de eerder genoemde krachten tegenwerken. In deze -vervormde- toestand werken er netto geen krachten meer op de constructie zodat er dan sprake is van een statische evenwichtssituatie. Ditzelfde geldt voor het verankeringssysteem van schepen. Dit rapport behandelt zo'n systeem waarbij een schip ligt afgemeerd zuiver en alleen met behulp van lijnen. Deze 'lijnen' kunnen bestaan uit kabels, kettingen of samenstelsels daarvan. Voor het ontwerpen van dergelijke systemen dient men uiteraard inzicht te hebben in de krachten (en verplaatsingen) binnen zo'n systeem. Problemen die hierbij opdoemen zijn de statisch onbepaaldheid indien een schip met een veelvoud van lijnen is verankerd, de sterk niet-lineaire kracht-verplaatsingsrelatie van de te gebruiken lijnen en ook zeker de -ondoorzichtige- onderlinge koppeling tussen krachten en verplaatsingen in diverse richtingen. Nu blijkt het ook niet veel voor te komen dat schepen op open zee aan een veelvoud van lijnen, en dus tamelijk plaatsvast, worden verankerd c.q. afgemeerd, zij het dat het voor een speciaal soort schepen nl. boorschepen een vrij gebruikelijk systeem is. Veel vaker treft men de situatie aan dat een schip door middel van een samenstel van dolphins en trossen (aan de kade) is afgemeerd of, zo het dan om de situatie op open zee gaat, aan een enkele ankerlijn of Single Bouy Mooring (SBM). Ook in de literatuur is over het geval van de pure 'multilijn-verankering' vrijwel niets te vinden in tegenstelling tot een overvloed aan boeken en artikelen over de twee andere gevallen van kade en SBM. Hoe hierin de relatie oorzaak-gevolg ligt is de auteur niet bekend, maar dat valt ook geheel buiten het bestek van dit rapport. Dit rapport beoogt een verslag te geven van de werkzaamheden verricht bij het opstellen van een computerprogramma en bijbehorende handleiding ter berekening van krachten en verplaatsingen van een dergelijk multi-lijn-verankeringssysteem.","evenwichtstoestand; verankeringssysteem; statisch onbepaald; ankerlijn","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:992d0b2c-72c5-42ea-be82-78cb5e828eb8","http://resolver.tudelft.nl/uuid:992d0b2c-72c5-42ea-be82-78cb5e828eb8","The application of Climet CI-226 / CI-1000 optical particle counters in high temperature gas clean-up","Zevenhoven, C.A.P.","","1991","In this text several aspects related to the application of the Climet CI-226M / CI-1000 optical particle counter in the high temperature gas clean-up project are discussed. As a first objective this text gives a presentation of how this equipment is used in measuring particulate size distributions and filtration efficiencies. These are used for granular bed filter optimisation as part of the high temperature gas clean-up project. Secondly, this text may be highly beneficial for future users of the equipment, since it is also written as a supplement to the equipment manual texts.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","","","","",""
"uuid:748ec108-df9c-48e8-b235-08925b31bd0c","http://resolver.tudelft.nl/uuid:748ec108-df9c-48e8-b235-08925b31bd0c","Evaluation of the bit error probability in a Microcellular Mobile Radio System using DPSK modulation: Task report","Wesselman, H.J.","Kegel, A. (mentor); Prasad, R. (mentor)","1991","In this report the computational results are presented for the error probability as a function of reuse-distance, in a microcellular mobile radio system using DPSK modulation. The present investigation is carried out assuming that the desired signal is having Rician distribution and co-channel interference signals have Rayleigh distribution and are coherent additive. The propagation model is based on the measurement result published recently in [6], Finally, the bit error probability as a function of spectrum efficiency is also obtained.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrotechniek","","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","",""
"uuid:0b5f349f-f499-4d48-b7b1-82239e62ea61","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0b5f349f-f499-4d48-b7b1-82239e62ea61","Afrolling in mechanismen","Blok, P.","Cool, J.C. (mentor); Plettenburg, D. (mentor)","1991","Rapport Nr. A-572 - Mechanismen die in prothesen worden toegepast treedt regelmatig ongewenste wrijving op. Met konventionele middelen kan dit niet altijd worden tegengegaan, reden om een studie te verrichten naar de mogelijkheden die het op elkaar afrollen van de onderdelen te bieden heeft. In deze inleidende studie wordt nagegaan welke beweging mechanismen met afrollende verbindingen uitvoeren, en welke krachten daarbij optreden, om zodoende een beeld te krijgen van de karakteristieken van de mechanismen en de kritieke punten gedurende de beweging. (Vervolg op S-572: Wrijvingsarme overbrengingen)","afrolling; mechanismen; rolling links; joints; mechanisms; prosthetics; kunstledematen; handprothese; handprothesen; efficiency; hysteresis; hysterese; efficientie","nl","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Meet- & Regeltechniek, Cybernetische Ergonomie en Microtechniek","","Instrumenten","",""
"uuid:7742be73-2b20-4575-8cfe-7919ae6bdbf1","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7742be73-2b20-4575-8cfe-7919ae6bdbf1","Diffusielassen van siliciumcarbide aan austenitisch roestvast staal met behulp van Cu-Ni tussenlagen","Van Vliet, M.C.B.","Krugers, J.P. (mentor)","1991","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:16e1c722-88cd-4031-9c9b-0901b4f94303","http://resolver.tudelft.nl/uuid:16e1c722-88cd-4031-9c9b-0901b4f94303","Thermodynamic Modeling of Interfaces: Literature review","Cornelisse, Peter","Peters, C.J. (mentor)","1991","The first part deals with thermodynamics of interfaces in a general way and an expression for the interfacial tension as a function of the Helmholtz free energy density was derived. Secondly statistical thermodynamics was used to formulate an expression for the free energy distributions. The starting point of this theory is the grand partition function of a classical inhomogeneous fluid. This results into an exact formula for the interfacial tension and the free energy density...","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","","","","",""
"uuid:46a74234-93b2-4f00-bfe8-199e4daf2f54","http://resolver.tudelft.nl/uuid:46a74234-93b2-4f00-bfe8-199e4daf2f54","Effects of error correction and error detection coding in a narrowband fast fading slotted-Aloha network with BPSK modulation","Werry, J.J.P.","Arnbak, J.C. (mentor); Linnartz, J.P.M.G. (mentor); Weber, J.H. (mentor)","1991","In this thesis, the effects of generic codes on throughput and packet error probabilities in a mobile radio channel with multiple users will be examined. Data packets are transmitted in a random-access mobile radio channel, assuming Rayleigh fading, interference, and Gaussian noise. We address the slotted-Aloha protocol...","","","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:ec3c681b-f757-4589-b97a-06ab789f8886","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ec3c681b-f757-4589-b97a-06ab789f8886","Stock-taking of models existing for fibre transport and deposition in lungs and other tubelike systems","Zeckendorf, Angela","Marijnissen, J.C.M. (mentor)","1991","From this literature search one may conclude that most authors write their article on the basis of an already existing paper: they publish a so called secondary model. The authors either make some adjusments to improve an existing model or test an existing model by doing experiments. It does not often occur that they do both modelling and experimental work.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Materials Science","","Particle Technology Group","",""
"uuid:d9ecabb6-3527-4c7e-852a-66da6a693fa8","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d9ecabb6-3527-4c7e-852a-66da6a693fa8","Onderzoek naar het statische en quasistatische elektrostriktie gedrag van nitrilrubber","Beekman, H.A.","Posthuma de Boer, A. (mentor)","1991","Er is onderzoek gedaan naar het statische en quasistatische elektrostriktie gedrag van nitrilrubber (NBR). De resultaten zijn vergeleken met een eenvoudig model wat ervan uitgaat dat de optredende krachtwerking puur het gevolg is van de attraktiekracht tussen de elektroden t.g.v. de opgeslagen lading, en is toe te passen op isotrope materialen. Dit model geeft de volgende elektrostriktieconstante: ɤɜɜ=1/2ɛrɛo . De elektrostriktie is gemeten aan de hand van verlengings-metingen loodrecht op de externe veldrichting. Uit eerder onderzoek naar de statische elektrostriktie van nitrilrubber is een duidelijke invloed gebleken van voorgaande metingen. Dit wordt geweten aan restpolarisatie. Dit onderzoek laat zien dat er inderdaad sprake is van restlading en dus restpolarisatie. Daarnaast blijkt uit de statische experimenten dat de elektrostriktieve kracht toeneemt in de tijd. De oorzaak is hoogstwaarschijnlijk de simultaan optredende oplading welke het gevolg is van een ruimteladingspolarisatie...","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","",""
"uuid:6fd4e269-c53d-45ff-a44c-420ca006e3f3","http://resolver.tudelft.nl/uuid:6fd4e269-c53d-45ff-a44c-420ca006e3f3","De synthese en rheologie van enige vloeibaar kristallijne zijketen polyacrylaten","Rottink, J.B.H.","te Nijenhuis, K. (mentor)","1991","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technologie van makromolekulaire stoffen","","","",""
"uuid:f2503510-b8c9-4c1d-950a-584d07856ff6","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f2503510-b8c9-4c1d-950a-584d07856ff6","Throughput, delay and stability analysis of a slotted code division multiple access system for indoor wireless communication","Wijffels, C.A.F.J.","Arnbak, J.C. (mentor); Prasad, R. (mentor)","1991","In this report we present a performance analysis of a slotted Code Division Multiple Access (CDMA) system using three types of arrival models, namely ① Poisson model, ② Binomial model, and ③ Markov chain model. The performance is measured by evaluating the throughput, delay and stability of the system in both Rayleigh- as well as Rician fading radio channels. The influence of selection diversity, maximal ratio combining and Forward Error Correcting coding on the performance parameters is also studied.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic-Control Systems Group","",""
"uuid:4e09cbf1-affb-452d-8c29-29551e74c984","http://resolver.tudelft.nl/uuid:4e09cbf1-affb-452d-8c29-29551e74c984","An asymmetric speech coding algorithm for non real-time speech applications in multi-media systems","Koch, R.C.N.","Bons, J.H. (mentor); Prasad, R. (mentor); Weyland, N.B.J. (mentor)","1991","After looking at properties of speech and existing speech coding algorithms, a proposal for a new asymmetric speech coding algorithm is done. An asymmetric algorithm is a system in which the decoder is significantly simpler than the encoder. The purpose of this asymmetry is to exchange encoding delay for a decrease in bitrate. These algorithms can be used in non real-time speech applications. The proposed algorithm uses Vector Quantization and silence deletion techniques. The algorithm has been implemented in software and its performance has been evaluated.","Speech coding; Vector quantization; Asymmetric algorithms","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:4cc94e4f-9b37-4be0-8653-3094fab18773","http://resolver.tudelft.nl/uuid:4cc94e4f-9b37-4be0-8653-3094fab18773","Modelling supercritical entrainment distillation: virial equation of state / Henry’s Law. Extrapolation to the hepa separation problem: Progress report 2","van Ekelenburg, A.A.","Penninger, J.M.L. (mentor); Budde, F.J. (mentor)","1991","","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Anorganische en Fysische Chemie","","Toegepaste Thermodynamica en Fasenleer","",""
"uuid:da4358c2-85cf-47c7-b517-78b737fd58c8","http://resolver.tudelft.nl/uuid:da4358c2-85cf-47c7-b517-78b737fd58c8","Recycling van kunststofafval: Achtergronden en een inventarisatie van scheidingsmethoden","Butter, M.","van Turnhout, J. (mentor)","1991","In deze scriptie wordt kort ingegaan op de verschillende aspecten van de recycling van kunststoffen. Hierbij wordt de nadruk gelegd op technieken die gebruikt worden voor het scheiden van kunststofmengsels. Eerst worden diverse algemene methoden besproken die worden gebruikt voor de scheiding van componenten uit afval en later worden de specifieke technieken behandeld die bij de recycling van kunststoffen worden toegepast. Voor zover mogelijk worden voorbeelden uit Europa aangehaald. Er worden hoeveelheden van Nederlandse afvalstromen gegeven met de nadruk op huisvuil, dat de meest gecompliceerde afvalstroom is. Ook komen andere methoden voor het hergebruik van kunststof, zoals pyrolyse, verbranding en mengsels, aan de orde. Enkele belangrijke technieken zijn: luchtclassificatie en elektrostatische, drijf-zink en ballistische technieken. De toepasbaarheid van de verschillende methoden is sterk afhankelijk van de te scheiden afvalstroom. Het blijkt dat knelpunten van de recycling liggen bij de economische haalbaarheid van de te gebruiken scheidingsmethoden. Belangrijk zijn ook de afnemers van het gerecyclede materiaal.","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","","",""
"uuid:83550ae7-b364-4606-96a5-5f28f3182efd","http://resolver.tudelft.nl/uuid:83550ae7-b364-4606-96a5-5f28f3182efd","Verwerking en toepassingen van thermotrope vloeibaar kristallijne polymeren: Literatuur scriptie","van Uffelen, M.C.J.","Posthuma de Boer, A. (mentor); van Dam, J. (mentor); Langelaan, B. (mentor)","1991","Gedurende de laatste 15 jaar is de interesse in vloeibaar kristallijne polymeren enorm toegenomen. Dit blijkt uit het grote aantal studies, dat recentelijk is gepubliceerd. Deze publikaties kunnen in het algemeen verdeeld worden in drie categorieën: (1) synthese en chemische struktuur van vloeibaar kristallijne polymeren; (2) reologisch gedrag; (3) verwerking en toepassingen. Vergeleken bij het aantal publikaties over de synthese en reologisch gedrag is het aantal publikaties over de verwerking en toepassingen van vloeibaar kristallijne polymeren wat achter gebleven [1]. De reden hiervan is de hoge kostprijs van deze materialen. In deze literatuurscriptie wordt een overzicht gegeven van de huidige stand van zaken in de verwerking en toepassingen van thermotrope vloeibaar kristallijne polymeren. Eerst wordt een algemene beschrijving gegeven van vloeibaar kristallijne polymeren, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen lyotrope en thermotrope vloeibaar kristallijne polymeren. Vervolgens worden de geschikte verwerkingstechnieken voor thermotrope vloeibaar kristallijne polymeren besproken. Hierbij komen de conventionele verwerkingstechnieken voor thermoplasten aan bod zoals spuitgieten en extrusie. Aansluitend wordt een opsomming gegeven van de mogelijke composieten en blends die tot op heden bestudeerd zijn. Vervolgens wordt een lijst van reeds uitgevoerde toepassingen van thermotrope vloeibaar kristallijne polymeren gegeven. Tot slot wordt een zo'n volledig mogelijke opsomming gegeven van commercieel verkrijgbare thermotrope vloeibaar kristallijne polymeren. Hierbij is getracht de chemische samenstellingen te achterhalen, die schuilgaan achter de verschillende merknamen.","","","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Technologie der macromoleculaire stoffen","","","",""
"uuid:20b27abb-86b0-4750-8c9b-d12b2ac6f603","http://resolver.tudelft.nl/uuid:20b27abb-86b0-4750-8c9b-d12b2ac6f603","Verwerking en toepassingen van thermotrope vloeibaar kristallijne polymeren","van Uffelen, M.C.J.","Posthuma de Boer, A. (mentor); van Dam, J. (mentor); Langelaan, B. (mentor)","1991","In deze literatuurscriptie is de huidige stand van zaken beschreven in de verwerking van thermotrope LCP's. In de algemene beschrijving van LCP's wordt de ordeningstoestand van vloeibaar kristallijne polymeren vergeleken met amorfe en semi-kristallijne polymeren. Tevens wordt onderscheid gemaakt tussen lyotrope en thermotrope LCP's. Uit de beschrijving van het reologische gedrag van LCP's blijkt dat de viscositeit van de nematische smelt beduidend lager is dan de viscositeit van de smelt van isotrope thermoplasten. Deze eigenschap is van belang voor de kunstofverwerkende industrie, omdat het de verwerkbaarheid vereenvoudigd en de benodigde hoeveelheid energie voor verwerking lager is. Bij het spuitgieten van thermotrope LCP's wordt de vorming van een gelaagde struktuur waargenomen, waarbij de oppervlaktelagen meer georiënteerd zijn dan de kern van het produkt (skin/core struktuur). Dit verschijnsel komt tot uitdrukking in de mechanische eigenschappen van de spuitgietprodukten. De Produkten hebben namelijk betere mechanische eigenschappen in de stromingsrichting dan in de dwars- (transversaal) richting. Naast de produktdikte hebben ook de procesparameters, zoals de matrijstemperatuur, de injektiesnelheid en de injektiedruk een grote invloed op de mechanische eigenschappen van het spuitgietprodukt. Uit de onderzoeken blijkt dat bij lage instellingen van de procesparameters spuitgietprodukten met goede mechanische eigenschappen worden verkregen. Bij extrusie zijn de extrusietemperatuur en de verstrekverhouding (draw-down ratio bij vezelspinnen, blow up ratio bij folieblazen) de procesparameters die de grootste invloed hebben op de mechanische eigenschappen van de extrusieprodukten. De mechanische eigenschappen van de extrusieprodukten zijn beschreven met behulp van composiettheorièn voor vezelversterkte kunststoffen. Vezel- en mineraalgevulde LCP's worden toegepast om de mechanische eigenschappen in de transversale richting te verbeteren. Dit gaat echter ten koste van de eigenschappen in de stromingsrichting. De algemene trends die waargenomen worden bij mengsels van LCP's met amorfe thermoplasten zijn een drastische verlaging van de smeltviscositeit en een verbetering van de mechanische eigenschappen van het thermoplastische materiaal bij lage concentraties (tot 10%) LCP. De mechanische eigenschappen van deze mengsels kunnen beschreven worden met eenvoudige composiettheorièn . De thermotrope LCP's hebben een breed toepassinsgebied. De daadwerkelijke toepassing heeft echter nog niet de omvang die men er in eerste instantie van heeft verwacht, vanwege de hoge kostprijs van thermotrope LCP's. Desalniettemin wordt voor deze materialen een rooskleurige toekomst voorspeld.","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","","","",""
"uuid:c5bea28f-9006-42ee-a4a0-348bab875f3e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:c5bea28f-9006-42ee-a4a0-348bab875f3e","Acrylonitrilpolymeren: Literatuurscriptie","Joziasse, C.A.P.","","1991","Acrylonitril, de grondstof voor polyacrylonitril en acrylonitrilpolymeren, wordt tegenwoordig voor het grootste deel geproduceerd door ammoxidatie van propeen volgens het Sohio-, PCUK- of Montedison-UOP-proces. Van de totale hoeveelheid geproduceerde acrylonitril wordt ongeveer de helft toegepast in synthetische vezels, terwijl SAN- en ABS-copolymeren (zie § 3.1 resp. § 5.3) het tweede grote toepassingsgebied zijn [1]. De nitrilrubbers (NBR) zijn het oudste toepassingsgebied van acrylonitril. Nitrilrubber is een copolymeer van butadieen met een grote variatie in acrylonitrilgehalte, waarmee een grote verscheidenheid aan bruikbare eigenschappen kan worden bereikt, zoals bestendigheid tegen olie, vet, oplosmiddelen, chemicaliën, hitte en zonlicht. Nitrilrubbers worden ook toegepast als modifiers voor PVC, SAN, polystyreen, nylon, etc…","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","","","",""
"uuid:bcee434f-ab14-4848-8716-8ec4e0d93c6b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:bcee434f-ab14-4848-8716-8ec4e0d93c6b","The State of the Art in Thermodynamic Modelling of Aqueous Two-phase Biopolymer Systems","Loggers, Ronald J.","de Swaan Arons, J. (mentor)","1991","This literature research was done to obtain a degree in chemical engineering at the Delft University of Technology. In the graduation stage of the chemical engineering study in Delft. The result of this research has to be a report which covers the most recent developments of the chosen subject.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Applied Thermodynamics and Phase Behaviour","","","",""
"uuid:a1c3b7ab-6604-4edf-a4f5-98405e5aeb48","http://resolver.tudelft.nl/uuid:a1c3b7ab-6604-4edf-a4f5-98405e5aeb48","Netwerkvorming in oplossingen van zijketen vloeibaar kristallijne polymeren (I.O.P. BP-304): Literatuur onderzoek","Cordfunke, P.M.","","1991","De titel van dit rapport is ""Netwerkvorming in oplossingen van zijketen vloeibaar kristallijne polymeren"". Het is dus de bedoeling om de interacties van zijketen vloeibaar kristallijne polymeren in een oplosmiddel te onderzoeken. Deze polymeren kunnen een drie-dimensionaal netwerk vormen waarin de vloeibaar kristallijne gebieden als fysische verknopingen fungeren. Om deze netwerkvorming en de eigenschappen van het gevormde netwerk te onderzoeken worden eerst de vloeibaar kristallijne polymeren besproken. Daarna zal hun gedrag in een oplosmiddel geanalyseerd worden, om tot een aantal voorwaarden te komen waaraan voldaan moet zijn om een drie-dimensionaal netwerk te verkrijgen. Tevens zullen de eigenschappen (in de ruimste zin van het woord ) van dit netwerk worden bekeken.","","","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","",""
"uuid:ac554bdd-1957-453a-b534-217ccbb422d0","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ac554bdd-1957-453a-b534-217ccbb422d0","Mechanische eigenschappen van poly(meth)acrylaat/ urethaan netwerken: De invloed van de samenstelling van het lineaire polymeer op de mechanische eigenschappen van het netwerk","van der Veen, Carina","A-Lim, D.T. (mentor)","1991","Dit onderzoek bestaat uit drie delen: - Het synthetiseren en karakteriseren van de poly(meth)acrylaten. - Het crosslinken van de polymeren en het volgen van die reaktie. - Dynamisch mechanische metingen aan de gecrosslinkte polymeren.","","nl","master thesis","","","","","","","","","","","","","",""
"uuid:83383ed9-d4b0-487b-ab80-58c0f980108e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:83383ed9-d4b0-487b-ab80-58c0f980108e","Diffusie van electrolytoplossingen door polytereftalamide membranen","Pullen, Robert Jan","de Jager, A. (mentor); Janssen, L.J.J.M. (mentor)","1991","Tijdens dit afstudeerverslag is de diffusie door membranen van electrolytoplossingen onderzocht in relatie tot de groeisnelheid tijdens vorming van de membranen. De membranen worden gemaakt door grensvlakpolycondensatie van een zuurchloride en een amine. De snelheid waarmee dit gebeurt is diffusiebeperkt. De poreuze eigenschappen die deze membranen bezitten werden onderzocht door diffusiemetingen van electrolytoplossingen door de membranen, groeisnelheidsmetingen, en impedantiemetingen aan membranen; een techniek waarover op dit gebied nog niet veel bekend is. Het gebruikte zuurchloride was tereftaloyldichoride (TDC). Verschillende parameters werden veranderd zoals het oplos middel voor TDC en gebruik van verschillende concentraties dietyleentriamine (DETA) of combinaties van DETA en ethyleendiamine (EDA) of hexeendiamine (HEDA). Verhoging van de Ctdc/Cdeta verhouding zorgde voor een verhoogde diffusie door het membraan. Toevoeging van een diamine zorgde voor een verlaagde diffusie. Bij de impedantiemetingen is geen rekening gehouden met de impedantie bijdrage van de electrolytoplossing op de totale impedantie wat een vertekend beeld gaf op de resutaten. Het onderzoek vormde de afsluiting van het vierdejaars studieprogramma voor de opleiding tot chemisch analist (ing.) aan de Hogeschool Rotterdam en Omstreken, Polytechnische Faculteit, Hoger Laboratoriumonderwijs te Delft voorheen Van Leeuwenhoek Instituut.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","",""
"uuid:2fba4214-ba17-45e5-b191-740d9af4222b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:2fba4214-ba17-45e5-b191-740d9af4222b","Synthese en Karakterisering van Styreen-n-Butylacrylaat Acrylonitrilterpolymeer: Invloed van Acrylonitril op de Suspensie- en Emulsiepolymerisatie en de Eigenschappen van Xerografisch Polymeer","Joziasse, C.A.P.","te Nijenhuis, K. (mentor); van der Werf, J.M. (mentor); Hulshoff, A. (mentor)","1991","In samenwerking met Rank Xerox (Nederland) BV is onderzoek verricht naar styreenbutylacrylaat-acrylonitrilterpolymeren, die geschikt zouden kunnen zijn als basis voor een toner. Uitgangspunt voor het onderzoek was het S103C-polymeer, dat door Rank Xerox reeds wordt toegepast in de Ref RXV toner. In het verleden lag de nadruk van het onderzoek op partiële (chemische) vernetting van het polymeer, maar er zijn aanwijzingen dat in het S103C-polymeer de vernetting een fysisch karakter heeft en veroorzaakt wordt door de aanwezigheid van acrylonitril.","","; en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","","","",""
"uuid:e6581902-46aa-44f5-b109-62ce196ff371","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e6581902-46aa-44f5-b109-62ce196ff371","Simulatie scheepvaart IJmond","Vos, M.J.; Groenveld, R.","Velsink, H. (mentor)","1991","Het IJmond- gebied omvat de haven van Amsterdam, het Noordzeekanaal en de sluizen van IJmuiden. De probleemstelling richt zich op de planningsmethodiek voor de afwikkeling van de scheepvaart in dit gebied. Het afstudeerproject (in opdracht van DGSM) betreft het ontwikkelen van een simulatiemodel waarin de gehanteerde planningsmethodiek opgenomen is. Dit betekent dat het model het gehele IJmond- gebied moet omvatten. Dit model dient als hulpmiddel bij het optimaliseren van de planning en om de gevolgen van toekomstige veranderingen in het systeem te onderzoeken. Het model is ontwikkeld in de simulatietaal Prosim. Naast de beschrijving van het scheepsproces, zijn facetten als de kolkvulling, de beschikbaarheid van sleepboten, de invloed van het weer en de planningsstrategie opgenomen. Met het model zijn de volgende simulaties uitgevoerd: - de invloed van de maximale tijd dat er gewacht wordt met schutten op aankomende schepen: er is onderzocht wat de gevolgen zijn voor de gemiddelde passeertijd van de schepen. - de invloed van de spreiding van onderhoudsperioden van de grootste sluis op de passeertijden van de schepen. - de gevolgen van de groei van het verkeersvolume van bepaalde scheepstypen op de wachten passeertijden. Na de verifikatie van het model kan geconcludeerd worden dat het model goed aan de doelstelling beantwoordt. Naast de wachttijden geeft het model inzicht in de passeertijden, de sluisbezetting, enz. De uitgevoerde simulaties geven duidelijke overeenkomsten met de werkelijkheid.","IJmond; afwikkeling; scheepvaartproces; simulatiemodel","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:bdf242b3-854c-4cf7-bb00-e715fb31129f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:bdf242b3-854c-4cf7-bb00-e715fb31129f","Application of the random storm method tot the air-gap problem","Heijermans, B.H.","Battjes, J.A. (mentor); Holthuijsen, L.H. (mentor); Massie, W.W. (mentor); Tromans, P.S. (mentor)","1991","This is a study of the statistics of the ocean surface. The extreme surface elevation arising from waves, tides and storm surge is calculated by a novel approach that appears to eliminate many of the shortcomings of the convential practice. The proposed method works with the statistics of storms rather than three hour periods. A storm may be regarded as a period (of order a day) of continuous severe seas. Successive storms can be treated as independent events. The new theory assumes that certain asymptotic properties of extreme values are applicable to storms. This allows us to treat extreme statistics within a storm in a straightforward way and to extrapolate to more severe storms (say 100 year level) from a short (eg. 25 year) data base. The method has been applied to hindcast data Erom NESS (Northern European Storm Study) for a location in the northern North Sea to predict extreme wave height. The largest storms from the north-west and the south-east quadrant were studied. From the time series of the significant wave height the probability distribution, P(H), oE the extreme wave height of each storm was calculated and, thereby, also the most probable extreme wave height of each storm. Comparisons of the various P(H) distributions showed that they can all be well represented by a one-parameter standard extreme value distribution in which the most probable extreme value appears as the parameter. Thus, if Hmp is given for a storm, the probability distribution of the largest wave is automatically known; it is p(H|Hmp). The H values Erom the 25 years of storms can be used to estimate a probability density function p(Hmp ) that allows us to extrapolate to 100 year conditions. In fact a novel asymptotic method was used to estimate the probability distribution of Hmp , p(Hmp ). Combination of p(Hmp ) and p(H|Hmp ) allows the calculation of the probability distribution of the Largest wave height for any random storm and, since the ave rage arrival rate of storms is known, for any desired return period. The 100 year wave height obtained in this way is 26.4 metres. A conventional analysis of the same data would give a value of order of 28 metres, including short term variability. The method is not only applicable to wave height but also to surface elevation. Exactly the same procedure is followed except that wave height is replaced by surface elevation induced by waves, storm surge and tide. This method is applied to check the air-gap of existing structures to help to decide whether the existing platforms some settiement of the structures occurs.","ocean surface; waves; storms; extreme statistics; wave height; air-gap","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:27984fdc-4e2c-4df5-b2c0-51e4b8eb3e6a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:27984fdc-4e2c-4df5-b2c0-51e4b8eb3e6a","Onderzoek naar de morfologie en stabiliteit van ASA bevattende polymeermengsels: de invloed van een component met een zwichtspanning","Beekmans, Fred","Verhoogt, Henk (mentor)","1991","In dit verslag is het onderzoek aan mengsels van Polypropeen (PP) met Acrylonitril-Styreen-Acrylester copolymeer (ASA) beschreven. De keuze van de materialen was tweeledig: Ten eerste bevatten beide componenten fysische cross-links, welke de vorming van een zogenaamde bi-continue structuur bevorderen. En ten tweede bezit ASA een zwichtspanning, die in staat moet zijn een gevormde morfologie stabiel te houden. Omdat bleek dat dit systeem zeer incompatibel was, is naast dit mengsel op een aantal punten ook het compatibeler mengsel van ASA met Polycarbonaat (PC) bekeken. De mengsels zijn gemaakt met behulp van een extruder (mengschroef). De mengsels van ASA en PP zijn gekarakteriseerd met behulp van onder andere DSC en DMTA. Er zijn reologische metingen uitgevoerd aan deze materialen met de capillair reometer en het kegel—plaat apparaat. Er is uitvoerig onderzoek verricht naar de morfologie van beide systemen met behulp van de Scanning Elektronen Microscoop en door middel van selectieve extractie. De stabiliteit van deze mengsels is onderzocht door uitvoering van een ""anneal""proces. Om de invloed van de zwichtspanning op de stabiliteit nog verder te kunnen vaststellen, zijn opbreekexperimenten uitgevoerd aan ASA draadjes in zowel PP als PCmatrices. Verder zijn de elasticiteitsmoduli bepaald van zowel uitgangsmaterialen (PP en ASA) als mengsels.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technologie van Makromolekulaire Stoffen","","","",""
"uuid:c28f3692-bae6-4a1c-89ce-76b25802d55d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:c28f3692-bae6-4a1c-89ce-76b25802d55d","Polymeriseerbaarheid van macromonomeren: Literature study","Rottink, J.B.H.","Mijs, W.J. (mentor)","1991","In de literatuur wordt vaak twijfel geuit over het vermogen van macromonomeren om te polymeriseren. Macromonomeren zijn monomeren die bestaan uit een polymeerketen met aan het uiteinde een of andere functionele groep. De macromonomeren vormen een belangrijke klasse monomeren omdat ze een eenvoudige route naar de synthese van ent copolymeren verschaffen door copolymerisatie met laagmoleculaire monomeren. Deze scriptie is het resultaat van een literatuurstudie naar de polymeriseerbaarheid van macromonomeren, waarbij vooral de homopolymerisatie is bestudeerd. De synthese van macromonomeren, copolymerisatie met kleine monomeren en de karakterisering van polymacromonomeren worden ook behandeld...","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en de Materiaalkunde","","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","",""
"uuid:e51b23fd-4aae-4bf8-abc9-3c41701912bd","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e51b23fd-4aae-4bf8-abc9-3c41701912bd","Onderzoek naar de morfologie en stabiliteit van ASA bevattende polymeermengsels: de invloed van een component met een zwichtspanning","Beekmans, F.","Verhoogt, H. (mentor)","1991","In dit verslag is het onderzoek aan mengsels van Polypropeen (PP) met Acrylonitril-Styreen-Acrylester copolymeer (ASA) beschreven. De keuze van de materialen was tweeledig: Ten eerste bevatten beide componenten fysische cross-links, welke de vorming van een zogenaamde bi-continue structuur bevorderen. En ten tweede bezit ASA een zwichtspanning, die in staat meet zijn een gevormde morfologie stabiel te houden. Omdat bleek dat dit systeem zeer incompatibel was, is naast dit mengsel op een aantal punten ook het compatibeler mengsel van ASA met Polycarbonaat (PC) bekeken. De mengsels zijn gemaakt' met behulp van een extruder (mengschroef). De mengsels van ASA en PP zijn gekarakteriseerd met behulp van onder andere DSC en DMTA. Er zijn reologische metingen uitgevoerd aan deze materialen met de capillair reometer en het kegel-plaat apparaat. Er is uitvoerig onderzoek verricht naar de morfologie van beide systemen met behulp van de Scanning Elektronen Microscoop en door middel van selectieve extractie. De stabiliteit van deze mengsels is onderzocht door uitvoering van een ""anneal"" proces. Om de invloed van de zwichtspanning op de stabiliteit nog verder te kunnen vaststellen, zijn opbreekexperimenten uitgevoerd aan ASA-draadjes in zowel PP als PC matrices. Verder zijn de elasticiteitsmoduli bepaald van zowel uitgangsmaterialen (PP en ASA) als mengsels…","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","",""
"uuid:bebc0fc4-a3a5-4b52-aa69-c555e73df74d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:bebc0fc4-a3a5-4b52-aa69-c555e73df74d","Betonnen damwanden, voorgespannen met ARAPREE, toegepast als oeververdediging","Van Beek, R.J.","d' Angremond, K. (mentor); Vos, J. (mentor); Den Uijl, J.A. (mentor); Hijna, L.F. (mentor); Van Kleef, J.H.M. (mentor)","1991","ARAPREE is een voorspanelement op basis aramidevezels, ontwikkeld door de HBG en AKZO. Dit nieuwe materiaal heeft een aantal voordelen vergeleken met voorspan- en wapeningsstaal. Echter de hoge kostprijs van ARAPREE is een van de redenen dat het daar wordt toegepast waar de gunstige eigenschappen van ARAPREE tot uiting komen en een toepassing in staal speciale voorzieningen vergt. Een van deze eigenschappen is de hoge chemische resistentie waardoor de vereiste betondekking klein is. Het voordeel hiervan komt vooral tot uiting in dunwandige elementen. Een toepassingsgebied van dergelijke elementen is de oeververdediging waar het als vervanging kan dienen voor het 'omstreden' tropisch hardhout of verduurzaamd naaldhout. In de studie is de toepasbaarheid onderzocht van betonnen profielen voorgespannen met ARAPREE, bij vier verschillende oevers. Er zijn twee lage (0,5 en 1,0 meter kerende hoogte) en twee hoge oevers (3,0 en 6,0 meter) bekeken. Allereerst zijn negen verschillende damwanden bepaald en onderling afgewogen aan de hand van diverse criteria. Door middel van een multi-criteriaanalyse zijn bij elke oever de drie beste alternatieven gekozen, welke vervolgens zijn gedetailleerd en waarvan de fabricagekosten zijn berekend. Hierbij zijn materiaal-, arbeids-, mal- en transportkosten in rekening gebracht. Bij elke kerende hoogte is het goedkoopste alternatief gekozen en vergeleken met de huidige oplossingen in hout, staal en een nieuwe beschoeiingsvorm (GRC-schoeidelen). Bij de laagste oever is van de betonvarianten de beschoeiing het goedkoopste maar deze blijkt aanzienlijk duurder dan de houten beschoeiing. De damplank is bij een hoogte van 1,0 meter het goedkoopste betonalternatief en deze blijkt concurrerend met de houten variant. Bij beide hoge oevers is de betonnen damwandplank het goedkoopste beton-alternatief. Het blijkt dat bij een hoogte van 3,0 meter beton de laagste fabricagekosten heeft terwijl bij 6,0 meter staal het voordeligst is. Beton blijkt een goede vervanging van hout en is financieel aantrekkelijk bij middelhoge oevers. Bij zeer grote momenten is het aandeel van ARAPREE in de kostprijs te groot waardoor de stalen damwand goedkoper is. Bovendien is de dikte van een betonelement zodanig (120 mm bij q,O meter kerende hoogte) dat ARAPREE niet noodzakelijk is. Bij de middelhoge oevers blijft de dikte van de betonelementen, door de toepassing van ARAPREE, beperkt. In vergelijking met traditioneel gewapend beton is deze aanzienlijk verminderd; bij planken, toegepast als beschoeiing, is de dikte terug te brengen tot 25 mm en bij de damplanken bedraagt deze 40 à 50 mm bij geringe momenten. De gereduceerde dikte kan grote voordelen hebben bij het inbrengen van het profiel omdat de weerstand minder is dan bij grote dikte. Bovendien is de duurzaamheid van de damwand, bij eventueel optredende scheurvorming, gegarandeerd doordat ARAPREE niet corrodeert. Dit kan bij middelhoge oevers de doorslaggevende factor zijn om voor beton, voorgespannen met ARAPREE, te kiezen.","Arapree; voorspanning; betondekking; oeververdediging; damwanden","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:d56cde9b-6d50-4552-a367-cea05f005081","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d56cde9b-6d50-4552-a367-cea05f005081","Analyse van het gedrag van bellen in een twee-dimensionaal gas-gefluïdiseerd bed met behulp van beeldbewerkingstechnieken","Schulte, H.B.M.","Mudde, R.F. (mentor); Vossepoel, A.M. (mentor)","1991","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:8f573607-4943-4e41-8505-e763d31a924c","http://resolver.tudelft.nl/uuid:8f573607-4943-4e41-8505-e763d31a924c","Vergelijking tussen het stromingssimulatieprogramma fluent en experimenten in hydrocyclonen","Ribberink, J.S.","Liem, T.L. (mentor)","1991","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:6424e0ce-907e-4aba-bab6-2a081423bd9c","http://resolver.tudelft.nl/uuid:6424e0ce-907e-4aba-bab6-2a081423bd9c","Onderzoek naar de invloed van onvolkomen doorlassing op de vermoeiingssterkte van een lasverbinding","Tan, B.T.","Den Ouden, G. (mentor)","1991","De achterassen van de DAF-vrachtwagens bestaan uit twee aslichaamhelften. Deze worden door een lasverbinding met elkaar verbonden. De lasverbinding heeft een doorlassingspercentage van ongeveer 80%. Het doel van dit onderzoek is de mogelijkheden na te gaan om verlaging van de doorlassingsgraad bij een vereiste vermoeiingssterkte van de lasverbinding. Ter bepaling van de vereiste vermoeiingssterkte moeten de optredende vermoeiingsbelastingen worden bepaald. Alleen de vermoeiingsbelastingen veroorzaakt door het torsiemoment en door de dwarskracht ten gevolge van het verticale moment blijken volgens de theorie schadelijk te zijn voor de lasverbinding. Deze kunnen een mode-3 scheurgroei vanuit de onvolkomen doorlassing veroorzaken. Met gegevens van wegmetingen is berekend dat het spanningstrajekt van deze vermoeiingsbelasting 36,3 N/mm^ bij 10® wisselingen bedraagt bij een spanningsverhouding van - 1. Er wordt door DAF geëist dat de lasverbinding deze vermoeiingsbelasting met een drie maal grotere levensduur kan weerstaan. De minimaal vereiste vermoeiingssterkte voor de lasverbinding is dus op een spanningstrajekt van 36,3 Wmnf bij een levensduur van 3x10® wisselingen gesteld. Voor de vermoeiingsexperimenten zijn proefstukken van de lasverbinding vervaardigd met verschillende doorlassingsgraad. Er zijn zowel mode-1 als mode-3 vermoeiingsexperimenten uitgevoerd. Op basis van de resultaten van deze experimenten kan geen uitspraak worden gedaan over de exacte minimaal toe te laten doorlassingsgraad van de lasverbinding. De resultaten hebben wel aangetoond dat een verlaging van het doorlassingspercentage tot een waarde van 70% zeer waarschijnlijk haalbaar is.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technische Materiaalwetenschappen","","Welding Technology and Non-destructive Testing","",""
"uuid:39b69e94-5a20-4c2d-abe6-db0ea6dfc7a8","http://resolver.tudelft.nl/uuid:39b69e94-5a20-4c2d-abe6-db0ea6dfc7a8","Menging van twee gestratificeerde vloeistoflagen met diverse viscositeitsverhoudingen door turbulente wervels","Van Dijk, H.A.N.","Bouwmans, I. (mentor)","1991","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:26d70433-0037-4d0e-a53e-f8aeb06fe14f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:26d70433-0037-4d0e-a53e-f8aeb06fe14f","MLS Integrated Approach Systems - MIAS: Geïntegreerde landingssytemen met MLS voor verkeersvliegtuigen en de ""general aviation""","Vlietstra, E.P.M.","van Willigen, D. (mentor); Borst, A. (mentor); van Driel, N. (mentor); van Nee, D.J.R. (mentor); Nieuwkerk, L.R. (mentor); Teunissen, P.J.G. (mentor)","1991","Nadat de mogelijke voordelen van geïntegreerde landingssystemen zijn besproken wordt de keuze voor (D)GPS of (D)Loran-C beargumenteerd. Vervolgens wordt op grond van de nauwkeurigheidseisen bepaald welke categorie toepassingen realiseerbaar zijn met welke combinaties en worden er vergelijkingen opgesteld voor plaatsbepaling met geïntegreerde landingssystemen. Daarna worden de voordelen van differentiële plaatsbepaling behandeld, hoe de correcties kunnen worden overgezonden en wordt berekend hoeveel correcties per seconde nodig zijn om aan de nauwkeurigheidseisen te voldoen.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrotechniek","","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidings-systemen","",""
"uuid:45ceaa2d-9270-43b0-bf86-853d35c7c394","http://resolver.tudelft.nl/uuid:45ceaa2d-9270-43b0-bf86-853d35c7c394","Synthese en karakterisatie van zijketen polyurethanen met 4,4’-bifenyl als mesogene groep","ten Haaft, A.","Shengyu, J. (mentor)","1991","VIoeibaarkristallijne organische verbindingen zijn al ruim een eeuw bekend. Tegenwoordig staan vloeibaarkristallijne polymeren (LCP's) en in het bijzonder de zijketen vloeibaarkristallijne polymeren (SCLCP's), als gevolg van hun bijzondere eigenschappen, volop in de belangstelling. Mijn opdracht was een serie zijketen vloeibaarkristallijne monomeren en polymeren te synthetiseren. De syntheseroute naar het monomeer verloopt in vier stappen en begint met zijketen. In de eerste stap wordt er via een Williamson ethersynthese een alkyl staart aan 4,4'-bifenol gekoppeld. De tweede stap, waarin de ethyleen-spacer geplaatst wordt, is een condensatiereactie van ethyleencarbonaat en 4-alkoxy-4'-hydroxybifenol. De derde stap is een mesylering van deze zijketen met mesylchloride. De laatste stap in de monomeersynthese is een reactie tussen de gemesyleerde zijketen en diethanolamine. Op deze wijze zijn twee monomeren gemaakt, de eerste met een methoxy-staart, de tweede met een butoxy-staart. Wegens tijdgebrek heb ik helaas de synthese van het octoxy-monomeer niet kunnen voltooien. Het octoxy-polyurethaan gaf ik de grootste kans om vloeibaarkristallijn gedrag te vertonen...","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","",""
"uuid:43a5223e-7462-452a-b511-db5555e3a491","http://resolver.tudelft.nl/uuid:43a5223e-7462-452a-b511-db5555e3a491","Keuze van locaties bestemd voor de berging van baggerspecie","Ivens, M.P.A.","Oudshoorn, H.M. (mentor); Van Eck, P. (mentor); De Boer, E. (mentor); Tutuarima, W. (mentor)","1991","In Nederland zijn de waterbadems van grotere en kleinere wateren in meer of mindere mate verontreinigd. Bij de noodzakelijke baggerwerkzaamheden in het kader van het onderhoud van vaarwegen en andere watersystemen komt verontreinigde baggerspecie vrij. De vrijkomende verontreinigde baggerspecie dient op milieuhygiënisch verantwoorde wijze geborgen te worden. Dit houdt in dat locaties geselecteerd dienen te worden waar specie geborgen kan worden. Daarbij kan men kiezen tussen opslag onder water of op het land met elk diverse varianten. In deze scriptie ligt de nadruk op de bestuurlijk-planologische aspecten van de locatiekeuze. Het aanwijzen en realiseren van een locatie gaat gepaard met het doorlopen van een proces van procedures en het moeten voldoen aan een heel scala van wetten om tot een goede keuze te komen en om een ieder die dat wil te laten participeren in het proces.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:0939b2ba-f786-4d9c-838d-0bff67b63975","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0939b2ba-f786-4d9c-838d-0bff67b63975","Het ontwerp van een longmodel voor het bestuderen van het transport- en depositiegedrag van vezels","Zeckendorf, Angela","Marijnissen, J.C.M. (mentor); Lemkowitz, S.M. (mentor); Bibo, B.H. (mentor); Scarlett, B. (mentor)","1991","Tegenwoordig rijst steeds vaker de vraag of de vezelachtige materialen die asbest vervangen, gevaren voor de menselijke gezondheid opleveren. Dat is de reden dat er in 1988 aan de Technische Universiteit Delft een onderzoek is gestart om het gedrag van vezels in longmodellen te bestuderen. In dit afstudeerverslag wordt beschreven hoe, aan de hand van een literatuuronderzoek, een opstelling is ontworpen, gebouwd en gedeeltelijk getest om de depositie van vezels in een longmodel mee te kunnen meten. Er is gekozen voor het symmetrische longmodel van Yeh en Schum (1980) en voor de ademhaling wordt het ICRP model1 aangehouden. In de opstelling wordt alleen het inademen gesimuleerd. De opstelling is geconstrueerd uit (gecoat) glas en roestvrij staal om electrostatische lading zoveel mogelijk te voorkomen. Op een aantal punten is deze opstelling verder ontwikkeld dan de experimenten met longmodellen die tot nu toe in de literatuur beschreven zijn. Om de precieze relatie te vinden tussen de dimensie van een vezel en de plaats van depositie in het longmodel zullen er eerst nog veel meer experimenten gedaan moeten worden.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemische Procestechnologie","","Deeltjestechnologie","",""
"uuid:8c0550f1-3f6d-491c-821b-dfd572171ac3","http://resolver.tudelft.nl/uuid:8c0550f1-3f6d-491c-821b-dfd572171ac3","W/O polyamide microcapsules - Vorming door grensvlak polycondensatie en afgifte van het kernmateriaal door diffusie: Literatuur scriptie","Mekkelholt, W.T.G.","","1991","Microcapsules met een waterige kerninhoud kunnen gemaakt worden via de grensvlak polycondensatie methode. Zij worden gevormd door een monomeer (een amine) op te lossen in water en vervolgens deze waterige fase te dispergeren in een organische continue fase, zodat een water-in-olie emulsie ontstaat. Deze oliefase bevat een tweede monomeer (een zuurchloride). Op het grensvlak van de twee fasen vindt de reaktie plaats tussen de monomeren, zodat een dunne polymeerlaag gevormd wordt. Eerst worden oligomeren gevormd, die blijven groeien, totdat ze zo groot geworden zijn, dat ze niet meer oplosbaar zijn in de organische fase en neerslaan op het grensvlak. Verdere reaktie vindt plaats aan de organische zijde van dit primaire membraan, doordat het amine door het membraan heen diffundeert. Het grensvlak polycondensatie proces wordt beïnvloed door: - De verdelingscoefficienten van het twee fasen systeem; - De oplosbaarheid van het polymeer in water en in de olie; - De aanwezigheid van zouten en emulgators; - Hydrolyse van het zuurchloride door water; - De temperatuur en de pH; - Het roerdertype en de roersnelheid. Door deze invloeden te variëren, is het mogelijk om de dikte, de permeabiliteit en de groeisnelheid van het membraan te regelen. Er zijn modellen bekend die de encapsuleringstijd beschrijven als funktie van de capsulestraal. Hierbij wordt rekening gehouden dat de diffusie bestaat uit diffusie door het membraan en door microporiën. Het geëncapsuleerde kernmateriaal kan door diffusie afgegeven worden uit de capsules. Deze diffusie wordt beïnvloed door de pH van de externe vloeistof, de roersnelheid tijdens de capsulevorming, de toevoersnelheid van het chloride en de soort organische fase tijdens de capsulevorming en de capsulegrootte. Door het toevoegen van een bepaalde hoeveelheid modifier als gecrosslinked gelatine of calciumalginaat aan de waterige fase, kan de afgiftesnelheid ingesteld worden. Door toevoegen van een hulpoplosmiddel wordt de oplosbaarheid van het kernmateriaal in het disperse hoofdoplosmiddel verhoogd. Tijdens de afgifte diffunderen zowel het kernmateriaal als het hulpoplosmiddel uit de capsule. Enkele faktoren die de diffusie van het kernmateriaal beïnvloeden zijn de ketenbeweeglijkheid, de ketenverwarring, de crosslinkgraad, de evenwichtszwelgraad, de mate van kristalliniteit, de porositeit en de oplosbaarheid van het kernmateriaal in bet polymeer. Voor de vrijlating via diffusie zijn modellen bekend, die de afgifte beschrijven voor rechte en bolvormige membranen uit zowel zwellende als niet-zwellende capsules.","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","",""
"uuid:1346ca16-4fd7-4e0e-abe1-372307928f6b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:1346ca16-4fd7-4e0e-abe1-372307928f6b","Hydrodynamic forces on slender cylinders oscillating transversely in a current","Thumann, V.M.","Battjes, J.A. (mentor); Journee, J.M.J. (mentor); Massie, W.W. (mentor); Wolters, J.G. (mentor)","1991","The study of the hydrodynamic interaction of cables has become more important in recent years since umbilical cables of more than 3000 meters length have been used when photographing the wreck of the HMS Titanic or the Bismarck. Cable vibration can cause distorting of the digital signals being transmitted as well as premature fatigue failure of the cable conductors. The objective of the present study is to describe the hydrodynamic interaction of an element of such a rather vertical cable which is vibrating more or less crosswise in a constant current.","interaction of cables; hydrodynamic; vibrating; NOSDA","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","offshore engineering","",""
"uuid:0939a442-4641-4f1a-b397-eb901ee9bff0","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0939a442-4641-4f1a-b397-eb901ee9bff0","In Search of Liquid-Liquid-Vapour Equilibria and Tricriticality in Binary Butane/n-Paraffin Systems and CO2/n-CarboxyIic Acid Systems","Loggers, R.J.","Peters, C.J. (mentor); de Swaan Arons, J. (mentor)","1991","In addition to previously published experimental work on the liquid-liquid-vapour equilibria in binary systems of low boiling hydrocarbons (methane, ethane, and propane) and n-paraffins, attention was now focused on butane/n-paraffin systems. Three phase lines were measured for binary and quasi-binary mixtures of butane and n-paraffins. Experimental errors made it difficult to measure reproducible and therefore the experimental procedures are evaluated. From the correct data in the butane systems and additional experiments on quasi-binary propane systems, it appears that the quasi-binary approximation is discussible in these type of systems, where the difference between the length of the n-paraffin chains becomes too large. Therefore an estimation for the tricritical point in butane/n-paraffin systems was obtained from linear regression of the reproduced binary data only and resulted in an average carbon number of 44.38 ± 0.31…","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Applied Thermodynamics and Phase Behaviour","","Materials Science and Chemical Technology","",""
"uuid:6c2d9283-1679-4984-88ca-6054aadbb57b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:6c2d9283-1679-4984-88ca-6054aadbb57b","D3S: The Delphins Display Design system","Theunissen, E.","Van Willigen, D. (mentor); Hoogeboom, P.J. (mentor); Nieuwkerk, L.R. (mentor)","1991","In modern commercial aircraft, electronic displays are more and more replacing mechanical instruments. Also, the new generation of flight management systems can provide more information than ever before. Due to the enormous flexibility of the programmable display systems, there is a great potential for significant improvements in information interchange between the system (airplane) and the pilot. Research is necessary to develop new display formats which combine an increase in information with an improvement in information interchange. In june 1990, the National Aerospace Laboratory NLR, the Faculty of Electrical Engineering, and the Faculty of Aerospace Engineering of the Delft University of Technology decided to cooperate in the development and evaluation of display formats for four-dimensional guidance and navigation. When cooperating in display format development, a hardware-independent description of the display format is needed to allow interchange of the formats between different development and target systems. A candidate solution to a hardware-independent description is the Display Definition Format. To decrease the time and effort needed during display format design, tools have been created which allow the user to specify the desired display format on a graphics interface level. Also, a program has been developed which automates parts of the software generation process. The input to this tool consists of the hardware independent display description, and the output is hardware specific code for a target system. The tools have been used to design a number of display formats for use in aircraft.","Automatische code generatie; DDF; displays; TIGA","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:109066d5-33ee-4b17-9c4f-54c2c6a8a2b9","http://resolver.tudelft.nl/uuid:109066d5-33ee-4b17-9c4f-54c2c6a8a2b9","Tele-information system for train travellers using teletext","Spaargaren, P.A.D.","Arnbak, J.C. (mentor); Prasad, R. (mentor); Bons, J.H. (mentor)","1991","In this report a system is proposed for informing passengers who travel by train during their journey. An important part of the system is the mobile communication part. Teletext is chosen as a transmission medium so the possibility of mobile teletext reception is analyzed considering selection diversity and maximal ratio combining. The bit error rate is calculated for a Rician fading channel, a Rayleigh fading channel and a shadowed Rician channel. Picture quality is measured with ANEP ( average number of errors per page). The results show that, as expected, maximal-ratio combining gives better performance than selection diversity. If the channel can be modelled as a Rician fading channel, we only need 2 antennas for maximal-ratio combining, or 4 for selection diversity, to achieve acceptable reception. In case of a Rayleigh or shadowed Rician fading channel, 8 antennas and maximal ratio combining will be necessary. Results show that better performance is achieved with • Rician fading instead of shadowed Rician or Rayleigh fading • Higher diversity order • Maximal ratio combining instead of selection diversity • Repeated reception","","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:bc2b43c6-c0d5-4787-98d7-ae2f40ddc536","http://resolver.tudelft.nl/uuid:bc2b43c6-c0d5-4787-98d7-ae2f40ddc536","Een witte- en een bandbegrensde-ruisgenerator voor simulaties van G.P.S.-signaalbewerkingen","de Vos, A.J.","Coenen, A.J.R.M. (mentor)","1991","In dit verslag worden twee mogelijke ruisgeneratoren beschreven voor simulaties van G.P.S.-signaalbewerkingen, namelijk voor bandbegrensde en witte ruis. In de literatuur is onder andere naar de volgende criteria gezocht: de amplitudeverdeling, het vermogensdichtheidsspectrum en de autocorrelatiefunctie. De twee generatoren worden aan de hand hiervan getest.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrotechniek","","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","",""
"uuid:a5407d09-24e4-4e93-b068-1eadad0e8fc2","http://resolver.tudelft.nl/uuid:a5407d09-24e4-4e93-b068-1eadad0e8fc2","Modelling supercritical entrainment distillation: thermodynamics and separation technology: Literature essay","van Ekelenburg, A.A.","Penninger, J.M.L. (mentor); Budde, F.J. (mentor)","1991","In this literature essay a review has been given how phase equilibria are modelled where a supercritical fluidum is involved. Two types of equations of state have been analysed: cubic equations of state and the virial equation of state. An analysis of degrees of freedom has been made...","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Anorganische en Fysische Chemie","","Toegepaste Thermodynamica en Fasenleer","",""
"uuid:de8920ea-4eed-4c14-b6d4-ddd700cf051a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:de8920ea-4eed-4c14-b6d4-ddd700cf051a","A novel technique for handwritten character recognition using generalised Fourier descriptions","Niemel, L.P.W.","Prasad, R. (mentor); Weyland, N.B.J. (mentor)","1991","In this graduation thesis, a new method is presented for recognition of handwritten characters. Character recognition is done on the basis of Generalised Fourier Descriptors. The characters are first fitted into straight line sections and arcs of circles, because expressions for the Generalised Fourier descriptors of these basic curves are known. The Generalised Fourier Descriptors are calculated for different Western-style characters. Also different handwritings are involved to compare the effect of difference in writing styles.","Pattern recognition; character recognition","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:04845f13-43cf-49e7-827f-951712469f29","http://resolver.tudelft.nl/uuid:04845f13-43cf-49e7-827f-951712469f29","Versnelde acquisitie voor spread spectrum ontvangers zoals bij de GPS-ontvanger","van der Voet, A.","van Willigen, D. (mentor); Coenen, A.J.R.M. (mentor); van Nee, D.J.R. (mentor)","1991","In een stedelijke omgeving worden satelliet signalen veelvuldig en lang onderbroken. Een spread spectrum ontvanger moet dan vele malen acquisitie plegen. Ruis, Dopplerverschuivingen van de draaggolf, datamodulatie en reflecties verstoren dit proces. In dit verslag wordt een model beschreven om de invloeden van Dopplerverschuivingen van de draaggolf en datamodulatie te verminderen. Dit gebeurt met een Differential Phase Shift Keying (DPSK) demodulator. Om de ruis te onderdrukken wordt een kamfilter beschreven die alleen periodieke signalen zoals de GPS-codes doorlaat en de ruis invloeden onderdrukt. Een simulatie laat zien dat een spread spectrum ontvanger met een DPSK demodulator en een kamfilter de invloed van Doppler vermindert. Het kamfilter verbetert de SNR en de SIR. Het is mogelijk om met deze ontvanger op een betrouwbare manier een snelle maar grove schatting van de codefase te maken. In juni 1991 is door Ir. A.J.R.M. Coenen van de vakgroep TVS een octrooiaanvraag ingediend voor dit ontvangerconcept.","","","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrotechniek","","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidings-systemen","GPS in stedelijke omgeving",""
"uuid:b2f1b8dc-ad25-4ff4-bded-6506c793a39e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b2f1b8dc-ad25-4ff4-bded-6506c793a39e","Application of the random storm method to global structural loading on fixed offshore structures","Kraneveld, M.R.","Battjes, J.A. (mentor); Tromans, P.S. (mentor); Holthuijsen, L.H. (mentor); Massie, W.W. (mentor)","1991","In conventional practice extreme design conditions for offshore structures are obtained very conservatively by extrapolating 3-hourly statistics of wind, wave and current data to a (say) 100 year return level, assuming that the 100-year extremes occur simultaneously and act in the same direction. This study involves an alternative approach accounting for the joint probability and directionality of wind, waves and currents. Design conditions are generated from the statistics of extreme global loads in individual storms, resulting in a 100-year base shear and overturning moment. Treatment in terms of storms avoids the dificulties arising from correlation between successive 3-hour intervals. The base shear forces are determined by a loading model, an analytical relationship between base shear and crest height, and most of the important environmental parameters. The inverse of the crest height-base shear relation is used to derive from the crest elevation statistics a cumulative distribution of the extreme base shear for individual storms. This is done for every storm from the northwest quadrant in the 25 years of hindcast data base in the North European Storm Study (NESS) for one location in the northern North Sea. Each storm is characterized by its most probable extreme base shear value, Fmp . These representative storm parameters are used to describe the short term and the, long term statistics of extreme base shear. It has been found that the short term variability of all storms can be well represented by one model distribution, p(f l Fmp ). With this probability distribution for the model storm, in combination with the results of a new asymptotic method estimating the probability distribution of Fmp , P(Fmp ), the probability distribution of the largest base shear for any random storm, p(f l any storm), is determined. The same analysis is followed for overturning moment. Since the average arrival rate of the storms is known the probability distribution of the largest base shear (and overturning moment) with a return period of 100 years, f100 (and m100 ), can be deduced. From a back calculation it appears that the resulting design loads are caused by combinations of extreme wind, waves and currents, which are significantly less severe than the values conventionally used for design.","offshore; wind; waves; currents; crest height-base shear; probability distribution","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:12af92f0-c5d1-48d6-b390-77bfe527b399","http://resolver.tudelft.nl/uuid:12af92f0-c5d1-48d6-b390-77bfe527b399","Interpretatie zandbalans gesloten Hollandse kust","Stroo, J.","D' Angremond, K. (mentor); Van de Graaff, J. (mentor); Roelvink, J.A. (mentor)","1991","In nota GWAO-89.016 van J.H.M. de Ruig zijn, voor de gesloten Hollandse kust, de winst en verlies cijfers (voor de JARKUS-zone en doorlodingszone) gepresenteerd. Deze cijfers gelden als uitgangspunt voor dit onderzoek. Het onderzoek is opgezet om een interpretatie van de gevonden trends van de gesloten Hollandse kust te geven. Deze trends geven het jaarlijks gemiddelde ""gedrag"" van de kust weer, voor de periode tussen 1963 en 1986. Het ""gedrag"" wordt bepaald door (transport-)processen welke worden verdeeld in langs- en dwarstransporten. De metingen in de JARKUS-zone vinden jaarlijks plaats enhebben een hoge raaidichtheid (4 tot 6 raaien per km). De metingen uit de doorlodings-zone hebben een frequentie van 1 maal per 5 jaar en worden slechts per km-raai uitgevoerd. Op grond van de bovenstaande gegevens is aangenomen dat de betrouwbaarheid van de uit het JARKUS-bestand verkregen winst en verlies cijfers groter is dan die uit het doorlodings-bestand. In eerste instantie is daarom gekozen voor de interpretatie van de winst en verlies cijfers afkomstig uit de JARKUS-zone. De keuze van de JARKUS-zone heeft er toe geleid dat het accent van het onderzoek is komen te liggen op het bepalen van de golfgedreven langstransporten. Deze langstransporten zijn berekend met behulp van het programma UNIBEST-LT. Voor een viertal combinaties, opgebouwd uit twee kustprofielen (Katwijk en Egmond) en twee golfklimaten (lichteiland Goeree en Eierland), zijn de langstransporten afhankelijk van de kusthoek bepaald. Als sediment transport formule is na enig vergelijkend onderzoek voor de transport formule van Bijker gekozen. De berekende (kusthoek afhankelijke) golfgedreven langstransporten zijn in de vorm van een S-phi kromme afgebeeld. Uit de S-phi krommen van de vier verschillende combinaties zijn voor de Hollandse kust de gemiddelde, de minimum en de maximum langstransporten bepaald. Deze gem, min en max langstransporten zijn vervolgens weer beschreven in de vorm van een algemene sinus formule met daarin vier parameters. De keuze van de parameters bepaalt uiteindelijk welke langstransporten worden gebruikt. Door de kusthoek (phi) van een bepaalde km-raai in de formule in te vullen wordt het langstransport in die kmraai berekend. De winst en verlies cijfers (trends) zijn over alle km-vakken gesommeerd. Hierdoor ontstaat een cumulatieve trend welke op een inzichtelijke manier grafisch kan worden weergegeven.","langstransport; zandige kust; kusttransport; kustmorfologie","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:ae655f81-68e4-4152-88cf-53215bfa16fc","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ae655f81-68e4-4152-88cf-53215bfa16fc","De relatie tussen verwerking en morfologie van PC/ASA mengsels: De detectie van mengbaarheid in deze mengsels","van Wezenbeek, Wilma","Verhoogt, H. (mentor)","1991","In dit verslag wordt het onderzoek beschreven dat verricht is aan een PC/ASA mengsel. Als PolyCarbonaat is Lexan 141 gekozen en als het Acrylonitri1-Styreen-Acrylester Luran S778T. Dit mengsel is interessant om te onderzoeken vanwege de fysische crosslinks, die in het ASA voorkomen en welke een bicontinue structuur bevorderen. Het ASA bezit een zwichtspanning, die zorgt voor stabiliteit van de gevormde structuur. Eerder onderzoek aan het incompatibele systeem PP/ASA leverde niet de gewenste bicontinue structuur over een groot samenstellingsgebied op, zodat een compatibeler systeem (zoals PC/ASA zou moeten zijn) onderzocht is. Het mengsel is gemaakt met een extruder, waarbij zowel een meng- als transportschroef is gebruikt. Dit is gedaan om het effect van de soort verwerking op de reologische en mechanische eigenschappen en morfologie te bekijken. De mengsels zijn gekarakteriseerd en bekeken op mengbaarheid met DSC, DMTA, DETA en m. b. v een torsiemeting. De reologische metingen zijn uitgevoerd met een capillair reometer en met een plaat/plaat apparaat. Dezelfde capillair reometer is ook gebruikt om de mengsels te extruderen met een opgelegde afschuifsnelheid. Met een trekbank zijn de E-moduli van de mengsels bepaald. Verder is de morfologie van de mengsels onderzocht. Hiertoe zijn de mengsels, voor en na extractie onder een Scanning Electronen Microscoop bekeken. Tevens is de Transmissie Electronen Microscoop gebruikt om een beter onderscheid tussen de fasen te krijgen. De diverse methoden om de mengbaarheid te onderzoeken leveren een verschuiving op van de glas-rubberovergang van het PC. Gecombineerd met de TEM-beelden wordt aangenomen dat dit het gevolg is van een verplaatsing van laag moleculaire additieven naar de grenslaag tussen PC en het Styreen-Acrylonitri 1 (SAN). De verschuiving zegt in feite dus niets over de mengbaarheid tussen PC en ASA. Het mengsel vertoont bij hoge afschuifsnelheden (>10 s ) een NDB-gedrag en bij lagere afschuifsnelheden een PNDB-gedrag. Er kan niet echt een verband tussen reologie en morfologie gelegd worden. Bij de mechanische metingen wordt over een zeer groot samenstellingsgebied een synergistisch gedrag van de E-modulus gevonden. In het bicontinue gebied kan dit verklaard worden door de in elkaar grijpende fasen, die moeilijk uit elkaar getrokken kunnen worden en de goede hechting tussen de fasen. Een plateau van G' (bepaald onder torsie) tussen de glas-rubberovergangen van PC en SAN duidt op een continue PC-fase. Het morfologisch onderzoek levert een bicontinu gebied op van ±30-60% ASA. Nergens is de bicontinuïteit volledig, daar er altijd nog een fijne dispersie ASA aanwezig is in de continue PC-fase. De extractieresultaten bevestigen dit ook. Tussen de meng- en transportschroefmengsels wordt geen noemenswaardig verschil gevonden in eigenschappen of morfologie. Vanwege de ""dode"" ruimte in de gebruikte extruder kan dit veroorzaakt zijn door het verdwijnen van de door de schroeven gevormde structuur in deze ruimte. De uiteindelijke structuur wordt dan bepaald in de spuitmond van de extruder, waardoor de voorgeschiedenis niet meer van invloed is.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","","","",""
"uuid:b7b091a6-1f67-4ca8-a98a-bbd094b8090b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b7b091a6-1f67-4ca8-a98a-bbd094b8090b","Port expansion project: Port of Phillipsburg St. Maarten Netherlands Antilles","Hombergen, V.J.W.","d' Angremond, K. (mentor); Holthuijsen, L. (mentor); Mol, A. (mentor)","1991","The Sint Maarten Ports Authority (SMPA) , wishes to expand the present port of Phillipsburg, due to the increase of cargo throughput and forecast for the cruise tourism. The SMPA has appointed Grabowsky&Poort International BV as the main consultants for the port development. To give this report a more complete character, a summary of the Port Lay-out Study, the Wave Climate Study [ref.: 3J and the wave Penetration Study [ref.: 2J are included. These three studies were performed during my work emplacement at GrabowskY&Poort International BV.","port development","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:6f534664-f5d2-441f-850b-7ab17086f2b6","http://resolver.tudelft.nl/uuid:6f534664-f5d2-441f-850b-7ab17086f2b6","Transputer en FFT in Assembler en Occam","Vianen, P.J.","","1991","Dit verslag behandeld de verkenning van de Transputer en de verwerking van de fast Fourier transformatie, welke geschreven is in Assembler en in Occam.","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrotechniek","","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","",""
"uuid:4bbb6bf1-1b4b-472d-bfbc-8a8b95ce1f26","http://resolver.tudelft.nl/uuid:4bbb6bf1-1b4b-472d-bfbc-8a8b95ce1f26","Vector contra Raster: Een vergelijking van grafische standaarden: Taakverslag","Reijnierse, A.A.L.","Arnbak, J.C. (mentor); Bons, J.H. (mentor)","1991","In dit taakverslag worden verschillende grafische standaarden uiteengezet. Deze standaarden worden bijvoorbeeld gebruikt voor de opbouw van grafische afbeeldingen op een monitor, voor het printen of plotten van grafische data of voor het inlezen van data welke op papier aanwezig zijn. Eerst wordt er een vergelijking gemaakt tussen deze aspecten naast de alom bekende verschillen in opslag en transmissie.","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrotechniek","","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","",""
"uuid:c90290e0-6c16-4d92-94ca-4386c611ffb3","http://resolver.tudelft.nl/uuid:c90290e0-6c16-4d92-94ca-4386c611ffb3","Throughput analysis of some mobile packet radio protocols in Rician fading Channels","Liu, C.Y.","Arnbak, J.C. (mentor); Prasad, R. (mentor)","1991","The throughput of packet radio channels is investigated theoretically using the interference model in Rician fading environment. Three types of packet protocols are considered, namely: i) slotted ALOHA, ii) unslotted nonpersistent ISMA, and iii) slotted nonpersistent ISMA. Numerical results are presented, indicating the effect of propagation impairments on channel capacity. The results are of importance for mobile data networks, wireless office communications and other packet systems with contention-limited performance.","","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:3ea7612a-c717-47c1-8446-e4e3ec4d869d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3ea7612a-c717-47c1-8446-e4e3ec4d869d","Stabiliteitsanalyse toegepast op gedispergeerde twee-fasen systemen","Leijnse, R.","Mudde, R.F. (mentor)","1991","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:92e8a78d-a3c9-4271-82bd-d09abcac45c0","http://resolver.tudelft.nl/uuid:92e8a78d-a3c9-4271-82bd-d09abcac45c0","Clustering in dilute near-critical solutions: A structural approach","Janse, A.M.C.","Peters, C.J. (mentor); de Swaan Arons, J. (mentor)","1991","Infinite dilute near-critical solutions show, while approaching the critical point of the solvent, unusual behaviour. On a macroscopic level, this behaviour is characterized by the divergence of the isothermal compressibility and the partial molar volume of the solute. On a microscopic scale, the molecular structure of the solution changes. The density of the molecules in the first solvent shells surrounding a solute molecule increases. Using the Kirkwood-Buff theory, it is possible to derive a classification scheme for the clustering process. Depending on the sign of the diverging solute partial molar volume and the cluster size, a solution can show three different forms of clustering behaviour: attractive, weakly attractive and repulsive clustering. Applying the simplified perturbed hard chain theory, the regions of the three different kinds of clustering have been calculated as a function of temperature and density and molecular parameters as the chain length, segment diameter, segmental interaction energy and the molecular complexity. Radial distribution functions relate the diverging macroscopic quantities to the molecular structure. Calculation of these correlation functions with the method of Labik or Baxter, gives a good picture of what is actually happening in the structure of the solvent shells around a solute molecule. Getting closer to the critical point of the solvent, both the short-ranged and the long-ranged interactions grow, but the latter much more than the former. The short-ranged interactions determine the type of clustering but are not responsible for the divergence of the mentioned macroscopic properties. The long-ranged interactions are responsible for the build up of solvent shells around a solute molecule, in excess of the bulk density. The first few solvent shells do not play any role with respect to the final size of the cluster. The direct correlation function integral at infinite dilution, used in the clustering classification scheme, seemed to be not a good quantity to classify phase behaviour, because of it's dependency on temperature and density and the fact that the integral is calculated under infinite dilution conditions.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Applied and Technical Chemistry","","Applied Thermodynamics and Phase Behaviour","",""
"uuid:876a2a07-94f7-4b28-8357-68ae21af9060","http://resolver.tudelft.nl/uuid:876a2a07-94f7-4b28-8357-68ae21af9060","Modelling supercritical entrainment distillation: phase equilibria and separation technology: Final graduate report + Appendices","van Ekelenburg, A.A.","de Swaan Arons, J. (mentor); Penninger, J.M.L. (mentor); de Budde, F.J. (mentor)","1991","This research project deals with supercritical entrainment distillation. In this report, it is described how phase equilibria can be modelled where a supercritical fluidum is involved. The liquid-supercritical phase equilibrium of the ternary system, consisting of carbon dioxide, 1-hexadecanol and octadecane, has been determined at 70 °C and 120 bar. The data were correlated using the virial equation of state to account for the non-ideality of the supercritical; phase. Henry's law and the Two Suffix Margules equation have been applied in order to incorporate the non-ideality of the liquid phase. Corresponding states correlations were used to obtain several relevant properties. It has been shown that the liquid phase is most probably a homogeneous phase, rather than two coexisting liquid phases. The ternary system is a model system in order to investigate the possible separation of a more complex mixture by means of supercritical entrainment distillation. This more complex mixture has been simulated and extrapolations have been carried out with respect to several supercritical fluida to fix first ideas about occurring phase equilibria. These extrapolations should be regarded as rough estimations. Technological aspects have been discussed. Problems which were met during this research project concerning the column operation have been evaluated.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","","","","",""
"uuid:2565cf78-f4ed-4a89-8b1a-4dd2635d3353","http://resolver.tudelft.nl/uuid:2565cf78-f4ed-4a89-8b1a-4dd2635d3353","Landgedeelten van gezonken tunnels","Bik, E.A.","Glerum, A. (mentor); Vos, J. (mentor); Bezuijen, K.G. (mentor); Jager, H.C. (mentor)","1991","De rijksoverheid heeft besloten dat een aantal oeververbindingen in de Randstad versneld moeten worden aangelegd. Hierbij wordt voor de financiering en exploitatie naar de ""private sector"" gekeken. De bouwtijd is hierin een centraal thema. In 1990 is door twee afstudeerders aan de Technische Universiteit Delft een studie verricht naar de haalbaarheid van de Amerikaanse tunnelbouwmethode in Europa. Deze studie heeft betrekking op het vervaardigen van tunnelelementen van een afzinktunnel, volgens de staal/beton methode. Hieruit blijkt dat voor dit gedeelte van een tunnel een aanzienlijke tijdsbesparing valt te realiseren. Voor effectuering van deze winst in de bouwtijd is het noodzakelijk dat ook andere werkzaamheden in eenzelfde tijdsbestek worden uitgevoerd. Dit betreft hoofdzakelijk de landgedeelten van de tunnel. Aan de hand van een oriënterend literatuuronderzoek zijn algemene aspecten bij landgedeelten van afzinktunnels geïnventariseerd. Mede op basis van de verzamelde informatie zijn alternatieven ontwikkeld voor de bouw van het landgedeelte. Eén hiervan is nader uitgewerkt als alternatief ontwerp voor Tunnel ""de Noord"". Dit ontwerp betreft het prefabriceren en drijvend vervoeren van een gedeelte van de open afrit (tunnelbak). Het resterende gedeelte van de afrit wordt gemaakt in een bouwkuip. opgebouwd uit een onderwaterbetonvloer en stalen damwandplanken. Het afgezonken gedeelte van de tunnel wordt gemaakt middels de staal/beton methode. Van de tunnelbak zijn enkele constructieve zaken bekeken. Het geheel is hierbij gebaseerd op de staal/beton methode. De fundering wordt gemaakt door, nadat de constructie op z'n tijdelijke fundering van vier vijzelpunten staat, deze middels betonnen trekpalen vast te zetten. De bouwtijd van de gehele tunnel kan door het toepassen van dit ontwerp op de case een half jaar (17 %) ingekort worden. De kosten verbonden aan uitvoering van het geheel zijn Mtl. 4.9 meer (1.6 %) dan het oorspronkelijke bedrag van Mtl. 300.-. Door het meenemen van de rente in een economische analyse die is opgesteld, blijkt dat de afweging positief uitvalt. Dit ontwerp is constructief mogelijk en economisch haalbaar. Het geheel biedt een goed alternatief voor de bouw van komende tunnels. Een beperkt vervolgonderzoek en nadere optimalisatie van het ontwerp is daarbij wel gewenst.","oeververbinding; tunnel; landgedeelten; tunnelbak","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:5f2116da-6feb-4fc5-a786-a00bf7e95680","http://resolver.tudelft.nl/uuid:5f2116da-6feb-4fc5-a786-a00bf7e95680","Accuracy of Flood Estimation with the Gama I Unit Hydrograph","Huyskens, R.B.H.","De Vries, M. (mentor); Vermeulen, H.R. (mentor); Van Dam, J.C. (mentor)","1991","In this study research is performed into the accuracy of flood estimation. In particular the rivers on the island of Java are considered. For these distinctive rivers, the GAMA I unit hydrograph theory was developed (Sri Harto 1985) for flood estimation. The GAMA theory defines 3 basic characteristics to represent a unit hydrograph; time of rise (time from the beginning of the storm to the time of peak discharge), peak discharge and base time (total time of run off). For these characteristics, relationships were derived by means of regression analysis using measured data of floods and related catch ment characteristics. In this study the GAMA equations are again derived by means of a program (REGRES) including the calculation of the standard deviations and the correlations of the regression coefficients. These indicate the accuracy of the model. To include the inaccuracy of the input data a program (SIMCO) is constructed in which the input data (measurements) are extended with stochastic features. It is assumed that all data are normally distributed. A simulation is performed based on the Monte Carlo simulation technique to derive a set of 150 equations for each GAMA equation. The standard deviations and correlations are calculated and indicate the sensitivity of the GAMA equations due to inaccurate measurements. By means of a fault tree for each GAMA equation the propagation of errors in the derivation is determined in a analytical and numerical way; analytically by means of the mean value approach and numerically by means of Monte Carlo simulation. The influence of the stochastic input data is very large and mainly dued to the variation of the measured unit hydrograph, derived from discharge measurements. The equations for the peak discharge and the base time seem to be very sensitive. Expressed in coefficients of variation the predictions can deviate 200% and 80% respectively (time of rise 25%). For further investigation only the model accuracy is taken into account; the predictions of the time of rise, peak discharge and base time deviate approximately 20% , 28% and 15% respectively. For calculation of the total hydrograph another program (HYDROGRAPH) is constructed. This program calculates the total hydrograph for a certain rainfall depth and rainfall distribution. The basic characteristics of the unit hydrograph are assumed to be normally distributed. The program generates the required input data from its distributions. A set of 75 hydrographs can be simulated. The model is applied to the river Putih in Java. Calculations show that the accuracy of the predicted maximum discharge depends highlyon the rainfall distribution. The rainfall depth has no influence on the accuracy. The model HYDROGRAPH cao be applied to every river for which the GAMA equations are valid and shows the accuracy of prediction.","flood estimation; Gama theory; Java; Monte Carlo simulation; peak discharge","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:57630cbb-d892-4af6-8579-fa95b47dcc4e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:57630cbb-d892-4af6-8579-fa95b47dcc4e","Ontwerp van een betonnen platform voor gaswinning op de ondiepe Noordzee","Hunnego, P.; Schuhmacher, T.D.","Vos, J. (mentor); Wolters, J.G. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor); Jager, H.C. (mentor)","1991","Het gebruik van beton voor de bouw van offshore platforms is tot op heden zeer beperkt in vergelijking met staal. Tot voor kort werd beton alleen toegepast voor grote waterdiepten in de Noordelijke Noordzee. Het gebruik van beton in ondiep water kent tot nu toe (1991) slechts twee voorbeelden: Ravenspurn en het platform voor de F3-locatie. Beide platforms bestaan uit een caisson, met daarop drie schachten waarop het dek rust. Dit vormde de aanleiding om een studie te doen naar de mogelijkheden van beton voor ondiep water. Het resultaat van deze studie vindt u in dit verslag. Het rapport is opgedeeld in drie delen. Deel I is een algemene inleiding op de delen II en III. Hierin staan probleemomschrijving, doelstelling, randvoorwaarden en uitgangspunten vermeld. Verder is een algemene inleiding opgenomen over de aspecten die een rol spelen bij Concrete Gravity Structures (CGS's). Ook wordt de theorie van golfkrachten, stabiliteit van drijvende lichamen en stabiliteit van constructies op de bodem kort besproken. Van deze theorie wordt in deel II en III gebruik gemaakt bij het ontwerpen van de constructies. In deel II is een aantal concepten gegenereerd. Van elk concept zijn globale ontwerpberekeningen gemaakt. Tot slot is een keuze gemaakt voor een concept: de driepootconstructie. Deel III bevat het definitieve ontwerp van het gekozen concept. De driepoot is gedimensioneerd en er is een transport- en installatiewijze gekozen. Vervolgens is iets gezegd over de toepasbaarheid van het concept in andere omgevingscondities. Tot slot worden conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan. In het rapport wordt regelmatig gebruik gemaakt van specifieke termen uit de offshore technologie. Daarom is achterin het rapport een verklarende woordenlijst opgenomen, waarin deze termen kort worden verklaard.","offshore; platforms; beton; driepootconstructie","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:46027d01-96d7-4c32-9bf7-c856643b745f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:46027d01-96d7-4c32-9bf7-c856643b745f","Een inleiding tot polymer dispersed liquid crystal-films: Literatuur scriptie","de Wit, E.","van Turnhout, J. (mentor)","1991","Beeldschermen in draagbare computers moeten licht, dun en niet te kwetsbaar zijn. Omdat lcd's (Liquid Crystal Displays; u kunt ze vinden in kwartshologes) kwetsbaar en te klein bleken, werd naar een alternatief gezocht. Een goed alternatief lijkt het gebruik van PDLC-films (Polymer Dispersed Liquid Crystal Films). Dit zijn polymeerfilms met daarin gedispergeerd vloeibaar-kristallijnmateriaal…","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Materiaalkunde","","","",""
"uuid:c510cd96-d801-4742-b75e-c694682bba76","http://resolver.tudelft.nl/uuid:c510cd96-d801-4742-b75e-c694682bba76","In-situ vezelversterking door middel van stromingsgeinduceerde kristallisatie in polymere mengsels","Bakker, K.","Posthuma de Boer, A. (mentor); Machiels, A.G.C. (mentor)","1991","In het kader van het afstudeeronderzoek voor Scheikundigen aan de TU Delft is getracht in-situ vezelversterking te verwezenlijken in een systeem van een kristallijn polymeer en een rubberachtig polymeer. In deze werd een verbetering van de mechanische eigenschappen in één richting beoogd.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technologie van Macromolekulaire Stoffen","","","",""
"uuid:993cf4a3-cc25-4df5-867b-d415aa18ba62","http://resolver.tudelft.nl/uuid:993cf4a3-cc25-4df5-867b-d415aa18ba62","Gradient Theory: Tension and structure in liquid-vapor interfaces","Cornelisse, P.","Peters, C.J. (mentor)","1991","In this work gradient theory of inhomogeneous fluids is used to describe planar interfaces. With the Hemholtz free energy of the homogeneous fluid and the influence parameters of the inhomogeneous fluid, the structure and tension of interfaces can be predicted by gradient theory. The surface tension calculations based on the Peng- Robinson equation of state [24] and related models for the influence parameters, c, are reviewed. To test the model, the surface tensions of n-butane, n-octane, n-decane, carbon dioxide, benzene, cyclohexane, water and ethanol were calculated. The ability to predict surface tensions of mixtures was studied for the systems methanol/butanol, carbon dioxide/n-decane, carbon dioxide/n-butane, and the ternary system carbon dioxide/n-decane/n-butane...","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","","","","",""
"uuid:066a463c-5cc5-425f-b3e5-2d737851e6c6","http://resolver.tudelft.nl/uuid:066a463c-5cc5-425f-b3e5-2d737851e6c6","Liquid flow measurements in mountainstreams: Dilution method for measurement of unsteady flow using back-into-time Kalman filtering","Vroege, P.","De Vries, M. (mentor); Fontijn, H.L. (mentor); Wang, Z.B. (mentor)","1991","In steady flow a well known method to determine a discharge is the method of dilution discharge-measurement : after constant injection of a known rate of tracer material and sufficient mixing over the entire cross-section, the concentration of the tracer material can be used to compute the discharge by way of an explicit relation. Using the same relation during a flood wave (unsteady flow) will result in inaccurate values of the discharge caused by a difference in the respective velocities of propagation between flood wave and tracer cloud. When, however, the dispersion equation is solved back into time with the aid of a Kalman filter, it turns out to be possible to compute with the dilution method accurate values of the discharge during a flood wave.","discharge; flood wave; dilution method","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:b196e3d3-4424-4d18-926c-a204d6164064","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b196e3d3-4424-4d18-926c-a204d6164064","Coal unloading harbour Kayamkulam","Van Oldeniel, L.B.J.","Velsink, H. (mentor)","1991","The proposed super thermal power plant at Kayamkulam requires in its final phase 9.36 million tons of thermal coal annually. Coal for Kayamkulam power plant is proposed to be made available from Kalinga Mines at Talcher, Orissa and is planned to be transported over rail from Kalinga Mines to Paradip port and by sea tranaport of 1400 nautical miles to Kayamkulam area. Two type a of vessels have been considered, self-unloading vessels and conventional bulk carriers, and different sizes.","thermal power plant; Kayamkalum; coal; transport; vessels; bulk carriers; self-unloading vessels","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:f2628044-62c9-4344-8c43-76a33fb8441c","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f2628044-62c9-4344-8c43-76a33fb8441c","Shimmen met real-time uit NMR-signalen berekende gegevens","Logman, P.S.W.M.","van Gelderen, P. (mentor); Creyghton, J.H.N. (mentor)","1991","The goal of my doctoral studies was the investigation of the possibilities of the shimming of the magnetic field used in nuclear magnetic resonance (NMR) experiments with the aid of the frequency spectrum of the NMR-signal and parameters, such as the effective relaxation time T∗2 and the spectrum’s amplitude, derived from the measurement. This goal is achieved by developing a real-time measurement program, using already existing programs. The program calculates and outputs, within one and a half second, a plot of a selectable type of spectrum with related parameters derived from the measurement. Applying this data the magnetic field can be shimmed. Also a preliminary version for automatic shimming, only outputting the necessary shim-current-settings to the screen, is implemented. Some aspects of the measurement, applicable to the shimming, are better seen in the time-domain others in the frequency-domain. The method with calculated parameters and the frequency-spectrum results in a faster and better shimming than the conventional method using only the time-domain.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","SST","","","",""
"uuid:c625a4b4-d576-46da-8b2f-ac224601ed1b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:c625a4b4-d576-46da-8b2f-ac224601ed1b","Gold coast nearshore nourishments","Meisner, E.","D' Angremond, K. (mentor); Roelvink, J.A. (mentor); Van de Graaff, J. (mentor)","1991","In 1988 a large nearshore nourishment at Gold Coast, Australia was carried out. InSeptember/October 1988 1.5 million m3 of sand was dumped nearshore between the -6m and -10m depth contour, in the most southern part of the Gold Coast beaches. Following these works, carried out by WestHam Dredging, further nourishment took place from November 1989 until Mar 1990, consisting of the dumping of approximately 3.6 million m of sand on the beach profile, from Kirra to Coolangatta. It is the 1988 nearshore nourishment that is the main subject of this report.","artificial beach nourishment","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:9113c886-296b-463c-8a1f-b3cba51d8de8","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9113c886-296b-463c-8a1f-b3cba51d8de8","Bouwmethoden voor de afritten van de Blankenburgtunnel","Bos, F.A.","Glerum, A. (mentor)","1991","Dit project betreft het zoeken naar, en in detail uitwerken van, een constructie-methode voor het bouwen van de afritten van de Blankenburgtunnel. Het gebruik van een bemalen bouwput is niet toegestaan in verband met de omgevingsschade. In dit voorstudierapport Zijn alle bekende methoden voor een bouwkuip-constructie beschreven en met elkaar vergeleken. Deze methoden zijn: -damwanden in een afsluitende laag -damwanden in combinatie met een injectielaag -bouwput met een waterdicht vlies -prefabricage van de tunnelafritten -damwanden in combinatie met onderwaterbeton Bij de afweging bleek alleen de onderwaterbeton-variant een geschikt alternatief te zijn. Een gewichtsvloer wordt door het hoge betongebruik niet meer toegepast zodat alleen een onderwaterbetonvloer in combinatie met trekpalen in aanmerking kwamen. Nu blijven er nog twee alternatieven over: * ongewapend onderwaterbeton * gewapend onderwaterbeton Deze alternatieven worden in de hoofdstukken 10 en 11 beschreven. Daarbij is onder andere ingegaan op de stortmethoden, aanhechting van beton op palen en damwand, plaatsing van wapeningsnetten en dilatatie-voegen, vereiste betondekking en betonkwaliteit. De keuze tussen gewapend- of ongewapend onderwaterbeton blijkt slechts van economische factoren af te hangen. Een kostenafweging tussen beide alternatieven is gemaakt voor een tunnelmoot van een lange tunnel in het CUR-VB rapport 102. De gewapende onderwaterbetonvloer bleek hierbij goedkoper te zijn, ondanks de gecompliceerde uitvoering. Om duidelijkheid te krijgen of dat bij de Blankenburgtunnel ook zo is wordt in de tweede fase van het project het gewapende onderwaterbeton-alternatief in detail uitgewerkt met onder andere aandacht voor: de stortmethode, paalfundering, plaatsing van de wapening en de dilatatievoegen en uiteindelijk een kostenraming. Een antwoord op de vraag of het haalbaar is gewapend onderwaterbeton bij de Blankenburgtunnel toe te passen wordt in het eindrapport gegeven.","bouwkuip; tunnel; wapening; onderwaterbeton","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","","51.90000, 4.27000"
"uuid:6e34eb1c-22c9-4a41-bb8c-0c2b0d68ab61","http://resolver.tudelft.nl/uuid:6e34eb1c-22c9-4a41-bb8c-0c2b0d68ab61","Jamuna Bridge Project: Mitigatory measures on the closure of the Dhaleswari River","Zijlstra, R.","Glerum, A. (mentor)","1991","In Bangladesh a bridge is designed over one of wortd's largest braiding rivers: the Jamuna River. In the floodplain a river, the Dhaleswari River, originates from the Jamuna River by several intake channels. The eastern bridge approach will close one off the main intake channels. Goal of the study was: - Determinè the effect of the closure on the downstream area - Design some mitigatory measures on the closure","Bangladesh; bridge; Jamuna River; downstream area; RUBICON","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:8faf1d50-a032-4b0b-aaf2-c72baa53bd97","http://resolver.tudelft.nl/uuid:8faf1d50-a032-4b0b-aaf2-c72baa53bd97","Refinement of the DRTS exchange and a PCM generator for operational use: Laboratory Assignment Report","van Roosmalen, H.R.R.","Westerveld, J.R. (mentor)","1991","The Delft Rural Telephone System project is aimed at developing an affordable digital telephone system for use in low subscriber density areas, most commonly found in third world countries. For this project a PCM generator and a digital telephone node were developed. The PCM generator generates a 30 channel first order PCM multiplex, both in TI L and HDB3 format. Two analog I/O channels and a test channel are available to the user. The telephone node had not previously been tested. In order to be able to test the node, several modifications were necessary to make the PCM generator and node work together. These modifications are described in this report. Besides these modifications, a control program was also developed for the node. With this program it is possible to initialize, control and monitor the node. The design and use of the program is described. The node and generator are now both operational, but it is advisable to rebuild them. Several improvements should be made. The node should be based on a more advanced memory time switch and its construction should be improved. The generator is just about ready for production with printed circuit boards after a few minor points are solved.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic-Control Systems Group","",""
"uuid:1fa64dec-53cf-4f65-83b6-3a16da3a6085","http://resolver.tudelft.nl/uuid:1fa64dec-53cf-4f65-83b6-3a16da3a6085","Kostenberekening en Interactiviteit in ITORA","Vons, A.P.; Hoekstra, A.J.","Westerveld, J.R. (mentor)","1991","Het Pascal-programma ITORA is een hulpmiddel bij de planning en kostenberekening van telefoonnetwerken in rurale gebieden. Na een algemene inleiding in ITORA en de specifieke problemen van rurale telefonie wordt beschreven welke aanpassingen en verbeteringen nodig waren om tot een handzamer programma te komen. Vervolgens wordt de kern van onze taak namelijk de bepaling van de kostprijs van een geoptimaliseerd netwerk behandeld.","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrotechniek","","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","",""
"uuid:063702f8-721b-451f-94b7-980b6ad6a565","http://resolver.tudelft.nl/uuid:063702f8-721b-451f-94b7-980b6ad6a565","Performance Analysis of Hybrid Frequency Hopping/Direct Sequence Spread Spectrum Communication Systems with DPSK Modulation for the Indoor Wireless Environment","Walther, E.","Arnbak, J.C. (mentor); Prasad, R. (mentor)","1991","Indoor wireless communication has recently drawn the attention of many researchers because of its significant advantages over conventional cabling: allowing mobility of users, time and cost saving, office arrangements and physical moves can be handled with minimal disruption of work, and temporary services can be provided. The average bit error probability in a Rician fading channel is evaluated for two types of spread spectrum systems using differential phase shift keying modulation: frequency hopping and hybrid frequency hopping / direct sequence. Also the influence of diversity, as a means to enhance the performance of the system has been investigated.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:019d7846-a17d-4e9b-91cd-187e61559e53","http://resolver.tudelft.nl/uuid:019d7846-a17d-4e9b-91cd-187e61559e53","Lichtmetingen in een bellenkolom ter bepaling van belsnelheden en gasfracties","Bakker, R.A.","Mudde, R.F. (mentor)","1991","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:326029b6-5d83-4cef-811e-cb2f7ae23b4a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:326029b6-5d83-4cef-811e-cb2f7ae23b4a","Duwvaartsluis stuwcomplex Lith","Van Wanrooy, J.A.G.","Glerum, A. (mentor); Bezuijen, K.G. (mentor); Polen, B. (mentor); Van der Schaft, M. (mentor)","1991","In de rivier de Maas ligt, ongeveer 15 Km ten noord-oosten van 's-Hertogenbosch, het stuwcomplex Lith. Het complex dateert uit 1934 en bestaat uit een schuifstuw met ten zuiden daarvan een schutsluis. De capaciteit van deze oude sluis is te klein voor het huidige aanbod van schepen en met de komst van de duwvaart op de Maas voldoet de sluis niet aan de eisen m.b.t. de kolkafmetingen. Een extra sluis leek de beste oplossing. Deze moest geschikt zijn voor het schutten van één duwvaartcombinatie bestaande uit twee achter elkaar geplaatste duwbakken. Voor de locatie van de duwvaartsluis waren in eerste instantie drie alternatieven beschikbaar: ten noorden van het complex, ten zuiden van het complex of op het eiland tussen de stuwen de oude sluis. Het eerste alternatief werd verworpen daar er op die locatie een waterkrachtcentrale gebouwd is. De tweede locatie werd vanuit nautisch oogpunt te ongunstig bevonden zodat de locatie op het eiland overbleef. Uit diverse constructiemethoden voor zowel sluishoofd als sluiskolk werden tien verschillende sluisconstructies gegenereerd waarvan de meest kansrijke globaal werden gedimensioneerd, gecontroleerd op uitvoerbaarheid en stabiliteit en op kostprijs bekeken.","stuwcomplex; Lith; Maas; schuifstuw; schutsluis; sluis","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:c5e5fb6c-529b-4e0a-80d9-3d1c2641a066","http://resolver.tudelft.nl/uuid:c5e5fb6c-529b-4e0a-80d9-3d1c2641a066","Suspensiestabilisatie - Toegepast op het suspensiepolymerisatieproces: Literatuur scriptie","Rutgers, R.P.G.","","1991","Deze scriptie behandelt de problematiek van suspensiestabilisatie bij suspensiepolymerisatie. Bij suspensiepolymerisatie wordt er uitgegaan van een turbulentiegestabiliseerde staat van monomeerdruppels in water. De polymerisatie vindt uitsluitend in de monomeerdruppels plaats. Voor succesvolle polymerisatie is het noodzakelijk dat er geen versmelten, opbreken of uitzakken van de monomeerdruppels plaatsvindt. Er wordt ingegaan op de beschrijving van dit stabiele regime. Er wordt een serie vergelijkingen verkregen die het mogelijk maakt de diameter van het polymerisatieprodukt als functie van de procescondities uit te drukken. Noodzakelijk voor het bestaan van een voldoende groot stabiel gebied is de toevoeging van hulpstoffen, die coalescentie van de druppels verhinderen. Hiervoor worden enerzijds wateroplosbare polymeren gebruikt en anderzijds anorganische colloïdale deeltjes. De mechanismen die ten grondslag liggen aan de stabiliserende werking van beide afzonderlijke systemen worden beschreven. Bij stabilisatie door aan het druppeloppervlak geadsorbeerde polymeren levert een dunne polymeerlaag de beste sterische stabilisatie. De hierbij mogelijke coalescentie door de aanwezigheid van een secundair minimum in de interactie-energie tussen de botsende deeltjes is van reversibele aard en wordt door traagheidskrachten en afschuifkrachten ongedaan gemaakt in het turbulentiegestabiliseerde systeem. Stabilisatie door anorganische deeltjes is ook een vorm van sterische stabilisatie. De anorganische deeltjes adsorberen aan het druppeloppervlak ten gevolge van de grensvlakspanningen. Afstemmen van de grensvlakspanningen zodanig dat een optimale kontakthoek wordt bereikt is mogelijk door toevoeging van oppervlakte-actieve stoffen. De invloed van de aard en hoeveelheid van deze stoffen op de suspensiestabiliteit wordt beschreven. Stabilisatie met behulp van anorganische deeltjes levert het voordeel van eenvoudige verwijdering van de hulpstof door middel van aanzuren na de polymerisatie alsmede het voordeel van relatief simpele optimalisatie van de stabilisatorwerking in vergelijking met het stabilisatorsysteem op basis van wateroplosbare polymeren.","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","",""
"uuid:aedd1a6a-4b6c-4dff-be36-8d2abb5251d2","http://resolver.tudelft.nl/uuid:aedd1a6a-4b6c-4dff-be36-8d2abb5251d2","Laboratory investigations of the flow in large circular final settling tanks","Ioannis, A.E.","Kop, J.H. (mentor); Battjes, J.A. (mentor); Kranenburg, C. (mentor)","1991","Through a research project that has been carried out from the period of September 1990 until June 1991 in the Technical University of Delft, an attempt has been made with a model of a circular final settling tank, to: 1) work out flow patterns experimentally and with a computational model, in a clear water flow; in different conditions of inlet structures, and 2) visualize the real influent, by imitating it in the model with a mixture of finite particles of kaolinite in clear water; also for different conditions of inlet structures. The latter part aroused an interest for extra measurements in the flows observed. Those experiments that went on, in that part of this research project, are basically presented in this thesis report.","settling tank; flow patterns; wastewater","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:b046d511-2b97-438c-9bf1-6d3c9f7db8d7","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b046d511-2b97-438c-9bf1-6d3c9f7db8d7","Analysis of the behaviour of ground clutter on behalf of clutter suppression with solidar","Laban, G.I.","Ligthart, L.P. (mentor); Nieuwkerk, L.R. (mentor); Korbay, Y. (mentor)","1991","Interest in clutter is almost universal in radar research, because most of the radar echo signals received by radar do not originate only from the desired target, but also from surrounding objects or surfaces which tend to mask the target signal. In radar rainfall observations, the interference of ground clutter cannot always be avoided, which makes it necessary to use some technique to extract only the precipitation echoes from the received radar signal by rejecting the ground clutter. The choice of effective detection processes depends critically upon the statistics of clutter. The Telecommunication Group, TU Delft, has initiated a method of ground clutter suppression with the use of phase data information of the radar data. From the difference of the decorrelation time of rain and ground clutter, ground clutter signals can be suppressed. In this report, an analysis of amplitude and phase data of 4 selected clutter areas are given. The measurements are taken in dry weather and in rainy weather.","ground clutter suppression; rain detection; (de)correlation, phase data analysis","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:b2b668ab-328d-4272-9042-9cafcf6c7a8e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b2b668ab-328d-4272-9042-9cafcf6c7a8e","Skywave analyse in een Loran-C ontvanger","Tang, Y.M.","Van Willigen, D. (mentor); Van Nee, R. (mentor)","1991","Het Loran-C systeem ondervindt veel hinder van skywaves. Voor plaatsbepaling wordt alleen het begin van het signaal, dat nog geen last heeft van skywaves, gebruikt. De signaalwaarde op 35 µs van het ontvangen signaal wordt gebruikt. Over de skywaves is weinig bekend. Een drietal methoden is ontwikkeld om de eerste delay van de skywave in het Loran-C signaal te bepalen. De drie methoden verschillen op drie karakteristieke punten: - de benodigde SNR - de onderdrukking van interferenties - de nauwkeurigheid in het vinden van de delay van de skywave. De eerste methode (SUBTRACT) is niet nauwkeurig. Deze methode heeft een SNR van minimaal 40 dB nodig om de skywave te vinden. De interferenties moeten 60 dB onderdrukt zijn t.o.v. de groundwave. De delays worden dan nog met een grote afwijking gevonden. De tweede methode (DECONVOLUTIE) is beter dan de eerste. Deze werkt vanaf SNR = 30 dB. Bij SNR = 30 dB worden de skywaves bepaald met een afwijking van 2 µs De interferenties moeten 40 dB onderdrukt zijn t.o.v. de groundwave. Deze methode werkt alleen als de skywave in het interval van 35 µs tot en met 47.5 µs ligt. De derde methode (SPIKING deconvolution) is de beste van de drie methoden. Met deze methode wordt de skywave vanaf 30 dB met geringe afwijking gevonden. Bij SNR = 30 dB worden de skywaves bepaald met een afwijking van 1.3 µs. De interferenties moeten minimaal 20 dB onderdrukt zijn t.o.v. de groundwave.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:9499b9f5-fa1b-4758-82a0-f7a38230af1d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9499b9f5-fa1b-4758-82a0-f7a38230af1d","Specificatie en simulatie van het V.42-A protocol in SDL","Swart, B.A.","Venemans, P.H. (mentor)","1991","In this project a specification was made in SDL from the protocol V.42-A that is used by modems. This protocol specifies the error-correcting procedures to be followed by DCEs using asynchronous-to-synchronous conversion and v.v. First the protocol has been split into functional parts, so a block structure could be made in SDL. After that, the blocks have been split and all parts of the protocol have been specified. Then this SDL-specification has been input into the TU Delft SDL/PR Compiler. This compiler put some restrictions on the specification and the specification had to be modified. After that, some tests have been done to test the functional behaviour of the specification. On the functional level the specification satisfied the CCITT Recommendation except that the effects of break signals could not be simulated optimally due to the lack of possibility to generate priority signals. The specification could be extended in the future with a buffer at the userinterface to store data from quicker data streams and to simulate a break correctly. Regarding this compiler, I would recommend the use of the channels and signalroutes specified in SDL.","","nl","student report","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:a48a3108-b400-4f76-8144-0355d3f01449","http://resolver.tudelft.nl/uuid:a48a3108-b400-4f76-8144-0355d3f01449","’Carrier Sense Multiple Access’-simulatie: Beschrijving en ontwikkeling van een programma","Setyowati, A.E.","Nijhof, J.A.M. (mentor)","1991","Om meer inzicht te bieden in de eigenschappen van het CSMA-protocol zijn een tweetal simulatiprogramma’s ontwikkeld. Het eerste programma laat grafisch een ’real time’ simulatie zien van de werking van het CSMA-protocol. Gedurende de simulatie kunnen diverse parameters veranderd worden om hun invloed zichtbaar te maken. Het tweede programma doet een statistische simulatie en bepaald daarmee de relatie tussen aangeboden verkeer en delay en tussen aangeboden verkeer en throughput","","nl","student report","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:29678b08-1a39-44bd-93a5-8d924e3c5607","http://resolver.tudelft.nl/uuid:29678b08-1a39-44bd-93a5-8d924e3c5607","Karakterisering van een styreen-butylacrylaat-acrylonitrilterpolymeer","Rutgers, R.P.G.","te Nijenhuis, K. (mentor); van der Werf, J.M. (mentor); van Woerkens, P. (mentor)","1991","In samenwerking met Rank Xerox is onderzoek gedaan naar de microstruktuur en de morf ologie van een styreen-butylacrylaat-acrylonitrilterpolymeer met de mechanische eigenschappen van een vernet polymeer (S103C). Er is getracht de hypothese te verifieren dat de vernetting veroorzaakt wordt door paarsgewijze intermoleculaire associatie van nitrilgroepen. Daarnaast is er getracht terpolymeren te synthetiseren met lang acrylonitrilsequenties om daarin netwerkvorming door intermoleculaire dipoolinteracties van acrylonitrilsequenties aan te tonen. De in dit onderzoek gesynthetiseerde polymeren lijken in samenstelling en microstruktuur overeen te komen met in voorgaand onderzoek gesynthetiseerde polymeren. De dynamische mechanische eigenschappen zijn identiek en er is dus geen sprake van vernetting. Analyse van S103C met infraroodspectroscopie duidt op de aanwezigheid van paarsgewijs geassocieerde nitrilgroepen. Deze interactie wordt opgeheven door langdurig zwellen in dimethylformamide. Interactie van nitrilgroepen is in veel kleinere mate ook aanwezig in de in voorgaand onderzoek gesynthetiseerde terpolymeren. Er zijn met behulp van sequentieanalyse aan de hand van 13C-NMR geen sequentielengteverdelingen in S103C bepaald die specifiek geschikt kunnen zijn voor netwerkvorming. Sequentie-analyse kan verder worden uitgevoerd aan de hand van de pyrolyseprodukten van het polymeer, waarvan de identiteiten grotendeels zijn bepaald in dit onderzoek. Het rontgendiffractogram van S103C vertoont geen aanwezigheid van voor kristallijne polyacrilonitrilgebieden representatieve diffracties. Het is mogelijk dat geassocieerde nitrilgroepen verantwoordelijk ziJn voor de netwerkvorming in S103C maar het is niet aangetoond dat deze nitrilgroepen zich in homogene sequenties bevinden. Er dient te worden onderzocht of netwerkvorming ook mogelijk is door intermoleculair geassocieerde geïsoleerd ingebouwde acrylonitrileenheden. Andere mogelijke oorzaken van netwerkvorming worden voorgesteld, waarnaar verder onderzoek zou kunnen worden gedaan.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","Technologie van Macromoleculaire stoffen","",""
"uuid:cc85154f-5183-4df4-b649-00f380a3f175","http://resolver.tudelft.nl/uuid:cc85154f-5183-4df4-b649-00f380a3f175","Modelling of tidal inlets - Preliminary design of the configuration of the harbour lay-out of the proposed harbour at the Boca Vieja at La Ceiba","Bogers, P.","d' Angremond, K. (mentor); Noppen, J.P. (mentor); Roelvink, J.A. (mentor)","1991","At present no computer model is available that can determine the stability of an inlet or what will happen to the stability after some adjustment of the inlet. This study has the objective to develop a simple model th at combines all major parameters in order to determine the stability of an inlet and the effects of adjustments on the stability of an inlet. A computer model has been developed that incorporates these two basic elements. Stability is defined as the situation in which the ebb delta does not move. The effects of the tidal currents and longshore currents on the bottom profile are calculated separately. The effects of the longshore current are determined by using the theory of Pelnard Considere. The effects of the tidal currents are calculated by using a river sediment transport formula. The tidal currents are determined by applying a one dimensional long wave theory to the inlet bay system. The most important restrictions of the model are: Widening or closing of the access channel is not possible. The neglect of interaction between longshore current and tidal currents The effect of wave action on the sediment transport is neglected during the tidal cycle. It is th us likely that the sediment transport calculated in the tidal module is to low.","inlet; stability; computer model; bottom profile","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:66fb35fb-0e8b-43c5-b2ff-66d1c35ed5df","http://resolver.tudelft.nl/uuid:66fb35fb-0e8b-43c5-b2ff-66d1c35ed5df","Het reologische gedrag van de aluminiumgietlegering AA356 in de half-vaste half-vloeibare toestand met en zonder SiC toevoeging","Horsten, M.G.","Kool, W.H. (mentor)","1991","Het pseudo-plastische en thixotrope, tijdsafhankelijke gedrag van de aluminiumgietlegering AA356 in de half-vaste half-vloeibare toestand met en zonder SiC toevoeging is onderzocht met behulp van een rotoviscosimeter. Een geroerde metaallegering in de half-vaste half-vloeibare toestand bestaat uit globulaire primaire vaste fase deeltjes in een vloeibare matrix. Metaallegeringen in deze vorm worden metaalslurries genoemd. De metaalslurrie blijken pseudo-plastisch en thixotroop gedrag te vertonen. De reologische eigenschappen van demetaalslurrie worden bepaald door de interne structuur van de slurrie…","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Metallurgie en stollingstechnologie","","","",""
"uuid:691ca3e4-c3e5-4607-85a7-f778cb73a47c","http://resolver.tudelft.nl/uuid:691ca3e4-c3e5-4607-85a7-f778cb73a47c","In-situ versterking van polyethyleen door middel van stromingsgeïnduceerde kristallisatie","Rademakers, B.C.F.","Posthuma de Boer, A. (mentor); Machiels, A.G.C. (mentor)","1991","een meer gestrekte ketenkristalmorfologie ontstaat. Hiertoe werd het polyethyleen vlak boven het smeltpunt in één richting georiënteerd in eerste instantie met behulp van een coëxtrusie proces en in tweede instantie met behulp van een extrusie proces. Waarna het georiënteerde materiaal onder invloed van een onderkoeling kristalliseerde. De materialen waarmee gewerkt werd, waren een aantal hoge dichtheids polyethyleen soorten waaronder een ultra high molecular weight polyethyleen. Bij het coëxtrusie proces werd gebruik gemaakt van een laag viskeuse EVA soort als mantelmateriaal, dit is een copolymeer van Ethyleen en Vinylacetaat...","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technologie van makromolekulaire stoffen","","","",""
"uuid:4e352da2-0646-41be-b9ec-588852a10a47","http://resolver.tudelft.nl/uuid:4e352da2-0646-41be-b9ec-588852a10a47","Produktie van water-in-olie polyamide microcapsules: Capsulewandvorming door grensvlak polycondensatie","Mekkelholt, W.T.G.","te Nijenhuis, K. (mentor); Janssen, L.J.J.M. (mentor)","1991","Gedurende de afstudeerperiode is onderzoek gedaan naar de vorming van water-inolie microcapsules via grensvlakpolycondensatie door reaktie van een amine met een zuurchloride. De microcapsules werden gevormd door diethyleentriamine in waterdruppels te laten vallen in een organisch oplosmiddel (dioctlyphtalaat) met tereftaloyldichloride. Aan de waterfase is natronloog toegevoegd om het bij de reaktie vrijgekomen zoutzuur te neutraliseren en aan de organische fase is Span 85 toegevoegd om te voorkomen dat de gevormde capsules aan elkaar gaan groeien. Door het meten van de amineconcentratie in de capsules en de membraandikte van de capsules op een aantal tijdstippen kan de capsulevorming gevolgd worden. Het membraan groeit door diffusie van het amine door het polymeer, waardoor de polymerisatiesnelheid wordt bepaald door de diffusiesnelheid van het amine. De amineconcentratie neemt in het begin snel af, omdat er zeer vlug een eerste polymeerlaag gevormd wordt. Daarna moet het amine door deze eerste laag diffunderen. Door de afnemende amineconcentratie en toenemende wanddikte zal de aminediffusie, en dus de wandvorming, steeds langzamer verlopen. Een grotere verhouding van de beginconcentraties van het zuurchloride en amine en een grotere beginconcentratie van natronloog verhogen de groeisnelheid van de capsulewand. De concentraties bepalen de eigenschappen van het polymeermembraan zoals de crosslinkgraad, de mate van kristalliniteit en de dichtheid. De diffusiesnelheid van het amine door het polymeer wordt het meest beïnvloed door de mate van kristalliniteit...","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technologie van makromolekulaire stoffen","","","",""
"uuid:c634b3da-cf83-44b6-9845-7e534ee12313","http://resolver.tudelft.nl/uuid:c634b3da-cf83-44b6-9845-7e534ee12313","De mengtijd van een vloeistof met afwoijkende viscosietit en dichtheid in een geroerd vat","Breembroek, G.R.M.","Bouwmans, I. (mentor)","1991","The influence of viscosity and density differences on the mixing time in a stirred vessel was studied. To do this, small amounts of liquid were injected into the bulk fluid. The added liquids had a higher viscosity and a lower or much higher density than the bulk fluid. The diameter of the vessel was 64 cm. The mixing time was measured with a conductivity method. Also, a visual judgment was made as to whether the mixing time of the added f l u id increased on account of its differing physical properties. The mixing time proved to be independent of viscosity and density as long as the added fluid did not reach the surface or the bottom of the vessel. The chance of reaching the bottom or the surface proved to increase as the density difference increased and the stirring rate decreased. The second important factor in predicting the mixing time was knowing the mixing time from the surface. This mixing time was strongly dependent on the viscosity of the bulk fluid, and less on the density and viscosity of the fluid added, the amount of f l u i d added and the stirring rate. This study was mainly a new investigation of the importance of these different factors. As a result, the mixing time can be predicted in some cases.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:18dc8c7c-26af-4be9-9460-d9b1691352b2","http://resolver.tudelft.nl/uuid:18dc8c7c-26af-4be9-9460-d9b1691352b2","Delay and Throughput Analysis of the Stack Algorithm in Mobile Radio Channels with Rayleigh Fading, Shadowing and Near-Far Effect","Vossenaar, R.D.","Arnbak, J.C. (mentor); Prasad, R. (mentor); Young, I.T. (mentor); Vvedenskaja, N.D. (mentor)","1991","The performance of the stack algorithm in mobile radio channels with Rayleigh fading, shadowing and near-far effect, has been analyzed. Both coherent and incoherent Rayleigh fading were considered. Shadowing and near-far effect were modelled by assuming a log normal distribution for their local mean power and area mean power respectively. Three versions of the stack algorithm were taken into consideration, each with a different ability to distinguish between channel events in a previous time slot. The stack algorithm was described as a regenerative process. Throughput and delay characteristics have been determined up to a critical generation rate of traffic, where the mean packet delay and mean basic session length (regeneration cycle) grow to infinity. It was shown that capture models based on combined effects yield higher throughputs. Coherent Rayleigh fading offered higher throughputs than incoherent Rayleigh fading. Comparisons were made with the ALOHA algorithm. The results were slightly in favour of the ALOHA algorithm. However, near the critical generation rate of one version of the stack algorithm, higher throughputs were found than the ALOHA algorithm offers.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic-Control Systems Group","",""
"uuid:b0d0ce0d-9851-43b9-aea9-ea8b6379038a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b0d0ce0d-9851-43b9-aea9-ea8b6379038a","Richten van VECTRA","Prihandoko, B.; Molenaar, D.J.","Beekmans, F. (mentor)","1991","Dit praktikum is uitgevoerd in Materiaalkundig Praktikum materiaalkundestudenten. het kader van het voor derdejaars De doelstelling van dit praktikum is de kennismaking met fundamenteel materiaa1onderzoek. Dit is gedaan door onderzoek te doen naar de mogelijkheid om van het materiaal VECTRA de ketens te richten. VECTRA is een zogeheten thermotroop L.C.P., Liquid Crystal Polymer, een vloeibaar kristallijn polymeer. LCP’s hebben een aantal bijzondere eigenschappen: - In vloeibare fase is een korteafstandsordening aanwezig als in een kristal;-Goede mechanische eigenschappen, Vooral in de ketenrichting is de breeksterkte groot; -Het LCP kan in elke gewenste vormspuit gegoten worden. Dit in tegenstelling tot een materiaal als kevlar wat heel moeilijk verwerkbaar is…","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Materiaalkunde","","","",""
"uuid:62110445-19b3-4630-ab7f-edfb85dbe707","http://resolver.tudelft.nl/uuid:62110445-19b3-4630-ab7f-edfb85dbe707","Analyse van de veronderstellingen die gedaan worden bij de viscositeitsbepaling van polymeren met behulp van een capillair rheometer: Literatuur scriptie","Lafleur, M.","van Dam, J. (mentor)","1991","Dit literatuuronderzoek handelt over de capillair rheometer als meetinstrument voor de viscositeit. In het bijzonder wordt ingegaan op de veronderstellingen die in de literatuur worden gedaan om de viscositeit te kunnen bepalen. Deze aannames blijken niet altijd terecht te zijn. Het principe van deze viscositeitsmeting berust op het onderwerpen van polymeren aan een afschuifstroming in een cilindrisch kanaal (capillair). Om relaties te kunnen afleiden voor het stromingsgedrag in dit kanaal is, omtrent het polymeer en de stroming, een aantal veronderstellingen noodzakelijk. Uit de literatuur blijkt dat deze vaak onterecht zijn…","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Materiaalkunde","","","",""
"uuid:829257a1-fc21-4ce8-8db8-a04f0f958066","http://resolver.tudelft.nl/uuid:829257a1-fc21-4ce8-8db8-a04f0f958066","Aspects of a tidal power scheme in the Wyre Estuary","Delfgauw, S.","Clark, P. (mentor); Young, R. (mentor); Bezuyen, K. (mentor); Bijker, E.W. (mentor)","1991","In 1987 a study of small estuaries around the coast of the United Kingdom was undertaken by Binnie & Partners for the Department of Energy. The Wyre was identified as one of the most promising sites for the construction of a small tidal power scheme. The Wyre Estuary is located in Lancashire on the north west coast of England. The estuary fulfils the main requirements for a tidal energy scheme in that it has a high tidal range and a mouth which is relatively narrow in relation to its surface area. The main features of the estuary are as follows : Mean spring tidal range 8.2 m Mean neap tidal range 4.4 m Surface area at +4.0 mOD 7.5 km2 Highest astronomical tide 5.4 mOD 50 year surge tide level 6.3 mOD Mean fresh water flow in river : 6.5 m3/s Length of tidal river 21 km During 1990 a preliminary feasibility study of a tidal energy scheme in the Wyre estuary has been carried out by Binnie & Partners and T.H. Technology, a subsidery of the commercial organisation, Trafalgar House. The scheme was optimised by the utilisation of hydro-dynamic models with the objective to maximise the annual energy output. Two potential barrage sites were examined : - The Pandoro or North site, located 300 m downstream of F1eetwood Docks - The A.B.P. or Centre site, located 100 m upstream of Fleetwood Docks The outcome of these studies were that the North scheme would generate more energy. However, the Centre site was more favourable considering the existing infrastructure. The preferred arrangement for a tidal barrage on this location comprises: - 4 No 6.0 m diameter turbines, peak power 14.96 MW each - 12 channel sluices with radial gates, 9 m wide - 2 fish passes This scheme would generate an annual energy output of 117.2 GWh.","tidal power; energy conversion; United Kingdom","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:1418e56e-b232-476b-9ab5-4ca21976bae3","http://resolver.tudelft.nl/uuid:1418e56e-b232-476b-9ab5-4ca21976bae3","De kwetsbaarheid van de telecommunicatie-infrastructuren in Nederland en Europa aan de hand van nieuwe technologische ontwikkelingen","Korthouwer, F.J.","Arnbak, J.C. (mentor); De Jong, C. (mentor)","1991","Nieuwe technologische ontwikkelingen kunnen gevolgen hebben voor de mate van kwetsbaarheid van telecommunicatie-systemen.
De Nederlandse telecommunicatie-infrastructuur wordt beïnvloed door o.a.:
-glasvezel en SDH, wat kan leiden tot een concentratie van het verkeer.
- C7, IN, ONP en TMN, die bepaalde functies centraliseren met behulp van grote (open) gegevensbestanden
- ISDN, ATM en VPN, met de potenties tot de integratie van verschillende netten.
- SDH, DXC, DHR en TMN, die mogelijkheden bezitten voor een snel herstel.
De Europese markt is gefragmenteerd en gebaseerd op nationale monopolies, in tegenstelling tot de Verenigde Staten met een veel vrijere markt. Dit leidt tot verschillen in de ontwikkeling van het net.
Kwetsbaarheids-problemen kunnen niet vermeden worden, maar het doel moet zijn om de gevolgen van rampen te beheersen.
Dit leidt tot de volgende aanbevelingen:
AANBEVELING 1: Leg 24-vezelige (of zelfs 96-vezeIige) kabels i.p.v. de huidig gebruikte 6-vezelige kabels.
AANBEVELING 2: Leg ringstructuren aan in het net.
AANBEVELING 3: Stimuleer op Europees niveau de ontwikkeling van VSAT-netten.
AANBEVELING 4: Breng extra redundante centrales aan.
AANBEVELING 5: Behoud minstens twee gescheiden openbare netten.
AANBEVELING 6: Bekijk op Europees niveau in hoeverre open toegang tot het net gewenst is.
AANBEVELING 7: Ontwerp en bouw modulair.
AANBEVELING 8: Denk bij alle ontwikkelingen eerst na over de mate waarin het beheersbaar is.
AANBEVELING 9: Denk Europees.","Kwetsbaarheid; telecommunicatie-infrastructuren; C-7; ISDN; intelligente net; SDH; ATM; managementsystemen; ONP","nl","student report","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:d6a17cd1-53be-4076-a1b8-de650c113bea","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d6a17cd1-53be-4076-a1b8-de650c113bea","An overview of Indoor- and Microcellular Propagation Measurements","Stigter, P.A.","Arnbak, J.C. (mentor); Prasad, R. (mentor)","1991","This report presents an overview of propagation measurements in an indoor and a microcellular environment based on recent publiced and reported results. The main reason for carrying out this study is to decide what parameters should be measured during planned propagation measurements at The Physics and Electronics Laboratory of TNO in the joint project between the Dutch Organization for Applied Sientific Research (TNO) and the Delft Technical University (TU Delft). The measurements will be done at the TNO Physics and Electronics Laboratory (TNO-FEL) at three frequencies, namely 2.4 GHz, 4.75 GHz and 11.5 GHz.","Propagation Measurements; Radiocommunication; Indoor Wireless Communications,","en","student report","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:e7788ce3-a994-4fca-958d-e646a788d51d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e7788ce3-a994-4fca-958d-e646a788d51d","Privacy en telecommunicatiediensten: Van Ma Bell naar Big Brother?","Smit, R.A.","Arnbak, J.C. (mentor); de Jong, C. (mentor); Westerveld, J.R. (mentor)","1991","Er blijken in de telecommunicatie twee gebieden te onderscheiden met betrekking tot de privacy. Het eerste gebied heeft betrekking op de inhoud van de communicatie. Het tweede gebied heeft betrekking op het feit dat de communicatie tot stand is gebracht. In dit tweede gebied, waarop in dit verslag de nadruk ligt, betreft het gegevens over de abonnee, ten opzichte van zowel de telecommunicatieorganisatie als van degene waarmee gebeld wordt en ieder ander die toegang zou krijgen tot die gegevens. Deze gegevens kunnen de relationele en informationele privacy aantasten. Het onderscheid hiertussen vervaagt, omdat de bedreigingen van beide vormen van privacy in elkaar overvloeien. In de telecommunicatie worden supplementaire diensten geleverd, die de basisdienst van een gevraagde net- of tele-informatiedienst op een specifiek punt wijzigen of aanvullen. Deze extra diensten kunnen aan de abonnee worden geleverd door gebruik te maken van de gemeneweg signalering C7 en het intelligente net. De knelpunten met betrekking tot de privacy bevinden zich in de functies die nodig zijn om deze supplementaire diensten te kunnen leveren. Hierbij dient een onderscheid te worden gemaakt tussen opslag van gegevens in databases en transport van het abonneenummer over het telecommunicatienet.","privacy; intelligentie net; C7-signalering; telecommunicatiediensten; faciliteiten","nl","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en VerkeersbegeIeidingssystemen","","","",""
"uuid:f2e4918b-b5bd-4182-8983-b43d78fe6d86","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f2e4918b-b5bd-4182-8983-b43d78fe6d86","Regime analyse in geroerde vaten m.b.v. globale tijdsgemiddelde en tijdsafhankelijke metingen","Goedemans, M.E.","Bakker, A. (mentor); Mudde, R.F. (mentor)","1991","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:9f514138-0148-49f0-b697-cd00b58c080a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9f514138-0148-49f0-b697-cd00b58c080a","Flow split phenomena of two-phase flow in a large-scale horizontal upward T-junction","Groen, J.S.","Mudde, R.F. (mentor); Van den Akker, H.E.A. (mentor)","1991","","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:619f8e53-9088-4599-91b1-62ad6d3db19c","http://resolver.tudelft.nl/uuid:619f8e53-9088-4599-91b1-62ad6d3db19c","De invloed van een toenemende conversie en van het reaktortype op de polymerisatie","Mekkelholt, W.T.G.","","1991","Deze scriptie is geschreven voor het keuzevak Polymeerkunde II in het kader van de studie Scheikundige Technologie aan de Technische Universiteit te Delft. Het doel van deze scriptie is het beschrijven van de invloed van de toenemende omzettingsgraad op de reaktiesnelheid van een radikaalpolymerisatie en van de invloed van het reaktortype op de polymerisatie. Bij toenemende omzettingsgraad neemt de polymerisatiesnelheid niet meer lineair af met de monomeerconcentratie, maar de snelheid neemt eerst toe tot een maximum en daalt vervolgens snel tot nul. Dit wordt het Trommsdorff-effekt genoemd. Om dit te beschrijven zijn modellen ontwikkeld. Dit is het onderwerp van hoofdstuk 1. De molmassaverdeling van een reaktie is afhankelijk van het reaktietype en de omzettingsgraad, maar ook van het reaktortype waarin de polymerisatie plaatsvindt. De volgende drie reaktoren zijn beschreven: de batchreaktor, de kontinu geroerde tankreaktor en de buisreaktor. De invloed van het reaktortype is bekeken voor drie reaktietypes: radikaalpolymerisatie, ionische polymerisatie zonder terminatie en polykondensatie. Dit wordt behandeld in hoofdstuk 2.","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","",""
"uuid:3f51c5a6-baf0-444e-95e8-27d28e0f802b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3f51c5a6-baf0-444e-95e8-27d28e0f802b","Influence of material properties on deposition of fibers in the lung","Stoelinga, Mark","Scarlett, B. (mentor); Bibo, H. (mentor); Marijnissen, J. (mentor); l..emkowitz, S. (mentor); van Drunen, M. (mentor)","1991","","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Process Technology","","Particle Technology and Risk Management","",""
"uuid:b47a444a-7512-45cd-945c-4a7e448077e0","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b47a444a-7512-45cd-945c-4a7e448077e0","Possible techniques for particle size analysis in a SiH4-NH3 flame","Oostra, W.","Scarlett, B. (mentor); Marijnissen, J.C.M. (mentor); Kruis, F.E. (mentor)","1991","Recent interest in high temperature structural ceramics has led to the development of chemical vapour phase techniques for the formation of a variety of high quality ceramic powders. Silicon nitride, Si3N4, is one of the most promising materials of these structural ceramics, because of its high temperature strength, thermal shock resistance and corrosion resistance. Si3N4 powders have been prepared by several techniques such as direct nitridation of silicon, decomposition of silicon diimide and vapour phase synthesis. Although, relatively small particles can be produced by using vapour phase synthesis initiated by convective heat [Lit.1], smaller and less agglomerated powders have been prepared using a sophisticated technique, Laser-Chemical Vapour phase Precipitation (L-CVP), developed by Haggerty and Danforth [Lit.2]. Characteristic of this laser-driven gas phase process is a well defined reaction zone which should facilitate a considerable degree of control over composition, size and size distribution of the produced powders. This report gives the results of a literature study performed to investigate the possible techniques for particle size analyses in this reaction zone. The aim of this research is to get a better understanding of the processes taking place in this zone. This particle size analysis is to be performed in a flame of SiH4 and NH3 which is used in the production of Si3N4. The ideal technique measures a particle size distribution in-situ, in the submicron range, is cheap, easy to handle, fast and does not influence our process. The second chapter handles on techniques which use a form of light to determine the psd and are non-intrusive. The third chapter deals with techniques which require sampling, and some possible ways of sampling are reported. Chapter 4 deals with techniques which do not belong to the first two groups. Since thermophoresis can become an important phenomenon in our setup the last chapter deals with this phenomenon.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Process Technology","","Particle technology and Risk management","",""
"uuid:4b402586-161d-411d-bcf0-cf7e8ad9a989","http://resolver.tudelft.nl/uuid:4b402586-161d-411d-bcf0-cf7e8ad9a989","Recycling van kunststofafval II: Vooronderzoek naar identificatie, analyse mogelijke produktverbetering en toepassing van elektrische eigenschappen","Butter, M.","van Turnhout, J. (mentor)","1991","In dit afstudeerwerk is vooronderzoek uitgevoerd naar een aantal technologische aspecten van de recycling van kunststofafval. Het onderzoek bestond uit: - onderzoek naar de mogelijkheden van een kwantitatieve bepaling van de samenstelling van polymere mengsel door IR en DSC; - onderzoek naar een standaardmengsel van polymeren dat in plaats van kunststofafval zou kunnen worden gebruikt bij verdere experimenten; - bestudering van economisch verantwoorde methoden voor de verbetering van eigenschappen van produkten gemaakt van kunststofafval; - voorbereidend onderzoek naar mogelijke toepassingen van elektrische eigenschappen van de polymeren bij de recycling van kunststofafval…","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","",""
"uuid:1ed44f4e-c9fc-42ea-b46a-14ffbf070b29","http://resolver.tudelft.nl/uuid:1ed44f4e-c9fc-42ea-b46a-14ffbf070b29","Productontwerp Electrisch geleidende lijm","Hollestein, Kitty; Langen, Yvonne","van Turnhout, J. (mentor); Hogervorst, A.C R. (mentor)","1991","Het doel van dit productontwerp is het vervangen van de tot nu toe gebruikte electrisch geleidende lijmen, die bestaan uit een uithardende epoxymatrix, gevuld met zilverdeeltjes. Het ontwerp voor de electrisch geleidende lijm omvat twee aspecten: ten eerste het ontwerpen van een thermoplastisch verwerkbare, lijmende matrix en ten tweede gebruik van een intrinsiek geleidend polymeer als vulstof. De matrix van de door ons ontworpen lijm is een polyesterurethaan met een verwerkingstemperatuur van 139 °C. Deze is gevuld met 20 vol% polyanilinedeeltjes. De toepasbaarheid van de lijm is door de relatief lage geleidbaarheid van 5 (S/cm) beperkt. Gedeeltelijke vervanging van zilver door polyaniline biedt perspectieven als in de geleidbaarheid een synergetisch effect optreedt.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","","","","",""
"uuid:195f5fc8-41af-4ebe-ab80-f21219cfee02","http://resolver.tudelft.nl/uuid:195f5fc8-41af-4ebe-ab80-f21219cfee02","The granular bed filter as a model of the lower parts of the human lung: Literature study","van der Put, S.","Bibo, B.H. (mentor); Scarlett, B. (mentor); Lemkowitz, S.M. (mentor); Marijnissen, J.C.M. (mentor); Stoop, H.C. (mentor)","1991","In this paper, the fiber deposition in the lower parts of the lung (8-23rd generation of Weibel) during inspiration is compared with the deposition of fibers in a granular bed filter with similar dimensions and equal air flow rate. It is found that very little experimental and theoretical research has been done on deposition of fibers in the deeper parts of the human lung. The model of Harris and Fraser (1976) is the only model that predicts regional deposition as a function of breathing conditions and fiber dimensions. This model however, has many shortcomings. Literature on fiber deposition in granular bed filters is scanty as well. For that reason the model of Boulaud (1991) for deposition of spherical aerosol particles in a granular bed filter has been modified in this paper to make a rough estimate of fiber deposition in this type of filters. Geometry of the lung, fluid dynamics and deposition probabilities have been compared in both systems with the help of the model of Harris and Fraser and the model of Boulaud. It is succeeded to translate the Weibel model for geometry of the human lung into a trumpet-like granular bed filter with varying granule size in which the dimensions of the air spaces and the air velocity in a layer are similar to those in an airway generation. As shape and dimensions of the voids in the granular bed filter differ from those in the respiratory system, differences in air flow patterns between both systems will exist, that will have their effect on deposition. Efficiencies depend on the same dimensionless numbers in both systems. Investigations in a granular bed filter will be useful to find out relationships between fiber dimensions and orientation, air velocity, residence time and geometrical dimensions of the air spaces on one hand and fiber deposition on the other hand. Results obtained with granular bed filters can be applicable to the deeper parts of the human lung when differences in geometry of the airspaces and in velocity patterns are accounted for. Further experimental and theoretical research is needed to improve and validate the model for fiber deposition in a granular bed filter derived in this paper, to make a more detailed comparison of geometry of the airspaces and velocity profiles in both systems and to improve the deposition model of Harris and Fraser.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Engineering and Materials Science","","Particle Technology","",""
"uuid:2a607a75-f5ac-4963-bafa-3aaef6888e85","http://resolver.tudelft.nl/uuid:2a607a75-f5ac-4963-bafa-3aaef6888e85","Performance analysis of micro-cellular digital radio networks in presence of cochannel interference, natural and man-made noise","de Vos, A.","Kegel, A. (mentor); Prasad, R. (mentor); Arnbak, J.C. (mentor)","1991","A model has been developed for performance analysis of a microcellular digital mobile radio system with Rayleigh-faded cochannel interference, Gaussian noise and narrow-band impulsive noise. The wanted signals have been assumed to be DPSK modulated and Rician faded. Also applied is Selection Diversity, and the performance results have been compared to the non-diversity case.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:701ab684-d4ca-4bae-8116-806107890295","http://resolver.tudelft.nl/uuid:701ab684-d4ca-4bae-8116-806107890295","Real-time Multi-ring Differential Chain Coding","Verboven, R.J.J.","Arnbak, J.C. (mentor); Prasad, R. (mentor); Bons, J.H. (mentor)","1991","For the encoding of line drawing graphics for transmission and storage, chain coding has proven to be an effective scheme. This coding technique, introduced by H. Freeman, is based upon a vector representation of the drawing. This technique has been further examined at Delft University of Technology, where new types of chain coding have been developed, known as Differential Chain Coding (DCC) and Multi-ring Differential Chain Coding (MRDCC). An investigation for real-time application of MRDCC, which is called RT-MRDCC, is done. The performance results presented, establish RT-MRDCC as an efficient alternative for the encoding of line drawing.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrotechniek","","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","",""
"uuid:eb058b4a-7050-470b-80bb-8a3c8479dd7e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:eb058b4a-7050-470b-80bb-8a3c8479dd7e","Conversion of scanned line drawings (facsimile) to chain code","Svendsen, R.","Arnbak, J.C. (mentor); Bons, J.H. (mentor); Liu, K. (mentor)","1991","In facsimile communication scanned line drawings are encoded with a run-length code. Line drawings are represented as binary data which is not ASCII compatible and not suitable for datacommunication networks like E-mail. The size of the facsimile datafile is usually excessive, so data compression is wanted to obtain that the requirements on channel capacity is reduced in transmission, or storage space is reduced in database applications. Data compression can be obtained if chain encoding is adapted, and in addition the chain encoded line drawings can be represented in an ASCII compatible data format so that they can be transferred like usual ASCII text through datacommunication networks. In this report, chain encoding of scanned line drawings is described. The chain encoding of the scanned line drawings is performed in essentially two steps. In the first step, the scanned line drawings are converted into thin lines, i.e. they have a thickness of only one pixel, by a thinning algorithm, followed by tracing and encoding these ""skeleton"" lines into sequences of short, straight lines, i.e. vectors. Some decision algorithms are introduced to deal with line crossings in the tracing process. The data compression obtained with this method compared to the run-length code is dependent of how the vector data (chain codes) are presented. The case of simple binary representation (no byte boundaries) of the absolute vectors and with the smallest coding ring (8 vectors), and the case with the Differential Chain Code, gave the best results for a number of test files.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:533a81e7-55ee-4ad1-9bfd-b3156de321d8","http://resolver.tudelft.nl/uuid:533a81e7-55ee-4ad1-9bfd-b3156de321d8","Effects of interlayer materials on residual stresses in ceramic to metal bonding","Vortrefflich, W.","","1992","","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:d276ae23-af2b-4d0a-8cb1-625b6e050ad9","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d276ae23-af2b-4d0a-8cb1-625b6e050ad9","Kuuroord moddervulkanen Roemenie","Van Rijen, R.","Van den Berg, F. (mentor)","1992","","kuuroord; moddervulkanen; Roemenie","nl","master thesis","","","","","","","","","Architecture","architecture","","","",""
"uuid:654516eb-3f27-49a9-ae57-e5250205d7ec","http://resolver.tudelft.nl/uuid:654516eb-3f27-49a9-ae57-e5250205d7ec","Diffusie door polyamide membranen: Literatuur scriptie","Gaanderse, S.","","1992","Een microcapsule is een deeltje bestaande uit kernmateriaal met daar omheen een uit polymeer bestaande wand. Dit kernmateriaal kan een gas, een vloeistof of een vaste stof zijn. Microcapsules hebben afmetingen van 1 tot 1000 µm. De functie van de microcapsules is dat het kernmateriaal fijn verdeeld kan worden en dat door de wand het kernmateriaal kan vrijkomen wanneer dat nodig is. Dit kan geleidelijk of momentaan gebeuren. Tijdens microёncapsulatie wordt het te encapsuleren materiaal, het kernmateriaal, fijn verdeeld waarna het wandmateriaal erop neerslaat. Dit kan op twee manieren plaatsvinden. De eerste is het wandmateriaal vanuit de omgeving of vanuit de kern zelf op de kern laten neerslaan. Bij de tweede methode vindt de polymerisatie op de kern plaats. Hierbij reageren de monomeren op het grensvlak van de kern met de omgeving. Tot de laatste methode behoort de bereiding van polyamide microcapsules door grensvlak polycondensatie. Dit is het polymerisatieproces van twee complementaire monomeren, elk oplosbaar in een fase van een niet mengbaar twee fasen systeem. Omdat de microcapsules gebruikt worden voor de afgifte van kernmateriaal door diffusie naar de omgeving en omdat tijdens de produktie van microcapsules door grensvlak polycondensatie de diffusie van een van de reactanten door het membraan de snelheidsbepalende stap is, is het van belang te begrijpen welke factoren de diffusie door membranen beïnvloeden. In deze literatuurscriptie is weergegeven welke aspecten de diffusie door polyamide membranen van microcapsules beïnvloeden. Hierbij is buiten beschouwing gelaten hoe de aspecten beïnvloed worden door de produktiemethode van de capsules. In de literatuur worden verschillende diffusiemechanismen gegeven: Fickse-, Case II- en onregelmatige diffusie. Fickse diffusie wordt gecontroleerd door diffusie en Case II door relaxatie. De onregelmatige diffusie is een tussenvorm van de twee voorgaande. Bij de diffusievergelijking voor electrolyten komt er naast de concentratiegradiënt een extra drijvende kracht bij, de potentiaalgradiënt. Voor de diffusie door het membraan van microcapsules zijn veel verschillende modellen opgesteld. Allemaal gebaseerd op de wet van Fick. Ook voor de diffusie van electrolyten wordt uitgegaan van de eerste wet van Fick en niet de Nernst-Planck vergelijking die opgesteld is voor de diffusie van electrolyten. De diffusie door een membraan blijkt door drie aspecten beïnvloed te worden --- door de structuur van het membraan: de vorm en grootte van de poriën, de verhouding tussen de straal van de poriën en de deeltjes, de porositeit, kristalliniteit, crosslinken, de mate van zwellen en de ketensoort van het membraan; door de optredende interacties tussen het membraan: het oplosmiddel en de opgeloste stof veroorzaakt door aanwezige ladingen, gebonden water in het matig hydrofiele membraan en eventueel optredende reacties en door de grensvlaklagen bij het binnendringen of verlaten van het membraan: met name van belang bij weinig bewegende vloeistoffen en hoge viscositeit.","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","","",""
"uuid:dd4dcf55-a45b-4ea9-a6c8-f4d5ca1d2b55","http://resolver.tudelft.nl/uuid:dd4dcf55-a45b-4ea9-a6c8-f4d5ca1d2b55","Stijfheid en sterkte van composieten","van Maanen, A.A.","","1992","Om de stijfheid en sterkte van deeltjesgevulde composieten te kunnen verbeteren is het noodzakelijk om inzicht te hebben in de variabelen en fenomenen die deze eigenschappen beïnvloeden. Daarom worden er in deze literatuurscriptie een aantal modellen naast elkaar gezet. De klassieke relaties geven een ruwe benadering van het verloop van de mechanische eigenschappen maar negeren een aantal verschijnselen. Het mesofase model geeft een bruikbare voorspelling van de moduli van composieten door een tussenlaag te definiëren die zelf een bepaalde stijfheid heeft. Het interactie model onderzoekt de invloed van het specifieke oppervlak van de vulstof, de adhesiekracht tussen de fasen en de mate van agglomeratie van de deeltjes. Deze invloeden worden gekwantificeerd in een experimentele parameter. De adhesie tussen de fasen wordt gekarakteriseerd door de grensvlakenergieën en de zuur/base eigenschappen van de componenten. Tenslotte wordt besproken op welke manier coupling agents de eigenschappen van composieten kunnen veranderen. Er wordt geconcludeerd dat zij voor een grotere stijfheid een tussenlaag moeten induceren die stijver is dan de vulstof en voor een grotere sterkte de adhesie of de dispersiegraad moeten doen toenemen.","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Technologie van makromolekulaire stoffen","","","",""
"uuid:14161103-c938-454d-9fe1-90940dd2a96d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:14161103-c938-454d-9fe1-90940dd2a96d","Onderzoek naar het reologisch gedrag van een thermotroop LCP: capillair, kegel-plaat en spleetviscosimetrie","van Uffelen, M.C.J.","Posthuma de Boer, A. (mentor); Langelaan, B. (mentor)","1992","In dit onderzoek is het reologisch gedrag van het thermotrope LCP Vectra A900 (HBA/HNA 73/27) onderzocht. Hierbij is gebruik gemaakt van drie meetmethoden, namelijk capillair, kegel-plaat en spleetviscosimetrie. Met deze drie meetmethoden is getracht de viscositeit van het gesmolten LCP over een zo breed mogelijk afschuifsnelheidsgebied te bepalen. Hierbij is gekeken of de resultaten verkregen met de drie verschillende meetmethoden met elkaar overeenstemmen…","","; en","bachelor thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","",""
"uuid:5eec59fd-e66c-4b06-99e1-c81716f3c82c","http://resolver.tudelft.nl/uuid:5eec59fd-e66c-4b06-99e1-c81716f3c82c","Onderzoek naar frequentie-effekten, crack closure en corrosievermoeiing van AL2024-T351","Kanaar, M.","Zuidema, J. (mentor)","1992","","","en","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:fcd2c9cc-a4b1-457b-8327-0da58589e9fb","http://resolver.tudelft.nl/uuid:fcd2c9cc-a4b1-457b-8327-0da58589e9fb","Complexiteit in mens-machine systemen","Verduyn, W.W.","Stassen, H.G. (mentor)","1992","Complexe systemen zijn meestal niet-lineair en kunnen gedrag vertonen, dat afwijkt van bekend gedrag, dat met lineaire modellen beschreven wordt. Het gedrag kan beheerst warden door periodieke of vreemde attractoren. Hovendien kunnen geschikte verstoringen leiden tot kwalitatief ander gedrag van een systeem. ;II In complexe mens-machine systemen kan de mens bijvoorbeeld bij storingen geconfronteerd warden met dergelijk op het eerste gezicht onverklaarbaar gedrag. be storing lijkt onoplosbaar, Om bij toenemende complexiteit toch op verantwoorde wijze een systeem te superviseren, is een structurele benadering vereist: de complexiteit van het technische systeem moet gereduceerd warden, de kennis van de supervisor( s) moet verbeterd warden en/of de mens-machine interface moet geoptimaliseerd warden. Als hoofdpunten4geldeahlerbij het aanbrengen van hierarchische structuren; - de ondersteuning van de supervisors) op het knowledge-based behavior niveau; -f het opzetten van een goede taakallocatie tussea mens en computer.","","nl","master thesis","","","","","","","","2012-12-31","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Marine and Transport Technology","","","",""
"uuid:bcd0e3ad-0f59-4ead-8583-539ca6a14397","http://resolver.tudelft.nl/uuid:bcd0e3ad-0f59-4ead-8583-539ca6a14397","Generation of low-frequency waves due to obliquely incident grouped short waves","Reniers, A.J.H.M.","Battjes, J.A. (mentor); Roelvink, J.A. (mentor); Dingemans, M.W. (mentor); Holthuijsen, L.H. (mentor)","1992","Looking at a surfzone, one immediately notices the short breaking waves. Looking more carefully, will show in most cases that the wave height of the breaking waves is not constant, but varies in time. Often one may observe that groups of relatively high waves are followed by groups of lower waves. This short wave groupiness may cause low frequency fluctuations in the nearshore zone by generating so called long waves. These are less noticeable, because of their longer time scale. This study was made to see whether it is possible to predict the generation of long waves in the nearshore zone due to the groupiness of obliquely incident short waves, and if so, extend an existing numerical model, SURFBEÀT [Roelvink, 1991] to the case of obliquely incident waves.","surfzone; short breaking waves; obliquely incident waves; low frequency wave","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Environmental Fluid Dynamics","",""
"uuid:9ef5090b-ae84-46ab-b240-b79097f91f48","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9ef5090b-ae84-46ab-b240-b79097f91f48","Dilution Method for Measurements of Unsteady Discharges in Mountain Streams","Meijer, D.G.","De Vries, M. (mentor); Fontijn, H.L. (mentor); Wang, Z.B. (mentor)","1992","In river engineering problems information on discharges and water levels is essential for many reasons. For irrigation and drinking water purposes it is very important to know how much water can be extracted from a river. Managers of waste water stations need to know how much they can release without exceeding the norms, and information on flood waves in the past help to predict the probability of flood waves in the future. Discharge measurements are therefore necessary. Different methods to measure a river discharge exist, such as the velocity area method, the moving boat method and methods using structures like flumes and weirs. Another method is the dilution method, based on the dilution of a soluble, non-disintegrating substance, to be released in the river. For steady flows, the principles of this method are rather simple, and recommendations on how to perform the measurements already exist (ISO Handbook). However, for unsteady flows, this method is much more complicated, and even its applicability is questionable. Studies on this topic, in which rivers were schematised as prismatic channels have already been carried out. In the present study the practice is the central issue. The applicability of the dilution method is investigated for mountain rivers with irregular cross-sections, big rocks and unsteady discharges. In chapter 2 the principles of the dilution method are explained, and the studies made thus far are outlined, as well as the approach in the present study. In chapter 3 the basic equations for the motion of water and transport processes, necessary for a transport model that can deal with the typical problems of an irregularly shaped mountain river, are formulated. A numerical scheme is derived in chapter 4, resulting into a flow-and-transport-simulating computer program (FATS). Dilution discharge measurements are simulated in imaginary rivers under flood wave conditions . The river discharge is then a time dependent upstream boundary condition, and a few measurements (water levels, concentrations) are generated. In chapter 5 a numerical procedure is developed (FINDQ) to compute the upstream river discharge, which uses only these measurements without any further information on characteristic river parameters. Determination of these parameters is an identification problem, which is solved using the DUD procedure. The quality of the discharge determination can be estimated by comparing the result with the original upstream boundary condition in FATS, supposed to be 'true'. Finally, in chapter 6, attention is paid to the field work and equipment required to obtain real measurements for the discharge determination. Using the FINDQ-DUD algorithm, the river discharge as a function of time can then be computed to a certain degree of accuracy, which is the eventual aim of this study.","river management; mountain rivers; discharges","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:e330f91c-6ca5-44c6-94da-f414ea5a37ec","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e330f91c-6ca5-44c6-94da-f414ea5a37ec","Onderwateroeversuppletie noord-Ameland","Van de Woude, G.","d'Angremond, K. (mentor); Roelvink, J.A. (mentor); Van de Graaff, J. (mentor); Verspuy, C. (mentor)","1992","Tijdens de voorjaarsstormen van 1990, is de duinvoet van de Noordzeekust van Ameland op enkele plaatsen tot 25 meter landwaarts verplaatst. Als gevolg van deze kustachteruitgang voldeed de kust in het gebied tussen de rijksstrandpalen 10 t/m 17 niet meer aan de gewenste veiligheidseisen. Daarom is er in de laatste maanden van 1990 een grote strandsuppletie uitgevoerd. Bij de voorbereiding van de volgende suppleties, waarvan de eerste waarschijnlijk in 1992 zal plaatsvinden, wordt een vooroeversuppietie overwogen. Bij de uitvoering van de verrichte strandsuppletie, was het nodig een pijpleiding aan te leggen vanaf het strand, tot ongeveer 2 km zeewaarts hiervan, waar een aan de leiding gekoppelde cutterzuiger het door sleephopperzuigers aangevoerde zand naar het strand verpompte. Verder werd er een kade op het strand aangelegd waarachter het zand gespoten werd. Bij vooroeversuppleties is de aanleg van een pijpleiding niet nodig: het zand wordt onder water aangebracht door de kleppen onder in de baggervaartuigen te openen. De kosten per kubieke meter zand kunnen hierdoor flink lager worden, maar daar staat tegenover dat, door de grotere verliezen van zand naar de diepere gedeelten, het uiteindelijke effect kleiner zal zijn. Een andere eigenschap van vooroeversuppietie is dat het zand pas enkele jaren na de suppletie de ligging van de kustlijn gaat beïnvloedt. In deze studie is onderzocht wat de effectiviteit en levensduur van een eventueel in de toekomst voor de Noordzeekust van Ameland aan te brengen vooroeversuppletie zal zijn.","Noordzeekust; duinvoet; strandsuppletie; cutterzuiger; baggervaartuig; vooroeversuppletie","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","kustwaterbouwkunde","",""
"uuid:12adedbd-28e5-4c15-9dc0-d3abf3899407","http://resolver.tudelft.nl/uuid:12adedbd-28e5-4c15-9dc0-d3abf3899407","Synthese van ""Vloeibaar Kristallijne"" Zijketen Polyacrylaten?","van Puijenbroek, A.J.M.","Mijs, W.J. (mentor); de Groot, A.E. (mentor); de Goede, A.T.J.W. (mentor); Tjin A Lim, D. (mentor)","1992","In het afstudeeronderzoek werden twee typen monomeren gemaakt, namelijk 6-O-acryl-1-O-octyl-α-D-glucopyranoside zonder een spacer en 6-Oacryloxybutyryl-1-O-octyl-α-D-glucopyranoside met een spacer. Eerst werd met een katalytische hoeveelheid zwavelzuur, uit octanol en glucose, 1-O-octanol-α-D-glucoside gemaakt. Dit werd vervolgens enzymatisch door een lypase veresterd met ethylacrylaat en ethyl-4-chloorbutyraat tot 6-O acryl-1-O-octyl-α-D-glucopyranoside respectievelijk 6-O-[4-chloorbutyryl]-1-O octyl-α-D-glucopyranoside. Deze laatste stof werd verder omgezet met behulp van tert-butanoaatanion en acrylzuur tot 6-O-acryloxybutyryl-1-O-octyl-α-D-glucopyranoside. Van het eerste type monomeer werd op twee manieren getracht een acrylaatpolymeer te maken, die met behulp van Differential Scanning Calorimetry en polarisatie microscopie op vloeibaar kristallijn gedrag werd onderzocht. Dit gedrag kon echter niet worden aangetoond.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","Technologie van Macromoleculaire Stoffen en Organische Chemie","",""
"uuid:ba579016-77e7-4e2e-bb79-7501d823f8ea","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ba579016-77e7-4e2e-bb79-7501d823f8ea","Exergie-analyse van chemische processen","Stougie, L.","","1992","Voor veel chemische produkten ziJn verschillende processen en procesroutes bekend. Als onderdeel van het project grondstoffengebruik van INTERDUCT worden hiervoor nieuwe beoordelingsmethodes ontwikkeld. Als voorbereiding op de afstudeeropdracht, waarin de (on)mogelijkheden van exergie-analyse voor chemische processen aan de hand van het ICI lage-druk methanolproces en het nieuwe Leading Concept Methanolproces onderzocht worden, worden in deze scriptie achtergronden van exergie-analyse en beide methanolprocessen beschreven. Het begrip exergie is gebaseerd op de eerste en tweede hoofdwet van de thermodynamica en is de kwaliteit van energie, namelijk het arbeidsvermogen van een stroom ten opzichte van een referentie-omgeving. Met exergie-analyse wordt aangetoond waar in een proces exergieverliezen zijn en dus waar verbeteringen gewenst zijn. Behalve voor het optimaliseren van de warmtehuishouding van fabrieken kan exergie-analyse ook gebruikt worden voor het beoordelen· van de chemie achter een proces. In principe kan uit een verandering in exergie het bijbehorende exergieverlies berekend worden, zodat de referentie-omgeving geen rol speelt. Wanneer echter exergieefficiënties van bijvoorbeeld apparaten bepaald worden, worden wel de absolute exergiewaarden t.o.v. de referentie-omgeving gebruikt. Het is interessant te onderzoeken hoe ver men met exergieanalyse in detail moet treden om aan te kunnen tonen waar grote exergieverliezen in processen zijn en om processen te kunnen vergelijken. Het grootste verschil tussen de methanolprocessen is de reformersectie; bij het conventionele proces wordt gebruik gemaakt van een fornuis, terwijl bij het nieuwe proces de reforming autotherm gebeurt. De warmte benodigd voor de endotherme primaire reformerreacties wordt hierbij geleverd door partiële oxidatie van het primair gereformde synthesegas.","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie","","","",""
"uuid:3712639b-f439-4b88-8665-52f6775f75f8","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3712639b-f439-4b88-8665-52f6775f75f8","Uitbreiding van de haven van Tuticorin","Ploeger, E.L.","Velsink, H. (mentor); d' Angremond, K. (mentor); Van Gent, M. (mentor)","1992","Het afstudeerwerk bestaat uit drie delen: Deel A: Fysische effecten bij de import van LPG Deel B: Het masterplan Deel C: stabiliteit van de zuidelijke golfbreker In het masterplan van deze studie zal eerst gekeken worden naar de haven van Tuticorin in zijn huidige vorm. De ruimtelijke indeling en de verkeersstromen worden toegelicht. Daarna wordt er gekeken naar de toekomst.","haven; Tuticorin; golfbreker; LPG","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:67d2c816-68bc-41fc-8c92-475b44f1fb33","http://resolver.tudelft.nl/uuid:67d2c816-68bc-41fc-8c92-475b44f1fb33","Tactiel Display 3: Een grafisch beeldscherm voor blinden","Van der Vegte, W.F.","Schierbeek, B.B. (mentor); Prins, J.F. (mentor); Marinissen, A.H. (mentor); Knoppers, G.E. (mentor); Te Riele, H. (mentor)","1992","Dit rapport behandelt een ontwerp voor een beeldscherm, bedoeld om grafische voorstellingen in een voor blinden waarneembare vorm te presenteren. Dit gebeurt d.m.v. een tactiel reliëf, opgebouwd uit 60x120 = 7.200 beeldpunten op een onderhnge afstand van 21/2 mm, dat binnen acht seconden ververst dient te kunnen worden. De fabricagekostprijs van het produkt mag maximaal 8.000,- bedragen bij een serie van 100 stuks per jaar. Om te vermijden dat elk van de 7.200 beeldpunten een eigen 'motor' of omzetter nodig heeft is gekozen voor een matrixgestuurde mechanische selectie, waarbij steeds 60 omzetters beeldpunten per rij ontgrendelen. 120 in kolommen gerangschikte omzetters zetten vervolgens een selectie van beeldpunten uit de ontgrendelde rij in de voelbare stand. Het enige onderdeel dat voor elk beeldpunt afzonderlijk nodig is, is een relatief goedkoop, standaard leverbaar kogeltje. De onderdelen uit het selectiemechanisme, waaraan hoge nauwkeurigheidseisen worden gesteld, worden gefabriceerd d.m.v. fotochemisch etsen uit plaatmateriaal. Als omzetter voor de rijselectie wordt geheugenmetaaldraad gebruikt; bij de selectie van kolommen wordt gebruik gemaakt van het principe van scheiding van kracht- en informatiestroom, waardoor goedkope elektromagnetische omzetters (houdspoelen) konden worden toegepast. Het ontwerp is uitgewerkt tot een technisch proefinodel, dat bij het gereedkomen van dit rapport nog niet geheel voltooid was. De eerste tests zullen op korte termijn plaatsvinden. Op verkennend niveau zijn studies verricht naar de ergonomie en de vormgeving van het produkt.","Tactiel Display; randapparatuur; tactile display; computer peripheral; hulpmiddel; blinden; blind","nl","master thesis","","","","","","","","","Industrial Design Engineering","Konstruktie (Design Engineering)","","Tweedefase Ontwerpersopleiding Consumentenproducten","",""
"uuid:7d001d89-8fb5-4baa-afe5-fc0c11e64172","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7d001d89-8fb5-4baa-afe5-fc0c11e64172","De invloed van coupling agents op de stijfheid en sterkte van poly(l-lactide)/hydroxyapatiet composieten","van Maanen, A.A.","de Wijn, J.R. (mentor); te Nijenhuis, K. (mentor)","1992","Het composiet van pofy(L-lactide) en hydroxyapatiet is een veelbelovend materiaal om te dienen als breukfixerend implantaat in de ortophaedische chirurgie. De mechanische eigenschappen laten echter nog te wensen over. Om inzicht te krijgen in de variabelen en fenomenen die de stijfheid en sterkte van dit composiet bepalen werden een groot aantal experimenteel bepaalde sterkten en moduli vergeleken met de theorie. Uit deze vergelijking bleken de trek- en buigsterkten van het composiet lineair toe te nemen met de molecuulmassa van het polymeer. Omdat de adhesie tussen de vulstof en het matrixmateriaal de oorzaak van de slechte mechanische eigenschappen bleek te zijn werd een onderzoek gedaan naar de invloed van coupling agents op deze hechting. Het hydroxyapatiet werd gecoat met methacryloxypropyltrimethoxysïlaan (MPS), met vinyltrimethoxysilaan (VTMS) en met aminopropyltriethoxysilaan (APS). De coating bestaat uit zowel covalent aan het oppervlak gebonden silaanmoleculen als fysisch gebonden lagen van siloxanen. Deze dikke laag silaan verbetert de adhesie niet. Wel beïnvloeden de silanen de polymerisatie. Het VTMS hindert de initiatie waardoor niet omgezet monomeer achterblijft dat de struktuur van het polymeer verzwakt. Het APS kan door omestering ketens aan elkaar koppelen waardoor de gewichtsgemiddelde molecuulmassa en de dispersiteit van het polymeer sterk toenemen. Het in dit onderzoek gebruikte hydroxyapatiet heeft een specifiek oppervlak van 1.34 m2/g en bestaat voor de helft uit grote clusters. Verder onderzoek moet zich daarom niet alleen richten op het beter beheersen van de silaanlaag maar ook op het oppervlak en de dispersiegraad van de hydroxyapatietdeeltjes in het polymeer.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","",""
"uuid:7039de9c-6d28-43a8-b9c2-cd8e4c20fff6","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7039de9c-6d28-43a8-b9c2-cd8e4c20fff6","Het golfveld en een uniforme asymptotieke ontwikkeling in de nabijheid van de caustieklijn en de golfdriftkrachten op een varend object bij lage snelheid","Ualit, A.","Battjes, J.A. (mentor)","1992","In dit afstudeerverslag wordt aandacht geschonken aan twee onderwerpen. Het eerste onderwerp: ""Het golfveld en een uniforme asymptotieke ontwikkeling in de nabijheid van een caustieklijn"" Hier probeert men een eindige waarde te vinden voor de golfhoogteoppervlakte en de golfamplitude in de nabijheid van de caustiek en op de caustieklijn zelf. Het tweede onderwerp: ""De tweede orde golfdriftkrachten op een varend object bij lage snelheid"" Hier probeert men een asymptotieke uitdrukking te vinden met behulp van de Brards'suggestie (Kelvin bronnen) en het toepassen van de methode van de stationaire fase.","golfveld; caustieklijn; golfhoogteoppervlakte; golfamplitude; golfdriftkrachten","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:aeefd01b-f863-4b60-9c38-6a16cfa3eac9","http://resolver.tudelft.nl/uuid:aeefd01b-f863-4b60-9c38-6a16cfa3eac9","Trendanalyse en storingspredictie voor dieselmotoren","van Nielen, J.J.","Klein Woud, J. (mentor); van Herwerden, j.l. (mentor)","1992","","","nl","master thesis","","","","","","","","2012-12-31","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Marine and Transport Technology","","Ship Design, Production and Operation","",""
"uuid:953b67d5-ee15-402b-aa8d-4f669532a355","http://resolver.tudelft.nl/uuid:953b67d5-ee15-402b-aa8d-4f669532a355","Analysis of imperfect power control in a cellular direct sequence code division multiple access system","Jansen, M.G.","Prasad, R. (mentor); Kegel, A. (mentor)","1992","Direct Sequence Code Division Multiple Access has recently been proposed for high capacity mobile cellular networks. Besides some advantages (expected increase of capacity, resistance to multipath fading, coexistence with narrowband systems) there are also some drawbacks, the most important being the multi-user interference. The path loss law complicates the multi-user interference (near-far effect). To solve this problem most researchers assumed a perfect power control system. In this thesis the effect of imperfect power control on the capacity of a cellular DS CDMA system is investigated. Both the reverse link (from mobile to basestation) and the forward link (from basestation to mobile) will be considered.","Radiocommunication; Spread Spectrum; Direct Sequence; Power Control; Cellular Mobile Systems","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:f836035b-5980-4892-950f-a489b301ed76","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f836035b-5980-4892-950f-a489b301ed76","De invloed van dichtheids- en viscositeitsverschillen op het mengen van druppels vloeistof in een geroerd vat","Beekman, W.J.","Bouwmans, I. (mentor)","1992","In dit onderzoek is de invloed van dichtheidsverschillen en viscositeitsverschillen onderzocht bij het mengen van druppels vloeistof. De injectievloeistof is mengbaar met de buikvloeistof en de metingen zijn gedaan in een geroerd vat met een diameter van 0.29 m in het turbulente regime (1000 < Re <5000). Het onderzoek is gedaan door in de bulk zoute druppels te injecteren en met behulp van conductiviteitsmetingen mengtijden te bepalen. De mengtijden zijn naast de gebruikelijke methode (door te kijken naar de stap in de conductiviteit) ook bepaald door te kijken naar korte fluctuaties in het geleidingsvermogen. Dit bijkt een goede manier om mengtijden te bepalen. Het dichtheidsverschil met de bulk blijkt soms voldoende om de druppel naar het oppervlak te doen gaan. Dit leidt dan tot langere mengtijden. De gevonden invloed van het dichtheidsverschil blijkt goed te worden beschreven met één parameter: het critisch toerental. Als er harder wordt geroerd dan dit toerental, blijft een geïnjecteerde druppel hooguit korte tijd aan het oppervlak. Het critisch toerental is op één plaats voor een groot aantal combinaties van viscositeiten met dichtheidsverschillen bepaald. De resultaten voor het critisch toerental kunnen worden weergegeven in een hoogtelijnenfiguur. Het critisch toerental is op andere plaatsen in het vat te bepalen, door met een empirische correctiefactor voor de plaats te vermenigvuldigen. Deze lijkt niet afhankelijk van de injectievloeistof. Voor hoge waarden van de viscositeit van de toegevoegde vloeistof (/n» > 300 mPas) is voor toerentallen groter dan het critisch toerental deze viscositeit bepalend voor de mengtijd: hogere waarden van / i , zorgen voor langere dimensieloze mengtijden. Voor het mengen van druppels is een model opgesteld op grond van de segregatiebalans. De meetresultaten zijn hiermee kwalitatief in overeenstemming. De nieuwe methode om mengtijden te bepalen met behulp van fluctuaties in het geleidingsvermogen sluit aan op dit model.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:1f757f74-018e-42f8-b3d7-fdd3748dbb63","http://resolver.tudelft.nl/uuid:1f757f74-018e-42f8-b3d7-fdd3748dbb63","Performance Evaluation for Sectorized Microcellular Radio Systems","Rönne, C.","Arnbak, J.C. (mentor); Prasad, R. (mentor); Kegel, A. (mentor); Zander, J. (mentor)","1992","A model has been developed for the performance evaluation of a sectorized microcellular digital mobile radio system. The desired signals have been assumed to be Rice faded and the cochannel interferers to be Rayleigh faded. The performance is studied for Binary Phase Shift Keying (BPSK) modulation and Gaussian noise. Both diversity (Selection Diversity and Maximal Ratio Combining) and forward error correction coding (BCH) have been applied.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:dd7d203b-c4ad-4a01-97c7-179302689629","http://resolver.tudelft.nl/uuid:dd7d203b-c4ad-4a01-97c7-179302689629","Validatie van TRISULA voor Intruderende dichtheidsstromen","De Leeuw van Weenen, R.P.","Stelling, G.S. (mentor); Kranenburg, C. (mentor); Dunsbergen, D.W. (mentor)","1992","Een computerprogramma dat ontwikkeld is om er stromingen mee te berekenen die optreden in zeëen en estuaria, dient ook rekening te houden met de stromingen die veroorzaakt kunnen worden door de verschillen in dichtheid. Dit is het geval bij het programmapakket TRISULA. Echter, de bewegingsvergelijkingen ondergaan een aantal vereenvoudigingen. Zo wordt een hydrostatische drukverdeling verondersteld. Intrusies zijn een bepaalde klasse van dichtheidsstromen die een belangrijke rol kunnen spelen bij mengingsprocessen in zeëen en estuaria. Daarbij komt dat intrusies relatief gemakkelijk in een laboratorium te simuleren zijn. De vorm van een intrusie is echter zodanig dat, met name bij het front, niet geheel voldaan wordt aan deze voorwaarde die gesteld moeten worden om toepassing van de vergelijkingen die door TRISULA gebruikt worden aannemelijk te maken. Deze klasse van dichtheidsstromen vormt dus een interessante test voor de mogelijkheden van TRISULA. Om nu de mogelijkheden van TRISULA na te gaan is een aantal testgevallen met intrusies geformuleerd. De verificatie van de met TRISULA verkregen resultaten wordt uitgevoerd deels via zelf uitgevoerde experimenten, deels aan de literatuur ontleende waarden. Over het algemeen lijken de met TRISULA verkregen waarden goed op de experimenteel verkregen waarden. Er doen zich echter ook afwijkingen voor. Deze afwijkingen lijken deels aan meetfouten toegeschreven te moeten worden. In andere gevallen blijkt TRISULA echter fysisch onrealistische uitkomsten te geven, zoals een concentratie van de verticale snelheid in slechts enkele roosterpunten, of een artificiële opmenging van opgeloste stof in de verticaal. In TRISULA wordt in de verticaal de transformatie toegepast. Dit houdt in dat alle componenten van de basisvergelijkingen getransformeerd worden . In het geval van tweede-orde afgeleiden stuit dit echter op problemen bij het oplossen van de vergelijkingen door het optreden van kruistermen. Daarom worden de kruistermen verwaarloosd. Dit kan een kunstmatige, verticale stroming tot gevolg hebben. Er zijn bij de numerieke experimenten echter geen afwijkingen geconstateerd die toe te schrijven zouden zijn aan het onvolledig uitvoeren van de ~transformatie.(Bij het simuleren van de intrusies zijn echter de viscositeit en de diffusiviteit verwaarloosd).","TRISULA; dichtheidsstromen; drukverdeling; intrusie","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Environmental Fluid Dynamics","",""
"uuid:d9696b18-2f2e-43f4-94e8-67c17cd01df5","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d9696b18-2f2e-43f4-94e8-67c17cd01df5","A model of the morphological behaviour and stability of channels and flats in tidal basins","Dongeren, A.","d' Angremond, K. (mentor); D Vriend, H.J. (mentor); Van de Graaff, J. (mentor)","1992","In this report, a model is derived which simulates the behavior of channels and flats in a tidal basin after a change in the exogenous parameters. In chapter 1, a short introduction is given about the context in which this research has been done. Chapter 2 discusses the general features of the tidal inlet system as well as its formation and classification. Also, an overview is given of the empirical relationships that have been derived. In chapter 3, the shoaling process in a tidal basin is analyzed. Because of a slight deformation of the tidal wave, the tide-integrated residual transport flux causes the tidal basin to fill in. The continued influx of sediment will induce the growth of tidal flats, which are inundated during only part of the tidal cycle. These tidal flats in turn produce a mechanism which stops the import of sediment into the tidal basin. This means that an equilibrium relative tidal flats area exists. In chapter 4, a model is derived based on the assumption that the behavior of the basic elements, the channels and the flats, is controlled by certain variables which try to attain their equilibrium value. These variables are the channel's cross-sectional area, the flats' surface area and the depth over the flats. With this model, four different scenarios, namely a partial closure of the tidal basin, a sea level rise, an increase in tidal range and a periodicity in the tidal range amplitude have been simulated. All these scenarios have been stacked to reproduce the morphological behavior in the Zoutkamperlaag , the Netherlands , which has undergone great changes since the closure of the Lauwerszee in 1969. Finally, a short assessment is made of the influence a changing tidal basin has on the other elements in the tidal inlet system.","channels; tidal flats; tidal basin; sediment","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:17f22317-2f4b-411f-bfa2-10473385556e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:17f22317-2f4b-411f-bfa2-10473385556e","Onderzoek naar een samengesteld rivierprofiel met dichte kribben","Franssen, M.A.E.","Wang, Z.B. (mentor); Mosselman, E. (mentor); De Vries, M. (mentor)","1992","In het geval van dichte kribben, die niet overstroomd worden, wordt er in de kribvakken een neer aangedreven. Deze geleidt de hoofdstroming in de rivier. De neer is alleen stabiel als de kribben niet al te ver van elkaar liggen. De maximale kribafstand waarbij de neer nog net stabiel kan worden genoemd kan worden bepaald met behulp van de methode welke gebruikt wordt bij het ontwerpen van een goede scheepvaartopening. de Vries, 1985 of Janssen et al, 1979]. In de kribvakken zal de stroomsnelheid bij benadering maximaal een derde bedragen van die in de hoofdstroming. [de Vries, 1985]. In het geval dat de kribben niet overstroomd worden zijn ze te beschouwen als obstakels in de stroming waarlangs het water stroomt. De hoofdstroming wordt afgebogen en er wordt een neer aangedreven. Bij hoge afvoeren worden de kribben overstroomd. Het gevolg hiervan is dat de kribben een beduidende invloed hebben op de waterstanden bij hoge afvoeren. De stroomstrook die over de kribben gaat ondervindt een grote weerstand van de vorrnruwheid van de overstroomde kribben. Uit deze inleiding komt een tegenstrijdigheid naar voren: Enerzijds: Kribben zijn vooral nodig bij lage afvoeren. Zij moeten in dat geval voldoende vaardiepte creeren voor de scheepvaart. Anderzijds:Bij hoge afvoeren kunnen de kribben een nadelige invloed op de waterstanden hebben. Er bestaat dan een groter gevaar voor overstroming van het omliggende land.","groynes; river training","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:de02fda1-723f-494a-ad3a-312336d61709","http://resolver.tudelft.nl/uuid:de02fda1-723f-494a-ad3a-312336d61709","The Effect Of Error Correcting Coding On Indoor Wireless Communications Systems In The 20 - 60 GHz Region","Bout, B.J.; Schouten, W.A.","Arnbak, J.C. (mentor); Prasad, R. (mentor)","1992","As a follow-up of the literature study ’An Overview Of Indoor Wireless Communications Systems In Ilie 20 - 60 GHz Region’, published by B.J. Bout jand W.A. Schouten in December 1992, a further study has been performed to investigate the effect of Forward Error Correcting Coding on Indoor Wireless Communications Systems. This has been done by calculating the average fade- and non-fade duration as a function of the frequency and the Signal To Noise ratio. These results are conveyed to a Bit Error Probability. After that, the same calculations are done for the same channel, but with Forward Error Correcting Coding.","","en","student report","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:78847c3d-d0ee-4ead-953e-53fc0872db60","http://resolver.tudelft.nl/uuid:78847c3d-d0ee-4ead-953e-53fc0872db60","Throughput and Delay analysis of a Hybrid Slow Frequency Hopping/ Direct sequence CDMA system for indoor wireless communication","Ponson, R.R.J.","Arnbak, J.C. (mentor); Prasad, R. (mentor)","1992","The performance in terms of the throughput and delay of a slotted CDMA system is evaluated considering a hybrid slow frequency hopping/direct sequence (SFH/DS) spread spectrum transmission technique with differential phase shift keying (DPSK) modulation and selection diversity. Computational results are presented for Gold codes as the direct sequence codes and a performance comparison is made between a direct sequence (DS) system and a hybrid slow frequency hopping/direct sequence system. In the performance analysis we include the effects of multi-user interference (Cross-Correlation multiple access interference), interference due to multiple resolvable paths and (Slow-) Rician fading channel characteristics.","","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:1ee97c90-fb86-4d87-ba73-c9c21b188ee9","http://resolver.tudelft.nl/uuid:1ee97c90-fb86-4d87-ba73-c9c21b188ee9","The influence of multipath on stationary gps-range observations","Kranendonk, P","Van Willigen, D. (mentor); Van Nee, D.J.R. (mentor)","1992","In this thesis the results of multipath effects on the GPS-range observations, in various multipath environments, are presented.
In order to obtain the multipath errors on the GPS-range observation we used 3 observables, the C/A-code, L1-carrier and the L2-carrier. From the C/A-code and the L1-carrier we can isolate the pseudo-range multipath errors. This signal can be corrected for the ionosphere using the two carrier phase measurements.
With these observations we measured multipath errors of one meter up to more than one hundred meters near a large building. Measurements on top of buildings showed us that multipath due to ground-reflections can be minimized if the antenna is put on a large ground-plane (several square meters).
In the observations we also discovered a very interesting phenomena, cross-interference between two satellites. This is possible if two satellites have approximately the same Dopplerfrequency. This phenomena can cause errors of several meters in the pseudo-range measurements. But these errors can probably be solved within the receiver.","","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:85c40dfe-0393-4535-b074-6353b9db79ce","http://resolver.tudelft.nl/uuid:85c40dfe-0393-4535-b074-6353b9db79ce","A new method for intermodulation noise calculations in a cable television network, applied to a prototype network with HD-MAC and PAL signals","Joshi, R.","Prasad, R. (mentor)","1992","A method for calculation of intermodulation noise for systems, whose input signal can be characterized as a sum of a large number of independent signals, is developed. The method is demonstrated by calculating the signal to intermodulation noise ratio in a prototype cable network with HD-MAC and PAL signals. Since the introduction of HDTV on cable is the main reason for the development of this method, a general description of the HDTV system is also presented.","","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:c4af031e-ed1c-49f6-8f1c-6e3f29e121ed","http://resolver.tudelft.nl/uuid:c4af031e-ed1c-49f6-8f1c-6e3f29e121ed","Performance analysis of interference and noise limited macro- and microcellular personal communication systems with error correction/detection coding","'t Jong, A.J.","Prasad, R. (mentor); Linnartz, J.P.M.G. (mentor)","1992","An analytical model is developed to investigate the performance of macro- and microcellular radio networks in the presence of co-channel interference and additive white Gaussian noise (AWGN) with Binary Phase Shift Keying (BPSK), Quadrature Phase Shift Keying (QPSK) and Binary Frequency Shift Keying (BFSK) modulation. Macrocellular channels are statistically modeled by Rayleigh distributed plus log-normal shadowed desired and interfering signals, while microcellular channels are modeled by a Rician distributed desired signal and uncorrelated Rayleigh plus log-normal shadowed interfering signals. Microcellular channels are modeled by a dual path loss law with a turning point and in case of macrocellular channel, the turning point becomes zero. The performance of macro- and microcellular radio systems is measured in terms of bit error rate (BER), outage probability, block error probability, crosstalk probability and spectrum efficiency, considering both fast and slow multipath fading. The effect of Bose Chaudhuri Hocquenghem (BCH) error correction/detection codes, consisting of blocks with equal number of bits, on the performance parameters is also studied.","Radiocommunication; Rayleigh and Rician fading; shadowing; error correction coding; personal communication systems","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:71a9f9b6-6889-4d1e-aa2e-e383351b9d16","http://resolver.tudelft.nl/uuid:71a9f9b6-6889-4d1e-aa2e-e383351b9d16","Spectrum efficiency of packet switched data networks","Kerkhoff, A.M.","Linnartz, J.P.M.G. (mentor); Prasad, R. (mentor)","1992","The performance of packet switched data traffic in the mobile frequency reuse network is analysed in terms of probabilty of successful packet reception and spectrum efficiency. Results for the downlink show that maximum spectrum efficiency occurs at small cluster sizes. The inherent high level of interference results, however, in low probability of successful packet reception for mobile terminals traveling near the boundary of a cell. To overcome this problem, a solution is sought in the reduction of level of interference by blocking traffic (i.e., reserving time slots) in adjacent cells, in case of a packet loss. Based on a slot reservation strategy, the performance of a contiguous frequency use network is analysed. Results show that the probability of successful reception is enhanced by the slot reservation strategy, but that spectrum efficiency is decreased.","Mobile Radio; Packet Switching; Fading Channels; Spectrum Efficiency; Frequency Reuse; Contiguous Frequency Use; Spatial-slot Reservation","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:510ae8d3-9570-4052-be13-5ce150f717a5","http://resolver.tudelft.nl/uuid:510ae8d3-9570-4052-be13-5ce150f717a5","Surface characterization studies focussed on the ahdesion behaviour of compounds","Orbons, H.G.M.","","1992","Problems with the adhesion between a PVC-skin and a compound based dashboard encountered at FIAT were the background of this research project. Not only in the above mentioned application, but also in other adhesion and painting applications, differences were encountered between material A based compounds compounds and material B based compounds. In order to reveal the background of the adhesion problems, fundamental surface characterization studies have been performed on compounds. The chemistry and morphology of these compound surfaces have been subject of investigation. The effect of additives, the influence of time and the material A content are the variables that have been used…","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","","","",""
"uuid:f992d3ec-4246-4afa-82ef-2737c784c8e9","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f992d3ec-4246-4afa-82ef-2737c784c8e9","Het optimaliseren van gietsystemen voor het gieten van dunwandige, vlakke platen met behulp van Partiele Image Velocimetry","Van den Berg, R.W.","Van der Akker, H.E.A. (mentor); Van der Graaf, G. (mentor)","1992","Het doel van dit onderzoek is liet optimaliseren van gietsystemen, die gebruikt worden voor het gieten van vlakke, dunwandige gietijzeren platen. Het gietproces is gesimuleerd door gebruik te maken van verschillende perspex gietvormen, waarbij het gietijzer vervangen is door water. Er zijn tijdens dit onderzoek drie systemen bestudeerd, die onderling verschiUen qua dimensies van het aansnijsysteem (de overgang van aanvoerbuis en gietholte). Geen van de systemen bleek te voldoen aan de vooraf gestelde eisen: bij een optimale gieting is a) de beweging van het vrije oppervlak verwaarloosbaar. b) de stroming in de gietholte uniform. Er is een gietsysteem voorgesteld, dat toegepast kan worden voor een vervolgonderzoek. Het stromingsveld, dat tijdens de vulting in de gietsystemen ontstaat, is bepaald met de meetmethode Digitale Partiele Image Velocimeü^ (PIV). Gebleken is dat de meetmethode de stroming redetijk kan beschrijven, maar dat de resultaten sterk afhanketijk zijn van externe omstandigheden. De vloeistofstroming in de gietholte kan met de methode duidelijk beschreven worden, mits de stroming geen circulatielussen vertoont. Van de aansnij systemen kan geen goed beeld gegeven worden. Om te bestuderen onder welke omstandigheden de methode optimale resultaten kan geven, is een parameteranalyse uitgevoerd. Hiertoe is een programma geschreven, dat PIVopnamen kan simuleren. Bestudeerd zijn de effecten van deeltjesdichtheid, aantal belichtingen, beUchtingsfrequentie en snelheidsgradiënten. Aan de hand van dit onderzoek en literatuurwaarden is bepaald bij welke parameterinstelling de PlV-analyse met het beste resultaat uitgevoerd kan worden.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:ef49ee3b-1fc2-4f79-ac7b-19b98097c73e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ef49ee3b-1fc2-4f79-ac7b-19b98097c73e","De wandvorming door grensvlak polycondensatie tijdens de produktie van polyamide microcapsules","Gaanderse, S.","te Nijenhuis, K. (mentor); Janssen, L.J.J.M. (mentor)","1992","Een microcapsule is een deeltje bestaande uit kernmateriaal met daar omheen een uit polymeer bestaande wand. Dit kernmateriaal kan een gas, een vloeistof of een vaste stof zijn. Microcapsules hebben afmetingen van 1 tot 1000 ;tm. De functie van de microcapsules is dat door de wand het kernmateriaal kan vrijkomen wanneer dat nodig is. Dit kan geleidelijk of momentaan gebeuren. Microcapsules kunnen geproduceerd worden door grensvlak polycondensatie. Dit is het polymerisatieproces van twee complementaire monomeren, elk oplosbaar in één fase van een niet mengbaar twee fasen systeem. Volgens deze wijze worden polyamide microcapsules bereid. Hierbij reageren een zuurchloride (een di- of trizuurchloride), opgelost in een organische fase, en een amine (een di- of triamine), opgelost in een waterfase, met elkaar. Dit proces begint op het moment dat de reactieve componenten elkaar op het grensvlak tegenkomen. Dan vormt zich momentaan een glad polymeer membraan (het primaire membraan) aan dit grensvlak. Vervolgens diffundeert het amine, dat ook oplosbaar is in de organische fase, door het primaire membraan, waarna het membraan (naar de organische) verder groeit. Aangezien het zuurchloride niet of slecht oplosbaar is in de waterfase, diffundeert dit niet door het membraan. Het tijdens dit proces gevormde zoutzuur wordt door een aanwezige base geneutraliseerd. De diffusie van het amine door het membraan is de snelheidsbepalende stap in de vorming van de microcapsules.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","","","",""
"uuid:6bf08f43-d3bb-473c-8159-672b9c7f4ed7","http://resolver.tudelft.nl/uuid:6bf08f43-d3bb-473c-8159-672b9c7f4ed7","ICMOS-Koel: Haalbaarheidsonderzoek geautomatseerde stroringsanalyse bij compressorkoelinstallaties","Grimmelius, H.T.","","1992","","","nl","master thesis","","","","","","","","2012-12-31","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Marine and Transport Technology","","Ship Design, Production and Operation","",""
"uuid:2a325e04-0f20-4934-831e-a4b6e6d0395a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:2a325e04-0f20-4934-831e-a4b6e6d0395a","Simulatie model container transport Rotterdam-Antwerpen","Adler, M.","Velsink, H. (mentor); Groenveld, R. (mentor)","1992","In dit verslag wordt een model beschreven voor het transport van containers tussen het havengebied van Rotterdam en Antwerpen. Het transport wordt hierbij gerealiseerd door een shuttle systeem bestaande uit duwboten en bakken. Het-model is geschreven in de simulatietaal PROSIM waarbij gebruik is gemaakt van een personal computer. Het model is ontwikkeld door te beginnen met een zeer eenvoudig model, en vervolgens stap voor stap uitgebreid. Het model dient informatie te verschaffen over het service niveau van het transportsysteem (transporttijd van de containers van herkomst naar bestemming). Afhankelijk van het vereiste service niveau en het transportvolume is het benodigd materieel van dit shuttle_systeem vastgesteld. Er worden vier vaargebieden in het systeem onderkend, die tezamen de verbinding tussen de verschillende overslaggebieden in, Rotterdam en Antwerpen vormen. In het model zijn tevens twee parkings opgenomen die in feite de schakels vormen tussen de vier verschillende vaargebieden van het systeem. Het systeem kent vijf overslaggebieden, die gevormd worden door meerdere terminals (drie in Rotterdam en twee in Antwerpen). Het model bevat twee sluizen te weten de Volkeraksluis en de Kreekraksluis. Door het verschil in transportvolume tussen de beide haven gebieden, moeten lege bakken vanuit Antwerpen teruggestuurd worden naar Rotterdam. De verschillende manieren waarop dit terugzenden van lege bakken kan worden gerealiseerd zijn tegen elkaar afgewogen.","containers; transporttijd","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:89d6332a-6970-4521-bd9e-3d0b38f2dffe","http://resolver.tudelft.nl/uuid:89d6332a-6970-4521-bd9e-3d0b38f2dffe","Basic Research Simulator System Interconnection","Lamerigts, T.","Van Willigen, D. (mentor); Nieuwkerk, L.R. (mentor)","1992","The Basic Research Simulator, or BARESIM, is being developed at the Delft University of Technology by a consortium between the faculties of aerospace engineering, mechanical engineering, and electrical engineering. The key design goals of the simulator are a state-of-the-art motion base and an overall low-latency response to pilot inputs. A simulator with these properties can be used effectively to investigate certain issues related to vehicle simulation. There are three specific areas of interest: -The dynamic behaviour and control of motion platforms -The performance of vehicle simulations in a ground-based environment -The human factors of vehicle operation The design goals of the simulator have a twofold implication for the communication between the system that make up the simulator. First, the communication must offer sufficient bandwidth and fast enough response times to do low-latency, real-time communication and, secondly, the weight of the cabling used for inter-system communication must be low to avoid influences on the motion base dynamic properties. This report will treat the design of a computer network to interconnect the BARESIM computer systems that meets these demands.","BARESIM; Local Area Network; real-time network; Ethernet; packet driver","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:18b0f203-d9f7-4034-8548-b0ff109f9377","http://resolver.tudelft.nl/uuid:18b0f203-d9f7-4034-8548-b0ff109f9377","Sleephopperzuigers","Reddering, M.W.","","1992","","","","master thesis","","","","","","","","2012-12-31","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Marine and Transport Technology","","Ship Design, Production and Operation","",""
"uuid:9243f254-04bc-4bb4-96d9-09e380aafa50","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9243f254-04bc-4bb4-96d9-09e380aafa50","Materiaaltransport en spatgedrag tijdens het kortsluitbooglassen","Van Kampen, R.J.A.","","1992","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:49093428-3f43-448c-9030-71d3d3bd114d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:49093428-3f43-448c-9030-71d3d3bd114d","Simulatie van stroming in geroerde vaten met behulp van fluent","Kuijlaars, K.J.","","1992","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:cc25c546-f92c-4c7f-bff3-95b149579621","http://resolver.tudelft.nl/uuid:cc25c546-f92c-4c7f-bff3-95b149579621","Verliezen tijdens zandsuppleties","Kant, G.","d' Angremond, K. (mentor); Van de Graaff, J. (mentor); Peerlkamp, K.P. (mentor)","1992","Tijdens zandsuppleties treden zandverliezen op. In dit rapport is een onderzoek beschreven naar de grootte van dit verlies, en naar welke processen dit verlies veroorzaken. Het onderzoek heeft plaats gevonden tijdens een zandsuppletie op Schouwen Duiveland. Dit werk is met behulp van twee uitvoeringsmethoden gerealiseerd. Het strand en de vooroever zijn met de rainbowmethode gesuppleerd, de duinaanvulling is achter een kade gespoten. In dit onderzoek is een scheiding gemaakt naar uitvoeringsmethode. De verliezen zijn bepaald uit het verschil tussen de verwijderde hoeveelheid uit de winput en de hoeveelheid gesuppleerd materiaal binnen het ontwerpprofiel. Met behulp van peilingen en waterpassingen zijn de volumen vastgesteld. Volumeveranderingen kunnen veroorzaakt worden door uitlevering of massaverlies. Om de uitlevering uit te sluiten zijn in dit onderzoek de verliezen berekend op basis van een massabalans. Uit deze berekening blijkt dat tijdens rainbowen een verlies optreedt van - 30 % en tijdens spuiten - 13 %. Overigens is respectievelijk 75 % en 50 % hiervan wel in de metingen terug te vinden maar ligt buiten het ontwerpprofiel. Uit een betrouwbaarheidsanalyse blijkt dat de verliesbepaling op basis van een massabalans alleen zinvol is als de dichtheid van zowel de winlokatie als het stort nauwkeurig bekend zijn. Anders kan evengoed een volumebalans (bij zandsuppleties) gebruikt worden. Uit een vergelijking van de korrelverdelingen blijkt dat de verdeling op het stort grover is dan op de winlokatie (d50 = 205 micrometer). De verdeling na het rainbowen (D50 = 237 micrometer) is weer grover dan na het spuiten (D50 = 212 micrometer). Dit is het gevolg van de lagere bezinksnelheid van kleine korrels ten opzichte van grote korrels. Tijdens rainbowen is de afstroomlengte van het stort veel korter dan tijdens het spuiten. Dit heeft tot gevolg dat een grote hoeveelheid materiaal (- 50 %) in suspensie de zee bereikt. Verliezen tijdens zandsuppleties zijn afhankelijk van de korrelgrootte en de afstroomlengte op het stort. Een grote afstroomlengte betekent dat het grootste deel van het materiaal in het stortwater bezinkt. Verplaatsing van korrels naar het onderwatertalud vindt dan plaats als transport langs de bodem. Hoe korter de afstroomlengte hoe meer materiaal als transport in suspensie de zee bereikt. Dan treedt bezinking in zee op waar golven en getijstroom invloed hebben op de plaats van bezinking. Hierdoor vindt een onregelmatige suppletie plaats, de voortgangscontrole wordt bemoeilijkt en de verliezen worden groter.","zandsuppleties; rainbowmethode; bezinksnelheid","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:e7c95612-9240-4661-afdd-13a0c5109b44","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e7c95612-9240-4661-afdd-13a0c5109b44","The synthesis of Si3N4 using a laser-heated reactor","Oostra, W.","Kruis, F.E. (mentor); Marijnissen, J.C.M. (mentor); Scarlett, B. (mentor)","1992","It was proved that in the newly developed reactor it is possible to produce Si and Si3N4 powders. The yield varied between 0.2 and 2 g. In 1 hour the theoretical yield (100 % SiH4 conversion, 100 sccm) is 13.7 g Si3N4. It could not be determined whether this low yield was due to low SiH4 conversion or to a low Electrostatic precipitator efficiency. The produced powders were analysed by means of TEM-photography, BET-surface determination and a N-content determination…","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Particle Technology","","","",""
"uuid:e6bf1c93-2a71-4a27-8caa-aba1c308beee","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e6bf1c93-2a71-4a27-8caa-aba1c308beee","Stabiliteit van PDLC-Films gemaakt van PMMA en E7","de Wit, E.","van de Leur, R.H.M. (mentor); van Turnhout, J. (mentor)","1992","Bij het maken van displays kan men in plaats van de veel gebruikte LCD's (Liquid Crystal Displays, u vindt ze in zakrekenmachines) die op basis van polarisatie-effecten werken gebruik gaan maken van PDLC's (Polymer Dispersed Liquid Crystals). PDLC-materiaal is een materiaal waarmee een nieuwe klasse van displays kan worden gemaakt. PDLC-materiaal werkt op basis van lichtverstrooiing en heeft als voordeel dat -in tegenstelling tot LCD's- grotere oppervlakten kunnen worden gemaakt. Dit is mogelijk doordat PDLC-materiaal niet kan lekken. Het is geen vloeistof. Het is een polymere matrix met daarin gedispergeerd druppeltjes nematisch vloeibaarkristallijnmateriaal (LC). Dit LC is dubbelbrekend…","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Materiaalkunde","","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","",""
"uuid:375719db-7885-4a79-9609-bdeac79450f4","http://resolver.tudelft.nl/uuid:375719db-7885-4a79-9609-bdeac79450f4","Openbaar vervoer in ""Midden Brabant"": Stelselmatige opbouw van het openbaar vervoer in ""Midden-Brabant"" voor 2010, gekoppeld aan functionele verplaatsingsrelaties en voorkeurlocaties voor woningbouw en bedrijfsterreinen","Klaveren, D.R.","Oudshoorn, H.M. (mentor); Van Eck, P. (mentor); Van der Heijden, R.E.C.M. (mentor); De Boer, E. (mentor); Schoemaker, T.J.H. (mentor)","1992","Noord-Brabant is een in economisch opzicht sterk groeiende provincie. De economische ontwikkelingen zijn sterker dan elders in het land. Een reden is de gunstige ligging ten opzichte van de Randstad, maar ook ten opzichte van de rest van Noord-Europa. De Randstad begint te verstoppen en Noord-Brabant is een interessant alternatief. Echter om deze trend voort te zetten zijn investeringen in de infrastructuur nodig. Ook in Brabant groeien echter de problemen veroorzaakt door de auto, met name in stedelijke gebieden. Om deze problemen de gunstige ontwikkelingen niet te laten afremmen is het nodig om het openbaar vervoer te verbeteren, zodanig dat met name in ""Midden-Brabant"" de leefbaarheid, het milieu en de bereikbaarheid verbeterd en op zijn minst in zijn huidige toestand behouden blijft . Voor het openbaar vervoer-beleid geldt dat een lange termijn visie op het gewenste openbaar vervoer-stelsel ontbreekt.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:b57004ae-f32c-4083-8789-58788a55626a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b57004ae-f32c-4083-8789-58788a55626a","Sediment concentrations and sediment transport in case of irregular non-breaking waves with a current","Havinga, F.J.","Bijker, E.W. (mentor); Van Rijn, L.C. (mentor)","1992","The present report contains a description of an experimental program, as a follow up of experiments by v.d. Kaaij and Nieuwjaar in 1986, and Nap and Van Kampen in 1987. As in the second study, in the present study a particle sand diameter of D50 = 100 mu was used, so that the experiments of Nap and Van Kampen will be referred as ""the earlier 100-mu-study"". The results of that study will be compared with the present results. Because of the fact that the sediment transport rate is studied for varying current-wave angles, it was not possible, in contradiction with the earl ier studies, to execute the experiments in a flume. Therefore the program was carried out in a basin of Delft Hydraulics. In chapter 3 the experimental set up (measuring instruments, experimental program) will be described. In chapter 4 the methods for estimating the several parameters (sediment transport, ripple parameters) will be described, the experimental results will be discussed. In chapter 5 the bed roughness and its relationship to concentrations and velocities in the near bed zone will be discussed. A comparison between the measured sediment transport rates and the predicted values by Van Rijn and Bijker is made. Finally, in chapter 7, a list of conclusions and recommendations is presented.","sediment transport; waves; current; wave-current interaction","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Kustgenese/MAST WL-rapport H840","",""
"uuid:ba3f23ae-073b-4283-b5c3-3a271ed965b0","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ba3f23ae-073b-4283-b5c3-3a271ed965b0","Alternatieve waterbouwkundige constructies om pleziervaartuigen met droge infrastructuur te kruisen","De Koning, J.S.; Mijnders, M.","Glerum, A. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor); Polen, K. (mentor)","1992","In Nederland wonen veel mensen op een relatief klein gebied. Dit leidt er toe dat we zuinig met de ruimte om moeten gaan. Landschapsplanning, structuurplannen, de Vierde Nota voor de Ruimtelijke Ordening zijn veelgehoorde termen. sinds een aantal jaren is daar een nieuwe term bij gekomen: de Beleidsvisie Recreatietoervaart Nederland. Hierin wordt aandacht besteed aan het vaarwegennet voor de pleziervaart. Als punt wat problemen met zich mee zal brengen worden de kruisingen tussen de vaarwegen en droge infrastructuur genoemd. Een en ander heeft ertoe geleid dat een afstudeeropdracht geformuleerd werd, met het doel de mogelijkheden van diverse oplossingsprincipes te onderzoeken. Aangezien het kleine projecten betreft, bestond de mogelijkheid het totale ontwerpproces eenmaal te doorlopen. Tevens was de mogelijkheid aanwezig in grote mate eigen ideeën naar voren te brengen. Dit is de reden geweest dat wij deze opdracht gekozen hebben. Voor u ligt het resultaat van onze bezigheden. Het eindrapport is verdeeld in twee delen. In het eerste deelrapport is de nadruk op de algemene toepasbaarheid van de oplossingsprincipes komen te liggen. In het volgende deelrapport is voor een gekozen locatie één principe verder uitgewerkt. Het was daarbij onvermijdelijk dat enige zaken uit het eerste deel achterhaald werden. Men diene zich dit bij het lezen van het eerste deel te realiseren. Aan het einde van het tweede deelrapport zijn de literatuurverwijzingen weergegeven. Bij een nadere bestudering van de oplossings- principes uit de algemene beschrijving verdient het aanbeveling deze literatuur na te slaan. Ook wat betreft de ontwikkelingen in de watersport zijn we kort en zakelijk gebleven. Vandaar dat we naar de aangehaalde literatuur verwijzen.","Recreatievaart; vaarwegennet; pleziervaart","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:af0990fb-7965-4603-8123-908a08820bf2","http://resolver.tudelft.nl/uuid:af0990fb-7965-4603-8123-908a08820bf2","Hidden Markov models applied to on-line handwritten character recognition and signature verification","Veltman, S.R.","Arnbak, J.C. (mentor); Prasad, R. (mentor)","1992","Hidden Markov models are used to model the generation of handwritten, isolated characters. Models are trained on examples by optimization routines. Principally, optimization using the classical Lagrange multiplier method is possible, but in this work the so-called Baum-Welch optimization procedure is used. Then, given a model for each character in the vocabulary, unknown characters can be classified using maximum-likelihood classification. Experiments have been conducted, and an error rate of 6.6% over the English alphabet was achieved. Some experiments on the application of HMMs to signature verification are presented. Results indicate that HMMs provide a solid basis for a HMM-based signature verification system.","","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:3dd0d44c-ce6b-42ec-970a-abdaaed09180","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3dd0d44c-ce6b-42ec-970a-abdaaed09180","The prevention of argentojarosite formation during the pressure oxidation of silver sulfide","Tuinman, I.L.","van Weert, G. (mentor)","1992","During pressure oxidation of refractory sulphidic gold ores which also contain small amounts of silver, most of the silver is incorporated in the jarosite formed in the autoclave. This silver is not recovered during cyanidation and lost to the tailings. At this moment, only decomposition of the jarosite by treatment with hot lime will allow the recovery of the silver. This is a costly, often uneconomical, and messy operation, which tends to make the residue unsuitable for filtration as the jarosite reacts to a gelatinous precipitate consisting of hydrated iron oxide hydroxide (FeO(xy)(OH)ny.H2O) and gypsum.","","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Raw Materials Technology","","","",""
"uuid:04c67622-41cc-465b-8cf2-9196e358fc66","http://resolver.tudelft.nl/uuid:04c67622-41cc-465b-8cf2-9196e358fc66","Indoor wireless communications, using an M-QAM Pico cellular system with diversity, error correction coding and perfect interleaving","Loog, M.B.","Prasad, R. (mentor); Kegel, A. (mentor)","1992","Indoor radio environment is characterised by a Rician faded channel. The cellular structure for indoor wireless communications is designed using small cells of diameter 10 m - 100 m, commonly known as pico cells. This report first evaluates the probability of co-channel interference of a pico-cellular system and compares the obtained results with the interference probability of macro and micro cellular systems. Next the bit error probability is calculated for a M-QAM pico cellular system with coherent detection, where M is chosen high in order to obtain an additional increase of the spectrum efficiency. The drawback of a high value of M will be reduced by applying diversity techniques and/or error correcting codes. For the calculation of the system performance with error correcting coding perfect interleaving is assumed and a theoretical value for the minimum interleave distance is derived.","","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:86ff1fc5-be0c-4973-bc9d-f88556772070","http://resolver.tudelft.nl/uuid:86ff1fc5-be0c-4973-bc9d-f88556772070","Bit error probability of MDPSK in a Rician faded microcellular network with diversity reception","Wesselman, H.J.","Arnbak, J.C. (mentor); Kegel, A. (mentor); Prasad, R. (mentor)","1992","Bit error rates are evaluated for microcellular radio networks using MDPSK modulation in a fading environment with signal perturbation by thermal noise and co-channel interference. Noise (cross-)correlation in successive samples is shortly investigated. Bit error rates are also studied in case of shadowed Rayleigh faded co-channel interferers. The performance is evaluated for non-diversity systems and diversity improved systems. Spectrum efficiency tables are used to compare the M-ary systems in their performance.","","","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:4a57386a-d7f7-4bf9-9611-6126e844667c","http://resolver.tudelft.nl/uuid:4a57386a-d7f7-4bf9-9611-6126e844667c","Beoordeling bewegingsgedrag in het voorontwerp","van Oostveen, D.C.","Gallin, C. (mentor); Pinkster, J. (mentor)","1992","","","nl","master thesis","","","","","","","","2012-12-31","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Marine and Transport Technology","","Ship Design, Production and Operation","",""
"uuid:8c1b7868-b52c-42df-9f9e-1e767ac4d5cd","http://resolver.tudelft.nl/uuid:8c1b7868-b52c-42df-9f9e-1e767ac4d5cd","Verwijdering van onoplosbare vloeistoffen van een wand door een stromende waterfilm","Keijzer, A.C.","Verbeek, D.G.F. (mentor)","1992","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:cbe44dbe-775a-4757-8b53-7cb2b98a7883","http://resolver.tudelft.nl/uuid:cbe44dbe-775a-4757-8b53-7cb2b98a7883","J-integraal bepaling van Hoge Dichtheid PolyEtheen","Ten Klooster, H.","Bakker, A. (mentor); Riemslag, A.C. (mentor)","1992","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:167ea3e7-9996-4d16-b28e-f322cfbcf220","http://resolver.tudelft.nl/uuid:167ea3e7-9996-4d16-b28e-f322cfbcf220","Het ontwerp van een kademuurkonstruktie voor containeroverslag in de amazonehaven op de Maasvlakte","Steenepoorte, C.","Glerum, A. (mentor); Vermeer, P.A. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor); De Gijt, J.G. (mentor); Broeken, M.L. (mentor)","1992","Zoals uit de eerste deelstudie naar voren kwam, blijven er na een uitvoerige afweging van een aantal verschillende typen afmeervoorzieningen (kademuurkonstrukties) verscheidene varianten over, die in aanmerking komen om nader te worden uitgewerkt. In dit deel is een kademuurkonstruktie op palen met een ontlastvloer ontworpen, die in plaats van een stalen damwand een betonnen diepwand als grondkerende wand heeft. In dit afstudeerwerk ligt de nadruk op de onderbouwkonstruktie (= diepwand + palen). De betonnen diepwand (hfst4 en 5) is doorgerekend met verschillende komputerprogramma' s (methode Blum, methode DAMWAND/3 en PLAXIS). Uit de resultaten blijkt dat een diepwand kan worden berekend naar analogie van een stalen damwand, waarbij wel rekening dient te worden gehouden met het feit dat een diepwand veel stijver dan een stalen damwand reageert. Hierdoor komen de aktieve en passieve korreldrukken niet overal volledig tot ontwikkeling, zodat volledige inklemming niet mogelijk is (a- 0.70). De resultaten van de eindige elementenprogramma's (methode DAMWAND/3 en PLAXIS) komen goed overeen. Bij de berekening van de inheidiepte van de palen en het palenplan (hfst 6) blijkt dat door variatie in positie en schoorstand van de palen de krachtsverdeling in de funderingselementen positief kan worden beïnvloed. Hierdoor is het mogelijk het ontwerp te optimaliseren. De bovenbouwkonstruktie (hfst 7) is globaal gedimensioneerd. De belangrijkste maten en dikten van de ontlastvloer en de koker zijn bepaald. Uit de berekening van de veiliqheidsfaktor van de konstruktie (SF) (hfst 8) m.b.v. PLAXIS blijkt dat deze voldoende hoog ligt. De veiligheidsfaktor is zowel met methode Bishop als met de eindige elementenmethode bepaald. Tenslotte wordt opgemerkt dat het toepassen van een betonnen diepwand een interessante variant is op een stalen damwand, maar wel een uitvoeringsrisiko in zich heeft (hfst 9) . De kontrole op grotere diepten blijft een gevoelig punt.","afmeervoorziening; kademuur; diepwand; containeroverslag; amazonehaven","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Hydraulic Engineering","",""
"uuid:fd98d39c-cf93-4c1b-b01e-8bf725a865a1","http://resolver.tudelft.nl/uuid:fd98d39c-cf93-4c1b-b01e-8bf725a865a1","Beunfluïdisatie Geopotes 14","Maas, F.","d' Angremond, K. (mentor); Allersma, H.G.B. (mentor); Fontijn, H.L. (mentor); Hokke, H.P.B. (mentor)","1992","Er zijn twee manieren waarop een sleephopperzuiger zijn lading zand kan lossen. De eerste manier is om de kleppen in de bodem van de beun (= laadruim) te openen, waardoor het zand ter plekke op de bodem bezinkt. De andere manier is om het zand via een, op het schip aanwezige, leegzuig installatie aan wal te persen. Voor deze laatste mogelijkheid is het noodzakelijk dat het zand in de beun eerst in een vloeibare toestand wordt gebracht, voordat het kan worden verpompt. Dit fluïdiseren van het zand vindt plaats door het inspuiten van water in de beunlading via een aantal, onderin de beun gelegen, jetleidingen. Bij het fluïdiseren van de beunlading van de Geopotes 14 treden in de praktijk een aantal problemen op. De twee belangrijkste zijn het ontstaan van onderdrukken in het zandpakket tijdens het léegzuigen van de beun, omdat er geen vaste waterspiegel in de beun kan worden gehandhaafd, en het doorbreken van de jetstralen door het zandpakket, het zogenaamde 'piping'-verschijnsel. Het doel van deze studie was om na te gaan of het fluïdisatieproces aan boord van de Geopotes 14 kan worden verbeterd, zodat bovenstaande problemen niet meer optreden, of dat het jetsysteem in zijn geheel moet worden aangepast. De achtergrond hiervan is dat het fluïdiseren van de beunlading, en het daarop volgende leegzuigen van de beun zoals dat tot op heden gebeurt een nogal tijdrovende zaak is. Elke verbetering hiervan zou een aanzienlijke tijdwinst kunnen opleveren, waardoor de kosten van het hele proces afnemen. Allereerst is in het kader van deze studie een uitgebreid literatuuronderzoek verricht. De resultaten daarvan worden in dit rapport uitvoerig besproken. Vervolgens zijn, om datgene wat tijdens de literatuurstudie werd gevonden te toetsen, modelproeven uitgevoerd. Naar aanleiding daarvan is een eenvoudig computermodel ontwikkeld waarmee de fluïdisatie van een zandpakket kan worden voorspeld. De belangrijkste conclusie die volgt uit deze studie is dat vooral het jetdebiet bepalend is voor de fluïdisatie van een zand pakket, en dat de jetdruk slechts van secundair belang is. Voor een goede fluïdisatie van het pakket is het noodzakelijk dat uitstroomweerstand voor het fluïdisatiesysteem voldoende groot is, zodat het jetwater zo goed mogelijk binnen het pakket wordt gespreid. Wanneer dit laatste het geval is kan voor het totaal benodigde jetdebiet gebruik worden gemaakt van een door het Laboratorium voor Grondmechanica ontwikkelde eis dat voor een goede fluïdisatie van het pakket de filtersnelheid in het pakket minstens vijf maal zo groot dient te zijn als de doorlatendheid van het pakket. Bij de Geopotes 14 kan vanwege praktische redenen het jetwater nooit volledig uniform in het pakket worden gespreid, en zal het debiet dus iets groter moeten zijn. Toch zal bij de Geopotes 14 door het plaatsen van meerdere jets per beuncompartiment het fluïdisatieproces kunnen worden verbeterd, en zal met een lager jetdebiet dan dat wat tot nu toe wordt toegepast een beuncompartiment kunnen worden gefluïdiseerd. Hierdoor zal het mogelijk zijn om meer dan de tot nu toe gebruikelijke twee compartimenten per keer te fluïdiseren, en zal het leegzuigproces van de hele beun dus sneller verlopen.","sleephopperzuiger; fluïdiseren; beunlading; Geopotes 14; jetsysteem","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:9a25ba17-5ab5-41da-86e0-6b4732944fd5","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9a25ba17-5ab5-41da-86e0-6b4732944fd5","Modelproeven op klei in de centrifuge","Van Baars, S.","","1992","De Dienst Weg- en Waterbouw van Ri jk.swaterstaat en de Sectie Geotechniek. van de Technische universiteit Delft zijn gezamenlijk een onderzoek gestart naar de stabiliteit en het deformatiegedrag van weg- en di jklichamen. Daar veldonderzoek kostbaar en zeer tijdrovend zou zijn, is besloten om modelonderzoek te doen in de geotechnische centrifuge. Indien men een 1 op 100 schaalmodel wil maken, dient de valversnelling met een factor 100 verhoogd te worden, om de grond spanningen op een juiste wijze te modelleren. Dit is mogelijk met behulp van een geocentrifuge. Uit literatuuronderzoek bleek dat bij veel centrifugeproeven de meetresultaten niet in overeenstemming waren met de berekende waarden. Dit kon in veel gevallen worden verklaard doordat ten eerste de kleibodem op onjuiste wijze werd vervaardigd, en ten tweede het aanbrengen van ophogingen en het meten van de schuifsterkte niet altijd tijdens het centrifugeren plaatsvond. In de centrifuge van de Sectie Geotechniek bevinden zich een zandstrooier, om in de vlucht een ophoging te bouwen, een video-camera, een vane-apparaat en een twee-dimensionaal belastingsapparaat om kracht- of vervormingsgestuurde proeven uit te voeren. Met het vane-apparaat kon het schuifsterkte gedrag van klei volledig worden vastgelegd, hetgeen leidde tot een aangepast Mohr-Coulomb model. De gemeten bezwijkkracht van een kleibodem tijdens bulldozerproeven kon goed worden voorspeld met dit schuifsterktegedrag. Met oedometerproeven kon het vervormingsgedrag van de gebruikte kaolin-klei worden beschreven. Door dit vervormingsgedrag te combineren met het schuifsterkberekeningen kon met behulp van eindige-elementen berekeningen het krachtsverloop tijdens het wegdrukken van een plaat zeer nauwkeurig worden verklaard. Ook het moment en de wijze waarop ophogingen bezwijken is met het schuifsterkte gedrag goed uit te rekenen. Er wordt daarom aangeraden om bij normaal-geconsolideerde klei voortaan met een aangepast Mohr-Coulomb model te werken. Geadviseerd wordt om vervolgonderzoek in het beginstadium kleinschalig te houden. Het geheel overziend mag geconcludeerd worden dat met geocentrifugeproeven een brug kan worden geslagen tussen rekenmodel en praktijksituatie.","clay; model tests; centrifuge","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Geo-engineering","",""
"uuid:ea757c9e-b386-4d2a-a576-4b847c48203b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ea757c9e-b386-4d2a-a576-4b847c48203b","Analysis of the tide on the Hooghly River: Calibration and alteration of a model computing the vertical distribution of the suspended sediment under non-permanent flow conditions","De Vletter, J.","d' Angremond, K. (mentor); Van Roode, F. (mentor); Allersma, E. (mentor)","1992","The Hooghly river is situated in West Bengal, a Northeastem state of India. The capital of West Bengal is Calcutta. (See figure 1). The discharge from all the eastem and western tributaries, and from the direct head from the Ganga, flows into the Bay of Bengal through the Hooghly estuary. The Hooghly delta is part of the Indo-Gangetic delta. The harbour of Haldia is situated about 95 kilometres upstrearn in the estuary. Haldia harbour functions as satellite harbour to Calcutta; mainly coal and oil is transferred here. Many ships need to sail past Haldia to Calcutta and vice versa. The estuary of the Hooghly consists of a number of channels and bars, which can be divided into a flood system and an ebb system as a result of tidal influences in the Bay of Bengal and upland flow. A huge amount of sediment is transported through this system. The main purpose of the overall study is to predict the amount of erosion and sedimentation during or after construction of a channel across a sandbar, by using a relatively small amount of measuring results, to be put in an elementary, one dimensional computer programme. Using this model should result in an acceptable estimation of the amount of dredging material, obtained during construction and maintenance of the channel.","West Bengal; Hooghly river; flood system; tidal influences; sediment","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:d03a0a17-57c8-4e9f-a46d-5bc23498b989","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d03a0a17-57c8-4e9f-a46d-5bc23498b989","Graphic displays in small aircraft: A proof of concept using a low-cost air-data computer","Wienke, E.G.","van Willigen, D. (mentor); Nieuwkerk, L.R. (mentor)","1992","In order to provide a higher degree of safety and a decrease of the workload of the pilot in modern aircraft an air data computer is used to calculate the necessary flight parameters from the sensor inputs. These parameters are then displayed on a graphics display (EFIS, Electronic Flight Instrument System) in an integrated and clear manner. Unfortunately these air data computers and graphic displays are not used in small aircraft due to the high costs involved. Nowadays new fast signal processing chips and graphic displays are available which are relative low-cost and, therefore, are possible candidates for performing the task of the air data computer and graphic display in small aircraft. Demonstrated is in this report that an ordinary personal computer, used as air data computer, is capable of calculating the necessary parameters and driving a graphics display. As an air data computer is used a 80386/387 as host and a TIGA-card (Texas Instruments Graphics Architecture) as display driver for a 1024x768 16 colour display. A primary flight display (PFD) and a navigation display (ND) are developed together with the necessary software to calculate the parameters for the displays. The program run-times were measured and turned out to be sufficiently low so an acceptable update-rate could be obtained. The update-rate for the PFD is: 869 Hz & the update-rate for the ND is: 22 Hz. Excluded from these update-rates is the time consumed by the processor for building the display. In a real aircraft this would be done by a separate processor in order to obtain a program independent update-rate.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","","","","",""
"uuid:0bf5693a-f541-49b7-946d-35b2d0c88f5f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0bf5693a-f541-49b7-946d-35b2d0c88f5f","Solubility of glycidyl butyrate in supercritical carbon dioxide","Schleicher, S.","Shen, X.M. (mentor); de Loos, W. (mentor); de Swaan Arons, J. (mentor)","1992","Thermodynamics plays an important role in developing and optimizing chemical processes. Information about the phase equilibria behaviour of pure compounds and of mixtures helps to make chemical production possible and economical. The application of supercritical fluids as solvents is a very attractive new technology...","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Applied and Technical Chemistry","","Applied Thermodynamics and Phase Behaviour","",""
"uuid:b7ebec91-824b-4645-bdb4-bc03621367fb","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b7ebec91-824b-4645-bdb4-bc03621367fb","Detectie en diagnose van lagerdefecten aan medium-speed dieselmotoren","Broekhaus, K.O.","","1992","","","nl","master thesis","","","","","","","","2012-12-31","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Marine and Transport Technology","","","",""
"uuid:4fcefc6b-0970-46f9-9552-d2ef7a3a3ecd","http://resolver.tudelft.nl/uuid:4fcefc6b-0970-46f9-9552-d2ef7a3a3ecd","Relaxations in polymer blends with LCP's","Poolman, G.C.","Willems, C. (mentor); van Turnhout, J. (mentor)","1992","Melt blending of Liquid Crystalline Polymers (LCP’s) with thermoplastic polymers often results in fiber forming of the minor LCP component during processing and hence gives an ""in situ"" improvement of the mechanical properties. The molecular processes like the miscibility between the two components play an important role both in the fiber formation and the self-reinforcement. These processes are often studied with DSC or Dynamic Mechanical Thermal Analysis (DMTA). Dielectric spectroscopy however has the clear advantage of the wide frequency and temperature range covered. Furthermore, this technique makes it also possible to evaluate processes which take place on the interfaces of a blend. Two of these systems (Vectra, the LCP, with polycarbonate resp. Noryl) have been studied owing to their difference in fibril break-up. The analysis has been carried out using mainly dielectric spectroscopy. DSC and DMTA measurements as well as electron microscopy have been carried out for the purpose of comparison. In blends of Vectra and polycarbonate partial miscibility as well as interactions between the components occur. In Vectra/Noryl blends phase separation in the Noryl takes place. No interactions between the components occur. The thermal treatment of the sample appears to determine largely the phase behaviour.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Polymer Technology","","","",""
"uuid:5ef3736d-076d-49ad-8a74-141aba4c0696","http://resolver.tudelft.nl/uuid:5ef3736d-076d-49ad-8a74-141aba4c0696","Connectiviteitsbepaling ten behoeve van een adaptieve netwerk-configuratie in een golflengte- en tijd-verdeeld optisch netwerk","Swart, B.A.","Nijhof, J.A.M. (mentor); Venemans, P.H.A. (mentor)","1992","PTT Research participeert in het RACE-project 1036 ’’Wavelength Time Division Multiplexed Broadband Customer Premises Network”, afgekort WTDM-BCPN. Dit project beoogt de realisatie van een experimenteel breedbandig optisch local area netwerk voor transport van video- en audio- informatie. Dit ter voorbereiding van het door RACE nagestreefde toekomstige Europese breedbandige ISDN. PTT Research is verantwoordelijk voor het ontwerp en de realisatie van de besturing van het netwerk. Het netwerk bestaat uit 16 ’’Local Routing Centres” (LRC’s) die onafhankelijk van elkaar werken. Dit vereist een gedistribueerde besturing waarvoor tussen deze LRC’s maximaal 4 enkelgerichte links per LRC beschikbaar zijn. (...) Het onderzoek naar een algoritme om de connectiviteit te bepalen heeft echter zo veel tijd gekost, dat er binnen de voor de opdracht gestelde tijd, geen ruimte meer was voor een onderzoek naar een algoritme om in een verstoord netwerk de connectiviteit weer te herstellen.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:3ce4a063-b7c1-4582-b79a-1796d346c2ff","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3ce4a063-b7c1-4582-b79a-1796d346c2ff","Doppler spectrum bepaling in een GPS ontvanger met behulp van de FFT in het kader van multipath onderzoek: Taakverslag","Roeleveld, B.M.A.","van Willigen, D. (mentor); Coenen, A.J.R.M. (mentor)","1992","Een introductie wordt gegeven van het GPS-systeem en van de Fourier Transformatie. De problemen die zich voordoen bij de Costas loop worden besproken en er is onderzocht hoe een FFT de Dopplerfrequentie van een GPS-signaal kan bepalen. Door eerst te testen of er in het signaal een datasprong is opgetreden, kan daarna op het juiste moment het frequentiespectrum gemeten worden.","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrotechniek","","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","",""
"uuid:c76f0f01-903c-4b14-8f53-e6a637433e03","http://resolver.tudelft.nl/uuid:c76f0f01-903c-4b14-8f53-e6a637433e03","Open Systems Interconnection (OSI) Reference Model: Several Perspectives of the Telecommunication and Computer Worlds","Lasso Pena, J.M.","Arnbak, J. (mentor); De Jong, C. (mentor)","1992","The OSI Reference Model was a joint effort of the Telecommunication and Computer worlds to solve the problem of systems interconnection and standards development. Both worlds have their own history and development and therefore their approach to the OSI/RM differs according to their technical background and economical/political interests. The Telecommunication world has been traditionally concerned with the lower three layers of the OSI Model which refers to data transmission and subnetwork issues. They view the OSI/RM based in the recommendation X.25 and ISDN, thus their OSI perspective is: Physical to Network are the lower layers and Transport to Application are the upper layers. The Computer world on the other hand has been involved with users equipment and application matters which allude to the upper OSI layers. Their objective is subnetwork independence and therefore they consider the Physical to Transport as the lower layers and the Session to the Application as the higher layers. The two worlds also have their own perspective for the communication users. These perspectives are based in the services the user can get. For example, layer 1: leased lines, layers 1 to 2: LANs and Frame Relay, layers 1 to 3: X.25 based PSDNs and layers 1 to 7: ISDN teleservices, X.400 MHS, X.500 Directory Support, FTAM, etc. From all these perspectives, it is necessary to have a common perspective to specify the responsibility areas of all the participants in the development of the telematic services. This common perspective is obtained by viewing the OSI Model for what it was meant: systems interconnection. Considering the subnetwork as the most important system in the interconnection problem, an OSI perspective is chosen that reflects this major subnetwork role and determines the ""boundary of responsibility"" with it. This perspective is comparable to the one of the Telecommunication world, but with the inclusion of the subnetwork in it. Finally, it is the State’s responsibility of preserving and developing the public telecommunication infrastructure, with the absolute authority to set the subnetwork standards and with the right to designate the exploitant/administrator of the public subnetwork.","","en","student report","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:b702bc96-bc68-4d47-a8d6-450536d98c4e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b702bc96-bc68-4d47-a8d6-450536d98c4e","Modelling of a data broadcasting system using a full television channel with teletext data format","Nederlof, L.","Prasad, R. (mentor); Bons, J.H. (mentor)","1992","Considering the growing interest in data broadcasting, a full television channel may be used for these services. In this report such a system is described as an extension of the current teletext system. The different types of data that can be transmitted are distinguished and grouped, after which a model is set up for calculating the performance. This model incorporates traffic parameters, decision variables and performance measures.","full channel teletext; data broadcasting; ATM; priority queues; performance modelling","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:c22bfeea-a68d-4cdf-83be-1689a61d56f4","http://resolver.tudelft.nl/uuid:c22bfeea-a68d-4cdf-83be-1689a61d56f4","Performance Analysis of the Packet Reservation Multiple Access Protocol for Speech and Data Communications","Meijer, J.F.","Prasad, R. (mentor); Sparreboom, D. (mentor); Van den Broek, C. (mentor)","1992","The Packet Reservation Multiple Access protocol can be used in wireless communication systems and enables dispersed terminals to transmit packetized information over a shared communication channel. The performance of the protocol depends on the values of the system variables and is calculated using a mathematical model. Besides a mathematical model, a computer simulation program has been developed, and the performance found by the simulations was compared with the performance found by calculations.","combined voice/data networks; indoor wireless communications; multiple access protocols; speech activity detection; transmission of packetized information","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:f0e69f95-a678-48d6-ac6f-da3d1c428672","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f0e69f95-a678-48d6-ac6f-da3d1c428672","Multihop Radio Networks in Random Terrain","Roobol, C.","Arnbak, J.C. (mentor); Zander, J. (mentor); Prasad, R. (mentor)","1992","In terrains where there is no telecommunication infrastructure, communication is often established by Multihop packet radio networks. These networks appear to be rather robust against equipment failure and interference. Previously proposed Routing algorithms as Maximum Forward within Range, in which packets of information are sent as far as possible in forward direction, and Nearest with Forward Progress, in which packets are sent to the nearest station in forward direction, have been investigated assuming propagation models which are only dependent on the distance between transmitter and receiver. In these investigations also the assumption has been made that the networks were connected. In hilly terrains this might not always be the case. In this report the effects of the terrain on the connectivity will be discussed by using a propagation model based on knife edge diffraction. Also two terrain adaptive routing algorithms, minimum hop and minimum-maximum path loss algorithm will be evaluated, using both a distance dependent model and a detailed terrain model.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrotechniek","","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","",""
"uuid:7a314877-5b74-4f07-be52-2d1b4b92d4a0","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7a314877-5b74-4f07-be52-2d1b4b92d4a0","Een onderzoek naar een marktgerichte methode van frequentiemanagement in Nederland","Meuleman, A.J.J.","Linnartz, J.P.M.G. (mentor)","1992","De groeiende vraag naar mobiele telecommunicatiediensten en commerciële omroepdiensten, de liberalisering en herregulering van de telecommunicatie, en de voortgaande technologische ontwikkelingen hebben de schaarste aan frequenties in de VHF- en UHF-band doen toenemen. Anderzijds maken technologische ontwikkelingen een steeds efficiënter gebruik van deze frequentiebanden mogelijk. Deze ontwikkelingen hebben de schaarste aan frequenties echter niet kunnen wegnemen. De nationale overheid is daarom gedwongen om bij de toewijzing van frequenties een drietal keuzes te maken: moet een bepaalde radiodienst toegang tot het spectrum krijgen of blijven houden, welke dienst krijgt prioriteit als er meer mogelijkheden zijn, en welke dienstenaanbieder mag de vastgestelde dienst leveren? Bij het maken van deze keuzes spelen technisch-administratieve en politieke criteria een overheersende rol. Door minimaliseren van interferentie tracht de overheid tot een zo efficiënt mogelijk gebruik van het radiospectrum te komen. Deze klassieke administratieve methode van frequentiemanagement staat thans aan een toenemende mate van kritiek bloot. Niet alleen zijn de uitgangspunten, randvoorwaarden en planningstechnieken nauwelijks kenbaar en controleerbaar voor derden en ontbreekt het aan transparantie voor wat betreft bevoegdheden, wettelijke regelingen, toewijzingsprocedures en -criteria, ook wordt er nauwelijks rekening gehouden met de economische waarde van de uitgegeven radiofrequenties, hetgeen tot een economisch inefficiënt gebruik van het radiospectrum leidt. Het besef dat het frequentiemanagement ook op een andere manier gevoerd kan worden, waarbij wel rekening gehouden wordt met de economische waarde van frequenties, heeft in sommige landen tot de invoering van marktgericht frequentiemanagement geleid. Beoogd wordt de kosten van het gevoerde frequentiemanagement terug te verdienen en de economische waarde van het collectieve goed ‘radiospectrum’ ten goede aan de gemeenschap te laten komen. Marktgericht betekent ook het streven naar een maximaal aanbod van frequenties. Met name bij de omroepfrequenties is een verruiming van het aanbod mogelijk, zowel door het herzien van politieke en juridische criteria waarop het huidige omroepbestel is gebaseerd, als door het herzien van de aan de frequentieplanning ten grondslag liggende technische criteria. Het uitbesteden van (een gedeelte van) het frequentiemanagement aan niet-publieke organisaties kan, met name bij de omroepfrequenties, een rol spelen om het aanbod van deze frequenties te maximaliseren en om tot een economisch efficiënter gebruik hiervan te komen.","Frequentiemanagement; radiodiensten; telecommunicatie-infrastructuur; toewijzingsmethoden; veilen; stationaire en mobiele luisteromstandigheden; GSM; omroep","nl","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:0863bc10-8d05-43e7-a1d1-d883178d511f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0863bc10-8d05-43e7-a1d1-d883178d511f","FFT-operatie vervangt Costas-lus in een GPS-ontvanger","Van Staalduinen, K.J.","Van Willigen, D. (mentor); Coenen, A.J.R.M. (mentor)","1992","Van het ontvangen GPS-signaal moet na translatie naar een lagere draaggolffrequentie en despreading de draaggolffrequentie, waarin een onbekende Dopplerverschuiving, worden bepaald. In dit verslag wordt aangegeven hoe met behulp van een FFT-operatie deze draaggolffrequentie bepaald kan worden. Vervolgens wordt besproken aan welke voorwaarden de FFT-operatie hiertoe moet voldoen.","GPS-ontvanger; FFT; frequentiedetector","en","student report","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:34f0c855-c7f2-4390-84a9-0bc0346c9e46","http://resolver.tudelft.nl/uuid:34f0c855-c7f2-4390-84a9-0bc0346c9e46","Laser Doppler snelheidsmetingen en numerieke simulaties van de turbulente stroming in een gascycloon","Lahr, A.K.","Liem, T.L. (mentor)","1992","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:f1ad7ebb-d4ac-4781-b8af-911c8438c304","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f1ad7ebb-d4ac-4781-b8af-911c8438c304","Dynamische instabiliteiten van een opdrijfbare stormvloedkering","Mabesoone, F.C.; Snel, M.J.","Battjes, J.A. (mentor)","1992","Naar aanleiding van een door het Waterloopkundig Laboratorium verricht onderzoek is gezocht naar een verklaring van de waargenomen dynamische instabiliteiten van opdrijfbare stormvloedkeringen. Daartoe zijn in een golfbassin verschillende keringen onderzocht. Deze bestonden respectievelijk uit één, drie, vier en twaalf kleppen. De belangrijkste waarnemingen zijn het optreden van subharmonisch gedrag en, afhankelijk van golfbelasting en de lengte van de kering, het optreden van eigentrillingen. In een theoretische beschouwing is geprobeerd een aantal waargenomen verschijnselen te verklaren. Er is hiertoe gekeken naar de verschillende onderdelen van de bewegingsvergelijking van een enkele klep. De invloed van deze onderdelen op de beweging van een klep is geanalyseerd waarbij zowel lineaire als niet-lineaire invloeden zijn meegenomen. Dit resulteert in een inzicht in het ontstaan van sub- en superharmonische oplossingen. Het optreden van subharmonisch gedrag wordt in de bewegingsvergelijking geïnitieerd door een kwadratische term in het hydrostatisch moment. Het optreden van resonantie is afhankelijk van de onderlinge beïnvloeding van de kleppen. Deze interactie tussen de kleppen is sterk frequentieafhankelijk. De koppeling wordt voor het grootste deel veroorzaakt door golfuitstraling van de kleppen. Met een model is gepoogd dit mechanisme te beschrijven. De resultaten en waarnemingen komen qua gedrag redelijk overeen. Een aanzet tot het beschrijven van de waargenomen eigentrillingen vormt de schematisatie van een kering bestaande uit drie kleppen door een drie-massaveersysteem. De koppeling is hierbij voorgesteld door een veer. Ondanks deze fysisch moeilijk te verklaren keuze komen de resultaten redelijk overeen met de waarnemingen. De theoretische beschouwing wordt afgesloten met twee fysisch beter verklaarbare koppelingen en de bijbehorende schematisatie van de kering.","stormvloedkering; eigentrilling; opdrijfbaar; golfbelasting; kleppen","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Environmental Fluid Dynamics","",""
"uuid:c1688e9d-7c07-4397-83d3-9fabd317f925","http://resolver.tudelft.nl/uuid:c1688e9d-7c07-4397-83d3-9fabd317f925","Het Twenthe-Mittelland kanaal","Van den Berg, J.J.M.","Glerum, A. (mentor); Bezuyen, K. (mentor); Ruijter, H. (mentor); De Visser, A. (mentor)","1992","Studie naar de haalbaarheid van een verbinding tussen de Twenthe kanalen en het Mittelland kanaal en de capaciteitsaspecten van een groot verval-kunstwerk te Enschede. In het kader van mijn afstudeerwerk heb ik deelgenomen aan een projectgroep van Rijkswaterstaat. Deze projectgroep heeft de haalbaarheid onderzocht van de doortrekking van de Twenthe kanalen naar Duitsland. De haalbaarheidsstudie heeft gediend als basis voor de planologische voorstudie van dit afstudeerwerk. In de vervolgstudie is daarna onderzoek gedaans naar de capaciteitsaspecten bij kunstwerken met een groot verval. Verscheidene alternatieven zijn uitgewerkt en tegen elkaar afgewogen.","trace Twenthe-Mittelland kanaal; verval kunstwerk; schuttijden","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:735e5db3-7738-4d77-8c53-6ba3f33ff6f9","http://resolver.tudelft.nl/uuid:735e5db3-7738-4d77-8c53-6ba3f33ff6f9","Heat Capacity and Speed of Sound obtained from Equation of State based correlations: Literature review","Witmer, D.H.F.A.","","1992","In this work a number of publications have been reviewed concerning empirically developed equations of state. The scope of this survey was twofold : Collect available correlations for five compounds - nitrogen, - oxygen, - methane, - ethane, - ethylene. Determine the best correlation on the basis of experimental data of the isochoric- isobaric heat capacities and of the speed of sound. Only the thermodynamic properties in the single phase region are considered. The discrimination between the different correlations is done graphically as well as numerically. Advised correlations to be used for prediction of thermodynamic properties are summarized as follows; given are the compound, the equation and in some cases the valid ppT region: - Nitrogen - Jacobsen et al. (1986) 9 - Oxygen - The Cv can be predicted best by Wagner et al (1987)78, the speed of sound can be predicted best by Sychev et al. (1981)78 - Methane - Setzmann et al ( 1991)109 - Ethane - no preference is found, both Sytchev et al. (1982)140 and Younglove et al. (1987)106 are valid. - Ethylene - the Cv can be predicted best by Younglove (1982)7, the speed of sound can be predicted best by Jacobsen et al. (1988)165. These results are based on a sample of experimental data. There is a possibility that some correlations achieve better results in certain regions as yet seen in this work.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","","",""
"uuid:12d6ae0b-e8f2-42bd-b5d2-8dee629ef5d4","http://resolver.tudelft.nl/uuid:12d6ae0b-e8f2-42bd-b5d2-8dee629ef5d4","Phase Behaviour of the Binary System C02-Phenantrene","Ventola, N.","Shaw, J.M. (mentor); de Loos, W. (mentor); de Swaan Arons, J. (mentor)","1992","The binary system C02-Penantrene has been investigated, in order to improve knowledge on the behaviour of reservoir fluids when C02 is injected. The system is likely to belong to ""typeIII"", according to Van Konyenburg and Scott (1980), when a large difference in terms of temperature between the triple point of the heavy component and the critical point of the light one occurs…","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","","",""
"uuid:f7acebe2-704f-458d-8587-4c061ea77693","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f7acebe2-704f-458d-8587-4c061ea77693","Input Transformation Format (versie 1.00): afstudeerverslag deel 2","Wienke, E.G.","van Willigen, D. (mentor); Theunissen, E. (mentor)","1992","In het kader van het DELPHINS (DELft Program for Hybridized Instrumentation and Navigation Systems) programma wordt onderzoek verricht naar display concepten voor de weergave van vier dimensionale navigatie en guidance informatie. Om het onderzoek te ondersteunen zijn tools (soft— en hardware) nodig om het ontwerpen van displays en de sturende software te vereenvoudigen. Een tooi voor het flexibel ontwerpen van display formaten is al gebruiksklaar en bestaat uit twee programma's…","","","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","","","","",""
"uuid:68a118b2-0f04-47ef-abc6-775c4394dc09","http://resolver.tudelft.nl/uuid:68a118b2-0f04-47ef-abc6-775c4394dc09","Verkeersmeetsysteem voor het A13-meetpunt met een 80486 PC","Moehn, J.","Reijmers, J.J. (mentor)","1992","De opdracht die in dit verslag is uitgewerkt, omvat het vervangen van verouderde computers van het verkeersmeetsysteem dat de vakgroep TVS gebruikt. Dit meetsysteem kan deel uitmaken van een Automatic Incident Detection systeem. In het verslag komt aan de orde hoe een keuze is gemaakt voor nieuwe hard- en software en hoe dit getest is. Vervolgens worden enkele gemeten prestaties vergeleken met de verwachte performance. Tot slot zijn er enkele lijnen voor de toekomst aangegeven, om on-line verwerking van voertuigrecords mogelijk te maken.","Road traffic systems; remote signalling; data acquisition; Direct Memory Access","nl","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:09f26cb7-0722-49cb-b5cd-96ff68dd5594","http://resolver.tudelft.nl/uuid:09f26cb7-0722-49cb-b5cd-96ff68dd5594","In-situ versterking van polyetheen door middel van strominggeïnduceerde kristallisatie","de Nijs, R.J.P.","Posthuma de Boer, A. (mentor); Machiels, A.G.C. (mentor)","1992","lndien men door het aanbrengen van een stromingsveld op een semikristallijne polymeersmelt een oriëntatie van de flexibele-ketens weet te bewerkstelligen, zullen deze ten gevolge van de verhoogde ordeningsgraad en de hiermee samenhangende lagere entropie-inhoud een hoger smeltpunt dan in de ongeoriënteerde toestand hebben. Als gevolg van deze smeltpuntsverhoging kan het gesmolten polymere materiaal spontaan gaan kristalliseren bij temperaturen boven bet gangbare smeltpunt. Men noemt dit stromingsgeïnduceerde kristallisatie. Als dit stromingsgeïnduceerde kristallisatieproces optimaal verloopt, is bet resultaat een uit gestrekte ketens bestaand materiaal met veel betere mechanische eigenschappen dan het oorspronkelijke ongeoriënteerde materiaal. Omdat er geen extra versterkende materialen worden toegevoegd spreekt men van zelfversterking of in-situ versterking door middel van stromingsgeïnduceerde kristallisatie. Er kan dan uit een relatief goedkoop polymeer (zoals polyetheen of polypropeen) een materiaal vervaardigd worden met goede mechanische eigenschappen. Het hierbij optredende probleem is echter dat de gebruikte verwerkingsapparatuur ten gevolge van het kristalliseren van de polymeersmelt verstopt raakt, waardoor bet stromingsgeïnduceerde kristallisatieproces tot op heden niet continu bedreven kan worden.","","","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","",""
"uuid:516c5101-3031-4f4d-b79c-728ad9f92737","http://resolver.tudelft.nl/uuid:516c5101-3031-4f4d-b79c-728ad9f92737","Thermodynamica van de Irreversibele Processen: Multicomponent-diffusie, Symmetrierelaties, Reologie","Kuiken, G.D.C.","Merk, H.J. (mentor)","1992","De macroscopische thermodynamica van irreversibele processen, afgekort tot TIP, is een onderdeel van de continuümtheorie en probeert binnen het kader van de continuümopvattingen een algemene basis te ontwikkelen voor de beschrijving van de lineaire constitutie van de materie. De TIP streeft naar unificatie en algemenisering van de behandeling van systemen met een lineaire constitutie. Zij integreert de beschrijvingen van afzonderlijke vakgebieden als de mechanica, stromingsleer, magnetohydrodynamica, stof transport, thermodynamica, enz. Daartoe worden alle lineaire processen met dezelfde methodiek behandeld, die binnen de begrenzingen van de modelstellingen van het relevante systeem mogelijk zijn.","thermodynamica; meercomponent-diffusie; symmetrierelaties; reologie","nl","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Materials Science & Engineering","","","",""
"uuid:bcf62d7b-e9ab-426c-a02d-5fe83b719879","http://resolver.tudelft.nl/uuid:bcf62d7b-e9ab-426c-a02d-5fe83b719879","Een numerieke methode voor niet-lineaire vrije oppervlaktegolven opgesteld met de randelementenmethode en een conforme afbeelding","Paardekooper, E.J.H.C.","Stelling, G.S. (mentor); Booij, N. (mentor); Wilders, P. (mentor); Vreugdenhil, C.B. (mentor)","1992","Voor het oplossen van niet-lineaire vrije oppervlakteproblemen in 2 dimensies is een numerieke methode uitgewerkt, die voor de ruimtelijke discretisatie gebruik maakt van de Rand Elementen Methode: REM. Deze methode is gebaseerd op de 2e stelling van Green en de logaritmische potentiaal als fundamentele oplossing, zodat een potentiaalprobleem voor een bepaald domein, over gaat in een integraal vergelijking voor de rand van dat domein. Door een elementenverdeling voor de rand aan te brengen en de randwaarden over de elementen constant te veronderstellen, ontstaat een stelsel lineaire vergelijkingen. Toepassing van de REM voor de rand van het fysische gebied voor niet-lineaire golven heeft als nadeel, dat de matrix van het stelsel lineaire vergelijkingen per tijdstap moet worden opgebouwd en 'geinverteerd', vanwege de niet-lineaire en tijdsafhankelijke randwaarden op de vrije rand. Door nu het fysisch gebied af te beelden op een in de tijd vast rekengebied, onstaat de mogelijkheid om m.b.v. van de REM voor zowel de transformatie als het getransformeerde potentiaalprobleem stelsels lineaire vergelijkingen op te bouwen, waarvan de matrices constant in de tijd blijven. De transformatie die hiervoor in aanmerking komt is de conforme afbeelding vanaf de cirkel, waarbij we ons beperken tot periodieke niet-lineaire golven over een oneindige diepte. De numerieke conforme afbeelding vanaf de cirkelrand wordt geconstrueerd m.b.v. de Newton-Raphson iteratie en de REM. Evenzo wordt het (getransformeerde) potentiaalprobleem in de cirkel verdiscretiseerd met de REM. De gehele methode is uitgewerkt voor de bepaling van het golfprofiel van lopende periodieke niet-lineaire golven. Echter de matrix van het resulterende stelsel lineaire vergelijkingen voor de numerieke conforme afbeelding is niet constant in de tijd en tevens is dit stelsel overbepaald. Bovendien bleek dat de discrete punten op de vrije rand uit elkaar werden getrokken ter plaatse van de golftop, zodat de gehele numerieke methode ongeschikt is om het profiel van sterk niet-lineaire periodieke golven weer te geven.","oppervlakteproblemen; REM; potentiaalprobleem; elementenverdeling; Newton-Raphson; golfprofiel","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Environmental Fluid Dynamics","",""
"uuid:0936588f-06db-4ae7-9436-22a079ec8bfd","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0936588f-06db-4ae7-9436-22a079ec8bfd","Free moving interfaces in unsteady compressible flow","Van de Langemheen, H.","Zandbergen, P.J. (mentor); Kuerten, J.G.M. (mentor); Geurts, B.J. (mentor); Klopman, G. (mentor); Petit, H.A.H. (mentor)","1992","Doel van deze studie is de tijdsafhankelijke compressibele scheidingsvlak tussen gebieden problemen te kunnen simuleren. Voor dit soort problemen zijn visceuze effecten van zowel water en lucht fysische en numerieke modellering van stromingen met een vrij bewegend van water en lucht, ten einde impact verwaarloosbaar. De aanwezigheid van lucht, die meestal nauwelijks van invloed is op de beweging van vrije wateroppervlakken, is hier wel van belang: singulier gedrag van de stroming op het moment van impact wordt hiermee voorkomen. Ten eerste is onderzocht in hoeverre de beweging van water en lucht kan worden beschreven als de beweging van een hypothetische vloeistof die zich bij lage waarden van de massadichtheid gedraagt als lucht, voor hoge waarden als water (met betrekking tot de samendrukbaarheid). Naar mijn mening is het echter onmogelijk een realistische toestandsvergelijking te formuleren voor deze vloeistof (slechts gebaseerd op de massadichtheid). In de tweede plaats zijn daarom water en lucht apart beschouwd; dat wil zeggen, behalve de massadichtheid van het mengsel wordt nu ook de fractie lucht bepaald. Met behulp van deze extra informatie kan een fysisch betere toestandsvergelijking worden gegeven. Bovendien is nu massabehoud van zowel water als lucht gegarandeerd. Vanuit numeriek oogpunt is één van de grootste problemen het vrijwel discontinue gedrag van grootheden over het scheidingsvlak tussen water en lucht. Ruimtelijk centraal discretiseren leidt tot onechte oscillaties in de numerieke oplossing (fenomeen van Gibbs). Waar nodig worden kunstmatig dissipatieve termen toegevoegd (op een behoudende manier), die deze oscillaties 'wegfilteren'. Hoewel het scheidingsvlak zo uitsmeert over een aantal roosterpunten, werkt deze 'interface-capturing' methode redelijk en lijkt bruikbaar voor simulatie van impact problemen. Enkele één-dimensionale berekeningen zijn uitgevoerd en vergeleken met analytisch verkregen oplossingen.","visceuze effecten; beweging van water; massadichtheid","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:1058ea85-d895-4342-9c17-a7611ae3d8d6","http://resolver.tudelft.nl/uuid:1058ea85-d895-4342-9c17-a7611ae3d8d6","Het belang van de provinciale milieu-effectrapportageverordening voor de bescherming van kwetsbare gebieden: Een bijdrage aan de beleidsbepaling betreffende de provincie Zuid-Holland","Scherer, M.","","1992","Drie jaar na de invoering van de nationale milieueffectrapportage hebben de Provinciale staten de bevoegdheid gekregen om voor ""binnen de provincie gelegen gebieden die van bijzondere betekenis zijn of waarin het milieu reeds in bijzondere mate is verontreinigd of aangetast, bij verordening activiteiten en besluiten daarover aan te wijzen waarvoor het maken van een milieu-effectrapport verplicht wordt"". De provincies nemen nog een afwachtende houding aan tegen de invulling van de nieuwe verordening. Men is bevreesd dat de provinciale m.e.r.-verordening een vergroting van de werkdruk zal opleveren en dat het effect van de invoering niet het gewenste effect heeft voor de bescherming van gebieden. De provincie Zuid-Holland wil graag laten onderzoeken wat het belang is van de provinciale m.e.r.-verordening voor de bescherming van kwetsbare gebieden en heeft daarom dit studie-onderwerp aangedragen als afstudeeronderwerp. Tevens zouden zij onderzocht willen hebben op welke manier de nieuwe verordening het beste geoperationaliseerd kan worden.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:fdc5e814-d8fc-4a5d-8a91-d127943ebaf4","http://resolver.tudelft.nl/uuid:fdc5e814-d8fc-4a5d-8a91-d127943ebaf4","Bepaling van het verlet bij cutterzuigers","Mooibroek, B.","Horstmeijer, T.H.W. (mentor); Polak, B.M. (mentor); Sweny, D. (mentor); Uelman, F. (mentor); Verhoog, C. (mentor); Vrijling, J.K. (mentor)","1992","Een cutterzuiger is een baggerwerktuig. De cutter (snij kop) is het meest specifieke element van een cutterzuiger; Deze wordt gebruikt om de grond los te snijden. Tijdens een baggerproject ligt een cutterzuiger onder invloed van een aantal factoren (hoge golven, reparaties) een bepaalde tijd stil. Dit stilliggen wordt het verlet genoemd. Aangezien het verlet een groot deel (gemiddeld 40%) van de totale duur bij een baggerwerk in beslag kan nemen, is een goede bepaling van het verlet vereist om de totale duur (en daarmee ook de kosten) voor een werk goed te kunnen voorspellen. Meestal krijgt het bedrijf met de laagste aanbiedingsprijs de opdracht, waardoor het van groot belang is om de kostprijs goed en zo laag mogelijk te calculeren. Op dit moment berekent men, bij Boskalis Baggermaatschappij, het verlet met een aantal normen ('efficiencies'). Deze normen zijn samengesteld uit de geregistreerde verletten en zijn alle gerelateerd aan de tijd. Aangezien een aantal verletten afhankelijk zijn van de gebaggerde hoeveelheid, kunnen deze onjuiste relaties leiden tot vreemde conclusies: Als bij een baggerwerk met een tweemaal zo hoge productie gebaggerd wordt, dan komt men slechts de helft van het aantal obstructies tegen. Daarnaast is de methode van opsplitsen van de 'efficiencies' onjuist: De berekende 'efficiency' voor een verlet bij een werk kan beïnvloed worden door de grootte van andere verletten, waardoor strikt genomen de 'efficiencies' niet kunnen worden samengevoegd om te dienen als advieswaarde voor een verlet. Bij het voorspellen van het verlet bestaat er onzekerheid over de grootte van een aantal invloedsfactoren, zoals bijvoorbeeld het weer. Om goed om te kunnen gaan met die onzekerheden is een probabilistische (waarschijnlijkheids) benadering van het verlet gewenst. Bij het zoeken naar een analytische oplossing voor het verlet heeft men te maken met de samenhang (correlatie) tussen een aantal stochastische verletvariabelen en het verschijnsel dat bepaalde verletten kunnen samenvallen. Door gebruik te maken van een digitale processimulatie kunnen alle gesignaleerde problemen worden onderkend, waardoor dit de aangewezen oplossing bleek voor de bepaling van het verlet bij cutterzuigers. In dit rapport is een verletsimulatiemodel ontwikkeld waarmee het verlet (in de vorm van een kansverdeling) bij cutterzuigers kan worden berekend. Aangezien de invoergegevens niet bekend zijn, is verder onderzoek op dit punt nog benodigd voordat het verletsimulatiemodel kan worden gebruikt in de praktijk.","downtime; cutter suction dredge; verlet","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:b4c7b19d-627e-4dc0-9063-64891d35b347","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b4c7b19d-627e-4dc0-9063-64891d35b347","Caissonsluiting Saemankeum Project Zuid-Korea","Van den Boom, P.J.F.","d' Angremond, K. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor); Van Roode, F.C. (mentor); Huis in 't Veld, J.C. (mentor)","1992","Ruim 25 jaar geleden werd het eerste grote landaanwinningsproject in de-Republiek van Korea gerealiseerd. Vanaf die tijd zijn vele andere landaanwinningsprojecten uitgevoerd, waarbij veel gebruik gemaakt werd van de Nederlandse kennis en ervaring. De Zuid-Koreaanse regering heeft nu het plan geopperd om het estuarium ten zuiden van de stad Kunsan af te sluiten en nadien gedeeltelijk in te polderen. Op de overzichtskaart op de volgende bladzijde is dit estuarium weergegeven. Omdat dit project, het Saemankeum Comprehensive Tideland Reclamation Project, één van de grootste landaanwinningsprojecten in de geschiedenis van Zuid-Korea is, is de Nederlandse organisatie NEDECO gevraagd advies te geven. De NEDECO is het Nederlands Adviesbureau voor Ingenieurswerken in het Buitenland. DHV te Amersfoort, aangesloten bij de NEDECO heeft een ontwerp gemaakt voor de afsluiting van het estuarium. De afsluiting bestaat uit een ongeveer 30 km lange dam van stortsteen. Omdat bij dit ontwerp de stroomsnelheden in de sluitgaten hoog zijn, heeft de NEDECO een sluiting met caissons kort geëvalueerd. Doordat verwacht werd dat de kosten van een caissonsluiting hoog zijn en dat de ervaring met caissons in Zuid-Korea onvoldoende is, heeft men dit ontwerp niet verder uitgewerkt. Mijn afstudeeronderzoek richt zich juist op deze caissonsluiting; een caissonsluiting voor het Saemankeum Project. In dit rapport wordt de technische haalbaarheid van deze sluiting onderzocht. Er wordt een globaal ontwerp voor de caissonsluiting gemaakt. Tenslotte wordt het transport en de plaatsing van de caissons geanalyseerd.","estuarium; landinwinning; Zuid Korea; dam; stortsteen; caissonsluiting; Saemangeum","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:6cfa643d-2da7-4bb7-96b7-40f493cb1101","http://resolver.tudelft.nl/uuid:6cfa643d-2da7-4bb7-96b7-40f493cb1101","A numerical analysis of pull-out anchor bolts","Vervuurt, A.","Walraven, J.C. (mentor); Van Mier, J.G.M. (mentor)","1992","Anchor bolts are often used in concrete or steel structures. Nevertheless still empirical design procedures are used in order to determine the dimensions of the structure. Non linear fracture mechanics tries to describe fracture of heterogeneous materials like concrete. In the classical representation of concrete fracturing (figure 1.1), cohesive forces in the micro-crack-zone (ahead of the cracktip) contribute to the carrying capacity of the structure and cause softening of concrete. This concretesoftening can also be explained by discontinuous cracks that grow along aggregate particles and cause bridging of the cracks (crack-face bridging, see Van Mier (1991)). Insight in non linear fracture mechanics as well as increasing computer techniques finally gave the opportunity to investigate the behaviour of anchor bolts embedded in concrete in a proper way. The main goal of this study is to improve the knowledge about pull-out anchor bolts. Therefore several tests and numerical simulations have been performed in order to determine the maximum load, the deflection of the upper end of the anchor bolt and the load-deformation curve. In this report results of the numerical simulations of pull-out anchor bolts in a plane stress situation are presented.","anchor bolts; fractures; concrete","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Design and Construction","","concrete structurs","",""
"uuid:5dd785a9-efa3-4a2f-a94e-b0864729fefe","http://resolver.tudelft.nl/uuid:5dd785a9-efa3-4a2f-a94e-b0864729fefe","Thermochrome inkten als versheidsindicator","Klap, Guido; Scherpenzeel, Michèl","van Turnhout, J. (mentor); van der Werf, J.M. (mentor)","1992","Dit produktontwerp behandelt thermochrome inkten gebaseerd op een mengsel van geconjugeerde alkadiynen. Deze inkten vertonen een irreversibele kleuromslag van kleurloos via blauw-paars naar rood-oranje in het temperatuurgebied van -8°C tot +5°C. Deze inkten kunnen bijv, op verpakkingen van aan bederf onderhevige Produkten aangebracht worden als versheidsindicator. De inkten zijn stabiel en kunnen geactiveerd worden met UVstraling. Voor diverse te bedrukken materialen zijn verschillende inkten ontworpen om aan de hoge kwaliteitseisen te voldoen die aan inkten gesteld worden. Verder zijn de inkten. makkelijk te produceren en toe te passen en hebben ze naar verwachting een lage toxiciteit. De prijs van de inkt wordt geschat op fl.40,- per kilogram, maar verwacht wordt dat bij werkelijke produktie deze minder hoog zal uitvallen. Omdat aan alle van te voren gestelde eisen waarover gegevens te vinden waren voldaan is, kan dit produktontwerp geslaagd genoemd worden. Naar de overige eisen zoals toxiciteit en stabiliteit zal nog nader onderzoek moeten worden verricht. Voor werkelijke toepassing van dit produkt moet het ook in de praktijk uitgetest worden. Bij toepassing is het mogelijk, door de keuze van andere alkadiynen, om zowel het gewenste temperatuurtrajeet als de kleuromslag naar keuze in te stellen. Daarom kunnen de afzetmogelijkheden van dit prödukt zeer groot worden.","","nl","bachelor thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technologie van makromolekulaire stoffen","","","",""
"uuid:baaf7f26-1e9d-471e-9f12-41256cb62460","http://resolver.tudelft.nl/uuid:baaf7f26-1e9d-471e-9f12-41256cb62460","Testing cubic and Statistical mechanical based Equations of State on the description of Heat Capacity and Speed of Sound","Witmer, D.H.F.A.","de Swaan Arons, J. (mentor); Peters, C.J. (mentor)","1992","","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Technology and Material Sclence","","Applied Thermodynamics and Phase Behavior","",""
"uuid:783a00d2-fe9a-4665-a7f3-31215ccd1806","http://resolver.tudelft.nl/uuid:783a00d2-fe9a-4665-a7f3-31215ccd1806","A critical evaluation of the work of K. Ramasamy","Terlien, R.","de Swaan Arons, J. (mentor); van der Kooi, H.J. (mentor); Ulcay, K. (mentor)","1992","","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Technology and Materials Science","","Applied Thermodynamics and Phase Equilibria","",""
"uuid:00629bad-335c-4793-96c9-e5cfc72abf9e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:00629bad-335c-4793-96c9-e5cfc72abf9e","Het ontwerpen en maken van een designtool voor sleephopperzuigers","Reddering, M.W.","Klein Woud, J. (mentor)","1992","","","nl","master thesis","","","","","","","","2012-12-31","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Marine and Transport Technology","","Ship Design, Production and Operation","",""
"uuid:b78e132f-3c2d-4353-b3bc-febc47365422","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b78e132f-3c2d-4353-b3bc-febc47365422","De katalytische aktiviteit van enzymen in organische oplosmiddelen","Stevens, Rob M.M.","van Tol, J.B.A. van Tol (mentor); Jongejan, J.A. (mentor); Duine, J.A. (mentor)","1992","In dit afstudeerverslag: De katalytische aktiviteit van enzymen in organische oplosmiddelen, wordt afgeleid dat de snelheid waarmee iedere enzymatische reaktie verloopt een funktie is van chemische aktiviteiten in plaats van concentraties van het substraat. Hieruit volgt dat wanneer de chemische aktiviteit van een substraat constant is, de reaktiesnelheid in ieder organisch oplosmiddel gelijk is, mits het oplosmiddel en de active-site van het enzym geen interaktie vertonen. Wanneer Km en afzonderlijk bepaald worden door aan de initiële reaktiesnelheid als funktie van de substraataktiviteit Michaëlis-Menten kinetiek te fitten, dan zouden de verkregen M.- M.-curven in ieder oplosmiddel gelijk moeten zijn. Wanneer de reaktiesnelheid als funktie van de concentratie uitgezet wordt (er wordt alleen M.-M. kinetiek verkregen indien y constant is), dan is Vmax (kcj overal gelijk, en de gemeten Km zal verschillen. De bovenstaande theorie wordt getest door initiële kinetiek te meten van Pseudomonas cepacia PS (Amano) en Porcine Pancreas lipase gekatalyseerde reakties. De initiële reaktiesnelheid is constant, wanneer de substraataktiviteiten constant zijn. Dit wordt aangetoond voor zowel de hydrolyse van propylbutyraat als de condensatie van boterzuur en propanol in oplosmiddelen in log P variërend van -1,9 tot 4,5. Op basis van het afzonderlijk meten van Km en k^ in de Psc- en PPL-gekatalyseerde hydrolyse en (trans)esterifikatie reakties in enkele oplosmiddelen kan geen sluitend bewijs worden gegeven dat de theorie de experimenten op de juiste wijze beschrijft. Ten eerste hebben een aantal reaktiesystemen een te hoge Km en wordt k^ (Vmax) niet bereikt, waardoor deze parameters niet nauwkeurig bepaald kunnen worden (hydrolyse van propylbutyraat, ethyldecanoaat, decylacetaat en tributytrine en transesterifikatie van vinylacetaat en hexanoi). Ten tweede is het gebruikte meetsysteem: PPL-gekatalyseerde transesterifikatie van tributyrine en hexanoi (lage KM) gevoelig voor kleine veranderingen in de wateraktiviteit. Aangetoond is dat de katalytische aktiviteit afhankelijk is van de wateraktiviteit. Een complicerende faktor is dat water naast het fungeren als reaktiecomponent, ook een direkte invloed heeft op de katalytische aktiviteit van het enzym. De wateraktiviteit moet dus constant gehouden worden. Hiernaast is het onduidelijk of tijdens het instellen van de wateraktiviteit van het lipase (in exsiccator boven zoutoplossing) het lipase deaktiveert.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Technology and Materials Science","","Enzymologie en Microbiologie","",""
"uuid:30036a94-e55e-4860-ba05-6596675c5f69","http://resolver.tudelft.nl/uuid:30036a94-e55e-4860-ba05-6596675c5f69","Het stromingsgedrag van polymeren in het reservoir van een capillair rheometer","Lafleur, Marije","Posthuma de Boer, A. (mentor); van Dam, J. (mentor)","1992","Een capillair rheometer wordt gebruikt om de viscositeit van polymeren, een belangrijke rheologische eigenschap, te bepalen. Om meting van de viscositeit mogelijk te maken wordt ten aanzien van het stromingsgedrag in het reservoir van de rheometer het volgende aangenomen: Het stromingspatroon in het reservoir van een rheometer kent alleen een snelheidskomponent in de stromingsrichting en geen snelheidskomponent in de richting daar loodrecht op. Bovendien vindt er geen oriëntatie en/of rek plaats, omdat de stroomsnelheid in het reservoir ten opzichte van de snelheid in het capillair zeer klein is. Het polymeer stroomt ongeordend het capillair binnen. Uit onderzoek dat al is verricht naar het stromingsgedrag in het reservoir is echter gebleken dat in het reservoir een ander stromingsverloop plaats vindt. Dit andere stromingsverloop veroorzaakt een onbekende deformatie van het polymeer, waardoor de viscositeit die gemeten wordt, de viscositeit is van een polymeer met een onbekende deformatiegeschiedenis. Maar hoe het stromingsgedrag in het reservoir werkelijk is, is onbekend, omdat er slechts weinig onderzoek verricht is naar het stromingsgedrag in het reservoir. Daarom is in dit onderzoek getracht meer te weten te komen over het werkelijke stromingsgedrag van polymeren in het reservoir van een capillair rheometer. Er is bij de twee polymeren polystyreen en acrylonitril-butadieen-styreen onderzocht hoe het stromingsgedrag in het reservoir is als funktie van de verplaatsing en als funktie van de af schuif snelheid. Alvorens deze stromingsexperimenten zijn uitgevoerd, zijn de beide polymeren eerst gekarakteriseerd. Daarbij is vooral onderzocht wat de viscositeit als funktie van de af schuif snelheid is. Dit is gebeurd in een dynamische en in een stationaire af schuif stroming. Uit deze resultaten die gebruikt zijn voor de stromingsexperimenten is gebleken dat in het af schuif snelheidgebied waar de experimenten worden uitgevoerd, beide materialen zich shear-thinning gedragen. Tevens is onderzocht op welke manier de experimenten moesten worden uitgevoerd, zodat de experimenten reproduceerbaar zouden zijn. Het blijkt dat in de stroming in het reservoir van de capillair rheometer zowel een snelheidskomponent in de stromingsrichting als in de richting daar loodrecht op bestaat. Het stromingsgedrag onder de plunjer veroorzaakt een deformatie die bij toename van de verplaatsing verandert. De vorm van het stromingspatroon in het reservoir is ook een funktie van de af schuif snelheid. De resultaten van de stromingsexperimenten zijn vergeleken met verplaatsingsprofielen die berekend kunnen worden uit een benaderende theoretische berekening van de snelheidsverdeling. De resultaten zijn ook vergeleken met snelheidsprofielen die met behulp van de eindige elementen methode zijn berekend, door oplossing van de differentiaalvergelijking die het stromingsprobleem beschrijft. De experimenten en beide theoretische modelberekeningen blijken goed overeen te komen.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","","","",""
"uuid:7da72360-0569-45b5-8c98-0b2cd7a22206","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7da72360-0569-45b5-8c98-0b2cd7a22206","Numerieke simulatie van wervelafschudding bij bodemribbels met de cloud-in-cell methode","Ris, R.C.","Battjes, J.A. (mentor); Stelling, G.S. (mentor); Booij, N. (mentor)","1992","In het kader van onderzoek naar het mechanisme van het opwoelen van sediment onder golven wordt in dit onderzoek een eerste aanzet gegeven voor een beschrijving van de waterbeweging ter plaatse van een bodemribbel met een deeltjesmodel. Het rapport bevat een overzicht van de theorie die de waterbeweging beschrijft, de Vortex methoden en in het kort wordt ingegaan op de vorm en de afmetingen van een bodemribbel. Enkele trefwoorden zijn: de Poisson-vergelijking, stroomsnelheid, deeltjessnelheid, wervelsterkte, circulatie, puntwervels, Operator Splitting, Random Walk en de Cloud In Cell methode. Om inzicht te krijgen in het mechanisme van de stroming wordt de waterbeweging numeriek gesimuleerd met deeltjes met de Cloud In Cell methode. Met het ontwikkelde numerieke rekenprogramma VORTEX, geschreven in FORTRAN, kunnen op een eenvoudige wijze verschillende situaties worden doorgerekend door de invoerfile VORTEX.INV te wijzigen. Aan een deeltje wordt in dit onderzoek circulatie, die ontstaat door het niet rotatievrij zijn van het snelheidsveld bij de top van de vormvaste bodemribbel, toegekend. Een grafische uitvoer met het programma VORTEX.PLT geeft de kenmerkende wervelstructuren gevormd door de werveldeeltjes te zien, die ontstaan door de overtrekkende stroom over de bodemribbel. De numerieke uitvoer van het rekenprogramma is tot op heden enkel getest door de ontwikkeling en de grootte van de wervelstructuren te vergelijken met uitvoer van soortgelijke situaties ontleend aan de literatuur. De resultaten van de uitgevoerde simulaties komen goed overeen met de resultaten die zijn beschreven in deze literatuur. De grafische uitvoer geeft duidelijk inzicht in de ontwikkeling van de wervelstructuren. Uitgaande van de ervaring die tijdens dit onderzoek IS opgedaan, is het goed mogelijk om het model uit te breiden met sediment-transportformules zodat meer onderzoek kan worden gedaan naar de vorming van bodemribbels en het afschudden van wervels met hoge sedimentconcentraties.","sediment; opwoelen; waterbeweging; bodemribbel; Vortex; Poisson-vergelijking; stroomsnelheid; deeltjessnelheid; wervelsterkte; Cloud in Cell","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Environmental Fluid Dynamics","",""
"uuid:522dd56a-2282-4e09-b879-866d0cec5a8c","http://resolver.tudelft.nl/uuid:522dd56a-2282-4e09-b879-866d0cec5a8c","Wringing van hoge gebouwen","Van Oosterhout, G.P.C.","Blaauwendraad, J. (mentor); Vambersky, J.N.J.A. (mentor); Van Koten, H. (mentor); Mans, D.G. (mentor)","1992","Over wringing van hoge gebouwen is in de Nederiandse bouwwereld weinig bekend. Teneinde een beter begrip te krijgen van het belastingsgeval wringing in hoogbouw is een literatuuronderzoek gehouden. Hieruit volgt, dat er drie categorieën aan te wijzen zijn, waarin de oorzaken liggen. Dit zijn: constructie, aardbeving en wind. De belangrijkste aspecten hieruit voor de Nederlandse praktijk zijn de asymmetrische stabiliteitsvoorziening en de ongelijkmatige winddrukverdeling. Er is gezocht naar een geschikte kwantificering van torsie door wind, die rekening houdt met de gesignaleerde oorzaken van wringing. De gevonden waarden zijn vergeleken met de huidige norm NEN 6702. Het blijkt dan, dat de norm wringing onvoldoende beschrijft voor een aantal typen hoogbouw. Tot slot van het literatuuronderzoek zijn de criteria verzameld waar wringing aan dient te voldoen. Het belang van wringing lijkt hierbij vooral te liggen bij de vergroting van de vervormingen en spanningen in de andere richtingen. Vervolgens is het gedrag van een torsie-gevoelig gebouw onderzocht aan de hand van een case-study. Het betreft een gebouw met een driehoekige plattegrond (een taartpunt) met een kern als stabiliteitsvoorziening. De wringstijfheid van de kem is onderzocht, waarbij op analytische wijze de verzwakkende aanwezigheid van gaten in de kem in rekening is gebracht. Numeriek zijn de resultaten gecontroleerd. Aan de hand van een windtunnelonderzoek is de belasting op het gebouw bepaald, waarbij de aandacht vooral uitgegaan is naar de wringing. Uit dit onderzoek is gebleken, dat NEN 6702 voor dit type gebouw een onderschatting geeft van de torsie, waar op gerekend dient te worden. Tenslotte zijn de stijfheid en stabiliteit gecontroleerd. Bij de stabihteitsberekening is rekening gehouden met de interactie tussen buiging en wringing, die optreedt doordat de kem excentrisch is gesitueerd in de plattegrond. Uit de berekeningen blijkt, dat de kern alleen niet stijf genoeg is. Een geschikte verstijving van het gebouw wordt verkregen door een wand te plaatsen in het smalle deel van de taartpunt.","wringing; stijfheid; torsie; hoogbouw","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Design and Construction","","Structural Mechanics","",""
"uuid:e4cf6aa3-ac75-4879-a34e-72052bfc1eca","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e4cf6aa3-ac75-4879-a34e-72052bfc1eca","A Queuing Model of the DPS 1500 Packet Switching System","Kooijman, F.","Schoute, F. (mentor); Nijhof, J. (mentor); Moolhuijsen, M. (mentor); Van Diemen de Jel, P. (mentor)","1992","This report describes the modelling of an PDS of the DPS 1500 Packet Switching System, with the purpose of incorporating the PDS model into a Datanet 1 model. Datanet 1 is the packet switching network of the Dutch PTT that provides X.25 services to the users.
In contrast with most models of a packet switching exchange used for incorporation into a network model, this model has also investigated the influence of the processing times of packets inside the exchange. The model has used the free RAM memory as an internal parameter, since this parameter is also used in a real PDS to trigger the flow control mechanisms.
An M/G/l queue was fitted to the simulation model of a PDS of the DPS 1500. Fitting and validation was done with the aid of measurement data. This M/G/l queue proved to be a simple but reasonably accurate model for the processing delays in the PDS.
The arrival process to the PDS is modeled as the output of multiple parallel M/G/l servers representing the input lines to the PDS. We have made it plausible by means of simulations that the output process of these parallel servers can be modeled by a Poisson process.
Simulations were also carried out to investigate the effect on the performance of a PDS under certain specific conditions: e.g. the influence of the packet size, interference between virtual circuits, etc.
The window mechanism has been studied in greater detail. Simulations have shown that, because of the window mechanism used in the DPS 1500, the response times of a DTE may have a major effect on the delay time in the PDS. Study of the simulation results enabled us to come up with indications with respect to the setting of the window size related to the speed of a DTE. These directions are summarized in the chapter ’conclusions’.","","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:9d9e0966-a84a-4689-a623-f45a2948a3c6","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9d9e0966-a84a-4689-a623-f45a2948a3c6","Modeling and stochastic simulation of the reactions and absorption of NOx in water","Spoor, M.","Verheijen, P.J.T. (mentor); De Leeuw, V. (mentor)","1992","This work discusses the absorption of NOX in an absorption column. This is of relevance to the production of nitric acid and the fertilizer industry. Non-reacted NOx, released with stack-gases, plays an important role in environmental pollution problems. NOX absorption characterizes itself as a very complex system that is difficult to describe or to model. Up to forty equilibrium reactions exist and describe the system together with some irreversible kinetic reactions. Mass and heat transport limitation plays an important role in this reaction model. This complex model results in a complex simulation of a NOx absorption column. Simulations have been done with a simplified model (only four reactions) and an enhanced model (with eight reactions and two more components). This enhanced model requires extra parameters to describe the physical and chemical properties of the components and reactions that were added to this model. The parameters that were needed in the enhanced model were found in literature, calculated with appropriate correlations, or some had to be guessed. Introducing uncertain parameters to the model meant that uncertainties were added to the results. A method of simulation has been evolved, called stochastic simulation, which enables to translate the uncertainties in model parameters to uncertainties in the results. Several simulations have been done with the flowsheeting program ASPEN PLUS, where different classes of parameters have been varied to study their effects on the results. It is found that uncertainties in reaction parameters are less important then uncertainties in pure component parameters and thermodynamic parameters. If operating parameters are stochastic (like temperatures, pressures and feed compositions) then uncertainties in model parameters have no or little effect, taking realistic estimates for these uncertainties. In this thesis the modeling of NOx absorption and the concept of stochastic simulation is discussed. It is found that stochastic simulation is a useful tool in chemical process engineering. Also, recommendations are made to enhance the simulation model of NOx absorption. A good knowledge of the model and its uncertainties gives the possibility to optimize absorption column performance and design.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","DelftChemTech","","Process Systems Engineering","",""
"uuid:9517c4b5-8197-43a9-a939-dcc4478cc4f1","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9517c4b5-8197-43a9-a939-dcc4478cc4f1","Multipath detection aspects on GPS signals","de Vos, A.J.","van Willigen, D. (mentor); Coenen, A.J.R.M. (mentor)","1992","The satellites of the Global Positioning System (GPS) are in an orbit of 20,000 km above the earth. The signal path from satellite to receiver is approximately the same for a large area on the earth. This means that errors due to atmospheric and ionospheric delays, ephemeris errors and errors due to selective availability are correlated over a large area. This correlation is used by Differential GPS (DGPS). A DGPS reference station of which the position is exactly known, determines the errors and sends the range correction to the DGPS user…","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:0c28187d-4e30-49b8-8dd7-ef69eb8312a8","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0c28187d-4e30-49b8-8dd7-ef69eb8312a8","The routing protocol for the connectionless service on an ATM/DQDB internetwork","Reijnierse, A.A.L.","Schoute, F.C. (mentor); Nijhof, J.A.M. (mentor)","1992","In the near future a new network will be introduced: Broadband Integrated Services Digital Network (B-ISDN). This network will provide users with a multitude of services integrated on only one end point at the customer premises. These services may be: video services; CD-quality audio; video conferencing; high speed data transmission and of course improvements of the plain old telephone services (POTS). In order to facilitate the introduction of the B-ISDN architecture a subset of its services will be provided by existing Metropolitan Area Networks like the one developed by the Institute of Electrical and Electronics Engineers, the Distributed Queue Dual Bus (DQDB)...","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrotechniek","","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","",""
"uuid:e6dd5437-d975-4e74-9cb6-ea3d56160c48","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e6dd5437-d975-4e74-9cb6-ea3d56160c48","Performance Analysis of a Hybrid ISMA/CDMA Protocol for Indoor Wireless Communication","van Roosmalen, H.R.R.","Arnbak, J.C. (mentor); Prasad, R. (mentor); Nijhof, J.A.M. (mentor); Vandendorpe, L. (mentor)","1992","The hostile transmission medium encountered in Indoor: Wireless Communications (IWC) requires the use of special communication protocols. In this report we investigate a combination of the Inhibit Sense Multiple Access (ISMA) and Code Division Multiple Access (CDMA) protocols. The ISMA protocol limits the number of simultaneous accesses to the transmission channel and the CDMA protocol improves the packet survival chance. With CDMA each bit is transmitted using several code bits, giving each signal has its own, easy to recognize, signature. Coding spreads the signal over a large transmission bandwidth, which makes it particularly resistant to fading and multipath propagation, two key factors which degrade network performance…","","","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:5567514f-7509-4747-b9ae-d97a554030be","http://resolver.tudelft.nl/uuid:5567514f-7509-4747-b9ae-d97a554030be","Modelvormimg van de Gascyclus van een Closed Cycle Dieselmotor","Schasfoort, M.G.J.","","1992","De gascyclus in het Closed Cycle Dieselmotorsysteem betreft dat gedeelte van het systeem waarin de gasstroom circuleert. In de gascyclus vindt een behandeling plaats van de door de motor uitgelaten gassen, die het mogelijk maakt dat deze weer als inlaatgassen aan de motor kunnen warden toegevoerd. Achtereenvolgens worden de uitlaatgassen gekoeld d.m.v. spraykoeling, gereinigd in een absorber en tenslotte door het toevoegen van zuurstof en argon ook qua samenstelling weer op inlaatconditie gebracht...","","nl","master thesis","","","","","","","","2012-12-31","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Marine and Transport Technology","","Ship Design, Production and Operation","",""
"uuid:518fff7f-3b38-4091-9127-79fe8ff7bfca","http://resolver.tudelft.nl/uuid:518fff7f-3b38-4091-9127-79fe8ff7bfca","Het gloeien van TiN lagen afgezet met Chemical Vapour Deposition op Mo en MgO: Met behulp van Röntgendiffractie waargenomen veranderingen na verschillende gloeibehandelingen","Meijers, S.D.","Becht, J.G.M. (mentor); Delhez, R. (mentor)","1992","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:f07ac7a2-c239-4868-b6b8-2aada2498bbe","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f07ac7a2-c239-4868-b6b8-2aada2498bbe","De invloed van actieve beschermgastoevoegingen op de lasbadvorm tijdens het TIG lassen van roestvast staal","Holt, M.","Den Ouden, G. (mentor); Luijendijk, T. (mentor)","1992","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:827ea572-d147-45c5-8b9f-ef00ba97faa4","http://resolver.tudelft.nl/uuid:827ea572-d147-45c5-8b9f-ef00ba97faa4","Bepaling van de scheurweerstandskromme van FE-510Nb bij verschillende temperaturen","Bholanath, R.","","1992","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:ba7057be-3335-4966-946a-5d90b9868523","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ba7057be-3335-4966-946a-5d90b9868523","Coherent GPS receiver employing digital matched filter for fast acquisition in urban areas","Knottenbelt, D.A.","Van Nee, D.J.R. (mentor); Coenen, A.J.R.M. (mentor)","1992","Na een inventarisatie van de problemen bij het gebruik van het sateliet navigatiesysteem GPS in stedelijke omgeving, wordt een nieuw ontvangerprincipe voorgesteld dat vrijwel optimaal gebruik maakt van de beschikbare signalen doordat geen tijdrovende acquisitieprocedure en trackinglussen nodig zijn.","","","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:b24cba82-5037-4594-8262-984d0d16f20f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b24cba82-5037-4594-8262-984d0d16f20f","In-situ vezelvorming in thermoplast/LCP mengsels: Literatuur scriptie","Denys, K.F.J.","","1992","Deze literatuurscriptie gaat over thermoplast/LCP mengsels en in het bijzonder over hun gedrag t.a.v. vezelvorming. Een LCP kan immers bij juiste verwerking vezels vormen in een thermoplast en zodoende een versterking opleveren. Naast vezelvorming kan een verbetering van de verwerkbaarheid van de thermoplast ook een doel op zicb zijn daar inmengen van een LCP vaak een verlaging van de viscositeit tot gevolg heeft. Hoofdstuk 1 is een algemene inleiding op bet onderwerp van deze scriptie en beschrijft ondermeer enkele technieken waarmee men thermoplastische polymeren kan versterken. Hoofdstuk 2 gaat over de vloeibaar kristallijne polymeren (LCP's). Hierin wordt een omschrijving gegeven van bun molecuulstructuur, de ordening in de smelt en hun rheologiscb gedrag. Ook komen enkele specifieke eigenschappen en toepassingen aan bod. In hoofdstuk 3 wordt bet deformatie- en opbreekgedrag behandeld welke in combinatie met het relaxatiegedrag de morfologie van een (op segmentele schaal onmengbaar) polymeermengsel bepaald. Hierbij wordt met name aandacht geschonken aan factoren die de van invloed zijn op de vezelvorming in thermoplast/LCP mengsels. Hoofdstuk 4 bevat een overzicht van bet tot op heden verrichtte onderzoek aan specifieke tbermoplast/LCP mengsels. Mengsels van LCP met resp. PC, PS, PA, PET en PP komen hierbij uitgebreid aan bod. Een goede vezelmorfologie kan al bij lage concentraties LCP verkregen worden in PS. Als gevolg van een hoge grensvlakspanning kan het proces van deformeren en opbreken zich een aantal maal herhalen waardoor men lange, dunne vezels kan verkrijgen. Mengsels van LCP met resp. PC, PET en PA hebben waarschijnlijk een lagere grensvlakspanning met als gevolg dat vezelvorming moeilijker te bewerkstelligen is. Opbreken duurt immers langer en resulteert veelal in een stabilisatie van bet deformatieproces. Een vezelmorfologie kan meestal pas bij hogere LCP concentraties (boven de 20 gew. %) verkregen worden. De gevonden versterking van thermoplasten door mengen met lage concentraties aan LCP's blijkt over het algemeen niet spectaculair wanneer deze vergeleken wordt met de vaste vezelversterking. Dit is een gevolg van de over het algemeen lage mate van interactie tussen thermoplasten en LCP's. De lage mate van interactie lijkt vooral uitgesproken bij systemen met een hoge grensvlakspanning (PS en ook PES en PEEK) en kan resulteren in een grote brosheid. Het gebruik van compatibilizers of het toepassen van een overeenkomstige component in de LCP (bijv. mengsels van PET met HBA/PET) kan de mate van interactie tussen de fasen vergroten. Dit heeft echter als nadeel dat de grensvlakspanning verlaagd wordt waardoor de vezelvorming weer in het gedrang kan komen.","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","",""
"uuid:57371378-037d-4565-ba43-836a739e8123","http://resolver.tudelft.nl/uuid:57371378-037d-4565-ba43-836a739e8123","Critical flow models of one-and two-phase compressible fluids","Couwenberg, J.P.A.","de Swaan Arons, J. (mentor); de Graauw, J. (mentor)","1992","In this essay the description of the critical flow of one- and two-phase (one component) mixtures through different types of flow ducts will be discussed. The essay is an introduction into a graduation project, at the Delft University of Technology, aiming to describe the flow phenomena and modelling of venting processes through pressure relief valves…","","; en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Technology and Material Science","","Applied Thermodynamics and Phase Equilibria","",""
"uuid:41601bba-3421-48b4-9b63-5b60f47f719c","http://resolver.tudelft.nl/uuid:41601bba-3421-48b4-9b63-5b60f47f719c","Golfdoordringing in een haven","De Lange, P.H.M.","Battjes, J.A. (mentor); Booij, N. (mentor); Holthuijsen, L.H. (mentor); Kostense, J.K. (mentor)","1992","Het doel van dit onderzoek is de invloed te onderzoeken van refractie en diffractie bij zowel langkammige als kortkammige golven bij een haven(-ingang). Dit onderzoek concentreert zich op de invloed van golfvoortplanting nabij een haveningang op golfbeweging in een erachter gelegen havengebied. Er wordt gekeken naar de invloeden van refractie, diffractie, richtingsspreiding en reflecties, en in hoeverre verwaarlozing van deze fysische verschijnselen al of niet acceptabel is. Richtingsspectra met verschillende hoofdrichtingen en energieverdelingen worden doorgerekend. De resultaten in de haven worden vergeleken. Als eerste wordt een sterk geschematiseerde haven(-ingang) genomen, daarna een meer complete haven.","diffraction; harbour tranquility; wave penetration","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:fbf4c96d-45d9-4996-9e6a-c139899319ac","http://resolver.tudelft.nl/uuid:fbf4c96d-45d9-4996-9e6a-c139899319ac","The Physical Properties of Lactic Acid and Derivatives: A literature review","van Lieshout, G.P.","","1992","Lactic acid is an important chemical, used in food-technology, medicine and cosmetics. It’s 2-hydroxypropionic acid. This paper deals with the physical properties of lactic acid and it’s derivatives. There’s not much known about the physical properties of pure lactic acid, because lactic acid appears mainly in the form of aqueous solutions. When physical properties of these solutions have been estimated one should consider that lactic acid in solution undergoes intermolecular esterification spontaneously, resulting after some time in an equilibrium solution containing, lactic acid, lactoyllactic acid, poly lactic acid and a very little dilactide. When it’s not mentioned whether intermolecular esters are present in lactic acid solutions, physical properties of these solutions are not that reliable. Also physical properties of lactic with other solvents than water are considered, like distribution coefficients, ternary phase diagrams and critical solution temperatures. The optical activity of lactic acid doesn’t have any influence on the physical properties, except the melting point. Racemic lactic acid has a lower melting point than optical active lactic acid, 25-27°C and 52.7-52.8°C respectively. Also the physical properties of the intermolecular esters and some derivatives are described. Not much is known about these esters. More is known about some common esters of lactic acid, like alkyl lactates. The physical properties of alkali and ammonium lactates, salts of lactic acid, are mentioned shortly. Some short articles deal with spectra of lactic acid. Here ultraviolet, infrared and microwave spectra are briefly discussed. Most of the data presented were published more than 40 years ago, one article was even published in 1894. Unfortunately there aren’t any recent articles about physical properties of lactic acid and derivatives.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Engineering and of Materials Science","","Applied Thermodynamics and Phase Behaviour","",""
"uuid:90481d1e-3f2e-482c-9b4d-71be89998481","http://resolver.tudelft.nl/uuid:90481d1e-3f2e-482c-9b4d-71be89998481","Een zerostuffing interpolatiemethode voor detectie van multipath bij GPS: Taakverslag","Weitzel, G.H.A.","van Willigen, D. (mentor); Coenen, A.J.R.M. (mentor)","1992","Er wordt een interpolatiemethode geïntroduceerd, die het mogelijk maakt in een zo vroeg mogelijk stadium multipath problemen bij GPS plaatsbepaling te detecteren en eventueel te corrigeren. Er wordt ingegaan op de interpolatiemethode zoals voorgesteld door Coenen en de Vos [1], die gebruik maakt van zerostuffing, en op de voorwaarde dat het signaaldeel periodiek moet zijn om de methode toe te kunnen passen. Vervolgens worden er twee technieken beschreven die fouten reduceren, wanneer het signaaldeel niet periodiek is.","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrotechniek","","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","",""
"uuid:9d37dedf-c49d-4281-b316-30550f167849","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9d37dedf-c49d-4281-b316-30550f167849","Signature Verification applying Hidden Markov Models: Task report","Widjaja, B.K.","Arnbak, J.C. (mentor); Prasad, R. (mentor); Yang, L. (mentor)","1992","In this investigation, Hidden Markov Models are applied to signature verification. The investigation includes optimizing HMM parameters for signatures and finding appropriate features for describing signatures. A signature verification system is proposed on the investigation with which a mean average error rate of 3.05% was achieved, contributed by a false acceptance rate of 2.07% and a false rejection rate of 4.03%.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:131ba7c5-1535-47f4-a744-ec4186fbc9d3","http://resolver.tudelft.nl/uuid:131ba7c5-1535-47f4-a744-ec4186fbc9d3","Uitlevering van zand: Bepaling van de relatieve dichtheid","Veldhuis, A.","D' Angremond, K. (mentor); Lubking, P. (mentor); Van Helden, G.L.M. (mentor)","1992","Als gevolg van ontgraven, transporteren en verwerken van zand treden volumeveranderingen op. Om deze volumeveranderingen te kunnen berekenen moet de dichtheid in verschillende situaties bekend zijn. Over de situatie 'de dichtheid van zand net nadat het op een vrachtwagen geladen is' is nog erg weinig bekend. Vandaar dat deze situatie met een modelproef is onderzocht. Deze modelproef is uitgevoerd met verschillende zandsoorten en bij verschillende vochtgehaltes, zodat een verband is afgeleid voor de zandsoort, het vochtgehalte en de optredende dichtheid. Uit de proefresultaten kan geconcludeerd worden dat als er weinig water aan droog zand wordt toegevoegd dat dan het zand een lagere dichtheid kan bezitten dan de meest losse dichtheid die bij droog zand gevonden wordt. Bovendien geldt dat tussen 4 en 10% vochtgehalte de dichtheid onafhankelijk van het vochtgehalte is. De situatie 'de dichtheid van zand in het beun' is tevens onderzocht, omdat uit recent onderzoek is gebleken dat deze dichtheid soms veel hoger ligt dan 1950 kg/m3; de waarde die voor deze situatie vaak gehanteerd wordt. In dit verband is een dichtheidsmeting aan boord van een hopperzuiger uitgevoerd. Uit deze dichtheidsmeting volgt een waarde voor de dichtheid van 2070 kg/m3 . Deze meting bevestigt dus eerdere onderzoeken.","relative densitiy; packing density; sand","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:79263127-3a22-4126-942d-edfb9eebabb2","http://resolver.tudelft.nl/uuid:79263127-3a22-4126-942d-edfb9eebabb2","Exergy analysis for the comparison of processes: Case-study methanol","Stougie, L.","de Swaan Arons, J. (mentor); Dijkema, G.P.J. (mentor)","1992","Lately much attention is paid to exergy analyses, but what are the prospects of these analyses? The primary incentive of this study was to find out whether exergy analyses should be used for the comparison and evaluation of processes. Hereto, a method based on the principle of exergy, has been developed. This method has been used to analyse and compare two methanol processes: the common ICI low pressure methanol process and the more recently developed Leading Concept Methanol (LCM) process, also by ICI. The intermediate production of synthesis gas in the first process takes place by steam reforming of methane, while the LCM process also employs partial oxidation with pure oxygen. The method developed determines the internal exergy losses (consumptions due to a process that takes place) and the external losses (exergy contained in heat or mass. Streams emitted to the environment). The internal exergy losses have been determined without taking into account the exergy values of a mass stream and thus without considering a reference environment. The external exergy losses have been determined by approximating the exergy values of mass streams. The use of a reference environment has been avoided because there is no universal reference environment and to avoid the complicated calculations necessary for the determination of the exergy values of mass streams. Another aspect of the method is that the whole process starting from raw materials available on earth has been analysed, which means that for the LCM process also an oxygen plant was considered. From the analyses and comparison, the LCM process has indeed been improved where exergy analysis indicated that most of the exergy is lost in the ICI low pressure methanol process, namely the reformer. According to the results of the energy analyses the purification section instead of the reformer should be improved. The exergy loss decreased from 9.76 to 6.65 MJ per kg of methanol for the LCM process. Also a decrease in the amount of energy wasted could be noticed from 9.75 to 8.00 MJ per kg methanol for the LCM process. Comparison of these processes with an 'ideal' methanol process demonstrated that about 60 respectively 40 per cent of the calculated exergy losses could be avoided for the ICI low pressure methanol process and the LCM process. It also appeared that synthesis gas could better be produced by a combination of steam reforming and partial oxidation than just by steam reforming. Exergy analysis results in other places where improvements could best be made than energy analysis and can, in contrast with energy analysis, be used for the evaluation of the reactions taking place in a process by determining internal exergy losses. Therefore it is recommended to apply exergy analysis for the comparison and evaluation of processes.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Technology and Materials Science","","Applied Thermodynamics and Phase Equilibria","",""
"uuid:f57a5031-e996-43f0-9625-db3855ec87fd","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f57a5031-e996-43f0-9625-db3855ec87fd","Opwekking van laagfrequente golven","Andorka Gal, J.H.","Battjes, J.A. (mentor); Van Leeuwen, P.J. (mentor)","1992","In de kustzone komen naast de zichtbare oppervlakte watergolven ook golven met een veel lagere frequentie voor, die met het oog minder goed waarneembaar zijn. Dit komt omdat deze golven lager zijn, minder frequent voorkomen en niet breken. Deze laagfrequente golven blijken een relatie te hebben met de korte golven, en zijn belangrijk voor verschillende processen die zich voordoen in de kustzone, zoals sedimenttransporten en resonanties. Voor het bestuderen van deze processen wordt modelonderzoek verricht. De tot nu toe gebruikte methode voor de aansturing van het golfschot, waarmee laagfrequente golven kunnen worden opgewekt, is erg rekenintensief. Daarom is door P.J. van Leeuwen (TU Delft) en G. Klopman (Delft Hydraulics) een nieuwe theorie ontwikkeld, waarmee eenvoudiger en sneller stuursignalen kunnen worden gegenereerd voor het opwekken van laagfrequente golven. Dit rapport beschrijft de experimenten die uitgevoerd zijn voor de verifikatie van deze nieuwe theorie. In hoofdstuk 1 en 2 staat vermeld wat onder laagfrequente golven wordt verstaan, en in hoofdstuk 3 hoe ze met gebruikmaking van de nieuwe theorie kunnen worden opgewekt. De experimentele opstelling in het laboratorium wordt weergegeven in hoofdstuk 4 en hoofdstuk 5 beschrijft de experimenten. Hoofdstuk 6 geeft de methode van gegevensverwerking weer, en tenslotte worden in hoofdstuk 7 de resultaten vermeld. Uit deze resultaten kan gekonkludeerd worden dat de nieuwe theorie voldoet.","golven; laagfrequentie; golfschot; stuursignalen","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Vloeistofmechanica","",""
"uuid:2dd4052e-4cef-431d-bef0-56296e895bc3","http://resolver.tudelft.nl/uuid:2dd4052e-4cef-431d-bef0-56296e895bc3","Vloeibaar kristallijne polymeren Ultrax KR 4002 en KR 4003: ""Een verkennend onderzoek""","Breur, Rik; Westerweele, Ed","Beekmans, F. (mentor)","1992","","","nl","bachelor thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","","","",""
"uuid:978dd80e-420a-4a33-9342-3f9eec56c80c","http://resolver.tudelft.nl/uuid:978dd80e-420a-4a33-9342-3f9eec56c80c","Liquid-liquid-vapour phase equilibria in the system methane + ethane + eicosane: Retrograde behaviour of the heavy liquid phase (Master thesis + appendices)","Smits, P.J.","de Loos, W. (mentor); Gregorowicz, J. (mentor); de Swaan Arons, J. (mentor)","1992","Liquid-liquid-vapour equilibrium experiments were conducted with model reservoir fluids comprising the ternary system methane + ethane + eicosane, with special emphasis on the phenomenon of retrograde condensation of the second heavier liquid phase L1 in the presence of a vapour phase V and a lighter liquid phase L1. P,Tsections for mixtures of constant composition were determined according to the synthetic method for several constant molar ratios of ethane and eicosane and for different mole fractions of methane. The temperature range investigated was 290-307 K and the pressure range 5.0-6.4 MPa. The three phase L1L2V areas were found at lower temperatures in comparison with the locations of the three phase curve of the binary subsystem ethane + eicosane, as was expected. Some of the ternary mixtures studied were found to exhibit retrograde condensation of the heavier liquid phase over a narrow range of temperature and concentration of eicosane. The experimental phase boundary data were modelled with the Peng-Robinson equation of state, using two binary interaction parameters per binary, in combination with a three phase flash routine. Retrograde condensation of the heavier liquid phase can not be predicted in the composition range investigated using this calculation procedure. The agreement between the locations and the shapes of the experimentally determined and the calculated three phase areas is qualitative. A slight improvement in the agreement between the experimental data and the calculations is observed in comparison with the same calculation procedure using only one binary interaction parameter per binary.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Engineering and Materials Science","","Applied Thermodynamics and Phase Equilibria","",""
"uuid:d8f4a8f6-2566-4c74-a868-21c8813a9659","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d8f4a8f6-2566-4c74-a868-21c8813a9659","Resource allocation for Virtual Private Networks in B-ISDN","Klomp, F.J.P.","Schoute, F.C. (mentor); Tohme, S. (mentor)","1992","Virtual Private Networks (VPNs) are a major growth market in present-day telecommunication networks. Moreover, provision of a VPN service in the future Broadband Integrated Services Digital Network (B-ISDN) is seen as a pre-requisite to successful B-ISDN deployment. Hence the need to investigate how such a service could be provided; this report contains a preliminary answer. In the first part of the study we formulate an answer to: ""What are the choices for implementing a VPN service in B-ISDN?"" ""What are the issues that arise?"" The resulting catalogue of choices and issues is rather impressive. Consequently, it is also far too large to expect full resolution within the time scale of a diploma thesis. Therefore, we next identify the major issue and place it central to the second part of the study: ""How should the B-ISDN resources be allocated so as to efficiently and effectively support the VPN service along with all other services?"" In reply to this question we propose four resource allocation approaches. The approaches are subjected to a thorough : ""Qualitative evaluation and comparison"" from which we conclude that the approaches add up to a complete solution to the resource allocation issue. Quantitative evaluation calls for simulation, and the necessary tools have been developed using the QNAP2 simulation package. The limited time, however, has prevented the simulations from giving any noteworthy results.","","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:e0763eae-6255-4d16-b7eb-0fc73a90f467","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e0763eae-6255-4d16-b7eb-0fc73a90f467","A wireless office communication system for constant and variable bandwidth demand traffic","van Vliet, E.J.M.","Prasad, R. (mentor); Nijhof, J.A.M. (mentor)","1992","This report discusses a detailed qualitative study of a Wireless Office Communication System. The system is built up of separate groups. Each group consists of a base station and two types of users, viz (i) one with constant bandwidth demand requirement and (ii) other with variable bandwidth demand requirement. A new proposed Circuit Reservation Multiple Access method is used to transport data over a group radio link. Communication between base stations of different groups is possible over a Distribute Queue Dual Bus backbone network.","","","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic-Control Systems Group","",""
"uuid:fdca928c-a9d2-4ace-9057-179c88eee782","http://resolver.tudelft.nl/uuid:fdca928c-a9d2-4ace-9057-179c88eee782","Comparative study of hybrid direct sequence / slow frequency hopping, direct sequence and slow frequency hopping wireless communication systems with DPSK modulation in an indoor Rician fading environment for one resolvable path: Task report","Rooimans, R.G.A.","Vandendorpe, L. (mentor); Prasad, R. (mentor)","1992","A comparative study of direct sequence, slow frequency hopping and hybrid direct sequence/slow frequency hopping spread spectrum systems with DPSK modulation and diversity in an indoor wireless environment is presented in this report. Performances will be assessed by means of bit error probability and outage probability computation with the restriction of one resolvable path. The computation is done for a star-connected multiple access radio network. Furthermore, the influence of three types of forward error correction codes, namely the (7,4 Hamming code), the (15,7) BCH code and the (23,12) Golay code, on the performance is studied.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:dc0c2dfa-a33e-4232-8cd5-4afcce0f337c","http://resolver.tudelft.nl/uuid:dc0c2dfa-a33e-4232-8cd5-4afcce0f337c","A New Approach to Water Management in Direct Tidal Swamps with Acid Sulphate Soils","Raak, M.J.","Brouwer, R. (mentor); Segeren, W. (mentor)","1992","This report concerning the development of a new water management system in direct tidal swamps with acid sulphate soils with the Pulau Petal area in South Kalimantan as an example. The most important characteristic of acid sulphate soils is that the soil contains the mineral pyrite that oxidizes when the soil is aerated and produces sulphuric acid. To prevent the soil from acidification it must be kept waterlogged and if this fails or acid or toxic elements are already present they must be leached out, which requires large amounts of water. The state of the art of lowland development in Indonesia and the formation, ripening and classification of acid sulphate soils are discussed briefly.In relation to this alternative reclamation strategies are laid out. The Pulau Petak area is an island formed by the rivers Barito, Pulau Petak and Kapuas and the Java sea and is a lowland area with acid sulphate soils. Existing research programs in this area are used to picture the general situation. Data on tidal movements in the area are scarce and had to be calculated. Transmissivities are extremely high varying from 90 to 600 m^/day. After these general chapters the study focuses on the particular boundary conditions of the area with direct tidal influence i.e. gravity irrigation is possible at least during springtide and drainage is always possible.This lead to the objective to design a new water management system that provides the irrigation and drainage facilities for one local rice variety per year with the restrictions that drainage water must not be reused for irrigation as it can be acid and interflow of acid ground water must be intercepted. The new water management system will have a completely separated irrigation and drainage system where a one-way-flow is induced by installing an inlet sluice at the entrance of the secondary irrigation canal that closes when the flow direction reverses and an outlet sluice which allows only water to flow out is installed in the secondary drainage canal. The water level in the irrigation canal will be kept as high as possible and the water level in the drainage canal will be as low as possible. The strategy on tertiary level during the cropping (wet) season is to supply water for the plant and if possible to leach the soil. If a shortage of irrigation water to fulfil the needs for both these practices occurs the water level in the tertiary drain is set up to reduce the leaching component. In the dry season the water level in the tertiary drain is set in order to keep the soil water logged and irrigation is only applied when the water table tends to drop below the soil surface. There is an intermediate period of a month that proceeds the cropping season where the objective is to maximize the leaching flow within the boundary condition that the soil stays water logged. From a control point of view the above can be translated in an open irrigation system to minimize the headless and upstream control water level regulators in the tertiary drain that can maintain two setpoints. For this purpose a Vlugter gate was modified in such a way that a switch can be made in the setpoint that is maintained by increasing or decreasing the counterweight. The design of this gate and the size of the counter weight that should be added to switch from the low to the high setpoint are given. Finally a feasibility study of the project was executed where the internal rate of return was used as indicator of feasibility . With a project lifetime of 40 years and a construction time of two years the internal rate of return appeared to be 15 %. The construction costs per net arable hectare have a present value of $1771. Conclusion is that it appears to be a feasible project and should therefor be carried out. In similar areas the system could be used to reclaim new lands. Further study into the quality of the irrigation water in the dry season is recommended in order to investigate the potential for growing two crops per year,and an analysis of the effects of the counter weight adjustments on the gate behaviour of the modified Vlugter gate is advisable.","acid soil; Indonesia; sulphate soil","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Watermanagement","","","",""
"uuid:92de2aff-b9ba-4062-a40f-2479edcd4e0b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:92de2aff-b9ba-4062-a40f-2479edcd4e0b","The influence of the α-hydroxy group on the thermodynamical behaviour of lactic acid","van Lieshout, G.P.","van Breugel, J. (mentor); de Loos, W. (mentor); de Swaan Arons, J. (mentor)","1992","Lactic acid, 2-hydroxypropionic acid, is thermodynamically hard to characterize. Group contribution methods, for example the UNIFAC method, fail in the prediction of thermodynamic properties. The reason for this is the influence of the α-hydroxy group in combination with the carboxylic group....","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Applied Thermodynamics and Phase Behaviour","","","",""
"uuid:7cc5ea2b-ce24-40a2-b01a-b8a747814e5a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7cc5ea2b-ce24-40a2-b01a-b8a747814e5a","Gulf of Khambat: Closure and tidal power station","Jansen, P.L.M.; Vreeburg, I.C.","Van Duivendijk, J. (mentor)","1992","The Gulf of Khambat in India is an estuary with an extremely large tidal range which in average circumstances varies between approximately 4.5 m for a neap-tide and 8.5 m. f or an average spring-tide. This large tidal difference goes hand in hand with a tidal flow in the range of 6 to 11 * 109 m3 per tidal cycle. Due to these features the Gulf of Khambat has a large potential for tidal power energy. In the areas surrounding the Gulf of Khambat there is a need for fresh irrigation water. Three rivers discharge in the Gulf, of which only the Narmada discharge is of significant importance when we speak about an irrigation project. In order to use this water it will have to be stored. Therefore a large basin is required. The aspects above lead to the proposal to construct a tidal power station in the Gulf of Khambat , possibly combined with fresh -water storage for irrigation purposes. In this report only the combination of the two goals is discussed. An advantage of this development scheme is that the energy produced in times the demand for electricity is low, can be used to transport irrigation water to the areas where it is needed. The choice for this scheme implies the construction of two separate basins, one for fresh-water storage and a tidal basin used for the energy production. Somewhere in the entrance of the Gulf of Khambat a closure dam will have to be constructed.","hydropower; tidal energy; closure works; estuary closure","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:a91eba12-46e2-4069-9327-034c520f60d9","http://resolver.tudelft.nl/uuid:a91eba12-46e2-4069-9327-034c520f60d9","Reologische eigenschappen van Ultrax","Hoedemaker, Marije; Spaan, Patrick","Beekmans, F. (mentor)","1992","In dit verslag worden enkele ondersteunende onderzoeken van het promotieonderzoek van F. Beekmans beschreven. Er is gekeken naar enkele reologische eigenschappen van het vloeibaar kristallijne polymeer Ultrax. De experimenten zijn uitgevoerd met behulp van een capillair viscosimeter. Aangetoond is dat drukmeters nauwelijks invloed hebben op de ligging van de vloeicurven van dit materiaal (In een vloeicurve staat de viscositeit uitgezet tegen de afschuifsnelheid. Een vloeicurve is dus een maat voor het reologische gedrag.) Er is een duidelijk verband gevonden tussen de ligging van de vloeicurven en de droogtoestand van het materiaal Tijdens metingen bij langdurig verblijf van de stof in de barrel blijkt de viscositeit toe te nemen. Deze invloed van de tijd is in een grafiek uitgezet De invloed van de temperatuur is bepaald met metingen bij 310°C, 320°C en 330°C. Dit gaf bij 310°C een onverwachte onevenredige toename van de viscositeit De invloed van de rabinowitschcorrectie is onderzocht, deze is verwaarloosbaar gebleken. De met de computer berekende rabinowitschcorrectie kan vreemde resultaten opleveren als gevolg van een verkeerde aanname. Er is geprobeerd Ultrax op te lossen en uit deze oplossing een Ultrax-filmpje aan de brengen op de een glasplaatje. De structuur van dit laagje werd optisch onderzocht Het oplossen lukte erg goed, het aangebrachte laagje voldeed nog niet aan de verwachtingen.","","nl","bachelor thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","","","",""
"uuid:5cd735da-c9e5-4ee8-90f5-79e11210b33d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:5cd735da-c9e5-4ee8-90f5-79e11210b33d","The modelling of phase equilibria of microemulsions: Application of the model proposed by Safran - A Literature Review","Smits, Peter Jan","de Loos, Th.W. (mentor); de Swaan Arons, J. (mentor)","1992","Several thermodynamic models have been developed for the description of the phase behaviour of micellar solutions. These micellar solutions or microemulsions are encountered in many chemical engineering applications and especially in the field of enhanced oil recovery where an aqueous surfactant solution is injected into an oil reservoir in order to form thermodynamically stable microemulsions. In these microemulsions the interfacial tensions between the oil/water/surfactant phases are very low and the displacement efficiency is increased significantly....","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Applied Thermodynamics and Phase Equilibria","","","",""
"uuid:ba47e806-cbf6-41ea-9541-58b663233f81","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ba47e806-cbf6-41ea-9541-58b663233f81","Ontwikkeling van een prototype storings-diagnosesysteem voor compressor-koelinstallaties","Grimmelius, H.T.","Klein Woud, J. (mentor); van Herwerden, H (mentor)","1992","","","nl","master thesis","","","","","","","","2012-12-31","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Marine and Transport Technology","","Ship Design, Production and Operation","",""
"uuid:f412073a-1cf4-42a0-85be-232178bd5a1a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f412073a-1cf4-42a0-85be-232178bd5a1a","De rekentijd van verschillende transformatiemethoden voor lusdetectorsignalen","Veldkamp, W.J.H.","van Willigen, D. (mentor); Reijmers, J.J. (mentor)","1992","Vanwege de behoefte het steeds drukker wordende verkeer met electronische hulpmiddelen te begeleiden zijn ook in Nederland op een aantal wegen signaleringssystemen in gebruik genomen. Men hoopt zo de wegen efficiënter te kunnen gebruiken en de verkeersveiligheid te vergroten. Bij het laboratorium voor verkeersbegeleidingssystemen is in dat kader al geruime tijd een Automatisch Incident Detectie (AID) systeem in ontwikkeling, met drie meetpunten op rijksweg A13. De metingen worden verricht m.b.v. lusdetectoren. Als een voertuig een lus passeert dan wordt de zogenaamde handtekening, de verstemming van de lus, gemeten. Zo’n handtekening is karakteristiek voor een voertuig. Door nu een bepaalde transformatie op de handtekening uit te voeren, kan men met de verkregen resultaten voertuigen sneller trachten te herkennen. Als dat namelijk mogelijk is kan elk voertuig individueel gevolgd worden waardoor sneller en nauwkeuriger een incident gedetecteerd kan worden.","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrotechniek","","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","",""
"uuid:aff53cdc-33d4-4814-9e26-e3227473dacd","http://resolver.tudelft.nl/uuid:aff53cdc-33d4-4814-9e26-e3227473dacd","Een efficiënte berekening van de multidimensionale binomiale verdeling","van de Vlag, H.A.B.","Schoute, F.C. (mentor); Awater, G.A. (mentor)","1992","Bij bet modelleren van ATM-verkeer met bebulp van AAN-UIT bronnen ontstaat een multidimensionale binomiale verdeling. Deze kansverdeling (of een deel ervan) moet berekend worden om bijvoorbeeld blokkeringskansen te bepalen. Als de verdeling ingewikkeld wordt, is een snel en nauwkeurig berekeningsalgoritme noodzakelijk, zeker als de bescbikbare berekeningstijd kort is, bijvoorbeeld bij monitoring van kanalen...","","","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrotechniek","","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","",""
"uuid:0ee17b14-43a2-4565-92c7-101070e9b5f2","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0ee17b14-43a2-4565-92c7-101070e9b5f2","TDS-Metingen aan Hafniumnitride met een hoge Defectconcentratie","Hendrikse, J.","Thijsse, B.J. (mentor); Hoondert, W.H.B. (mentor)","1992","","","en","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:06883533-8fb6-4246-b937-0de3417c164e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:06883533-8fb6-4246-b937-0de3417c164e","Tidal Swamp development by Pump Irrigation and Gravity Drainage, Acid Sulphate Soils, Kalimantan, Indonesia","Van Gilst, T.B.","Brouwer, R. (mentor); Segeren, W. (mentor); Ankum, P. (mentor)","1992","This report is a study on the possibilities of practising irrigation & drainage at a large scale in tidal lowlands with acid sulphate soils in the humid tropics. The first chapters concern lowlands and their development in Indonesia. It appears that many of these lands become unfertile shortly after reclamation due to oxidation of pyrite, resulting in acid (sulphate) conditions. A brief introduction into this phenomenon learns that higher yields can be obtained by: - Leaching -Water logging As water logging has a shorter term return of investment it is chosen to apply this technique. Rice is thus the chosen crop. To see how this can be done in practice, Pulau Petak, an ""island"" in South Kalimantan, Indonesia, surrounded by tidal rivers and the sea is taken as ""case study"". An introduction based on existing research programs pictures the general situation. Data such as topography and tidal effects in rivers are missing and have to be calculated or even estimated. Transmissivities are extremely high and even when water logging is applied as technique, some 10 mm water/day leaching are desirable. The water requirement for cultivation of two rice crops is much higher than what is presently available. with all of the above in mind, a layout is chosen for irrigation and drainage canals to satisfy the whole 200 000 ha. The water is allowed in at various places along the river, and is drained via a large canal running through the whole island down to the sea. Next, the possibilities of using the tidal force to drive the water onto the paddies and back into the sea are investigated. Low hydraulic gradients result in the necessity of canals with big cross- sectional areas. Due to high permeabilities and danger of oxidation the water levels must be kept high in the whole area including the canals. The tide is only so high fora short part of it's cycle. To irrigate by gravity large gates and especially a big reservoir would be necessary. The costs of this area (measured in lost income for farmers) are compared with those of pumping. The latter appears to be much cheaper. As all water levels are to be maintained high, there is more head at the outlets to drain by gravity than there is at the inlets. The main drain runs parallel to the rivers, and has a lower hydraulic gradient than the river at low tide. This makes that the head at which water can be discharged back into that river/sea grows with the distance travelled!","Indonesia; Marsh land; irrigation; peat","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:a218a99d-096e-4e4d-a477-3be315c870d0","http://resolver.tudelft.nl/uuid:a218a99d-096e-4e4d-a477-3be315c870d0","De validatie van een rekenmodel voor het ontwerpen van afsluitwerken","Den Heijer, F.","d' Angremond, K. (mentor); Akkerman, G.J. (mentor); Van Roode, F.C. (mentor)","1992","Van half februari tot half december is aan het Waterloopkundig Laboratorium meegewerkt aan de fysische validatie van CLODES (Q1380), een rekenmodel voor het ontwerpen van afsluitingswerken. De validatie omvatte schaalmodelonderzoek naar de stabiliteit van steen op damkop, drempel en bodemverdediging bij gecombineerde sluitingsfasen (horizontale uitbouwen verticale opbouw van een afsluitdam). Het schaalmodel was gesitueerd in de Oosterscheldehal in de Noord-oostpolder. In de periode van half februari tot half mei is door literatuurstudie en berekeningen met CLODES meegewerkt aan de opzet van een proevenprogramma voor Q1380. Daarna is tot half augustus meegewerkt aan de uitvoering van de schaalproeven. In het kader van het afstudeerwerk is vervolgens gecontroleerd of het superpositiebeginsel met betrekking tot de stabiliteit van de damkop geldt bij gecombineerde sluitingsfasen. Het superpositiebeginsel veronderstelt dat de stabiliteit van de damkop en de drempel onafhankelijk van elkaar kunnen worden bekeken. Op grond van waarnemingen tijdens de uitvoering van de modelproeven is aanleiding gevonden een stabiliteitsrelatie die door het WL is ontwikkeld en in CLODES is geïmplementeerd, aan te passen. Het aangepaste rekenmodel is gekoppeld aan bewerkte proefresultaten. De beide rekenmodellen zijn vervolgens met elkaar vergeleken. De aanpassing van de stabiliteitsrelatie van het WL had betrekking op enkele 2e orde effecten die bij kleine sluitgaten een rol kunnen gaan spelen. Er is een verband gezocht tussen de positie waar de schade optreedt en de geometrie van de afsluitdam (figuur 11-3). Getracht is de gemiddelde stroomsnelheid die optreedt ter plaatse van de schadelocatie te beschrijven door een benadering van het doorstroomoppervlak daar. Verder is een analytisch model voor de reductie van steenstabiliteit op een helling uitgewerkt waardoor een geometrieafhankelij'ke reductiefactor is geïntroduceerd. Bij het bewerken van de meetgegevens is gezocht naar een schadecriterium waarbij een consistente koppeling mogelijk was met de schadeparameter van Shields in het rekenmodel. De meetgegevens zijn uiteindelijk gepresenteerd als een gemiddeld transport over de aangevallen taludlengte van de damkop. Zonder te willen pretenderen dat het rekenmodel de stabiliteit van een steen op een damkop vastlegt is gezocht naar een mogelijkheid met het rekenmodel als gereedschap de geldigheid van het superpositiebeginsel met betrekking tot de damkop te controleren. Er zijn enkele proeven uitgevoerd waarbij geen drempel in het sluitgat was gebouwd. Deze zijn gebruikt om door ijking de waarde van de schadeparameter van Shields vast te stellen. Daarna zijn hiermee alle proeven doorgerekend. Het superpositiebeginsel blijkt bij niet al te hoog opgebouwde drempels aan de veilige kant te zijn (figuur V-l). Als voorbeeld is nog onderzocht welke invloed de snelheidsverdeling op het resultaat van de berekeningen heeft. In figuur VI-5 is te zien dat ook dan het superpositiebeginsel aan de veilige kant is bij niet al te hoge drempels. Bij de directe vergelijking van beide modellen blijkt dat er vooral in situaties met kleine sluitgaten verschillen optreden (figuur VII-5). De verklaring hiervan is gelegen in het feit dat juist in kleine sluitgaten de al eerder genoemde 2e orde effecten een duidelijke rol gaan spelen.","afsluitwerken; stabiliteit; damkop; bodemverdediging","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:9454eb03-eece-48ba-bc61-d8a7e4a6b584","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9454eb03-eece-48ba-bc61-d8a7e4a6b584","Opbreekgedrag van thermoplastische polymeermengsels: Literatuur scriptie","Busser, R.J.","","1992","De toepasbaarheid van thermoplastische polymeren kan verbreed worden door een mengsel van deze polymeren te vervaardigen waardoor een materiaal onstaat met de gewenste mechanische eigenschappen voor een economisch gunstige prijs. Om thermodynamische redenen bestaan de meeste polymeermengsels uit een twee-fasen structuur waarvan de morfologie grote invloed heeft op de mechanische eigenschappen. Deze morfologie ontstaat tijdens de verwerking van het mengsel in vloeibare toestand waarbij in het algemeen van granulaat of poeder van de basispolymeren wordt uitgegaan. Tijdens het mengproces zullen de dimensies afnemen doordat grotere structuren opbreken in kleinere deeltjes. Veel factoren spelen een rol in dit proces waaronder de grensvlakspanning tussen de twee fasen. Deze literatuurscriptie zal handelen over de invloed van verschillende factoren en materiaaleigenschappen op het opbreekgedrag. Omdat de grensvlakspanning hierbij een grote rol speelt en deze materiaaleigenschap voor polymeren vaak moeilijk is te meten, zal ook besproken worden hoe via het volgen van het opbreekproces deze grensvlakspanning is te bepalen.","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","",""
"uuid:4108c938-713c-4aeb-af7c-de0dccc06c1a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:4108c938-713c-4aeb-af7c-de0dccc06c1a","Reologische metingen aan het THERMOTROPE LCP HBA/HNA 73/27","Bronkhorst, Y.N.","Posthuma deBoer, A. (mentor); Langelaan, B. (mentor)","1992","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","","","",""
"uuid:ceb23a92-28ea-45c3-84c1-d92fefccd2ea","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ceb23a92-28ea-45c3-84c1-d92fefccd2ea","Voorspelling van de prestaties van een Closed Cycle Dieselmotor: Simulatie van het Systeemevenwicht in de Gascyclus","Schasfoort, M.G.J.","Klein Woud, J. (mentor)","1992","De gascyclus in het Closed Cycle Dieselmotorsysteem betreft dat gedeelte van het systeem waarin een behandeling plaats vindt van de door de motor uitgelaten gassen, die het mogelijk maakt dat deze weer als inlaatgassen aan de motor kunnen worden toegevoerd. In stationaire toestand geldt dat de productie van verbrandingsprodukten in evenwicht moot zijn met de absorbtie ervan in zeewater. Het evenwicht stelt zich in bij een bepaalde druk en gassamenstelling en is afhankelijk van een sant& parameters. Allereerst is in dit rapport de gevoeligheid van het systeemevenwicht voor bepaalde parameters bestudeerd. Hierna is onderzocht welke toestand er zal heersen in een CCD-systeem onder hoge druk waarmee 450 kW generatorvermogen moot kunnen worden geleverd. De optredende verschijnselen zijn getoetst aan criteria voor piekdruk en eindcompressietemperatuur. Eon alternatief voor de hoge-druk-motor is eon systeem waarbij de absorber op druk wordt gebracht door een compressor. Het systeem met compressor is vergeleken de hoge-druk-motor waarbij is uitgegaan van een gelijke mechanische belasting van de motor. Enige conclusies volgend uit de parametervariaties zijn: Eon lage temperatuur van het ingenomen water heeft een zeer gunstige invloed op de druk in het systeem. Het vergroten van de waterstroom door de absorber leidt tot eon zeer beperkte verlaging van de druk in het systeem. De belangrijkste conclusies van de simulatie van de hoge-druk-motor zijn: Spraykoeling in combinatie met het openen van de bypass leidt tot een grote concentratie water in het inlaatgas. Ook moot rekening gehouden worden met een verhoogde systeemdruk en eon verhoogd argonverbruik. De drukstijging in het systeem als gevolg van het openen van de bypass is onverwacht gering. In het hoge-druk-systeem krijgt men te maken met tegenstrijdige Olsen, omtrent piekdruk, eindcompressietemperatuur. Een verlaging van de piekdruk door een verlaging van de systeemdruk zal voor een 450 kW systeem moeilijk te realiseren zijn. De belangrijkste conclusie voor wet betreft het systeem met compressor is: Het model voorspelt dat ten opzichte van de hoge-druk-motor weinig verschil in prestaties bestaat. Conclusies omtrent de modelvorming zijn onder moor: het gebruikte model beschrijft het systeemevenwicht voor de lage-druk-motor zeer goed. Bij de berekening van het motorvermogen worden enige empirische relaties gebruikt. Deze beïnvloeden de nauwkeurigheid van de voorspelling van het vermogen voor de hoge-druk-motor. Als aanbevelingen worden voor de hoge-druk-motor gedaan: Om de hoge concentratie water aan de motorinlaat te voorkomen kan een koeler worden opgenomen in de bypass. Een verhoging van de eindcompressietemperatuur ken wellicht bereikt worden met het direct bypassen van ongekoelde uitlaatgassen naar de zuurstofmengkamer. Tenslotte een aanbeveling met betrekking tot het model: Het model is waarschijnlijk zeer geschikt om gelineariseerd te worden.","","nl","master thesis","","","","","","","","2012-12-31","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Marine and Transport Technology","","Ship Design, Production and Operation","",""
"uuid:aabddb37-cf9c-43fe-90ea-56748ebc67aa","http://resolver.tudelft.nl/uuid:aabddb37-cf9c-43fe-90ea-56748ebc67aa","De modellering en simulatie van een schoolvoorbeeld uit de chaostheorie: De druppelende kraan","Quak, J.T.W.","Van den Berg, R.W. (mentor)","1992","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:8689cb83-6733-4f2b-84bf-9aadcb808428","http://resolver.tudelft.nl/uuid:8689cb83-6733-4f2b-84bf-9aadcb808428","Mangroven als kustverdediging","Groen, R.A.","d'Angremond, K. (mentor); Van de Graaff, J. (mentor); Fontijn, H.L. (mentor); Schiereck, G.J. (mentor)","1993","","","nl","master thesis","TU Delft, Faculty of Civil Engineering and Geosciences, Hydraulic Engineering","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","","","","",""
"uuid:1f8ce345-ac70-4b4d-8edc-13bec834157b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:1f8ce345-ac70-4b4d-8edc-13bec834157b","Ontwikkeling van een testmethode ter bepaling van het wrijvingsgedrag tussen geokunststoffen en grond","Hendrikse, C.S.H.","D' Angremond, K. (mentor); Van Weele, A.F. (mentor); Van Tol, A.F. (mentor); Oostveen, J.P. (mentor); De Boer, J. (mentor); Termaat, R. (mentor); Jonker, F. (mentor)","1993","Geokunststoffen worden voor verschillende doeleinden in civieltechnische constructies in de grond toegepast, vooral als wapening, filter, scheiding en scherm. Er bestaan een groot aantal geokunststoffen die de bovenstaande functies vervullen. De belangrijkste vier type geokunststof zijn weefsels, vliezen, geogrids en geomembranen. In veel toepassingen zijn de sterkte, de stabiliteit en het vervormingsgedrag van de grondconstructie afhankelijk van het wrijvingsgedrag van het geokunststof in de grond. De wrijvingsweerstand van geokunststoffen wordt in de praktijk volgens twee principes gemobiliseerd, afhankelijk van het bezwijkmechanisme van de grondconstructie. Als de grondconstructie volgens een aktief schuifvlak bezwijkt en de grond over het geokunststof schuift wordt er langs het geokunststof oppervlak aktieve wrijving opgewekt. Als de grondconstructie volgens een passief schuifvlak bezwijkt en het geokunststof tussen twee grondlagen uit wordt getrokken is er sprake van passieve wrijving. Analoog hieraan bestaan er twee typen testmethode namelijk de direct shear-test en de pull out-test weerstand. Het wrijvingsgedrag van geokunststoffen wordt gekarakteriseerd door middel van de relatie tussen de relatieve verplaatsing van het geokunststof ten opzichte van de grond en de daarbij opgewekte schuifspanning en tevens door de relatie tussen de maximale schuif spanning en de normaalspanning. Ook belangrijk is de efficëncy factor (C.O.I.), d.i. de verhouding tussen de schuifspanning tussen de grond en het geokunststof enerzijds, en de schuifsterkte van de grond zelf anderzijds. Vanwege de verschillende bezwijkmechanismen in de twee typen testmethode zijn de optredende schuifspanningen in het schuifvlak principiëel verschillend. In de direct shear-test is de gemobiliseerde schuifspanning en vervorming constant over de lengte van het geokunststof. In de pull out-test is de vervorming van het geokunststof een combinatie van de schuifvervorming en de verlenging van het geokunststof. Dit resulteert in een niet-uniforme verdeling van de schuifspanningen over de lengte van het geokunststof. Hierbij speelt de spanning-rek relatie van het geokunststof een bepalende rol. In dit afstudeerproject is een proefopstelling ontworpen en gebouwd en is een uitvoeringsprocedure opgesteld om het pull out-gedrag van geokunststoffen te onderzoeken. In de proefopstelling kunnen in principe alle mogelijke geokunststoffen en alle mogelijke grondsoorten onder alle voorkomende belastingsomstandigheden beproefd worden. Om het wrijvingsgedrag te bepalen worden tijdens de pull out-test de pull out-kracht, de vijzelverplaatsingen en de verplaatsingen over de lengte van het geokunststof gemeten en opgeslagen door middel van een data-acquisitie systeem. Hiermee kan voor verschillende normaalbelastingen de relatie tussen de pull out-kracht en de verplaatsing van de voorzijde van het geokunststof en tussen de pull out-kracht en de verankeringslengte bepaald worden. Tevens kan het verloop van de verplaatsing, trekkracht en schuifspanning over de lengte van het geokunststof bepaald worden. De invloed van de parameters van het geokunststof, de grond en de belastingstoestand op het wrijvingsgedrag van geokunststoffen in de grond is bepaald. De parameters die het wrijvingsgedrag beïnvloeden zijn de hoek van inwendige wrijving, de cohesie, de korrelgrootte verdeling of bijvoorbeeld Dx, de korrelvorm, de dichtheid, de E-modulus van de grond, de dwarscontractie-coëfficiënt van de grond, de hoek van dilatantie, het watergehalte, de normaalbelasting, gedraineerd of ongedraineerde omstandigheden, de afmetingen van de geometrie van het geokunststof, de hardheid van het geokunststof, de permeabiliteit en transmissiviteit van het geokunststof, de dikte, de E-modulus van het geokunststof, de treksterkte. Voor geogrids is tevens van belang de dwarsribsterkte, de dwarsribstijfheid en de knoopsterkte.","geotexile; friction; friction coefficient; geofabrics; wrijvingscoefficient","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:1abb018f-acb9-4f03-8304-16f8c81d8f0b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:1abb018f-acb9-4f03-8304-16f8c81d8f0b","Analyse van het JARKUS-bestand rond Egmond aan Zee","Kops, A.J.G.","D'Angremond, K. (mentor); Van de Graaff, J. (mentor); Van Vessem, P. (mentor); Roelvink, J.A. (mentor)","1993","In deze studie is geprobeerd om een verklaring te vinden voor een opvallend erosiesedimentatie- patroon rond Egmond aan Zee, in het kustvak tussen raai 30.25 en raai 46.00. Wanneer de mate van kustvooruitgang en kustachteruitgang langs de kust wordt uitgezet blijkt een golfachtig patroon op te treden met een kenmerkende golflengte van ongeveer 2 km. Dit patroon is door Boschloo gevonden voor het gehele profielgedeelte boven N.A.P. - 6.00 m voor de periode 1964-1985. Als eerste is in deze studie nagegaan of dit patroon ook nog te zien is bij een langere kuberingsperiode. Dit blijkt inderdaad het geval te zijn. Daarnaast is onderzocht of het erosie-sedimentatie-patroon ook nog aanwezig is in hogere zones in het profiel. Ook dat is het geval, zij het dat de amplitude van het patroon kleiner wordt naarmate hoger in het profiel wordt gekeken. In deze studie is onderzocht of er in het profiel zones aan te wijzen zijn die een groter verloop van de zandhoeveelheden te zien geven dan andere zones. Met andere woorden: zijn de beschouwde profielen vormvast in de tijd. In 75% van de raaien blijkt het te gaan om vormvaste profielen die of evenwijdig voor- of evenwijdig achteruitgaan Of stabiel zijn in de tijd. In de overige 25% van de raaien wordt de vormverandering van de profielen gekenmerkt door een vooruitgang van een deel van de onderwateroever , een achteruitgang van het strand of een versteiling van het profiel door opstuwing van zand. Van het patroon moet worden aangenomen dat het zich verplaatst langs de kust of dat het op den duur uitdempt. Het lijkt fysisch onmogelijk dat het patroon zich in de tijd handhaaft; de kust zou dan een extreme 'zaagtandvorm' krijgen. Door middel van correlatieberekeningen is geprobeerd om aan het erosie-sedimentatiepatroon een verplaatsingssnelheid toe te kennen. Hierbij is gebruikgemaakt van een vaste kuberingsperiode ('window') met een lengte van 17 jaar. Dit 17-jarige 'window' is enige malen verschoven in de JARKUS-periode (1964-1990) en telkens vergeleken met het 'window' 1964-1980. In eerste instantie zijn de correlatieberekeningen bij een ondergrens van N.A.P. -6.00 m en later nogmaals bij een ondergrens van N.A.P. +2.00 muitgevoerd. Uit de correlatieberekeningen is geconcludeerd dat het erosie-sedimentatie-patroon zich verplaatst van noord naar zuid met een verplaatsingssnelheid van ongeveer 40 mij. In dit onderzoek is getracht om het (grillige) erosie-sedimentatie-patroon een analytische beschrijving te geven met behulp van een sinusfitting. Door het erosie-sedimentatie-patroon voor drie verschillende perioden is een sinusoïde gelegd met een bepaalde golflengte, trend, amplitude en fase. Deze vier grootheden zijn bepaald door met behulp van de kleinste kwadraten methode voor elke periode een sinusoïde te zoeken die een zo klein mogelijke geintegreerde kwadratische fout geeft. De onderzochte perioden zijn 1964-1980, 1964-1985 en 1964-1990. De kwadratische fout voor de sinusfitting bleek 1.2 à 1.5 maal zo klein te zijn als volgde uit de benadering met behulp van lineaire regressie. Voor de golflengten van de sinusoïden zijn waarden gevonden rond de 1850 m, voor de trends waarden van 1.4 à 1.8 m2/m1j, voor de amplituden waarden tussen 7.76 en 8.87 m3/mlj en voor de fasen waarden van -1.4 tot -1.1 rad. Uit de faseverschillen tussen de sinusoïden kan een verplaatsingssnelheid en verplaatsingsrichting worden berekend. Voor het gemiddelde van de verplaatsingssnelheid van het erosiesedimentatie- patroon werd 9 mij gevonden. Analyse van hel JARKUS-besland Uit dit deel van het onderzoek bleek de verplaatsingsrichting van het erosie-sedimentatiepatroon ook van noord naar zuid te zijn. Er is een model. opgesteld dat het ontstaan en de verandering van het erosie-sedimentatiepatroon beschrijft. Hierbij is aangenomen dat het patroon het gevolg is van het zich verplaatsen van een hoeveelheid zand langs de kust. Het verloop van deze hoeveelheid zand is sinusvormig aangenomen. De modelparameters zijn bepaald aan de hand van de bevindingen uit de sinusfitting. De belangrijkste conclusies die uit dit deel van het onderzoek kunnen worden getrokken, zijn ten eerste dat de grootte van de amplitude van de zandhoeveelheid die langs de kust trekt ongeveer 145 m3/m is en dat de snelheid van verplaatsen van de zandgolf circa 18 mij is van noord naar zuid. Uit de verhouding van de golflengte en de verplaatsingssnelheid kan dan worden berekend dat de periode van de zandgolf in de buurt ligt van de 100 jaar. Dit zou inhouden dat het erosie-sedimentatie-patroon pas na circa 200 jaar is 'geneutraliseerd'. In het laatste deel van het onderzoek is nagegaan of de verschillende karakteristieke waarden van de grootheden die met een (eventuele) zandgolf samenhangen terug te vinden zijn in de meetgegevens van de strandlijnen zoals die voor dit kustvak zijn gemeten sinds 1843. De grootte-orde van de periode blijkt goed te kloppen. De amplitude die in de meetgegevens over de afgelopen 150 jaar wordt gevonden blijkt wat groter te zijn dan eerder is aangenomen, terwijl de golflengte van 2 km slecht te onderkennen is in de langjarige meetgegevens. Tot slot is nog een meer objectieve maat voor de ligging van de kust berekend voor de periode 1964-1990. Dit is gebeurd door een karakteristieke kustlijn te bepalen aan de hand van de hoeveelheid zand die zich in elke raai bevindt tussen de grenzen N.A.P. +4.00 m en N .A.P. -s.oo m. Uitgezet ten opzichte van de R.S.P.-lijn is deze zandhoeveelheid, gedeeld door de hoogte van de bekeken zone, een objectieve maat voor de positie van de kust. De belangrijkste conclusie is dat blijkt dat de kust in de afgelopen decennia aanzienlijk achteruit is gegaan ter hoogte van Egmond aan Zee. Daarnaast kan worden geconstateerd dat de kust als het ware een 'zaagtandvorm' heeft gekregen. Er treden (grote) verschillen in de ligging van de kust op op relatief korte afstanden van elkaar. Op grond van het verrichte onderzoek kan worden gesteld dat het ontstaan van het erosiesedimentatie-patroon dat door Boschloo werd gevonden op grond van de ruimteschaal niet kan worden verklaard door het bestaan en de beweging van mui-zwin-systemen alleen langs de kust. Daarnaast wordt op basis van de tijdschaal geconcludeerd dat ook het ontstaan en de zeewaartse migratie van brandingsruggen alleen geen verklaring is voor het optreden van het erosie-sedimentatie-patroon. Wanneer afstand wordt genomen van de algemeen aangenomen dimensies van horizontale zandgolven kan het optreden van deze zandgolven een verklaring zijn voor ontstaan en het veranderen van het gevonden erosie-sedimentatie-patroon. Voor de ruimteschaal van de (eventuele) zandgolf wordt een veel kleinere waarde gevonden dan over het algemeen wordt aangenomen, terwijl de tijdschaal enigszins groter is. Het gevolg hiervan is dat voor de verplaatsingssnelheid van het erosie-sedimentatie-patroon een kleine waarde wordt gevonden.","JARKUS-bestand; sedimentatie; kuberingsperiode; kustlijn","nl","master thesis","","","","","","","","2011-12-10","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Coastal Engineering","",""
"uuid:baf2b126-c017-471e-8f2d-cd5d3813bbc5","http://resolver.tudelft.nl/uuid:baf2b126-c017-471e-8f2d-cd5d3813bbc5","The study of laser-target interaction","Satyawan, Y.","Scarlett, B. (mentor); Marijnissen, J.C.M. (mentor); Verheijen, P.J.T. (mentor); Kievit, O. (mentor)","1993","The application of lasers in the volatilization and/or ionization of solid samples (in our case the aerosol particle) for their mass spectrometric analysis has many advantageous possibilities. This method offers high efficiency for volatilization and ionization. A second advantage of this method is that the amount of energy deposited into the sample by a laser pulse can easily be controlled, both temporally and spatially. The wide ranges of intensities available makes it possible to use lasers for the vaporization and ionization of involatile and thermally labile compounds. The idea is to deposit enough energy into the analyte to atomize and ionize a representative part of it and to achieve a plasma state which will endure for some period of time. Unfortunately there are so many physical and chemical phenomena which have not been understood scientifically in laser-target interaction, since the phenomena occur within a very small region and extremely short period. That is why it is necessary to have a comprehensive understanding about which mechanisms play a role during laser-target interaction, since it can offer a better control of laser-target processing. This survey summarizes reports found in the literature, which attempt to improve understanding the phenomena which can play a key role in laser-target interaction. The Phenomena will be given in chapter 2. The founded theories will be handled in chapter 4 ,but we'll talk first about the theory from Armstrong [1984] in chapter 3, since he makes not only a model with the forming of plasma by laser, but also the further situation if there is no plasma forming. Jaartal geschat.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Process Technology","","","",""
"uuid:f8dcdc72-0c68-4dcf-863f-768d8fdefcd6","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f8dcdc72-0c68-4dcf-863f-768d8fdefcd6","HSL-kruising Hollands Diep","Van der Put, J.L.","Glerum, A. (mentor); Nieuwenhuis, T. (mentor)","1993","In het voorstudieverslag HSL-kruising Hollands Diep en tussenrapportage HSL-kruising Hollands Diep is het kader aangegeven waarbinnen deze eindrapportage plaatsvindt. In deze eindrapportage vindt dwarsprofiel van de afzinktunnel Diep plaats en de dimensionering van Noord-Brabant.","railroad tunnel; submerged tunnel; bored tunnel","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Geo-engineering","",""
"uuid:3970b24f-5109-46f7-8740-5bc8dd66b7d7","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3970b24f-5109-46f7-8740-5bc8dd66b7d7","Deformatiegedrag van amorfe metalen in metastabiel evenwicht: Kruipexperimenten aan Pd40Ni40P20","Kalis, R.L.","Sietsma, J. (mentor); Van den Beukel, A. (mentor)","1993","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:1ae23afd-8c90-4aac-8831-da246bd96373","http://resolver.tudelft.nl/uuid:1ae23afd-8c90-4aac-8831-da246bd96373","The Road to Increasing Data Capacity in D2-HDMAC","Punselie, B.","Arnbak, J.C. (mentor); Prasad, R. (mentor); Bons, J.H. (mentor)","1993","After showing that D2-HDMAC would benefit from an increase in the data capacity, a technique for doubling the data capacity in D2-HDMAC has been developed. The influence of distortions and disturbances on the bit error rate of the original digital signal in D2- HDMAC has been investigated for comparison with the increased data rate signal.","D2-HDMAC; D2-MAC; HDTV; CATV networks; digital coding; television systems; noise; reflections","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:b5287661-e139-4b46-a9dd-16c01b96118e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b5287661-e139-4b46-a9dd-16c01b96118e","Stabiliteit van thermotroop vloeibaar kristallijn polymeer/thermoplast mengsels","Busser, R.J.","Posthuma de Boer, A. (mentor); Machiels, A.G.C. (mentor)","1993","Om de kennis over zelfversterkende polymeermengsels met thermotroop vloeibaar kristallijne polymeren (TLCP's) als vezelcomponent te vergroten, is onderzoek verricht naar de stabiliteit van deze TLCP vezels in diverse matrixmaterialen. Bij verwarming boven het smeltpunt van beide componenten kan de vezelmorfologie, vanwege de hoge grensvlakenergie, een verandering ondergaan waarbij vezels overgaan in druppels. Deze verandering verloopt via een tweetal mechanismen: retractie van korte vezels tot een bol en opbreken van lange vezels via het Rayleighverstoringsmechanisme waarbij axisymmetrische sinusvormige verstoringen uitgroeien totdat de vezels opbreekt in een rij bolletjes. Deze beide theorieën gaan uit van Newtonse vloeistoffen en negeren daarmee het visco-elastisch gedrag van polymeren. De bestaande theorieën van beide mechanismen zijn beproefd voor een aantal thermoplasten als matrixpolymeer en Vectra A900 als TLCP-vezel. Het sterke niet-Newtonse vloeigedrag van TLCP doet vermoeden dat deze Newtonse theorieen niet toereikend zijn voor toepassing op systemen met TLCP’s, daarom is een paging ondernomen om elastisciteit van de vloeistoffen in de theorie voor Rayleighverstoringen te verwerken door de vloeistoffen te beschrijven met Maxwell-elementen. Omdat de grensvlakspanning een grote rol speelt in de opbreektheorieën en deze parameter nog onbekend is voor systemen met Vectra is een aantal methoden toegepast grensvlakspanningen te meten. Reeds langer bekende methoden zoals contacthoekmetingen en de ""spinning drop"" methode zijn gebruikt maar ook een recent ontwikkelde theorie waarbij de grensvlakspanning wordt bepaald uit rheologische metingen aan een dispersie via oscillerende afschuiving. De opbreekexperimenten tonen dat opbreektijden voor vezels met diameters van 10-20 μm variëren van enkele seconden tot meerdere minuten en in sommige gevallen helemaal geen opbreekgedrag vertonen. De uitbreiding van de theorie met beschrijving via Maxwell-elementen blijkt analytisch oplosbaar bij toepassing van een enkelvoudig Maxwell-element en toont stijging van de opbreeksnelheid bij toename van de elasticiteit. Hierbij blijkt de invloed van elasticiteit van de matrix sterker dan die van de vezel. De verschillende methoden voor bepaling van grensvlakspanning geven geen eenduidige waarden.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","",""
"uuid:b6d37e47-201f-4b93-ba35-f6d31523c647","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b6d37e47-201f-4b93-ba35-f6d31523c647","Pressure oxidation of silverbearing refractory auriferous concentrates in acidic sulfate and sulfate-iodide media","van Lier, R.J.M.","Van Weert, G. (mentor); van Sandwijk, A. (mentor)","1993","In this thesis work prevention of the formation of silver jarosite during pressure oxidation of two different refractory sulfide flotation concentrates was examined. The innovative concept investigated was the introduction of potassium iodide to the autoclave. The presence of KI in the autoclave shifts precipitation to (potassium) jarosite, while silver is readily precipitated as AgI (iodargyrite) in the acidic sulfate-iodide medium. In this way, it was possible to achieve 97+% silver recoveries from autoclave residue in the subsequent cyanidation process.","cyanidation; silver; gold; iodide; jarosite; refractory","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Mining and Petroleum Engineering","","Raw Materials Technology","",""
"uuid:2c80dd40-d4e0-410b-85e5-fd8015d42760","http://resolver.tudelft.nl/uuid:2c80dd40-d4e0-410b-85e5-fd8015d42760","Ontwerp Casino te Scheveningen","Van Driel, G.","De Vries, G. (mentor); Luthi, P. (mentor)","1993","De ronde vorm van een Schevenings Circus theater, of de koepel van het Kurhaus, kunnen een menigte feestelijk omvatten. Een dergelijke vorm lijkt haast bij uitstek toepasselijk voor een speelcasino, zoals bijvoorbeeld in Scheveningen. Gebruik wordt gemaakt van een speelse montage van concentrische ruimtefragmenten. Het gebouw krijgt uitstraling door de plastiek, maar ook letterlijk door de lichtopeningen.","","nl","master thesis","TU Delft, Architecture, Architecture","","","","","","","","Architecture","","","","",""
"uuid:09702e0d-3596-453d-b3f0-91befb2db9ba","http://resolver.tudelft.nl/uuid:09702e0d-3596-453d-b3f0-91befb2db9ba","Roerpropeller (Thruster) voortstuwing voor zeegaande vrachtschepen: Hydrodynamische analyse","Waalewijn, J.F.","Gallin, C. (mentor); Kuiper, G. (mentor); Punt, J. (mentor)","1993","Het blijkt dat met het gebruikte berekeningsprogramma de prestaties van de thruster onjuist worden bepaald. Dit moet worden toegeschreven aan een onjuiste inschatting van het schaaleffect op de modelproeven. Het doe! van dit rapport is om tot een betrouwbare bepaling van de prestaties van de thruster te komen. 0m dit doel te bereiken is een mathematisch model opgesteld waarmee de prestaties van de thruster-schroef voorspeld kunnen worden...","","en","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Marine and Transport Technology","","Ship Hydromechanics and Structures","",""
"uuid:23ad9051-e336-4b66-be3d-b3c384bdb522","http://resolver.tudelft.nl/uuid:23ad9051-e336-4b66-be3d-b3c384bdb522","Assessment of a cellular structure in an indoor environment using models extracted from measurements at 1.9G Hz in the Electrical Engineering department of the Delft University of Technology","van der Wijk, F.","Arnbak, J.C. (mentor); Kegel, A. (mentor); Prasad, R. (mentor); Mulder, R.J.P.M. (mentor)","1993","The cell size and cluster structure are evaluated using an outage probability model which is based on the measurements at the 19th floor of the faculty of Electrical Engineering, TU-Delft. An analytical expression for the relationship between the Rice factor and the multipath component is derived. This expression is checked using the Kolmogorov-Smirnov best fit test. Outage probability calculations are done in case of multiple Rician and multiple Rayleigh interference without shadow fading. It is shown that the outage probability calculation based on Rayleigh interferers with different local mean power corresponds best to the measured signal behaviour.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic-Control Systems Group","",""
"uuid:666577f7-d405-4a01-8432-3d261b90b729","http://resolver.tudelft.nl/uuid:666577f7-d405-4a01-8432-3d261b90b729","Carrier suppression performance in a noisy signal environment","Sukdeo, R.K.","Prasad, R. (mentor); Janssen, G.J.M. (mentor)","1993","When two radio signals with a similar frequency spectrum are present, the signal with the highest power level will be received. This is called the capture effect. Research into the problem of how to receive both signals, resulted into the subproblem to determine with what performance a carrier, which is contaminated with additive white Gaussian noise, can be suppressed. This report contains the result of research carried out on suppression performance of a carrier signal contaminated with additive white Gaussian noise. The suppression performance technique is based on subtraction of the estimated carrier signal. Amplitude and phase estimates are determined using a phase locked loop (PLL) and amplitude locked loop (ALL) respectively. An expression is derived, which relates the carrier suppression performance to the amplitude and phase error variances of the estimated signal. With the linearized base band models of the PLL and the ALL the phase error variance and amplitude error variance are determined. Finally the required carrier suppression performance will be related to PLL and ALL design requirements.","","en","student report","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:0a04f1fe-9d30-453e-9f6e-d2444fd23d26","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0a04f1fe-9d30-453e-9f6e-d2444fd23d26","An Analytical Performance Evaluation of a Coded OFDM-Based Transmission Scheme, using a Markov Model for a Frequency Selective Channel","Van Linden, O.L.","Arnbak, J.C. (mentor); Kegel, A. (mentor); Prasad, R. (mentor)","1993","In this report the performance of an error-correcting code on a wide-band frequency selective Rayleigh fading channel with an OFDM- based transmission scheme is estimated by means of an analytical model. In the European dTTb project, a transmission scheme for a new digital terrestrial TV system is under development. This scheme uses OFDM to divide the wide-band channel into a large number of narrow-band subchannels to tackle the frequency selectivity and to combat the Inter-Symbol Interference. The transmission scheme must allow portable (indoor) reception which implies that the transmission channel is a multipath channel. This multipath channel suffers from frequency selective fading. The individual subchannels will have different but mutually dependent signal powers at the receiver. The dependency degrades the performance of an error-correcting code, designed to correct random errors, with respect to an infinitely interleaved fading channel. On an infinitely interleaved fading channel it is assumed that the individual subchannels have mutually independent signal powers, i.e., where random errors occur. In this report estimations of the performances of binary [n,k,d] BCH codes on this particular channel are made by using an analytical model. This model is an extended Gilbert-Elliott model which uses a Markov chain. The Markov chain performs a kind of quantization of the received signal-to-noise ratio within one subchannel. Further, it models the dependency between the signal powers of the subchannels.","frequency selectivitiy; OFDM; multipath channel; Gilbert-Elliott Burst-Noise channel model; Markov chain; interleaving","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:370bfbc6-2f39-4296-881b-7866c11596ef","http://resolver.tudelft.nl/uuid:370bfbc6-2f39-4296-881b-7866c11596ef","Diagnoseondersteuning voor de chef van de wacht in de technische centrale van het M-fregat","Verduyn, W.W.","","1993","De taken van de mens in steeds complexere technische systemen zijn mede vanwege verdergaande automatisering sterk veranderd. De nadruk ligt nu op planning en fault management, taken waarbij geautomatiseerde hulpmiddelen tot voor kort weinig assistentie konden bieden. Aan boord van de multipurpose (M-)fregatten van de Koninklijke marine blij ken operators, die in principe alleen op post zitten in de technische centrale voor de bediening en bewaking van werktuigkundige en elektrotechnische installaties, slechts ongeveer 60 % van de optredende storingen juist te diagnostiseren. Het diagnosegedrag kan verbeterd worden door het bieden van diagnoseondersteuning. Ben overzicht wordt gegeven van twee soorten ondersteuning: informatiehulp: de operator stelt diagnoses, eventueel met hulp van het hulpmiddel; automatische diagnose systemen - zoals expert systemen en modelgebaseerde systemen stellen diagnoses, eventueel met hulp van de operator. Ontworpen is een informatiehulp, die de operator op aanvraag een aantal mogelijke oorzaken voor een alarm biedt en aangeeft welke sensorinformatie ter controle opgevraagd kan worden. Aan zesden ervaren operators zijn acht storingsscenario's voorgelegd om de waarde van de ondersteuning te onderzoeken. Iedere proefpersoon had bij vier scenario's Met de beschikking over de ondersteuning en bij vier scenario's wel...","","nl","master thesis","","","","","","","","2012-12-31","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Marine and Transport Technology","","","",""
"uuid:6c98ce02-dc1b-4633-aee4-e9504a565533","http://resolver.tudelft.nl/uuid:6c98ce02-dc1b-4633-aee4-e9504a565533","A Hardware Design of a JPEG Codec Interface as a Video Source for the ATM Multiplexer: Task report","Roeloffs, J.W.","Schoute, F. (mentor); Awater, G. (mentor)","1993","Broadband-ISDN is the network for the future. Since it is impossible to know exactly what kind of telecommunications services will be needed in the far future, it is necessary that B-ISDN be both flexible and capable in carrying large data capacities. The technique chosen for B-ISDN is ATM (Asynchronous Transfer Mode), which is another form of fast packet switching. In the TVS (Telecommunications and Traffic Control Systems) Group an experimental ATM-switch is being built for switching different types of communication traffic such as video signals. This report describes a specific interface design (called a Cellizer) that was needed to translate the video signals coming from a video codec into a form that is compatible with the ATM-switch. A preliminary design of a Cellizer has been completed. The Cellizer transmitted data packages (within a software environment) without any measurable loss. A test in the real time environment was not possible at this stage. A faster and more complicated design of a Cellizer may be needed if the XILINX chips cannot handle clock frequencies near 27 MHz.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrotechniek","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:6e06357e-c353-47c9-8b4d-6b01fe2f7de4","http://resolver.tudelft.nl/uuid:6e06357e-c353-47c9-8b4d-6b01fe2f7de4","Development and testing of the airborne part of the MLS Integrated Approach System (MIAS)","Meijer, R.C.","","1993","The airborne part of the MLS Integrated Approach System (MIAS) was designed and implemented.","MLS; DGPS; DME; MLS Integrated Approach System (MIAS); Integrated Navigation","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:28aa5190-6b20-46fc-bab1-68b6b4576a21","http://resolver.tudelft.nl/uuid:28aa5190-6b20-46fc-bab1-68b6b4576a21","Performance analysis of the circuit reservation multiple access protocol for wireless office communications","van Vliet, E.J.M.","Prasad, R. (mentor); Nijhof, J.A.M. (mentor); Schoute, F.C. (mentor)","1993","In this report the new Circuit Reservation Multiple Access protocol for wireless office communications is presented. This slotted protocol controls the transport of data between a central base station and users with divergent service requirements over a half duplex radio link. An analytical and a simulation model are presented and the results of these models are evaluated for the performance analysis of the protocol.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic-Control Systems Group","",""
"uuid:5b5a0ee8-84e9-46c4-af79-e4216646e8da","http://resolver.tudelft.nl/uuid:5b5a0ee8-84e9-46c4-af79-e4216646e8da","Bodemverdediging stormvloedkering Hartelkanaal","Boer, P.","d' Angremond, K. (mentor); De Swart, P.F. (mentor); Visser, P. (mentor); Schiereck, G.J. (mentor)","1993","Om te beginnen is de hydraulische situatie ter plaatse van een toekomstige Hartelkering nader uitgewerkt. Met name aan het uitwerken van de situatie die ontstaat a.g.v. het overstromen van de hefdeur is het nodige zoekwerk in vakliteratuur vooraf gegaan. Op basis van de resultaten van het hierboven genoemde uitzoek- en denkwerk is vervolgens een ontwerp voor een bodemverdediging gemaakt.","Hartelkanaal; bodemverdediging; hefdeur; stormvloedkering","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:fb957334-efc6-46cc-95a6-0daa4391ae1f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:fb957334-efc6-46cc-95a6-0daa4391ae1f","Transport van tunnelelementen over zee","Kuiper, R.R.","Glerum, A. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor); Journéé, J.M.J. (mentor)","1993","Voor een tunnelproject wordt het steeds moeilijker om een locatie voor het bouwdok te vinden, daarom is het aantrekkelijk om een bestaand bouwdok te gebruiken en de elementen over langere afstand te vervoeren en dus ook over zee. In het afstudeerproject is gekeken naar de mogelijkheden en beperkingen van het transport over zee en met name naar de golfbelasting op het element. Na de mogelijkheden van de bestaande bouwdokken te hebben bekeken, is gekozen voor het bouwdok in Amsterdam; waarbij er vanuit is gegaan dat het dok al zodaning is aangepast dat het aan de huidige normen voldoet. Het transport vindt plaats met behulp van sleepboten, het vervoeren van een element op een ponton is te duur en te omslachtig. Aan de hand van de werkbare dagen op zee, vinden we het aantal transportmogelijkheden voor verschillende golfhoogtes. Deze golfhoogtes worden de verschillende ontwerpgolfhoogtes voor de constructie. Er is gebruik gemaakt van een dynamisch rekenprogramma, dat de bewegingen van en de dwarskrachten, momenten en de wringing in het element bepaald. De input van de golven op zee gebeurt door het opgeven van een golfspectrum gekarakteriseerd door een significante golfhoogte en een golfperiode. Dit programma geeft als output voor de bewegingen van en belastingen op het element weer een significante amplitude en een bijbehorende periode. Hieruit blijkt dat deze theoretische benadering een probabilistische aanpak van het probleem tot gevolg heeft. Nu is eerst naar de bewegingen van het element gekeken of deze niet te groot worden en naar de stabiliteit van het element op zee. De bewegingen bleken gering te zijn en de stabiliteit is tijdens de volledige transportduur gegarandeerd. Vervolgens zijn de dwarskrachten, momenten en de wringing bepaald. De constructie is voor het opnemen van de momenten in de gebruiksfase gedimensioneerd door het aanbrengen van voorspankabels. Dimensionering op dwarskracht en wringing is gebeurd in de bezwijkfase, waarbij eventueel nog dwarskrachtwapening dient te worden aangebracht. Vervolgens zijn de constructies voor de verschillende ontwerpgolfhoogtes met elkaar vergeleken, waarbij voor het meest economische ontwerp is gekozen in verhouding tot het aantal werkbare dagen voor het transport over zee.","immersed tunnel; tunnel elements","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:42d36d7a-cc22-4786-8fd6-87509454ede6","http://resolver.tudelft.nl/uuid:42d36d7a-cc22-4786-8fd6-87509454ede6","An overview of equations of state for polar, associating and ionic mixtures: Literature thesis","Blindenbach, W.L.","de Swaan Arons, J. (mentor); Peters, C.J. (mentor)","1993","In this literature thesis an overview of equations of state for polar, associating and ionic mixtures is given. Many of the cubic equations of state, like the Soave-Redlich-Kwong equation of state or the Peng-Robinson equation of state, are often used to describe the phase behaviour of mixtures containing polar, associating or ionic components. When using these equations of state for such mixtures, large errors are created and large temperature or composition dependent binary interaction parameters are needed. Better results are obtained when using an equation of state with specific terms to describe the polar, associating and ionic contribution. Only these equations of state, with specific terms for one of these non-idealities, are described and discussed in this overview. For polar mixtures most of the equations of state with a specific term to describe the anisotropic interactions are based on the PHCT. Of these equations of state, the PACT equation of state is the most well-known. Another familiar equation of state for polar mixtures, not based on the PHCT, is the BACK equation of state. For associating mixtures, three classes of theories have been developed specifically to treat hydrogen-bonding systems. The three theories (chemical, quasi-chemical and physical theory) result in different equations of state, which have the same functional form for both pure components and for mixtures. The most widely used equations of state for hydrogen-bonding mixtures are the APACT equation of state and the SAFT equation of state. For more complex calculations there is also the APACT-2 equation of state. When calculating the phase behaviour at low reduced densities the ESD equation of state is often used. Electrolytes are mostly described by an activity model and not by an equation of state. However, a few equations of state have been developed specially to treat binary liquid mixtures containing salts.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Engineering and Materials Science","","Applied Thermodynamics and Phase Equilibria","",""
"uuid:01815499-5bf6-4eef-8128-5cc3cd4d92c5","http://resolver.tudelft.nl/uuid:01815499-5bf6-4eef-8128-5cc3cd4d92c5","Interpretatie van 1-Dimensionale Riviermorfologische Berekeningen","Van der Sman, R.J.","De Vries, M. (mentor); Wang, Z.B. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor)","1993","In rivierbochten treedt een spiraalstroming op, die ervoor zorgt, dat in alluviale rivieren een dwarshelling ontstaat. Hierdoor wordt de buitenbocht diep en de binnenbocht ondiep. Voor vele menselijke, in rivieren plaatsvindende aktiviteiten is het noodzakelijk het diepteprofiel van de rivier te kennen. Te denken valt aan scheepvaart en de bouw van constructies. Het diepteprofiel van een rivier kan nauwkeurig berekend worden met behulp van 2-dimensionale computermodellen, maar dit vergt een lange rekentijd en is duur. Om deze nadelen weg te nemen wordt in dit onderzoek een 1- dimensionaal morfologisch model ontwikkeld, die 2-dimensionale effecten meeneemt. Het toepassingsgebied van dit 1-dimensionale model is beperkt tot tijdsonafhankelijke morfologische processen, die plaatsvinden in geheel alluviale rivieren met uniform bodemmateriaal en niet-erodeerbare oevers. De oplossingsstrategie die gebruikt is om het 1-dimensionale morfologische model te ontwikkelen bestaat uit drie stappen. Eerst wordt een 2-dimensionaal rivierprofiel geschematiseerd in een 1-dimensionaal bakprofiel. Vervolgens wordt de verandering van het 1-dimensionale profiel berekend, ten gevolge van een verandering in de morfologische processen. Tenslotte wordt gekeken hoe de 1-dimensionale profielsverandering geinterpreteerd moet worden om tot een 2-dimensionale profielsverandering te komen. Een sterk vereenvoudigd bochtprofiel is het 'axiaalsymmetrische' bochtprofiel. Dit is het profiel van een bocht, die oneindig lang en overal even breed en even gekromd is, zodat het dwarsprofiel over de gehele lengte gelijk is. Voor de berekening van een axiaal symmetrisch bochtprofiel bestaan vele formules. Uit de analyse van verschillende van deze formules blijkt dat, indien het debiet verandert, het nieuwe 2-dimensionale bochtprofiel exact benaderd kan worden, door, over de gehele breedte, alle plaatselijke diepten met dezelfde verhouding te laten veranderen als dat het 1-dimensionale profiel veranderd. Dit wordt in dit rapport de 1-dimensionale benadering genoemd. Als het sedimenttransport verandert en de 1- dimensionale benadering weer toegepast wordt, dan wordt het nieuwe 2-dimensionale profiel niet exact benaderd. Bij toename van het sediment transport wordt het dwarsverhang onderschat en bij afname wordt het dwarsverhang overschat. Door het profiel, dat via de 1-dimensionale benadering is verkregen, te kantelen om een goed gekozen punt in de juiste richting, kan het exacte profiel wel worden verkregen. Dus bij de berekening van een 2-dimensionale profielsverandering maakt het niet uit hoe het 2-dimensionale profiel geschematiseerd wordt in een 1-dimensionaal bakprofiel, maar gaat het om de interpretatie van de 1-dimensionale benadering, ofwel dat de kanteling goed plaatsvindt. In rivieren blijken de 1-dimensionale schematisaties van de diverse dwarsdoorsneden gelijk te blijven over de lengte van de rivier, zolang de breedte constant blijft. Doordat het rivierprofiel zich aan de wisselende kromtestralen moet aanpassen en dit over enige afstand gebeurt, moet er gewerkt worden met aanpassingslengten. De vergelijkingen, die in dit rapport zijn afgeleid, zijn in een aantal situaties getoetst op bruikbaarheid, wat positieve resultaten opgeleverd.","spiraalstroming; rivieren; morfologisch model; bodemmateriaal; sedimenttransport; dimensionaal","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:fc0fa5bd-e2a6-438a-a5eb-12d7fee55071","http://resolver.tudelft.nl/uuid:fc0fa5bd-e2a6-438a-a5eb-12d7fee55071","De uitvoering van de Nederlandse havendammen: Een onderzoek naar invloedsfactoren","O'Prinsen, N.M.","Vrijling, J.K. (mentor)","1993","Door de ontwikkeling van de scheepvaart ontstaan er na 1950 steeds grotere schepen, waardoor veel zeehavens niet meer aan de vereiste diepte en omvang voldoen. Ook de hoeveelheid schepen stijgt sterk zodat Rijkswaterstaat besluit tot uitbreiding van een drietal havenmonden. Ten eerste wordt de havenmond te IJmuiden vergroot, Ten tweede wordt de visserhaven van Scheveningen uitgebreid en de laatste uitbreiding is de havenmond van Hoek van Holland. Hoewel de drie havenmonden in dezelfde tijdsperiode zijn uitgebouwd zijn er verschillen in de uitvoering. Een dieper inzicht in de factoren die van invloed zijn geweest bij deze uitvoering wordt van groot belang geacht met het oog op toekomstige grote projecten. Derhalve dient ten eerste bekend te worden op weke wijze de drie havenmonden zijn uitgebouwd. Als centraal staande aspecten gelden; ontwerp, omstandigheden, materiaal, materieel, tijd, ruimte, onderzoek, kosten en organisatie. Deze aspecten vormen vervolgens de basis voor de factoren die van invloed zijn geweest op de verschillen en overeenkomsten bij de uitvoering van de dammen. Vooral het aspect organisatie drukt een grote stempel op de wijze van construeren en het verloop van de uitvoering. Het vergelijken van de dammen kan op verschillende wijzen geschieden. Het vergelijken van de dammen met betrekking tot de verschillende aspecten is een eerste manier. Tevens is het mogelijk de dammen te toetsen aan een geheel van criteria zodat alle aspecten in de vergelijking kunnen worden meegenomen. Een overzichtsmatrix met de opgestelde beoordelingscriteria toot een kwalitatief totaaloverzicht van de uitvoeren. IJmuiden voldoen als minste aan de gestelde criteria, terwijl Hoek van Holland een positief beeld geeft van de uitvoering.","havendam; IJmuiden; Scheveningen; Hoek van Holland","nl","master thesis","TU Delft, Civil Engineering and Geosciences, Hydraulic Engineering Section","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","","","","",""
"uuid:7198c4bc-14ed-40fe-9a14-5634ee0321ff","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7198c4bc-14ed-40fe-9a14-5634ee0321ff","Ontgrondingen rond pijpleidingen op slibhoudend zand","Van der Velden, E.T.J.M.","d' Angremond, K. (mentor)","1993","Het transport en de erosie van mengsels van zand met 10 tot 30 % slib is onderzocht. Zowel het transport in de algemene zin als de erosie rond pijpleidingen is in beschouwing genomen. De transport karakteristieken van zand waar zich slib in bevindt verschillen van die van zuiver zand. De critische bodem schuifspanning neemt toe voor een toenemend percentage slib. Het transport vormt niet een evenwicht zoals dat bij zuiver zand gebeurt maar neemt langzaam toe in de tijd. De erosie karakteristieken rond pijpleidingen op een zand-slibbed wijken eveneens af van die op een zuiver zand-bed. Als gevolg van de verhoogde critische bodem schuifspanning vindt pas erosie plaats bij hogere stroomsnelheden. De erosie is zeer plaatselijk. Afhankelijk van het soort slib in het zand vindt een geringe, zeer plaatselijke, korrelsgewijze erosie plaats (kunstmatig kaoliniet-zandmengsel) of een broksgewijze, onregelmatige erosie (natuurlijk zand-slib mengsel afkomstig van de Oestergronden op de Noordzee). De aanwezigheid van een spoiler op de pijp stimuleert de erosie rond pijpleidingen op een zuiver zandbed. Ditzelfde geldt voor pijpleidingen op een zand-slibbed; de erosie vindt bij enigszins lagere stroomsnelheden plaats en de uiteindelijke erosiekuil is breder. De stroomsnelheden onder en achter de pijp worden niet extra versterkt door de vin in een andere stand dan de gebruikelijke recht omhoog staande stand te plaatsen.","zand erosie; zand transport; slib; pijpleidingen","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:3abc7aa6-c178-4a8f-a737-449bfdc199d9","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3abc7aa6-c178-4a8f-a737-449bfdc199d9","Equations of state for polymer solutions: Literature review","Volmer, D.A.","de Loos, W. (mentor); de Swaan Arons, J. (mentor)","1993","A literature search has been carried out to equations of state for polymer solutions. The equations of state have usually been based on the statistical mechanical approach of the partition function, which concept is discussed briefly. The main equation of state theories are presented in this script; cell models, fluid lattice models and combinations of them, for pure fluids and for mixtures. All theories mentioned do have the use of molecular parameters in common which, in most cases, are to be obtained from experimental PVT data. In literature, little attention has been paid to the application of equations of state at supercritical conditions. A summary of the literature found on this subject is given.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","Applied Thermodynamics and Phase Equilibria","",""
"uuid:3570d8ed-eb60-4ed4-a0d7-709b81ebb638","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3570d8ed-eb60-4ed4-a0d7-709b81ebb638","Underwater Vehicle Integrated Navigation","Neele, A.F.","Van Willigen, D. (mentor); Spaans, J.A. (mentor)","1993","Most of the research done on navigation nowadays, deals with the optimization of space, air, land and sea-surface navigation. Research into underwater navigation however, is a somewhat neglected area, although there are many submersible vehicles in use, ranging from small unmanned remotely operated vehicles (ROVs) to large nuclear submarines. Navigators of submarines - these vessels probably representing the largest group of submersibles - are particularly in need of accurate underwater navigation methods. At present, navigators on board submarines of some European countries use a concept called the ’Pool of Errors’ (POE) to establish position with associated confidence region. This is a purely graphical method, the accuracy of which is questionable. As this is recognized, a request for an investigation on how to improve underwater navigation on board submarines was forwarded by the Royal Netherlands Navy. The paper starts with an evaluation of the concept of the POE as currently used, pointing out some important shortcomings in its use. In order to improve underwater navigation and to overcome the shortcomings, a mathematical and a statistical model, based on rigorous formulae, to be used for position fixing and quality control, are proposed. These models are implemented into a computer simulation program which is developed to show the main features of integrated navigation and can serve as a basis for an integrated navigation system to be implemented in a real-time environment on board submarines.","","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:2008ae5e-92f8-425e-9985-a722fc1c9d68","http://resolver.tudelft.nl/uuid:2008ae5e-92f8-425e-9985-a722fc1c9d68","Vryhof floating breakwater: A Preliminary Study on Wave Attenuation and Mooring Forces, volume 1","Burgers, R.W.J.","D' Angremond, K. (mentor)","1993","A study has been conducted to investigate the wave attenuation characteristics and the mooring forces of a new concept of a floating breakwater concept i n a three-dimensional wave situation with regular waves. A literature study showed that the mooring forces of a floating breakwater in a two dimensional wave situation hardly had been studied. The wave damping aspects, however, were studied in much more detail for a two-dimensional situation. Three-dimensional research has not been documented in this literature. In this study the influences of wave direction, mooring line pretension, water depth, breakwater length and breakwater configuration have been investigated. It appeared that different wave transmission coefficients could be obtained by changing the breakwater orientation relative to the wave propagation direction. Further it appeared that the mooring line pretension hardly influenced the wave transmission.","floating breakwater; achor forces; vryhof achor","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:fd434318-dd8a-4eb5-8a7b-8ee2a50dd0f0","http://resolver.tudelft.nl/uuid:fd434318-dd8a-4eb5-8a7b-8ee2a50dd0f0","Gelijktijdige spraak- en dataoverdracht over een analoog telefoonkanaal","Voogt, D.A.","Arnbak, J.C. (mentor); Bons, J.H. (mentor)","1993","Met behulp van een spraak-data systeem wordt het mogelijk spraak en data tegelijk over een normale telefoonlijn te verzenden. Naast een onderzoek naar verschillende mogelijkheden voor spraak-data systemen bevat dit rapport een overzicht van verschillende methoden om spraak te coderen en een overzicht van diverse multiplextechnieken.","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrotechniek","","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","",""
"uuid:35eba305-321b-402b-b99d-64e61540c264","http://resolver.tudelft.nl/uuid:35eba305-321b-402b-b99d-64e61540c264","Nieuwe telematicadiensten voor de glastuinbouw in het Westland","Verboven, R.J.J.","Arnbak, J.C. (mentor); de Jong, C. (mentor); ten Horn, L.A. (mentor)","1993","In het Westland kan de implementatie van nieuwe telematicadiensten op verschillende netten geschieden. Deze netten zijn het telefoonnet, ISDN, datanet, huurlijnen, kabeltelevisienetten en een potentieel toekomstig glasvezelnet…","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrotechniek","","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","",""
"uuid:bb3db1fb-da70-4c66-b8a9-9f24226b669f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:bb3db1fb-da70-4c66-b8a9-9f24226b669f","Differential Scanning Calorimetry experiments on the glass transition of the amorphous metal Pd40Ni40P20","Tuinstra, P.","Sietsma, J. (mentor); Duine, P.A. (mentor)","1993","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technische Materiaalwetenschappen","","Fysische en Chemische Metaalkunde","",""
"uuid:474b7c3d-741f-456f-9807-bb53c1feb058","http://resolver.tudelft.nl/uuid:474b7c3d-741f-456f-9807-bb53c1feb058","Relatie tussen de kerf slagwaar de en de slagvastheid van een komponent in de praktijk","Hoekstra, A.C.","Bakker, A. (mentor); De Kruijff, R. (mentor); Martens, J. (mentor)","1993","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:ff181292-a047-485f-9462-2ec830b90476","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ff181292-a047-485f-9462-2ec830b90476","Hydrodynamische stabiliteitsbeschouwing van gefluïdiseerde bedden: Een vergelijking van literatuur","in 't Veld, P.J.","van den Bleek, C.M. (mentor); Verheijen, P.J.T. (mentor)","1993","In deze scriptie wordt een poging ondernomen de heden ten dage gevolgde weg ter bepaling van de stabiliteit van een gefluïdiseerd bed te achterhalen en inzichtelijk te maken. Bij deze beschouwing is gebruik gemaakt van een klassiek mechanisch model, geopperd door Anderson en Jackson (1967, 1968). Verder zijn er nog enige andere alternatieven aangekaart om tot een vergelijk te komen. Het uiteindelijk meest positieve model is dat van Anderson en Jackson, ondanks de tekortkomingen door de empirische aanvullingen aan de theoretische continuïteits- en bewegingsvergelijkingen.","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemische Procestechnologie","","","",""
"uuid:ea8c322a-3126-440e-98ef-a17b63f99353","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ea8c322a-3126-440e-98ef-a17b63f99353","Aanvaarbelasting door schepen op starre constructies","Joustra, N.D.; Pater, R.P.N.","Glerum, A. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor); Fontijn, H.L. (mentor); De Jong, H. (mentor); Lenselink, H. (mentor)","1993","Gedurende de deelonderzoeken is een bepaalde tendens waar te nemen met betrekking tot de nauwkeurigheid van de methode voor het bepalen van het vervormingsgedrag van het schip en de typen schepen waarop deze methode van toepassing is. In de literatuurstudie is gekeken naar algemene informatie over aanvaarbelastingen. De gevonden onderzoeksmethoden geven een grote diversiteit aan formules te zien, waarvan de achtergrond oppervlakkig bekend is. Deze methoden hebben dus betrekking op vele typen en soorten schepen (zowel zeevaart als binnenscheepvaart). In de handberekening is voor twee containerschepen, door het berekenen van de bezwijkbelasting van plaatvelden, de aanvaarbelasting van deze schepen bij frontale aanvaring tegen een starre wand bepaald. Vanwege de grof stoffelijke benadering in de handberekening kan met deze methode, op relatief eenvoudige wijze voor ieder binnenvaartschip de aanvaarbelasting worden berekend. De computersimulatie is vanwege de gelimiteerd beschikbare rekentijd uitgevoerd voor één schip. Met dit gemodelleerde schip zijn meerdere simulaties uitgevoerd, waarbij op gedetailleerde wijze het vervormingsgedrag van het schip bepaald is. De simulaties betreffen aanvaringen frontaal tegen een starre wand, aanvaringen frontaal tegen twee verschillende pijlers en aanvaringen onder verschillende hoeken tegen een starre wand. Uit het voorgaande kan geconcludeerd worden, dat bij de opeenvolgende deelonderzoeken steeds een nauwkeuriger beeld van het vervormingsgedrag van een schip en het krachtenverloop op de constructie werd verkregen, maar dat dit op steeds minder typen van schepen van toepassing was.","aanvaringen; collision forces; ship induced forces; pijlers","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:0a05107d-7112-4587-945c-de9628f8b7b5","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0a05107d-7112-4587-945c-de9628f8b7b5","Reactive Distillation: A literature review of existing applications","Strijk, F.H.A.","de Swaan Arons, J. (mentor)","1993","","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Engineering and Materials Science","","Applied Thermodynamics and Phase Equilibria","",""
"uuid:2899ad36-f2a5-4dda-b565-16774892461d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:2899ad36-f2a5-4dda-b565-16774892461d","Pipavav Port Project: Basic Dimensions of the port facilities, based on the traffic forecast, volume 1","De Graaff, W.J.","Velsink, H. (mentor); Groenveld, R. (mentor); Schreuder, M. (mentor)","1993","The pipavav port in western Gujarat, India, will be developed in two phases, one projected for 1997 and the second for 2010. In the first phase four terminals are projected on the northern side of the bay. (See appendix II for a map of the project site.) One of these terminals will be a multi-purpose terminal for the handling of bagged rice and bagged foodgrain, iron scrap and other general cargo as well as containerized and ro-ro cargo. The cargo will in the first phase be handled by ships gear, supported by one heavy mobile crane and in the second phase t w o additional rail mounted gantry cranes will be installed on the quay. The terminal is projected as a reclaimed island with a solid gravity type berth, connected with the mainland by an approach road. Open and covered storage will be provided directly behind the apron. Warehousing will take place on the mainland. The length of the quay will be 275m for two berths. The projected cargo volume will be 290,000 tons in the first phase and 1,1 20,000 tons in the second. The second terminal will be a so called common user bulk terminal for the handling of oil cakes, salt, fertilizer and fertilizer raw materials and coal. The loading will be done by one shiploader with an effective loading capacity of some 750-1000 ton/h. Unloading will be done with a grab unloader of 700-900 ton/h capacity discharging directly on a belt conveyer. Open and covered storage will be provided directly behind the apron in the form of wind row arrangement and storage sheds. The terminal is located directly westward of the multi-purpose terminal. It shares the same approach road. The inland transport of both terminals will be with trucks which can discharge and load on the reclamation. The length of the quay is 425m hosting two berths. The projected cargo volume will be 2.4 million tons in the first phase and 4.1 million tons in the second. The third terminal will be a dedicated cement terminal of 185m. The terminal will be situated southwest of the common user bulk terminal and constructed as a piled jetty connected to the mainland by a partially piled, partially earth dam approach road. The fourth terminal will be a dedicated copper smelter terminal for the import of dry bulk and the export of liquid bulk. The terminal will be connected to the cement terminal on the southwest side, sharing the same approach road. Storage facilities will probably have to be provided in the vicinity of the terminal or else on the mainland, near the factory. The length of the quay will be 195m for one berth.","port infrastructure; port planning; Gujarat; India","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:c8eb8c5e-9583-4beb-a229-649f9d2b57aa","http://resolver.tudelft.nl/uuid:c8eb8c5e-9583-4beb-a229-649f9d2b57aa","Nieuwe spuitkop voor slagroomspuitbussen","Rots, P.E.A.","Mudde, R.F. (mentor); Van den Akker, H.E.A. (mentor)","1993","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:44057120-4e58-4539-9262-f2416af93311","http://resolver.tudelft.nl/uuid:44057120-4e58-4539-9262-f2416af93311","Simulatiemodel van containertransport tussen Rotterdam en inland-terminals","Tjabbes, P.T.","Velsink, H. (mentor); Groenveld, R. (mentor)","1993","In dit afstudeerrapport is gekeken naar nieuwe logistieke systemen voor het containertransport tussen Rotterdam en de inland-Rijn-terminals. Bij deze systemen wordt gebruik gemaakt van duwboten en duwbakken. Er worden in principe twee soorten duwboten onderscheiden, namelijk transportduwboten en dstributieduwboten. Langs de Rijn worden parkings geplaatst, dit zijn uitwisselpunten van duwbakken. Op de parking van Rotterdam zal een transportduwboot een aantal duwbakken vastkoppelen. De transportduwboot vaart vervolgens richting Duitsland. Aangekomen op een parking, worden de duwbakken losgekoppeld, die dit distributiegebied als bestemming hebben. De transportduwboot vaart door naar de volgende parking, waar ook een aantal duwbakken worden losgekoppeld. Aangekomen bij de laatste parking, zal de transportduwboot richting Rotterdam gaan varen. Tijdens de dal vaart zal de transportduwboot duwbakken vastkoppelen, indien deze op de parkings liggen. De transportduwboten zorgen puur voor het transport van duwbakken tussen de parking van Rotterdam en de overige parkings. De distributieduwboten koppelen duwbakken vast op de parking, waarna de distributieduwboten de containers gaan uitventen in het betreffende distributiegebied. De duwbakken worden in deze distributiegebieden geladen met containers met bestemming Rotterdam. De distributieduwboten koppelen de duwbakken los op de parking, zodat de duwbakken kunnen worden opgepikt door transportduwboten. In het Rotterdamse havengebied varen een aantal havenduwboten, die de duwbakken oppakken van de parking van Rotterdam en vervolgens langs de terminals in het Rotterdamse havengebied vaart, waar de containers met bestemming Rotterdam worden gelost en de containers met herkomst Rotterdam worden geladen in de duwbakken. Bij het laden van de duwbakken krijgt de duwbak een distributiegebied als bestemming, zodat in een duwbak alleen containers voor één distributiegebied is geladen. Er zijn vier verschillende transportvarianten onderzocht. Voor dit onderzoek is een computersimulatieprogramma geschreven in PROSIM. Het resultaat van dit onderzoek is onder andere dat systeem 1 het meest optimaal functioneert. Berekend is dat de kosten per TEU-km 43 cent bedragen voor systeem 1.","inland navigation; binnenvaart; duwvaart; duwboot","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:65a74228-191f-4aee-8e49-bdb787401b7d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:65a74228-191f-4aee-8e49-bdb787401b7d","Critical Flow Calculations of Compressible Non-Ideal Fluids Based on an EOS","Couwenberg, J.P.A","Boshkov, L.Z. (mentor); de Swaan Arons, J. (mentor)","1993","This thesis comprises the results of a graduation project which has been executed at the Laboratory of Applied Thermodynamics and Phase Equilibria, faculty of Chemical Engineering and Materials Science, Delft University of Technology (DUT). It is a part of a research project being carried out by Dr. L.Z. Boshkov and prof. J. de Swaan Arons; the project is financially sponsored by the Royal Dutch Shell Company. The aim of the research project is to present a systematic approach to the modelling and sizing of safety relief valves. Pressure or safety relief valves are routinely placed on chemical reactors and pressure vessels handling gases or liquids to protect the equipment against pressure build-up. Because the modelling still causes non-trivial tasks for chemical engineers, the research project was started to structurize the problems. In this work the results will be discussed with respect to t the critical flow of both one- and two-phase flow of non-ideal fluids through PRV 's at given stagnation states using an EOS. The results in this thesis are calculated for the non-ideal RK-fluid, however, the derived theories are presented as general as possible which makes extension to other EOS possible. The results in this thesis are calculated for the non-ideal RK-fluid, however, the derived theories are presented as general as possible which makes extension to other EOS possible. When concerning the one-phase flow calculations for the RK-fluid, one can conclude that the obtained results are equivalent to published results [Leung & Epstein, 1988]. In contrast to the latter published results, in this work an analytical maximization criterium is applied which provides more insight into the process equation which has to be used. Another important conclusion is that in this thesis the thermodynamic limits of one-phase critical flow are described and calculated. Both the spinodal and the saturation curve are indicated in the presented diagrams. The approach has been used to develop a new kind of phase diagrams: the critical flow phase diagrams (CFPD). This CFPD can be applied as an engineering tool in PRV design studies. With respect to the two-phase critical flow calculations, the well-known HEM have been worked out for non-ideal fluids using an EOS for the first time. Again an analytical maximization criterium has been applied to obtain the results. The results in this work are in a preliminary stage but one can conclude that they are in qualitatively correspondence with published data. On the face on it, the developed model can relatively easy be extended to critical flow processes which start in the one-phase region but have a maximum in mass flux in the two-phase region, and to processes concerning binary mixtures or even multi-component systems. When these extensions are succeeded, for the first time a general theory will have been derived that covers the entire range of initial vessel temperatures and pressures.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Technology and Materials Science","","Applied Thermodynamics and Phase Equilibria","",""
"uuid:0246f0f9-5e12-4d86-974b-da18d4692e7f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0246f0f9-5e12-4d86-974b-da18d4692e7f","Alternatief voor het oorspronkelijke ontwerp van de golfbreker van Arzew (EI Djedid), Algerije","Van Paassen, B.","D'Angremond, K. (mentor); Tutuarima, W.H. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor)","1993","De in 1978 gereedgekomen golfbreker van Arzew werd in 1980 onverwacht zwaar beschadigd. In dezelfde periode traden vergelijkbare schadegevallen op bij andere grote golfbrekers rond de Middellandse Zee. Dit is onder andere aanleiding geweest tot veel onderzoek wat de kennis op het gebied van golfbrekerontwerp vergroot heeft. Voor dit afstudeerproject is in deel A een inventarisatie van de huidige kennis omtrent het ontwerp van golfbrekers van het type ' Arzew' gemaakt. In deze voorstudie is er vanuit gegaan dat de hoofdfunctie van de golfbreker 'het beschermen van de haven tegen invallende golven' is. De volgende oorzaken voor falen van een golfbreker zijn hierin beschreven: Transmissie, Golfoverslag en Instabiliteit van een of meerdere onderdelen van de golfbreker. Tot slot zijn enkele in deel B beschreven ontwerpen vergeleken met het oorspronkelijke ontwerp en de huidige situatie. De ontwerpgolfhoogte van het oorspronkelijke ontwerp (H.ad = 9.9 m) blijkt hoog te zijn in vergelijking tot de ontwerpgolfhoogte van het gekozen ('optimale') ontwerp (Hssd = 8.9 rn). Wanneer de huidige inzichten ten aanzien van het ontwerp van golfbrekers van het type 'Arzew' en een ontwerpgolfhoogte van circa 10 meter toegepast zouden zijn zou het ontwerp van de golfbreker van Arzew (EI Djedid) tetrapodes van 68 ton in plaats van 48 ton gehad hebben.","golfoverslag; golfbreker","nl","master thesis","","","","","","","","2011-12-10","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Costal Engineering","",""
"uuid:29802d6c-8fdf-40bb-8cbb-361b172104ed","http://resolver.tudelft.nl/uuid:29802d6c-8fdf-40bb-8cbb-361b172104ed","Modeling of the phase behaviour of industrially important mixtures from the associated perturbed anisotropic chain theory","Blindenbach, W.L.","de Swaan Arons, J. (mentor); Peters, C.J. (mentor)","1993","In the last twenty years, the interest in the phase behavior of mixtures of polar, associating and ionic compounds has been grown and subsequently the interest in equations of state for these mixtures. A new field of equations of state has been developed, based on statistical thermodynamic grounds. The most successful thermodynamic theory for pure components and mixtures of components is perturbation theory. Donohue and co-workers developed a practical equation of state using perturbation theory for associating and polar components, the Associated Perturbed Anisotropic Chain Theory (APACT). In this work, pure component molecular parameters for the APACT have been calculated. It is clear that APACT is able to describe the pure component properties with less than one percent error. Furthermore, it is clear that the molecular parameters for the APACT have a physical basis and are related to the size, dispersion energy and shape of the molecules. Two systems have been described (ethanol-hexane and water-carbon dioxide) with the APACT. For the system ethanol-hexane the APACT was able to describe the entire phase behavior accurately and furthermore it predicts the azeotrope. This is in contrast to the PengRobinson (PR) equation of state, which is not able to describe the phase behavior of this system, even with a binary interaction parameter. For the system water-carbon dioxide, a binary interaction parameter was necessary for the APACT. In addition to Vapor-Liquid- Equilibria, also Liquid-Liquid-Equilibria have been calculated with the APACT. Finally, the phase behavior for a number of freon mixtures has been calculated with the PACT and the predictions are compared with the PR equation of state and the Soave-RedlichKwong equation of state. The PACT was able to describe the mixtures approximately two times better than the PR equation of state. Introduction of a binary interaction parameter results in the same results for all the equations of state used. It is clear that for systems that exhibit hydrogen bonding and polar interactions the APACT works better than the cubic equations of state and that for extrapolation or prediction purposes, the APACT should be used.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Engineering and Materials Science","","Applied Thermodynamics and Phase Equilibria","",""
"uuid:3ec6cd9b-5da0-4820-9cad-d2d56af4e3f6","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3ec6cd9b-5da0-4820-9cad-d2d56af4e3f6","High Quality Transmission Of Paper Documents Over Telecommunications Networks","Schouten, W.A.","Arnbak, J.C. (mentor); Prasad, R. (mentor); Bons, J.H. (mentor)","1993","A system is presented for the transmission over telecommunications networks of a document from paper input (scanner) to an electronic output medium, mostly a computer or electronic storage device. The scanning operation has to take place at a high resolution (300 dots per inch), so the emphasis in this report is put on data compression.","Compression; Segmentation; Coding; (Compound) Document Transfer; E-mail","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:77f48bc6-7095-4186-863a-2cad0040df6a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:77f48bc6-7095-4186-863a-2cad0040df6a","Analysis of the Eurofix Data Link","Noorbergen, A.M.","Braasch, M. (mentor); Breeuwer, E.J. (mentor); Van Nee, D.J.R. (mentor)","1993","After the introduction of the Eurofix concept for transmission of Differential GPS data via Loran-C signals by additional phase modulation, the consequences of this modulation for conventional (non-Eurofix) users is discussed. In what follows, various modulation schemes will be introduced and the properties of these schemes will be described.","Radio Navigation; Phase Modulation; Coding; Radio Propagation; Integrated Navigation; Loran-C; DGPS; Eurofix","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:57cc1609-b6b6-4dd1-8646-3467e2f4515c","http://resolver.tudelft.nl/uuid:57cc1609-b6b6-4dd1-8646-3467e2f4515c","The implementation and evaluation of a Kalman filter in MIAS","Moelker, D.J.","Breeuwer, E.J. (mentor); Salzmann, M.A. (mentor)","1993","This report describes least squares estimation (LSE) and Kalman filtering in integrated navigation. The Kalman filter and its underlying principles are treated. The implementation of a Kalman filter in MIAS is investigated, and two different Kalman filters are developed. The problems that occur in a hybrid environment as the asynchronicity of the measurement sources and correction for sensor displacement from the aircraft center of gravity are solved. A flight test is performed to test MIAS. This flight test forms the basis for an analysis that is done to evaluate the performance of the two Kalman filters relative to weighted least squares estimation. These results indicate that MIAS can satisfy CAT III landing system requirements without DME/P, while the Kalman filter gives a relative improvement of accuracy at far range from the MLS datum point with respect to the weighted least squares estimator.","optimal filtering; Kalman filter; (weighted) least squares estimation; approach and landing; MLS Integrated Approach System (MIAS); accuracy; reliability","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:7bee3c48-64b3-4d94-a733-777c51938ae1","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7bee3c48-64b3-4d94-a733-777c51938ae1","Tsunami-golven in het Noordzeegebied","Bijl, W.","Stelling, G.S. (mentor); Booij, N. (mentor); De Ronde, J.G. (mentor)","1993","In het Noordzeegebied kunnen ook tsunami-golven voorkomen die opgewekt zijn door een aardbeving buiten dit gebied. Met name het zeegebied ten noorden en noordwesten van het Noordzeegebied is in dit verband van belang. In dit noordelijk zeegebied is de kans op een tsunami-opwekkende aardbeving aanmerkelijk groter dan in het Noordzeegebied. M.b.t. de exacte kans dient nog nader onderzoek plaats te vinden. De maximale aardbevingssterkte waarmee in dit gebied rekening gehouden dient te worden bedraagt M=7,5, wat op diep water resulteert in tsunami-golven met periode T=180 min. en amplitude r= 1 m. In het Noordzeegebied kan echter, volgens een grove schatting op basis van empirische Japanse formules, de waarde van deze amplitude oplopen tot 3 a 4 m. De beinvloeding van de waterstand aan de Nederlandse kust door bovengenoemde tsunamigolven die vanuit het noorden of noordwesten het Noordzeegebied binnenlopen, wordt bepaald m.b.v. het Continental Shelf Model (CSM-model). Dit model beslaat een groot deel van het continentale plat van Noordwest-Europa (figuur 6.1) en is gebaseerd op het W AQUA-programmapakket, waarmee de beweging van oppervlaktewater in twee horizontale dimensies kan worden berekend. Op basis van de kennis verkregen m.b.v. bovengenoemde experimenten zijn m.b.v. het CSM-model enkele tsunami-golfberekeningen zonder getij uitgevoerd. Hieruit komt naar voren dat een tsunami-golf die het Noordzeegebied vanuit het noorden binnenloopt, hogere waterstanden aan de Nederlandse kust tot gevolg heeft dan een tsunami-golf uit het noordwesten. In waterstand-meetstations aan de Nederlandse kust wordt, in geval van een tsunamigolf uit het noorden, een maximale waterstandsverhoging van ongeveer 1,7 m geregistreerd. Voor beide experimenten geldt dat de tsunami-golf t.g. v. de coriolis(kracht) als het ware tegen de oostkust van het Verenigd Koninkrijk wordt aangedrukt en daar vooral in de grote baaien/inhammen aanzienlijke water- standsverhogingen tot gevolg heeft.","tsunami; Noordzee; golfdoordringing","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:a126aa35-0ab5-461b-8a72-a629f6db0b04","http://resolver.tudelft.nl/uuid:a126aa35-0ab5-461b-8a72-a629f6db0b04","Chain management and energy extensification: Literature survey","","de Swaan Arons, J. (mentor)","1993","Recently there has been considerable concern expressed about the crises in energy, resources, and pollution. Energy demands, resource limitations, and environmental pollution are closely linked, and chain management and energy extensification can make a contribution to the solution of all these problems. Factors influencing the feasibility of recycling are reviewed, and an apart discussion over the thermodynamics of recycling is given. In general, it is difficult to recycle from economic, transportation, and chemical points of view. Recycling tends to be considered only when other courses of action are obviously unsatisfactory, either because of a shortage of natural raw materials, or because of environmental considerations. The world fossil fuel reserves and current energy consumptions in various types and geographical sectors are reviewed. It is shown that, although the lives of the fossil fuels are limited, new finds still tend to increase these lives. The global greenhouse effect is discussed. The needs for ecologically-safe clean local environments make pollution prevention desirable. As most environmental pollution stems, directly or indirectly, from fossil fuel combustion, energy conservation is seen as priority area for attention. Furthermore, energy savings result in financial savings and also result in reduction in environmental pollution.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Applied Thermodynamics and Phase Equilibria","","","",""
"uuid:d064b5f2-e96e-4639-8be0-e13b37e6d519","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d064b5f2-e96e-4639-8be0-e13b37e6d519","Bit Error Probability Model for Frequency Selective Multipath Channels","Stigter, P.A.","Arnbak, J.C. (mentor); Prasad, R. (mentor); Janssen, G.J.M. (mentor)","1993","This report presents a model for Bit Error Probability evaluation for frequency selective multipath channels. This model has been used to calculate BEP results for channel measurements carried out at the TNO-FEL laboratory. In this model a coherent BPSK receiver is assumed with optimum symbol timing, and which uses a squaring loop for carrier recovery. It is shown that a receiver without diversity has poor performance in many cases. A system with several antennas is expected to have much better performance.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:fa8ee260-49a2-49bf-9af6-6a3dec7cc183","http://resolver.tudelft.nl/uuid:fa8ee260-49a2-49bf-9af6-6a3dec7cc183","Plaatsingscriteria voor een DGPS Referentiestation","Vos, M.","van Nee, R. (mentor); van Willigen, D. (mentor)","1993","Het Global Positioning System is een satellietnavigatiesysteem dat zowel voor civiel als militair gebruik bedoeld is. De nauwkeurigheid voor civiele gebruikers ligt rond de honderd meter. Deze geringe nauwkeurigheid is ontstaat doordat in opdracht van het Amerikaanse Ministerie van Defensie het civiele signaal wordt gestoord. Deze verstoring heet Selective Availability (SA). Voor bepaalde toepassingen, zoals een precisie-nadering van een landingsbaan in slecht weer met een Jumbo 747, is dit veel te laag. Vanuit deze behoefte is DGPS (Differential GPS) ontstaan. Bij GPS worden vier afstanden (ranges) van minimaal vier verschillende satellieten gemeten. Uit deze ranges wordt de positie berekend. Het principe van DGPS berust op het corrigeren van de fout in de ranges per satelliet. De grootte van de fout is te meten door op een nauwkeurig bekende positie met een referentiestation de rangefout per satelliet te meten. Deze rangefout kan dan overgezonden worden naar mobiele gebruikers in de omgeving. Deze correcties zijn tot ongeveer 300 km. rond het referentiestation bruikbaar…","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrotechniek","","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","",""
"uuid:0d9b1b0d-ebfb-4c33-87f8-cbdb8990c6c3","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0d9b1b0d-ebfb-4c33-87f8-cbdb8990c6c3","Analysis of storage and retrieval policies for ATM buffers","Janssens, E.G.","Awater, G.A. (mentor)","1993","To satisfy the different performance (QoS) requirements of the several types of ATM traffic many control strategies have been described in recent literature. The control strategies that operate on cell switching level are combinations of storage and retrieval priority policies. The performance of these policies has been compared and discussed.","","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:004d0f47-e57d-4867-b46c-cf281e378f6c","http://resolver.tudelft.nl/uuid:004d0f47-e57d-4867-b46c-cf281e378f6c","Modelling of Compressed Video Traffic","Setyowati, A.E.","Schoute, F.C. (mentor); Awater, G.A. (mentor)","1993","First an inventory of video sources and models is given. After that we give measurement results on the H.261 videophone system. Next modelling the H.261 video traffic as a superposition of on-off sources is described. The model is constructed by fitting the Probability Mass Function and the autocorrelation coefficient of the measured data. A Pascal program is developed to automatically generate an on-off model. Finally we evaluate the on-off model by comparison of the results with the measurements.","","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:e7dcd836-4cb3-422c-a2b8-10998993f2d3","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e7dcd836-4cb3-422c-a2b8-10998993f2d3","Design of a tele-information system for train travellers","Essenius, E.C.","Arnbak, J.C. (mentor); Prasad, R. (mentor)","1993","After a short introduction on the subject of information supply to the travellers, the requirements for a tele-information systems are discussed. The current operational systems as well as the NS development of train control and communication systems have been investigated. Research has been performed into the possible contributions these systems can give to our design. Furthermore, it has been investigated which way of transmitting mono-directional data to mobile receivers gives the best result, and which error control technique gives an optimal result.","Railway communication systems; mobile communication systems; Fading; Error control coding","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:b85c405a-32c7-4851-ac0a-4d67972b4931","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b85c405a-32c7-4851-ac0a-4d67972b4931","Lengte-effecten","Frijters, M.","Vrijling, J.K. (mentor)","1993","Het onderwerp van dit rapport is een onderzoek naar het lengte-effect bij dijken voor het mechanisme overlopen. Het lengte-effect houdt in dat de faalkans van een ringdijk groter is dan faalkans van het dijkvak met de maximale faalkans, omdat belasting en sterkte langs de waterkering kunnen variëren waardoor de belasting als het ware vaker de gelegenheid heeft de sterkte te overtreffen. Het lengte effect zoals hierboven beschreven kan zowel aan de belastingzijde als aan de sterktezijde optreden. In hoofdstuk 3 is een statistisch model voor de hoogte van een dijk opgezet. Dit statistische model gaat ervan uit dat de dijkhoogte beschreven kan worden door een ergodisch proces. Dit houdt in dat de samenhang tussen twee punten kleiner wordt naarmate de daartussen liggende afstand groter wordt, zodat zij op een grote afstand volkomen onafhankelijk van elkaar worden. Met behulp van een door Grondmechanica Delft uitgevoerde analyse van metingen van Westersehelde dijkskruinen is dit model gecontroleerd. Het blijkt dat de kruinhoogte voor wat betreft zettingen en onnauwkeurigheden in aanleg, beschreven kan worden door een ergodisch proces. Dit gaf aanleiding om (in hoofdstuk 4) een dijk te beschouwen als een reeks van onafhankelijke trekkingen uit de kansdichtheidsfunctie van de sterkte. Omdat de verdeling van de kruinhoogte onbekend is, zijn meerdere verdelingen met elkaar vergeleken, en dan voornamelijk in het gebied van de staarten van de verdelingen. Fysisch lijkt het aannemelijk dat de staart van de verdeling voldoet aan de classificatie gemiddeld-kort, volgens de classificatie van de staarten van verdelingen door Schuster. De normale verdeling en de cos²-verdeling voldoen bijvoorbeeld aan deze classificatie. De standaardafwijking van de sterkte blijkt een grote invloed te kunnen hebben op het lengteeffect. Bij kleine standaardafwijkingen zoals gemeten op de genoemde Westerschelde dijken is het lengte-effect aan de sterktezijde voor verdelingen met een gemiddeld-korte staart klein. Verder blijkt ook de correlatielengte invloed te hebben op het lengte-effect. Het lengte-effect aan de belastingzijde is in hoofdstuk 5 onderzocht. Uit een studie van Vrouwenvelder (1988) blijkt dat het windrichtingseffect een lengte-effect van een factor tien kan veroorzaken. Het programma Dijkring blijkt dit lengte-effect bijna volledig mee te nemen onder de voorwaarde dat zorgvuldig geschematiseerd wordt en goed naar de laagste kruinhoogten gekeken wordt.","lengte effect; overlopen; faalkans; waterkering","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:0ff22f4a-812f-4fd6-80a5-3123ad305783","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0ff22f4a-812f-4fd6-80a5-3123ad305783","Dokumentatie en Ontwikkeling van ITORAII","Stokke, O.","Westerveld, J.R. (mentor)","1993","Het object georienteerde turbo pascal programma ITORA II (Interactive Telephone network Optimization in Rural Areas) is en hulpmiddel bij de planning en optimalisering van telefoonnetwerken in rurale gebieden. ITORA II is een onderdeel van het Delft Rural Telephone System (DRTS). Dit verslag bevat de dokumentatie van de tot nu toe gemaakte objecten en de defenitie van de nog te maken objecten. Eerst volgt een algemene inleiding in object georienteerd ontwerpen en een korte uitleg van de dokumentatiemethode.","","nl","student report","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:3d2cbb62-387e-49c9-9046-7cbfb44c2647","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3d2cbb62-387e-49c9-9046-7cbfb44c2647","Laser Doppler measurements on Jet-like acoustic streaming in liquids","Nederveen, M.T.","Van den Akker, H.E.A. (mentor); Derksen, J.J. (mentor); Kleijn, C.R. (mentor); Warmoeskerken, M.M.C.G. (mentor); Zuidgeest, P. (mentor)","1993","","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:2df5721a-680d-43df-81f9-ff852570fb54","http://resolver.tudelft.nl/uuid:2df5721a-680d-43df-81f9-ff852570fb54","Closure of the Shiwa Tidal Basin","Kooij, A.F.","d' Angremond, K. (mentor); Van Roode, F.C. (mentor); Verspuy, C. (mentor)","1993","South Korea suffers from a high population density and stands therefore in need of agricultural and industrial land. The Koreans are seeking for solutions to solve this problem. One of the possibilities is to reclaim land from the sea. Several land-reclamation projects have already been carried out and one of the projects that is at the moment under construction is the closure of the Shiwa tidal basin. This project has been studied by the NEDECD and it appeared that the bottom protection length of 30 meter, designed by the Koreans is not sufficient according to Dutch design rules. In this thesis study, the bottom protection length has been determined according to Dutch design standards. Therefore, first a mathematical model of the region has been made to obtain the local conditions. This model is described in the sub report on the preliminary model investigation on the closure of the Shiwa tidal basin. With the model, several closure methods have been simulated. With the thus obtained local hydraulic data, the decisive D50 of the closure dam, depending on the closure method has been determined. Subsequently, the time needed for the construction of the dam has been determined with an estimation of the production capacity. With the flow velocities during every closure phase and the time during which the bottom is exposed to these flow velocities, the bottom protection length could be determined. The bottom protection length needed to avoid failure of the closure dam due to extensive scouring appeared to have a length of 15 to 300 meter. The maximum bottom protection is ten times more than the length designed by the Koreans.","land reclamation; dam","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:d5815230-e734-4730-8841-f44d6e68f6ae","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d5815230-e734-4730-8841-f44d6e68f6ae","Exergy analysis and irreversible thermodynamics applied to the distillation of ideal binary mixtures","Strijk, F.","Ratkje, S.K. (mentor); de Swaan Arons, J. (mentor)","1993","An exergy analysis has been made for a distillation column separating an ideal binary mixture. It was assumed that the exergy losses were divided over the refluxcondenser, reboiler and plates. The effects of pressure drop and gravitation were neglected. It was tried to gain better insight into the results of the analysis with the theory of irreversible thermodynamics...","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","Applied Thermodynamics and Phase Behaviour","",""
"uuid:62210083-85a4-4e1c-813b-5e3bf1b9e9a2","http://resolver.tudelft.nl/uuid:62210083-85a4-4e1c-813b-5e3bf1b9e9a2","Profile development of a nourishment behind a submerged breakwater","Winter, T.","D' Angremond, K. (mentor); Van de Graaff, J. (mentor); Roelvink, J.A. (mentor)","1993","A literature review is undertaken to understand the causes and the effects of the first process. Using the resulting equations, the UNIBEST-TC program is verified for the process of wave transmission over and through a submerged breakwater. Due to the fact that only impermeable breakwaters can be implemented in the program, deviations occur. For conventional breakwaters the agreement is quite good. For reef breakwaters it is not accurate enough. Due to the fact that a conventional submerged breakwater will be used, the approximations as computed with UNIBEST-TC will suffice. The cause and results of the second process are qualitatively more or less known. However, more quantitative data are needed. The third process is very important because it causes a spatial difference between the point of breaking and the position of maximum return flow. It determines the amount and effect of scour just bebind the breakwater. It seems that these effects are slightly overpredicted by the program. Model tests and extensive measurements will be needed to verify this assumption. All three processes together result in asteeper slope of the nourishment bebind the breakwater, as compared to the reference slope. The amount of shoreline retreat is computed for a nourishment bebind breakwaters with the crest located at NAP -2 m and NAP -4 m. A stability analysis on the primary armour layer as used on these two breakwaters was carried out. Using the results of that analysis, a rough estimate of the costs for both breakwaters is derived. Adding these figures to the costs needed for the nourishments bebind the breakwaters, a comparison is made between these two protected nourishments and an unprotected nourishment. Both result in a more or less stabie coast enlargement of 1000 m. The conclusion is that the protected nourishment is economically a better option than the unprotected one. Due to the fact that the overall costs for the two protected nourishments do not differ much, the one with the lower crest (NAP -4 m) is recommended.","beach nourishment; offshore breakwater; coastal morphology","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:68d8b7e4-3c17-4330-9a42-66d2ff5bed9d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:68d8b7e4-3c17-4330-9a42-66d2ff5bed9d","Throughput and capacity analysis in a DS/CDMA system with sectorization: Task report","Wigard, J.","Arnbak, J.C. (mentor); Jansen, M.G. (mentor); Prasad, R. (mentor)","1993","Direct Sequence Code Division Multiple Access (DS/CDMA) has recently been proposed for high capacity mobile cellular networks. One of the possibilities to increase the capacity is sectorization. In this report the effects of sectorization on the maximum capacity and the throughput of a slotted DS/CDMA system are investigated. First perfect sectorization is considered. In that case the receiving gain is constant between the sector boundaries and beyond the boundaries the receiving gain is zero. Because antennas have sidelobes and the receiving gain is not constant, a model for imperfect sectorization is developed and the throughput and the maximum capacity are calculated with the model. Only the reverse link is considered, i.e. the link from mobile unit to base station.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrotechniek","","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","",""
"uuid:e12c1caf-1bb0-4a36-929b-06a6813f6da3","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e12c1caf-1bb0-4a36-929b-06a6813f6da3","Sneltramhalte onder Amsterdam Centraal Station: Bevriezen van grond","Van Haastregt, E.P.","Glerum, A. (mentor); Polen, B. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor)","1993","Onder het stationseiland moet een halte worden gebouwd ten behoeve van de Noord-zuidlijn in Amsterdam. Dit project kan geïntegreerd worden met de vele andere projecten op het stationseiland ten behoeve van het IJ-oever project. Een ondergronds busstation is in deze studie niet meegenomen. Aan de hand van een vergelijking van drie varianten (reeds opgesteld door de TU-Delft en het Ingenieursbureau Amsterdam) is de ligging van de halte en de bouwmethode besproken. Het blijkt dat een halte onder het CS, gebouwd in een open bouwkuip, met een diepteligging van BS op ca. NAP - 15m de beste mogelijkheden biedt. Ter plaatse van het IJ wordt de tunnel dan afgezonken. De meeste bouwhinder kan daarbij verwacht worden ten gevolge van het plaatsen van de diepwanden ten behoeve van de bouwkuip. Bouwtechnisch is dit alternatief gunstig vanwege de relatief eenvoudige verwijdering van de houten palen (in den droge) en de geringe te verwachten zakkingen naast de halte. Het CS moet echter ondervangen worden, omdat de fundering verwijderd wordt. Vervolgens is in dit rapport een ondergrondse uitbouw van de halte verder uitgewerkt. Hierbij worden eerst twee schildtunnels geboord, waarna tussen deze tunnels een boogvormig vrieslichaam aangebracht wordt. De hierdoor afgeschermde ruimte tussen de tunnels kan nu ontgraven worden. Door toepassing van schildtunnels krijgt de halte een relatief diepe ligging (BS op NAP - 21m), hetgeen niet diep genoeg is om de houten palen van het CS te mijden. Hierdoor kunnen grote problemen optreden bij de passage van de boorkoppen. Toepassing van een grotere diepte is evenwel niet gewenst (grotere funderingsdieptevan de ondervanging, grotere stijgtijd passagiers, dalhalte. etc.). Het perron van de halte wordt als eilandperron uitgevoerd, waarbij de ruimte tussen de schildtunnels overspannen wordt door een enkele betonnen drukboog. De kolommen staan ca. 2,5m van de perronrand, waardoor plaatselijk een vrije hoogte van slechts 2,5m aanwezig is. Het tracé loopt tussen de westtunnel en de middentunnel van het CS, terwijl de stijgpunten van de halte aan de buitenzijden van het CS geplaatst worden. Vóór het boren van de schildtunnels moet het CS ondervangen worden door middel van tubexpalen (op een aantal plaatsen moeten diepwanden gemaakt worden om de zettingen tot een klein gebied te beperken). Ten gevolge van het relatief lastige boorproces wordt namelijk een zakking van het maaiveld verwacht van ruim10 cm, door de kruip van de bevroren grond kunnen hier nog enkele cm's bijkomen. Door de grond te bevriezen, worden de mechanische eigenschappen van grond sterk verbeterd. De stijfheid en de cohesie nemen flink toe, de hoek van inwendige wrijving neemt juist af. Kruip is zeer karakteristiek voor bevroren grond; door de migratie van water op plaatsen met een hoge spanning, zullen doorgaande vervormingen optreden. Hierbij zullen ook wijzigingen van de grondparameters optreden. Naast een mechanisch ontwerp is ook een thermisch ontwerp van belang, omdat de eigenschappen van de bevroren grond sterk variëren met de temperatuur. Voordat het vrieslichaam tussen de schildtunnels berekend is, zijn enkele eenvoudigere problemen bekeken met behulp van het eindige elementen programma PLAXIS. Een modellering van de kruip door een verlaging van de E-modulus bleek een redelijke overeenkomst te vertonen met een berekening van een aantal Duitse 'vriesdeskundigen' . Toch moeten vraagtekens gezet worden bij de gevonden vervormingen, omdat de verlaging van de E-modulus een steeds groter wordende alzijdige samendrukking geeft, hetgeen bij kruip van bevroren grond niet het geval hoeft te zijn. Berekeningen met PLAXIS, gebaseerd op parameters uit de literatuur en een kruipmodellering door een verlaging van de E modulus, geven aan dat een vrieslichaam (dikte = 2m) tussen de twee schildtunnels constructief mogelijk is, mits de draagtijd van de bevroren grond klein gehouden kan worden. Door de hoge kruipsnelheid is toepassing van de Neuen Osterreichischen Tunnelbauweise (NOT) noodzakelijk. De definitieve constructie van de halte en de lining van de tunnel kunnen in gewapend beton uitgevoerd worden. Ter plaatse van de aansluiting met het vrieslichaam moet de lining verstevigd worden met langs- en dwars-liggers en een rij stempels. Het vrieslichaam wordt uitgevoerd met een dikte van 2m en een inwendige straal van 5,5m. Bij een h.o.h. afstand van de vriesbuizen van 1,3m en een temperatuur van de draagvloeistof van -30°C is een vriestijd benodigd van ca. 45 dagen alvorens met ontgraven begonnen kan worden. Indien in vier secties gewerkt wordt, is een vriescapaciteit van 2*330kW noodzakelijk. Met PLAXIS zijn in een laatste kruipfase (na een tijdsduur variërend tussen de 5 en 150 uur) verticale indrukkingen gevonden van ca. l Ocm, De schildtunnel wordt naar binnen gedrukt. De grootte van de vervormingen zijn echter gevoelig voor aannamen van de wrijving tussen het vrieslichaam en de lining en de stijfheid van de lining. Ook de eigenschappen van de bevroren grond (met name de stijfheid) hebben grote invloed op de vervormingen. Nader onderzoek naar de mechanische en thermische eigenschappen wordt aanbevolen (vooral de kruip snelheid is van belang). Hierbij moet onderscheid gemaakt worden tussen laboratorium-proeven en een praktijkproef.","Noord-zuidlijn; ondergrondse halte; schildtunnel; bevriezen grond","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:97ef351f-a7f8-425d-aab9-00ac8ad651e5","http://resolver.tudelft.nl/uuid:97ef351f-a7f8-425d-aab9-00ac8ad651e5","Storingen in de draadaanvoer tijdens het MIG / lassen van aluminium","De Kanter, M.C.L.F","Den Ouden, G. (mentor)","1993","Als afstudeeropdracht is in een samenwerkingsverband tussen de TUD en TNO/IPL, bij het laatste instituut, een onderzoek uitgevoerd naar de oorzaak van storingen in de draadaanvoer tijdens het MIG-lassen van aluminium. Er is hierbij gekeken naar twee typen draden namelijk AlMg5 (AA5356) en AlSiS (AA4043). De AlMgS-draad bleek veel storingsgevoeliger te zijn dan de AlSiSdraad. Tevens bleek er een groot verschil te zijn in de stonngsgevoehgheid van draden van verschillende leveranciers.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:227fe333-a874-4bce-b500-495eb87d17ef","http://resolver.tudelft.nl/uuid:227fe333-a874-4bce-b500-495eb87d17ef","Comparison between tank cleaning models and full-scale tests","Palm, D.M.E.","Van den Akker, H.E.A. (mentor); Mudde, R.F. (mentor)","1993","","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:f1a14413-b64a-4e0c-8c03-2da429a03379","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f1a14413-b64a-4e0c-8c03-2da429a03379","Modellering van de warmtehuishouding bij het verzinken van staal in een Physical Vapour Deposition reactor","Veltman, P.J.A.","Van der Heiden, A. (mentor); Kleijn, C.R. (mentor)","1993","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:1c3fa642-1984-4bb3-805b-75d7940a81fb","http://resolver.tudelft.nl/uuid:1c3fa642-1984-4bb3-805b-75d7940a81fb","The Feni-river closure dam reviewed","Stroeve, F.M.","D' Angremond, K. (mentor); Van Duivendijk, J. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor); Booij, N. (mentor)","1993","The subject of this study is the Feni River Closure Dam in Bangladesh, which was designed in 1983 and subsequently built in 1985. In this final report the influence is analyzed of advanced design methods, which have become available since 1983, on the geometric dam profile and sea side slope protection. For this purpose the Feni dam was redesigned using these advanced design techniques. First the methods used for the original design were analyzed, with regard to the geometric profile and sea side slope protection. Subsequently the Feni dam was redesigned, using advanced design methods and considering the afore mentioned items. Contrary to the original design, the distinction between monsoon and cyclone conditions was made, because of the different character of both hydraulic situations. As a result of the closure of the Feni river by means of the Feni dam, a huge area downstream of the dam has accreted. The geometric redesign and structural redesign of the slope protection was carried out twice: With and without accretion influence. In this way, the influence of a hypothetical method to predict the morphological process, which was not available at the time the original design was originally made, is demonstrated. In order to derive the hydraulic loading conditions first the water levels were analyzed. The influence of the accretion process on the water levels near the dam was assumed to be zero. By analyzing gauge readings near the dam site, a probability distribution for water levels during monsoon conditions was derived. The probability distribution of water levels for cyclone conditions was obtained by means of a numerical storm surge model. After calibrating this model, 40 synthetic situations were derived, of which the probability of occurrence could be derived from the meteorological cyclone record since 1900. By computing the maximum water levels for these 40 situations and by means of relations between gauge stations the probability distribution for cyclone conditions near the Feni dam could be obtained. For the wave climate the influence of the accretion process is not negligible. As no wave observations have been carried out in the neighbourhood of the Feni dam, again a numerical model was used. By means of a wave hindcast model, the wave climate could be estimated during cyclones and monsoon winds and for the two cases: with or without accretion influence. It was found out that the wave height 3 years after closure was about 10 to 20% lower than at the time of closure for the same probability of exceedance. This effect is caused by the accretion of the fore shore.","river closure; Feni river; Bangladesh; river engineering","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:1f19c606-2c74-450a-8507-4cf9c1259898","http://resolver.tudelft.nl/uuid:1f19c606-2c74-450a-8507-4cf9c1259898","The Phase Behaviour of the β-Lactoglobulin / Dextran / Water System","Schoenmakers, W.P.J.M.","Ming, Y. (mentor); de Swaan Arons, J. (mentor); Weisenborn, P.C.M. (mentor)","1993","This project was started with the intention to gather more accurate data for one specific protein-polysaccharide system, which should help building and optimizing a theoretical model, based on the experimental observations of Tolstoguzov for other protein-polysaccharide systems. The ternary system chosen is ß-lactoglobulin/Dextran/Water, because ß-lactoglobulin is the most important milk protein and therefore a very important food protein. This choice is supported by the suggestion of Tolstoguzov that incompatibility (liquid-liquid phase separation) is a general phenomenon, no matter what kind of conformation (globular or coil-like) the protein has. Surprisingly the phase separation measurements do not fully support this suggestion, because the system shows a more complex phase behaviour. In the lower concentration range the system is homogeneous. In the higher concentration range the system separates into two liquid phases (as Tolstoguzov suggested). In the range between the system separates into a solid and a liquid phase or even into a three phase system (solid-liquid-liquid system). The three phase region has not been found experimentally by others, but should theoretically be possible for particle/coil systems. A lot of measurements have been done to determine the whole phase diagram, but some problems have arisen during the experiments due to the complexity (high viscosity and multicomponent nature) of the samples. Therefore the data in the phase diagram are not in complete agreement with each other. The experiments however give a good idea of the geometry of the phase diagram and, accordingly, can be a good guide for the modelling work. In order to get more insight to the observed phase behaviour of this system osmotic pressure measurements have been done for B-lactoglobulin solutions and for Dextran T-500 solutions, which determine parameters like the molecular weight, MN, and the second virial coefficient, A2. The next step in these measurements should be the determination of the cross-virial coefficient, A3, by measuring the osmotic pressure of mixtures of B-lactoglobulin and Dextran T-500.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Engineering and of Material Science","","Applied Thermodynamics","",""
"uuid:522d417a-63b9-4889-8c7e-813c8d07400e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:522d417a-63b9-4889-8c7e-813c8d07400e","Stability of rock on beaches","Sistermans, P.G.J.","d'Angremond, K. (mentor); Schiereck, G.J. (mentor); Lindo, M.H. (mentor); Stam, C.J. (mentor); Fontijn, H.L. (mentor)","1993","","","en","master thesis","TU Delft, Faculty of Civil Engineering and Geosciences, Hydraulic Engineering","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","","","","",""
"uuid:cda284f3-fb44-44ba-b8e1-f495e2c0b586","http://resolver.tudelft.nl/uuid:cda284f3-fb44-44ba-b8e1-f495e2c0b586","Improved performance assessment for CDMA Systems in an outdoor mobile radio environment","Sinaga, P.H.","Arnbak, J.C. (mentor); Prasad, R. (mentor); Misser, H.S. (mentor)","1993","An improved performance assessment for a slotted CDMA system in the outdoor mobile radio environment is presented. The performance is obtained in terms of the bit error probability, throughput and delay of the system in both macro and micro cellular systems. Shadowing, fading and near-far effect are incorporated in the channel model. The influence of Forward error correction (FEC) Coding on the performance parameters is studied.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:816a5c4a-2b8a-4d1a-b9f4-3125b8874380","http://resolver.tudelft.nl/uuid:816a5c4a-2b8a-4d1a-b9f4-3125b8874380","Coal by IWT in India: Initial optimization study of inland waterway coal transportation from Cochin to Kayamkulam, India","Gijzen, M.H.M.","Velsink, H. (mentor)","1993","The demand for electric power in India has been growing steeply during the past decade particularly in the rapid industrialising southern regions and power shortages are frequently experienced. In order to cope with this problem, several coal burning power stations will be constructed along the west coast of India. One of the projected sites for a power station is at Kayamkulam, supplied by coal from Talcher mines in the north east. The Central Electricity Authority established that the least coal transport costs from Talcher (Port of Paradip) to the coastal power stations is by means of sea transport. Different coal unloading locations have been put forward for consideration for the Kayamkulam powerplant. One of these locations is at the existing port of Cochin (110 km north of Kayamkulam). Furthermore several ways for transporting the coal from the coal unloading terminal at Cochin to the powerplant site have been considered : slurry pipe, rail and inland waterway transport. In the assessment of alternatives concerning the coal transport scenarios for the Kayamkulam powerplant it has been required to perform a more detailed assessment of the option by which coal will be unloaded at the existing port of Cochin and further transported by Inland Waterway Transport (IWT) to the Kayamkulam plant site. The objective of this study is to assess constraints and opportunities concerning the transportation of the projected coal throughput of 8.06 million tons per year from the coal unloading terminal at Cochin to the projected powerstation at Kayamkulam by IWT using the existing West Coast Canal; and to select the most promising scenario for this transport system on basis of technical feasibility and costs. To meet the objective an inventory of the existing situation has been made and constraints and bottlenecks have been identified. Main constraints are the inadequate waterway dimensions and the restricted dimensions of the existing locks at Thanneermukkom and Trikkunnapuzha. It is concluded that the existing waterway is not suitable for the transportation of the required throughput of 8.06 million tons per year. Improvement scenarios have been generated and it is concluded that feasibility of the transport scenario requires the deletion of the existing locks at Trikkunnapuzha from the system, the construction of new locks at Thanneermukkom and extensive capital dredging works. I Several options for the coal carrying vessels have been considered i.e.: -self propelled vessels, ranging from 600 to 2,250 tons -push formations, ranging from 3,500 to 11,200 tons. These options have been analyzed with respect to the required -waterway improvements -Ioading- and unloading terminal -fleet composition Further, a distinction has been made between daytime only and dav and night navigation. Costs for each option have been determined in order to make a comparison between the options. Based on these analyses, the preferred option for the transportation of the required throughput of 8 mmtpa, is the use of self propelled IWT vessels having a payload of 2,250 tons. The total coal transportation cost for the 8 mmtpa are estimated to be US$ 4.0 per ton.","coal burning; Kayamkulam; sea transport; Inland Waterway Transport","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:d53212c1-8064-4056-8dcb-ae13f5de6c43","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d53212c1-8064-4056-8dcb-ae13f5de6c43","Grondwaterbescherming en ruimtelijke ordening","Sluis, A.","","1993","Door een blijvende en zelfs toenemende vervuiling van het oppervlak van grondwaterbeschermingsgebieden raakt het grondwater meer en meer verontreinigd. Om deze bedreiging op een duurzame wijze te verminderen is het nodig dat de kwaliteit van het grondwater wordt verbeterd. Eén mogelijkheid is om alle andere activiteiten uit het grondwaterbeschermingsgebied te weren, In een dichtbevolkt land als Nederland, waar ruimte schaars is, is dit geen realistische oplossing. Door in het grondwaterbeschermingsgebied een aantal functies, die de grondwaterkwaliteit nauwelijks bedreigen, toe te staan, is het mogelijk om de huidige kwaliteit van het grondwater niet verder le laten verslechteren of zelfs te verbeteren. Daarnaast wordt door de aanwezigheid van deze functies voorkomen dat andere, minder gewenste functies een plaats krijgen in het grondwaterbeschermingsgebied.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:96749363-0519-4988-8c41-324ccb8a2ebc","http://resolver.tudelft.nl/uuid:96749363-0519-4988-8c41-324ccb8a2ebc","Tapchan golfenergie","Spaan, J.W.","Battjes, J.A. (mentor); D' Angremond, K. (mentor); Holthuijsen, L.H. (mentor)","1993","In dit afstudeerwerk is onderzoek gedaan naar een veelbelovend type golfenergiecentrale die elektriciteit opwekt uit windgolven: de Tapchan golfenergiecentrale. Het oorspronkelijke idee van deze centrale komt van het ingenieursbureau Norwave a.s. Bij de Tapchan golfenergiecentrale vindt de omzetting van golfenergie in elektrische energie plaats in twee stappen. Eerst wordt de golfenergie omgezet in potentiele energie m.b.v. passieve delen. De potentiele energie ontstaat door het vullen van een reservoir met zeewater tot een hoger niveau dan het omringende water. Vervolgens wordt de potentiele energie door middel van turbines omgezet in elektrische energie. De Tapchan is een lang taps toelopend kanaal en heeft gladde verticale wanden en een gladde bodem. De golven die het kanaal binnendringen, komen in een kanaal dat naar achteren smaller wordt. De golfenergie wordt hierdoor geconcentreerd en de golfhoogte neemt toe. Bij een bepaalde golfhoogte gaan de golftoppen over de rand van de Tapchan en wordt het reservoir gevuld. De Tapchan bestaat uit twee delen te weten de Collector en de Converter. De Collector vangt de golven op van zee en geleidt ze naar de Converter; deze zet de golfenergie om in potentiele energie. Dit gebeurt doordat water uit de golftoppen zijwaarts over de rand van het kanaal wegloopt in het reservoir. Van de Tapchan is een prototype ontworpen. De lengte is 2.5 maal de ontwerpgolflengte, de beginbreedte is een maal de ontwerpgolflengte en de eindbreedte nadert naar nul. De hoek van de wanden t.O.V. de as van de Tapchan is nergens groter dan 20°; hierdoor ontstaan bij recht invallende golven alleen Machreflecties en reflecteren de golven niet naar zee. Het verloop van de breedte over de lengte is in het eerste stuk lineair en in het tweede stuk exponentieel. Het vrijboord van het kanaal is iets groter dan het minimale verval van een laagvervalturbine. Van het prototype van de Tapchan is een schaalmodel gemaakt, dat getest is in een golfgoot. Bij de proeven is de werking van de Tapchan getest bij verschillende golfcondities. Het meetprogramma is hierbij opgezet als een gevoeligheidsanalyse. Bij de proeven werden het verloop van de waterstand en de oppervlakteuitwijking in de Tapchan en het debiet dat over de Tapchan ging gemeten bij de verschillende golfcondities. Uit de proeven bleek dat de Tapchan goed werkt en een redelijk hoog rendement heeft. Verder is er een numeriek model gemaakt om de werking van de Tapchan te kunnen berekenen. Het model gaat uit van lopende golven in de Tapchan en lineaire golfvergelijkingen. Het over de rand lopen van het water uit de golftoppen wordt gemodelleerd met een overlaatformule. Het model is geijkt en geverifieerd met de meetgegevens van de modelproeven. Uit de verificatie bleek dat het model niet goed werkt en nog verbeterd moet worden.","wave energy; energy conversion; tapchan","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:14c7f971-62cc-46b2-9869-95b6c0810f37","http://resolver.tudelft.nl/uuid:14c7f971-62cc-46b2-9869-95b6c0810f37","A study of possible bank protection measures near the Meghna Bridge, Bangladesh","Guinée, M.F.","D' Angremond, K. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor); Van Duivendijk, J. (mentor); Te Slaa, B. (mentor)","1993","In 1990, in Bangladesh, the ""Meghna roads and highway bridge""was finisthed. This bridge is the first one in a series of two Bridges replacing the ferries over the Upper Meghna River. During construction, and also after the finalization of the Bridge, it was revealed that the designers of this Bridge underestimated the power of the Upper Meghna River here. This revealed itself in various aspects. The most severe ones are the slope failure just upstream from the Bridge which occurred already during the construction, the collapse of (parts of) the slope protection of one of the Bridge's abutments (eight months after the finalization) and the present danger induced by the morphological planform changes of the river just upstream of the Bridge. In the future this could lead to outflanking of the Bridge by the River. This study discusses the various possible measures which can be taken to safeguard the Meghna Bridge on the long term. Firstly, in part I of this report, the present situation at the location of the Meghna Bridge is described and analyzed. Subsequently, in part I I of this Report, a design study is conducted. Designs, solving the present problems, are elaborated onto a detailed design level. These designs are all elaborated with the specific characteristics of Bangladesh being a developing country in mind. Therefore an important aspect during the design study is the use of local resources (both technical as labour) as much as possible. The design study resulted in three final alternatives. These alternatives are evaluated by means of a Multi Criteria Analysis for their non-monetary criteria. Taking also into account the costs estimates for all alternatives resulted in the recommendation of ""alternative I I I "". This ""alternative III"" consists of the following. A series of six groynes is foreseen in the river bend just upstream of the Bridge and a guide bank structure replaces the damaged abutment of the Bridge. A remarkable aspect of this finally recommended design is the fact that all projected structures are to be constructed with a core of sand cement stone and concrete blocks as slope protection. Instead of the (almost classical) method of a soil core with a slope protection of fascine mattresses etc., which is also elaborated being one of the alternatives, it is concluded that the application of sand cement stone as construction material here is the best option. This is explained by a combination of reasons. As the country of Bangladesh is located in one of the largest deltas in the world its soil consists mainly of the fine alluvial deposits as (rather fine) sand. Therefore rock and boulders are rather scarce construction materials here. Another important aspect is the fact that Bangladesh is a developing country. Therefore ""high tech"" construction techniques as dredging in deep water and the placing of elements under water are locally not (yet) widely known and available. Using sand cement stone and concrete blocks as construction materials requires only simple construction techniques. Another merit is the fact that in the structures rather steep slopes can be applied which results in a (relative) saving of material and therefore results in low costs. These (and others) reasons finally resulted in the recommendation of the mentioned alternative.","bank protection; Meghna; Bangladesh; embankment","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:5d39acd9-396d-4b3e-9cc3-edb6b47c86ab","http://resolver.tudelft.nl/uuid:5d39acd9-396d-4b3e-9cc3-edb6b47c86ab","HSL kruising Oude Maas","Oude Essink, M.P.","Glerum, A. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor); Polen, B. (mentor)","1993","De (komst van) hoge snelheidslijnen in verschillende landen van Europa leiden in de nabije toekomst tot een Europees netwerk van hoge snelheidslijnen, waardoor een aantrekkelijk alternatief ontstaat voor het personenvervoer in Europa. Via het voorkeurtracé H moet aansluiting van de Randstad op dit netwerk plaatsvinden. Op het tracé H is het gebied rond de kruising met de Oude Maas bekeken. De op het landgedeelte mogelijke hoogteliggingsvarianten zijn tegen elkaar afgewogen. Zowel de ""relatief goedkope"" verhoogde spoorbaan, als de ""milieuvriendelijke"" ondiepe tunnel zijn hierbij als beste alternatieven naar voren gekomen. Een keuze tussen beide alternatieven zal op politiek niveau genomen moeten worden. De geboorde tunnelvariant is bij de afweging niet meegenomen, omdat deze variant niet volgens tracé H maar volgens een nog nader te bepalen rechtlijniger tracé zal lopen. Ook zijn verschillende bouwmethoden voor de kruising van de HSL met de Oude Maas bekeken. De afgezonken tunnel blijkt de beste bouwmethode voor realisatie van de kruising. De tunnelelementen worden in het nabij gelegen bouwdok Barendrecht gemaakt. Tegelijkertijd worden de op de oever te bouwen tunnelgedeelten en de open op- en afritten gerealiseerd. Daarna worden de tunnelelementen getransporteerd naar de afzinklokatie en tussen de oevergedeelten afgezonken in een van te voren gebaggerde zinksleuf. uit de mogelijkheden voor de realisatie van het open gedeelte van de op- en afrit is de open bak met uitstekende vloer, uitgevoerd in een open bouwput begrensd door bentonietcementschermen, als een goed alternatief naar voren gekomen. Deze is constructief en uitvoeringstechnisch verder uitgewerkt. De overgang van de open bak naar gesloten. tunnelgedeelte vindt plaats bij het punt waar de bovenkant van de vloer op NAP-10m ligt. Het op de oever gebouwde tunnelgedeelte zal doorgezet worden richting de Oude Maas tot daar, waar nog geen gevaar is voor opbarsten van de bouwput. Tenslotte is het probleem dat ontstaat bij het transport van de tunnelelementen van het bouwdok naar de afzinklokatie, bestudeerd. De diepgang van de elementen is namelijk groter dan de beschikbare waterdiepte. De oplossing voor dit probleem is gevonden, door het transport alleen te laten plaatsvinden bij een Hoog-Waterstand (in een getijcyclus) van NAP+0.85 m. Daarbij is over een gedeelte (200 meter) van de totale transportafstand (800 meter) enig baggerwerk nodig om de bodemdiepte van de Oude Maas te vergroten van NAP-10 m. tot NAP-10.6 m.","hoge snelheidslijnen; HSL; personenvervoer; spoorbaan; Oude Maas; tunnel","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:64bb4d00-1da5-497a-9dfc-c2feb3ac4011","http://resolver.tudelft.nl/uuid:64bb4d00-1da5-497a-9dfc-c2feb3ac4011","Een model voor de benadering van het jaarlijks langstransport","Van 't Woud, A.J.","D' Angremond, K. (mentor); Van de Graaff, J. (mentor); Roelvink, D. (mentor)","1993","Bij het doen van voorspellingen op lange termijn met morfologische modellen heeft men te maken met sterk variërende randvoorwaarden (b.v. golfhoogte, getij stroming). Als men bijvoorbeeld het jaarlijkse sedimenttransport in een gebied langs de kust wil bepalen moeten eigenlijk al deze variaties van de randvoorwaarden, in de berekeningen worden meegenomen. Dit geeft echter een zeer aanzienlijke hoeveelheid rekenwerk en daarmee ook rekentijd. Om het aantal berekeningen te beperken wordt daarom vaak gezocht naar geschikte vereenvoudigingen van het klimaat van randvoorwaarden. Geprobeerd wordt om de randvoorwaarden zodanig te middelen dat het jaarlijks transport, berekend met deze gemiddelde randvoorwaarden, een goede benadering geeft van het transport dat zou worden berekend, wanneer al de variaties van de randvoorwaarden zouden worden meegenomen. Dit wordt echter bemoeilijkt door het feit, dat verschillende deelgebieden en processen in een model verschillend reageren op de randvoorwaarden. In deze studie wordt een andere aanpak gekozen: voor ieder punt in het gebied dat door het model wordt beschreven, wordt een directe, vereenvoudigde relatie gelegd met de randvoorwaarden, op basis van een beperkt aantal berekeningen met het volledige model. Uit de kansverdeling van de randvoorwaarden en de benaderende overdrachtsfuncties kunnen dan in alle punten kansverdelingen en gemiddelden van bijvoorbeeld het sedimenttransport [m3/s] worden bepaald. In deze studie wordt alleen gekeken naar het sedimenttransport evenwijdig aan de kust, dat optreedt ten gevolge van windgolven. Het sedimenttransport dwars op de kust en het sedimenttransport tengevolge van getij worden dus buiten beschouwing gelaten. In de eerste 4 hoofdstukken van dit verslag wordt aangenomen dat de golfhoogte en de golfrichting onafhankelijk zijn (om de hoeveelheid rekenwerk te beperken). In hoofdstuk 5 wordt de afhankelijkheid tussen golfhoogte en -richting wel in de berekeningen meegenomen.","longshore transport; Coastal Morphology; sediment transport","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:24c5f419-8347-4129-9793-f229ea9c5f50","http://resolver.tudelft.nl/uuid:24c5f419-8347-4129-9793-f229ea9c5f50","Differential-GPS corrections for MIAS","Vianen, P.J.","van Willigen, D. (mentor); Breeuwer, E. (mentor)","1993","The MLS Integrated Approach System (MIAS) is a hybrid approach system, based on the positioning Systems MLS and DGPS. The DGPS correction data are transmitted to the users through the MLS ADW data channel. Though there are other potential users of this channel, the DGPS data can only use a little of the available data capacity. This report describes the structure of the DGPS system to minimize the load on the data channel. The three most important tasks of the reference station are: smoothing the measurement noise, elimination of the large common reference clock offset and the generation of the corrections. At the users end, the corrections are updated for the time delay of these corrections, before the DGPS data can be used in the position calculation. Simulations were done with GPS measurements, resulting in a load on the ADW channel by MIAS of less than 3%, while the accuracy and integrity specifications satisfy the requirements.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:071f0a20-e8a2-4295-906a-b400b6b5e493","http://resolver.tudelft.nl/uuid:071f0a20-e8a2-4295-906a-b400b6b5e493","Experiments on flow resistance for mountain rivers","Van Swol, F.J.P.","De Vries, M. (mentor); Fontijn, H.L. (mentor); Wang, Z.B. (mentor); Di Silvio, G. (mentor)","1993","As a result of recent floods caused by mountain rivers, more insight in the morphological processes concerning sedimentation problems and the bottom roughness to predict the expected water levels, is necessary to preclude future catastrophes. The aim of the study is to obtain more insight in the prediction of bottom roughness for situations comparable to mountain rivers. From a literature survey the importance of the relative submergence, defined as the ratio between the water depth and the bed particle size, usually written ae/D84 becomes clear. Also the Froude number would influence the flow resistance. Therefore, the research focused on these two parameters. In the Laboratory of Fluid Mechanics a number of tests has been carried out with uniform hemispheres as bed material, and varying slope, discharge and bed particle size to provide the desired range for the relative submergence and Froude number. The uniform bed particles gave the possibility to measure a uniform water depth using identical locations, defined as similar positions on a sphere at different places in the flume. The experimental results show indeed a high correlation between the Chézy value and the relative submergence, but there is no clear relation with the Froude number. If the results are compared to commonly used roughness prediction formulae (like Stickler's) it can be concluded that these do not apply for other areas than that of smallscale roughness. Besides, existing flow resistance formulae developed for mountain rivers, either determined from measurements in rivers or in models, do not highly correlate with the test results, except for Rosso's formula. Unfortunately, it is not ideal to use for mountain rivers in practice since a lot of the required parameters are difficult to obtain. Therefore a formula is proposed for the area where ae/D84 ? 3.85 that correlates highly to the experimental results and is based on Stickler's equation. For larger relative submergences the formula found by Strickler is applicable.","bed resistance; Chezy value; hydraulic flow","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:2bdd9e4a-5f02-4844-8f43-4c00355351da","http://resolver.tudelft.nl/uuid:2bdd9e4a-5f02-4844-8f43-4c00355351da","Een model voor de benadering van het jaarlijks langstransport","Van 't Wout, A.J.","d' Angremond, K. (mentor); Van de Graaff, J. (mentor); Roelvink, D. (mentor)","1993","Bij het doen van voorspellingen op lange termijn met morfologische modellen heeft men te maken met sterk variërende randvoorwaarden (b.v. golfhoogte, getij stroming). Als men bijvoorbeeld het jaarlijkse sedimenttransport in een gebied langs de kust wil bepalen moeten eigenlijk al deze variaties van de randvoorwaarden, in de berekeningen worden meegenomen. Dit geeft echter een zeer aanzienlijke hoeveelheid rekenwerk en daarmee ook rekentijd. Om het aantal berekeningen te beperken wordt daarom vaak gezocht naar geschikte vereenvoudigingen van het klimaat van randvoorwaarden. Geprobeerd wordt om de randvoorwaarden zodanig te middelen dat het jaarlijks transport, berekend met deze gemiddelde randvoorwaarden, een goede benadering geeft van het transport dat zou worden berekend, wanneer al de variaties van de randvoorwaarden zouden worden meegenomen. Dit wordt echter bemoeilijkt door het feit, dat verschillende deelgebieden en processen in een model verschillend reageren op de randvoorwaarden. In deze studie wordt een andere aanpak gekozen: voor ieder punt in het gebied dat door het model wordt beschreven, wordt een directe, vereenvoudigde relatie gelegd met de randvoorwaarden, op basis van een beperkt aantal berekeningen met het volledige model. Uit de kansverdeling van de randvoorwaarden en de benaderende overdrachtsfuncties kunnen dan in alle punten kansverdelingen en gemiddelden van bijvoorbeeld het sedimenttransport [m3/s] worden bepaald. In deze studie wordt alleen gekeken naar het sedimenttransport evenwijdig aan de kust, dat optreedt ten gevolge van windgolven. Het sedimenttransport dwars op de kust en het sedimenttransport tengevolge van getij worden dus buiten beschouwing gelaten. In de eerste 4 hoofdstukken van dit verslag wordt aangenomen dat de golfhoogte en de golfrichting onafhankelijk zijn (om de hoeveelheid rekenwerk te beperken). In hoofdstuk 5 wordt de afhankelijkheid tussen golfhoogte en -richting wel in de berekeningen meegenomen. In paragraaf 1.2 worden enige definities gegeven en in paragraaf 1.3 wordt de sedimenttransportformule behandeld die wordt gebruikt bij het opzetten van. een model, waarbij op basis van een beperkt aantal sommen een directe, vereenvoudigde relatie wordt gelegd tussen de randvoorwaarden en het jaarlijks sedimenttransport. In hoofdstuk 2 wordt behandeld hoe dit model is ontwikkeld. In hoofdstuk 3 wordt het model toegepast om de verdeling van het sedimenttransport over een raai te bepalen. In hoofdstuk 4 wordt het model toegepast op een kustprofiel dat lijkt op het profiel zoals dat voor de kust van Egmond aan Zee wordt gevonden. In hoofdstuk 5 wordt het model vergeleken met modellen die tot nu toe worden gebruikt en gebruik maken van middeling van de randvoorwaarden. Tenslotte worden in hoofdstuk 6 enige conclusies en aanbevelingen gegeven.","morfologie; sedimenttransport; windgolven","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:51af1788-de9f-4ef3-8115-ffefb2e26f76","http://resolver.tudelft.nl/uuid:51af1788-de9f-4ef3-8115-ffefb2e26f76","Toe structure stability of rubble mound breakwaters","Gerding, E.","D'Angremond, K. (mentor); van der Meer, J.W. (mentor)","1993","In this report an analysis of data from a series of tests is presented on the stability of the toe structure of rubble mound breakwaters. The existing knowledge on toe stability and the influence of all governing parameters in the existing knowledge is reviewed. The tests which were performed for the present research are treated extensively. The main governing parameters, which determine toe stability in rubble mound breakwaters, are: Significant wave height : Hs Nominal stone diameter : Dn50 Stone mass density : ρ s Depth above the toe : ht Damage level : Nod Parameters investigated which appeared to have no significant influence are: the fictitious wave steepness sop and the width of the toe structure bt. The choice of the governing parameters, the definition of damage levels for the design of the toe structure and the way they are made dimensionless are motivated. The results from the present tests are compared with existing design formula. With the selected parameters two formulas have been derived from the available test data. One describes toe stability using the shallow water significant wave height Hs the other uses the shallow water 2% wave height H2%. The formulas are compared with existing test results and their range of application is given.","toe structure; breakwaters; rubble-mound; stability","en","master thesis","TU Delft, Civil Engineering and Geosciences, Hydraulic Engineering","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","","","","",""
"uuid:be508bf6-2e75-4020-8483-16c288d254e4","http://resolver.tudelft.nl/uuid:be508bf6-2e75-4020-8483-16c288d254e4","Taaie Breuk Simulatie met behulp van de Eindige Elementenmethode","Krom, A.H.M.","","1993","","","en","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:815f31fd-ec90-4140-8973-cfec5df5928d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:815f31fd-ec90-4140-8973-cfec5df5928d","Terminal area navigation : A New Perspective","Limburg, A.L.J.K.","Van Willigen, D. (mentor); Breeuwer, E.J. (mentor)","1993","This paper will try to find answers to the growing demand on capacity in civil aviation. Due to the continuing expansion of civil air traffic, authorities have to cope with a complex set issues that cannot be answered easily. They have the need to accommodate a growing number of aircraft landings, but on the other hand have to maintain the safety standards and assure the environmental acceptance from the population involved. Advances in modern navigation technology can alleviate these problems because they can expand the possibilities for the procedure specialists to design instrument approaches. In this paper we will first identify the problems mentioned, and describe the tools to measure the navigation performance. We will then describe into detail the potential and the shortcomings of the mentioned navigation systems, with respect to instrument approaches. Finally we will unfold a design for the terminal area that can add more flexibility to instrument approaches while maintaining compatibility with aircraft currently operated.","","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:603b257c-6fc0-4b1c-8862-8e7a17b56e4d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:603b257c-6fc0-4b1c-8862-8e7a17b56e4d","Het 'Rehandle' Werktuig: Onderzoek naar de inzet van een baggerwerktuig voor het winnen van zand uit een klapput, ten behoeve van het uitvoeren van zandsuppleties","Biemond, P.G.","d'Angremond, K. (mentor); Van der Schrieck, G.L.M. (mentor); Roelvink, J.A. (mentor)","1993","Een goed alternatief voor een bij strandsuppleties naar de wal persende sleephopperzuiger is een gescheiden systeem, met een 'rehandle dumpput' . De sleephopperzuiger dumpt hierbij het gewonnen zand in een put, waarna een tweede werktuig dit zand verder richting het strand verpompt. Het doel van deze studie is de uitwerking en de inpassing van het in te zetten 'rehandle werktuig'. Gelet moet worden op een uitvoeringsmethode die minder gevoelig is voor wisselende weersomstandigheden dan de huidige uitvoeringsmethode. Bij het uitvoeren van een suppletie vanaf open zee wordt de werkbaarheid (het aantal operationele of draai-uren) bepaald door een aantal factoren: bewegingen door zeegang en deining het aantal (logistiek) werkbare uren de eigenschappen van de grond de wijze van verankering. De voor de Nederlandse kust geldende omgevingscondities worden uitgedrukt in onder meer statistische verdelingen van golven en wind. Met name de beschrijvingen van significante golfhoogten en -perioden (seastates) is goed bruikbaar. Door het combineren van de algemene werkbaarheidsgegevens van het in te zetten materieel met de. omgevingscondities valt de werkbaarheid van dat materieel op een specifieke locatie vast te stellen. Daaruit wordt gevonden dat door een grote sleephopperzuiger 7000 m' in 2 ~ uur aangevoerd kan worden. Dit komt neer op een gemiddelde aanvoer van ruim 3000 m' zand per uur, door te voeren door het 'rehandle werktuig'. Aan de hand van een aantal functionele eisen en randvoorwaarden is een lijst met voor deze situatie geschikte werktuigen opgesteld. Drie werktuigen opererend vanaf het wateroppervlak: cutterzuiger (snijkopzuiger) winzuiger (diepzuiger) semi-submersible dredge. Drie werktuigen opererend vanaf de zeebodem: de 'Punaise' systeem met ejecteurpompen een 'leegzuigkanaal ' . Deze verschillende werktuigen zijn afgewogen aan de hand van een aantal criteria: invloed van de golfwerking (boven en onder water) invloed van het stortproces ("" "" "" "" ) kosten van de uitvoering (de gehele suppletie) gevoeligheid voor kostenvariaties extra uit te voeren werkzaamheden de uitvoerbaarheid van een bepaalde methode. Het blijkt dat de vanaf de zeebodem opererende werktuigen het beste aan de gestelde criteria voldoen. Met name de gevoeligheid voor kostenvariaties speelt hierin een grote rol. Van de vanaf de zeebodem opererende werktuigen wordt bij de 'Punaise' en het systeem met GENFLO ejecteurpompen de uitvoerbaarheid niet mogelijk geacht. Het 'leegzuigkanaal' blijkt het best inzetbare werktuig en is verder uitgewerkt.De werking van het 'leegzuigkanaal' is gebaseerd op het leegzuigproces zoals dat in het beun van de sleephopper wordt toegepast. Het zand wordt door het inspuiten van jetwater vloeibaar gemaakt (gefluïdiseerd) om vervolgens weggezogen te worden. Een fluïdisatiepijp wordt op de bodem van de dumpput aangebracht, waarop het zand door de sleephopper gestort wordt. Door de aan de pijp aangebrachte nozzles (spuitmondjes) wordt water horizontaal het zandpakket ingespoten. Boven de pijp ontstaan dan verticale kolommen van gefluïdiseerd zand. Deze kolommen sluiten aaneen tot een lang gerekt fluïdisatiekanaal. Door het wegzuigen van het zand-water-mengsel zal door een combinatie van bresgedrag (afschuiven van het zand in de dumpput) en fluïdisatie al het zand in de dumpput naar de zuigmond toestromen. Aan de hand van de zandeigenschappen, de diameter van de fluïdisatiepijp en de dikte van de bovenliggende zandlaag is het debiet voor de fluïdisatie van dit zand berekend. Dit is: 0,0065 m3/s per strekkende meter pijp. De nozzles komen aan beide kanten van de pijp, om de 1,93 meter. De diameter van de nozzles bedraagt ± 27 mm. Bij de zuigput is naar de volgende onderdelen gekeken: de vormgeving. Deze hangt onder meer af van het benodigde volume (minimaal één hopperlading) , benodigde laagdikte in de put, oploophoogte van het gestorte zand en de afmetingen van het beun van de sleephopper. Een put van 50 m lang, 10 m diep en taludhelling 1:2 wordt gevonden. de produktie van de put. Dit hangt af van de toestroming van zand naar de zuigmond. Analyse van het bresgedrag (walletjestheorie) in de put geeft een putproduktie van 2500 à 4800 m' per uur, wat voldoende moet zijn om het aangevoerde zand door te voeren. het aantal putten. Gebaseerd op de werkvolgorde van storten en leegzuigen, eventuele buffervoorraad en de mogelijkheden voor de aanleg van de putten wordt gevonden dat twee (aaneengesloten) dumpputten nodig zijn. Het totale zuigsysteem is vervolgens opgesteld. De putten worden om en om leeggezogen vanuit het midden van deze aaneengesloten putten. Het zand-water-mengsel wordt vervolgens via een zuigleiding naar een Self Elevating Platform gepompt. Op dit platform bevinden zich de baggerpomp, een boosterstation en de bedieningsruimten voor het gehele leegzuigsysteem. Vervolgens wordt het mengsel vanaf dit platform door een zinkerleiding richting het strand geperst. De zo opgestelde uitvoeringsmethode voor het uitvoeren van suppleties vanaf open zee blijkt beduidend goedkoper te zijn dan de 'huidige' methode en het systeem is ongevoelig voor ongunstige weersomstandigheden (bij ongunstige omstandigheden kan deze methode nog goedkoper uitvallen). Bijkomend voordeel is dat men hierdoor voor de uitvoering van suppleties minder aan de zomermaanden gebonden is.","strandsuppleties; sleephopperzuiger; rehandle dumpput","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:f9e72cb2-314c-45b3-a7f0-536a40465c4e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f9e72cb2-314c-45b3-a7f0-536a40465c4e","Progressive transmission of line drawings","Muller, G.A.F.","Prasad, R. (mentor); Bons, J.H. (mentor); Kloditz, C. (mentor)","1993","Progressive transmission allows an approximate image to be built up quickly and the details to be transmitted progressively through several passes over the image. This technique appears very useful for picture communication over narrow channels. This thesis first presents a survey of progressive image transmission techniques applied to grey level images. Then the characteristics of line drawings are discussed. Using the knowledge of line drawings and progressive transmission, we then try to find a solution to the problem how to integrate progressive transmission in the encoding process of line drawings. A few possibilities are given, and the most promising one, the wavelet transform, is explained in further detail. Experiments have been conducted, and the wavelet transform came out to perform progressive transmission using a datarate comparable to standard chaincoding at the expense of virtual no visually perceptible distortion.","Progressive Transmission; Line drawings; Hierarchical Systems; Wavelet Transform","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:ffb5b777-0114-4155-86f0-fb843151c310","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ffb5b777-0114-4155-86f0-fb843151c310","Ontwerp en uitvoering ondergronds station Delft","Smitt, M.","Glerum, A. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor); Hagen, H.J. (mentor); Polen, B. (mentor)","1993","Het plan Rail 21 van de NS voorziet in een viersporig spoorwegnet in de gehele Randstad. Op vele spoortrajecten moeten spoorverdubbelingen worden gerealiseerd. Dit betekent voor het baanvak door Delft een uitbreiding naar vier sporen. Voor Delft is door de studiegroep NSBTC1 hiervoor een twee sporige tunnelvariant uitgewerkt, met hierin opgenomen een geboorde tunnel. In de toekomst zullen twee sporen (de huidige sporen) gebruikt worden als 'stoptrein'- sporen. De twee nieuwe (ondergrondse) sporen zullen gaan dienen voor sneltreinen en Intercity-treinen, de z.g.n. 'snelsporen'. Ter hoogte van het huidige NS-station zal een ondergronds station in dit tunneltracé worden aangelegd: het onderwerp van deze afstudeeropdracht. In het afstudeerproject is een ruimtelijk ontwerp gemaakt voor dit ondergrondse station. Daarnaast is een mogelijke uitvoeringsmethode voor dit station, het afzinken van tunnelelementen, nader uitgewerkt. Het totale tunneltracé is opgedeeld in een aantal delen. Van Noord naar Zuid gerekend zijn dit respectievelijk: - een ca. 1600 m lange geboorde tunnel, bestaande uit twee buizen - het ondergrondse station met een lengte van 340 meter - een zuidelijk tunneldeel van ca. 1500 meter, in een open bouwkuip gebouwd. Het boortunneltracé volgt grotendeels het bestaande stratenplan, en loopt vanaf het station gerekend in noordelijke richting onder de Phoenixstraat. In zuidelijke richting kruist het tunneltracé de Irenetunnel. Bij dit zuidelijke tunneldeel komt de oostelijke tunnelbuis geleidelijk aan boven de grond, terwijl de westelijke tunnelbuis eerst de huidige sporen ondergronds zal kruisen, alvorens boven de grond te komen. Het nieuwe station in Delft zal bestaan uit een bovengronds gedeelte met drie perronzijden en een ondergronds gedeelte met twee perronzijden. In de toekomstige situatie zal een verbinding van het ondergrondse station met het huidige stationsgebouw worden gerealiseerd. Het voorstel van de studiegroep NS-BTC is om het ondergrondse station, evenals het zuidelijke tunneldeel, in een droge open bouwkuip te bouwen. Aangezien het stationsgedeelte zich midden in en tussen drukke verkeerswegen bevindt is de overlast, veroorzaakt door een open bouwkuip, langdurig en vrij groot. Binnen het afstudeerproject is onderzocht of een alternatieve uitvoeringsmethode beschikbaar is, zodat de door de aanleg van het ondergrondse station veroorzaakte overlast tot een minimum zou kunnen worden beperkt.","spoorwegtunnel; railroad tunnel; railway station; underground station","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Geo-engineering","",""
"uuid:61c5a23c-d4ff-47a8-a825-0bd7ed936932","http://resolver.tudelft.nl/uuid:61c5a23c-d4ff-47a8-a825-0bd7ed936932","Efficient calculation of exact blocking probabilities for heterogeneous traffic in a multi resource environment","van de Vlag, H.A.B.","Awater, G.A. (mentor); Schoute, F.C. (mentor)","1993","Telecommunications systems with very large capacities and high traffic rates become more and more common with the introduction of Broadband ISDN. This emphasises the need for efficient performance analysis, as these systems can become very complex. Indeed many authors have developed different system models for analysis. The system model that is used in this report has multiple finite capacity resources, shared amongst customers of different classes. Each customer class is described by a so-called Bernoulli-Poisson-Pascal state-dependent arrival process (a BPP-process), and has a distinct capacity requirement. This report will focus on the following performance measures: ① The time blocking probability (the fraction of time that the system is in a blocking state); ② The customer blocking probability (the probability that an arriving customer is blocked) and ③ The overflow probability (the probability that the requested capacity exceeds the resource capacity if customers are not blocked). The recursions developed for these performance measures are compared with algorithms of other authors. It is shown that the recursions are more accurate and stable than other algorithms, and that the numerical complexity is considerably lower.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:62ac9105-c45e-4398-9750-dde4d6ee8d05","http://resolver.tudelft.nl/uuid:62ac9105-c45e-4398-9750-dde4d6ee8d05","Verification and modification of a multipath detection and correction algorithm for GPS signals","Weitzel, G.H.A.","van Willigen, D. (mentor); Coenen, A.J.R.M. (mentor)","1993","When a received GPS signal suffers from multipath, errors in the position and navigation calculations will be made. A way to detect multipath is to compare the shape of the received correlation pulse with the shape of a reference pulse. This method is known as the curve estimation method, developed by de Vos [1]. By calculating the signal-to-multipath ratio (SMR) from -1.5 Tc to 0.5 Tc, we get an indication of the deformation of the shape of the received correlation pulse. When the SMR is compared to the signal-to-noise ratio (SNR), multipath can be detected…","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:0f2bf7da-65a8-4111-863e-da2daffc6842","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0f2bf7da-65a8-4111-863e-da2daffc6842","Bepaling dynamische breukparameters van hoge dichtheid polyetheen","Dekker, J.C.","Bakker, A. (mentor)","1993","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:1b1e05f3-4125-4d65-998b-c79d1b496b60","http://resolver.tudelft.nl/uuid:1b1e05f3-4125-4d65-998b-c79d1b496b60","Lokale beschrijving van tweefasenstroming in een bellenkolom: Experimenten met behulp van glasvezelprobes en druksensoren","Blad, R.O.","Groen, J.S. (mentor); Mudde, R.F. (mentor)","1993","In dit onderzoelc zijn metingen verricht aan de tweefasenstroming in een bellenkolom. Voor deze metingen is gebruik gemaakt van twee verschillende glasvezelprobes, namelijk een éénpunts- en een vierpuntsprobe, en van druksensoren. Met de glasvezelprobes is de lokale hold-up, de lokale gassnelheid en de lokale beldiameter bepaald. Met de druksensoren is getracht de vloeistofsnelheid aan de wand te meten. De metingen met de optische probes zijn verricht in een kolom met een binnendiameter van 38.4 cm. De gemeten waarden voor de hold-up en de gassnelheid nemen af als de radiale afstand toeneemt. Overeenkomstig de resultaten uit de literatuur is zowel de lokale hold-up als de lokale gassnelheid afhankelijk van de radiale afstand. Naarmate de probe dichter bij de wand komt, neemt de waarde voor de lokale hold-up en de lokale gassnelheid af. Uit de resultaten blijkt dat de gemeten hold-up profielen afhankelijk zijn van de oriëntatie van de probe. Op deze manier is aangetoond dat aan de wand de bellen ook omlaag bewegen, terwijl in het midden van de kolom de bellen slechts omhoog gaan. Het optreden van duidelijke circulatielussen is met deze metingen echter niet aangetoond. Uit bovenstaande metingen volgt verder dat de hold-up in de buurt van de wand onderschat en de gassnelheid in de buurt van de wand door de glasvezelprobes overschat wordt. De resultaten verkregen met de glasvezelprobes zijn vergeleken met de theoretische modellen van Ueyama en Miyauchi (1979) en Geary en Rice (1992). Het model van Geary en Rice (1992) komt overeen met de gemeten waarden, terwijl voor het model van Ueyama en Miyauchi (1979) dit niet het geval is. Met behulp van de kruiscorrelatiefunctie tussen de signalen van twee druksensoren is getracht een indruk te krijgen voor de vloeistofsnelheid in de buurt van de wand. In plaats van negatieve tijdverschuivingen, wat overeenkomt met neerwaarts stromende vloeistof, zijn positieve tijdverschuivingen, wat overeenkomt met opwaarts stromende vloeistof, gemeten. Dit is niet in overeenstemming met de literatuur en met de resultaten van LDA-metingen, die verricht zijn in dezelfde kolom.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:ef9466d6-dd2f-40a3-8d80-9cd7ba48bc97","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ef9466d6-dd2f-40a3-8d80-9cd7ba48bc97","Groeikinetiek en morfologische ontwikkeling van oxidelagen op ?-ijzer en ?-ijzernitride bij 573 K en 673 K","Jutte, R.H.","Somers, M.A.J. (mentor); Kooi, B.J. (mentor)","1993","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:d8a2a2bc-dd93-470b-88c2-36f57373e304","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d8a2a2bc-dd93-470b-88c2-36f57373e304","Toepassing van XPS in het onderzoek naar de vaste stof amorfisatie in Ni/Ti niultilagen","Graat, P.","Somers, M.A.J. (mentor); Böttger, A.J. (mentor)","1993","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","Fysische en Chemische Metaalkunde","",""
"uuid:bac2ef39-e162-4682-8160-d1377399f604","http://resolver.tudelft.nl/uuid:bac2ef39-e162-4682-8160-d1377399f604","Experimenteel onderzoek aan de stroming in een reverse flow cycloon: Laser Doppler snelheidsmetingen en visualisatie van de precederende vortexkem","Fokke, M.G.D.","Liem, T.L. (mentor)","1993","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:34358ce1-017a-45e4-a620-9e585495419d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:34358ce1-017a-45e4-a620-9e585495419d","Coupling of a micromixing model to computational fluid dynamics: Application to a stirred tank reactor","Lathouwers, D.","Bakker, R.A. (mentor)","1993","","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:a03ad0b6-38c1-4413-acf7-6103c79b330b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:a03ad0b6-38c1-4413-acf7-6103c79b330b","Performance analysis of a hybrid direct sequence / slow frequency hopping CDMA system in an indoor wireless slow Rician fading environment","Rooimans, R.G.A.","Vandendorpe, L. (mentor); Prasad, R. (mentor); Arnbak, J.C. (mentor)","1993","The bit error rate of a hybrid direct sequence/slow frequency hopping system for DPSK modulation in a Rician fading radio channel in an indoor environment has been investigated with help of a theoretical model. We have considered the effect of selection diversity and maximal ratio combining on the performance. The effect of FEC coding on the performance was also part of the investigation. A comparison of the hybrid system with pure direct sequence has been made as well as a comparison with another model from literature. The bit error rate performance of hybrid DS/SFH systems, employing BPSK and QPSK as modulation techniques, is also discussed. In this way a comparison could be made of three systems, using the three mentioned modulation schemes. Finally, a throughput and delay analysis of a CDMA network using hybrid/ DS/SFH transceivers with DPSK modulation is presented in this report. A comparison of the throughput of the hybrid system has been compared with the throughput of a system based on direct sequence.","","","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:4632b183-6052-4a5e-861f-84563444f8a5","http://resolver.tudelft.nl/uuid:4632b183-6052-4a5e-861f-84563444f8a5","Relatie tussen ontgrondingen en steenstabiliteit van de toplaag","Ariëns, E.E.","D' Angremond, K. (mentor); Fontijn, H.L. (mentor); Schiereck, G.J. (mentor); Jorissen, R.E. (mentor)","1993","Experimental research on erosion behind stone bed protections. A relation is looked for between the stability parameter of the bed material and the erosion parameter alpha. Roughness and turbulence have been investigated.","erosion; bed stability; sediment; shields","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:f251aa8c-384a-4ff2-a4e2-560b9428880b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f251aa8c-384a-4ff2-a4e2-560b9428880b","Calculation of fluid phase equilibria in binary systems","Nugroho, M.J.","de Swaan Arons, J. (mentor); de Loos, W. (mentor); Stamoulis, D.P. (mentor)","1993","The most common problems in the phase equilibrium calculations are convergence failures and the need for good initial estimates. In this work one of the computational methods is evaluated. The method was tried and extended by Stamoulis (1993). The method is based on the construction of closed loop curves formed when the independent field variables determining the equilibrium are plotted against each other. In this case the µ1 - µ2 plot is constructed. It solves the equilibrium problems without convergence and initial estimate difficulties. In this work the reliability of the plot method is tested. For that purpose calculations of three phase curves, critical curves, Px- and Tx-sections for the binary systems of the CO2 + n-alkanes, the C4F10 + n-alkanes and the C4F10 + n alcanols families are performed. For the calculations the Peng-Robinson equation of state with adjustable k and l parameters was used. Optimum values of k and l are selected to represent as close as possible the critical endpoints of three phase curves. The transition mechanisms between the various types of fluid phase equilibria according to the classification of Scott and van Konynenburg are studied by means of the PTx-space and their projections on appropriate planes for several systems. It was shown that the calculations with the cubic equation of state predicts a wider range of type IV behaviour than it was found experimentally.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Engineering and Materials Science","","Applied Thermodynamics and Phase Behaviour","",""
"uuid:ec371438-66c5-43c5-b846-8ed5183403a3","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ec371438-66c5-43c5-b846-8ed5183403a3","Vergelijking van berekeningsmethoden voor dukdalven","Van der Vorm, P.","Glerum, A. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor); De Gijt, J.G. (mentor)","1993","In de Rotterdamse haven staat een groot aantal dukdalven. Bij het ontwerp wordt gebruikgernaakt van de langer bestaande methode Blum. Recent is door Rijkswaterstaat en Grondmechanica Delft een nieuwe methode ontwikkeld. Hierbij is een model gemaakt in het discrete elementen programma Tilly. Dit was aanleiding voor Ingenieursbureau Havenwerken van Gemeentewerken Rotterdam om deze methoden en die in de Duitse richtlijn E.A.U.'90 met elkaar te vergelijken. In het kader van het afstudeerproject is een literatuurstudie uitgevoerd en zijn vergelijkende berekeningen gemaakt. In deze 3 methoden is de laterale grondreactie verschillend. Bij de methode Blum en E.A.U. wordt van rechte glijvlakken uitgegaan, waarbij de E.A.U. een kleinere spreiding van de belasting in de grond voorschrijft. De grootte van de laterale gronddruk is afhankelijk van de verplaatsing van de paal. In het Tilly model wordt gebruikgemaakt van de p-y curven van het A.P.I., welke benaderd worden met 3 elasto-plastische veren. De stoot van het schip wordt bij Blum en de E.A.U. met een statische kracht in berekening gebracht. In Tilly wordt een schematische massa met een snelheid toegepast. Voor de dukdalf wordt de veerconstante berekend. Uit de Tilly berekening volgt tevens een dempingsconstante. De vergelijkende berekeningen zijn voor 4 lokaties gemaakt i.v.m. verschillende bodemgesteldheid: Hartelhaven, Waalhaven en Calandkanaal in het Rijnmond gebied en de Eemshaven in Delfzijl. Daarnaast zijn twee schadegevallen in de Rotterdamse haven bestudeerd. De hydrodynamische krachten zijn van grote invloed op de afmeerenergie en kunnen met het programma Bats van het Water loopkundig Laboratorium in berekening worden gebracht. Hierin wordt de afmeermanoeuvre van het schip geschematiseerd tot een gedempt massa-veer systeem. De hydro-dynamische krachten worden op basis van de potentiaal theorie (Fontijn) of de langegolf theorie (Kolkman) berekend. Met Bots zijn de optredende maximale krachten berekend voor de met de verschillende methoden berekende stijfheden van de dukdalven op de 4 lokaties.","mooring forces; collision forces; aanvaringen; dolphins","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:977f0d3d-9fa4-425c-a269-383ec0dde720","http://resolver.tudelft.nl/uuid:977f0d3d-9fa4-425c-a269-383ec0dde720","Simulation Model for Port Operations: Application lor Pontianak","Van Driel, J.B.P.","Velsink, H. (mentor); Groenveld, R. (mentor); Moor, R. (mentor)","1993","Port systems are influenced by arrival patterns of ships, quay configurations, cargo handling conditions, storage capacity, connections with inland transport, environmental conditions and various other aspects. The extent to which these aspects effect port operations can be determined by empirical ""rules of thumb"", queuing theory and simulation models. Simulation models are especially suitable for the analysis of complex port systems. The objective of this thesis project was to produce a simulation model for a port system. Originally this was a group of terminals at the port of Kaohsiung, Taiwan. Secondly, the model was supposed to be applicable to other ports without extensive adjustments. The model, which has been created, provides a framework to perform a simulation of port operations for port design purposes. The flexibility of the model proved useful when the application of the model was switched to Pontianak in Indonesia. The model describes a port for which the user can define the number of terminals, berths, cranes, gangs, shifts, cargo-commodities and arriving shipclasses. After a ship has been generated, it follows a route through the port system, starting at the anchorage, sailing to a berth, mooring at a quay, being loaded and discharged and leaving the port. The arrival of a ship creates an incoming and outgoing flow of cargo with inland transport and a requirement for storage area. Port operations can be restricted by several circumstances (tidal window, bad weather, strikes, absence of shifts or inland transport in weekends, breakdowns of cranes). The Main Public Port at Pontianak is a terminal with five quays (totallength 507 m) at which annually 620,000 tons of general and bagged cargo are handled. This throughput is expected to increase to 1,280,000 tons in 2002. In view of the already high berth occupancies at present, it is expected that extensions and adaptions of the port facilities are required. The occurrence of congestion for the current configuration has been examined with the use of the simulation model. Several combinations of quay length increasement and cargo handling rate improvement have been tested, for the 2002 throughput forecast and for four fluctuations of the forecast. The results of the simulations have been compared to a quay configuration, which is proposed by a previous port development study ('Feasibility Study and Masterplan Review for Pontianak Port Development' by HASKONING Royal Dutch Consulting Engineers and Architects and PT Delta Marga Kreasi, August - December '92) and has been calculated with the queuing theory. Some critical remarks with regard to the proposed configuration are made. One other preferabie configuration is pointed out. Comparisons between combinations of quay length increasement and cargo handling rate improvement are performed with data for vessel performances (waiting and service times) and rates of berth occupation and storage area utilization.","ports; terminals; cargo-commodities","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:274acaf5-c51c-4cd7-bd20-19f1b96eca01","http://resolver.tudelft.nl/uuid:274acaf5-c51c-4cd7-bd20-19f1b96eca01","Performance of Indoor/Outdoor Radio Communication Systems in the Millimetric Wavelengths at 60 GHz","Van Lieshout, B.C.","","1993","The performance of a frequency non-selective indoor/outdoor mobile and a frequency selective indoor stationary system is investigated. The frequency non-selective system is evaluated in terms of the outage probability, the fade duration and the bit-error rate. Assumed is operation at 60 GHz where oxygen absorption is present and differential phase shift keying modulation is used. The system appears to be useful for picocells where the co-channel interference is the dominant limiting factor, and in microcells where the maximum transmitting power is limiting the performance. The frequency selective system is evaluated in terms of the cumulative bit error rate distribution. An omnidirectional antenna as well as a directional sensitive antenna in the elevation plane are simulated, assuming a binary phase shift keying receiver. The influence of the Rice factor and normalized delay spread is computed. To improve performance, selection combining and maximum ratio combining are applied. The performance of a one antenna system appears to be not enough for practical application. However, when maximum ratio combining with six antennae is applied excellent performance is feasible for very high bitrates (> 300 Mbit/s).","Radiocommunication; Personal Communication; Indoor communication; Antenna diversity; Millimetric wavelength; Oxygen absorption","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:acd27920-7577-409a-bc7b-64eded7813f8","http://resolver.tudelft.nl/uuid:acd27920-7577-409a-bc7b-64eded7813f8","Zichtbaarheid van GPS signalen in een stedelijke omgeving","Kruis, J.S.","Van Willigen, D. (mentor); Reijmers, J.J. (mentor)","1993","Navigatieapparatuur aan boord van voertuigen kan een hulpmiddel zijn bij het zoeken van een route om van A naar B te komen en bij het optimaliseren van een route. Bij dit laatste moet niet alleen gedacht worden aan het kiezen van een optimale route door een individuele weggebruiker, maar ook aan toepassingen op het gebied van ’fleet’- management.
Het Global Positioning System (GPS) maakt het mogelijk dat op iedere plaats op aarde en op ieder tijdstip een nauwkeurige drie-dimensionale positiebepaling gedaan kan worden. Een voorwaarde is wel dat van tenminste vier verschillende satellieten de signalen ontvangen kunnen worden. Vooral in een stedelijke omgeving zijn veel obstakels, die de Line-Of-Sight met de satelliet kunnen verbreken. Als een obstakel gepasseerd en de verbinding weer hersteld is, heeft de ontvanger nog enige tijd nodig om het signaal weer in te vangen. Gedurende deze tijd, die acquisitietijd genoemd wordt, is dit signaal niet bruikbaar voor de positiebepaling. Voor voertuig-navigatie met GPS is het daarom belangrijk dat er voldoende zichtbaarheidsintervallen zijn en dat deze bij een bepaalde voertuigsnelheid ook lang genoeg duren. De verdeling van de aantallen en de duur van deze intervallen kan een indicatie geven over de mate waarin de acquisitietijd verkort moet worden, om een optimaal gebruik van het systeem te kunnen maken.
Met behulp van een model kan op een bepaald tijdstip voor een bepaald gebied uitgerekend worden welke gedeeltes van de wegen door het satellietsignaal bereikt kunnen worden. Door de resultaten van de verschillende satellieten, die op dat moment boven de horizon staan te combineren is het mogelijk te bepalen waar een positiebepaling mogelijk is en welke satellieten daarvoor gebruikt kunnen worden.
De gebruikte methode en de uitvoer van het model zullen toegelicht worden aan de hand van een route, die is uitgezet in de binnenstad van Delft en is doorgerekend voor vier verschillende tijdstippen.","","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:5787485e-7e7f-4a36-ac72-301e4fd7c3ff","http://resolver.tudelft.nl/uuid:5787485e-7e7f-4a36-ac72-301e4fd7c3ff","Beeldcodering m.b.v. Spatiële Interpolatie Piramides","Van Spanje, J.J.; Romein, R.","Van der Lubbe, J.C.A. (mentor)","1993","In dit verslag wordt een nieuwe manier van beeldcodering besproken. Deze methode werkt met spatiële interpolatie piramides (SIP). Er zijn in C programma’s geschreven om deze methode te testen en die in dit verslag besproken worden. Ook zullen enkele met beeldcodering en beeldtelefonie samenhangende onderwerpen worden besproken. Zoals kwantisatie en de H.261 standaard voor aansluiting van de beeldtelefoon op het N-ISDN. Evenals enkele bestaande beeldcoderingsmethoden.","informatietheorie; SIP; H.261; video compressie; Spatiële Interpolatie Piramides","nl","bachelor thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Information Theory","","","",""
"uuid:446c8cee-c80b-4f5f-87ae-853da27d3383","http://resolver.tudelft.nl/uuid:446c8cee-c80b-4f5f-87ae-853da27d3383","Sedimentatiesystemen voor sleephopperzuigers","Meeuwissen, M.J.P.","Hokke, H.P.B. (mentor); Miedema, S.A. (mentor)","1993","DEEL 1: HOPPERBEZINKSYSTEMEN Dit onderzoek heeft als doel het genereren van praktische oplossingen ter verbetering van het sedimenteren van vaste stof gedurende het laden aan boord van sleephopperzuigers. Het hoppersysteem wordt onderverdeelt in drie soorten subsystemen: de instroom, het bassin en de uitstroom. De drie soorten hoppersubsystemen worden beschreven en beschouwd aan de hand van de verschillende criteria. De belangrijkste zijn de proces criteria: de bezinksnelheid en de uitschuring, deze worden beïnvloed door onder andere de mengselsnelheid, de turbulentie en de deiningsinvloed. Verdere criteria zijn de constructieve: de eenvoud, het gewicht en de slijtage. En tenslotte de overige criteria: de uitval, de kosten en of het systeem reeds bestaat in verband met vereiste tests en onderzoek alvorens het toepasbaar is. Uit de beoordeling van de verschillende hoppersubsystemen en combineerbaarheid van de systemen volgen een vijftal hopperconfiguraties die interessant en veelbelovend zijn. Voor deze configuraties wordt verwezen naar het rapport. DEEL 2: SEDIMENTATIESYSTEMEN VOOR SLEEPHOPPERZUIGERS 2 In het eerste deel zijn een vijftal sedimentatiesystemen voor sleephopperzuigers als veelbelovend naar voren gekomen. Dit leidt tot drie hopperconfiguraties die zullen worden beproefd, de referentie configuratie, schottenkerend (intermitterend) en de lamellenbezinker met flappen. Deze configuraties zullen bij twee debieten en bij twee ingaande concentraties worden beproefd. Voor resultaten wordt verwezen naar het rapport. DEEL 3: SEDIMENTATIESYSTEMEN VOOR SLEEPHOPPERZUIGERS 3 In dit deel wordt de configuratie van de lamellenbezinker met flappen verder geconstrueerd. Dit systeem dient te worden ontworpen aan de hand van de verschaling van het lamellenbezinksysteem uit het tweede deel. Er wordt ingegaan op de dimensionering van het lamellenpakket, het niveauverloop en positie in de hopper, de sterkte, stijfheid en stabiliteit van het lamellenpakket en er wordt afgesloten met een economische analyse van het systeem. Mits geen complicaties moeten de gedane investeringen zich binnen één jaar terugverdienen.","sleephopperzuigers; sedimentatiesystemen; lamellenbezinker; baggeren; hopperbezinksystemen; sleephopper","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Hydraulic Engineering","",""
"uuid:3762b568-6aff-4e4b-8a92-c2005e0ef63b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3762b568-6aff-4e4b-8a92-c2005e0ef63b","Navigation Simulation (NAVSIM) for the Basic Research Simulator (BARESIM)","Larenas Linnemann, T.O.A.","Van Willigen, D. (mentor); Theunissen, E. (mentor)","1993","With the increase of air traffic density, especially in the airport approach area, the need for aircraft navigation systems with a higher accuracy grows. Cost-effective test-facilities, like the Basic Research Simulator (BARESIM), are required for evaluation of these new and already-existing systems. In this report a navigation simulation (NAVSIM) model has been developed, able to fulfil the needs for simple and complex navigation system testing. The NAVSIM model consists of various modules suited to be implemented in an Object-Oriented Programming (OOP) test-environment. This paves the way for future programmers in charge of the implementation of a specific module.","Basic Research Simulator; Navigation Simulation; module data flow; block diagram model; test-environment; Object-Oriented Programming","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:75ce3496-41e8-40b3-90be-77206a88df02","http://resolver.tudelft.nl/uuid:75ce3496-41e8-40b3-90be-77206a88df02","Production measurement methods for trailing suction hopper dredgers","Rullens, R.","Ottevanger, G. (mentor); Van Rijn, M. (mentor); Alkema, J. (mentor); D' Angremond, K. (mentor)","1993","When trailing suction hopper dredgers are employed, three methods of production measurement are commonly used. These are: 1. in-situ measurement 2. measurement in the pipeline 3. measurement in the means of transport Before a choice can be made, the advantages and disadvantages of the methods of production measurement have to be assessed in relation to specific site conditions. In this report the advantages and disadvantages of several possible methods of measuring production when working with trailing suction hopper dredgers are evaluated. To establish the accuracy of the Tonnes Dry Solids System - a modern measurement method which measures in the means of conveyance - a probabilistic accuracy calculation was made.","suction hopper dredger; production measurements; trailing suction hopper dredge; sleephopperzuiger","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:93793848-e554-4532-a628-b0661233617e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:93793848-e554-4532-a628-b0661233617e","Synthesis of side chain polyurethanes","Poolman, R.A.","Mijs, W.J. (mentor); Jin, S. (mentor); Ulmer, H.W. (mentor)","1993","In this graduation research a diol containing a mesogenic group, coupled via a spacer group, was synthesized. This dial, group N-[6-(4-nitrostilbene-4'-oxy)hexyl]diethanolamine (NS-diol), has been synthesized via the ""mesylate route"", a four step synthesis, and via the ""bromide route"", a three step synthe sis. Ns-diol has a smectic A phase between 66-86 and 104 °C…","","; en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Polymer Technology","","","",""
"uuid:d53371e5-ddb8-4326-b272-21b62c6b7240","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d53371e5-ddb8-4326-b272-21b62c6b7240","Phase equilibrium calculations using an equation of state: Literature review","Nugroho, M.J.","de Swaan Arons, J. (mentor); de Loos, W. (mentor); Stamoulis, D.P. (mentor)","1993","This literature study discusses computational methods for phase equilibrium problems using a single equation of state. In this case, two-phase, multiphase especially three phase, and critical point calculation methods are evaluated. Some methods are discussed in detail and the applicability is shown by examples of calculated systems. The importance of this study is to give an insight in the ease and difficulties in the calculation that might be encountered. In general the difficulties are in the determination of initial estimates, convergence behaviour and phase identification. Therefore the discussion of the stability analysis based on the Gibbs energy minimization is considered first. This stability analysis provides schematic solving strategies and initial estimates for the flash calculation. The stability analysis discussed here is based on the paper of Michelsen (1982a). Further, the discussion of the critical point calculation is in a separate chapter, since the flash calculation does not work. In the critical region two additional conditions have to be used according to the Gibbs formulation of the critical points.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Technology and Material Science","","Applied Thermodynamic and Phase Behaviour","",""
"uuid:a7d49f46-a3ba-40fd-bfc6-0b2a2030cd22","http://resolver.tudelft.nl/uuid:a7d49f46-a3ba-40fd-bfc6-0b2a2030cd22","Evolution of beach profiles under random waves","Janssen, C.M.","d' Angremond, K. (mentor); Bezuyen, K. (mentor); De Graaf, G. (mentor); Holmes, P. (mentor)","1993","Cross-shore sediment transport is an important phenomenon in coastal engineering, which mainly accounts for the short-term changes in the coastline. To study on- and offshore transport the evolution of the beach profile is considered. For investigation of the beach profile small-scale physical models are often used. A problem in using a physical model is the introduetion of scale-effects resulting from the impossibility of sealing all parameters correctly. Many researchers therefore derived sealing laws which determine the relationship between the model scale and the seale of the other parameters. A literature review revealed that many of them give contradictionary results. A different problem in using physical models is that for small-scale models the required model grain diameter of the sediment becomes too small, which would introduce cohesive forces in the sediment. For this reason light-weight material is sometimes used as the beach material. However there are still doubts about the validity of the use of light-weight material. In order to study the behaviour of light-weight material in physical models, experiments were performed using random waves in the large wave tank of the Hydraulics Laboratory. Both sand and anthracite were used as the model materials. Although all the resulting beach profiles showed accretive conditions, characterized by the development of a berm at the beach and the deepening of a step in the breaker zone, differences between the profiles in the anthracite and sand models were very large. Beach profiles were analyzed using different methods. The eigenfunction analysis turned out to be helpful only for the analysis of field data. In the other methods the relation between the characteristic features of the profile and the parameter H/wT was investigated. This parameter is assumed to be a criterion to differentiate between on- and offshore transport and represents the wave conditions and sediment characteristics for the evolution of the beach profile. In general the relation was rather poor and there is clearly a need for further theoretical and model studies.","sediment transport; coastal engineering; beach profile","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","River, Estuary and Coastal Engineering","",""
"uuid:911d338e-7f99-4aec-9d38-5e515acdfd64","http://resolver.tudelft.nl/uuid:911d338e-7f99-4aec-9d38-5e515acdfd64","De functie van kraton FG als compatibilizer in blends van nylon-6 en polypropyleen","Willemse, Remco","van Dam, J. (mentor); Schoolenberg, G.E. (mentor); During, F. (mentor); Posthuma de Boer, A. (mentor)","1993","Het afstudeerproject maakte deel uit van een bij KSLA lopend onderzoek naar de werking van blok-copolymeren als compatibilizer, met name de door SHELL vervaardigde SBS en SEBS blok-copolymeren. Het voorgestelde systeem om de experimenten in het kader van de afstudeeropdracht mee uit te voeren is nylon-6/polypropyleen met kraton FG als compatibilizer. Kraton FG is een met maleinezuuranhydride gefunctionaliseerd SEBS blok-copolymeer. Kraton FG is een goede compatibilizer voor blends van nylon-6 en polypropyleen. De grensvlakspanning werd verlaagd, waardoor een fijnere dispersie verkregen werd. De slagvastheid nam toe. Het is niet goed mogelijk om een verband te leggen tussen de verlaging van de grensvlakspanning en de verlaging van de deeltjesgrootte. In dit onderzoek werd de grensvlakspanning in een 'spinning drop' met behulp van enkele methoden bepaald. Bij SHELL is een methode ontwikkeld, die aanzienlijk lagere grensvlakspanningen leverde dan de andere methoden. De tijdsduur van een meting volgens deze methode is ook veel lager (1- 2 uur in plaats van 4-6 uur). De toename van de slagvastheid was het grootst in blends met 25% disperse fase (6.25% kraton FG). Dit was het maximum in de serie blends, die tijdens dit onderzoek getest werden. Om de verbetering van de slagvastheid ten gevolge van de aanwezigheid van kraton FG te begrijpen, moet ook naar de eigenschappen van de matrix fase gekeken worden. De hechting tussen beide fasen zal door de aanwezigheid van kraton FG niet verbeterd worden. Dit is ook niet nodig, daar 'shear yielding' het voornaamste 'toughening' mechanisme in nylon-6 is. Door de reactie tussen kraton FG en nylon-6 zal de viscositeit van de matrix-fase toenemen. Deze verhoging van de viscositeit zal van invloed zijn op het dispersieproces. Dit verschijnsel is nog niet goed bekend, daar het onderzoek naar compatibilizers vooral gericht is op het grensvlak tussen de matrix en disperse fase (grensvlakspanning, adhesie). Door de aanwezigheid van compatibilizers wordt coalescentie van de deeltjes tegengegaan. De verklaring, die hiervoor gegeven wordt, is kinetisch van aard. Het is goed mogelijk dat coalescentie van twee deeltjes thermodynamisch ongunstig is ten gevolge van de aanwezigheid van compatibilizers aan het grensvlak.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","","","","",""
"uuid:e029d6d3-631d-4a38-a048-cb9b4bb7f85a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e029d6d3-631d-4a38-a048-cb9b4bb7f85a","Optimalisatie in 4D vliegbanen: Taakverslag","Widjiati, E.","van Willigen, D. (mentor); Theunissen, E. (mentor)","1993","In het kader van het DELPHINS programma wordt onderzoek verricht naar het uitvoeren van zogenaamde 4D routes. Bij het volgen van zo'n route is het van belang dat eventuele fouten volgens een minimale kosten criterium weggeregeld worden. In deze taakopdracht is naar analytische methoden gezocht om de tijd en positiefouten te minimaliseren volgens een bepaald kosten criterium. Bij deze minimalisatie gelden voor elk vliegtuig een aantal randvoorwaarden in de snelheid en versnelling. Door de afgeleide naar de tijd van de bewegingsvergelijking te nemen, kan de optimale vlucht met minimale tijd en minimale kosten verkregen worden.","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrotechniek","","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","",""
"uuid:a8d30ba1-7993-4c72-b692-e74755ccf016","http://resolver.tudelft.nl/uuid:a8d30ba1-7993-4c72-b692-e74755ccf016","Brownse Dynamica van Verdunde Polymeeroplossingen","de Goey, C.","Nieuwstadt, F.T.M. (mentor); Kuiken, G.D.C. (mentor); van den Brule, B.H.A.A. (mentor); te Nijenhuis, K. (mentor)","1993","Forecasting the flow behaviour of non-Newtonian fluids always has been subject to investigation, especially in the oil-industry. In former times the flow models were solved analytically. Nowadays, because of the continuous increase in com puter power, more often numerical methods are used in solving the models. These methods can easily solve non-linear problems, which is (almost) impossible analytically. Brownian Dynamics is a numerical method, which explicitly reckons with the Brownian movements of a polymer, due to the surrounding smaller fluid molecules. This method is used to simulate a couple of standard experiments on a dilute polymer solution. The polymer is modeled by a bead-spring chain. In this investigation, several parameters are varied, resulting in different flow behaviour. The parameters that can be set are a) the equilibrium length of the segments of the polymer b) the chain force constant of the segments and c) the flexibility of the polymer. The results for the diverse values of the parameters are compared with analytic results, other simulations and experiments. Total agreement with theory is found for the Rouse-chain, justifying the method of the Brownian Dynamics. The transients of the viscosity and first normal stress coefficient for each of the three models resemble those' found in experiments. The steady-state values of the FENE-chain also show the shear-thinning behaviour which is found in experiments. The influence of pre-shearing on the transient elongational viscosity is also examined. The dependence on parallel pre-shearing is great as expected. On the other hand there is scarcely any effect of perpendicular pre-shearing.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Fysische Stromingsleer","","","",""
"uuid:98e2fd40-93d3-4529-901f-c2c8152fd8f3","http://resolver.tudelft.nl/uuid:98e2fd40-93d3-4529-901f-c2c8152fd8f3","Gedrag van bellen in een tweedimensionaal gefluïdiseerd bed: Analyse met behulp van beeldbewerking","Overdijkink, G.A.","Mudde, R.F. (mentor)","1993","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:d92ee1b1-4ddd-4d01-b64e-7f7bf59d60ec","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d92ee1b1-4ddd-4d01-b64e-7f7bf59d60ec","Calculations of fluid phase equilibria in systems of polyethylene and ethylene: An investigation into the applicability of the theory of Sanchez and Lacombe","Volmer, D.A.","de Loos, W. (mentor); de Swaan Arons, J. (mentor)","1993","The equation of state of Sanchez and Lacombe, based on a fluid lattice model, has been used for the prediction of the phase behaviour of systems of ethylene + polyethylene at near critical conditions. The model uses three pure component parameters for each pure component and one binary interaction parameter for each pair of components. Effects as chain branching and molecular weight distribution, typical for polymeric compounds, have been excluded from calculations by first testing the equation of state for two well defined systems of ethylene+ n-C20 and ethylene + n-C40. Phase equilibria in these systems have been calculated using pure component parameters from literature, as well as parameters optimized by fitting experimental PVT data to the equation of state. Although the prediction of pure component behaviour is really good with the parameters, the prediction of the binary phase equilibria is loose, concerning the location of the critical point. The phase equilibria can be predicted in a more reliable way by an empirical alteration of one of the pure component parameters, the characteristic pressure. Using this altered set of parameters, the location of the critical point can be predicted in agreement with experimental results, for above mentioned systems as well as for systems of ethylene + polyethylene. However, the reliability of these predictions are overshadowed by the very large influence of the binary interaction parameter on the calculated P-x curves, especially for systems of high molecular weight. The influence of components as propane and n-C12 on the phase equilibria of ethylene+ polyethylene has been investigated in a qualitative way. The calculations show that little amounts of propane or n-Cl2 suppress the occurrence of phase separation in the system ethylene+ polyethylene.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Technology and Materials Science","","Applied Thermodynamics and Phase Equilibria","",""
"uuid:7738ad70-f4e6-4f19-b8e7-62e4df0229e2","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7738ad70-f4e6-4f19-b8e7-62e4df0229e2","Vorming, stabiliteit en eigenschappen van IN-SITU composieten op basis van thermotrope LCP/thermoplast mengsels","Denys, K.F.J.","Posthuma de Boer, A. (mentor); Machiels, A.G.C. (mentor)","1993","Dit afstudeeronderzoek heeft zich gericht op het vervaardigen en karakteriseren van mengsels van een thermotroop vloeibaar kristallijn polymeer (TLCP) en een thermoplast. TLCP' s zijn polymeren opgebouwd uit min of meer starre aromatische ketendelen die vloeibaar kristallijn gedrag vertonen boven een bepaalde temperatuur. Bij de juiste verwerking kunnen TLCP's georiënteerde vezels vormen in een thermoplastische matrix en zodoende een versterking opleveren ('in-situ' composieten)...","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","",""
"uuid:c243a658-002e-4c98-b687-846427690e25","http://resolver.tudelft.nl/uuid:c243a658-002e-4c98-b687-846427690e25","Prefab-tunnelbouw, als flexibel alternatief: 'n variant voor de Betuweroute","Vos, O.M.T.","Glerum, A. (mentor); Venema, W.K. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor); Polen, B. (mentor)","1993","Er wordt uitgegaan van het aangegeven voorkeurstracé. Er wordt geen aandacht besteedt aan een eventueel alternatief tracé. Het project wordt beperkt tot het ontwerp van een alternatieve aanleg voor lange baanvakken, inclusief de bijbehorende kunstwerken. Speciale kunstwerken ter plaatse van kruisingen met rivieren en kanalen worden niet nader behandeld. Voorbeelden van deze kunstwerken zijn de kruising met het Amsterdam-Rijnkanaal bij Tiel, kruising met het Pannerdensch Kanaal bij Groessen en de kruising met de Noord volgens het Sophia-tracé. De berekeningen van de constructie en de bouwkuip zijn gebaseerd op de situatie nabij Papendrecht. Er is voor Papendrecht gekozen, omdat daar de bodemopbouw en de waterhuishouding bijzonder gecompliceerd zijn. Met betrekking tot de aanleg van een verdiepte constructie zijn hier de meeste problemen te verwachten. Ter plaatse van Papendrecht is het tracé direct naast de A15 en een woonwijk gesitueerd. Momenteel zijn ter plaatse van de woonbebouwing nog geen mitigerende maatregelen t.a.v. geluids- en visuele hinder getroffen. De gevolgen van de aanleg en exploitatie van een bovengrondse Betuweroute zullen hier bijzonder groot zijn.","tunnel; railroad tunnel; prefabrication","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Geo-engineering","",""
"uuid:dbc02412-e757-4f75-92d6-84c626a1df22","http://resolver.tudelft.nl/uuid:dbc02412-e757-4f75-92d6-84c626a1df22","Fixed cellular radio networks for rural communications","Jutte, M.A.","Prasad, R. (mentor); Westerveld, J.R. (mentor)","1993","In this report fixed cellular radio networks for the rural areas is examined. It is shown that providing telecommunications to these areas by using this technique is very cost effective, flexible and fast to install compared to other rural telecommunications solutions. As an example, the theoretically designed system is implemented in a rural area on the island of Bali, Indonesia. Questions like ’why providing telecommunications in rural areas ?’ and ’who will pay the rural communication system ?’ will be answered.","co-channel interference; fixed cellular radio; narrow band repeater; rural telecommunications; telecommunication network design; timing","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:3604d2f0-52da-400b-83fe-785a7c177c66","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3604d2f0-52da-400b-83fe-785a7c177c66","Een opstelling voor weerstandsmetingen","Van Ee, L.D.","Thijsse, B.J. (mentor); Sietsma, J. (mentor)","1993","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:db9fb902-da12-4986-a804-c6f3de77a933","http://resolver.tudelft.nl/uuid:db9fb902-da12-4986-a804-c6f3de77a933","Effect of non-fade duration on outage probability of asynchronous packet transmission in a cellular radio network","Visser, M.A.","Kegel, A. (mentor); Prasad, R. (mentor)","1993","In order to make an assessment of the quality of packet transmission in a cellular radio network, we have to know the probability of not receiving a packet correct or in other words the outage probability. In this report we look at the effect of the non-fade duration on the outage probability. Whereas the non-fade duration is dependent on three parameters namely, the protection ratio α, the clustersize C and the velocity of the mobile v. The outage is evaluated for two kinds of transmission namely, triggered transmission and random transmission. For random transmission the outage is also evaluated as a function of the traffic intensity of the interferers. Whereafter the outage is further improved by the implementation of diversity. At last we select an optimal packetlength for random transmission. The analytical part of this report is based on a study of literature. Whereupon the calculations of the outage probability are performed by means of the mathematical computer program Mathcad.","","","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:0ddfc589-db48-43a9-b753-5ed24d686a29","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0ddfc589-db48-43a9-b753-5ed24d686a29","Split-second ambiguity resolution for GPS using the basis-reduction method","Ober, P.B.","Breeuwer, E. (mentor)","1993","After introducing the use of phase-measurements in GPS positioning, as well as some existing searching-algorithms to find the so-called integer-ambiguities that are involved, a new, very fast algorithm is described. This new algorithm uses the basis-reduction method to transform the searching problem into a related problem that can be solved in a fraction of the time needed for the original one. Some tests, based on real phasemeasurements made at known receiver-positions, prove that the new method is indeed much faster than the currently known algorithms.","","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:e9229577-83fa-4cdb-95f9-975622fec668","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e9229577-83fa-4cdb-95f9-975622fec668","Kortsluitbooglasproces onder CO,-gasbescherming","Renner, J.C.","Den Ouden, G. (mentor); Hermans, M.J.M. (mentor)","1993","Het kortsluitbooglasproces onder CO,-gasbescherming verloopt onregelmatiger en met een hoger spatverlies in vergelijking met bijvoorbeeld argon-CO, gasmengsels. Spatverliezen verlagen het rendement en verstoren het proces door vervuiling van de lastoorts en hechting aan het plaatoppervlak. De lassen zelf zijn goed: breed, diep en hebben een vloeiende overgang naar het basismetaal. Doordat kooldioxide een goedkoop gas is, wordt het relatief veel toegepast. Het doel van het onderzoek is om meer inzicht te verkrijgen in de processen met name het materiaaltransport, die bij het kortsluitbooglassen van constructiestaal onder CO2- gasbescherming een rol spelen. Door middel van digitale opnames van spanning en stroomsterkte is het mogelijk om het proces gedetailleerd te beschrijven. Met behulp van een data-analyseprogramma kunnen procesparameters zoals boogtijd T., kortsluittijd T. en kortsluitfrequentie F. en de standaard deviatie in deze grootheden worden bepaald. Voorts kan de hoeveelheid materiaal, dat per kortsluiting naar het lasbad wordt getransporteerd, worden berekend. Onderzoek is verricht om de invloed van spanning, stroom en lasvoortloopsnelheid op bovengenoemde parameters te bepalen. Het blijkt dat een relatief regelmatig proces optreedt indien de kortsluitfrequentie maximaal is. Een verklaring hiervoor kan gezocht worden in het oscilleren van het lasbad. De oscillatiefrequentie wordt bepaald door de lasbadafmetingen en de oppervlaktespanning en de dichtheid van het vloeibare metaal. Met name op de oppervlaktespannmg zal de chemische samenstelling van het beschermgas een invloed hebben. Uit de resultaten blijkt dat indien de kortsluitfrequentie gesynchroniseerd is met de oscillatiefrequentie van het lasbad optimale lascondities worden bereikt. In dat geval wordt het materiaaltransport gedicteerd door de regelmatige oscillatie van het lasbad.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","Welding Technology and Non-destructive Testing","",""
"uuid:28876a50-ea0b-4236-a5d9-b1fd0280d207","http://resolver.tudelft.nl/uuid:28876a50-ea0b-4236-a5d9-b1fd0280d207","Technische en organisatorische vraagstukken bij de interconnectie van het mobiele telecommunicatienet (GSM) en het vaste telefoonnet","Roeleveld, B.M.A.","Arnbak, J.C. (mentor); Nijhof, J.A.M. (mentor); van Eijl, R. (mentor)","1993","Binnen niet al te lange tijd zullen er van twee exploitanten een mobiel telecommunicatienet (GSM-net) op de markt verschijnen. Hun netten moeten samenwerken met het vaste telefoonnet van PTT. De technische en organisatorische aspecten die een rol spelen bij deze samenwerking worden stuk voor stuk besproken in dit verslag.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrotechniek","","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","",""
"uuid:acbb80e7-e14e-4a4c-9bbb-2274883cf2a6","http://resolver.tudelft.nl/uuid:acbb80e7-e14e-4a4c-9bbb-2274883cf2a6","Simulation of a BPSK receiver structure in a cochannel interference environment with signal processing worksystem","Sahebdin, M.F.","Prasad, R. (mentor); Janssen, G.J.M. (mentor)","1993","A proposed receiver structure for simultaneous reception of two Binary Phase Shift Keying (BPSK) modulated co-channel signals is modelled in simulation package Signal Processing WorkSystem (SPW). The proposed receiver structure has the function to recover the stronger signal from the input signal. The simulation results of the Bit Error Rate and Signal To Noise Ratio are compared with the theoretical results. The simulation results for Signal To Noise Ratio are matching the theoretical results. For the Bit Error Rate the simulation results are a little higher then the theoretical results.","BPSK receiver; Signal Processing WorkSystem; Signal to noise ratio; Bit error rate","en","student report","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:d2b0e07d-64bc-4916-847a-65991902b7b9","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d2b0e07d-64bc-4916-847a-65991902b7b9","Gasfase Polymerisatie van Olefinen in Gefluidiseerde Bedden (modelvorming en simulatie t.b. v. procesontwerp en beheersing): Literatuurscriptie","Bax, B.J.","Grievink, J. (mentor); Verheijen, P.J.T. (mentor); te Nijenhuis, K. (mentor)","1993","De polyolefinen van etheen en propeen zijn veruit de belangrijkste polymeren op de wereld plastic markt. De ontdekking van Ziegler en Natta van katalysatoren die in staat waren om bij lage druk en temperatuur deze polymeren te produceren betekende een ommekeer in de industriële productie van polyolefinen. De huidige structurele overcapaciteit op de markt voor de bulkpolymeren versterkt het zoeken naar bet vergroten van de efficiëntie bij de productie van deze polymeren. Enerzijds doet men dit door bestaande processen te optimaliseren, anderzijds zoekt men nieuwe processen met een hoger rendement. Een voorbeeld van een nieuw en veelbelovend proces is het UNIPOL proces van Union Carbide. In dit gasfase (co)polymerisatieproces worden olefinen gepolymeriseerd in een gefluïdiseerd bed reactor met behulp van een heterogene Ziegler Natta katalysator. Dit gasfase proces is erg flexibel en tevens goedkoop in de productie van zeer uiteenlopende grades. Het blijkt dat het gebruikte katalysator systeem erg belangrijk is voor de yield en de polymeereigenschappen. Hierbij speelt tevens de procesvoering een belangrijke rol. Door de mogelijkheid vele grades in een reactor te produceren, zullen de meeste reactoren elke paar dagen van grade wisselen. Het polymeer heeft een gemiddelde verblijftijd van 3-5 uur, zodat de potentie bestaat om grote hoeveelheden off-spec materiaal te produceren. Vandaar dat men geïnteresseerd is in het opzetten van modellen die het (dynamische) gedrag van deze reactoren beschrijven, en om met deze modellen simulaties uit te voeren voor het bepalen van een optimale grade wissel strategie. In deze literatuurscriptie wordt allereerst getracht meer inzicht te verschaffen in de polymerisatie van olefinen, waarna wordt ingezoomd op de gasfase en de modelvorming.","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Procesintegratie","","","",""
"uuid:19694d7c-fdce-48b7-bafc-7718a594712f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:19694d7c-fdce-48b7-bafc-7718a594712f","Slotted code division multiple access system for indoor wireless communication with Maximal Ratio Combining using a Markov Chain Model","Satyanegara, H.","Arnbak, J.C. (mentor); Prasad, R. (mentor)","1993","In this thesis, the performance of star connected direct sequence spread spectrum (DS/SS) slotted code division multiple access (CDMA) systems in an indoor radio environment characterized by Rician fading has been examined. The performance parameters are the throughput, steady state delay and stability (namely the expected drift and state occupancy probability). The traffic load is described by a discrete time Markov chain model. Two types of diversity, namely selection diversity and maximal ratio combining, are used to combat multipath fading. Computational results are obtained for values of the rms delay spread Tm in the range of 50 ns up to 250 ns, and a data rate of 144 kbit/s. Further, the influence of FEC codes and error correcting and detecting codes is investigated.","CDMA; Radio communication; FEC codes; Indoor wireless communications; Rician fading; Error correcting and detecting codes","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:f03e3051-53ed-4db3-9e72-c8f239839f51","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f03e3051-53ed-4db3-9e72-c8f239839f51","Performance Analysis of an overlay DS-CDMA system with multiple BPSK interferers","Widjaja, M.B.K.","Arnbak, J.C. (mentor); Prasad, R. (mentor); Misser, H.S. (mentor)","1993","This report describes the performance analysis of a direct sequence code division multiple access (DSCDMA) system sharing common spectrum with various narrowband interferences. The performance is investigated in terms of the bit error rate (BER) of a DS-CDMA system being overlayed by multiple BPSK interferers, and the BER is evaluated as a function of BPSK and CDMA users. To enhance the performance of the receiver, a suppression filter is employed to reduce interference.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:acceacd1-6819-4326-9202-fae26b540414","http://resolver.tudelft.nl/uuid:acceacd1-6819-4326-9202-fae26b540414","Increasing PAL/VBI transmission capacity using multi-level coding and source compression","Mom, J.G.","Prasad, R. (mentor); Bons, J.H. (mentor)","1993","After explaining the need for a higher transmission capacity in the PAL/VBI, the current Teletext system is analysed. Two methods which increase the current VBI transmission capacity are presented, namely multi-level coding and source compression. The two methods can be implemented independently. Quaternary unipolar coding is analysed both theoretically and by simulation to show its performance relative to binary unipolar coding. Huffman compression of Teletext pages is also analysed and implemented.","teletext; compression; CATV networks; PAL; digital coding; noise; reflections","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:ed82df40-f9bb-43c5-9153-4f92d401f511","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ed82df40-f9bb-43c5-9153-4f92d401f511","Internal stresses and domain structure in amorphous Fe4oNi4oB2o determined by neutron depolarization","Van Oudenaarden, A.","De Jong, M. (mentor); Sietsma, J. (mentor); Rekveldt, M.Th. (mentor); Van den Beukel, A. (mentor)","1993","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:693a171e-ceeb-4f39-8cbe-4692cb7aa276","http://resolver.tudelft.nl/uuid:693a171e-ceeb-4f39-8cbe-4692cb7aa276","Het effect van de proefstukdikte en proefstukgeometrie op de vermoeiingsscheurgroei in FeSlONb","Houdijk, P.A.","Veer, F.A. (mentor)","1993","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:8f978cbd-ff1f-472b-907e-60312405a79c","http://resolver.tudelft.nl/uuid:8f978cbd-ff1f-472b-907e-60312405a79c","Nanocrystallisation of amorphous Fe75.5Cu1Nb3Si12.5B8 studied by Positron Annihilation","Kruk, A.J.","Sietsma, J. (mentor); Schut, H. (mentor); Van den Beukel, A. (mentor)","1993","","","en","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:a383bd2f-1b35-4825-adb0-c98630e08f04","http://resolver.tudelft.nl/uuid:a383bd2f-1b35-4825-adb0-c98630e08f04","Een optische probe voor het meten van de lokale beldynamica in gas-gefluïdiseerde bedden","De Haseth, D.C.","Groen, J.S. (mentor); Mudde, R.F. (mentor)","1993","","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:6d91e437-b8ce-4487-8a9f-691eb908b7c6","http://resolver.tudelft.nl/uuid:6d91e437-b8ce-4487-8a9f-691eb908b7c6","Haalbaarheidsstudie naar een hybride voortstuwingssysteem voor een rondvaartboot met gebruik van een Stirlingmotor","Riemersma, I.J.","Klein Woud, J. (mentor)","1993","","","nl","master thesis","","","","","","","","2012-12-31","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Marine and Transport Technology","","Ship Design, Production and Operation","",""
"uuid:3fd179f8-1c87-4cc8-843f-a1a40b1a6091","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3fd179f8-1c87-4cc8-843f-a1a40b1a6091","JPEG-Compressed Video via an ATM network","Roeloffs, J.W.","Schoute, F. (mentor); Awater, G. (mentor)","1993","Broadband Integrated Services Digital Network (B-ISDN) is the network for the future. Since it is impossible to know exactly what kind of telecommunications services will be needed in the far future, it is necessary that B-ISDN be both flexible and capable in carrying large data capacities. The technique chosen for B-ISDN is ATM (Asynchronous Transfer Mode), which is a form of fast packet switching. In the TVS (Telecommunications and Traffic Control Systems) Group an experimental A TM-switch is being built for switching different types of broadband communication traffic such as video signals. This report describes the design and implementation of a specific video Cellizer/Decellizer interface design that was needed in sending a Joint Photographic Experts Group (JPEG) video data via the experimental ATM multiplexer using data packets (called cells) of constant length. A prototype of this interface has been completed, but at this time, the Decellizer circuit still needs some debugging. Further investigation of the problem will continue.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:ba69bedf-fe44-4662-b5c9-f044dfee32e2","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ba69bedf-fe44-4662-b5c9-f044dfee32e2","Retentie stroomgebied Woolderbinnenbeek","Berkhout, L.","Oudshoorn, H.M. (mentor); Van Eck, P. (mentor); Van de Ven, F.H.M. (mentor)","1993","De Bornsebeek met haar bovenlopen verzorgt de afvoer van stedelijk water uit het stroomgebied tussen de steden Almelo, Hengelo en Oldenzaal. In de huidige situatie geeft de Bornsebeek periodiek overstromingen. In het Integraal Beleidsplan Bornsebeek is aangegeven dat deze capaciteitsproblemen opgelost zullen worden door aanleg van bergingscapaciteit in het stroomgebied van de Woolderbinnenbeek. Met een bergingsreservoir kan tevens een kwaliteitsverbetering van het water bereikt worden. De doelst§lling van dit project is het opstellen van een inrichtingsplan voor het stroomgebied van de Woolderbinnenbeek . De inrichting moet dusdanig zijn dat het gebied dienst kan doen als bergingsgebied. Bij het opstellen wordt uitgegaan van een brede integrale benadering. De Woolderbinnenbeek wordt gevoed met effluent en overstortwater uit Hengelo en Enschede . Daarnaast wateren een aantal landelijke gebieden af op de watergang. Het stroomgebied is een kleinschalig landschap met bospercelen en agrarische gebruik. Het is gelegen in de directe nabijheid van Hengelo. Uit de inventarisatie van de kenmerken van het gebied, de wensen van de betrokkenen en de technische randvoorwaarden blijkt dat er drie gebieden potentieel geschikt zijn voor het creëren van berging. Met deze drie lokaties kan op 14 verschillende manieren voldaan worden aan de eisen ten aanzien van berging. De benodigde bergingscapaciteit wordt daarbij verdeeld over meerdere reservoirs. De modellen zijn beoordeeld op diverse aspecten ten aanzien van de waterhuishouding, verspreiding van verontreinigingen, mogelijke inpassing in het gebied en mogelijkheden voor nevenfuncties. Een aantal aspecten, zoals kosten, konden in dit stadium nog niet meegenomen worden.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:74efdd28-3d37-42c8-8181-b0560d215821","http://resolver.tudelft.nl/uuid:74efdd28-3d37-42c8-8181-b0560d215821","Morphodynamic computations under tidal conditions: A Survey of Simplified Solution Techniques","Van Lieshout, M.C.","De Vries, M. (mentor); Wang, Z.B. (mentor); De Vries, H.J. (mentor); Fokkink, R.J. (mentor)","1993","In this report a model has been derived to simulate morphological behaviour under tidal conditions. The model is based on the set of equations of motion and mass-balance for both water and sediment. The study focused on the underlying assumption that the kinematic response of the water movement on the bottom variation is much stronger than the dynamic response. Application of the transport-field method (chapter 4) as suggested by De Vriend (1985) has been examined. The performed study is a next step towards a more efficient way of morphodynamic modelling and may contribute to a more thorough understanding of morphological models and processes in tidal regions.","sediment transport; Coastal Morphology; tidal inlets","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:c2766907-ef28-4bb6-b356-25df4d8afe07","http://resolver.tudelft.nl/uuid:c2766907-ef28-4bb6-b356-25df4d8afe07","Interacties van bewegende kleppen","Stoop, J.D.","d' Angremond, K. (mentor)","1993","Een hoogwaterkering bestaande uit een aantal opdrijfbare kleppen, die scharnierend aan de bodem zijn bevestigd, kan in kerende toestand onder invloed van invallende golven in resonantie raken. Dit kan leiden tot grote uitwijkingen uit de evenwichtsstand van de individuele kleppen, wat onder andere grote belastingen op de scharnieren tot gevolg heeft. De oorzaak hiervan ligt in de onderlinge beïnvloeding van de kleppen in kerende toestand. De kleppen wekken immers door hun beweging zelf ook golven op, waardoor dan weer andere kleppen worden belast. Bij bepaalde frequenties heeft dit opslingering van de klepbewegingen tot gevolg. Om inzicht te krijgen in het optreden van resonantie is met behulp van de golfschottheorie een lineaire beschrijving ontwikkeld van de onderlinge beïnvloeding van de kleppen. Daarmee is het mogelijk de resonantiefrequenties van de kering te bepalen alsook de respons van de kering op een invallend golfveld. Een uitvoerige verificatie van de theorie aan de hand van een fysisch model is wegens gebrek aan tijd achterwege gebleven. Ter verificatie is daarom gebruik gemaakt van informatie uit (model)proeven van een vorig afstudeerwerk. Omdat in deze proeven niet-lineaire effecten en dwarsoscillaties voor en achter de kering een belangrijke rol speelden, en die in het theoretische model van dit afstudeerwerk niet zijn meegenomen, is het moeilijk een duidelijke conclusie te trekken over de werkelijke waarde ervan. De in het fysisch model bepaalde resonantiefrequenties blijken echter met de theorie goed te voorspellen.","hoogwaterkering; kleppen; scharnier belasting; resonantie; golfoverschottheorie","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:d7c55fbb-8ba9-4c9e-b3f3-704d8cb5af34","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d7c55fbb-8ba9-4c9e-b3f3-704d8cb5af34","Karakterisering, modellering en verbetering van PET/HDPE-mengsels ten behoeve van de materiaalherverwerking","van de Bospoort, G.M.","Wiegersma, S. (mentor); van Turnhout, J. (mentor)","1993","In dit onderzoek is gekeken naar de eigenschappen van PET /HDPE-mengsels. De mechanische eigenschappen van mengsels met verschillende samenstelling zijn getest. Ter verbetering van deze mechanische eigenschappen is Kraton (een SEBS-blok-copolymeer) als compatibiliser toegevoegd. Dit had een weinig spectaculaire invloed. Het is dan ook dubieus of Kraton als compatibiliser of als rubber werkt. De mengsels zijn daarnaast gekarakteriseerd met behulp van verschillende andere methoden, zoals DSC en diëlektrische analyse. Met de laatste methods is het mogelijk kleine hoeveelheden PET in HOPE te detecteren. Er is geen invloed van de compatibiliser op de dielektrische eigenschappen waargenomen. Tenslotte zijn de PET /HDPE-mengsels gemodelleerd met behulp van mengformules. De verliespieken blijken uitstekend voorspeld te kunnen warden met behulp van de mengformules.","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Technologie der Macromoleculaire Stoffen","","","",""
"uuid:62ce498a-ea0c-4b3f-9cf5-b50c13461792","http://resolver.tudelft.nl/uuid:62ce498a-ea0c-4b3f-9cf5-b50c13461792","Het tijdregistratieprobleem bij de datacollectie tijdens de MIAS testvluchten","Vroeijenstijn, R.","de Vos, A.J. (mentor)","1993","In dit taakverslag worden de problemen met betrekking tot de tijdregistratie van de berichten in het MIAS-concept beschreven. Er wordt een oplossing voor dit probleem aangedragen en getest.","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrotechniek","","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","",""
"uuid:3e8c382c-c331-404a-9264-d40399ea383b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3e8c382c-c331-404a-9264-d40399ea383b","Enhancement of the Communication Services of a Multinational Organization: Individual Project Practical","Rashmi, N.","Snoeij, P. (mentor)","1993","In this report the best way to enhance the communication of an organization (between the headoffice and foreign division) has been discussed. To understand the project some case studies have been done. Here it is explained how the communication is done in multinational companies, like in: Shell, Alcatel, Unilever, NCR\AT&T, PTT Telecom Netherlands, and British Telecom. Based on all the research done, networks have been proposed. Integrated services digital network (ISDN), Wide-area network (WAN), Local area network (LAN), and Worldwide virtual private network (WVPN). To support these networks some applications has also been advised, such as: Electronic mail, PC-fax, videoconferencing, and electronic data interchange (EDI).","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:da2c6ece-bbfa-418f-b95e-db67bca2f476","http://resolver.tudelft.nl/uuid:da2c6ece-bbfa-418f-b95e-db67bca2f476","Moleculaire dynamica aan amorf Ni81B19","Van Ee, L.D.","Thijsse, B.J. (mentor); Sietsma, J. (mentor)","1993","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:727c0564-c65c-4828-9687-5102dbf80a7e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:727c0564-c65c-4828-9687-5102dbf80a7e","Risk analysis of navigation systems and the associated concept of required navigation performance","Engels, R.B.","Van Willigen, D. (mentor); Breeuwer, E. (mentor)","1993","Due to the increasing demand for aircraft operations in the next decades, new airspace management concepts arise which allow an enlargement of airspace capacity. Main question is whether these new concepts provide flight safety equal or better than the current safety level. To answer this question, the navigation process taking place during any operation has to be investigated. Summarized, the process is as follows. By comparing the desired position with the measured position, guidance is generated and presented on a display. Using this guidance the pilot or autopilot tries to match the measured and desired position.
An important element during this process is the performance of the navigation system. This report shows the risk analysis associated with navigation systems. A precision approach and landing system currently under development at Delft University of Technology called MIAS is judged and evaluated in some detail with respect to the risk analysis.
The next step is to expand the risk analysis to flight operations. Basically, the risk analysis remains the same, however more elements are added to it, such as weather influences, aircraft performance and pilot performance. Based on the risk analysis of flight operations a generic method is proposed by which all flight operations can be evaluated. The importance of the risk analysis is to dictate new concepts of airspace management which maintain flight safety for passengers, reduce workloads of pilots and air traffic controllers, and reduce equipment cost for aircraft manufacturers. The problem of these concepts is the Target Level of Safety (TLS) identification. Proposed is not to use historical data.
Resulting from the research it can be said that hybrid navigation systems dominate in terms of safety. Proper attention should be given to systems which use software routines. With the risk analysis, statistical approval for more efficient flight operations, enlargement of the airspace capacity, reduction in the number of ground facilities, and universal aircraft certification criteria is established.","Risk; Fatalities; Guidance systems; Hybrid guidance systems; Continuity-of-Service; Continuity-of-Function; Integrity; Integrity-of- Function; Accuracy; Navigation function; Availability; Required Navigation Performance","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:3e7aef11-2521-4442-933f-b9643335fa17","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3e7aef11-2521-4442-933f-b9643335fa17","Problems and solutions concerning the use of personal computers for accurate data logging","Jansveld, A.J.","Breeuwer, E. (mentor)","1993","In many situations it is desirable to use a personal computer (PC) for data logging, which involves the recording of data with an accurate time tag. However, the design of the PC does require special attention to the timing design of hardand software for this purpose. At the faculty of Electric Engineering, a series of flight tests were held, during which position information was logged for post-processing. Analysis revealed three main problems with regard to the time tags: a low clock resolution, a clock drift and loss of data and timing information due to the polling scheme of the software. Extensive corrections had to be made to be able to use the data. The solutions to the timing problems of the PC can be implemented largely in software. Only the clock drift has to be solved using an external reference. Then the PC can be used as a flexible and accurate data logger.","data logging; time tags; personal computer; MIAS","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:68e08daa-6110-4a7d-a341-d0fe0a4adc0b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:68e08daa-6110-4a7d-a341-d0fe0a4adc0b","Design of gamma radiation equipment for studying a bubbling gas fluidized bed: Determination of a radial void fraction profile and bubble velocities in a 0.40 m column","Hoogeveen, M.O.","Kolar, Z.I. (mentor)","1993","","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:b8eeb9d2-aed9-461b-985e-1a427048543e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b8eeb9d2-aed9-461b-985e-1a427048543e","Measurement fo component ratios in oil - water - gas systems using dual energy gamma-ray absorption","Van Santen, H.","Scheers, A.M. (mentor); Mudde, R.F. (mentor)","1993","","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:22fba63d-6b4d-431e-ac28-89349dd34b0e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:22fba63d-6b4d-431e-ac28-89349dd34b0e","Ontwerp van de kruising van de geplande Betuwelijn met de rivier de Noord","Heijbroek, M.R.","Glerum, A. (mentor); Polen, B. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor)","1994","Om in Nederland aan de toenemende vraag naar goederenvervoer per spoor te kunnen voldoen is in 1990 door de NS het plan Rail 21 Cargo gepresenteerd. Onderdeel van dit plan is de aanleg van een hoogwaardige verbinding van Rotterdam naar Zevenaar die exclusief gebruikt wordt voor het goederenvervoer. Deze verbinding wordt de Betuwelijn genoemd. Deze lijn moet het goederenvervoer per spoor van de haven van Rotterdam naar het Duitse achterland gaan verzorgen. Onderdeel van de Betuwelijn is het Sophiatracé. Dit tracé bestaat uit drie delen. Het westelijke landgedeelte, het gedeelte vanaf Kijfhoek tot aan de Rietbaan. Het rivierengedeelte, het gedeelte dat onder de Rietbaan en de rivier De Noord door loopt en het oostelijke landgedeelte. Dit is het gedeelte vanaf de rivier De Noord tot aan de AlS. Voor het Sophiatracé zijn, naast het alternatief uit de projectnota Betuweroute (alternatief 1), waarbij de sporen in het westelijke landgedeelte in een openbak op 6.00 m onder het maaiveld liggen, twee andere alternatieven onderzocht. - Omdat in de projectnota de sporen in het westelijke landgedeelte al op grote diepte liggen, is allereerst een alternatief onderzocht, alternatief 2, waarbij in dit gedeelte de sporen in een tunnel liggen. Hiervoor is het lengteprofiel bepaald. Het lijkt mogelijk dat tegen geringe meerkosten een kwalitatief betere oplossing verkregen kan worden dan de in de projectnota gepresenteerde oplossing. Deze is daarom verder uitgewerkt. - Als laatste is een geboorde tunnel onderzocht (alternatief 3). Omdat een geboorde tunnel veel dieper moet komen te liggen dan een afgezonken tunnel zijn lange en dure opritten noodzakelijk. Hierdoor levert een geboorde tunnel geen goede oplossing op, en is daarom niet verder uitgewerkt. Voor de drie verschillende tracédelen van alternatief 2 is de uitvoeringsmethode bepaald. Het rivierengedeelte wordt uitgevoerd als afgezonken tunnel. De tunnelelementen kunnen in de Polder het Nieuwland, of elders gebouwd worden. Hiervoor komt bijvoorbeeld het bouwdok in Barendrecht in aanmerking. Het oostelijke landgedeelte wordt geheel uitgevoerd volgens de in de projectnota gepresenteerde oplossing. De uitvoeringsmethode voor het westelijke landgedeelte wordt in grote mate bepaald door de ligging in een waterwingebied. Vanwege de eisen die het waterleidingbedrijf IJselmonde stelt ten aanzien van wateronttrekking uit het gebied, komt alleen een bouwkuip van stalen damwanden met een vloer van onderwaterbeton voorzien van trekpalen in aanmerking. De tunnel kan in het westelijke landgedeelte ter plaatse gebouwd worden, of uitgevoerd worden als afgezonken tunnel. Wanneer de tunnel ter plaatse gebouwd wordt moet over de gehele lengte een bouwkuip van stalen damwanden, met een vloer van onderwaterbeton voorzien van trekpalen, gemaakt worden. Dit is een dure oplossing en derhalve is deze oplossing vergeleken met een tunnel die uitgevoerd wordt als afgezonken tunnel. Deze laatste oplossing is constructief uitgewerkt. Wanneer het westelijke landgedeelte uitgevoerd wordt als afgezonken tunnel komt voor het bouwdok alleen een lokatie binnen de hoogwaterkeringen komen in aanmerking. De grootste voorkeur gaat uit naar het alternatief voor de afgezonken tunnel waarbij in twee bouwdokken om en om tunnelelementen gebouwd worden. Dit bouwdok moet dan ongeveer halverwege het westelijke landgedeelte komen te liggen. Op deze wij ze kunnen 11 tunnelelementen met een lengte van 150 m gebouwd worden. Van het bouwdok en de tunnelelementen is globaal de ligging bepaald. Omdat niet het gehele westelijke landgedeelte als afgezonken tunnel uitgevoerd wordt, moet een gedeelte ter plaatse gebouwd worden. Van het westelijke landgedeelte zijn de relevante doorsneden bepaald. Na de uitwerking van het westelijke landgedeelte is het nog niet mogelijk vast te stellen of het gunstiger is de tunnel af te zinken of ter plaatse te bouwen. Tevens kan nog niet bepaald worden of de extra kosten die aan een tunneloplossing verbonden zijn opwegen tegen een ter plaatse gebouwde tunnel.","Betuwelijn; Sophiatrace; tunnel","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Waterbouw","",""
"uuid:b1ad579a-89cf-40e2-8a75-e17477ace0a6","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b1ad579a-89cf-40e2-8a75-e17477ace0a6","Lyotroop vloeibaar kristallijne amfifiele zijketenpolymeren","Poolman, R.","Mijs, W.J. (mentor)","1994","Amfifielen zijn stoffen die opgebouwd zijn uit een hydrofiel gedeelte (de kop) en een hydrofoob gedeelte (staart). Amfifiele moleculen kunnen in oplossing lyotroop vloeibaar kristallijne fasen vormen. Door een laag-moleculairgewicht amfifiel monomeer te polymeriseren of via een additie reactie aan een poplymeerhoofdketen te verbinden, kan een amfifiele zijketenpolymeren verkregen worden. Het is gebleken dat ook amfifiele zijketenpolymeren in oplossing lyotroop vloeibaar kristallijne fasen kunnen vormen. De gevormde mesofasen zijn identiek aan de mesofasen die door laag-moleculairgewicht surfactants worden gevormd…","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Technologie der Macromoleculaire Stoffen","","","",""
"uuid:1450333a-0a6a-484a-a1db-a0bbff5ee289","http://resolver.tudelft.nl/uuid:1450333a-0a6a-484a-a1db-a0bbff5ee289","Modifications in multi-phase flash calculation program OAA500, to include solid-solid transitions, followed by modelisation of three synthetic gas condensates","de Weert, B.V.","de Swaan Arons, J. (mentor); de Loos, W. (mentor); Ungerer, Ph. (mentor)","1994","Presently most high temperature-high pressure oil and gas accumulations in deep reservoirs of oil producing regions, are not equipped for production, due to economic as well as technical difficulties. These difficulties arise from the scarcity of operational equipment suited to this pressure range, but also from the original phase behaviour of these reservoir fluids. A solid phase may be detected at temperatures below 30 ° c, due to crystallization of the heavy hydrocarbons, such as normal alkanes heavier than c20. This may lead to high corrosion rates in the pipelines, when the precipitated solids are transported with the same speed as the fluid, or even to plugging in the pipes. Modelisation of such complex mixtures becomes increasingly important. During this project, modifications were made in the solid-liquid phase equilibrium theory proposed by Prausnitz (Prausnitz et al., 1986). This model is included in a multi-phase flash calculation program, which was used to predict phase behaviour of three different synthetic gas condensate mixtures... - Jaartal geschat","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","","","","",""
"uuid:dd2ea2c7-6850-4254-ac5f-f142928c8915","http://resolver.tudelft.nl/uuid:dd2ea2c7-6850-4254-ac5f-f142928c8915","Spatgedrag bij het kortsluitbooglassen","Renner, H.","Hermans, M.J.M. (mentor); Den Ouden, G. (mentor)","1994","","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:aa3cf521-d783-4741-9e8d-6f6435f550f5","http://resolver.tudelft.nl/uuid:aa3cf521-d783-4741-9e8d-6f6435f550f5","Thermodynamic methods to describe phase equilibria involving a solid phase: Literature survey","de Weert, B.V.","de Swaan Arons, J. (mentor); de Loos, W. (mentor)","1994","Four different methods (Prausnitz, Won, Hansen and Salim) that can be used to calculate phase equilibria involving a solid phase, are described. Improved versions of these methods (Ungerer, Chung, Erickson and Brown) are discussed as well. The model proposed by Prausnitz (Prausnitz et al., 1986), can be applied to calculate solid-liquid phase equilibria assuming that different solid forming components do not form a solid solution. The models proposed by Won (1986), Hansen (Hansen et al., 1988) and Salim (Salim et al., 1994) can be used to calculate vapour-liquid-solid wax phase equilibria for paraffinic hydrocarbon mixtures. The model proposed by Salim has the advantage that only one equation of state is used to calculate the entire phase diagram, whereas the other models have to be used in combination with an equation of state to calculate the liquid-vapour equilibrium. Modifications for the model, originally given by Prausnitz, were proposed to describe the influence of the pressure and to include the possibility of solid-solid transitions (Ungerer et al., 1994). Ungerer used a simplification of this model, to reproduce crystallisation in four synthetic gas condensate mixtures, achieving good agreement with experimental data. Gas-solid equilibria, are adequately described with a negative slope of the gas/gas-solid transition curve in the P, T diagram, which seems to be characteristic of solid forming gas condensates at high pressure, above the dew point curve. Chung (1992) proposed a method based on Won's model, with improved predictions for the wax appearance points (W APs). This model was used to calculate W APs for three North Sea crudes, showing good agreement with measured temperatures. The quantity and composition of the precipitated wax can also be calculated but accurate experimental data are scarce, since waxy crystals entrap significant amounts of liquid hydrocarbons. Alphaltene solubilities in organic solvents and oils can be accurately predicted. For highly polar or associating solvents, however, the model is inadequate and the activity coefficient of the solid in the liquid phase has to be predicted by other methods such as group contribution methods. Erickson (Erickson et al., 1993) proposed modifications for the model described by Won, to obtain a better fit with experimental data. The model does not take into account the influence of the pressure, the difference in molar heat capacity between the solid and the liquid phase and assumes unity for the ratio of activity coefficients between the liquid and the solid phase. The model was used to predict WAPs and the amount of wax formed as function of the temperature, for 16 real crudes and condensates, using only a compositional analysis and no tuning parameters. It provided excellent predictions of the W APs, as well as a good qualitative agreement for the solid wax content. Since the model does not need to be tuned to individual crudes, the mixing of crudes, solvents and condensates can easily be included in the model. This model also provides an excellent method for predicting solid-liquidvapour phase behaviour for hydrocarbon systems, based solely upon detailed compositional analysis... - Jaartal geschat","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Technology and Materials Science","","","",""
"uuid:038be2d4-0bbd-46f2-af18-9ab1bf06bed6","http://resolver.tudelft.nl/uuid:038be2d4-0bbd-46f2-af18-9ab1bf06bed6","Ontwerp Olieterminal Pulau Busing","Hakstege, C.G.","Velsink, H. (mentor); Groenveld, R. (mentor); Van der Horst, A.Q.C. (mentor)","1994","Ontwerp van een olieterminal voor Paktank bij Singapore op een kunstmatig eiland voor de kust. Uitvoering in vier fasen met een groot aantal aanlegplaatsen. In dit rapport wordt de benodigde capaciteit bepaald door wachttijdberekingen.","queueing theory; wachttijden; oil terminal; Singapore; occupancy rate","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:6448214d-fa27-42f0-81b2-ad0cc066d653","http://resolver.tudelft.nl/uuid:6448214d-fa27-42f0-81b2-ad0cc066d653","Study into multi-purpose operation of Feni reservoir, Bangladesh: Low head hydro power in an irrigation project","Flikweert, J.J.","D' Angremond, K. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor); Van Duivendijk, J. (mentor)","1994","The subject is to find out how the surplus water of an irrigation project can be used for the production of hydropower. The irrigation project is the Muhuri irrigation project, lower reaches of the Feni river, near Sandwip island, Bangladesh. The objectives of the Muhuri project is to provide water in the dry season.","irrigation; hydropower; electricity production","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:c068cdac-58f9-4fcb-9734-c549446e2ef4","http://resolver.tudelft.nl/uuid:c068cdac-58f9-4fcb-9734-c549446e2ef4","Large scale stability tests on the Barcelona breakwater","Hijdra, A.C.L.","D' Angremond, K. (mentor)","1994","For the planned expansion of the port of Barcelona, the existing breakwater needs to be extended with 1000 m. The design of the new section has to be optimized and for this purpose experiments were performed in the CIEM flume at the LIM/UPC in Barcelona. The design of the existing breakwater is used as an initial design. An other part of this work involves the comparison of existing design formulae with the obtained results to check their applicability for this specific case. Focussed is on wave reflection by the structure, waves overtopping the structure, hydrodynamic stability of the armour layer, and hydrodynamic stability of the toe construction. The cross section has been modelled at a scale of 1:16. Three different wave ""steepnesses"" have been generated, 3.2, 4.3 and 6.1% which correspond with Iribarrennumbers on the breakwaterslope of 3.7, 3.2 and 2.7 respectively. Reflection was measured by a set of wave gauges separating incident and reflected wave spectra, the overtopping was measured by counting the waves causing overtopping, armour layer stability was measured by counting the number of displaced elements by comparing photographs, and changes in the toe profile were measured at the window in one of the side walls of the flume. From the obtained results conclusions were drawn for the applicability of the different design formulae. Furthermore modifications to improve the cross section are suggested and directions of investigations to expand our knowledge of breakwaters are given.","breakwaters; rubble mound; armour stone; model tests","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:9d4bf9f7-3964-4dba-bea6-854900776a57","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9d4bf9f7-3964-4dba-bea6-854900776a57","Stormvloedkering Nieuwe Waterweg","Turnhout, P.J.","Glerum, A. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor); Groeneweg, A.F. (mentor); Pruijssers, A. (mentor)","1994","Ontwerp voor een variant van de stormvloedkering in de Nieuwe Waterweg. De variant in de vorm van een Caission is uitgewerkt in dit rapport. Tevens is een onderzoek gedaan naar het effect van Scheepsaanvaringen met dit caisson.","stormvloedkering; sorm surge barrier; caisson; aanvaring; ship collision","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:b28659fb-2fe6-4a40-b2f5-d96b69ddbb9d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b28659fb-2fe6-4a40-b2f5-d96b69ddbb9d","Delft 21: Nieuw station Delft CS met ondergrondse tunnel in twee tunnellagen","Smits, J.E.P.","Van de Berg, F. (mentor); Vambersky, J.N.J.A. (mentor)","1994","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Architecture","","","","",""
"uuid:83cc7cd6-82fa-4e48-90fb-ca3674b31091","http://resolver.tudelft.nl/uuid:83cc7cd6-82fa-4e48-90fb-ca3674b31091","Economische structuur en ruimtelijke mogelijkheden voor de regio rondom Moravskå Trebovå in Tsjechië","Hermans, L.","Sanders, F.M. (mentor); Smeele, P. (mentor); Van Eck, P. (mentor)","1994","De 'fluwelen revolutie' die zich in november 1989 in Tsjecho-Slowakije voltrok, heeft in meerdere opzichten voor grote veranderingen gezorgd. Met het afbreken van het op communistische leest geschoeide politieke systeem, verdwenen ook de plaiminginstanties. Men bevrijdde zich daarnaast van het instrumentarium dat de overheid bij de planning ten dienste was geweest. Men overdrijft niet wanneer het belang van planning in het communistische systeem essentieel genoemd wordt. In de huidige situatie in Tsjechië zijn er evenwel slechts twee niveaus waarop de overheid functioneert: op nationale en op gemeentelijke schaal. Tussenliggende bestuurslagen zijn opgeheven of van bijna al hun taken ontheven. De gevolgen hiervan z i jn nauwelijks voorstelbaar: het plotselinge verlies van de oude plannmgssystemen en -structuren heeft tot grote onduidelijkheid geleid. Gelijktijdig met het omverwerpen van het oude politieke systeem werd de overgang naar een andere economische orde m gang gezet: de centraal geleide economie moest plaats maken voor het prmcipe van de vrije markt. Opnieuw is het nauwelijks voorstelbaar welke gevolgen een dergelijke overgang heeft. Producenten en consumenten hebben een fundamenteel andere positie gekregen, terwijl de rol van de staat van het ene uiterste (volledige bemoeienis), in principe, naar het andere uiterste ('vrije' markt) verschuift. Onbekendheid met deze nieuwe posities brengt ook hier onduidelijkheid met zich mee. Dat de genoemde onduidelijkheid zich ook voordoet m de ruimtelijke planning is niet meer dan vanzelfsprekend. De algemene vraag hoe gemeenten moeten opereren in een situatie met een onduidelijke toekomst en zonder (bovenlocale) planninginstanties, samen met het interdisciplinaire deel van het project, heeft geleid tot dit individuele afstudeeronderwerp.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:efe86896-1b36-46b4-8029-213717d855db","http://resolver.tudelft.nl/uuid:efe86896-1b36-46b4-8029-213717d855db","Morfologisch onderzoek met 2DH numerieke veldmodellen bij Eierland (Texel)","Negen, E.H.","d' Angremond, K. (mentor); Van de Graaff, J. (mentor); Hartsuiker, G. (mentor); Kilsdonk, R. (mentor)","1994","Het voorliggende afstudeeronderzoek is een vervolgstudie op de hydraulische-morfologische effektstudie van het Waterloopkundig Laboratorium (WL) naar het erosieprobleem van kustvak Eierland (Texel). Bij dit onderzoek is onder andere gebruik gemaakt van 2DH numerieke veldmodellen voor golven, stroming en sedimenttransporten ten einde de morfodynamische ontwikkeling van het gebied (Eierlandse Gat en omgeving) te analyseren. Het afstudeeronderzoek bestaat uit 4 onderdelen, namelijk: Nagaan van de invloed van een fijnere golfschematisatie op de sedimenttransportprocessen en het netto jaarlijks sedimenttransportpatroon. Onderzoek naar het effect van het meenemen van windopzet in het cosros-model op de sedimenttransportpatronen. Onderzoek naar de invloed van het verkleinen van het getijprisma op het sedimenttransport en de debieten door het Eierlandse Gat. Het maken van morfodynamische berekeningen om de bodemontwikkeling'in de tijd te kunnen simuleren voor de situatie met een dam bij kustraai 30.5. Het golfklimaat is geschematiseerd in 5 richtingen met 3 golfhoogten per golfrichting. Er zijn dus morfologische berekeningen gemaakt voor 15 golf condities en één conditie met alleen getij. Het berekende netto jaarlijks transportpatroon geeft de orde van grootte van de optredende kusterosie bij Eierland goed weer. Voor het kustvak Eierland wordt een kusterosie van 300.000 m3/jaar berekend. Het transport van de buitendelta naar het kustvak Eierland(""bron""), dat in de studie van het WL niet met zekerheid kon worden aangetoond, wordt met het jaarlijks transportpatroon niet gevonden. De aanwezigheid van een ""bron"" is alleen zichtbaar voor de hoge golfcondities uit noordelijke richting en tijdens kentering van het getij. De bijdrage van ""bron"" aan de totale sedimentbalans van het kustvak Eierland is zeer klein. Door het meenemen van een waterstandsverhoging veroorzaakt door harde wind in een morfologische berekening verschuift het transportpatroon kustwaarts. Ten gevolge van de waterstandsverhoging neemt het dwarstransport richting het kustvak Eierland toe. De bijdrage van de ""bron"" wordt daarom vergroot maar is niet groot genoeg om substantieel bij te dragen aan de totale sedimentbalans van het kustvak Eierland. Het verkleinen van het getijprisma heeft tot gevolg dat de transporten door het Eierlandse Gat tijdens de ebfase sterker afnemen dan tijdens de vloedfase. Dit resulteert in een vergroting van het transport door het Eierlandse Gat richting de Waddenzee. De buitendelta en het kustvak Eierland eroderen ten gevolge van de getijprismaverkleining. In de geulen Robbengat en Engelsmangat treedt sedimentatie op. De morfodynamische bodemsimulatie voor de situatie met golven uit westelijke richting, getij en dam laat de ontwikkeling van een geul vanaf de rand van de buitendelta langs de kop naar het Robbengat zien. Het Engelsmangat ontwikkelt zich richting de rand van de buitendelta en verbreedt sterk op de buitendelta. De ontwikkeling van het Robbengat op de buitendelta wordt gestopt. Voor de situatie met dam en alleen getij ontstaat er geen geul voor de kop van de dam maar een ontgrondingskuil.","morfologie; sedimenttransporten; golfschematie; getijprisma","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Morfologie","",""
"uuid:b44a99f4-5821-4063-81dd-49b7ca08b093","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b44a99f4-5821-4063-81dd-49b7ca08b093","Optimization of an ATM switching element with multiple outlets","Stavror, B.","Awater, G.A. (mentor); Schoute, F.C. (mentor)","1994","The report describes an analysis of a possible design of an ATM switching element for use in a Broadband ISDN network. Earlier research has shown that the partitioning of the packets (called cells) of the ATM traffic stream into two classes (Low Delay and Low Loss), can be exploited for getting lower cell loss probability for the LL class and smaller delay variations of the LD class, in a switch where each output link has its own buffer. This was done by giving storage priority to the LL cells and retrieval priority to the LD cells. The LDOLL (LD or LL) queuing strategy was developed for an ATM switching element with only one outlet, actually a multiplexer…","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:9c1aaa28-a23e-451f-a3f4-ea40207d770d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9c1aaa28-a23e-451f-a3f4-ea40207d770d","Meting van de dubbele breking van een thermotroop vloeibaar kristallijne polymeerfilm met een spektrografische techniek","Leijenhorst, H.A.L","Beekmans, F. (mentor); Keijzers, A.E.M. (mentor); Posthuma de Boer, A. (mentor)","1994","De struktuur van thermotrope vloeibaar kristallijne polymeren is meestal polydomein van aard. Elk domein heeft een eigen gemiddelde oriëntatierichting, de direktor. Mikroskopisch gezien bestaat er dus een oriëntatieverdeling, makroskopisch gezien is er een random verdeling in direktors en is het materiaal isotroop. Door sterk orientatie van LCP's treedt er anisotropie in eigenschappen op. De optische eigenschappen van een materiaal kunnen beschreven worden met de komplexe dubbelebrekingstensor. De anisotropie in de hoofdwaarden van het reële deel is de dubbele breking en van het komplexe deel het dichroïsme…","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","",""
"uuid:91e0292d-2682-4066-95f4-4338b0e20809","http://resolver.tudelft.nl/uuid:91e0292d-2682-4066-95f4-4338b0e20809","Buigtrillingsberekeningen met gyroscopische effecten met de eindige elementen methode","van Zwienen, G.B.","","1994","","","nl","master thesis","","","","","","","","2012-12-31","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Marine and Transport Technology","","Ship Design, Production and Operation","",""
"uuid:37a7920a-0f2c-42a8-a823-1906fa2ab78f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:37a7920a-0f2c-42a8-a823-1906fa2ab78f","Kwantitatief beslissingsmodel voor het opstellen van onderhoudsconcepten bij de Koninklijke marine","van den Eijnden, J.A.M.","","1994","De Koninklijke marine heeft als doelstelling het optimaliseren van de operationele gereedheid van de zeemacht in Nederland, teneinde de door de hogere bevelhebber nagestreefde gevechtskracht te kunnen leveren. Om deze doelstelling te kunnen bereiken beschikt de Koninklijke marine onder andere over technologisch zeer hoogwaardige en kostbare operationele platformen (bovenwaterschepen, onderzeeboten, en vliegtuigen). Deze operationele platformen moeten gedurende een bepaalde tijd zodanig kunnen opereren dat actieschade of storingen die het prestatievermogen ongunstig beïnvloeden zoveel mogelijk door de bemanning met de aanwezige middelen voorkomen (preventief onderhoud) of hersteld (correctief onderhoud) kunnen worden. De Koninklijke marine wit dit instandhoudingsproces echter zo doelmatig mogelijk, d.w.z. tegen minimale kosten, uitvoeren. Het zorgvuldig opstellen en -in een later stadium- optimaliseren van onderhoudsconcepten speelt hierbij een essentiële ml. Tot voor kort ontbrak bij de Koninklijke marine een gestructureerde methodiek hiervoor...","","nl","master thesis","","","","","","","","2012-12-31","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Marine and Transport Technology","","Ship Design, Production and Operation","",""
"uuid:2aff6a98-a342-458a-9843-fb697cd2eace","http://resolver.tudelft.nl/uuid:2aff6a98-a342-458a-9843-fb697cd2eace","Pipavav Port Project: VolumeII of Master's Thesis","De Graaff, W.J.","Velsink, H. (mentor); Groenveld, R. (mentor); Booij, N. (mentor); Schreuder, M. (mentor)","1994","The bay of Pipavav, India has been investigated for a feasible development of a new regional deep water port. This master's study contributes to the DHV Environment and Infrastructure feasibility study for a preliminary masterplan study based on a tentative traffic and shipping forecast. In Volume I of this study a preliminary design of the port was made. This design comprised of the dimensions of the terminals, the storage requirements, the cargo handling equipment and the navigation channel, turning and berthing basins. Also a general layout of the port's land and water areas as well as a phased development of the port are described. In Volume 11 a more detailed design was made, specifically of the hydraulic aspects of the port. A wave climate study and a nautical study were undertaken to get an estimate of the port and terminal downtime, the accessibility of the port and to evaluate the preliminary design. The wave climate study was done using the mathematical models PORTRAY and HISWA. PORTRAY is a ray model, specifically written to predict wave activity inside harbours, but it could not be used for the bathymetric complex tidal basin of Pipavav, so HISWA was used alternatively. HISWA is a mathematical model that uses wave propagation over a grid rather than along rays and on a slowly sloping foreshore seabed. It performed well and was used to describe the exceeding of certain wave heiqht/period combinations at specific locations inside and outside the port. This portrayed a strong wave attenuation starting at circa 80% near the oil products terminal, near the entrance of the port, to circa 8% near the multi-purpose terminal, at the rear of the port. The waves are refracted such that they are incident between 30 and 180 with the moored vessels. Terminal downtime due to waves varied from 20 days at the oil products terminal to 0 days at the multi-purpose terminal. In the final part of this study a nautical study was performed using the mathematical simulation model SHIPMA. With this model the entrance manoeuvre of a 60,000 DWT bulk carrier was simulated under various environmental conditions. The manoeuvre was investigated with regular and extreme wind, waves and currents conditions. Currents proved to be the dominating factor. The study showed that, due to a good alignment of waves and currents with the navigation channel and the terminals, vessels can enter the port with tugboat assistance under all ebb conditions and with flood up to a flow velocity of 1.4 mIs. This resulted in a channel downtime of 22 hours spread out over one year. The results of both studies were combined with the results of a site investigation. With these results the terminal and the port downtime were estimated. It was concluded that the tidal basin is well protected for wave penetration and the port can be sailed well, due to a good current alignment. It is suggested that the oil product terminal is relocated or better protected and a that the crude oil jetty is re-orientated to get a better compromise between current a wave alignment for this terminal.","water port; PORTRAY; HISWA","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Hydraulic structures","",""
"uuid:4dc09d7f-372b-47df-a9f2-c3b57999c1b0","http://resolver.tudelft.nl/uuid:4dc09d7f-372b-47df-a9f2-c3b57999c1b0","Drop Patterns in Raleigh-Taylor Instabilities of a Thin Layer","Delfos, B.M.M.","Westfreid, J.E. (mentor); Limat, L. (mentor)","1994","The statistic properties of a two-dimensional lattice of pendant drops formed by Rayleigh-Taylor instabilities of a thin layer have been investigated using image treatment techniques. The program used to analyse the images is called ""Mouse"", a fortran based program developed locally. Two additional programs were written for the analysis of the images, one calculating the Voronoi construction and one determining the Minimal Spanning Tree-graph. Based on a Voronoi construction of lattices of drops, various properties have been determined. Distribution of the number of closest neighbors of a central drop, angles between two closest neighbors and a central drop and the evolution of the number of drops have shown that a lattice of drops evolves in time towards a disordered , triangular pattern. The statistical method Minimal Spanning Tree has been applied on evolving drop patterns with success. Nevertheless, it has been difficult to discern a disordered regular pattern due to the lack of quantitative information obtained from the Minimal Spanning Treegraph. The analogy between drop coalescence and wall breakage in soap froths have been discussed. Although a qualitative analogy was evident, a quantitative analogy could not be concluded decisively.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:3727aa6e-5238-4b31-a949-b0532aa15f26","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3727aa6e-5238-4b31-a949-b0532aa15f26","Het heiproces als trillingsbron","Grootenboer, M.","Verruijt, A. (mentor); Smits, M. (mentor)","1994","In dit verslag wordt een beschrijving gegeven van het onderzoek naar een model dat het gedrag van de grond tijdens het heien van een paal kan omschrijven. Allereerst is daartoe de probleemstelling en de probleem afbakening gegeven in hoofdstuk 1. Hoewel dit reeds in een eerdere fase aan de orde is geweest is deze op enkele punten aangepast. Voorts bevat dit hoofdstuk de conclusies van het literatuuronderzoek. In hoofdstuk 2 wordt een model dat perspectieven biedt nader uitgewerkt. Dit model is gebaseerd op de theorie van de zogenaamde ""Spherical cavity expansion"" , een theorie die reeds eind jaren '50 uitgeschreven werd. Het model is niet echt ingewikkeld van aard. Hoofdstuk 3 bevat een aantal andere modellen of vereenvoudigingen. Onder andere een simpele massabalans, een ingewikkelder compactie model en twee modellen die reeds in het literatuuronderzoek zijn omschreven, zijn in dit hoofdstuk opgenomen. De verdere aanpak, namelijk validatie, verificatie en athankelijkheidsonderzoek wordt in hoofdstuk 4 gegeven. In de bijlagen wordt een overzicht gegeven van de gebruikte literatuur, symbolen en figuren/tabellen. Voorts zijn een tweetal eenvoudige voorbeeldberekeningen gegeven.","heien; trilling","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Geo Engineering","","","",""
"uuid:0a3c5b1e-9121-483b-84cd-abcecd9708b8","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0a3c5b1e-9121-483b-84cd-abcecd9708b8","De toekomst van de huidige afvalverwerking op Curaçao: Een onderzoek naar milieutechnische en planologische aspecten","Con, A.","Oudshoorn, H.M. (mentor); Van Eck, P. (mentor); Van der Heide, J. (mentor)","1994","In Nederland neemt de zorg voor het milieu een belangrij ke plaats in de maatschappij in . Op Curaçao is pas de laatste tijd een stijgende tendens in de milieubewustwording waar te nemen. Dit is mede te danken aan inspanningen van de milieudienst op Curaçao en milieugroepen zoals Friends of the earth en de stichting milieudefensie. Dit afstudeerrapport is bedoeld om een positieve bijdrage te leveren aan het milieu op Curaçao. Het betreft een onderzoek naar de afvalverwerking op Curaçao en met name naar de huidige stortplaats op het eiland. Met betrekking tot deze stortplaats zijn een aantal problemen gesignaleerd, die in dit rapport behandeld zullen worden.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:b8c7165b-e147-44c4-88c2-ec64a33f438e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b8c7165b-e147-44c4-88c2-ec64a33f438e","A MIAS System Model","Uijt de Haag, M.","Breeuwer, E.J. (mentor); van Willigen, D. (mentor)","1994","A System Model of the MLS Integrated Approach System has been designed using Object-Oriented modeling techniques for the basis of the system and several identification techniques for the modeling of error sources. Different models of MLS and DGPS have been used to perform the actual functioning of the MIAS System Model. From running the resulting model conclusions have been drawn concerning the use of both GPS and DGPS and the timing of the position calculation within MIAS.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:00447e29-a8b3-4f04-99d0-1362c35be925","http://resolver.tudelft.nl/uuid:00447e29-a8b3-4f04-99d0-1362c35be925","A baseline for dimensioning the Unisource FastPacket backbone for LAN interconnect services","Vos, M.","Nijhof, J. (mentor); Smeitink, E. (mentor)","1994","Unisource Business Networks is the international service provider of three European PTT's. One of the services that Unisource offers its business customers is LAN interconnect. The backbone on which this service is delivered is a StrataCom IPX FastPacket backbone, with a congestion management system called ForeSight. ForeSight does not rely on end-user response to congestion notification, which is a great advantage when comparing to the CCITT defined standards. But ForeSight not only throttles end-users when there is congestion in the backbone, it also speeds them up when there is bandwidth free. The research that this report describes mainly focuses on three questions. First Unisource wants to have a dimensioning of the backbone with minimum risk of FastPacket loss. Second, ForeSight uses a lot of parameters that may influence the performance of PVC's, ports and the whole system. We need to standardise these parameters as much as possible to keep the backbone manageable, without losing a lot of performance. The last main question is to give some options for improving the dimensioning of the backbone in future. The baseline may be a safe dimensioning, but we need to develop a method which allows Unisource to take more risk and thus to decrease the backbone cost…","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:7454bc49-0c50-4f6d-9f15-3f728ce08ffa","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7454bc49-0c50-4f6d-9f15-3f728ce08ffa","Mathematical Models for the assessment of Dynamic Channel Selection in Indoor Mobile Wireless Communication Systems","Punt, J.B.","Arnbak, J.C. (mentor); Prasad, R. (mentor); Sparreboom, D. (mentor)","1994","Dynamic Channel Selection is an algorithm for allocating channels in a mobile wireless environment. The channels are not allocated according to location, but according to channel quality at the time of use. A mathematical model for Dynamic Channel Allocation as defined in the Digital European Cordless Telecommunication Standard was extended and improved. Call blocking was calculated, using models for channel availability, desired signal power and interfering signal power. The results were compared to, but not verified by, simulation results obtained by Ericsson, Enschede.","Dynamic Channel Selection; DECT; indoor mobile wireless communication","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:82744ecd-d5ee-4c7e-9572-d984afbb56d2","http://resolver.tudelft.nl/uuid:82744ecd-d5ee-4c7e-9572-d984afbb56d2","Vermoeiingslevensduur van karabiners, om rekening mee te houden?","Kooyman van Guldener, F.B.","Bakker, A. (mentor)","1994","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:8b6006c4-d41f-4dbb-b1cc-00ebf66bb478","http://resolver.tudelft.nl/uuid:8b6006c4-d41f-4dbb-b1cc-00ebf66bb478","De dynamisch mechanische en thermische eigenschappen van geordende netwerken opgebouwd uit vloeibaar kristallijn diepoxide en aromatisch diamine","Kuipers, W.A.G.","Jahromi, S. (mentor); Posthuma de Boer, A. (mentor)","1994","In dit onderzoek wordt de relatie tussen ordening en dynamisch mechanische en thermische eigenschappen bestudeerd in geordende netwerken die worden gevormd door thermische copolymerisatie van vloeibaar kristallijne (VK) diepoxide en aromatische diamine...","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","",""
"uuid:e6aa47f9-a46d-4b84-a32f-f3c3dbf63ab9","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e6aa47f9-a46d-4b84-a32f-f3c3dbf63ab9","Strength Optimisation of Au-Pt-base alloys","van den Hondel, A.W.M.","van der Zwaag, S. (mentor); van Mourik, P. (mentor)","1994","","","en","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:e998d769-c536-4931-8354-488f37b3071b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e998d769-c536-4931-8354-488f37b3071b","The influence of hydroxyapatite fillers on the mechanical properties of biocomposites: An investigation on shape and surface treatment","Costenoble, O.M.","te Nijenhuis, K. (mentor); de Wijn, J.R. (mentor)","1994","Polylactide is a common bioresorbable implant material for human medical applications. To use it as a bone healing material for biological fixation, its mechanical properties must first be improved. These properties are more likely to resemble those of the human bone if hydroxyapatite fillers are incorporated in the polymer matrix. This incorporation also introduces mechanical, chemical and medical problems. This work deals with the first two. The improvement of composite properties generally depends on two things: the shape of the filler and the adhesion between filler and matrix material. Both were investigated in this research work. Three different powders, namely a non-specific (' shapeless' ) , a spherical and a needle-like one, were used. Adhesion, which normally does not exist between polylactide and hydroxyapatite, was created by using silanes. All powders were coated with y-methacryloxypropyltrimethoxysilane or N-(3-(Trimethoxysilyl)propyl)-ethylenediamine before making the composites. First work was done on poly ( D, L-lactide), which was expected to cause fewer inflammatory problems than the more commonly used poly(L-lactide). Although good results were obtained from polymerization processes, problems occurred when fillers were added. Both pre- and post-polymerization blending lowered molecular weight dramatically. It appeared that poly(D,Llactide) was too sensitive to water and air to obtain reproducible composites. For clear investigation of shape and silane influence, attention was drawn to a poly (methylmethacrylate) matrix. Physicochemical analysis of the coated hydroxyapatite showed that silylation of the powders, especially the needle-like form, is difficult. Silylation itself has its limitations regarding the apatite's chemical structure. From the applied mechanical tests it can be concluded that spherical particles give the best improvement to the lactide, although nearly enough to compete for biomechanical needs concerning strength and strain. Therefore further work should be addressed to improving the coating on spherical powder, followed by investigations with a poly(D,L-lactide) matrix.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Technology and Material Sciences","","","",""
"uuid:4c5f0c71-26cf-463b-8622-2bb0f6aa815d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:4c5f0c71-26cf-463b-8622-2bb0f6aa815d","Strength Optimisation of Au-Pt-base alloys","Van den Hondel, A.W.M.","","1994","","","en","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:e16a43ab-72df-42fc-a360-47ae383af013","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e16a43ab-72df-42fc-a360-47ae383af013","Experimenteel en numeriek onderzoek aan periodieke stromingsinstabilitelten in laminaire gemengde convectie","Van Drielen, E.M.","Kleijn, C.R. (mentor)","1994","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:3407d779-14ca-4e36-b0d4-2da624fdc1a0","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3407d779-14ca-4e36-b0d4-2da624fdc1a0","Sterkte van tandheelkundig keramiek","Van Vugt, C.A.E.","Bakker, A. (mentor)","1994","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:c53b63bc-6c10-4f88-9dff-b35257f9124f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:c53b63bc-6c10-4f88-9dff-b35257f9124f","Reactive sintering of elemental powders to form TiB2 dispersed in a Ni3Al matrix","Van Goethem, I.F.E.","Duszczyk, J. (mentor); Katgerman, L. (mentor); Zhuang, L. (mentor)","1994","","","en","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Materials Science and Engineering","","","",""
"uuid:f28997ca-b592-4133-ad9d-26e56db9f053","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f28997ca-b592-4133-ad9d-26e56db9f053","Optimization of the reactor section of a catalytic ethyleneglycol plant","Elsinghorst, R.G.M.","Verheijen, P.J.T. (mentor); Grievink, J. (mentor)","1994","A reactor network design is being given for the catalytic manufacture of ethyleneglycol. This relatively new process has a potential for major cost savings above the common, industrially applied, hydration of ethyleneoxide at high temperatures. To generalize the design of the plant, the reactor section of the catalytic ethyleneglycol plant is optimized by postulating a reactor network superstructure, which embeds all possible structural and operadonal configuradons. Because of the presence of fixed-bed reactors, the mathematical formulation of the superstructure results in a system of algebraic and differential equations, which are discretized by the method of orthogonal collocadon on finite elements. Hence, the reactor network synthesis problem that is formulated based upon this superstructure is a large-scale non-linear programming problem. Inequality constraints are added to comply with prescribed requirements and the objecdve function is formulated to balance both the operating and the capital costs associated with the reactor secdon. The mathematical formulation of the superstrucmre is optimized with the optimization package GAMS. The optimal reactor section of the catalytic ethyleneglycol plant features two recycle reactors in series followed by a plugflow reactor and a flasher, whose top-stream is recycled to the first reactor in the serial configuration. The characteristics of this configuration are proven to be physically logical. The optimal reactor section offers a 16 % higher yearly profit when compared to the heuristic design. The costs associated with the use of the catalyst are the main cost determining factor, while the maximum temperature limit in the reactors is the major restrictive constraint. Apart from the ethylene glycol reactor section, the GAMS-model is able to optimize reactor networks for any kinetic mechanism and for any objective function (with or without a flasher), without requiring any extra programming effort to change the number of reactors. This work is significant in that it is an attempt to combine an efficient synthesis tool based entirely on mathematical programming techniques with technological assumptions to produce a structurally as well as an operationally optimal design.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","DelftChemTech","","Process Systems Engineering","",""
"uuid:9da5acaf-0e88-4bc2-93a0-449f454df081","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9da5acaf-0e88-4bc2-93a0-449f454df081","Onderzoek in een pull out-box naar het wrijvingsgedrag van geokunststoffen in grond","Maas, K.","Van Tol, A.F. (mentor); D' Angremond, K. (mentor); Oostveen, J.P. (mentor); Voskamp, W. (mentor); De Boer, J. (mentor); Termaat, R. (mentor)","1994","Geokunststoffen worden voor verschillende doeleinden toegepast in de waterbouw, de wegenbouw, de milieutechniek en de funderingstechniek. De kunststoffen vervullen hierbij de functie van o.a. wapening, filter, scheiding of scherm. Bij elke toepassing speelt het wrijvingsgedrag tussen grond en geokunststof een belangnjke rol voor de stabiliteit en vervorming van de grondconstructie. Het wrijvingsgedrag is afhankelijk van de grondomstandigheden, het type geokunststof en de belastingstoestand en dient proefondervindelijk bepaald te worden. In de praktijk treden twee soorten wnjving op; actieve en passieve wrijving. Het mobiliseren van een soort is afhankelijk van het bezwijkmechanisme van de grondconstructie. Actieve wrijving treedt op indien een gedeelte van de grond afschuift over het geokunststof en passieve wrijving indien het geokunststof uit het grondmassief wordt getrokken. Vervult het geokunststof de functie van wapening, dan wordt hoofdzakelijk een beroep gedaan op de passieve wrijving. In maart 1993 is aan de T.U. Delft een proefopstelling gebouwd, de pull out-box, waann het passieve wrijvingsgedrag zoals dat zich in de praktijk voordoet, zo goed mogelijk wordt gesimuleerd. Het resultaat van een pull out-proef wordt doorgaans uitgedrukt in een ïnteractiecoëfficiënt, welke is gedefinieerd als de ratio tussen de gemiddelde schuifspanning tussen grondgeokunststof en de schuifsterkte van de grond. Deze interactiecoëfficiënt is een ontwerpparameter waarmee bij een bepaalde belastingssituatie de minimaal benodigde lengte wordt berekend, opdat de stabiliteit van de grondconstructie gewaarborgd blijft. Een eerste onderzoeksprogramma met de nieuwe proefopstelling is uitgevoerd, waarbij het type geokunststof en de belastingstoestand zijn gevaneerd. Het doel van het onderzoek is het verkrijgen van inzicht in het wrijvingsgedrag van geokunststoffen in grond en specifiek het gedrag van de ïnteractiecoëfficient. De analyse van de meetgegevens heeft zich daartoe gencht op de verdeling van de schuifspanning tussen het geokunststof en de grond. De invloed van randeffecten van de proefopstelling op het wnjvmgsgedrag is onderzocht m.b.v het computerprogramma Plaxis. Aan. de hand van de resultaten van het onderzoeksprogramma is de bruikbaarheid van de interactiecoëfficiënt aan een kntische beschouwing onderworpen. Door een sterke vanatie in rek over de lengte van het geokunststof tijdens de proef, is de schuifspanningsverdeling tussen het geokunststof en de grond niet uniform. In de definitie van de interactiecoëfficiënt wordt echter aangenomen dat de schuifspanning uniform is verdeeld over de lengte van het geokunststof. Daarnaast blijkt, dat bij een constante belastingstoestand de waarde voor de coëfficiënt niet constant is; deze varieert met de verankeringslengte. Een voorstel wordt gedaan om in het vervolg met ontwerp-grafieken te werken, waann de relatie tussen de trekkracht en minimaal benodigde verankenngslengte bij een bepaalde normaal spanning is aangegeven; het berekenen van de interactiecoëfficiënt wordt vermeden. Tevens is aan de hand van de opgedane ervanng een voorstel gedaan voor het optimaliseren van de proefopstelling en de uitvoenngsprocedure. De randeffecten en de positie van de klemconstructie in de proefopstelling oefenen een niet verwaarloosbare invloed uit op het wrijvingsgedrag.","geotextiel; geokunststoffen; wrijvingskracht","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Geo-engineering","",""
"uuid:360f0a67-e76f-4514-8063-d487c45f3ef5","http://resolver.tudelft.nl/uuid:360f0a67-e76f-4514-8063-d487c45f3ef5","Long term statistics of extreme environmental loads on fixed offshore structures: Effects of strongly directional currents","Bloemsma, M.","Battjes, J.A. (mentor); Vugts, J.H. (mentor); Massie, W.W. (mentor); Tromans, P.S. (mentor); Vanderschuren, L. (mentor)","1994","The design and re-assessment of fixed offshore structures for operation in the harsh conditions of the North Sea is largely determined by extreme environmental loading. The ability to predict accurately the extreme storm load remains an important factor in the continued safe and economic exploitation of the hydrocarbon reserves in this area. The problem of specifying met-ocean design conditions (MOe) is one of estimating the environmental variables corresponding to some return period, typically 100 years, on the basis of measured or hind cast time series extending over a relatively short period, say 5 or 25 years. A new method for deriving met-ocean design conditions has been developed at KSEPL. Statistics are calculated for the whole storm rather than for three-hour intervals. By combining a model, for translating a set of environmental conditions into a structural load, and the environmental parameters for a sea state, statistics can be generated for Ioads rather than for single environmental parameters. These load statistics are then used in an extrapolation process to extrapolate to rare events. Once an extreme Ioad is derived, a characteristic set of environmental parameters (joint met-ocean conditions) which could have generated this load can be derived via ""back calculation"". This set of environmental parameters can be used as an input for a more detailed calculation of the distribution of the extreme load over the structure. The new method avoids the shortcomings of existing approaches and is distinguished from them by being equally applicable to the prediction of extreme waves, long term Ioad statistics and joint met-ocean conditions. Environmental conditions and long term Ioad statistics are directionally sensitive. To account for this phenomenon, the met-ocean data for a Iocation must be divided into sectors, containing the directions from which severe storms are coming. So far, for the North Sea, these sectors have been chosen on the basis of wave height. The resulting sectors are reasonably wide. From the NESS data base, sectors containing severe storms include around 100 storms (sufficient for the subsequent statistical analysis). Storms in a wide sector are assumed to have a uniform distribution over this sector. However, (tidal) current can be much more sensitive to direction than significant wave height, and can influence loads. To resolve the (tidal) current correctly, we would have to reduce sector sizes so much that the number of storms would be too small for a reliable statistical analysis. It is possible to increase artificially the sample size, by treating the angle between mean wave direction and (tidal) current direction as a parameter that can be varied. A"" the storms in the wide sectors (based on wave height) can then be used to generate Ioad statistics in narrower sectors (based on current speed). This idea has been implemented within KSEPL methodology in this work. The effects of strongly directional current and artificially increased sample size on Ioad statistics and on a structural reliability are investigated. The data base used for this purpose contains a"" the relevant environmental parameters for a location in the southern North Sea for a hind casting period of 25 years. The southern North Sea is selected, because of its relatively high (tidal) current speeds, compared to other areas in the North Sea. IV For the example considered the derived extreme met-ocean design conditions and calculated structural reliability are not very sensitive to the effects of a strongly directional current. The extra effort necessary to account tor the effect of those strongly directional currents seems therefore, based on the calculations as carried out in this report, not justified. Moreover, since the southern North Sea is the sector of the North Sea with the strongest and most directional currents, it is likely that this result pertains to the whole of the North Sea. However, further work (e.g. calculations tor other grid points) may be required to generalise this conclusion.","fixed offshore structures; ocean design conditions; environmental loads","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Offshore","",""
"uuid:b8839edd-5c34-4a86-840a-8d8d22be49e3","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b8839edd-5c34-4a86-840a-8d8d22be49e3","Gedrag van vloeibare sliblagen op een hellende bodem","Cordi, E.; Van Ophem, C.","Battjes, J.A. (mentor); Lousberg, E. (mentor); Kranenburg, C. (mentor); Van Kessel, T. (mentor); Sillen, X. (mentor)","1994","Om de stroom van slib in water te bestuderen, werden verschillende proeven In het Laboratorium voor Vloeistof mechanica van de TU Delft uitgevoerd. De gebruikte vloeistof (een mengsel van kaoliniet en water) gekenmerkt door een rheologische non-Newtoniaan gedrag, zoals een Binghams vloeistof, stroomt op een bodem die een kleine helling vertoont. De gebruikte dichtheden voor de vloeistof variëren tussen 1050 en 1230 kg/m'. Bij elke opstelling werd In drie secties opgemeten: twee secties om het gedrag van het lichaam van de stroom te bestuderen, en de laatste, om het gedrag van de kop te analyseren. De resultaten werden vergeleken met bestaande theorieën die een gelijkaardig verschijnsel behandelen. We hebben gemerkt dat de waarde van de 'entrainment' coëfficiënt (Ew) overeenstemt met de theorie van Garcia. Voor de 'drag' coëfficiënt, werden, voor turbulente stromen, interessante resultaten gevonden, maar niet voor laminaire stromen. In verband met de kop van de stroom konden twee theoretische relaties geverifieerd worden.","slib; theorie van Garcia; gedrag van de stroom; gedrag van de waterkop","fr","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","vloeistofmechanica","",""
"uuid:a8178548-812b-41bc-b1a5-5493ec0eaf3a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:a8178548-812b-41bc-b1a5-5493ec0eaf3a","Analysis of pollutant transport in the Upper Rhine: Influenced by the River Aare and powerstations","Van Kuik, C.A.","De Vries, M. (mentor); Van Mazijk, A. (mentor); Wang, Z.B. (mentor); Trösch, J. (mentor); Fokkink, R.J. (mentor)","1994","In the one-dimensional 'Rhine Alarm Model' differences between the actual travel time of a pollutant-cloud (Tpol), originating from an instantaneous release of an accidental spill, and the travel time, based on the flow velocity (Tflow) is represented by a lag coefficient ß. The travel time of the pollutant Tpol is related to the centroid of the cloud. In the model the coefficient is defined by the relative difference between these two travel times. For the calibration and verification of this parameter several tracer experiments were carried out. This report presents the results of a study on the influences of flow and pollution characteristics on the behaviour of the lag coefficient for an idealized river as well as for the Swiss reach of the River Rhine with the aid of analytical and numerical analyses. The study on the idealized river was executed for a better comprehension of the different influences on the ß-coefficient. The study on the River Rhine itself was carried out with numerical programs. The main conclusion is that the behaviour of the lag coefficients along the River Rhine is strongly influenced by flow-velocity discontinuities along the river, caused by the water power stations and the Aare-Rhine confluence, due to the large discharge ratio of these river branches. The outcome of these discontinuities is a relatively large negative value of the lag coefficient upstream of the discontinuity and a relatively large positive value downstream. Further the length of the reaches in which the river is schematized in the 'Rhine Alarm Model' as well as the irregularities of the cross-sectional profiles determine the distribution of the lag coefficient along the river. In case of an incompletely mixed situation of the pollutant over the cross-section of the river the transverse mixing is important for the lag-coefficient value. Case studies on the Swiss reach of the River Rhine show good fits of the calibrated values of the lag coefficient in the Rhine Alarm Model with the results of a two-dimensional numerical model of the ""Versuchsanstalt fur Wasserbau (VAW)"" (Hydraulic Research Institute) of the ETH-Zürich (Federal University of Technology of Zurich).","water quality; pollutants; Rhine river","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering + Watermanagement","","","",""
"uuid:1b017d4e-3b3e-4001-9767-b380e6f610b2","http://resolver.tudelft.nl/uuid:1b017d4e-3b3e-4001-9767-b380e6f610b2","Hydraulische modellering Open Beerdam","Marell, M.H.","Stelling, G.S. (mentor); Jorissen, R.E. (mentor); Schiereck, G.J. (mentor)","1994","Door het besluit om de Europoortkering in combinatie met de Stormvloedkeringen in de Nieuwe Waterweg en het Hartelkanaai te realiseren, ui de Beerdam in 1996 geopend kunnen worden. Deze opening heeft gunstige gevolgen voor de binnenscheepvaart-afwikkeling van en naar de Maasvlakte. Om de gevolgen van de opening voor de waterbewegingen in het benedenrivierengebied te voorspellen zijn tijdsafhankelijke berekeningen gemaakt met een 1D numeriek waterbewegingsmodel van het gebied dat sinds langere tijd in het programma ZWENDL bestaat. Voor meer gedetailleerde stromingsberekeningen van stroomsnelheden in en nabij de opening zelf, zijn de resultaten van de ZWENDL-berekeningen gebruikt voor het aansturen van een dieptegemiddelde modellering voor het gebied van interesse in het programma TRISULA. Deze berekeningen werden uitgevoerd voor meerdere varianten. De meest opmerkelijke resultaten van de TRISULA-sommen waren: dat er zich bij eb een neer bleek te ontwikkelen in de Mississippihaven. dat er een retourstroom in het westelijk deel van het Hartelkanaal ontstond als gevolg van stoorgolven. Vooral de retourstroom leek in eerste instantie een obstakel voor de scheepvaart. De stoorgolven bleken echter het gevolg van inspeelverschijnselen van het model, zodat in een berekening waarin gebruik werd gemaakt van Riemann-randvoorwaarden de stoorgolven sneller uitdempten, waarna een nagenoeg stromingsvrije westelijke Harteltak geen problemen voor de scheepvaart meer opleverde. Wel werden er door de opdrachtgever nog vraagtekens geplaatst bij het ontstaan van de neer. Mede door het gebruik van de dieptegemiddelde (turbulentie)- modellering was het niet duidelijk of de berekende stroombeelden ook in werkelijkheid zouden optreden. Bovendien was het ZWENDL-model intussen aangepast, en wilde men de resultaten van hiermee aangestuurde TRISULA-berekeningen gebruiken in een gedetailleerd scheepvaartsimulatieonderzoek, zodat men de eerdere modelkeuze onderbouwd wilde zien voordat de nieuwe berekeningen met hetzelfde model zouden worden gedaan. Vervolgens was er tevens de wens naar een onderzoek naar de mogelijke uitvoeringsmethode voor de opening. Deze vragen en wensen hebben geresulteerd in het afstudeerproject 'Hydraulische modellering Open Beerdam '. Voor het project is als doel gesteld de bestaande modellering van de opening met gebruik van de nieuwe randvoorwaarden te onderzoeken op zijn realiteitswaarde door de gebruikte aannames en parameters aan de hand van de ermee berekende stroombeelden te toetsen. Een tweede doel is om met een keuze voor zo reëel mogelijke berekende stroombeelden tijdens de opening van de Beerdam een uitvoeringsmethode methode te onderbouwen en de morfologische ontwikkelingen die zich voor zullen doen tijdens deze opening globaal te voorspellen. Om het eerste doel te bereiken is de toetsing op basis van een keuze voor de meest voor gevoeligheid verantwoordelijk geachte modelleringsparameters en aannames, opgesplitst in drie deelonderzoeken: gevoeligheidsonderzoek naar de invloed van de viscositeit gevoeligheidsonderzoek naar de invloed van de openingsschematisatie onderzoek naar de correctheid van de stationaire aanpak Ten behoeve van het tweede doel is hieraan een vierde studie aan toegevoegd: onderzoek naar een mogelijke uitvoeringsmethode.","retourstroom; binnenscheepvaart; benedenrivierengebied; stromingsberekeningen","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:70b5fd61-9616-431d-9f14-207a4ade419b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:70b5fd61-9616-431d-9f14-207a4ade419b","Performance analysis of a DS CDMA system using measured delay profiles","Srivastava, S.","Arnbak, J.C. (mentor); Prasad, R. (mentor); Jansen, M.G. (mentor)","1994","This report is a part of a project on the comparison of the performance of a DS CDMA system with different analytical channel models and a model based on the channel measurements. The channel measurements were carried out by TNO-FEL laboratory at frequencies of 2.4, 4.5 and 11.5 GHz. In this report, a model is presented for the evaluation of the Bit Error Probability as a function of signal to noise ratio for a DS CDMA system using measured delay profiles. The main performance parameter is the maximum user capacity defined as the maximum number of simultaneous users in a prespecified frequency band, with a prespecified bit rate and an acceptable bit error rate. Line of sight and obstructed cases are considered. The effect of selection diversity on the system performance is also studied.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:9af58ad8-9927-4f42-a52b-eb59b503c38a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9af58ad8-9927-4f42-a52b-eb59b503c38a","Research on the morphological behaviour of bifurcations in rivers","Den Dekker, P.; Van Voorthuizen, J.M.","De Vries, M. (mentor); Wang, Z.B. (mentor); Fontijn, H.L. (mentor); Fokkink, R.J. (mentor)","1994","The morphological behaviour of bifurcations in rivers is a poorly understood problem with which many river engineers are confronted. Bifurcations are mostly found in deltas, but also in braided sections of a river. The course of a braided river is highly unstable and unpredictable; serious problems can therefore arise if an attempt is made to regulate the river. The stability of the islands in these braided rivers is strongly influenced by the morphological behaviour of the bifurcations. A better understanding of the processes occurring at a bifurcation would contribute to the understanding of the behaviour of the braided river system, which in turn could help in modelling the river system as a whole. The research done for the thesis work is a continuation of the research done by Wang et al. (1993) for the modelling of estuaries. Wang analyzed the influence of the relations describing a bifurcation on the stability of one-dimensional network morphodynamic models. The thesis work is an expansion of his analysis to the research on the stability of bifurcated rivers; it comprises two parts: - a theoretical analysis in which an analytical model leads to a number of conclusions verified by numerical computations; - the design and construction of an experimental model of a bifurcation in a river; this model can and will be used to conduct experiments which should complement the results of the theoretical analysis.","","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:afbd3746-6a1e-40f7-804b-a03e33cefe92","http://resolver.tudelft.nl/uuid:afbd3746-6a1e-40f7-804b-a03e33cefe92","De invloed van de molecuulparameters op het thermotrope gedrag van poly(epichloorhydrine) gesubstitueerd met alkoxybifenylen en cyanobifenylen als mesogene zijgroepen","van der Hoeven, Frank P.","Cordfunke, P.M. (mentor); van der Lingen, R. (mentor); Fransen, M.R. (mentor)","1994","Het doel van het onderzoek was het bestuderen van de invloed van molecuulparameters op het thermotrope gedrag van poly-epichloorhydrine (PECH), dat gesubstitueerd was met alkoxybifenylen en cyanobifenylen. Om dit te kunnen doen moesten PECH, alkoxybifenylen en cyanobifenyl gesynthetiseerd worden. Beide bifenylen werden tevens voorzien van een spacer. De polymerisatie van epichloorhydrine, volgens het Activated Monomer Mechanism met een BF3-ethyleenglycolcomplex is goed gelukt. Ook de alkoxybifenylen en cyanobifenyl zijn met succes gesynthetiseerd. De opbrengsten waren echter laag voor de syntheses van de alkoxybifenylen. Het PECH is succesvol gesubstitueerd met alle mesogene groepen. De substitutiegraad van deze reacties varieerde tussen 50 en 95 %. De invloed van de staartlengte en de spacer op het thermotrope vloeibaar-kristallijne gedrag van de polymeren is onderzocht met behulp van DSC en polarisatiemicroscopie. Hieruit bleek dat bij toenemende staartlengte de isotropisatietemperatuur afneemt. Dit effect wordt versterkt indien er een spacer aan het systeem wordt toegevoegd. Noch de staartlengte noch de spacer hebben invloed op de breedte van het temperatuurgebied van de mesofase. Wel is er een invloed op de ligging van dit gebied. Bij toenemende staartlengte verschuift dit temperatuurgebied naar een lager niveau. Alle polymeren vertoonden op het eerste gezicht één of meerdere smectische mesofasen.","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","",""
"uuid:e3feddfd-11a6-482d-9672-4704c2657705","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e3feddfd-11a6-482d-9672-4704c2657705","Invloed rivierdijkverzwaring op buitendijks gebouw: Schadegeval Ringdijk 458","Lek, H.R.","Van Tol, A.F. (mentor); Oostveen, J.P. (mentor)","1994","Een rivierdijkverzwaring in Ridderkerk heeft schade veroorzaakt aan bebouwing. De schade, voornamelijk scheurvorming in metselwerk, is ontstaan door gronddeformaties in het slappe holocene pakket. Mogelijk beïnvloedt de dijkverzwaring bovendien de buitendijkse grondwaterstand. De invloed op een buitendijks gebouw, Ringdijk 458, is onzeker: - de grootte van de krachten in horizontale richting op de fundering en constructie. - de verandering van de grondwaterstand ter plaatse van de fundering. De studie omvat het bepalen van de invloed van een rivierdijkverzwaring op een buitendijks gebouw. Onderzocht wordt de verandering in buitendijkse grondwaterstand. Bovendien worden de veranderingen in horizontale krachten op de fundering en constructie van het gebouw bepaald. Door dit onderzoek wordt het inzicht in de invloed van een dijkverzwaring op de omgeving vergroot. Mogelijk dat met dit inzicht de beoordeling van schadegevallen en toekomstige dijkontwerpen verbeterd kan worden. Tevens kan dit rapport een hulp zijn bij het beoordelen van het onderzochte schadegeval Ringdijk 458.","dijkverzwaring; fundering","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Geotechnology","","Geo-Engineering","",""
"uuid:b047a15c-4929-42c2-b503-9cc37894fc19","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b047a15c-4929-42c2-b503-9cc37894fc19","Geological characterization of fluvial reservoirs: Outcrop study of the Capella Formation (Tremp-Graus Basin, Spain)","Bracco Gartner, Guido","Donselaar, Rick (mentor); Cuevas Gozalo, Margarita (mentor); Geel, Kees (mentor)","1994","","","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Mining & Petroleum Engineering","","","",""
"uuid:a65977af-9db3-430e-95cc-c394f864331d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:a65977af-9db3-430e-95cc-c394f864331d","The Response of Waves to Changes in Wind Speed","Van Agthoven, A.M.","Battjes, J.A. (mentor); Van de Graaff, J. (mentor); Holthuijsen, L.H. (mentor); Young, I.R. (mentor)","1994","Detailed studies have been carried out for fetch and duration limited wave growth and fully developed sea state, but much less is known about changing wind conditions. The subject of this study is the response of waves to a change in wind speed. The main point of interest is the rate of response at the different frequencies. Two third generation wave prediction models were used, WAVEWATCH (Tol man , 1991) and the model of Resio and Perrie (1991). In third generation models all relevant processes of generation and dissipation of energy are represented explicitly by the three source terms: input of energy from the wind, nonlinear interactions between spectral components and dissipation of wave energy by various mechanisms. The main difference between the two used models is the way they calculate the nonlinear interactions. The operational model WAVEWATCH uses an approximation; the academic model of Resio and Perrie gives a full solution of the nonlinear souree term. To reduce the computation time required to calculate all wave-wave interactions, this model is restricted to either duration or fetch limited wave growth in deep water. With the model of Resio and Perrie a series of calculations was performed for sudden increases and decreases in wind speed. A simple equation which describes the model behaviour was formulated. An important coefficient of this equation is the adjustment rate immediately after the change in wind speed. Another meaningful parameter of the model behaviour is the time needed to reach a new equilibrium. Both parameters show that the rate of response increases with increasing frequency. The adjustment to a new equilibrium is faster for larger increases in wind speed, but slower for larger decreases. Field measurements of wind speed, direction and wave height were carried out on Lake George near Canberra (Australia). Analysis of the wind data resulted in five cases with a clear change in wind speed and a sufficiently constant wind direction. These cases were analysed with Fast Fourier Transforms. The measurements were compared with the results of WAVEW ATCH and the model of Resio and Perrie. The measurements were do ne in a water depth of about 2 meters; transitional water depth for the considered situations. Because in the model of Resio and Perrie bottom influence cannot be taken into account, the comparison with the measurements is only meaningful in situations with relatively short waves, which are not influenced by the limited depth of the lake. In these situations the results are reasonable. The results of WAVEWATCH do not agree very well with the measurements, e.g. the significant wave heights are too small. The parameterizations of the source terms need to be adjusted to the circumstances at the lake. The bottom roughness is probably much smaller than the 'standard' roughness for oceans.","waves; wave growth; wind speed","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:8f2073cb-a6cf-43a3-9228-e4bbbad1bb93","http://resolver.tudelft.nl/uuid:8f2073cb-a6cf-43a3-9228-e4bbbad1bb93","Vermoeiingsscheurgroei en crack closure in CCT proefstukken van aluminium 2024 T351 bij een constante AK en R belasting.","Krabbe, J.P.","","1994","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:bf38498a-265f-4e5b-b262-a81a8f18e0c0","http://resolver.tudelft.nl/uuid:bf38498a-265f-4e5b-b262-a81a8f18e0c0","Een Praktische methode voor snelle multipad schatting bij GPS","Septiawan, R.","Van Willigen, D. (mentor); Coenen, A.J.R.M. (mentor); Van Nee, D.J.R. (mentor)","1994","Multipad levert lastige problemen op bij het verwerken van de te ontvangen satelietnavigatie signalen.Bij de leerstoel plaatsbepaling en navigatie wordt veel onderzoek gedaan om multipad signalen te kunnen detecteren. Het multipad signaal kan worden onderscheiden van het directe signaal door middel van een iteratieve signaal schattingsmethode. Uitgaande het te ontvangen signaal dat besmet is door een multipad signaal wordt een replika, als een eerste schatting van het directe signaal, afgetrokken. Het verschil is dan de eerste schatting van het multipad signaal. Dit wordt beurtelings gedaan. Om het berekenen daarvan te versnellen wordt het te ontvangen signaal slechts Nyquist bemonsterd. De replika wordt overbemonsterd in een tabel opgeslagen. Het blijkt dat de nauwkeurigheid hetzelfde blijft maar dat de hoeveelheid berekeningen sterk afneemt t.o.v. die bij een geschikte interpolatietechniek.","","nl","student report","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:4ee68b78-a02e-45f4-a37c-6dc2d128af22","http://resolver.tudelft.nl/uuid:4ee68b78-a02e-45f4-a37c-6dc2d128af22","Vehicle classification using neural networks","Veldkamp, W.J.H.","van Willigen, D. (mentor); Reijmers, J.J. (mentor)","1994","In this work vehicle classification by neural networks is investigated, three types of neural networks are investigated and the influence of their parameters and some normalization methods on the correct classification score. This report is constructed as follows: The first part is a description of the vehicle measurements, the data storage and the processing of the vehicle data. The second part is an introduction to neural networks and an description of some network types. It also discusses the preprocessing of the vehicle footprints and the construction of the training and test set. Finally, the main results for each neural network are presented.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic-Control Systems Group","",""
"uuid:bb17e5ee-4ef0-4a74-b225-439fae58eceb","http://resolver.tudelft.nl/uuid:bb17e5ee-4ef0-4a74-b225-439fae58eceb","Het opstellen en toetsen van een fysisch model voor impregnatie van poly-etherimide folies met methyleen-chloride","Snijder, E.J.","Van Dam, J. (mentor); Te Nijenhuis, K. (mentor); Beukers, A. (mentor)","1994","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:d42a41a8-e6e5-442d-91f1-feb82d360d86","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d42a41a8-e6e5-442d-91f1-feb82d360d86","Oscillatiegedrag van het lasbad tijdens het TIG-lassen van de aluminiumlegering ALMgSi1","Den Brinker, C.M.","Den Ouden, G. (mentor)","1994","In dit afstudeerverslag worden de resultaten van een onderzoek beschreven, dat werd uitgevoerd naar het oscillatiegedrag van het smeltbad tijdens het TIG-lassen van aluminiumlegeringen, met name de AlMgSil-legering. Met het voortschrijden der techniek worden de normen en de kwaliteit, waaraan het produkt moet voldoen, voortdurend verhoogd. In de huidige produktie nemen automatische processen een steeds belangrijker plaats in. Voor het bewaken van de laskwaliteit is een sensorsysteem nodig. De in dit afstudeeronderzoek onderzochte oscillatieverschijnselen in het lasbad zouden de basis kunnen zijn voor een boogsensor. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt, dat tijdens het lassen een oscillatie in het lasbad kan worden gegenereerd door het toedienen van stroompulsen, die periodiek op de normale lasstroom worden gesuperponeerd. De frequentie van de oscillatie kan worden bepaald door de spanningsvariatie van de lasboog, die een gevolg is van het oscillerende lasbad, te meten. Dit oscillatiesignaal is te meten en te analyseren door gebruik te maken van Fourier analyse. Uit de metingen komt naar voren dat de oscillatiefrequentie afhangt van de geometrie van het lasbad, zoals de lasbadbreedte, de lasbadvorm en de penetratie, maar daarnaast ook van de fysische eigenschappen van het vloeibare metaal, zoals de oppervlaktespanning en de dichtheid. Uit de metingen blijkt dat er een verband bestaat tussen de lasbadgrootte en de oscillatiefrequentic. In het algemeen geldt: hoe groter de lasbadbreedte, des te lager de oscillatiefrequentie. Ook moet onderscheid worden gemaakt tussen onvolledige en volledige penetratie (doorlassing). De oscillatiefrequentie bij onvolledige penetratie is aanzienlijk hoger, dan bij volledige penetratie. De frequentiesprong, die optreedt bij de overgang van onvolledige naar volledige penetratie biedt de mogelijkheid het oscillatiegedrag te benutten als basis voor een doorlassingssensor. Een dergelijke sensor is van groot belang bij veel lastoepassingen voor het behouden van een consistente kwaliteit, met name bij het lassen van pijpen.","","en","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","Welding Technology and Non-destructive Testing","",""
"uuid:0a793e5c-e17b-4d3e-8839-019f419b6e88","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0a793e5c-e17b-4d3e-8839-019f419b6e88","Influence of hydrogen addition to argon shielding gas on arc characteristics and weld bead geometry","Pieters, R.R.G.M.","Hooijmans, J.W. (mentor); Den Ouden, G. (mentor)","1994","The addition of hydrogen to argon shielding gas in welding stainless steel has the advantage that the penetration increases, due to which a higher welding speed can be obtained. The objective of the study presented in this report is to provide a better understanding of the influence of hydrogen on arc characteristics, heat input and bead formation during Gas Tungsten Arc Welding (GTAW). To achieve this objective, tests were designed and performed to evaluate the influence of hydrogen addition to argon shielding gas in GTA welding. Welds were made on mild steel and two heats of AISI 304 stainless steel (heat (1) containing 0.002 % sulphur, and heat (2) containing 0.009 % sulphur). Two effects of the addition of hydrogen to the argon shielding gas were observed. Firstly the arc voltage is increased. This is due the high thermal conductivity of hydrogen. Secondly the visible appearance (shape and color) is altered. This is due to the high peak in the thermal conductivity of hydrogen at the dissociation temperature which causes a steep temperature gradient in the arc. The addition of hydrogen to the argon shielding gas alters the bead geometry as follows. The penetration of the weld is increased, while the width remains almost unaffected. This results in an increase in weld depth-to-width ratio. Furthermore the weld cross sectional area is increased due to the increased heat input. Although these trends have been observed in all cases, they have a different magnitude for each of the three steels. The effects observed are largest for mild steel and smallest for the low sulphur stainless steel. In practical welding these results can be used in terms of reduction of heat input with equal penetration, or increased welding speed with equal penetration.","","en","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","Welding Technology and Non-destructive Testing","",""
"uuid:e63419ef-aac0-4c7b-a246-e218af6c53b4","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e63419ef-aac0-4c7b-a246-e218af6c53b4","Evaluation of the availability, quality, performance and possible applications on narrowband-ISDN","Lisman, H.A.","Boele, M. (mentor); Nijhof, J.A.M. (mentor); Prasad, R. (mentor)","1994","The ISDN (Integrated Services Digital Network) is becoming increasingly important for both data and non-data communications. For the evaluation of ISDN functionality and services in the area of ESA's communications requirements the ESA Computer and Network operations Department has built an ISDN testbed at ESTEC. This report describes results of testing and evaluation of availability and quality of national and international ISDN bearer channels. ISDN channels seem an efficient and flexible alternative for leased lines. A cost-comparison between ISDN and dedicated leased lines is also presented. Secondly, several applications using the ISDN network have been evaluated. The digital ISDN lines offer a bigger capacity than existing analog telephone lines and therefore several new applications can be used. Typical applications are the interconnection of LANs and desktop applications like filetransfer, fax and videoconferencing. Measured performance of LAN-to-LAN connections has been compared to theoretical values that have been calculated.","ISDN; leased line; WAN","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","","","","",""
"uuid:2e42c7f8-1205-4b67-b6ce-5d853c03ed8a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:2e42c7f8-1205-4b67-b6ce-5d853c03ed8a","Nonequilibrium Thermodynamics and Deterministic Chaos in Oscillators","in 't Veld, P.J.","van den Bleek, C.M. (mentor); de Swaan Arons, J. (mentor); Schouten, J.C. (mentor); Verheijen, P.J.T. (mentor)","1994","The purpose of this report is to investigate the existence of a connection between thermodynamics and stability. The creation of structures far from equilibrium is examined by the use of principles proposed by Nicolls and Prigogine [1971], They describe the development of far from equilibrium thermodynamics, combined with the consequences for nonlinear systems. In the research of the work done by Nicolis and Prigogine, the thermodynamic properties of interest, the entropy production and its time derivative, were distracted. Within this report the study of these thermodynamic properties was carried out by using oscillator models as an example. The basic requirement for the use of these oscillator models was the display of deterministic chaotic behaviour. Different sets of differential equations describing the investigated oscillators were obtained and investigated. It occurred only nonlinear models displayed deterministic chaotic behaviour. Furthermore the linearised model of all these oscillators was examined. Relations for the thermodynamic properties of interest were developed for these oscillators. Numerical experiments were carried out as to integrate the different sets of differential equations in time. Because of the oscillatory motion of the used models, time averages were taken of the thermodynamic properties of interest. The validity of the numerical experiments was verified by a structural approach of the problem. Numerical integration was done by the development of several programs, all in increasing order of complexity. Extensive research of the Baker and Gollub [1990] model was carried out by varying all model parameters. Different waveforms for the driving forces, such as a sinusoidal and a block waveform, and Gaussian white noise were used. Furthermore another type of oscillator similar to the Baker and Gollub oscillator was investigated with the purpose of examining the possibility of comparison of both oscillators. The comparison was carried out to find out if it was possible to predict the behaviour of an unknown oscillator model by using the data of a known oscillator model. It was found however, that the comparison was not possible for the investigated models. The conclusion was, that Nicolis and Prigogine present useful thermodynamic tools for the investigation of far from equilibrium phenomena. The investigation of the example showed no occurrence of inconsistencies concerning the theory developed by Nicolis and Prigogine. Although the first results are hopeful, further research seems necessary as to assure the validity of the interpretations of the investigated thermodynamic properties.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","Chemie en Thermodynamica, Chemische Procestechnologie","",""
"uuid:764875d1-cfb0-4283-97ac-978f0ae5193e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:764875d1-cfb0-4283-97ac-978f0ae5193e","Een diffusiemodel voor de austeniet-ferriet transformatie in zuivere Fe-C legeringen onder de Al temperatuur","Silalahi, V.M.M.","Onink, M. (mentor); van der Zwaag, S, (mentor)","1994","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:8c6efb7b-e678-4f9f-87b3-accfefeb04ed","http://resolver.tudelft.nl/uuid:8c6efb7b-e678-4f9f-87b3-accfefeb04ed","Kwelschermen onder rivierdijken","Van de Paverd, M.","Vrijling, J.K. (mentor)","1994","In Nederland zal de komende jaren een omvangrijke inspanning worden geleverd op het gebied van de rivierdijkversterking. Een van de problemen, die hierbij een rol speelt is kwellend water naar het achterland. Dit speelt een rol bij een tweetal faalmechanismen te weten piping en afschuiving van het binnentalud. Traditioneel worden deze problemen opgelost door aan de binnenzijde van de dijk een berm aan te brengen. Een berm levert een positieve bijdrage aan het weerstand bieden tegen afschuiving langs een cirkelvormig glijvlak. Tevens is het zo dat deze bermen vaak veel ruimte innemen binnendijks, waardoor bebouwing en milieuwaarden ter plaatse moeten wijken. Vanuit de maatschappij is hier hevig tegen geageerd, wat leidde tot een herbezinning op de tot nu toe gevolgde ontwerpmethodiek bij rivierdijken door de commissie Boerden. Een van de conclusies van deze commissie Boertien was, dat er meer gebruik diende te worden gemaakt van uitgekiende ontwerpen. Door het uitvoeren van intensiever onderzoek en het toepassen van meer geavanceerde rekentechnieken en bijzondere constructies, is het mogelijk binnendijks minder beslag op de ruimte te leggen. Een van de oplossingen voor het tegengaan van piping zou kunnen worden gevonden in het plaatsen van een kort kwelscherm onder de dijk. In samenwerking met de Dienst Weg- en Waterbouwkunde van de Rijkswaterstaat is een onderzoek uitgevoerd naar de effecten van korte kwelschermen. Na een gedegen vooronderzoek is in dit rapport, m.b.v de ""Methode der Conforme Afbeeldingen"", een model ontwikkeld dat de grondwaterstroming beschrijft in het geval dat binnendijks een kleilaag aanwezig is. Aan de hand van dit model is kwantitatief het effect van het scherm op het debiet, het verhang langs de wand en de lengte waarover binnendijks de kleilaag opdrijft bepaald. Dit maakte het mogelijk korte kwelschermen eenduidig met bennen te vergelijken. Het model biedt de ontwerper een ontwerptool om tot een eerste afschatting van de lengte van het scherm te komen. Als bovengrens van dit model is gekeken naar de sitautie dat de kleilaag binnendijks ontbreekt. De resulterende formules blijken eenvoudig met de hand in te vullen. Daarnaast zijn aanbevelingen gedaan om ook secundaire effecten zoals bijv het lekken van het scherm kunnen worden meegenomen in de modellering. Uit deze studie is gebleken dat korte kwelschermen, waarbij kort moet worden geïnterpreteerd als de lengte t.o.v de dikte van de aquifer, goed kunnen werken bij het tegengaan van piping. Bij het beperken van de opdrijflengte wordt echter helaas geen grote winst geboekt. Het is hierbij goed te vermelden dat het model nog enige verificatie behoeft voordat het op grote schaal kan worden toegepast.","kwelscherm; piping; heave; opbarsten","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:da2b1340-85a1-4e7b-bb79-38ff38b62e61","http://resolver.tudelft.nl/uuid:da2b1340-85a1-4e7b-bb79-38ff38b62e61","Liquid slug generator for separated gas/liquid flow in pipes","Pols, R.M.","Oliemans, R.V.A. (mentor)","1994","The goal of the study is to develop a slug generator that can be used upstream of the Multiphase Capacitive Flow meter (MCF) developed by KSEPL. This meter operates only in the intermittent flow regime. The scope of application should be widened to the stratified and stratified annular flow regime by means of a slug generator. Objectives in the study are the design, modelling and validation of the device, the Slug Generator, meeting requirements for its operation. Slug generator operation requirements consist of an overall slug performance in the stratified and stratified annular flow regime, compact geometry, robustness, low pressure loss and assessment of measurability of the slugs produced. Literature study and slug generator design stages resulted in a device meeting these specifications. This device, the Slug Generator, consists of a kink and an inverted U-tube. Observations of the flow behaviour reveal that the kink continuously propagates shock waves encountering the incoming liquid flow in the pipe sections upstream of the Slug Generator. In this way instabilities are created from which liquid slugs are initiated. These slugs subsequently travel via the inverted U-tube to the downstream pipe, where they continue as liquid slugs over an appreciable pipe length. Such slugs can be used as input to the MCF. Slug Generator performance has been validated in a laboratory scale 2ft tubing air -' water test loop and a full scale 4"" tubing air - gasoil test loop. The Slug Generator produces slugs over the entire range of validation covering the complete flow map. A deterministic and a probabilistic model of the Slug Generator have been developed. The slug generating mechanism of the Slug Generator bas been implemented in the models. This mechanism consists of a superposition of the hold-up building processes: stratified flow, liquid accumulating, shock wave propagation and slug initiation. The deterministic model computes the critical slug initiation level over the pipe sections upstream of the Slug Generator. The probabilistic model calculates an evolutionary probability density function in the slug generating zone; an upstream pipe section in which slug generation takes place. Both models provide information on slug generating zone length, slug frequency and Slug Generator operation limits. The models have been qualitatively validated in the 2"" and 4"" tubing test loops. The model can be quantitatively improved by adopting an interfacial shear wave model and improving the critical slug initiation level calculation. Pressure drop over the Slug Generator bas been modelled. It has been validated in a laboratory scale 2"" tubing air - water test loop. It is sufficiently accurate in calculating the full scale 4"" tubing air - gasoil test loop. The MCF is able to correlate on the slugs produced by the Slug Generator. It meters satisfactorily without any adjustments to hard- or software in the stratified flow area and a small part of the stratified annular flow area, whereas it operates normally in its operating envelope. Metering in the stratified flow area is successful if slugs are produced that have steady state characteristics. Therefore the MCF needs to be placed some 35 diameters from the Slug Generator; whereas in annular flow metering is successful if the MCF is placed some 15 diameters from the Slug Generator to prevent the slugs from being blown apart. A MCF position description is still acking. This can he achieved by implementing a model on slug stability, slug hold-up, slug length and slug velocity in the Slug Generator model. MCF performance can be improved by implementing a model on developing slug flow in the software.","flow rigime; slug generator; shock wave","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:8c3f2d63-3946-4231-a697-f659a430f1fc","http://resolver.tudelft.nl/uuid:8c3f2d63-3946-4231-a697-f659a430f1fc","Radical grafting reactions of polyolefines: Mechanism, proces and application","Jongejan, Stephanie","Mijs, W.J. (mentor)","1994","This literature study has been done as part of the study of Chemical Technology at the Delft University of Technology under the supervision of Prof. Dr. w. J. Mijs. Radical graftingreactions of polyolefines were chosen as the subject of this study. This report describes the different methods of free-radical grafting reactions. Chain Transfer is the easiest method of graft copolymerization, but the disadvantages of this free radical method is that in addition to the desired grafting reaction homopolymers are also obtained due to either chain transfer to monomer or direct initiation, or because not every preformed macromolecule enters into chain transfer reaction. The redox method leads to relatively clean graft copolymers since the free radical is formed only at the prepolymer so that homopolymerization is minimized. The grafting of two different monomers (maleic anhydride and styrene) onto propylene/ethylene copolymer and polypropylene by formation of the charge transfer complex of maleic anhydride and styrene is described...","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Polymer Technology","","","",""
"uuid:f2639195-779d-4ed0-9536-844d718399a6","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f2639195-779d-4ed0-9536-844d718399a6","Comparison of sea wave measurements using HF Radar and numerical model (IllSW A) hindcast","Aghababazadeh, F.","Battjes, J.A. (mentor); Holthuijsen, H. (mentor); Booij, N. (mentor); Verhagen, H.J. (mentor)","1994","The study of waves and current, especially in the nearshore region is of particular importance for nearshore or coastal works. During the last decades, the formulations to describe the wave propagation as the waves move towards the shore has advanced very much. Many operational models for the hindeast and forecast of waves have been developed. On the other hand the development of measurement techniques has led to wider, more frequent and more accurate measurements of the sea state, both in terms of current and wave field. Hence there is a growing need for the verification and calibration of models and measuring techniques. A recent development in measurement of waves is the use of High Frequency (HF) Radar. Such a method is already established as a powerful tool for measuring the pattem of surface current, but its use in wave measurements especially in the dual arrangement is recent. In this method two land based radars are mounted. Measurement of the backscatter of H F wave at each point on the sea provides the raw dataset which is analyzed to give directional spectra of surface elevation at each point. More details on H F Radar wave measurement technique are given in appendix B of the present report. Two numerical models are used, both developed at the Delft University of Technology. They are HISWA (HIndcast Shallow water WAves) and DUCHESS which perform wave and current calculations respectively. The performance of the wave model has been examined against point measurements of waverider buoys. Two such studies are mentioned here. Vogel, et al. (1988) reported an inter-comparison between two wave models; HISWA and CREDIZ, using Haringvliet area wave data where the influence of local wind is significant. They conclude that Hiswa performs very weIl in predicting the significant wave height (Hs) but the changes in mean frequency need more consideration. Their figure lO-b (not reproduced here), which is a scatter diagram for measured and Hiswa computed wave heights is of particular interest for this study since it resembles the Radar and Hiswa scatter diagram 1 (chapter 4). Soras et al. (1987) reported a verification study of HISWA for the shallow waters of the Norwegian seas. The latter case study area is for sheltered shallow waters where no current is present but it is very sensitive to the deep water incident wave heights. Comparison of significant wave height (Hs) and mean wave period (T) with waverider results at one point showed an agreement within 10% in H, but too long periods for the hindcast. DUCHESS is a 2-dimensional horizontal model for estuary and sea surges (current and water levels). lts output can be used as input in HISWA. In this way the wave model HISWA will account for the effect of both bottom topography and current field on waves. A short explanation of the models is given in Appendix A. Few investigations have been carried out for the purpose of verifying the HF Radar wave measurements and in particular the inversion algorithms to obtain the wave parameters. Wyatt (1986) reported on promising experiments when only one radar was employed for the measurements and suggested the use of two radars, which was reported later by Shearman (1987) and Wyatt (1989, 1990). They claimed accurate measurements up to a range of 100 km and wave heights within 10% of those measured with a directional wave buoy. Powell, and Khandekar (1993) reported on the wave measuring capabilities of one ground based radar and evaluated the significant wave height and one-dimensional spectra at five points with hindeast values generated by an operational ocean wave model in the Canadian North Atlantic shelf. Their wave model used two spherical grids, a coarse grid spacing of 1° in latitude (110 km) and a fine grid spacing of one third of the coarse grid (37 km). They claimed 'reasonable' agreement between the radar-measured wave data and model generated hindcasts.","coastal works; wave measurements","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Coastal Engineering","",""
"uuid:fbd58032-7af0-473c-9c0b-89f47c8a0be4","http://resolver.tudelft.nl/uuid:fbd58032-7af0-473c-9c0b-89f47c8a0be4","Energy dissipation in random breaking waves: The probability of breaking","Beyer, D.","Battjes, J.A. (mentor); Stive, M.J.F. (mentor); Sanchez-Arcilla, A. (mentor); Rivero, F.J. (mentor)","1994","The present wave transformation models for random waves make use of an explicit formulation of the energy dissipation. A time-averaged model has been studied in which the dissipation rate per breaking wave is estimated from that in a bore of corresponding height. The probability of occurrence of breaking is derived from a wave height distribution in which all breaking waves have been assumed to have the same height. This probability can be interpreted as the fraction of waves that are breaking at a certain location. Comparisons with measurements show that with the calibrated values for the parameters the wave height decay is predicted well, The fraction of breaking waves however is underpredicted, especially for high steepness waves. A second drawback is an inaccurate prediction of the mean water level. The positive gradient in the mean water level is predicted too early compared to measurements. The prediction of the mean water level has been improved by taking the transition zone into account. In this zone shoreward of the breaker point the just broken wave develops its turbulence. It is characterised by a rapid wave height decay and roughly constant mean water level. The organised wave energy is not dissipated immediately, but transferred into kinetic energy of the so-called roller, a body of water at the front face of the wave. A recently developed model has been used for the contribution of the roller in which the fraction of breaking waves plays an important role. A sensitivity analysis of the model with respect to its parameter values has lead to two improvements in the model. The first improvement consists of a new choice of the two free parameters in the model. With the new parameter setting both wave height decay and fraction of breaking waves can be predicted well. The second improvement consists of a small change in the formulation of the dissipation rate. In this formulation the energy dissipation rate in a breaking wave more closely resembles the dissipation in a bore. The optimal parameter values yield similar predictions of wave height and fraction of breaking waves, but the parameters have a clearer physical meaning. For the parameters qualitative relations have been found with wave and bottom parameters. On non-monotonic profiles the predictions of the fraction of breaking waves are less satisfactory. The maximum fraction of breaking waves is not found at the bar-crest, as predicted, but some di stance beyond it. Also the model is not able to reproduce the breaking persistenee of the waves. In the analysis existing laboratory measurements have been used on both plane slopes and non-monotonic profiles. Video records of large scale experiments have been analysed for the fraction of breaking waves. The study has taken place at the Universitat Politècnica de Catalunya in Barcelona as part of the ERASMUS exchange program.","wave transformation; energy dissipation; wave breaking","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Ocean waves","",""
"uuid:0e7a9f3c-d7ff-4b4c-8073-11fd708645b6","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0e7a9f3c-d7ff-4b4c-8073-11fd708645b6","On the unsteady drag coefficients of single spherical particles in two-dimensional motion","Talman, J.A.","Mudde, R.F. (mentor); Van den Akker, H.E.A. (mentor)","1994","","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:74f6b82c-4d52-45ee-9276-4a3572211fe0","http://resolver.tudelft.nl/uuid:74f6b82c-4d52-45ee-9276-4a3572211fe0","Onderzoek naar micromenging in chemische reactoren met behulp van Laser Induced Fluorescence","Letzel, H.M.","Bakker, R.A. (mentor)","1994","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:58222e6a-1489-4a69-9269-2dede42473d0","http://resolver.tudelft.nl/uuid:58222e6a-1489-4a69-9269-2dede42473d0","Schroefasmodellering en buigtrillingsberekeningen met de eindige elementen methode","van Zwienen, G.B.","","1994","","","nl","master thesis","","","","","","","","2012-12-31","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Marine and Transport Technology","","Ship Design, Production and Operation","",""
"uuid:b4c88a5d-0173-4375-ba59-277d23dc219d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b4c88a5d-0173-4375-ba59-277d23dc219d","Testing and Optimizing the Eurofix Datalink","de Zwart, J.","","1994","Eurofix is a promising new system to provide continental Differential Global Positioning System coverage. New results [lit. 2] in DGPS message formatting and transmitting sequence have opened the way to sufficient accuracy. The actual Eurofix datalink is explained and investigated to get a better understanding of the attainable data rate, which is important for the final accuracy…","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:3ae0b6aa-5515-49a5-91f5-79b8984eb558","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3ae0b6aa-5515-49a5-91f5-79b8984eb558","Design aspects of diffusion bonding silicon nitride to nickel based alloys","Van Brug, E.H.","Den Ouden, G. (mentor)","1994","","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:dde6a9c0-2882-4002-bcc2-43488dcfbbf5","http://resolver.tudelft.nl/uuid:dde6a9c0-2882-4002-bcc2-43488dcfbbf5","Joining of sic particulate reinforced aluminum matrix composite","Bruins, W.H.","Den Ouden, G. (mentor)","1994","","","en","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:0f07f5bb-bf5e-4b3c-b579-35d3efccf371","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0f07f5bb-bf5e-4b3c-b579-35d3efccf371","Coastal Coal Transport Study Talcher-Kayamkulam, India","De Jong, V.J.","Groenveld, R. (mentor); Elzinga, T. (mentor); Zaat, A.J.A. (mentor); Velsink, H. (mentor)","1994","Background The demand for electricity in India is particularly acute in the southwestern region. Consequently, to meet this demand the Government of India has initiated plans to build a thermal power plant near the coastal city of Kayamkulam. Ultimately, in the year 2005, this plant is to be capable of producing 1,936 mega-Watts of electricity. To achieve this output, 8 million tons of domestic coal, originating from the Talcher Coal Fields in the northeast of the country, must be delivered to Kayamkulam. Previous preliminary feasibility studies, which compared 2,000 km overland transport of coal by rail or slurry pipeline to transport of coal by coastal vessel, showed the latter method to be the most advantageous. Specifically, this will involve moving the coal by rail from the inland Talcher Coal Fields to the existing Port of Paradip on the northeastern coast. Here, it can be loaded into colliers to be transported south, around Sri Lanka and the Indian Cape Comorin, to a new unprotected offshore terminal along the southwestern coast near Kayamkulam. Objective Given the fact that the coastal transport of coal is more attractive than overland transport, this study had the objective to: ""design, on the basis of operational and financial criteria, the optimum coastal transport chain configuration by which to move the ultimately required amount of coal from the Talcher Coal Fields to the new thermal power plant at Kayamkulam"". Methodology To design the optimum coastal coal transport chain a ""Five Task"" methodology was developed and adopted. Tasks 1 and 2 comprised the identification of, and research on, the operational and financial design factors, respectively. In this regard, operational design factors are those which, collectively, determine the coal transporting capacity of the chain. They may be, for example, the size and number of colliers procured; or the downtime at a port due to inclement weather or the malfunction of equipment. Financial design factors are those which, together, determine the annual cost of a particular configuration. For instance, the length of the berths (which is dependent upon the size of the colliers) determines their annual costs. Task 3 constituted the conceptualization and programming of a computer simulation model. This mathematical tool was used to identify those transport chain configurations that would be operationally feasible, i.e. that could annually deliver the required 8 million tons to Kayamkulam. To program this computer simulation model use was made of the language PERSONAL PROSIM. The name CoalTran (Coal Transport) was aptly given to this model. Task 4 consisted of the application of the model CoalTran. In executing this task, a multitude of simulation runs were performed. However, before doing so a detailed experimental design was developed which ensured that the experimental simulation process would be as efficient as possible. In particular, the predominant design factors varied during the simulation runs were the (un)loading capacity per collier berth as well as the (un)loading capacity of the unit train berths. Finally, Task 5 involved calculating the annual costs of each of the operationally feasible transport chain configurations. Having done this, the configuration which displayed both satisfactory operational characteristics and low annual costs could be brought forward as the optimum from an operational and financial perspective. Conclusions In broad terms, the optimum coastal coal transport chain was determined to comprise the following: (1) two 5,000 tph train loading berths at Talcher; (2) a fleet of 14 diesel powered unit trains, each composed of bottom dump wagons and capable of transporting 6,750 tons; (3) two 5,000 tph train unloading berths at Paradip; (4) a four pile, four stacker/reclaimer, stockyard layout at Paradip with a storage capacity of 1,900,000 tons; (5) two 5,000 tph collier loading berths at Paradip; (6) a fleet of four 65,000 DWT conventional colliers; (7) one 3,000 tph collier unloading berth at Kayamkulam; (8) a three pile, two stacker/reclaimer, stockyard layout at Kayamkulam with a storage capacity of 600,000 tons.","Bulksim; Coal transport; Dry bulk; Bulk carrier; India","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:887426f5-646a-4ede-b80f-653db665fe5b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:887426f5-646a-4ede-b80f-653db665fe5b","Het gebruik van laserdiffractie om deeltjes on-line te kunnen karakteriseren","Evers, J.T.M.","","1994","On-line meten wil zeggen dat van een procesproduktstroom (aerosol-, emulsie-, suspensie- of hoofdstroom) of van een reservoir uit het proces, automatisch een representatief monster van de te met en deeltjesverzameling wordt getrokken. Dit is voor de automatische meting van de deeltjesgrootteverdeling (DGV) van de disperse vaste stof parallel aan het produktieproces en in een korte tijd. Het doel hierbij is de ogenblikkelijke produktkwaliteit aan te geven en het procesbegeleidend vaststellen van het meetsignaal, ter sturing of regeling van het produktieproces of voor de afleiding van procesregel- en processturingsparameters. De laserdiffractietechniek, gebaseerd op voorwaartse lichtverstrooiing, is door voordelen als snel meten en analyseren, een relatief breed meetbereik, goede reproduceerbaarheid, betrouwbaarheid, veelzijdigheid, flexibiliteit en gemakkelijke bedien baarheid, een goede on-line meettechniek. Hierbij is de nauwkeurigheid van het licht verstrooiingsmodel en de deconvolutie erg belangrijk in deze meettechniek. In de cementindustrie wordt met behulp van de laserdiffractietechniek de deeltjesgrootte van cement gemeten, omdat het maalproces de grootste energieverbruiker is in een cement fabriek. Bovendien heeft het invloed op aspecten als de waterbehoefte van beton en dus de hoeveelheid krimp tijdens het drogen, de hoeveelheid van uitzweten in beton en de compressieve sterkte van het beton op verschillende tijden tijdens het hard worden. Bij industriele kristallisatie bestaat een toenemende behoefte aan meetsystemen voor het volgen van deeltjesprocessen, voor het verkrijgen van informatie over hoe deeltjes worden gevormd, uitgroeien en breken. Er moet dan worden gezorgd voor de beschikbaarheid over een on-line meetmethode die in het proces de kristalgrootteverdeling kan meten, een dynamisch model voor het regelproces, en procesingangen om het proces voldoende te beïnvloeden. De laserdiffractietechniek wordt toegepast in on line deeltjesgrootte analyse tijdens produktie om nieuwe regelstrategien voor continue kristallisatoren te ontwikkelen. Dit gebeurt met een project genaamd UNIAK (UNiversele Instrumentatie en Automatisering van Kristallisatoren).","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie","","Chemical Process Technologie","",""
"uuid:ce790f69-f564-4a94-b58f-7a511b2c0e53","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ce790f69-f564-4a94-b58f-7a511b2c0e53","Design algorithm for propulsion- and energy supply systems of submarines","Pel, E.M.","Klein Woud, J. (mentor)","1994","","","en","master thesis","","","","","","","","2012-12-31","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Marine and Transport Technology","","Ship Design, Production and Operation","",""
"uuid:ec76ae11-39f9-4485-b2d9-12d5c66b2fac","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ec76ae11-39f9-4485-b2d9-12d5c66b2fac","Physical and numerical modelling of the erosion of a fluid mud layer due to entrainment","Reuber, J.","Battjes, J.A. (mentor); Kranenburg, C. (mentor); Winterwerp, J.C. (mentor); De Wit, P.J. (mentor)","1994","The subject of this master thesis is to present the processes taking place at the erosion of a fluid mud layer due to entrainment, to carry out experiments in an annular flume and compare the results of these experiments with a numerical model, which has been elaborated at the TU Delft. The report can be devided into five parts: physical and chemical proceedings occuring during the development of a fluid mud layer in still water, theoretical fundamentals and literature survey of erosion due to entrainment, presentation of two numerical entrainment models, description of the physical measurements including a presentation of the results and a comparison between these results and a numerical entrainment model.","fluid mud layer; entrainment; erosion; modelling; physical model; flocculation; settling; deposition; consolidation","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:cb463a18-2b81-46c3-9a27-55baafc5e142","http://resolver.tudelft.nl/uuid:cb463a18-2b81-46c3-9a27-55baafc5e142","De Q-h relatie van de Crump-De Gruyter onderspuier","Spaan, G.B.H.","Brouwer, R. (mentor); Ankum, P. (mentor); Fontijn, H.L. (mentor)","1994","Afleiding en verificatie van vergelijkingen voor de bepaling van de stromingstoestand en de berekening van de waterstand in het geval van een onvolkomen stromingstoestand bij meet- en regelkunstwerken van het type onderspuier.","valve; irrigation","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Watermanagement","","","",""
"uuid:766e3d3e-c6f5-409a-bf2a-46b4e38d3a4f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:766e3d3e-c6f5-409a-bf2a-46b4e38d3a4f","Development in optimisation methods for Plasma Spraying of Functional Coatings and the utilisation of High-Speed Pyrometry for On-line Process Control of AlzOs/TiOz Coatings","Ladru, F.","Mathesius, R. (mentor); Van de Voorde, M.H. (mentor)","1994","Functional coating systems to protect high-performance machine parts against environmental attack as wear, oxidation, (hot-)corrosion and chemical attack are gaining more and more interest in aerospace, transport, chemical and offshore industries The enormous flexibility of the Thermal Spray process makes it very important for coating highperformance parts; all kinds of metallic and non-metallic can be sprayed on a wide variety of materials. Many studies have been devoted to improve and optimise Plasma Spraying of functional coatings Most of the time it has been done empirically, by trial and error. Over 80 oarameters (e.g. power, gas flow and composition, powder rate and spraying distance) influence the coating process. An optimised adjustment of the Plasma Spray systenn to spray hiqh quality coatings is difficult to determine. Better fundamental understanding of relations between adjustment parameters and resulting coating quality parameters is desirable. Methods which can help with this optimisation are noncontact optical measurement methods. Statistical Experiment Planning, Simulation and Process modelling and ultrasound measurements. An introduction to these methods will be given. A hioh-soeed pyrometric system has been used for noncontact on-line monitoring of subsïrate surface temperatures during Plasma Spraying of AlzOs/TiOz (87/13) coatings The qoal is to determine heat-input and temperature stability of the process. Measured temperature profiles will be brought in relation to mechanical properties and microstructure. Future optimistic view is use of Pyrometric process control systems for on-line quality control (QC).","","en","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:fff2ae4c-9859-4a6f-a635-cb91b3f82516","http://resolver.tudelft.nl/uuid:fff2ae4c-9859-4a6f-a635-cb91b3f82516","Comparisons-study of different propulsion systems for a 4000 ton Frigate","Deleroi, K.H.E.","Klein Woud, J. (mentor)","1994","Nowadays modern frigates, with a displacement of the size of about 4000 ton, are powered by a CODOG arrangement. Due to the development of the ICR gas turbine with a better fuel consumption, than the normally used simple cycle gas turbines and the availability of MTU diesel engines with a wide performance diagram other propulsion arrangements are possible. This report evaluates the possibility of other solutions like a CODAG or CODAD version, but also versions with the use of the ICR gas turbine. The objective is to compare these installations on technical and economical aspects with each other. The following items are evaluated: maximum speed, cruise speed, dimensions, weight of propulsion plant, life cycle costs, operating range, reliability, redundancy and manoeuvrability, infra red signature, under water noise radiation, All propulsion engine arrangements are satisfying the maximum speed requirement of more than 28 knots. Comparing the commonly used CODOG installation with the alternative presented propulsion plants the CODOG installation is not the best solution. The CODAG installation with a two speed gearbox and cross connection is on many aspects better, like operating costs and operating range. But propulsion plants with an ICR gas turbine instead of simple cycle gas turbines show a better performance. These CODOG and CODAG installations have advantages concerning the operating costs, operating range and infra red intensity. The only disadvantage is that the first costs for a propulsion system with an ICR gas turbine are high. CODAD versions are also evaluated, but great advantages comparing to the CODOG installation did not appear. The best CODAD solution would be the installation with a two speed gearbox and cross connection. As a conclusion it can be stated that the CODOG installation with an ICR gas turbine has shown the best overall performance.","","; en","master thesis","","","","","","","","2012-12-31","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Marine and Transport Technology","","Ship Design, Production and Operation","",""
"uuid:3808b151-371b-4f7f-aecf-dd92c3aad520","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3808b151-371b-4f7f-aecf-dd92c3aad520","Development of methods and tools for the analysis and optimisation of satellite on-board packetised network performance","Leenheer, R.S.","Van Willigen, D. (mentor); Theunissen, E. (mentor); Eckholm, S. (mentor)","1994","The satellite On-Board Data Handling (OBDH) bus system is the subsystem used for communications between satellite and ground , and for the exchange of data between the various on-board modules. The OBDH bus system is a centrally managed system with a central master controller (Central Terminal Unit) and nodes (Remote Terminals) that act as slaves. The On-Board Data Handling division at ESTEC is currently developing methods and tools to use and optimise this network for data packet exchange. In course of this investigation a study into several central master controller bandwidth scheduling algorithms has been made, and a tool for monitoring traffic on the OBDH bus has been developed. Study of possible scheduling algorithms Four possible scheduling algorithms for the Central Terminal Unit exist: Fixed Scheduling, Round Robin Scheduling, Cyclic Executive and Preemtive Scheduling. These four algorithms have been subjected to the following (paper) tests: simplicity, ability to meet real time requirements, latency to the user, and efficiency. (...) Development of the OBDH Bus Probe The need to be able to monitor the traffic on the OBDH bus has several reasons. In order to be able to test the operation of possible OBDH bus configurations the performance has to be measured.(...) The other reason for having a Bus Probe is the need to locate errors on the OBDH bus. If something goes wrong, a list of interrogations and responses preceding the error will be stored and can be analysed to find the cause of the error. A Bus Probe has been developed and implemented in hard- and software. This Bus Probe will monitor and record bus traffic, detect errors and measure bus occupation. A 386 type computer is used as host.","","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:7525716d-a10e-4193-a87b-c8b7753391ce","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7525716d-a10e-4193-a87b-c8b7753391ce","Interworking between ATM-LANs and Legacy Networks: Issue 2","Voogt, D.A.","Peeters, M.C.M. (mentor); Schoute, F.C. (mentor); Raffali, M.J.E. (mentor)","1994","Within the framework of the project ""ATM Corporate Networks"", different evolution scenarios for the integration of ATM-LANs into existing networks are studied. Many LAN manufacturers promote ATM, originally meant as transport and switching technique for Broadband ISDN, as a possible transport technique for the next generation of LANs. Integration of ATM into existing networks implies the introduction of new applications, as well as porting existing applications to ATM. This means that an ATM-LAN has to be transparent for existing applications, to allow communication between peer applications on different networks. Therefore interworking between ATM-LANs and existing networks is required. This graduation report describes the interworking between ATM-LANs and legacy networks...","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Communication Architectures and open Systems","","","ATM Corporate Networks",""
"uuid:be390769-c131-4b81-9f52-fa5d4055b397","http://resolver.tudelft.nl/uuid:be390769-c131-4b81-9f52-fa5d4055b397","Electrical Resistivity Measurements on Amorphous Pd40Ni40P20 during Structural Relaxation","De Hey, P.","Sietsma, J. (mentor); Van den Beukel, A. (mentor)","1994","Structural relaxation in amorphous Pd4oNi4oP2o during isothermal armealing heatments has been investigated by means of elechical resistivity measurements. To perform the resistivity measurements, a new set-up has been built, capable of measuring changes in resistance on a ppm-level. The measurements have been analysed in terms of a model that ascribes structural relaxation to two reversible processes. Chemical Short Range Ordering (CSRO) and Topological Short Range Ordering (TSRO). The measurements are compared with previously performed Young's modulus and viscosity measurements. For the first time, it is observed that changes in a property due to CSRO and TSRO have an opposite sign, which adds to the credibility of the model. It is shown that, apart from CSRO and TSRO, a third, irreversible process (named R3) is also present during shuctural relaxation. For CSRO, qualitative agreement is found with the literature; a quantitative analysis could not be made. The changes in the resistivity due to TSRO have been described with the free volume model. The quenched-in free volimne of the material is found to be considerably snudler than reported in the literature, but, taking into account the irreversible R3 process, both qualitative and quantitative agreement is found with the literatiure. The equilibrium state of the material, very well visible in viscosity and Young's modulus measurements, is blurred in the resistivity measurements due to mechanical deformation of this low-viscosity material.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:d1d2323a-4e4c-4efe-9ebb-8a9282c96155","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d1d2323a-4e4c-4efe-9ebb-8a9282c96155","Veroudering van steenzettingen: Doorlatendheid en stabiliteit van een ingezande filterlaag","Van Vliet, F.","D' Angremond, K. (mentor); Schiereck, G.J. (mentor); Stoutjesdijk, T.P. (mentor); Rigter, B. (mentor)","1994","In het onderzoek naar het gedrag van taludbekledingen van gezette stenen op een granulair filter is tot op heden met name aandacht besteed aan ""nieuwe"" constructies. Het modelleren van het gedrag is gebaseerd op zettingen zoals die erbij liggen vlak na aanleg en is geverifieerd met grootschalige proeven. Voor deze situatie zijn de huidige rekenregels van toepassing. Omdat zettingen ""in het veld"" zich anders gedragen dan die onder laboratoriumomstandigheden is er gedurende de afgelopen jaren op verschillende lokaties gemeten aan verschillende eigenschappen van steenzettingen. Naar de resultaten van deze metingen is tijdens dit onderzoek allereerst een literatuurstudie verricht. Om de doorlatendheid van een ingezande filterlaag te voorspellen is de formule van Kozeny-Carman als uitgangspunt genomen. Hierin wordt gesteld dat de laminaire doorlatendheid van grond afhankelijk is van de porositeit en van de korreldiameter. Als karakteristieke korreldiameter wordt vaak de D1 5 gebruikt, maar de doorlatendheid van gap graded mengsels wordt met de D1 5 van het mengsel niet goed beschreven. In dit onderzoek is de hypothese gesteld dat de doorlatendheid van deze mengsels beter voorspeld kan worden met behulp van een gewogen diameter, die bepaald wordt uit de D1 5 en het gewicht van respectievelijk de fracties grind en zand. De doorlatendheid van een gap graded mengsel kan ook worden benaderd door te stellen dat deze gelijk is aan de doorlatendheid van zand. Hierbij moet dan rekening worden gehouden met een verminderd doorstroomoppervlak. Bovendien neemt de afgelegde weg van de vloeistof toe met de bochtigheid van de stroomlijnen tussen de grindkorrels door. Hierdoor is het effectieve verhang over de korrels kleiner dan het gemiddelde verhang over het gehele pakket. Ten aanzien van het kritieke verhang waarbij het zand uit een ingezand filter spoelt is de hypothese gesteld dat deze gelijk is aan het verhang waarbij een homogeen zandpakket fluïdiseert. Verondersteld is dat de zandkorrels zoveel kleiner zijn dan de grindkorrels dat het grindskelet op het fluïdisatiegedrag van het zand geen invloed heeft.","steenzetting; block revetment; veroudering","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:1585437b-692b-4230-bd22-66ca6dfec82e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:1585437b-692b-4230-bd22-66ca6dfec82e","In situ meting van dynamische submicrometer systemen met behulp van quasi-elastische lichtverstrooiing","Baraké, M.L.","van Drunen, M. (mentor); Merkus, H. (mentor); Scarlett, B. (mentor); van Rosmalen, G.M. (mentor)","1994","Tijdens dit afstudeeronderzoek zijn met behulp van quasi-elastische lichtverstrooiing (QELS) twee verschillende dynamische submicrometer-deeltjessystemen in situ in waterige oplossing bestudeerd: de precipitatie van bariumsulfaat (BaSO4) en de vorming van zwavelsolen. Het onderzoek naar de kinetiek van het BaSO4-precipitatieproces is van groot belang voor de offshore olie- en gaswinning, waarin de aankorsting of scaling van dit slecht oplosbare zout, die leidt tot een verminderde produktiviteit van de bron, een groot probleem vormt. Ter preventie van dit probleem worden meestal additieven toegevoegd, die dienen als inhibitoren voor het groeiproces van BaSO4. In het onderzoek is de kinetiek van het homogene en heterogene kiemvormingsproces van BaSO4. In het submicrometergebied onder de loep genomen, waarbij tevens de invloed van het additief PMA-PVS2, een copolymeer van maleïnezuur en vinylsulfonzuur, op het homogene kiemvormingsproces is bestudeerd. De resultaten van dit deel van het onderzoek zijn op een kwalitatieve manier vergeleken met de resultaten van Van der Leeden (1991), wier promotieonderzoek aan hetzelfde onderwerp was gewijd…","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemische Procestechnologie","","Deeltjestechnologie","",""
"uuid:3d46f532-2c61-4867-9f67-259aadd6c0c5","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3d46f532-2c61-4867-9f67-259aadd6c0c5","Staande golven geinduceerd door inhomogene beluchting van een twee dimensionaal bad","Van Noort, M.","Van den Berg, R.W. (mentor)","1994","In beluchte vloeistof reservoirs zijn staande golven mogelijk onder invloed van de bellenstroom. Dit onderzoek aan een twee dimensionaal bad heeft zich bij de beschrijving van dergelijke oscillaties geconcentreerd op de dynamica van de wervels aan weerszijden van de bellenstroom. Initiatie en versterking van de staande golven kunnen volgens het dynamische gedrag van deze wervels worden beschreven. Er zijn twee modellen ontwikkeld na observatie van vertraagde opnamen van het stromingsveld. Op basis van deze beelden is de modellering van de wervels in het stromingsveld tot stand gekomen en is getracht de aannamen in de modellen aan te tonen met behulp van vloeistof snelheidsmetingen. In het initiatiemodel is de geopperde precessie van de wervel slechts ten dele aangetoond, maar de metingen hebben wel tot nieuwe inzichten geleid wat betreft de interactie tussen de wervels en de bellenstroom. In het oscillatiemodel vormt een verhoogde vloeistofaanstroom over de bodemplaat een beslissende grootheid voor de mate waarmee versterking van de staande golf plaatsvindt. Deze verhoogde vloeistofaanstroom is aantoonbaar aanwezig in het stromingsveld van de staande golf. De overgangen tussen de staande golven kunnen inzichtelijker worden gemaakt door het optreden van vierkantstructuren, waarin ronde wervels circuleren. Vanuit deze stabiele situatie kunnen zich weer nieuwe staande golven instellen. Het oscillatiemodel biedt voor de lagere watervulhoogten (vulhoogte/badbreedte verhouding < 0.5) goede perspectieven, mede omdat bij de lagere watervulhoogten bestaande modellen gedeeltelijk kunnen worden ontkracht. Deze modellen zijn gebaseerd op het dichtheidsverschil tussen de fasen; echter in dit onderzoek zijn ook staande golven waargenomen in een water-water systeem (waterjet in plaats van bellenpluim). Voor grote watervulhoogten (vulhoogte/badbreedte verhouding > 1/2) zijn de bestaande modellen beter toepasbaar ter beschrijving van het optreden van de staande golven in een inhomogeen belucht vloeistofreservoir.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:5b3f77cb-bb34-417d-b2eb-a96e5d08525d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:5b3f77cb-bb34-417d-b2eb-a96e5d08525d","Ondergrondse aanleg metrolijn Rotterdam CS - Rodenrijs","Kleinjan, J.A.","Van Tol, A.F. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor); Polen, B. (mentor); Brassinga, H.E. (mentor); Hoos, H. (mentor)","1994","Het rijk wil de groei van aantal autokilometers beperken. Zij verwacht namelijk tot het jaar 2015 een groei van dit aantal van 70%. De gemeente Rotterdam wil in dezelfde periode de groei in haar regio zelfs beperken tot 10 a 15%. Om de automobilist uit de auto te krijgen moet een hoogwaard openbaar vervoer worden gerealiseerd. In november 1989 is door de commissie openbaar vervoer een eerste verkenning gemaakt voor de verbetering van het openbaar vervoer door de aanleg van drie nieuwe metrolijnen. Een gedeelte van één van deze lijnen, de lijn Rotterdam CS - Rodenrijs, is onderwerp van dit afstudeerverslag. In het rapport 'project 3 metrotracés', uitgebracht in 1992, is voor deze lijn een bovengrondse ligging aanbevolen op basis van lagere kosten ten opzichte van een ondergrondse ligging. Om de volgende drie redenen worden in dit afstudeerverslag de mogelijkheden van een ondergrondse ligging nagegaan: - een betere stedebouwkundige inpasbaarheid ten opzicht van een bovengrondse ligging; - de doelstelling van de gemeente Rotterdam: het bewerkstelligen van een aantrekkelijk en duurzaam en vooral een veilig en gezond woon- en leefmilieu; - de vraag van de RET ( = Rotterdams openbaar vervoerbedrijf) naar de mogelijkheden van een ondergrondse ligging. In de voorstudie zijn, voor het tracégedeelte tussen de stations ter plaatse van de kruising van de Statenweg met de Stadhoudersweg (station Statenweg) en ter plaatse van het Van Limburg Stirumplein (station Van Limburg Stirumplein), twee bouwwijzen uitgewerkt om na te gaan of hiermee een ondergrondse ligging kan worden gerealiseerd. Deze bouwwijzen zijn: - vanaf het maaiveld in een open bouwkuip - schildmethode","bored tunnels; Blijdorp; Berkel en Rodenrijs; metrotunnel","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:d0536d4a-fd94-48a6-bccd-451cdf528baf","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d0536d4a-fd94-48a6-bccd-451cdf528baf","A User Interface for The Magnavox MX4200D GPS Receiver","Widjiati, E.","van Willigen, D. (mentor); Moelker, D.J. (mentor)","1994","The Global Positioning System is a satellite navigation system which is developed by the USAF Space Division. This system provides highly accurate position and precise time for the user. The principle of this system is the interaction between the satellites, the receiver and the control station. The subject of this report is the processing of the raw data that are received from the satellites. In this research the Magnavox MX4200D GPS receiver is used. This GPS receiver has the multi-port as the output. One of the component of the multi-port is the raw data port. From this raw data port, the information to calculate the user or the receiver position can be obtained. This information is given in the form of the raw data which can be filtered and then used to calculate the user or the receiver position. The software to convert, filter and calculate the position are developed and described in this report. Using the software described in this report, the user has a possibility to get the data from the receiver into the file and it can also use this data for the calculate the user position coordinates.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:7befe939-ba54-4bca-bfc4-464825d8cd7a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7befe939-ba54-4bca-bfc4-464825d8cd7a","Golfoverslag bij verschillende spectrumvormen van de inkomende golven: Numeriek onderzoek met het model ODIFLOCS","Kwik, M.","Battjes, J.A. (mentor); Van Gent, M.R.A. (mentor); Tönjes, P. (mentor)","1994","Bij het ontwerpen van dijken gelden golfoploop en golfoverslag als belangrijke criteria. Een manier om golfoverslag te kwantificeren is d.m.v. het over de tijd gemiddelde overslagdebiet. Van dit debiet is bekend dat het afhangt van de surf similarity parameter en de dimensieloze kruinhoogte. Ook is bekend hoe de invloed van berm, taludruwheid, ondiep voorland en scheve golfaanval met reductiefactoren verdisconteerd kan worden. Nog onbekend is welke invloed de spectrumvorm van de inkomende golven op het gemiddelde overslagdebiet heeft. In opdracht van de Dienst Weg- en Waterbouwkunde van Rijkswaterstaat is dit onderzoek gedaan. Met behulp van numerieke modellen zijn tijdreeksen van de oppervlakte-uitwijking uit verschillende spectra gegenereerd. Hierbij zijn zowel ééntoppige als tweetoppige spectra gebruikt. De spectrumvorm is bij de ééntoppige spectra gevarieerd d.m.v. de peak enhancement functie. Bij de tweetoppige spectra is dit gedaan met variatie van Tp1!fp2 , de verhouding van de piekperioden van de toppen. De tijdreeksen zijn ingevoerd in het waterbewegingsmodel Odiflocs (One dimensional flow on and in coastal structures). Odiflocs simuleert dan de waterbeweging op de constructie. Net als bij de bestaande TAW formules wordt onderscheid gemaakt tussen brekende en niet brekende golven. De uitvoer van Odiflocs bestaat o.a. uit een tijdreeks van het momentane overslagdebiet. Deze reeks wordt dan verder verwerkt tot het gemiddelde overslagdebiet, het percentage overslaande golven en de volumina van de overgeslagen golven. Uit de resulaten blijkt dat Odiflocs goed in staat is om golfoverslagberekeningen te maken. Extreme golfsteilheden vallen echter buiten het betrouwbaarheidsinterval. Bij ééntoppige spectra en brekende golven is geen verband gevonden tussen spectrumvorm en overslagdebiet. Niet lineaire effecten bij het breken van de golven spelen hierbij een rol. Er is wel een verband gevonden tussen spectrumvorm en overslagdebiet bij niet brekende golven. Dit verband is zo sterk dat het gekwantificeerd kan worden in een lineaire functie tussen de parameter voor de spectrumbreedte v en het dimensieloze gemiddelde overslagdebiet. Het gemiddelde overslagdebiet neemt af naarmate het spectrum ""smaller"" wordt. Deze functie is een extra factor waarmee de empirische TAW formule vermenigvuldigd moet worden om de invloed van de spectrumvorm te verdisconteren. Uit het onderzoek met tweetoppige spectra komt een verband tussen Tp1rrp2 en het gemiddelde overslagdebiet. Dit verband is gevoelig voor de grootte van de wrijving op het talud. Er kan een gemiddeld verband gegeven worden. Ook dit is een lineaire functie. Het dimensieloze overslagdebiet neemt af naarmate de verhouding Tp1rrp2 toeneemt. Bij een lage wrijving op het talud blijken er tevens ""resonanties"" in de overslagcurve bij bepaalde waarden van Tp1rrp2 op te treden. Deze resonanties zijn bij een gemiddelde wrijving echter vrijwel helemaal verdwenen.","golfoverslag; overslagcurve","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:3439df7a-49ca-4a4f-8be7-7c4bf6f4aed2","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3439df7a-49ca-4a4f-8be7-7c4bf6f4aed2","Closim, a simulation program on the closure of tidal basins","Middag, M.N.K.","d'Angremond, K. (mentor); Beaufort, G.A. (mentor); Cser, J.A. (mentor); Van Roode, F.C. (mentor); Schiereck, G.J. (mentor)","1994","The program CLOSIM has been written to simulate the practice of the closure of tidal basins. It has not been the aim of the program to provide a new design application or to have any scientific value with respect to the results of the calculations. The simulations should rather give insight in the way closures take place, and in the problems that might be encountered when closing the connection between a tidal basin and the sea. In chapter 1, the user is introduced in the practice of the closure of tidal basins; the main phenomena of the subject are discussed. In the chapters 2 to 6, the calculations which have been done for the simulation program have been explained in detail. It should be kept in mind that most of the assumptions and calculations are based on rough estimations and do not give more than just an impression of the parameters and variables they deal with. The boundary conditions of the calculations and the way of schematizing them for the simulation program, have been considered in chapter 3. A lot of the geotechnical information presented has not been included in the program yet. Chapter 3 also covers the calculations of levels, flows and current velocities, of which the analytical derivation is presented in Appendix A. The calculation of the construction activities (decreasing the flow area) is dealt with in chapter 4. The complex geometrie calculations which translate a dumped volume of material into a dam advancement, have been described in Appendix B. The theory which has been applied to determine the loss of dam material (increasing the flow area), is explained in chapter 5 and Appendix C. Chapter 6 accounts for the scour at the end of the hottom protection, which can cause the bottom protection and eventually the structure itself to collapse. In chapter 7 general recommendations have been given for extension of the calculation procedures in future versions of the program.","","en","master thesis","TU Delft, Civil Engineering and Geosciences, Hydraulic Engineering","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","","","","",""
"uuid:98dc0b82-bcf0-4ac5-9e8f-3df1de05cf48","http://resolver.tudelft.nl/uuid:98dc0b82-bcf0-4ac5-9e8f-3df1de05cf48","Spray drying of calcium lactate","De Blok, T.","Groot, W.J. (mentor); Mudde, R.F. (mentor)","1994","The major phenomena involved in the drying of calcium lactate in a spray dryer are discussed: evaporation, crystallization and agglomeration. Tests have been done on the following types of spray dryers: a conventional dryer at high temperature (HTD), a conventional dryer at low temperature (LTD), a fluid bed dryer (SDA) and a belt dryer (FILTERMAT). The influence of process conditions on the above phenomena is studied as well the interactions between those phenomena. Completely crystallized calcium lactate contains 27% moisture as a part ofthe crystal lattice. Water that is not a part of the crystal lattice is called ""free moisture content"" and contributes highly to the stickiness of a particle and hence to agglomeration. If the evaporation is too fast, crystallization will be hindered and an amorphous calcium lactate with a lot of free moisture will cause the particles to stick to the wall, to agglomerate and hence to block the dryer. The dryers diSFer in residence time. A combmation of slow evaporation and a long residence time give the best crystallization results and hence httle stickiaess. In all dryers product or off-gas particles are retumed by blowing them around the feed inlet. These particles serve as nuclei for crystallization. A drying curve of calcium lactate has been determined and gives evidence of the fact that the drying of calcium lactate ia a spray dryer is a heat limited process. A simple mathematical model is presented which describes the drying of calcium lactate in a FILTERMAT dryer chamber, only with respect to evaporation. Numerical simulations with this model in PSI/e give reasonable results and support the experimental finding that heat transport is a limiting factor id the drying of calcium lactate.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:9cda1711-2358-43ca-a3db-a4a5f22fc6e8","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9cda1711-2358-43ca-a3db-a4a5f22fc6e8","Distributie van een grootschalig oppervlaktewaterproject; gescheiden of gemengd?: Case-study project Infiltratie Maaskant","Van der Wens, A.J.M.","Van Dijk, J.C. (mentor)","1994","In het Beleidsplan Drink- en Industriewatervoorziening is voor de waterleidingbedrijven in Nederland een toekomstbeeld geformuleerd waarin de inpassing van oppervlaktewater als bron voor de (drink-)watervoorziening in Nederland centraal staat. Hierbij wordt gesproken over een 'stabilisatie en optimalisatie' van de inzet van grondwater, hetgeen gemotiveerd wordt op basis van de verdrogingsproblematiek. Enkele waterleidingbedrijven in Nederland zijn derhalve al enige tijd bezig grootschalige projecten te realiseren waarbij de grootste zorg uitgaat naar het bereiden van goed drinkwater uit veelal verontreinigd oppervlaktewater. De grootschaligheid van deze projecten is noodzakelijk vanwege de hoge kosten die gemoeid zijn bij de geavanceerde zuiveringstechnieken die hierbij nodig zijn. Deze technieken kunnen pas rendabel gemaakt worden bij grote te behandelen volumestromen. Hoe moeten echter deze grootschalige oppervlaktewaterprojecten ingepast worden in de distributiestructuur van de veelal van oudsher uit grondwater leverende drinkwaterbedrijven? Gescheiden of gemengde levering van drinkwater uit de twee bronnen, oppervlaktewater en grondwater, is een hierbij een belangrijke optredende vraag. In het kader van deze studie is deze problematiek voor de inpassing van het Project Infiltratie Maaskant in Oost-Brabant nader onderzocht. Op basis van een aantal alternatieven die ieder getypeerd worden door kenmerken van een bepaald 'distributieprincipe' (gescheiden of gemengd), is getracht een uitspraak te doen over de gewenste structuur voor de distributie van het oppervlaktewater. Naast kosten spelen hierin kwaliteit van het (meng)produkt, leveringszekerheid, inpasbaarheid in de bestaande infrastructuur en flexibiliteit ten aanzien van de fasering een belangrijke rol. Het blijkt dat een gemengde levering verschillende voordelen heeft. Hierin speelt de optimalisatie van de grondwateronttrekkingen (zoals gesteld in het BDIV) een belangrijke rol. Deze kunnen namelijk zonder concessies te doen aan de totale jaarlijkse onttrekking een grote rol vervullen in het optimaliseren van de in te passen oppervlaktewaterzuivering. Hierbij is een sleutelrol weggelegd voor het reduceren van de piekfactoren van de levering uit het oppervlaktewater. De pieken die slechts een aantal dagen per jaar voorkomen kunnen tegen lagere kosten door het grondwatersysteem opgevangen worden. Bij de inpassing van PIM blijkt een piekfactorreductie voor de levering vanuit het oppervlaktewater van 1,72 naar gemiddeld 1,32 mogelijk te zijn. Dit heeft zowel lagere investeringskosten voor de zuivering als voor het transportsysteem tot gevolg. Globaal berekend kan hierdoor op het Project Infiltratie Maaskant 80 miljoen gulden aan investeringskosten worden bespaard. Verder blijkt het gemengd inpassen van het PIM-water gunstige gevolgen te hebben op de leveringszekerheid, op de kwaliteit, op de aansluiting bij de bestaande infrastructuur en op de flexibiliteit ten aanzien van de gefaseerde inpassing.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Water Management","","","",""
"uuid:e0919f45-26d5-46a3-b0bf-d172f6aa8be2","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e0919f45-26d5-46a3-b0bf-d172f6aa8be2","Polymer Dispersed Liquid Crystal Films Based on E7","Hesselink, S.J.A.","van de Leur, R.H.M. (mentor); van Turnhout, J. (mentor)","1994","Polymeric materials containing dispersed microdroplets of liquid crystal (Polymer Dispersed Liquid Crystals, PDLC's) can be used as displays. PDLC's are translucent due to scattering of light by the liquid crystal (LC) droplets. Using an electric field the LC-molecules align parallel to the applied field, which will cause transparency if the refractive indices of the liquid crystal and the transparent polymer matrix match each other...","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Materials Science and Chemical Engineering","","Functional Properties and Applications","",""
"uuid:4e4baaad-2a74-4c0e-9e2d-9b201fe57624","http://resolver.tudelft.nl/uuid:4e4baaad-2a74-4c0e-9e2d-9b201fe57624","Modelling of the Eurofix Data-Link","Willemsen, D.","Breeuwer, E.J. (mentor); van Willigen, D. (mentor)","1994","After an introduction of the Eurofix concept for transmission of Differential GPS data via Loran-C signals by delay modulation, the modelling of this principle is discussed. The results of the model are compared with real measurements. The results of this comparison will be analysed and some final remarks about the quality of the data link will be made.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:3d6ecab3-3af3-429b-b934-4382bdd7a2ff","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3d6ecab3-3af3-429b-b934-4382bdd7a2ff","Sluis met spaarbekkens in het Twenthe-Mittelland kanaal","Dalmeijer, R.","Glerum, A. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor); Polen, B. (mentor)","1994","Door de veranderingen in Europa is een toename van de handel te verwachten tussen Oosten West-Europa. Naar verwachting zal een deel van de goederen over water getransporteerd worden. Transport over water van Rotterdam naar het Oost-Europese achterland is reeds mogelijk via een omweg. Om in de toekomst over een snellere verbinding over water te beschikken is de haalbaarheid van een nieuw aan te leggen verbinding tussen het Twenthe kanaal en het Mittelland kanaal onderzocht. In dit afstudeer ontwerp is gekeken naar de mogelijkheid om ongeveer 25 meter van het totale verval tussen de bestaande kanalen in één keer te overbruggen. Omdat het bovenpand geen voldoende natuurlijke water aanvoer heeft is het gewenst het waterverlies te beperken. Gekozen is in dit ontwerp deze water besparing te realiseren door middel van een sluis met spaarbekkens. Het voldoen van het ontwerp is afhankelijk van twee zaken die ieder onder te verdelen zijn in deelaspecten die ook nog een onderlinge samenhang hebben.Het schutkolk oppervlak is afhankelijk van de te verwachten scheepvaart. Het kanaal moet geschikt zijn voor klasse V (maximum afmetingen: 110 * 11,4 * 2,8 m) scheepvaart. Er is van uitgegaan dat er hoogstens één maatgevend schip per schutting in de kolk is. Als kolk oppervlak is daarom 120 * 12 m2 aangehouden. Voor het openen en sluiten van de deuren is een gemiddelde tijd, gebaseerd op een aantal bestaande sluizen, uit de literatuur overgenomen. De rijd die nodig is voor het in- en uitvaren van de schepen is bepaald voor een standaard vloot (alleen beroepsvaart) waarbij het kanaal geschikt is voor klasse V (afmetingen: 110 * 11.4 * 2.8 m, maximaal 3200 ton). Voor een optimale tijd wordt de voorhaven zodanig ontworpen dat moeilijke en tijdrovende manoeuvres niet nodig zijn. Tevens dient de voorhaven gelijk voor de sluis gelegen te zijn, eventuele verlenging van de nauwe toegang van de sluis zorgt voor langere in- en uitvaartijden. Bij het schutten is ervan uitgegaan dat steeds slechts één schip per keer in de kolk aanwezig is.","sluis; spaarbekken; inland navigation; lock","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:256b7035-9b8c-4065-aca8-a6c9cef11c13","http://resolver.tudelft.nl/uuid:256b7035-9b8c-4065-aca8-a6c9cef11c13","Waterinjectie baggeren, een vernieuwde modellering","Kortmann, H.C.","d'Angremond, K. (mentor); van der Schrieck, G.L.M. (mentor); Kranenburg, C. (mentor)","1994","Tijdens het waterinjectie baggeren treden verschillende processen op. Om te beginnen wordt water met behulp van het baggerwerktuig in de bodem van het te baggeren gebied geinjecteerd, vandaar de naam waterinjectie baggeren. Vervolgens treedt menging van het water uit de straal met bodemmateriaal en omgevingswater op. Op deze manier ontstaat een homogeen mengsel van water en sediment. Dit homogene mengsel zal onder invloed van de zwaartekracht en/of stroming wegstromen in een bepaalde richting. Dit totale proces is in 1988 al eens gemodelleerd. Door verschillende onderzoeken en het beter bekend worden van de verschillende onderdelen van het proces is het mogelijk om deze modellering te verbeteren. Op deze manier wordt meer inzicht verkregen in wat er onder water gebeurt. Voor het eerste deelproces, het injecteren, is het mogelijk verschillende factoren zoals de voortgangssnelheid of de sproeier afstand (stand off distance) ook mee te nemen bij het berekenen van de indringdiepte. Bovendien is het mogelijk straaltheorieen te gebruiken die een beter inzicht geven in de geometrie van de straal, dan de nu gebruikte theorieen. Als laatste wordt nog de erosiefunctie genoemd die het Waterloopkundig Laboratorium (WL) heeft ontwikkeld aan de hand van een serie jetproeven. Deze kunnen met enige aanpassingen voor slib worden gebruikt voor een nieuwe modellering. In het tweede deelproces, het opwervelen, kan bekeken worden hoeveel omgevingswater zich in de straal mengt voordat de turbulentie zover is afgenomen dat geen water meer wordt opgenomen. De straal zal ""tot rust gekomen"" zijn als het grensvlak van de straal stabiel is geworden. Hiervoor wordt een criterium voor stabiliteit van dichtheidsstromen gebruikt dat eventueel met een interne sprong bereikt kan worden. Als een rustig mengsel is ontstaan zal dat over de waterbodem afstromen. Als tijdens het baggeren een stationair proces is ontstaan kan de geometrie van de wolk worden berekend met behulp van een theorie over dichtheidsstromen. Op deze manier is inzicht te verkrijgen in de vorm en de grootte van de wolk en daarmee samenhangend in de grootte van de produktie. De vertroebeling die optreedt tijdens het baggeren (het mengen van sediment met omgevingswater) evenals de verblijhijd van het slib in suspensie zijn een maat voor de mogelijkheid van het optreden van vervuiling. Uit proeven in het Haringvliet (november 1994) is gebleken dat het mogelijk is om vervuild slib met behulp van waterinjectie te baggeren zonder het oppervlaktewater te veel te vervuilen.","waterinjectie baggeren; dredging; water injection dredging; fluid mud","nl","master thesis","TU Delft, Civil Engineering and Geosciences, Hydraulic Engineering","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","","","","",""
"uuid:e0573a2e-af4c-44f9-bbec-edd61009bb72","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e0573a2e-af4c-44f9-bbec-edd61009bb72","Phase equilibrium predictions for n-alkanes + ethylene systems and polyethylene + ethylene systems with a cubic equation of state","van Amerongen, D.A.D.","de Loos, W. (mentor); de Swaan Arons, J. (mentor)","1994","Low Density Polyethylene (LDPE) is produced in a high pressure process. In order to improve both design and operation of the reactor and separator units, it is important to understand the phase behaviour of the polyethylene + ethylene system. The phase behaviour of polyethylene + ethylene system can be extrapolated from the bahaviour of n-alkane + ethylene sytems...","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Applied Thermodynamics and Phase Behaviour","","","",""
"uuid:e062ba50-b54d-4c42-8d00-864b66b50861","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e062ba50-b54d-4c42-8d00-864b66b50861","Kademuur in Terre Armee","Van Solkema, W.H.","Vrijling, J.K. (mentor); Bezuijen, K.G. (mentor); Schlangen, H.E.J.G. (mentor); Everts, H.J. (mentor); De Gijt, J.G. (mentor); Mooijman, P.J.C. (mentor)","1994","Momenteel is men bezig met een herinrichting van de Waalhaven te Rotterdam. Deze herinrichting van de haven betekent voornamelijk het dempen van de huidige haven en het bouwen van nieuwe kademuren. Gezien de weinig draagkrachtige bodem, die bovendien zeer inhomogeen van opbouw is, is de bouw van een kademuur middels conventionele methodes erg kostbaar. Men heeft bedacht dat een gewichtsconstructie opgebouwd uit gewapende grond, wellicht een aantrekkelijker alternatief is voor de bouw van nieuwe kademuren. De unieke mogelijkheid die zich in deze situatie voordoet om een dergelijk gewapend grond-massief op te bouwen zonder eerst vanaf het maaiveld te moeten ontgraven, draagt zeker aan de haalbaarheid van dit alternatief bij. Aangezien de bouw van een dergelijke kademuur nog niet eerder op deze schaal is gerealiseerd, is niet precies bekend welke problemen zijn te verwachten en of deze technisch zijn op te lossen. De doelstelling van dit afstudeerwerk is te onderzoeken wat de technische mogelijkheden zijn om met gewapende grond, een kademuurconstructie in de Waalhaven te realiseren. De economische haalbaarheid, die uiteindelijk bepalend zal zijn, van deze alternatieve wijze van bouwen, is daarbij in eerste instantie niet van belang.","waalhaven; kademuur","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Waterbouwkunde","","","",""
"uuid:8621efd3-1e58-45e1-8a9d-0558e13e0309","http://resolver.tudelft.nl/uuid:8621efd3-1e58-45e1-8a9d-0558e13e0309","Sluis met spaarbekkens","Dalmeijer, R.","Glerum, A. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor); Polen, B. (mentor)","1994","In het begin van dit verslag zijn uitgangspunten gekozen, een van de uitgangspunten was een sluis te ontwerpen met een verval van ongeveer 25 m. Dit uitgangspunt heeft een groot deel van dit afstudeer ontwerp beïnvloed. Na toepassing van de doelstelling (verval over één sluis ongeveer 25 m) bleef slechts één tracé over die hier redelijkerwijs aan kon voldoen. Nadeel van het verval over één sluis is dat de keuze tot één tracé beperkt blijft. Wellicht zijn hierdoor goede tracé alternatieven (ten opzichte van andere criteria) afgevallen. In zijn algemeenheid kan gezegd worden dat de sluis uitgaande van de doelstelling en de uitgangspunten te realiseren is. Het is echter nog maar de vraag of deze oplossing aantrekkelijk is. Door de grote hoeveelheid materiaal dat nodig is zullen de kosten behoorlijk oplopen. Tevens wordt het landschap beïnvloed door de ingraving, constructie en ophoging die niet onaanzienlijk zijn. Een misschien landschappelijk aantrekkelijk alternatief is het hoogte verschil niet is één maar in twee stappen te overwinnen. Dit leidt tot minder grote ingravingen en ophogingen. Tevens zullen de sluizen minder boven het maaiveld zal uitsteken en kan de boven koppeling van de wanden vervallen. Bijkomend voordeel is dat dan de doorvaarthoogte geen beperkingen kent. Hierdoor zijn aanpassingen aan de sluis bij vergroting van de doorvaarthoogte niet nodig. Nader onderzoek is aan te bevelen op de volgende terreinen: inpassing van de sluis in de omgeving, vooral wat de mogelijkheden betreft om het verval in twee stappen te overwinnen. bodemgesteldheid en grondwater. fundatie van sluiskolk en bekkens. het hydraulisch vul- en ledigsysteem, modelonderzoek zal zeker tot meer realistische afvoercoëfficiënten leiden.","sluis; schutkolk; kanaalpanden","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","waterbouw","",""
"uuid:ba6f5871-3592-467f-ba61-dafcae08b278","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ba6f5871-3592-467f-ba61-dafcae08b278","On-line deeltjesmetingen als een onderdeel van stofexplosie onderzoek","Evers, J.T.M.","Scarlett M. Sc., B. (mentor); Lemkowitz, S.M. (mentor); Leschonki, S. (mentor)","1994","Stofexplosies kunnen optreden als een brandbaar poeder, voldoende gemengd me lucht, in aanraking komt met een ontstekingsbron in een afgesloten ruimte. De ontsteking van stofexplosies is erg belangrijk, omdat een stofexplosie immers begint met de ontsteking van poeders. De ontstekingsgevoeligheid (ofwel de kans op een ontsteking) wordt beschreven door de minimale ontstekingsenergie en de minimale ontstekingstemperatuur, welke onder andere afhankelijk zijn van de vaste stof concentratie in lucht, de deeltjesgrootte en de snelheid/turbulentie van een poeder-luchtmengsel. Een poeder-luchtdoseringssysteem met on-line deeltjesgrootte- en concentratie meting en bijna on-line ontsteking is gebouwd, omdat deze parameters in samenhang met de ontsteking van stofexplosies niet voldoende onderzocht zijn. De dispersie van het poeder is belangrijk, omdat tussen poederdeeltjes bindingskrachten (vd Waals-, elektrostatische krachten en vloeistofbruggen) heersen. Deze moeten opgeheven of geneutraliseerd worden, anders wordt een te grote deeltjes grootte en een te hoge minimale ontstekingsenergie bepaald. Verschillende groottefracties van de poeders maïzena en aardappelmeel worden gebruikt om met perslucht een poeder-luchtstroom te maken met behulp van twee ver schillende dispergeerders. Een is een Rodos dispergeerder, die een continue, horizontale poeder-luchtstroom met relatief hoge snelheid en hoge vaste stof concentratie produceert en goed kan dispergeren. De snelheid en concentratie van de Rodas kunnen echter nog niet warden gemeten, wel kan door variatie van de druk de snelheid veranderd warden. De andere dispergeerder is een fluïde bed, die batchgewijs een verticale poeder-luchtstroom van relatief lage concentratie en lage snelheid produceert met een iets slechtere dispersie. Met behulp van een laserdiffractometer, Malvern, gebaseerd op de voorwaartse lichtverstrooiingstechniek, worden de deeltjesgrootteverdelingen in de poeder-luchtstroom gemeten. Hierbij is de keuze van de lens, het lichtverstrooiingsmodel en de software belangrijk voor de nauwkeurigheid van de deconvolutie, waarmee uit verkregen intensiteitspatronen de deeltjesgrootteverdeling bepaald wordt. Oefenmetingen en obsuratiemetingen hebben uitgewezen dat met de Malvern met een goede reproduceerbaarheid gemeten kan warden in een obscuratiebereik tot ongeveer 40 %. De gebruikte ontstekingsbronnen zijn twee verschillende gloeispiralen, een van platina (met thermokoppel) met een spiraaldiameter van 11 mm en een van een (Kanthal) nikkelalliage met een spiraaldiameter van 32 mm. Uit de eerste, niet succesvolle, ontstekingsproeven, is gebleken dat een lage snelheid en hoge poederconcentratie nodig is om te kunnen ontsteken. Om deze reden is het systeem verbouwd, waarbij een lagere snelheid verkregen wordt. Een ontsteking met de grote gloeispiraal is gelukt met de lagere snelheid, maar hierbij neemt de dispersiegraad af en dus de deeltjesgrootte toe. Er is dus nu een situatie waarbij een compromis gesloten moet worden tussen een goede dispersie, dus primaire deeltjesgrootte door het gebruiken van een hoge snelheid, en een goede ontsteking door het gebruiken van een lage snelheid en een hoge poederconcentratie.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","Chemical Process Technologie","",""
"uuid:9a8d906c-9357-4f46-b2dd-0953a9a307df","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9a8d906c-9357-4f46-b2dd-0953a9a307df","Wave forces on vertical breakwaters: Reliability of design formula","Bruining, J.W.","D' Angremond, K. (mentor); Van der Meer, J.W. (mentor); Schiereck, G.J. (mentor); Fontijn, H.L. (mentor)","1994","Through the increasing draught of large vessels the need for breakwaters at greater depths becomes more and more important. In this respect vertical breakwaters may be the best alternative because of the considerable savings in construction time as well as the lower construction and maintenance costs. Therefore a lot of research is performed nowadays in order to obtain better understanding of the dynamic processes involved. Until then the design of vertical breakwaters is based on the quasi-static approach. The formula of Goda is one of the latest design methods based on the quasi-static approach. Goda's formula is used world-wide, it is however not known in what way it describes reality. Therefore the empirical character of Goda's formula is investigated. From the comparison of measured values and values calculated with Goda's formula it is clear that Goda overestimates the wave forces and overturning moments. Especially for inclined superstructures Goda overestimates the uplift and horizontal force. It is tried to find an explanation for the overestimation but conclusions could not be drawn, partly caused by the scatter in the measurements. It is however clear that the height and the shape of the superstructure, the wave period, breaking (or non-breaking) of the waves on the foreshore and the presence of a rubble-mound foundation have large influence on the measured wave forces. For the horizontal forces Van der Meer et al., (1993) proposed a modification of Goda's formula. This modification implies that the crest height is determined at the transition from vertical to inclined, and not at the top of the structure. Good results are also obtained when this modification is used for the calculation of the overturning moments, caused by the horizontal force. As far as the uplift force and the moment caused by this force is concerned it can be said that Goda is only valid for breakwaters with a vertical superstructure. In order to determine the reliability of Goda's formula the bias and the scatter in the measurements are described. Therefore the exceedance curves of the forces and moments were investigated. A two parameter Weibull distribution was fitted through the 5%..0.1% exceedance probabilities. The shape parameter was found to be close to 2, implying the Rayleigh distribution. This Rayleigh distribution is rewritten into an expression for the exceedance probability of all forces and moments depending only on the modified Goda formula. With this expression probabilistic calculations have been performed. It is found that the horizontal and uplift force, calculated with the modified Goda formula, are inside the 90% confidence bound obtained from the easurements. The same thing holds for the overturning moments caused by these forces. Due to the high scatter in the measurements it is advised to rely on physical model tests rather than on the formula of Goda. (This report is also published as Delft Hydraulics report H1903).","vertical breakwaters; caisson breakwaters; Goda formula","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:76839274-e8ec-44e7-b327-fbbf8915e1af","http://resolver.tudelft.nl/uuid:76839274-e8ec-44e7-b327-fbbf8915e1af","On the statistics of wind waves in the northern North Sea","Van Dam, J.D.F.","Battjes, J.A. (mentor); Vugts, J.H. (mentor); Massie, W.W. (mentor); Tromans, P.S. (mentor); Jonathan, P. (mentor)","1994","On January 1st 1992 one of the most severe storms passed by the Northern North Sea. The Shell/Esso Tem platform is located in that area, north east of the Shetland Islands and has monitoring equipment installed. Time series data for surface elevation and velocity are analysed to obtain estimates for surface and velocity spectral densities and cross spectra. These estimates are then used to study the directionality of the wave environment. The fact that not all wave components are travelling in the same direction will result in a reduced velocity in the mean wave direction and therefore also a reduced global load. Estimates for the probabilistic description for observed crests and troughs are found to be in good agreement with theory, after adjustment for second order nonlinearity. The distribution for wave heights is less sensitive to wave nonlinearity. Finite spectral bandwidth plays an important role in the distribution of wave height. Measured surface elevation time series are used to estimate the local temporal behaviour of the ocean surface in the vicinity of a crest or trough. Elimination of second order wave nonlinearity by subtraction of trough from crest signals yield, by approximation, a linear estimate. This estimate is in excellent agreement with theory. In particular, the Lindgren solution provides a far better description than that of New Wave for relatively small extrema. As the size of the crest or trough increases, Lindgren's theory converges to that of New Wave. For sufficiently large maxima the shape of the local structure of the sea surface is given by the autocorrelation function of the underlying process. For large crests, the results validate the application of New Wave as a design wave for structural design and reliability assessment. A generic load model for the Tern structure is developed, using environmental parameters estimated from the Tern data. The generic load model is shown to give good qualitative and quantitative agreement with the results of complex wave loading calculations, on a wave by wave basis. The load model enables , via a transformation of variables, the estimation of probability distributions for structural response, estimated using the load model. The results are in good agreement with the observed response distributions.","surface elevation; surface velocity; wave height","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","ocean waves","",""
"uuid:37066c3a-7567-489f-9293-479306e5f49b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:37066c3a-7567-489f-9293-479306e5f49b","Pipavav harbour: Sedimenttransporten","Koppes, G.F.J.","De Graaff, W.J. (mentor); Schreuder, M. (mentor); Kevelam, D.J. (mentor); De Boer, S. (mentor); Boevink, J. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor)","1994","In het noordwesten van India (zie atb 1) ligt de deelstaat Gujarat. In de tijd van de Britse overheersing in India behoorde Gujarat tot het zogenaamde 'native India'. Het gebied bestond uit 30 a 40 staatjes met ieder een eigen bestuur. De deelstaat Gujarat beschikt over weinig havens die voldoende diep zijn voor zeeschepen. De havens waar momenteel terminals voor zeeschepen zijn, zijn de havens van Kandia, Okha en Bhavnagar (zie atb 2). De haven van Kandia in het noorden van Gujarat beschikt over een kade die door zeegaande schepen kan worden aangedaan. Ook de havens van Okha en Bhavnagar hebben kaden voor het behandelen van grote schepen maar hebben beide een restrictie voor de diepgang van de schepen en kampen met grote verzandingsproblemen. Zeeschepen die de andere havens van Gujarat aandoen worden via lichters geladen of gelost. Met kleine vaartuigen (lichters) worden de goederen uit de ondiepe haven naar dieper water vervoerd waar de diepstekende schepen kunnen worden beladen. De wachttijden voor deze schepen kan hierbij oplopen tot 15 dagen. Deze tekortkoming van de bestaande havens hebben aanleiding gegeven voor een aantal ondernemers en de overheid van Gujarat verenigd in de GPPL (Gujarat Pipavav Port Limited) om een diepzeehaven te ontwikkelen bij Pipavav. De verzandingsproblemen zijn maatgevend voor dit afstudeeronderzoek.","sedimenttransporten; slibtransporten; verzandingsproblemen","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Havens en scheepvaartwegen","",""
"uuid:6d1db2e8-58b4-4fe2-b4f5-2bf2238c2415","http://resolver.tudelft.nl/uuid:6d1db2e8-58b4-4fe2-b4f5-2bf2238c2415","Ontwerp kademuur Waalhaven Terminal BV","De Zwart, M.","Velsink, H. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor); Waterreus, J.S.A. (mentor)","1994","Naast de behoefte aan extra haventerrein in de Waalhaven, is er ook behoefte aan kadefaciliteiten aanwezig. De functie van de afscheiding tussen het land en het water is het kunnen keren van de grond. In dit geval moet de constructie meerdere functies kunnen vervullen. Als eerste moeten op de kade overslagactiviteiten kunnen plaatsvinden, ofwel het hierop kunnen overslaan van goederen vanuit het schip op de kade of andersom. Ten tweede moeten de scheepsbelastingen opgenomen kunnen worden door deze constructie. Met behulp van het programma van eisen voor deze kademuur, waarin de benodigde afmetingen worden beschreven, en de hierboven genoemde functies zijn een aantal mogelijke oplossingen ontwikkeld in hoofdstuk 6. Bij de beschrijving is onderscheid gemaakt tussen één enkele constructie die alle functies vervult en een samengestelde constructie. Bij de beschrijving van de diverse constructies zijn per alternatief ook de bouwfase en de voor- en nadelen besproken. Ondanks de hoge kosten is, na een afweging in hoofdstuk 7, gekozen voor een uitwerking van een caissonconstructie. Zeer belangrijk bij deze afweging is de besparing van het ruimtegebruik en het niet hoeven toepassen van een bemaling in de Waalhaven. Het caisson wordt namelijk elders gebouwd en naar de haven gevaren. Het realiseren van een caissonconstructie in de Waalhaven is opgebouwd uit een aantal fasen: Het bouwen in een bouwdok buiten het Waalhavengebied, waar de constructie moet worden geplaatst. Het varen van het caisson van het bouwdok naar de Waalhaven. Ter plaatse afzinken van het caisson door het aanbrengen van ballast. Aan landzijde aanaarden tot op juiste terreinhoogte, afwerken en in gebruik nemen van de kade. Hierbij geldt dat de constructie per fase verschillend wordt belast. Bij het berekenen van de afmetingen van de constructie is elk stadium apart bekeken om na te gaan wat de meest ongunstige situatie is. In het laatste hoofdstuk zijn de conclusies en aanbevelingen voor deze deelstudie beschreven. Ondanks de grote afmetingen en een aantal beperkingen, is een kademuur uitgevoerd als caisson in dit geval een mogelijke oplossing.","kade; overslagactiviteiten; scheepsbelasting; caissonconstructie","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","waterbouw","",""
"uuid:e256d435-0b94-4b44-8906-2f63369e4fd2","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e256d435-0b94-4b44-8906-2f63369e4fd2","Stuw in de Jamuna, Bangladesh","Lamers, W.J.M.","D'ANGREMOND, K. (mentor); Van DUIVENDIJK, J. (mentor); Bezuyen, C. (mentor)","1994","In Bangladesh moet de voedselproduktie worden vergroot. Met een bevolkingsdichtheid van rond de 760 inwoners per vierkante kilometer is Bangladesh een dichtbevolkt land. De bevolking is in de afgelopen decennia fors gegroeid en deze groei duurt voort. De voedselproduktie heeft de bevolkingsgroei niet bij kunnen houden. Om Bangladesh zelfvoorzienend te maken moet de voedselproduktie daarom flink opgevoerd worden. Een van de mogelijkheden om dit te doen is de aanleg van een grootschalig irrigatiesysteem. Dit kan gedaan worden door in de rivier de Jamuna een stuw te bouwen die in de droge tijd het water opstuwt en tijdens hoogwater wordt gestreken. Er is dan in de droge tijd meer water beschikbaar en door de hogere waterstand is het maken van inlaatwerken voor irrigatiewater eenvoudiger. Doel van dit project is het uitvoeren van een voorstudie voor de bouw van een dergelijke stuw. Behalve voor het vormen van een reservoir voor irrigatiewater kan de stuw gebruikt worden voor andere doeleinden. Met name energieopwekking is een reële optie, omdat de afvoer in de Jamuna altijd groter is dan de voor irrigatie noodzakelijke aftap. Eerst is uitgezocht welke stuwhoogte kan worden toegepast en hoe lang de fase van stuwen moet duren. Van invloed zijn daarop de behoefte aan irrigatiewater, de afmetingen van het reservoir, de gevolgen van sedimentatie en de te behalen energieopbrengst bij toepassen van waterkracht. Dit afstudeerwerk is een voorstudie naar een Stuw. Hierbij zijn de gegevens van de rivier, behoefte aan irrigatiewater, afmetingen van het reservoir, gevolgen van sedimentatie, stuwpeil en beheer van het reservoir, mogelijke locaties, indeling van het stuwcomplex en uitvoering meegenomen.","Stuw; reservoir; sedimentatie","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Waterbouw","",""
"uuid:9eb52fee-6aca-46ca-874b-9a112e9aadec","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9eb52fee-6aca-46ca-874b-9a112e9aadec","Pedestrian flow out of buildings","van den Berg, J.Q.; Bouvy, H.B.","Battjes, J.A. (mentor); Dijkman, W.J.M. (mentor); Booij, N. (mentor); Westland, D. (mentor)","1994","In this report we describe the phenomenon of pedestrian flow in case of large crowds leaving stadiums, buildings etc. First we made an extensive search through literature existing on this subject. We searched for existing models describing the flow of pedestrians under different conditions. Two researchers from the former Sovjet Union developed a 'simpie' model to describe the flow of pedestrians. They use a graphical method to calculate the evacuation time of for example a theatre fi.lled with pedestrians. How to use this model we summarised in our Survey ofLiterature. An essential element in all the models involving pedestrian flow is the relation between density and speed. The more pedestrians stand on a square meter, the less speed they can develop. To find such relations you have to do experiments. Different researchers developed their own density-speed relation. These relations differ not only for the element involved (upstairs,downstairs or horizontal corridor) but also for the different conditions (normal or emergency). As the density-speed relation tumed out to be essential, we planned our own experiment in Amsterdam Stadium 'De Meer'. The results of these experiments are presented in this report. We leamed about the problems to develop your own density-speed relation. Our most important recommendation for future research is to leam trom our experiments and to plan an extensive measurement in an existing stadium. Using the different density-speed relations, we worked on an existing numeri cal model. We made the model available for simple use and we succeeded in making a graphical output. In this way the interpretation of the results became much easier, allowing us to make some modifications. The verification of the model remains a problem as there are no complete documented observations available to test the reliability of the results. Finally we used the model to analyse a stadium stand of' Stadion Amsterdam'. We gave our opinion how to make changes to the design to shorten the evacuation time.","pedestrian flow; density-speed; evacuation time","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Fluid mechanics","",""
"uuid:80df6715-6b0d-42d6-a7ed-dacce7eef597","http://resolver.tudelft.nl/uuid:80df6715-6b0d-42d6-a7ed-dacce7eef597","Stresses in tetrapod armour units exposed to wave action","Van Nes, C.P.","D' Angremond, K. (mentor); Van der Meer, J.W. (mentor); Schiereck, G.J. (mentor); Burcharth, H.F. (mentor)","1994","In the late seventies, begin eighties a number of large breakwaters was severely damaged. The armour layer of these breakwaters consisted of slender concrete armour units, like dolosse or tetrapods. It appeared that one of the main reasons of failure of these breakwaters was breakage of the armour units. Obviously, the mechanical strength of the armour units had been exceeded. In this study an analysis concerning the static and quasi-static portion of the tensile stresses inside tetrapod armour units is presented. The data has been obtained from a series of small scale model tests. Stresses have been measured using a load-cell technique developed by CERC (Coastal Engineering Research Centre) in association with AUC. (Aalborg University Center) In general, the stress signal can be divided into three parts. Firstly, a static part, i.e., stresses caused by the weight of the armour units. Secondly, a quasi-static part can be distinguished. Quasi static stresses originates from the motion of the water around the armour units. Thirdly, a dynamic part can be identified caused by the concrete to concrete collisions. The obtained stress signal has been processed using a preliminary analysis. This analysis was similar to a simple surface water wave analysis, resulting in the maximum value of the quasi-static stress within each stress wave. These maximum values were used in a statistical analysis.The stress distributions can be described using a Log Normal distribution. The average of these Log Normal distributions increases with increasing wave height. The standard deviation of the distribution decreases with increasing wave height. However, because large differences between subsequent test runs have been observed under identical conditions, the randomness of the process involved must have large influence on the variation in stress level. As the number of repetitions for each of the combinations of the parameters involved, i.e. Hs , ht o e , sop, location and orientation, was rather small, it was not possible to derive trends between all individual variables and the accompanying stress distributions.","breakwaters; rubble mound; tetrapod; strength; failure modes","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Mast II","",""
"uuid:d75b2e39-6069-4d00-9f33-b3f180c7f7a2","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d75b2e39-6069-4d00-9f33-b3f180c7f7a2","Development of techniques for the analysis of uplink interference characteristics in cellular communications systems","Vuijk, B.","Prasad, R. (mentor); Hollemans, W. (mentor)","1994","In cellular networks, used for mobile communications, interference between the different users of the system occurs at the base station in the centre of a cell because of the reuse of transmission frequencies. This type of interference is called uplink interference…","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Group","",""
"uuid:73f18c4d-0afe-4be5-b138-7b332d2074df","http://resolver.tudelft.nl/uuid:73f18c4d-0afe-4be5-b138-7b332d2074df","De stroomoverdracht van de contactbuis naar de lasdraad bij het MIG/MAG lassen van staal","De Zeeuw, R.","Den Ouden, G. (mentor); Sipkes, M.P. (mentor); Luyendijk, T. (mentor)","1994","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:82471873-271a-4e67-8eb5-8e09c6094233","http://resolver.tudelft.nl/uuid:82471873-271a-4e67-8eb5-8e09c6094233","Hybrid CDMA / ISMA Protocol in Rician Fading Channel in Indoor Wireles Data Communications","Soelaksono, A.","Prasad, R. (mentor); Nijhof, J.A.M. (mentor); van Roosmalen, H.R.R. (mentor)","1994","This thesis describes the performance analysis of a star-connected, indoor wireless computer data communication system using direct-sequence code division multiple access (DS-CDMA) and Hybrid CDMA / Inhibit Sense Multiple Access (ISMA) protocol. The channel performance is investigated in terms of bit error rate (BER) and the protocol performance is investigated in terms of traffic-throughput and throughput-delay characteristics. To enhance the performance, a diversity technique using Maximum Ratio Combining (MRC) is used. Comparison of the simulation results with the analytical results is also performed.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:a6b9bc7b-91ea-4518-aede-66da00c3537a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:a6b9bc7b-91ea-4518-aede-66da00c3537a","Protection of outfall structures","Grote, W.","D'Angremond, K. (mentor); Schiereck, G.J. (mentor); Fontijn, H.L. (mentor); Van der Meer, J. (mentor); Stam, C.J. (mentor); Lindo, M.H. (mentor)","1994","Stability of rock on horizontal bottoms and steep slopes subjected to wave attack has been a subject of investigation in the past. But the stability of rock on gentle slopes has not been investigated systematically. The objective of this research is to investigate the relations between the different variables involved. A possible application is the protection of outfall structures. Due to the lack of information on this subject, relations derived for stability of rock on horizontal bottoms subjected to wave attack were applied. Application of these theories imply a destabilization of the rock by orbital velocities causing shear stresses at the bottom. Orbital velocities were calculated along the profile of the structure with the linear wave theory and substituted in the stability relations for horizontal bottoms according to the theories of Ranee & Warren and Jonsson / Sleath, respectively. The results of the calculations were expressed in the stability variable H/ADn 5 0 versus the relative waterdepth, h/H. This was done for regular as well as for irregular waves. The calculations showed an increase in the stability for increasing values of the wave steepness. Also, the deeper the water the higher the stability values. Experiments were conducted in the large wave flume of the Laboratory of Fluid Mechanics at the Delft University of Technology. The model consisted of an impermeable 1:25 slope, on which several materials were tested. Regular and irregular waves were applied and for various conditions the wave heights and bottom velocities along the test slope were measured. The experimental results were compared with the calculations. For regular waves it appeared that for h/H values larger than one the calculations describe the stability of the rock quite well. For h/H values smaller than one the calculations are not adequate to describe the stability of the rock. The location of maximum attack was around h/H = 1. For irregular waves the location of attack was not that clear. The damage was not as concentrated and more spread out. The location of maximum attack was around h/Hs = 1. For both regular as irregular waves the general tendency could be described by the calculations but the 'plunging' effect o f the more curl-shaped waves with lower values of the wave steepness resulted into a more severe attack on the structure. For irregular waves more experiments have to be conducted for the slope section where waves are not yet broken. This to confirm or reject the theories derived applied to horizontal bottoms for the stability of rock on gentle slopes attacked by irregular waves. To investigate whether the computer simulation ODIFLOCS, can be used to simulate wave motion on gentle slopes, a comparison was made with the measurements in the experimental model. ODIFLOCS proved not to be suitable for simulation of wave motion on gentle slopes, mainly due to short comings of the numerical scheme used by ODIFLOCS which was developed for 'short' steep slopes.","bed protection; rock stability; odiflocs","en","master thesis","TU Delft, Faculty of Civil Engineering and Geosciences, Hydraulic Engineering","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:d88450f0-e3b2-473e-8ea8-55be2cc6f725","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d88450f0-e3b2-473e-8ea8-55be2cc6f725","Copolymerisatie van fosgeenderivaten en mesogene diolen tot vloeibaar kristallijne zijketen polycarbonaten","den Ridder, P.L.C.","Jansen, J.C. (mentor); de Mijs, W.J. (mentor)","1994","Het doel van dit onderzoek was het optimaliseren van de copolymerisatie van fosgeenderivaten en mesogene diolen tot vloeibaar kristallijne polycarbonaten. Door de polymerisatie te optimaliseren wordt gestreefd naar een zo hoog mogelijke polymerisatiegraad, een zo laag mogelijke polydispersiteit en een zo hoog mogelijke opbrengst aan polymeer. Het gestelde doel is grotendeels bereikt. De gesynthetiseerde polycarbonaten van 2-(4-(4’-nitrostilbenyl-4-oxy)-butyloxy)-1,3-propaandiol (p- NSBG), 2-(6-(4’-nitrostilbenyl-4-oxy)-hexyloxy)-1,3-propaandiol (p-NSHG) en 2-(11- (4’-nitrostilbenyl-4-oxy)-undecanyloxy)-1,3-propaandiol (p-NSUG) waren namelijk vloeibaar kristallijn en hadden een polymerisatiegraad van respectievelijk 19, 21 en 21, waarbij de polydispersiteit respectievelijk 5,3, 4,1 en 11,1 was. Het polycarbonaat van 2-(2-(4’-nitrostilbenyl-4-oxy)-ethyloxy)-1,3-propaandiol (p-NSEG) had echter maar een polymerisatiegraad van 8,5 en een polydispersiteit van 3,2. Tevens was dit polymeer niet vloeibaar kristallijn. Opgemerkt moet worden dat de polymerisatiegraden gemeten met GPC niet absoluut zijn. De opbrengst van de polymerisatiereakties na precipitatie was ongeveer 65 %...","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","",""
"uuid:fd4c1654-5359-42a3-a91a-dd16c32a3567","http://resolver.tudelft.nl/uuid:fd4c1654-5359-42a3-a91a-dd16c32a3567","High Pressure Polymerisation of Ethylene - Influence of extensions to Goto's kinetic model and data set on the prediction of process conditions and product properties: Part 1: Influence of conversion on the termination rate coefficient; introduction of a conversion dependent termination model","Bermingham, S.K.","Te Nijenhuis, K. (mentor); Grievink, J. (mentor); Mezquita, J.M. (mentor); Wevers, R. (mentor); Berbée, O.J. (mentor)","1994","In this report a conversion dependent termination model, developed by Buback, is investigated, and finally implemented in the kinetic model and data set derived by Goto. The report begins with an overview of the reactions in the free-radical mechanism of the high pressure ethylene polymerisation. Subsequently an evaluation is presented of the predictive performances of several kinetic models found in the literature. These models, which are of varying complexity, show a great discrepancy between predicted values and experimental values. This is especially the case for kp and kt, the rate coefficients of propagation and termination. The predicted kp√kt values on the other hand show a better consistency, which is not surprising as for predicting conversion and temperature only this ratio is of importance…","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","","",""
"uuid:fea02219-ae04-4bc2-9402-86b0bd2f6413","http://resolver.tudelft.nl/uuid:fea02219-ae04-4bc2-9402-86b0bd2f6413","Performance Study of a Multi-user CDMA System with Multidimensional Adaptive Canceller","Langbroek, G.","Prasad, R. (mentor); Bar-Ness, Y. (mentor); Jansen, M.G. (mentor)","1994","The current mobile communications systems cannot fulfil the expected growth in number of mobile users in the next decade. The necessity to develop a new third generation of mobile communications networks is therefore eminent. Conventional receivers only use a small part of the total information signal to demodulate the desired signal. A new class of receivers, which are called multi-user receivers, uses information of the interference to improve the demodulation of the desired signal. The multi-user receiver described in this report is a candidate for the third generation of mobile communications networks. The receiver uses Direct-Sequence Code Division Multiple Access (DS-CDMA) with interference cancellation. The synchronous case for uplink and downlink is investigated. A frequency non-selective channel is assumed (one path). Signature sequences have been derived from Gold codes. The purpose of this report is to analyse the influence of longer code sequences on the error probability in the proposed receiver. The receiver proposed here does not need to perform an estimate of the received signal energies, contrary to other multi-user receivers, it adjusts its weights adaptively to the incoming signal. The interference cancellation receiver eliminates the negative influence of near-far situations as well.","","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:6724d6a2-ba66-4577-a704-920a1196f47e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:6724d6a2-ba66-4577-a704-920a1196f47e","De invloed van de reksnelheid op de waterstofverbrossing van X-56 staal","Withagen, P.M.","Krom, A.H.M. (mentor); Koers, R.W.J. (mentor)","1994","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:df01e748-529e-4bfd-993a-445c6fae1756","http://resolver.tudelft.nl/uuid:df01e748-529e-4bfd-993a-445c6fae1756","Vermoeiingsscheurgroei in zandasfalt","Kleemans, C.P.","Zuidema, J. (mentor); Krans, R.L. (mentor); Tolman, F. (mentor)","1994","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Toepassingen van Materialen in Constructies","","","",""
"uuid:43ff68f4-bf95-4632-b68e-6b133078de20","http://resolver.tudelft.nl/uuid:43ff68f4-bf95-4632-b68e-6b133078de20","Veranderingen in de microstructuur van molybdeen-poeder door kogelmalen","Van der Meer, M.","Van Berkum, J.G.M. (mentor); Delhez, R. (mentor); De Keijser, Th.H. (mentor); Mittemeijer, E.J. (mentor)","1994","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:cc918f8d-cf8b-4646-b92e-0f660132b806","http://resolver.tudelft.nl/uuid:cc918f8d-cf8b-4646-b92e-0f660132b806","Simulatie van taaie breuk in een gladde één-assige trekstaaf en in een vierpuntsbuigbalk","Roggeband, S.M.","Krom, A.H.M. (mentor); Bakker, A. (mentor)","1994","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:b37e832a-7d7d-4edd-81ef-8d523868f974","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b37e832a-7d7d-4edd-81ef-8d523868f974","Void fraction and pressure waves in bubble and slug flow design of experimental setup","Clarijs, P.J.W.","Legius, H.J.W.M. (mentor)","1994","","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:3dbf87b7-109d-4854-a802-19d8af5b86c0","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3dbf87b7-109d-4854-a802-19d8af5b86c0","Het diffusielassen van Si3N4 met een Ni-tussenlaag","Bor, T.C.","Den Ouden, G. (mentor); Vink, W.J.P. (mentor)","1994","Er zijn tegenwoordig keramische materialen verkrijgbaar, zoals Si3N4, die op hoge temperatuur voor structurele toepassingen gebruikt kunnen worden. Deze materialen bezitten in het algemeen een grote sterkte, hoge elasticiteitsmodulus, kleine uitzettingscoëfficient en een grote weerstand tegen erosie en corrosie bij hoge temperaturen, maar zijn echter ook bros. Dit betekent dat het nog niet mogelijk is constructies volledig uit keramiek op te bouwen. Een oplossing voor dit probleem is om naast de (brosse) keramische onderdelen ook (relatief taaie) metalen onderdelen toe te passen. Dit betekent echter wel dat deze materialen onderling verbonden moeten kunnen worden. Eén van de methoden waarmee metalen aan keramische materialen kunnen worden verbonden, is diffusielassen, waarbij de te verbinden materialen in de vaste fase blijven. In dit onderzoek is gekeken naar de mogelijkheden en beperkingen van het diffusielassen van Si3N4 met een Ni-tussenlaag. Het is daarbij gebleken dat binnen een ruim gebied van diffusielastemperaturen (850 °C - 1100 °C), diffusielastijden (22,5 minuten - 24 uur) en dikten van de Ni-tussenlaag (5 ^m - 750 ^m) permanente verbindingen tussen Si3N4 en N i kunnen worden gemaakt, waarbij afschuifsterktes tot 125 MPa zijn waargenomen. De kwaliteit van de verbinding bleek echter sterk gevoelig te zijn voor wijzigingen in de diffusielasopstelling. Aan beide Si3N4-Ni-grensvlakken vindt tijdens het diffusielasproces op hoge temperatuur onder invloed van N i een ontledingsreactie van Si3N4 plaats, waarbij silicium en stikstof vrijkomen. Aan het grensvlak worden geen reactieprodukten gevonden, maar een vaste oplossing van Si in Ni . Aangezien stikstof slechts zeer beperkt oplosbaar is in N i , verdwijnt het grootste gedeelte ervan in moleculaire vorm, waardoor aan het Si3N4-Ni-grensvlak een poreuze zone ontstaat. Deze poreuze zone is de zwakste plaats van de verbinding, aangezien bij de mechanische beproeving steeds door deze zone breuk optreedt. Met behulp van een opgesteld thermodynamisch model kan worden verklaard waarom de ontledingsreactie aan het Si3N4-Ni-grensvlak plaatsvindt en waarom daarbij geen reactieprodukten ontstaan, maar een vaste oplossing van Si in Ni . Hierbij speelt de stikstofdruk aan het grensvlak een grote rol. Daarnaast geeft het model inzicht in het ontstaan en de ontwikkeling van de poreuze zone in de loop van het diffusielasproces op hoge temperatuur.","","en","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","Welding Technology and Non-destructive Testing","",""
"uuid:0d9a2d18-4936-409f-a7ee-fad922543749","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0d9a2d18-4936-409f-a7ee-fad922543749","Investigation of the capillary effects taking place during gas injection in fractured reservoirs","Van de Kamp, D.J.","Hage, J.I. (mentor); Derksen, J.J. (mentor)","1994","","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:ddae8cea-d226-414d-a2aa-72f6c2677314","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ddae8cea-d226-414d-a2aa-72f6c2677314","A Windows based user interface for Euro-ISDN","Stokke, O.","Arnbak, J.C. (mentor); Westerveld, J.R. (mentor); Thue Lie, H. (mentor); Viggen Olsen, A. (mentor)","1994","Because of its capacity and wide spread use the Personal Computer is an excellent device for exploiting the possibilities of ISDN - Integrated Services Digital Network. The transfer of voice, text pictures and data can relatively easily be realized with the use of an ISDN PC interface card. This report describes the use of a PC through ISDN and the development of a Windows based user interface using the PCI for Euro-ISDN (prETS 300 325). A description of this prETS is also given.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:d42110b3-dac7-472b-bcf0-600b6569b8f6","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d42110b3-dac7-472b-bcf0-600b6569b8f6","Onderzoek naar N implantatie in Ni met behulp van thermische desorptie spectrometrie en electronenmicroscopie","Melker, E.J.E.","Van Veen, A. (mentor); Thijsse, B.J. (mentor)","1994","In dit afstudeerondezoek is de interactie van stikstof met defecten in nikkel onderzocht. Stikstof is geïmplanteerd met een energie van 2 keV, waardoor defecten in het nikkel kristalrooster worden gecreëerd, zoals vacatures en vacatureclusters. Onderzoek naar deze defecten is gedaan met behulp van Thermische Desorpde Spectrometrie, een techniek waarmee kleine concentraties defecten kunnen worden gemeten en gekarakteriseerd. Stikstoftimplantatie in nikkel maakt vacatures, die mobiel worden bij 360 K. Een deel van de geïmplanteerde stikstofatomen, die bij kamertemperatuur interstitieel kunnen diffunderen, zal echter in vacatures worden ingevangen, maar in tegenstelling tot helium die vacatures bij temperaturen boven 360 K niet kunnen verhinderen te migreren. Naast vacatures wordt tijdens de implantatie van stikstof ook een heel ander soort defect gevormd. De lage oplosbaarheid van stikstof leidt al bij lage concentraties geïmplanteerd stikstof ( < 4 at%) tot uitscheiding van nitrides. Deze precipitaten hebben een andere kristalrooster dan het nikkel en passen daardoor niet goed in het rooster, waardoor er plaatsen zijn (aan het oppervlak) waaraan hehumatomen gebonden kunnen worden. Met TDS kunnen deze helium probe-atomen gemeten worden. Door desorptie van stikstof bij het opbreken van de precipitaten te meten en dan de vorm van de smalle desorptiepiek te simuleren, is het mechanisme van dit thennisch geaktiveerde proces bepaald. De smalle piekvorm wordt veroorzaakt doordat de stikstofdesorptie wordt vertraagd door twee voorgaande stappen. De aanwezigheid van precipitaten is bevestigd met Transmissie Electronen Microscopie (TEM). Waargenomen met TEM, en gemeten met TDS, zijn deeltjes die bij 750 K opbreken. Dit moeten Ni3N precipitaten zijn.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:27b9df2f-9e44-4e36-90f8-1e8634453ac5","http://resolver.tudelft.nl/uuid:27b9df2f-9e44-4e36-90f8-1e8634453ac5","The influence of breaking waves on the vertical velocity distribution in the surf zone","Walstra, D.J.","Stelling, G.S. (mentor)","1994","In this report we describe the development and calibration of a model which predicts the vertical distribution of the horizontal velocities induced by waves, the so-called undertow. Location of interest is the nearshore region where the flow is induced by both breaking and non-breaking waves. The model consists out of three modules. The first module computes the properties of the incoming (breaking) waves, a second module converts the resulting dat from the first module so that it can be used as input for the third module which is a 2DY model. The 2DY model is a 2DY version of DELFT HYDRAULICS' TRISULA which is a 3D hydrostatic tidal model. The waves influence the flow in three ways. A first effect is a shear stress at the water surface which originates from the breaking of waves. Also is shown in this thesis that the waves induce a mass flux which has as a result that there is a nett flow directed off-shore. The third effect is the influence of the orbital motion on the viscosity distribution. All these effects are included in the model described in this thesis. The model has been tested against measured data in the Delta flume to see how accurate the model predicts the undertow. Also published as Delft Hydraulics report H 1684","surf zone; breaking waves; velocitiy distribution; undertow","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Environmental Fluid Dynamics","",""
"uuid:30612179-64a1-4c05-ad0c-1d395f8aba15","http://resolver.tudelft.nl/uuid:30612179-64a1-4c05-ad0c-1d395f8aba15","Turbulente stroming van newtonse en niet-newtonse vloeistoffen in een geroerd vat","Zevenbergen, J.F.","Van den Akker, H.E.A. (mentor); Venneker, B.C.H. (mentor)","1994","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:0fba294a-847a-4446-a642-bd36026f39e5","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0fba294a-847a-4446-a642-bd36026f39e5","Sediment transport losses due to washover on a barrier island","Van den Wollenberg, N.A.M.","D' Angremond, K. (mentor); Van de Graaff, J. (mentor); Stive, M.J.F. (mentor); Pluijm, M. (mentor)","1994","The purpose of this study is to quantify the cross-shore sediment transport, caused by washover flows on barrier islands in general and on the Wai San Ting sandbar in Taiwan in particular. Washover transport on a barrier island is the transport of sediment across the sandbar f r om its steeper seaward face towards the gentler sloping landward or lee-side, caused by overflowing water from one side to the other. The overwash current is generated by a water level difference across the bar, which is caused by wave set-up and/or a difference in tidal amplitude at both sides of the bar. To simulate the washover process and to quantify the sediment losses due to washover, hydraulic and morphological models are applied. For the quantification of the washover transport at specific cross sections of sandbars, a one-dimensional model is designed. This stationary wave and flow model is able to compute irregular waves, washover currents and washover transports, driven by tide and wave-induced water level differences across the sandbar. The model links the sediment transport directly to the overwash current, so that the consequences of various overwash events on the cross-shore barrier profile can be examined. The one-dimensional overwash model is verified by comparing the results with laboratory measurements and by three other mathematical models: MIKE21_HD, which computes the tide and wave-induced overwash currents; MIKE21_NSW, which computes the wave phenomena in near shore areas, and UnibestJLT, a one-dimensional model which is used to compare the wave parameters and wave set-up with the overwash model. To examine the overwash process in more detail a sensitivity study is performed. In the sensitivity study various barrier island geometries, wave and f l ow conditions are modelled and the effect of the different parameters on the washover process is examined. In the end of this thesis a case study of a regularly overwashed sandbar in Taiwan is made. The near shore wave model MIKE21_NSW and the hydrodynamic model MIKE21_HD are applied to simulate the two-dimensional wave and flow conditions over and around this sandbar. The results of this 2-D modelling are used for boundary conditions in the 1-D overwash model, which is applied to compute the washover sediment transport on a cross section of the sandbar. With the calculated sediment transport an extrapolation is made to find the yearly sand losses which contributes to the total movement of this barrier island.","sediment transport; barrier island; washover","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:e0f4ecbd-2cbb-421a-a5e2-cf1472e2a1ee","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e0f4ecbd-2cbb-421a-a5e2-cf1472e2a1ee","Modulation Schemes for the Eurofix Datalink","Offermans, G.W.A.","Breeuwer, E.J. (mentor); Weber, J.H. (mentor)","1994","In the Eurofix system DGPS corrections are transmitted using the Loran-C signal as a datalink by time shifting the Loran-C pulses. The performance of the datalink, however, is bounded by restrictions of both the Loran-C system and the DGPS system. First, the normal Loran-C performance should not degrade noticeably due to the extra data modulation. Second, the DGPS corrections should be regularly updated with a low message error probability. The use of error correcting code reduces the effective data rate but is necessary to achieve a low message error probability In this report the properties of the Loran-C datalink are discussed and possible modulation schemes for the Loran-C datalink are derived. The design of the modulation schemes is restricted by the balancing requirement imposed by the normal Loran-C performance. The degradation of the normal Loran-C performance is simulated as a function of the signal-to-noise ratio for the different balanced modulation schemes. The balancing requirement reduces the data channel capacity significantly. Also, the normal Loran-C receiver is not guaranteed a bias-free tracking signal with balanced modulation as the Loran-C performance degradation depends on the alignment of the receiver window with respect to the balancing block. Therefore, simulations have been done to investigate whether unbalanced data transmission yields tolerable Loran-C performance degradation. A coding scheme based on nearly balanced modulation yields great improvement in the properties of the data channel. The normal Loran-C performance degradation is comparable with the degradation due to balanced modulation.","Eurofix; Loran-C data channel; low data rate DGPS channel; cross-rate interference","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:680ddc32-459f-4361-9fc7-3fb3ad7a45e5","http://resolver.tudelft.nl/uuid:680ddc32-459f-4361-9fc7-3fb3ad7a45e5","Performance analysis of a direct sequence spread spectrum code division multiple access communication system with multi-user interference cancellation","Sukdeo, R.K.","Prasad, R. (mentor); Sewbarath Misser, H. (mentor)","1994","The bit error rate of a Code Devision Multiple Access (CDMA) system based on direct sequence (DS) spread spectrum (SS) for binary phase shift keying (BPSK) has been investigated using a theoretical model. This investigation has been done for a Rician fading radio channel in an indoor environment. The receiver consists of a multipath combiner. We also have investigated the effect of multi-user interference cancellation on the performance of the system.","","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:001efd65-47d3-4bf1-98f1-fc0345aacec4","http://resolver.tudelft.nl/uuid:001efd65-47d3-4bf1-98f1-fc0345aacec4","Synthese en karakterisering van SCLC-polycarbonaten: Via copolymerisatie van kooldioxide en mesogene epoxiden met verschillende staartgroepen","Pardede, M.S.A.S.T.","Jansen, J.C. (mentor); Mijs, W.J. (mentor)","1994","Het doel van het afstudeeronderzoek, het synthetiseren van vloeibaar-kristallijne zijketen polycarbonaten en het bestuderen van hun gedrag, is bereikt. De polycarbonaten werden gesynthetiseerd via de copolymerisatie van epoxymonomeren en kooldioxide. De polymerisaties werden uitgevoerd met behulp van drie verschillende katalysatorsystemen, te weten het systeem diethylzink/water (1:0,9), het systeem diethylzink/resorcinol (1:1), en een systeem gebaseerd op porphyrineverbinding. Goede resultaten werden_verkregen met het diethylzink/water systeem (opbrengsten rond 30%, polymerisatiegraad > 20, Mw/Mn > 15). Het systeem diethylzink/resorcinol gaf lagere opbrengsten en polymerisatiegraden (opbrengsten rond 10%, polymerisatiegraad < 10, Mw/Mn ≈ 2 à 15). Met de porphyrinekatalysator werden uitsluitend cyclische carbonaten verkregen. De gebruikte monomeren zijn arylglycidylethers, alle met fenylbenzoaat als mesogene groep en alkyloxy-staartgroepen met verschillende alkylgroeplengtes, te weten -OCH3, -OC4H9, -OC5H11, -OC6H13 en -OC8H17. Er werd dus ook gekeken naar de invloed van de staartlengte op de vloeibaarkristallijne eigenschappen van de polymeren. Het is gebleken dat het LC-gebied van het polymeer breder werd met langere staartgroepen. Met de staartgroeplengte bleken Tg in het algemeen af te nemen en Ti toe te nemen. Bij de monomeren was weinig invloed te zien van de staartgroeplengte op de breedte van het LC-gebied. Er werd tevens een fractionering uitgevoerd van het polymeer met -C6H13-staartgroep. Hieruit werden fracties verkregen met verschillende molgewichten en nauwere molgewichtsverdelingen. Hiermee kon de invloed van Mn op de overgangstemperaturen nagegaan worden. De Tg en Ti bleken allebei exponentieel toe te nemen met het molgewicht. Het LC-gebied bleek weinig in breedte af te nemen met het molgewicht. Alle monomeren bleken vloeibaar-kristallijn te zijn met een nematische LC-fase. De polymeren bleken ook vloeibaar-kristallijn te zijn, en de meeste met een smectisch-A fase, waarin ze waarschijnlijk geordend zijn in een bilaag struktuur met zigzaggend gevouwen hoofdketen.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","",""
"uuid:7be81351-4f19-4455-9377-35e9f8999bf1","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7be81351-4f19-4455-9377-35e9f8999bf1","Kinetiek van de nitrideprecipitatie tijdens het inwendig nitreren van Fe-2at.%Al onderzocht met behulp van ""twee-trappen"" experimenten","Steenaert, J.","Biglari, M.H. (mentor); Mittemeijer, E.J. (mentor)","1994","","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:356dda6b-ebfc-48d4-bf06-9312cfc10766","http://resolver.tudelft.nl/uuid:356dda6b-ebfc-48d4-bf06-9312cfc10766","Consideration of Interference Correlation Properties in a JD-CDMA Mobile Radio System with Coherent Receiver Antenna Diversity","van Waes, N.J.M.","Arnbak, J.C. (mentor)","1994","In code division multiple access (CDMA) mobile radio systems, both intersymbol interference and multiple access interference arise which can be combatted by using Joint Detection (JD) techniques, to reduce the degradation in performance resulting from time variance, coherent receiver antenna diversity (CRAD) can be used. The application of JD techniques offers the possibility to exploit the knowledge of noise covariances at the receiver. If only intercell (cochannel) interference is considered, the noise covariances in the uplink receiver of a multiple receiver antenna CDMA mobile radio system depend mainly on the directions of arrival (DOAs) of the interfering signals and the receiver antenna placement. Therefore, if the interferer DOAs are known at the base station, these covariances could be estimated. In this thesis, a realistic model of the uplink of a JD CDMA mobile radio system with CRAD is described in which the above mentioned interference cancelling method is used. Simulation results according to this model are given and evaluated.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:e7e3362a-6dae-4601-b560-ea3be6814572","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e7e3362a-6dae-4601-b560-ea3be6814572","The circulatory flow in an airlift loop reactor for waste water treatment","Vogt, K.J.","Mudde, R.F. (mentor)","1994","The hydrodynamic properties of a waste water treatment pilot plant were investigated in order to predict operational effectiveness. The waste water treatment consists of nitrification and denitrification processes with micro organisms. For this purpose a pilot plant has been built on site at the CSM sugar factory in Breda, the Netherlands. The pilot plant is 8.29 m high and 1.22 m in diameter and is designed as an airlift loop reactor. The nitrification process of ammoniac by micro organisms operates in an aerated section of the pilot plant, the riser, in which enough air must be present for efficient nitrification. The denitrification process with other micro organisms operates in an unaerated section, the downcomer, and a long residence time is necessary for effective denitrification. Both sections are connected at their top and bottom to enable circulation flow which can be hampered by placing an overflow panel. The air volume fraction, the hold-up, in the riser results in a density difference between the two sections causing liquid circulation. The circulation flow rate, depending on the hold-up, determines the effectiveness of the process. Measurements with pressure sensors and glass fibre probes were performed to determine the hold-up and bubble velocity in bubbly flow. The experiments showed that the flow in the riser section is recirculating. Two different operational set ups were tested to determine optimal operation conditions of the pilot plant. First a set up corresponding to 'only geometrically hampered flow' was tested. Measurements and modelling based on Verlaan's model gave a liquid circulation time that is too small for the denitrification process. Therefore a second set up was tested, corresponding to an overflowing bubble column. Measurements and modelling showed that in this set up sufficiently large liquid circulation times can be obtained. For this set up the optimal operation conditions were determined.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:4a6ab591-14fb-43c0-8a9c-b4f0f781c4a5","http://resolver.tudelft.nl/uuid:4a6ab591-14fb-43c0-8a9c-b4f0f781c4a5","Gedrag van bellen in een tweedimensionaal gefluïdiseerd bed","Delfos, B.M.M.","Mudde, R.F. (mentor)","1994","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:e85bea00-1df6-4403-b0b0-2613e8e27e40","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e85bea00-1df6-4403-b0b0-2613e8e27e40","Ondertunneling van NS-sporen door een metrotunnel te Rotterdam","Janssens, V.C.L.","Van Tol, A.F. (mentor); Polen, B. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor); Hoos, H. (mentor); Brassinga, H. (mentor)","1994","Om de toekomstige groei van het autoverkeer in de stad in te dammen heeft gemeente Rotterdam besloten om het openbaar vervoer in de stad uit te breiden. Daarnaast moeten de verschillende vormen van openbaar vervoer beter op elkaar worden aangesloten. Een van de plannen om dit te realiseren is het metronet van de stad in noordelijke richting uit te breiden via Berkel en Rodenrijs naar Zoetermeer. In deze plaatsen moet een aansluiting komen op het NS-net. Het noordelijk deel van de huidige noord-zuidlijn in het Rotterdamse metronet eindigt in een tunnel onder het stationsplein bij het Centraal Station. Op die plaats moet een aansluiting worden gemaakt tussen de nieuwe en de bestaande tunnel. Vanaf deze plaats kruist het geplande tracé het NS-spooremplacement waarna de lijn in noordelijke richting zijn weg vervolgt. In dit rapport wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de meest geschikte methode voor de realisatie van de metrotunnel ter plaatse van de kruising met het NS-spoor . Uitgangspunt daarbij is dat de aanleg geen problemen zal opleveren voor het NS treinverkeer. Tevens wordt het verschil in uitvoering tussen een 2- en een 3-sporentunnel met elkaar vergeleken. Belangrijkste conclusies: Het kruisen van het NS-spoor met een metrotunnel is met de openbouwkuipmethode goed mogelijk maar gaat gepaard met partiële buitendienststelling van de sporen, wat in zeer goed overleg met de NS moet gebeuren. Zodra de wanden van de kuip zijn aangebracht kan door een goede planning van de uitvoering gezorgd worden dat de NS geen verdere overlast ondervindt. Het aanleggen van een 3-sporenkuip geeft in vergelijking een 2-sporenkuip geen grote extra problemen. De werkzaamheden voor de aanleg van de kuip moeten allemaal onder de sporen door plaatsvinden zodat het treinverkeer zo min mogelijk wordt verstoord. Hier kan niet zoals gebruikelijk vanaf het maaiveld naast de kuip worden gewerkt, maar moet vanuit de kop worden gewerkt. Bij de kuip waarbij onderwaterbeton wordt toegepast geeft de uitvoering meer problemen omdat niet vanaf het maaiveld in de natte kuip kan worden gewerkt. Door gebruik te maken van een hulpmiddel die onder de stempels door beweegt, de zogenaamde ""negatieve brugconstructie"" , kunnen een aantal moeilijke handelingen tijdens de uitvoering veel makkelijker worden uitgevoerd. Met een dergelijke hulpconstructie neemt de kans toe dat een vloer van gewapend onderwaterbeton kan worden aangebracht die aan de eisen voldoet. Bij het maken van een keuze tussen een ongewapende vloer en een gewapende vloer wordt dan ook gekozen voor het gewapende alternatief. Om echter op deze plaats geen onnodige risico' s te nemen krijgt de vloer slechts een gedeeltelijke constructieve functie.","metrotunnel; NS spoor; bouwkuipmethode","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Waterbouw","",""
"uuid:13b95b0c-6a19-49c4-9abc-3b87d064710c","http://resolver.tudelft.nl/uuid:13b95b0c-6a19-49c4-9abc-3b87d064710c","Sediment transport under sheetflow conditions","Koelewijn, H.","D' Angremond, K. (mentor); Van de Graaff, J. (mentor); Ribberink, J.S. (mentor); Visser, P.J. (mentor)","1994","Important changes in the coastal profile can appear in a few hours during storm conditions. During these conditions it is difficult to conduct measurements in the field, especially in the region of most interest (very near to the bed). Because of the complex physics of the problem it is not possible to make a proper scale model. Also full scale measurements in laboratories are scarce because they demand costly facilities. To fill this lack of data oscillating water tunnels were built. An oscillating water tunnel offers the possibility to simulate the near bed velocity under waves on a full scale. During the present study experiments were conducted in the oscillating water tunnel of DELFT HYDRAULICS. The main scope of this study is to obtain data for the verification and development of sediment transport models. The series of water tunnel experiments were focused on sheetflow conditions (= flat bed) under sinusoidal waves combined with a current. Measurements were aimed on detailed time dependent research in the sheetflow and suspension layer. The following measuring devices were used to measure concentration: a conductivity concentration meter (CCM) and an optical concentration meter (OPCON) to measure respectively in the sheetflow and in the suspension layer. Further time averaged concentrations were measured with a transverse suction system, the obtained sand samples were used to obtain a D J 0 distribution in the vertical. Velocities were measured with an electro-magnetic flow meter (EMF) and a laser-doppler flow meter (LDFM) in the suspension layer. Grain velocities in the sheetflow layer were estimated with help of a high speed video technique (HSV). Time averaged sediment transport was measured with help of a mass-conservation technique. Four different test conditions were studied concerning sinusoidal waves combined with a net current all with approximately the same third-order velocity moment ((u3)). More than one hundred tests were executed during October and November 1993 in the laboratory of DELFT HYDRAULICS in De Voorst. The investigation was part of the EU program ""Access to Large-scale Facilities and Installations"". The analysis of the raw data was conducted by the different members of the research team. A complete overview of this processed data can be found in a data report (Katapodi et al, 1994). 'Intra-wave' concentrations and velocities were determined by ensemble averaging over a number of waves of the measurements data. The HSV-technique was not useful to. determine very accurate velocities in the sheetflow layer, but it is a useful tool to gain qualitative insight in the processes in the sheetflow layer. The obtained time dependent concentrations and velocities were combined to time dependent sediment fluxes. Fluxes in the suspension layer could be obtained quite accurate. Fluxes in the sheetflow layer were not very accurate because of the uncertainness in the Hsv-analysis. The obtained fluxes (in sheetflow and suspension layer) lead to the conclusion that the bed load transport was dominating over the suspended load transport, although the exact distribution could not be determined. Near the bed the wave-related flux is dominating over the current-related flux.","sediement transport; sheetflow","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:daaf2338-e603-4298-8df3-48c54093f751","http://resolver.tudelft.nl/uuid:daaf2338-e603-4298-8df3-48c54093f751","Phase Behaviour of Systems with Water, Oil and Nonionic Surfactant","Caꞔao Pedroso, M.A.","Rudolph, S. (mentor); de Loos, W. (mentor)","1994","The goal of my experimental work was the study of the phase behaviour of the system water+ n-nonane + 2-butoxyethanol ( H20 + C9 + C4E1 ) more precisely the study of the influence of pressure and temperature in this system. Most existing experimental data were performed at a water/oil ratio of 50/50. In this work the phase behaviour of this system will be studied for low water and low oil concentrations. For low concentrations of either water or oil droplet or inverse droplet microemulsions are observed. For the experiments two different kinds of equipment were used. - A water bath at atmospheric pressure using test tubes. - Two autoclaves submerged in a thermostated water bath with a maximal pressure of 100 MP a. The maximum range of temperature is limited by the boilling and melting temperature of the thermostating liquid ( water). The experiments at atmospheric pressure were performed at four different water/oil ratios - 10/90, 30/70, 70/30 and 90/10 wt%/wt%. The results show the typical ""fish-shape"" of the phase behaviour with changing temperature and surfactant composition. For a water/oil ratio of 10:90, surfactant concentrations between 15-33 wt% and temperatures between 293-307 K a three phase region is found. For an oil to water ratio of 90: 10 the three phase region appears at surfactant concentrations between 12-42.5 wt% and temperatures between 291-307 K. For a water/oil ratio of 70:30, at surfactant concentrations between 15-54 wt% and temperatures between 291-307 K three phases are observed. Finally for a water/oil ratio of 30:70 the three phase region could be observed for a surfactant concentration between 15-50 wt% and in a temperature range 292-308 K. The autoclave experiments were carried out at a water/oil ratio of 10/90 and 90/10. In both cases the compositions were chosen so that the transitions 2-3-2 and 1-2 with increasing the temperature and 2-3-2 and 2-1-2 with increasing pressure could be observed. In both cases the three phase region shifts to higher pressures with increasing temperature, and a widening occurs with increasing pressure. In the systems where at atmospheric pressure a one phase region exists this region shifts to higher pressures with increasing temperature. For a water/oil ratio 10:90 a slight narrowing of the one-phase region could be detected with increasing pressure whereas with a water/oil ratio 90: 10 a clear narrowing of the one-phase region is observed with increasing pressure.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Applied Thermodynamics and Phase Equilibria","","","",""
"uuid:6beadd13-32f2-48f2-aa93-4f9840bca652","http://resolver.tudelft.nl/uuid:6beadd13-32f2-48f2-aa93-4f9840bca652","Calciumfosfaten Polyactive","Tonino, S.R.H.M.","te Nijenhuis, K. (mentor); Bakker, D. (mentor)","1994","In dit afstudeerverslag worden de experimenten behandeld zoals deze in bet leader van de opleiding tot materiaalkundig ingenieur zijn uitgevoerd. Er is onderzoek verricht aan Polyactive® , een biodegradeerbaar polymeer bestaande uit poly(etbyleenglycol) (PEG) en poly(butyleentereftalaat) (PBT). Dit materiaal wordt onder andere toegepast als vervanger van bot in bet menselijk lichaam. In poreuze vorm wordt Polyactive toegepast om defecten op te vullen, zodat in holtes bot kan groeien en er uiteindelijk alleen bot overblijft. Er is in vorig onderzoek aangetoond dat door het aanbrengen van een laagje calciumfosfaat op Polyactive (oppervlakteverkalking) de botingroei eerder plaatsvindt, waardoor het herstel bespoedigd wordt. Tijdens dit afstudeeronderzoek is het bestaande recept geoptimaliseerd...","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","",""
"uuid:e1ab225b-44b4-4ead-a112-ddb7d7a8a1e9","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e1ab225b-44b4-4ead-a112-ddb7d7a8a1e9","Joule-Thomson Expansion of Gas-Condensates: Predictions using Equations of State","Kortekaas, W.G.","Peters, C.J. (mentor); de Swaan Arons, J. (mentor)","1994","This work deals with the Joule-Thomson expansion of high-pressure high-temperature gascondensates. After observing unexpected heating of the produced condensate at pressure relief in a North Sea gas-condensate reservoir, it seemed to be necessary to investigate the possibility of the Joule-Thomson inversion effect to occur in these reservoir fluids. No experimental data is available on Joule-Thomson effects in gas-condensate reservoirs and, therefore, this work has an entirely theoretical basis. Calculated Joule-Thomson coefficients, inversion curves, and isenthalpic lines for some lighter constituents of gascondensate mixtures, e.g. nitrogen, carbon dioxide, and methane, were compared with experimental data to get insight in the applicability of cubic equations of state. The equations used are the Redlich-Kwong, the Soave-Redlich-Kwong and the Peng-Robinson equations of state...","","","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Technology and Materials Science","","Applied Thermodynamics and Phase Equilibria","",""
"uuid:6b2b6c97-ee1f-4718-b550-6dc2e6ecb6df","http://resolver.tudelft.nl/uuid:6b2b6c97-ee1f-4718-b550-6dc2e6ecb6df","Joule-Thomson Expansion of Gas-Condensates: Literature review","Kortekaas, W.G.","Peters, C.J. (mentor); de Swaan Arons, J. (mentor)","1994","Recently it was communicated that during gas-condensate production in a North Sea gasfield strong heating of the production stream occurred instead of the expected cooling. This contradictory behaviour called for an investigation of the thermodynamics of these gas condensate reservoirs. It is expected that due to the high pressure and high temperature conditions in these gas-condensate reservoirs (pressures of approximately 1000 bar and temperatures of 100-200 °C), the Joule-Thomson coefficient will have a negative value and thus heating will take place at expansion; this is called the Joule-Thomson inversion effect. To ensure a safe operation and to ensure that downhole and surface equipment is specified according to downhole temperatures, it is required that pressure and temperature profiles can be accurately estimated for future productions. The present work is a literature review of what has been reported in the open literature with respect to the Joule-Thomson inversion effect and the heating of gas-condensates at expansion. Chapter 2 will give a general introduction to the Joule-Thomson effect. In chapter 3 the various methods of how to characterize the inversion curve are described and chapter 4 will discuss the calculation of the temperature changes due to expansion. The gas-condensate systems are dealt with in chapter 5 and finally in chapter 6 a summary is given and different aspects, which are important to predict temperature changes for gas-condensate systems, are considered.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Applied Thermodynamics and Phase Equilibria","","","",""
"uuid:f456e342-ea1e-4ff9-9de3-212b83b81b7e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f456e342-ea1e-4ff9-9de3-212b83b81b7e","Simulation of a Queuing Model of a Distributed Restoration Algorithm Integrated in an ATM Switch","Timmer, A.C.H.","Awater, G.A. (mentor); Stavrov, B. (mentor)","1994","In ATM networks, failures may occur. Services offered on these ATM networks demand however for a high degree of availability of the network. This can be guaranteed by distributed restoration algorithms, which attempt to restore traffic on a failed link or node within seconds when a failure occurs. These algorithms are based on sending messages between nodes around the failure in order to find alternative routes in the network for the traffic of the failed links or nodes. Simulations of these algorithms have been performed but appeared to be not accurate enough, since the processing of restoration messages in a node is not taken into account. The processing delay of restoration messages in a switching node may however be of great influence to the performance of the restoration algorithm. The processing delay of restoration messages as used by the distributed restoration algorithm in a switching node is examined in this report. How the algorithm should be implemented in a switching node is examined first. This result is applied to a switch of a testbed configuration, and to a multi-path self-routing switch. Of the latter, two different implementations are described. In total, three different configurations of the algorithm integrated in an ATM switch result. Then three queuing models are derived from the three configurations. Parameters are assigned to the processes and processors of the queuing model and the queuing models are simulated by a simulation tool Q-SIM+-I-. With the aid of this tool, sensitivity analyses are performed on four significant parameters. The conclusions of the thesis are that a queuing model of the processing delay of restoration messages in a switching node can be derived. The sensitivity analyses show that the Resource Manager, a software application, is the bottle-neck of the queuing model. The processing delays are not accurate enough since values of some parameters of processes of the queuing model cannot be assessed accurately. (...)","","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:da9744d5-7419-4354-8c26-e8389e8eb4c8","http://resolver.tudelft.nl/uuid:da9744d5-7419-4354-8c26-e8389e8eb4c8","Measurement and simulation of the turbulent flow characteristics near the feed pipe in a tubular reactor","Verduyn, M.A.","Van den Akker, H.E.A. (mentor); Bakker, R.A. (mentor)","1994","","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:d09fb0e9-c9f7-4da0-80be-b99e1608173a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d09fb0e9-c9f7-4da0-80be-b99e1608173a","BER for a Reed-Solomon Coded OFDM Scheme in a Dispersive Rayleigh-Fading Channel","Sahebdin, M.F.","Linnartz, J.P.M.G. (mentor); Weber, J.H. (mentor)","1994","Orthogonal Frequency Division Multiplexing (OFDM) is a modulation scheme, in which a high bit rate signal is divided into a number of parallel streams, each of which is transmitted over a narrowband, i.e. frequency non-selective subchannel. The error performance is determined for an OFDM scheme in a dispersive Rayleigh fading channel, i.e. different subchannels have different properties. This is done by simulating a large number of sample channels and averaging the error performances over this number of sample channels. Selective Rayleigh fading causes burst errors over several subchannels. Reed-Solomon channel coding is therefore applied and the error performance is also determined.","Wireless radio communication; Orthogonal Frequency Division; Multiplexing; Rayleigh fading; Reed-Solomon codes","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:17b415af-6de4-49d4-b130-fdbbc04cf1b9","http://resolver.tudelft.nl/uuid:17b415af-6de4-49d4-b130-fdbbc04cf1b9","Processing and Properties of Composites based on Thermotropic Liquid Crystalline Polymers and High Density Polyethylene","Wesselingh, M.","Baird, D.G. (mentor); Posthuma de Boer, A. (mentor); Gotsis, A. (mentor)","1994","This research was concerned with the processing and properties of composites of high density polyethylene (HOPE) and thermotropic liquid crystalline polymers (TLCPs). Strands of HDPE reinforced with TLCPs were generated using a novel dual extruder mixing technique. It was shown that the strength and modulus of the strands improved with increased strand drawing. Post-processing of the blended strands was done by means of compression and injection molding. It was observed that when the fiber aspect ratio dropped, the composite mechanical properties decreased. When pregenerated fibrils were maintain\i during injection molding at temperatures above the matrix melting point, but below the TLCP melting point, microcomposites were obtained. Microcomposites generated at the lowest temperatures had higher tensile properties than found for in situ composites, and similar to glass reinforced HDPE. At 170° C the pregenerated fibers were no longer deformed during injection molding and high aspect ratio fibrils were maintained. The effect of fiber orientation and addition of a compatibilizer were also studied. This study shows it is possible to extrusion blend HOPE with TLCPs, and by optimizing the post-processing conditions, to obtain microcomposites with better properties than in situ composites.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en Materiaalkunde","","Technische Macromoleculaire Stoffen","",""
"uuid:2aefcdef-9ed0-4ebb-8b88-bab4c7d8b0f9","http://resolver.tudelft.nl/uuid:2aefcdef-9ed0-4ebb-8b88-bab4c7d8b0f9","Dielectric Characterisation of Anisotropic Gels","Hesselink, S.J.A.","Seppen, A. (mentor); van Turnhout, J. (mentor)","1994","Liquid Crystal (LC) systems working on the principle of light scattering, for example Polymer Dispersed Liquid Crystals, are of great interest. A recently developed gel system containing a low molecular weight liquid crystal and a liquid crystalline polymer (LCP) network can also be used for electrically induced scattering. The gel system can be formed by interconnecting phases of free LC-molecules and crosslinked network molecules. In order to induce isotropic light scattering a homeotropic oriented gel system was developed. The structure and the concentration of the network was found to have an effect on the resultant light scattering and optical measurements showed the existence of little domains in the gels. To study these domains dielectric measurements were used to characterise the gel system and to find more information about the domains. The presence of the domains give rise to the socalled Maxwell-Wagner effects: accumulation of charges at the interface of the domains will give an increase in the dielectric constant and this can be measured using dielectric relaxation measurements. To support the characterisation of the gel system DSC-measurements were performed, which showed the characteristic transitions of the LC and the LCP network. Using a standard cell with circular electrodes of ITO and Au dielectric measurements were performed. Electrode polarisation was observed in all samples (pure lc and gels containing 7 w/w% LCP-network), which is caused by ion conductivity in the sample. Activation energies of the observed relaxations are close to values found for ion conductivity. The model found for the observed relaxations with Boukamp Equivalent Circuits fits the model known for electrode polarisation. Maxwell-Wagner effects due to the presence of the domains were not observed. They were probably overruled by the electrode polarisation. A higher conductivity was observed after curing with a UV-source for both the pure LC and the gels. The increase in conductivity can not fully be explained by the increase of conductivity of the pure LC. ITO-electrodes caused disturbtion in the measurements and deflected results were obtained. Electrode polarisation in ionic conducting materials might be avoided using a bias during the dielectric measurements. The ions will be trapped in the sample by the electric field and the epsilon perpendicular will be measured. The observed relaxations will be due to the sample and not due to the mobility of the ions. Measurements with the gels system could give useful information about the domains as the electrode polarisation is not occurring. Further experiments should be focussed on the use of a bias during these measurements.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Materials Science and Chemical Engineering","","Polymers and Organic Chemistry, Technologie van Macromoleculaire Stoffen","",""
"uuid:e303fab6-73ce-4b12-95c1-cdf7e3d87be9","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e303fab6-73ce-4b12-95c1-cdf7e3d87be9","Offshore golfbrekers langs de Nederlandse kust","Van Vliet, M.","D' Angremond, K. (mentor); Booij, N. (mentor); Van de Graaff, J. (mentor)","1994","Offshore golfbrekers kunnen langs de Nederlandse kust de structurele erosie door zeespiegelstijging niet stoppen. Lokaal kunnen offshore golfbrekers een gunstige werking op de kust hebben in geval van zandgolven en zandhonger. Zeker wanneer de brandingsstroom een aandeel in de erosie heeft, maar ook transport door de getijstroom kan enigszins worden beïnvloed door offshore golfbrekers. Structurele erosie als gevolg van een langsgradiënt kan door offshore golfbrekers worden beïnvloed. Als de langsgradiënt door de golven wordt veroorzaakt treedt er erosie op in de brekerszone. Oorzaak hiervan kan zijn een bolle kustvorm of een toename van golfaanval. Met de aanwezigheid van de kustparallelle dammen voor de brekerszone neemt het sedimenttransport in langsrichting af, waardoor dit gedeelte van de kust stabiliseert of zelfs aanzandt. Aan de lijzijde treedt erosie op door herstel van het langstransport naar de oorspronkelijke waarde. Als een gradiënt in de getijstroom de oorzaak van structurele erosie is, kunnen golfbrekers alleen door beïnvloeding van het dwarstransport een gunstig effect hebben. Door de gradiënt zal erosie op de vooroever optreden. Doordat het dwarsprofiel naar een evenwicht streeft zal vanuit de brekerszone en strand/duinen zandaanvoer ontstaan. Hierbij kunnen de offshore golfbrekers als barrière fungeren. Tevens zal tijdens een storm, door de aanwezigheid van de constructies, minder duinafslag plaatsvinden. Het gevaar bestaat echter wel dat, door de erosie op de vooroever, de constructies ondermijnd worden. Aan de lijzijde van offshore golfbrekers en andere constructies voor de kust ontstaat erosie door toename van het langstransport. Doordat het huidige kustbeleid een achteruitgang van de kust niet toelaat, moet voor lijzijde erosie een oplossing worden gegeven. Hierbij kan worden gedacht aan het suppleren van zand om het verlies te compenseren.","offshore golfbrekers; langsdammen; kustbescherming; near shore breakwaters","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:ffe0f8ce-be46-45c1-be7f-0315acf71dc2","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ffe0f8ce-be46-45c1-be7f-0315acf71dc2","Comparison of Absolute Chaincoded Handwritten Signatures using the Dynamic Programming Pattern Matching Technique","ter Wee, P.","Prasad, R. (mentor); Weyland, N.B.J. (mentor)","1994","This report discusses the development of a method for automatic comparison of handwritten signatures. The purpose of this comparison method is to enable calculation of an objective measure of difference, independent of variations in size and orientation of the signatures. The resulting algorithm consists of a combination of Absolute Chain coding and Dynamic Programming pattern matching and has been implemented in the form of a Pascal software program.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:dde9f293-2212-41bb-8720-e36c23b05004","http://resolver.tudelft.nl/uuid:dde9f293-2212-41bb-8720-e36c23b05004","Analysis and improvement of a phase doppler anemometry system","Van der Hart, J.H.T.P.","Verbeek, P.H.J. (mentor); Schellekens, C.J. (mentor); Van Maanen, H.R.E. (mentor); Derksen, J.J. (mentor)","1994","","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:3cf8b073-a5a1-4e35-b34a-ec9a89dae9e6","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3cf8b073-a5a1-4e35-b34a-ec9a89dae9e6","Optimum Combining In Dect","Wigard, J.","Mogensen, P. (mentor); Nørklit, O. (mentor); Frederiksen, F. (mentor)","1995","DECT is designed by the European Telecommunications Standard Institute (ETSI) to provide cordless communications for primarily voice traffic and to provide support for a range of data traffic requirements. One of the main problems of cordless communications is interference management with multiple users is difficult and since bandwidth must be shared by all users within the covered areas (which can overlap), the capacity is decreased much by the number of interferers. A technique to reduce the interference is the use of an antenna array with optimum combining. The signals received by the different antennas are weighted and combined to minimize the error signal between a reference signal and the output signal. Winters [20,21,22] says that an M element antenna array with optimum combining is able to cancel out M-1 interferers. In Winters simulations however some assumptions are done, which can't be done in a real communications system. In this report is looked how the performance of an antenna array with optimum combining is when used in DECT…","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","","","","",""
"uuid:48a1bf8f-4c5e-4a7a-8307-2e1658792d58","http://resolver.tudelft.nl/uuid:48a1bf8f-4c5e-4a7a-8307-2e1658792d58","Fatigue damage in 34crnimo6 grips for compact tension specimen","Ament, P.C.H.","","1995","","","en","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:09ab472a-20c8-467a-aa1a-780306554b0d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:09ab472a-20c8-467a-aa1a-780306554b0d","Subharmonische beweging van een kleppenkering","Mooij, M.","Battjes, J.A. (mentor); Fontijn, H.L. (mentor)","1995","De stonnvloedkering die ontworpen is voor de lagune bij de stad Venetië bestaat uit kleppen die onder normale omstandigheden verzonken liggen op de bodem. Als een hoge waterstand dreigt kunnen de kleppen vol worden gepompt met lucht, zodat ze, draaiend om een scharnier op de bodem, omhoog drijven en een waterstandsverschil kunnen keren. De kleppen kunnen roteren om het scharnier en houden daarom golven amper tegen. Als een systeem met meerdere kleppen belast wordt met regelmatige golven kan de beweging van de kleppen onderling uit fase raken en kan een bewegingsvorm ontstaan met een frequentie van de helft van de golffrequentie, een subhamionische beweging. Afhankelijk van het aantal kleppen kunnen verschillende subharmonische bewegingsvormen ontstaan. In dit verslag is allereerst gekeken of een subharmonische beweging ook op kan treden in het geval dat slechts één klep in een goot is opgesteld en belast wordt door regelmatige golven. Twee algemene modellen zijn uitgewerkt die in principe een verklaring zouden kunnen geven voor het verschijnsel. Er is gezocht naar een toepassing van de modellen op de gegeven situatie. Verder is gezocht naar een oplossing voor de situatie met meerdere kleppen in een goot. Een mechanisme dat een goede verklaring geeft voor de subharmonische beweging is het optreden van een subhamionische golf in dwarsrichting vóór de kleppen. Deze dwarsgolf is een storing, die aan kan worden geslingerd door een loodrecht invallende golf met de dubbele frequentie van de dwarsgolf. Afhankeli jk van het aantal kleppen waarmee de lengte van de dwarsgolf overeenkomt, kunnen verschillende bewegingsvormen ontstaan, die alle een eigen frequentie kennen. De dwarsgolf is goed te beschrijven met de lineaire potentiaaltheorie. De eigenschappen van de dwarsgolf en de kleppen kunnen in een bewegingsvergelijking worden gecombineerd. Hieruit kan de subharmonische frequentie voor een bepaalde bewegingsvorm worden voorspeld. Vervolgens is er experimenteel onderzoek verricht voor verschillende omstandigheden. Voor de verschillende bewegingsvormen is de eigenfrequentie bepaald in stilstaand water. Er is getracht debewegingsvonnen te laten ontstaan door te exciteren met golven met een frequentie van twee maal de verwachte eigenfrequentie van die bewegingsvorm. Ook zijn enkele metingen verricht aan de dwarsgolf zelf. De resultaten van de experimenten zijn vergeleken met de theorie.","Venice; storm surge barrier; gate vibration","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:fd2c4ce5-ece7-48fa-ad47-092d7b092d0d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:fd2c4ce5-ece7-48fa-ad47-092d7b092d0d","Een inventarisatie van componenten, systemen en regelgeving m.b.t. elektrische voortstuwingsinstallaties","van den Hul, J.","","1995","","","nl","master thesis","","","","","","","","2012-12-31","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Marine and Transport Technology","","Ship Design, Production and Operation","",""
"uuid:77d9784e-2c61-41a7-bae3-a01817faaa0c","http://resolver.tudelft.nl/uuid:77d9784e-2c61-41a7-bae3-a01817faaa0c","Inrichtingswerk Oude Haven, Blaak, Rotterdam","De Roon, L.A.","Patijn, W. (mentor); Westerik, J. (mentor); Hogeslag, A.J. (mentor)","1995","","inrichtingsplan; Oude Haven; Rotterdam; Blaak; kantoren; woningen; maisonnettes; Willemsspoortunnel","nl","master thesis","TU Delft, Architecture","","","","","","","","Architecture","","","","",""
"uuid:97d2c0d1-972e-4d29-9a58-3bc39e50167d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:97d2c0d1-972e-4d29-9a58-3bc39e50167d","Gekoppelde instabiliteit van de Maeslant Kering: Vier lineaire modellen","Somers, C.","Battjes, J.A. (mentor); Fontijn, H.L. (mentor); Schiereck, G.J. (mentor)","1995","In de ontwerpfase van de Maeslant Kering zijn door het WL tweedimensionale en driedimensionale modelproeven uitgevoerd. Tijdens de driedimensionale proeven werd een aantal niet voorziene instabiliteiten waargenomen. Naar aanleiding van deze proefresultaten werden het deurprofiel en de vormgeving van de onderzijde veranderd, zodat de stabiliteit van het model werd vergroot. Tenminste twee van de betreffende eigenbewegingsvormen (modes) ontstaan door interactie tussen de drijvende deuren en het water. De bepalende mechanismen en randvoorwaarden voor dit interactieve proces zijn niet voldoende bekend om eventueel instabiel gedrag volgens deze twee gekoppelde eigenbewegingsvormen te kunnen voorspellen. De doelstelling van dit onderzoek is het vergelijken van een aantal lineaire modellen ter beschrijving van de beweging van twee drijvende deuren bij één zo'n eigenbewegingsvorm. De vormgeving van de deuren wordt vereenvoudigd tot het balkmodel. Allereerst is er een discreet, samengesteld model opgebouwd uit drie enkelvoudige modellen. Dit samengestelde model stelt de waterbeweging afhankelijk van de deurbewegingen. De krachten op de deuren ten gevolge van de deurbewegingen worden berekend, waarbij in de uitdrukkingen voor de krachten de effecten berging, traagheid en demping zichtbaar blijven en afkoppelbaar zijn d.m.v. ""schakelparameters"". Er bestond al een discreet model, het ""model van Kolkman"". Dit model stelt de waterbeweging centraal. Het is gebaseerd op één van de waargenomen instabiliteitsverschijnselen; het marginaal bergend vrij oppervlak komt overeen met het marginaal bergend vrij oppervlak van de optredende staande golf bij de betreffende eigenbewegingsvorm. Het mechanisme dat tot gekoppelde instabiliteit kan leiden wordt verklaard met behulp van de debietkarakteristiek van de deuren. Verder is gebruik gemaakt van de transversale-golf generatortheorie van Madsen. Deze theorie is een toepassing van de potentiaalstroomtheorie. De vergelijking van Laplace wordt analytisch opgelost met oplegging van randvoorwaarden, die gelden bij in tegenfase bewegende golfschotten in een stroomgoot. Er wordt berekend, welke randvoorwaarde er aan het oppervlak van de golfschotten moet gelden om alleen een transversale golf op te wekken met de periode van de staande golf bij de betreffende model. Het numerieke model Delmulti van prof.dr.ir. J.A. Pinkster van de Faculteit Werktuigbouwkunde en Maritieme Techniek is eveneens gebaseerd op potentiaalstroomtheorie. Dit model maakt gebruik van de panelenmethode. Het model berekent hydrodynamische coëfficiënten in de (gekoppelde) bewegingsvergelijkingen van drijvende objecten. Het model is gebruikt voor de geometrie van twee drijvende, dompende deuren. Uit vergelijking van de vier lineaire modellen blijkt dat de beweging van de deuren en het water volgens mode 2 op die vier manieren kan worden beschreven. De verschillende benaderingen leiden tot verschillende verklaringen van het ontstaan van deze laagfrequente instabiliteit. Om gekoppelde instabiliteit te kunnen voorspellen is bij elk van de modellen nog aanvullend onderzoek nodig.","barrier; Maeslantkering; dynamisch gedrag; wave-structure interaction","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:7bfa4db7-7f3d-46bf-86b8-c8fc35975f8b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7bfa4db7-7f3d-46bf-86b8-c8fc35975f8b","A study on uncertainty in the design of river training works: And the development of a method and instruments to improve a full and consistent use of probabilistic design methods","Verstegen, C.J.P.","Vrijling, J.K. (mentor); Schiereck, G.J. (mentor); Opdam, H.L. (mentor); Fontijn, H.L. (mentor)","1995","The objective of this study is to make a study on dealing with uncertainty in the design of river training works. Based on this study, a method and several instruments have been developed that aim to improve a full and consistent use of a probabilistic design approach. This study is divided into three parts. The outline is rather unconventional for a civil engineering thesis and some of the subjects treated are more related to Information Logistics and Data Management than to typical constructional aspects of civil engineering structures. But since information has become a vital asset for almost every company, in particular for an engineering consultant, it seems a very relevant aspect to study. The first section is a general introduction to the types of uncertainty that have to be dealt with in the design of engineering structures and to the method that is used to incorporate these uncertainties: the probabilistic design approach. In a brief discussion of this approach, two of the main constraints for this approach are introduced: 1. One of the main difficulties is the statistical description of parameters in case of limited available data. These descriptions are used in the probabilistic calculations. If hardly any information is available or only a 'practical' design model is available, does it make sense to apply a probabilistic design approach? 2. Another important aspect is that probabilistic calculations and sensitivity analyses can be very timeconsuming. Because many design studies have a limited time-schedule, this can prevent a full use of these methods. Is this inevitable or could certain methods and design instruments be developed that improve this applicabihty? In the second section part of the first question is analysed by comparing the design results of three similar projects, in which river training works were designed. Two of these projects used a probabilistic design approach, the third one a deterministic approach. In a deterministic approach the safety is not quantified, in a probabilistic design approach, the probabilities of failure of all components of the structure are explicitly determined. The design dimensions of the structures designed in the three projects were likely to be different because of differences in natural conditions, required safety and the design models used. The objectives of this section are to study how the probabibstic design method was applied in the two projects, to study how the uncertainty of the parameters were determined and to quantify the influence of the differences in natural conditions, required safety and used models on the differences in the final designs. In the third section, the design process of an ongoing project is analysed in order to study the second question posed in section I. The ongoing project is the Mekong River Bank Erosion Study which will be used as a reference and case study. The objective of this section is to develop a method and instruments to improve the incorporation of uncertainty in the design. First the methods of determining the uncertainties of observed and derived parameters are studied. Next, the way in which the information about these parameters is managed, communicated and used is discussed. Finally, a design model is proposed in which probabilistic calculations can be made on every required level of detail, using one single software program.","Mekong; Vietnam; river training; uncertainty","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:5a3f8be2-75e4-4775-a8a3-ef7dd8e74c48","http://resolver.tudelft.nl/uuid:5a3f8be2-75e4-4775-a8a3-ef7dd8e74c48","Conditiebewaking van een drukvulgroepsysteem bij een 2-tact dieselmotor","Buwono, W.A.","van Herwerden, J.L. (mentor)","1995","Aan de hand van de literatuuronderzoek wordt een aantal reeds ontwikkelde diagnosemethodieken voor een drukvulgroepsysteem geïnventariseerd. De diagnosemethodieken zijn de Rule Based Eexpertsysteem, Patroonherkenning, Componentbewaking, Vector Analyse, Neuraal Net-- werk, Fuzzy Logic en Multilevel Flow Modelling. Van de methodieken wordt eon methodiek gekozen welke geschik is voor de conditiebewaking van het drukvulgroep van een 6 cillinder Sulzer ,dieselmotor van het type RTA 76. De benodigde meetdata voor dit onderzoek wordt elke dag tijdens het varen van het schip visual gemeten. Omdat elke component van het drukvulgroepsysteem een verschillende schoonmaakinterval heeft is het moeilijk om een model te bouwen van het volledige, gezonde systeem. Gegeven deze feiten is de Componentbewaking de meest eenvoudige toepassing, die bovendien een beter resultaat oplevert. Bij deze methode wordt elke component apart bewaakt, d. w. z. een compleet systeemmodel niet nodig. Een andere voordeel is dat de storing direkt gekwantificeerd wordt. In dit geval' is het drukvulgroepsysteem in 4 componenten onderscheiden, luchtfilter, luchtkoeler, compressor en turbine. Van elke component is model gemaakt en vervolgens d.m.v. referentiemetingen getuned. Voor de diagnose van de conditie van de diverse componenten wordt een zogenaamde conditieparameter geïntroduceerd. Deze conditieparameters vergelijken een actuele gemeten waarde van een procesparameter/ variabele met een door het model geleverde referentiewaarde. Voor de luchtfilter zijn twee referentiemodellen gemaakt: een gebaseerd op de warmteoverdracht, den gebaseerd op stroming. De vervuilingsproces in de luchtkoeler loopt heel langzaam. Na ongeveer 8 maanden laten vervuilen vertonen de conditieparameters niet veel verschillen met de conditieparameters in de gezonde toestand. Voor de compressor zijn drie referentiemodellen ontwikkeld, te weten,: een gebaseerd op drukverhouding, een gebaseerd op temperatuurverhouding en een gebaseerd op isentropisch rendement. Na een verlenging van de schoonmaakinterval tot &en maand in plaats van een dag vertonen de conditieparameters geen verschillen met de conditieparameters in de gezonde conditie. De verlenging van de schoonmaakinterval is, dus niet aanvaardbaar. Voor de turbine .worden ook drie referentiemodellen gemaakt: den gebaseerd op drukverhouding, een gebaseerd op temperatuurverhouding en een gebaseerd op isentropisch rendement. Na ongeveer een maand laten vervuilen worden veranderingen in de conditieparameters, gebaseerd op drukverhouding en gebaseerd op temperatuurverhouding, gemerkt. Met andere woord dat de turbine vervuild as ,geworden, Voor de luchtfilter wordt den model, gebaseerd op stroming, gemaakt. De conditieparameters in de vervuilde conditie vertonen Met veel verschillen met die van de gezonde conditie. Maar men kan duidelijk een toename van de parameters binnen een maand zien.","","en","master thesis","","","","","","","","2012-12-31","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Marine and Transport Technology","","Ship Design, Production and Operation","",""
"uuid:0d797aa6-b42c-4f8b-b4f9-ad948c37fc26","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0d797aa6-b42c-4f8b-b4f9-ad948c37fc26","Bemonsteringsmethoden voor het ontvangen LORAN-C signaal: Taakverslag","Rutgers, E.J.","van Willigen, D. (mentor); Coenen, A.J.R.M. (mentor)","1995","Na een beknopte beschrijving van het LORAN-C systeem worden een aantal methoden van bemonstering van het LORAN-C signaal uitgewerkt. Vervolgens wordt aangegeven hoe de verkregen kwadratuur componenten bij directe bemonstering via ""onderbemonstering"", één complexe waarde kunnen vormen.","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrotechniek","","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","",""
"uuid:6b7872ac-2053-4d60-bd3a-8cb1170c5717","http://resolver.tudelft.nl/uuid:6b7872ac-2053-4d60-bd3a-8cb1170c5717","De ontwikkeling van een werkwijze voor de bepaling van de hoogteligging van autosnelwegen","Moerenhout, R.","Sanders, F.M. (mentor); De Boer, E. (mentor); Van der Heijden, R.C.E.M. (mentor); Schoemaker, T.J.H. (mentor); Van Eck, P. (mentor)","1995","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:a79cc41a-12cd-42e6-9bb0-918043513367","http://resolver.tudelft.nl/uuid:a79cc41a-12cd-42e6-9bb0-918043513367","Processing real time road traffic data from probe vehicles using a hybrid micro-macro road traffic model","Ramjankhan, Z.R.","Linnartz, J.P.M.G. (mentor); Westerman, M. (mentor)","1995","The utilisation of probe vehicles is an advancing technique for real time road traffic monitoring. A hybrid stochastic road traffic model has been developed based on micro and macro traffic theories to process received probe vehicle data and extract relevant information for DTM purposes. With Bayes' rule for conditional probabilities, the hybrid micro-macro model is analysed. The pdfs for individual as well as the mean speed is used, together with the qvdiagram. With different estimators the actual road link speed is estimated, based on N probe messages for the distinct applications of ATIS and ATMS.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:464e8a54-2c6d-440d-bc6a-37d8adf9c715","http://resolver.tudelft.nl/uuid:464e8a54-2c6d-440d-bc6a-37d8adf9c715","Mogelijkheden en beperkingen van integrale leidingen tunnels","Stefess, R.","Sanders, F.M. (mentor); Molenaar, A.A.A. (mentor); Van Eck, P. (mentor); Groot, C.J.W.P. (mentor); Houben, L.J.M. (mentor)","1995","Mogelijkheden en beperkingen van Integrale Leiding Tunnels (ILT's). Een ILT is een omhullende leiding die bij voorkeur zo groot is dat men erin kan ten behoeve van onderhoud. Er zijn in het verleden veel studies gedaan naar de technische aspecten van het bouwen van buisleidingtunnels voor kabels en leidingen. Deze studies werden overwegend met positief resultaat voor de ILT afgesloten. Wat zijn de voor- en nadelen van zo'n ILT ? Voordelen: de boven- en ondergrondse processen worden losgekoppeld (leidingen kunnen vervangen worden zonder te graven en bovengronds de dagelijkse activiteiten te verstoren); de ILT heeft bewezen veiliger te zijn dan leidingen in de volle grond; de leidingen liggen beschermd waardoor de levensduur toeneemt. Nadelen: de extra kosten voor de ILT zijn hoog (minimaal f 10 miljoen per kilometer); men legt zich voor levensduur van de ILT - ongeveer honderd jaar - vast met betrekking tot capaciteit. Ondanks alle positieve studies is men nooit overgegaan tot de realisatie van een ILT in het stedelijk in het stedelijk gebied. Terwijl de voordelen van het loskoppelen van boven- en ondergrondse processen in druk stedelijk gebied duidelijk zijn. In dit afstuderen worden de financiële kanten van de ILT belicht. Hierbij zijn de omstandigheden genomen die gelden in het stedelijk gebied van gemeente Rotterdam. Over een tijdsperiode van honderd jaar is een situatie met leidingen in de volle grond en een situatie met een ILT vergeleken. Bij dit soort berekeningen wordt gewerkt met bedragen die ver in de toekomst liggen. Wanneer investeringsafwegingen op deze manier gemaakt worden, worden zowel kosten als baten in de toekomst als minder belangrijk ervaren. De hiervoor gebruikte rekenmethode wordt de Netto Contant Waarde (NCW) methode genoemd. De discontovoet is hierbij een belangrijke factor. In dit onderzoek wordt een discontovoet van 8% gehanteerd (gebaseerd op de kapitaalmarkt). Welke kosten ontstaan bij het beheren van leidingen in de grond? Dit wordt uitgelegd aan de hand van twee voorbeelden. 1) Een leidingbeheerder wil een bepaalde leiding vernieuwen en Gemeente Werken gaan hiermee accoord. De leidingbeheerder moet nu een borg storten bij Gemeente Werken. Deze dient om de straat na enige tijd - als zetting is opgetreden - definitief dicht te straten. Deze borg wordt een retributieheffing genoemd. Verder moet de leidingbeheerder alle kosten voor het vervangen van de leiding betalen, ook de kosten voor uitbreken en opnieuw aanbrengen van de bestrating. Gemeente Werken nemen dus geen kosten voor haar rekening omdat het initiatief bij de leidingbeheerders ligt. 2) Gemeente Werken gaan de weg vernieuwen (elke twintig jaar) en licht de leidingbeheerders in. Gemeente Werken betalen de kosten van het uitbreken, afvoeren en aanvoeren van stenen, fundatie en grond. Tevens draagt zij zorg voor het herstellen van de wegverharding en fundatie. De leidingbeheerder kiest nu of hij op dit moment zijn leiding vernieuwd of op een zelfgekozen tijdstip (wanneer de levensduur van de leiding verstreken is). Bij vernieuwing tegelijk met Gemeente Werken heeft de leidingbeheerder een kostenvoordeel. De kosten van vernieuwing op het zelf te bepalen tijdstip liggen in de toekomst en zullen dus contant gemaakt worden","","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:d0f951e9-3683-4965-88dc-9b723d07f57c","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d0f951e9-3683-4965-88dc-9b723d07f57c","Risico-analyse in de GWW-sector: Pilot studie ter ondersteuning van project voorbereiding op luchthavens","Spalburg, M.G.","Smook, R.A.F. (mentor); Vrijling, J.K. (mentor); Houben, L.J.M. (mentor); Schouls, A. (mentor)","1995","De kwaliteit van planning neemt toe met de afname van het verschil tussen werkelijk projectverloop en opgesteld plan. Het plannen van infrastructuurprojecten met als doel het verloop in de tijd en de einddatum te leren kennen is een riskante onderneming. De praktijk leert dat het werkelijk verloop en de werkelijke einddatum zelden exact overeenkomen met het voorgenomen plan. Om de kwaliteit van de planning te waarborgen is het van wezenlijk belang om bij het plannen van infrastructuurprojecten rekening te houden met tal van onzekerheden. Het onderzoek ""Risico-analyse in de GWW-sector"" beoogt een bijdrage te leveren aan het optimaliseren en rationaliseren van de voorbereiding van projecten in de Grond-, Weg- en Waterbouwsector (GWW). Het doel van het onderzoek was een praktisch toepasbaar risico-analyse rekenmodel voor PRC management-consultants te ontwikkelen, een zogenaamd Decision Support System, waarmee het plannen van toekomstige droge infrastructuurprojecten inzichtelijk en betrouwbaar wordt. Hiertoe is, gedurende een periode van vier maanden binnen het Projecten Bureau Schiphol, ondersteunend meegewerkt aan het plannen van diverse concrete uitbreidingsprojecten. Parallel hieraan is onderzoek gedaan naar de behoefte aan en de vorm van het te ontwikkelen risico-analyse model. Deze eisen, wensen en opgedane ervaring zijn mede aan de hand van bevindingen uit de literatuur (betreffende de kennisdomeinen planning en risico-analyse) gesynthetiseerd tot invloedsparameters van het kwantitatief rekenmodel. Deze invloedsparameters (onzekerheden) zijn geïmplementeerd in de vorm van een simulatie-programma ""PROBABILISTIC TIMEESTIMATOR"". Dit simulatie-programma is met goed gevolg getest op bekende voorbeelden en vervolgens toegepast op een concreet project voor de luchthaven Schiphol, namelijk ""Diverse Werken Zwanenburgbaan"". In de studie naar het kwantitatief rekenmodel is de aandacht voornamelijk uitgegaan naar de fase van uitvoering van een willekeurig droog infrastructuurproject en het projectbeheersaspect (uitvoerings)tijd. Wel is een eerste aanzet gegeven om deze gecombineerde methode te kunnen inzetten voor zowel andere fasen van het project als overige projectbeheersaspecten (o.a. geld en kwaliteit). De werking van dit kwantitatieve rekenmodel is gebaseerd op het meenemen van twee soorten onzekerheden in de tijdsraming. Ten eerste betreft dit normale onzekerheden zoals die bij ieder willekeurig GWW-project van enig formaat worden waargenomen. Deze normale onzekerheden komen voornamelijk tot uiting in de vorm van spreidingen in hoeveelheden te verwerken materiaal en voorgenomen produkties. Ten tweede houdt de rekenmethode bij het ramen van de uitvoeringsduur expliciet rekening met het optreden van diverse bijzondere gebeurtenissen. Deze bijzondere gebeurtenissen, onder andere voorkomend als calamiteiten, leiden tot vertragingen en verstoringen van het bouwproces. Met behulp van simulatie kunnen de vastgestelde zekerheden en eerder genoemde onzekerheden worden gecombineerd tot een marge rond de uitvoeringsduur van een project. Het simulatie-programma PTE maakt de tijdsgrenzen waarbinnen de uitvoeringsduur zal liggen helder en geeft tegelijkertijd de mogelijkheid de berekende uitvoeringsduur te koppelen aan de kans van overschrijding. Daarnaast geeft dit programma het pad (of lees paden) aan dat de grootste kans van optreden heeft en daarom in de praktijk waarschijnlijk het meest maatgevend (kritiek) zal zijn. Verder duidt de simulatie het pad aan dat hoofdverantwoordelijk voor de spreiding van de bouwtijd moet worden geacht. Ook kan er per pad een analyse worden gemaakt van de absolute en relatieve ernst van de activiteiten gelegen op dat pad. De 2 belangrijkste voordelen van deze kwantitatieve vorm van risico-analyse zijn: * ten eerste; de mogelijkheid om een planning te controleren, vast te stellen en af te leveren van hoge betrouwbaarheid (kwaliteitsborging). * ten tweede; de mogelijkheid om in de planning de absolute en relatieve ernst van de onzekerheden zowel per pad als per activiteit vast te stellen. Met deze gegevens kan een opdrachtgever onderbouwd beleidsmaatregelen treffen en kunnen onzekerheden in het tijdspad met de aannemer bespreekbaar worden gemaakt. De aannemer krijgt ook een betrouwbare indicatie van de riskante activiteiten en doeltreffende tegenmaatregelen.","","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:216954c0-8d65-4e84-bece-95053e72ead8","http://resolver.tudelft.nl/uuid:216954c0-8d65-4e84-bece-95053e72ead8","The dynamics of breaker bars: Considered as a diffusion process","Van der Biezen, S.C.","Bakker, W.T. (mentor); Roelvink, J.A. (mentor); Van de Graaff, J. (mentor); Battjes, J.A. (mentor)","1995","In the scope of NOURTEC, an EEC project, efforts are made to simulate the behaviour of executed foreshore supplies with the aid of mathematical computer models. One of the models used are line models. On behalf of the DUT two studies contribute to NOURTEC line modelling. One concentrates on the longshore transport, and the present study focuses on cross-shore sediment transport. Both studies try to improve the applicability of line models in evaluating and forecasting the behaviour of the coast, specially after a nourishment. The cross-shore profiles supplied and evaluated in the scope of NOURTEC, and many other cross-shore profiles as well, are characterised by one or more breaker bars. Foreshore supplies very often have the same length scales as these breaker bars. At the Terschelling coast, for instance, a nourishment was executed by filling the trough between the outer two bars. This illustrates that, studying cross-shore morphology after a supply, one should include the phenomenon of breaker bars in the study as well. This report contains a study about both breaker bars and supplies. Concentrating on the cross-shore profile, in this study breaker bars and supplies are interpreted as harmonic or instantaneous disturbances of an equilibrium profile respectively. An equilibrium profile is a profile shape for which there is no sediment transport. The essence of line modelling is that a cross-shore profile, for given wave and sediment parameters, tends towards an equilibrium shape. Using this concept, breaker bars can be schematised by a harmonic boundary condition and supplies by an initial surplus of sediment in the equilibrium profile. In this study, the equilibrium profile shape and the consequences of a disturbance are described by two expressions. One is the well known continuity equation, and the other is a sediment transport equation. The latter describes the magnitude and the direction of sediment transports as a function of the profile height and the profile slope. Transports due to wave asymmetry, undertow and the gravity force are included in this expression. In case the profile height and the profile slope meet the equilibrium profile shape for a certain location in the profile, the sediment transport equals zero. Thus it follows that, in case of a disturbance of the equilibrium profile slope, these two expressions describe a diffusion process. In this report, the diffusion process is analyzed both analytically and numerically. The analytical part merely concentrates on the derivation of scale rules, not on the accuracy of the outcome. A scale parameter was defined for the diffusion process due to the gravity force. A more extended analysis including wave asymmetry and undertow as well did not lead to significant different results. The analytical part is concluded with a proposal for further study. In the numerical part a computer program is developed based on the sediment transport equation and the continuity equation. As could be expected from the analytical results, no spontaneous increase of any disturbance was found. It appears that breaker bars can only be generated at the upper boundary of the profile. In that case propagation in seawards direction is found, together with a strong dissipation in the upper part of the profile.","coastal morphology; breaker bar; cross shore transport","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:a330e0a9-7bfb-4350-8894-3011b9d016fe","http://resolver.tudelft.nl/uuid:a330e0a9-7bfb-4350-8894-3011b9d016fe","Local and time-dependent phase distribution phenomena in bubble columns","Oldeman, R.G.C.","Groen, J.S. (mentor); Mudde, R.F. (mentor)","1995","In this project experiments were performed and models were developed to describe the hydrodynamics and phase distribution in tall air-water bubble columns without liquid throughput. The experiments were performed in a two meters high, 23 cm internal diameter column with a porous plate air distributor. The superficial gas velocity varied between 1 and 9 cm/s, covering both homogeneous bubble flow and turbulent bubble flow. Three techniques of measuring the time averaged gas fraction are compared: using a glass fibre probe, pressure transducers, and the bed expansion technique. The glass fibre probe is also used to measure radial gas fraction distributions about 115 cm above the air distributor, at several superficial gas velocities. The glass fibre probe appeared to suffer from a serious anisotropy. Two methods to correct for this anisotropy are discussed. This results in far more uniform gas fraction distributions than measured by other researchers, who did not correct the anisotropy. Various models regarding the flow in bubble columns are presented. A Reynolds number criterion is suggested to predict the transition from homogeneous to turbulent bubble flow. Another model predicts the radial non-uniformity of the gas fraction distribution. It assumes the presence of a radial pressure gradient due to the centrifugal force of turbulent liquid velocity fluctuations. A momentum balance method based on the model of Geary and Rice (1992) is used to calculate liquid recirculation velocities. The structure and time-dependent behaviour of gas fraction fluctuations are examined by analysing the signals from one or two glass fibre probes with correlation techniques. A stochastic model is presented to describe the structures of these fluctuations. This model takes into account the characteristic properties of these structures such as their size, intensity, velocity, and lifetime. The values of these properties are estimated by fitting the measured covariance functions of the glass fibre probe signals to the model predictions. These fluctuations are also examined by analysing signals from pressure transducers mounted flush with the column wall. These pressure fluctuations are compared to the predictions of the gas fraction fluctuation model. However, they seem to originate from more than one effect.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:ac888500-3aba-47a5-b33f-975e4564d3d0","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ac888500-3aba-47a5-b33f-975e4564d3d0","Design algorithm for energy concersion- and distribution systems of submarines","Pel, E.M.","Klein Woud, J. (mentor)","1995","","","en","master thesis","","","","","","","","2012-12-31","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Marine and Transport Technology","","Ship Design, Production and Operation","",""
"uuid:4f656f20-68cb-41bd-994a-ebc77cd0e9bb","http://resolver.tudelft.nl/uuid:4f656f20-68cb-41bd-994a-ebc77cd0e9bb","Verticaal sedimenttransport","Wiltink, E.","Battjes, J.A. (mentor); Booij, R. (mentor); Van de Graaff, J. (mentor)","1995","Het verticale transport komt tot uiting in concentratieprofielen. Het alom bekende concentratieprofiel heeft een grote concentratie aan de bodem die monotoon naar boven toe afneemt. In het algemeen wordt het turbulente sedimenttransport beschreven als een diffusieproces. Vragen die hierbij rijzen zijn de volgende: is deze beschrijving bruikbaar voor alle concentratieverdelingen (ook bij een lozingspunt op de bodem of halverwege de waterdiepte)? Hier proberen we de beschrijving van het verticale sedimenttransport te baseren op coherente structuren, waarbij we na gaan of we de concentratieverdelingen kunnen verklaren en of een eventueel te gebruiken diffusie-coëfficiënt te schatten is. Het antwoord geven we door middel van een onderzoek dat uit twee delen bestaat. Het eerste deel is een experimenteel onderzoek waarbij concentratieverdelingen worden gemeten. Het tweede deel is het maken van een computermodel om te kijken of de concentratieverdelingen hiermee kunnen worden beschreven. De proefmetingen zijn uitgevoerd met behulp van een laserlichtvlak opstelling, waarmee we in staat zijn een geconcentreerd lichtvlak te creëren. Bij de proefmetingen lag de nadruk op het werken met de laserapparatuur, het vinden van de juiste lichtsterkte en het beste ingangssignaal voor de heen en weer draaiende spiegel. Na het goed verlopen van de opname van de eerste video van het laserlichtvlak, waarop we duidelijk geïnjecteerde polystyreen korrels konden herkennen, is de meetopstelling naar de kantelgoot verplaatst. De metingen bij de kantelgoot zijn uitgevoerd bij verschillende stroomsnelheden, bij het op verschillende hoogtes en het op verschillende afstanden voor het meetpunt loslaten van deeltjes. De concentratieverdelingen die uit de metingen volgen zijn veelal goed te beschrijven met behulp van een diffusie-model. Dit geldt alleen niet voor de eerste meter achter de inlaat van de deeltjes. De concentratieprofielen zijn hiervoor te afwijkend. Een betere oplossing is het om deze concentratieverdelingen met behulp van de coherente structuren in de turbulente waterbeweging te beschrijven. Hierbij is dan tegelijk verklaard hoe de deeltjes de grotere afstanden omhoog afleggen. Het laatste onderdeel bestaat uit het opzetten van een numeriek deeltjes-model. Dit deeltjesmodel moet als uitvoer concentratieverdelingen geven. Het probleem hierbij is dat we niet precies weten hoe we de beweging van de deeltjes moeten beschrijven. Het is mogelijk om hiervoor de gegevens uit de metingen van Sumer en Deigaard[3] te gebruiken. Deze waarden zijn de uitgangspunten voor het deeltjes-model geworden. Het verder toevoegen van inzichten die tijdens de metingen zijn opgedaan, heeft tot gevolg dat deze computerberekeningen concentratieverdelingen geven die heel redelijk op de uitkomsten van de metingen lijken.","sediement transport; concentratieverticaal; diffusie","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:e6398ca6-ca23-46b1-9ee0-333168fbc101","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e6398ca6-ca23-46b1-9ee0-333168fbc101","Residual turbulence in stirred tank reactors after power failure","Van Hulten, B.K.","Derksen, J.J. (mentor); Colenbrander, G.W. (mentor); Veenstra, P. (mentor)","1995","This report is concemed with transient flow and mixing phenomena in a standard stirred tank reactor after switching off the impeller. The application of mixing in a decaying turbulent flow can be found in preventing mnaway reactions in polymerization processes after impeller break-down. This is realized by injection of a reaction killing agent, and therefore asks for knowledge of the mechanisms responsible for spreading the killing agent through the reactor. An analytical model has been developed for the decay of the mean flow and its fluctuations. Normalized decay times of both mean flow and fluctuations tumed out to be scale independent. In a standard mixing geometry mixing by high velocity injection of a liquid in the decaying flow was investigated by an indicator colour-change technique. These experiments give a clear view of the role of both the liquid jet and the decaying flow on spreading of liquid through the vessel. Next, measurements were done on the decay of turbulence and mean flow after impeller shut-off Experiments were performed in pilot scale vessels of 1, 10 and 87 litre. With Laser Doppler Anemometry the decaying flow (both average flow and fluctuations) was investigated at several positions within the vessel. Decay times were estimated. Finally, Computational Fluid Dynamics (CFD) were used to investigate the scaling effects. Three-dimensional time dependent calculations were performed. The impeller was modeled with the help of empirical data. The k-e model was used to treat turbulence. Special care was taken to sort out grid and time step dependence of the solution. Simulations were partly performed at a CRAY supercomputer. Eventually reasonable comparison between experiments and simulations was found.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:92a86caf-f3b9-49aa-a9de-7e11779c2279","http://resolver.tudelft.nl/uuid:92a86caf-f3b9-49aa-a9de-7e11779c2279","Waterkracht uit het Julianakanaal","Visser, C.W.","Brouwer, R. (mentor); Berger, H.E.J. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor); Van Duivendijk, J. (mentor)","1995","In dit rapport is een onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van het opwekken van energie met waterkracht in de omgeving van het Julianakanaal en de Grensmaas (Zuid-Limburg). Het Julianakanaal is een scheepvaartkanaal dat water onttrekt aan de Maas benedenstrooms van Maastricht. Het huidige debiet door het Julianakanaal, ter grootte van 15 m3/s, wordt gebruikt voor het schutten van schepen b ij de sluizencomplexen bij Born en Maasbracht. Het gebruikte schutwater stroomt b i j Maasbracht weer naar de Maas. Op veel plaatsen bestaat een aanzienlijk verschil in waterniveau tussen het Julianakanaal en de Grensmaas. In het Julianakanaal zelf is een verschil in waterniveau aanwezig bij de sluizencomplexen van Born en Maasbracht. Het doel van dit onderzoek is het bepalen van een geschikte lokatie voor een waterkrachtcentrale, het bepalen van het vermogen van deze centrale en het maken van een globaal ontwerp van de benodigde kunstwerken. Om in het Julianakanaal energie te kunnen winnen met behulp van een waterkrachtcentrale zal een groter debiet door het kanaal moeten worden geleid. Het toelaatbaar debiet wordt beperkt door de problemen die veroorzaakt worden door een verandering van de waterstanden in het Julianakanaal en de Maas. Door de toename van het verhang ontstaat een groter verval en daardoor verandert de waterstand. Na afweging van de verschillende belangen is bepaald dat het toelaatbaar debiet door het Julianakanaal 45 m3/s is. Het debiet door de sluizencomplexen bij Born en Maasbracht is gemiddeld over de week 15 m3/s, zodat gemiddeld 30 m3/s beschikbaar is voor de waterkrachtcentrale. Er zijn zes veelbelovend lijkende alternatieven gekozen en deze zes alternatieven zijn beoordeeld op een aantal criteria. Vijf alternatieven maken gebruik van een niveauverschil tussen de waterstand in het Julianakanaal en de Maas. De waterkrachtcentrale onttrekt water aan het Julianakanaal en laat het water weer af op de Maas. Eén van de zes alternatieven maakt echter gebruik van het niveauverschil bij het sluizencomplex Born. Door de waterkrachtcentrale wordt bovenstrooms van het sluizencomplex water onttrokken aan het Julianakanaal en dit water stroomt benedenstrooms van het sluizencomplex weer naar het Julianakanaal. De criteria waarop de alternatieven zijn beoordeeld zijn: energie-opbrengst, variatie in valhoogte, invloed op de scheepvaart, ruimtegebruik en combinatiemogelijkheden. De waterkrachtcentrale bij Maasbracht is het meest geschikte alternatief. Door de waterkrachtcentrale wordt bovenstrooms van het sluizencomplex Maasbracht water onttrokken aan het Julianakanaal. Het water stroomt door de waterkrachtcentrale uit in een grindplas en via deze grindplas naar de Maas. De jaarlijkse energie-opbrengst van de waterkrachtcentrale is 21,6 GWh.","hydropower; Julianakanaal; waterkrachtcentrale","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering and Watermanagement","","","",""
"uuid:e219794a-1995-446d-8471-108b1f096a14","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e219794a-1995-446d-8471-108b1f096a14","Evaluation of Two Performance Enhancement Techniques for Digital Mobile Communications: Adaptive Channel Equalisation and Dual-signal Reception","Krapels, M.J.","Prasad, R. (mentor); Aghvami, A.H. (mentor); Janssen, G.J.M. (mentor); Smit, K. (mentor); Wu, J. (mentor); Zigic, A. (mentor)","1995","The demand for mobile communication services is expected to increase dramatically in the near future. It is expected that mobile services such as wireless LAN's and mobile telephony will become an important competitor for fixed wired services.
This means that the scarcely available bandwidth must be used as efficient as possible. Several techniques can be used to improve the capacity of mobile services. In this thesis two enhancement techniques for mobile communications have been investigated.
The first enhancement technique is adaptive equalisation in indoor environment. It is investigated to see if it is possible to improve the performance of mobile indoor radio communication by using adaptive equalisation. A 16-QAM system using square root raised cosine matched filtering with a Decision Feedback Equaliser was simulated. Measured impulse responses of mobile radio channels are used to implement the multipath channel in the simulations. Two adaptive training algorithms are investigated: Fast Kalman algorithm and Least Mean Squares algorithm. It is shown that adaptive equalisation can improve the performance dramatically (4 orders of magnitude at a SNR of 20 dB). It is also shown that the Fast Kalman algorithm gives better performance than the Least Mean Squares algorithm (3 dB), but is far more complex to implement than the Least Mean Squares algorithm. Data rates of up to 10 Msymbols/second (40 Mbits/second) can be achieved with a Symbol Error Rate in the order of 10-5.
The second enhancement technique is dual-signal reception of two BPSK modulated co-channel signals (a strong and a weak signal). Such a receiver has been proposed before, using two conventional BPSK detectors in succession. In between the two detectors the large signal is suppressed. In this research other detection schemes have been investigated in order to improve the BER performance of both the weak and strong signal detector: decorrelation, optimum and asymptotic optimum detection. Several detection schemes are being proposed which give n performance improvement of up to 6 dB for Signal-to-Interference Ratio's of -6 to 6 dB.","Equalisation; radiocommunication; multipath; co-channel interference","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:db99d455-3c87-4d79-844f-c5e6f0f6ae7b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:db99d455-3c87-4d79-844f-c5e6f0f6ae7b","Menging in chemische reactoren: Lokalisatie en verplaatsing van reagerende wervels","Gielen, M.H.C.","Bakker, R.A. (mentor)","1995","Doel van het onderzoek is een verbeterd model te ontwikkelen voor de menging in een chemische reactor. Menging in een chemische reactor speelt een belangrijke rol in de verhouding waarin meerdere reacties zich afspelen. Op basis van een combinatie van macro- en micromengmodellen is het mogelijk een voorspelling te doen van de chemische opbrengst van een turbulent geroerde reactor. De macro-stroming is gesimuleerd met verschillende turbulentie-modellen in het CFDpakket FLUENT. Voor de modellering van micromenging worden verschillende modellen gebruikt, waaronder het EDD-model van Baldyga en Bourne. Het programma STORM (Lathouwers (1993)) koppelt een micromengmodel aan een CFD-simulatie door eerst de positie van de meest reactieve wervels in een geroerd vat te bepalen, waarna deze wer\'els worden gevolgd door de reactor. De meest reactieve wervels zijn de wervels waarin de grootste omzetting van reactanten plaatsvindt. Langs de baan van deze wervels wordt de verhouding bepaald waarin de verschillende reacties zich afspelen. Een combinatie van een vrijstraal-model met een turbulente dispersiemodel is gebruikt om de invloed van de toevoerstraal in een reactor zowel op de macro stroming als op de lokalisatie van de meest reactieve wervels te verdisconteren. Daarnaast is een stochastisch model toegevoegd voor bepaling van de verplaatsing van een wervel door de geometrie. Met een digitale camera in combinatie met een spiegel zijn opnames gemaakt van een inktinjectie in het vat om de verplaatsingen van de wervels drie-dimensionaal te meten. Een programma is gesclii-even om, na beeldbewerking met het pakket SCIL-Image, automatisch de drie-dimensionale banen op te sporen. Daarbij zijn dezelfde opnames gemaakt van polystyreen deeltjes als alternatieve methode om verplaatsingen van wervels te meten. Deze meetmethode levert meer deeltjesbanen dan de inktinjectie en verschaft daarnaast inzicht over de werking van de gesclii-even programmatuur.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:17927dd6-101a-4781-b316-9084af7e8e6e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:17927dd6-101a-4781-b316-9084af7e8e6e","Simulatiemodel van een boomkorkotter: e koppeling tussen de scheepsbewegingen en de krachten in de vislijnen. Simulatiemodel van een boomkorkotter; Modelvalidatie, parameterstudie en oplossingen ter voorkoming van het opspringen van een boomkorvistuig","Peeringa, J.M.","","1995","","","en","master thesis","","","","","","","","2012-12-31","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Marine and Transport Technology","","Ship Design, Production and Operation","",""
"uuid:2cd8c872-c8fe-4530-a3b9-c23117a32a27","http://resolver.tudelft.nl/uuid:2cd8c872-c8fe-4530-a3b9-c23117a32a27","Fractal dimension and aerosol-agglomerate properties: Literature research","Sol, S.R.","Marijnissen, J. (mentor); Tuinman, I. (mentor)","1995","This thesis is written in the framework of a literature research as a preparation for the undergraduate research of the study Chemical Engineering at the University of Technology Delft. Aerosols consisting of irregular agglomerates are found in many systems, including submicron fly-ash from pulverized coal combustion, soot, welding fumes and synthetic fumes. Most solid aerosol particles are agglomerates of smaller primary particles adhering to each other by weak forces. The structure of the agglomerates determines their behaviour in many respects. This is the motivation for using fractal dimension to describe the structure of aerosol agglomerates. In general, the use of fractal dimension in characterising aerosol agglomerates is described in this thesis. Chapter 1 will justify the use of the fractal dimension as a means of describing particle morphology mathematically. In chapter 2 a description of the fractal concept as developed by Mandelbrot will be given, followed by a discussion of different ways by which the fractal dimension can be defined. Also, the concept of self-similarity will be explained. Chapter 3 will cover fractal analysis, i.e. methods to measure fractal dimension will be treated. The general effect of particle morphology on agglomeration and transport properties is well and conveniently described by the fractal dimension as will be seen in chapter 4 and 5.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Technology and Material Science","","","",""
"uuid:2fa82a5c-3181-4796-989a-ddee04305df3","http://resolver.tudelft.nl/uuid:2fa82a5c-3181-4796-989a-ddee04305df3","Het afzetten van zand in de beun van een hopperzuiger: Bepaling van de relatieve dichtheid","Jurgens, G.A.","D' Angremond, K. (mentor); Rosenbrand, W. (mentor); Van Helden, G.H.J. (mentor)","1995","Om de kennis ten aanzien van de parameters die van belang zijn voor de relatieve dichtheid waarmee zand zich afzet in de beun van een hopperzuiger te vergroten, zijn twee experimenten uitgevoerd. Allereerst is het bezinken van zand in stilstaand water in een modelproef onderzocht. Hierbij werd de invloed van de korrelgrootte en de korrelvorm van het onderzoeksmateriaal alsmede de invloed van de volumeconcentratie op de relatieve dichtheid van het gesedimenteerde materiaal onderzocht. De verschillende concentraties werden door middel van fluïdisatie van het onderzoeksmateriaal gerealiseerd waarna het materiaal kon bezinken. De volgende conclusies kunnen worden getrokken naar aanleiding van het uitgevoerde experiment. Voor het traject tussen c = 0,075 en c = 0,40 geldt bij het bezinken voor uniform zand en glasparels onder invloed van de zwaartekracht: 1) De relatieve dichtheid is onafhankelijk van de volumeconcentratie en dus is: - de relatieve dichtheid onafhankelijk van de valsnelheid - de relatieve dichtheid onafhankelijk van de vertikale massastroom 2) De relatieve dichtheid is onafhankelijk van de korrelvorm. 3) De relatieve dichtheid is wél afhankelijk van de korreldiameter; fijne korrels rondom ± 100 pm zetten zich af met een relatieve dichtheid tussen de 30% en 40%, terwijl korrels groter dan ± 200 /ym zich afzetten met een relatieve dichtheid tussen de 0% en 10%. Grovere korrels hebben dus eerder een stabiele pakking bij het bezinken in water. 4) De relatieve dichtheid is gevoelig voor een fout in de maximum porositeit. Een uitzondering op voorgaande is het traject tussen c = 0,30 en c = 0,40 voor het Brekerzand. Hierbij neemt de relatieve dichtheid toe met toenemende concentratie ten gevolge van de scherpte van de korrels.","trailing suction hopper dredge; packing density; beun; pakkingsdichtheid","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:1a6b8440-4ba4-4ad4-b6ce-c47bd291e09b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:1a6b8440-4ba4-4ad4-b6ce-c47bd291e09b","Het effect van een onderwaterdam op het langstransport van sediment","De Gelder, A.; Siers, J.C.","","1995","Projectgroep onderzoek naar de effecten van een onderwaterdam langs de Nederlandse kust op het langstransport van zand langs de kust.","zandtransport; onderwaterdam","nl","student report","TU Delft, Department Hydraulic Engineering","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:613400d9-0969-4fa9-b718-aba3930fb583","http://resolver.tudelft.nl/uuid:613400d9-0969-4fa9-b718-aba3930fb583","Het beperken van het overloopverlies bij het baggeren van zand met een sleephopperzuiger","Smits, A.P.","D' Angremond, K. (mentor); Van Doorn, T. (mentor); Fontijn, H.L. (mentor); Kranenburg, C. (mentor)","1995","De sleephopperzuiger is een baggerwerktuig dat een breed werkgebied heeft. Zo wordt dit werktuig o.a. gebruikt voor het op diepte brengen en houden van vaarwegen, maar ook voor zandwinning op zee voor bijvoorbeeld het opspuiten van stranden. Op de werkplek aangekomen vermindert het schip snelheid. De zuigbuis wordt overboord gezet en neergelaten. De sleepzuiger zuigt nu al varend (1 a 1.5 m/s) de specie van de bodem. De specie wordt nu in het algemeen in het laadruim, de hopper, gestort. Als het schip beladen is wordt de zuigbuis weer binnenboord gehesen en vaart het schip naar de losplaats. Het beladingsproces van een sleephopperzuiger lijkt vrij eenvoudig, maar is in wezen erg gecompliceerd. Het proces is afhankelijk van een groot aantal factoren, zoals bijvoorbeeld de methode van inbrengen en overvloeien, laadcondities (debiet, concentratie), grondeigenschappen, geometrie van de hopper, etc. Bij redelijk tot goed bezinkende mengsels wordt er, nadat het niveau in de hopper het overvloeiniveau bereikt heeft, nog doorgeladen. Het overtollige water stroomt met een gedeelte van de vaste stof via de overvloeien weer overboord. De verhouding tussen de hoeveelheid vaste stof die weer uit de hopper verdwijnt en de hoeveelheid ingebrachte vaste stof wordt ook wel overloopverlies genoemd. Het is voor een project nodig van te voren te weten hoe groot deze overloopverliezen zullen zijn met het oog op de kostprijsberekening. Overloopverliezen kunnen eenvoudig berekend worden met het model van Hazen. De hopper wordt hierbij geschematiseerd tot een rechthoekige bak. Er wordt in dit model verondersteld dat de verhouding tussen de tijd die een deeltje nodig heeft om de lengte van de hopper af te leggen en de tijd die een deeltje heeft om op het bezonken zand te komen een maat is voor de overloopverliezen. In dit rapport wordt meer in detail gekeken naar de processen die zich in de hopper afspelen. De hopper wordt hierbij opgedeeld in 3 zones: de inlaatzone (zone I) de stromingszone (zone II) de overvloeizone (zone III) De inlaatzone is de zone waar het mengsel in de hopper gestort wordt. Bij het storten kan, afhankelijk van het inbrengsysteem, lucht de hopper worden ingeslagen.Aangezien het gestorte mengsel een aanmerkelijke snelheid heeft ten opzichte van de omgevingsvloeistof kan het valproces beschreven worden met behulp van het zogenaamde straal- en pluimmechanisme. Op de plaats waar de mengselstraal de bodem treft zal een woelkrater ontstaan.","trailing suction hopper dredge; sleephopperzuiger; overstort","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:a17c8be2-35d2-42ef-bab3-d351d0b1f8a2","http://resolver.tudelft.nl/uuid:a17c8be2-35d2-42ef-bab3-d351d0b1f8a2","Inklemeffecten bij steenzettingen op dijken: Eindige-elementenstudie naar geometrisch- en fysisch niet-lineair gedrag van blokkenmodellen","Suiker, A.S.J.","Rots, J.G. (mentor); Den Adel, H. (mentor); Bakker, H.L. (mentor); Blaauwendraad, J. (mentor)","1995","","revetment; dike; placed blocks; steenzetting; clamping","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:ad92702b-84b6-4b7b-b566-aba61f8bb9a9","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ad92702b-84b6-4b7b-b566-aba61f8bb9a9","Interleaved EEC Coding for a Direct Sequence CDMA System in Land-Mobile Satellite Channel","Zhang, D.Y.","Mqhele Enock-Hershal Dlodlo, E.E. (mentor); Prasad, R. (mentor)","1995","The performance of forward error correction codes and the respective interleaved codes for a direct-sequence code division multiple access system in a bursty land-mobile satellite channel have been evaluated in terms of throughput and delay. The FEC scheme used the Reed-Solomon and BCH codes. Interleaved codes were compared with non-interleaved versions. Results are presented for heavy shadowing conditions in a fast as well as a slow fading environment. These results show only a modest improvement due to interleaving with very little effect on average delay.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:858f80a9-ab90-4337-a9b8-d3f21feefa08","http://resolver.tudelft.nl/uuid:858f80a9-ab90-4337-a9b8-d3f21feefa08","Verification of the FET Object Model: Implementation of Reactors and Separation Processes","Kerkhove, D.","","1995","The Front End Tools (FET) Project's goal is to create a software application which should aid the process engineer in creative design of process plants. Since this application will be written using object-oriented techniques, an object model has been designed by Akzo-Nobel Engineering. This document describes the verification procedure of this object model, which should be able to contain chemical engineering process design data and methods. During this verification (which included examining separation processes and reactors as well as writing two C++ applications) several elements of the original model have been modified. The conclusions made at the end of the project state that the currently developed object model can be used for its intended purpose. Apart from this conclusion, several concepts were proposed for further development in conjunction with the FET project.","Process Systems Engineering","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Engineering","","","",""
"uuid:b6369049-58b9-4bc6-a2e6-37839c1a4a8d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b6369049-58b9-4bc6-a2e6-37839c1a4a8d","Voertuigclassificatie door een neuraal netwerk met behulp van samples, die in aantal bepaald worden door de voertuiglengte","Vossenberg, P.J.","van Willigen, D. (mentor)","1995","In dit taakverslag wordt beschreven hoe gegevens van voertuigen worden gemeten, opgeslagen en bewerkt. Daarna wordt een overzicht gegeven van enkele soorten neurale netwerken, die gebruikt kunnen worden voor voertuigclassificatie. Vervolgens wordt ingegaan op de verschillende bewerkingen, die worden uitgevoerd op de voertuiggegevens. Dit zijn achtereenvolgens: het normeren op snelheid en het berekenen van samples uit de gegevens, die het mogelijk maken de voertuigen te vergelijken op basis van hun karakteristieke lengte. Deze bewerkte gegevens worden gebruikt voor de invoer in een neuraal netwerk. Uiteindelijk worden de classificatieresultaten besproken voor één soort neuraal netwerk.","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrotechniek","","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","",""
"uuid:71b0a324-a060-4ba8-8c20-aa0cf8115132","http://resolver.tudelft.nl/uuid:71b0a324-a060-4ba8-8c20-aa0cf8115132","CAB-SIM: A cause based operator model for use in dynamic Probabilistic Safety Assessments for nuclear power plants","Groen, F.J.","Wieringa, P.A. (mentor)","1995","Today's technology enables people to build complex systems, such as nuclear power plants, that carry big hazards in them. Consequences of accidents that involve such plants can be severe. Hence, safety is an important issue in design and operation. The attention that has been given to system safety has resulted in an increase of component reliability. An accompanying effect is that in relatively more cases, the human operators contribute to accidental situations. Because of that, the study of the impact of operator behavior on system safety has received more attention during the last decade. One of the achievements that was made, is the development of the CAUse based Behavioral model (CAB model), as a part of the Human Interaction TimeLINE (HITLINE) methodology, which studies the impact of intentional operator behavior on system safety. The CAB model was designed to be used in Probabilistic Safety Assessments (PSAs). It uses knowledge about operating procedures, plant configuration and process behavior to perform a simplified simulation of cognitive processes, and to generate a set of possible operator actions with associated probabilities. To make the CAB model available for use in dynartiic PSA techniques, which include the systematic simulation of a large number of accident sequences, a computerized version of the CAB model, called CAuse based Behavioral SIMulator (CAB-SIM) was developed. The CAB model's mechanisms were translated into computer algorithms. Additionally, some improvements to the model were made. As a case study, the HITLINE methodology was applied to a hypothetical two tank system, using CAB-SIM. CAB-SIM was linked with HITline-SIMulator (HIT-SIM), a model for dynamic PSA, that was developed for this case study. The results of the simulations were incorporated in a simple PSA model of the system, that was developed for the purpose of demonstration. Additionally, CAB-SIM was incorporated in Accident Dynamic Simulator (ADS), an existing simulation model for dynamic PSA. The incorporation process included the coding of proper communication channels between CAB-SIM and ADS, modifying ADS simulation driving mechanism and its existing operator model, and the development of application-specific data, i.e. a system representation for use CAB-SIM. Some elementary results were generated. It is concluded that CAB-SIM is a model that seems to be able to improve the modeling of plant-operator interaction in dynamic PSA techniques, by analyzing the impact of intentional operator behavior on system safety. However, parts of the cognitive process simulation need further investigation; further, to make CAB-SIM applicable for real nuclear power plant PSAs, the quantification of operator errors, which currently contains many subjective elements, needs to be improved.","","en","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Biomechanical Engineering","","","",""
"uuid:0cb99f92-015a-411b-aa41-92f7fb6a6c91","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0cb99f92-015a-411b-aa41-92f7fb6a6c91","Onderzoek naar de mogelijkheden voor het berekenen van scheepsvoortstuwingsinstallaties m.b.v. een kennisysteem","Sipkema, S.F.","de Wilde, Jac. (mentor); van Hees, M. (mentor)","1995","Een kennissysteem is een intelligent computerprogramma dat een kennis en redeneermechanisme gebruikt voor het oplossen van complexe problemen. Het trekken van conclusies uit de aanwezige kennis gebeurt door het van de kennisbank gescheiden redeneersysteem. De scheiding van kennis en redeneren is in feite een scheiding tussen WAT en HOE. Voor presentatie van kennis zijn verschillende methoden ontwikkeld. Dergelijke presentaties zijn voor de computer van belang om efficiënt en effectief te kunnen redeneren. De meest toegepaste zijn produktie-regels, semantische netwerken en frames. Het ontwikkelen van kennissystemen kan op vele niveaus plaatsvinden, van een complete ontwikkelomgeving op speciale voor Al-toepassing ontwikkelde hardware tot en met Basic op een PC. Quaestor is een ""Rule Based Expert system"" en in feite een intelligente programmagenerator. Een probleem gedefinieerd door de gebruiker wordt opgelost door het genereren van vergelijkin (Yen, gevormd door relaties die geselecteerd zijn uit een database of ""knowledge base"". De gebruiker heeft een belangrijke rol in dit proces door het verzorgen van ""meta-knowledge"". Dit is informatie over hoe de kennis in de database moet worden gebruikt voor het bereiken van een oplossing van een specifiek probleem. Het te ontwerpen kennissysteem van de scheepsvoortstuwingsinstallatie zal geïmplementeerd worden in het softwarepakket Quaestor. Van de voortstuwingsinstallatie zal hiertoe een parametrisch model worden gemaakt van de verschillende componenten van de voortstuwingsinstallatie. Voor het model zal het schip in een aantal submodellen worden verdeeld. De hoofdindeling van het schip zal bestaan uit zeven submodellen","","nl","master thesis","","","","","","","","2012-12-31","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Marine and Transport Technology","","Ship Design, Production and Operation","",""
"uuid:69df939d-2d36-494b-90b9-e51a1f0bee1c","http://resolver.tudelft.nl/uuid:69df939d-2d36-494b-90b9-e51a1f0bee1c","Salinity in Lake Maracaibo","Berghuis, E.P.D.","Stelling, G.S. (mentor); Kranenburg, C. (mentor); Postma, L. (mentor); Battjes, J.A. (mentor); Vrijling, J.K. (mentor)","1995","Lake Maracaibo, Venezuela is an outstanding example of today's conflict of interests between protection of natural resources and economic development because of the extensive use of the area. The exchange and interaction between the fresh water of the Lake and the saline water from the Gulf of Venezuela is an important mechanism in the development of pollution of the Lake. For studying the distribution and transport of salt in Lake Maracaibo a three-dimensional numerical simulation model was developed and calibrated, using DELFT HYDRAULICS' hydrodynamic model TRISULA. With this model the behaviour of the salinity distribution and salt transport was examined under varying hydrological conditions. Because of the very large time-scales of the characteristic physical processes in the system special attention was focused on long-term simulations. Since the tide is the initiator of the salt transport in the system it is necessary to use small time-steps for an accurate simulation of the tidal dynamics. However this causes problems with the simulation of the salt transport because this is a process of years. In order to simulate the salt content in the Lake several simulations with constant hydrological conditions were performed and the results were used as input for a box-model. With this box-model the total salt content in the Lake was computed. Although the box-model was not completely capable of reproducing long-term TRISULA results this approach of modelling the salt transport is still very attractive.","salinity; Venezuela; Salt intrusion; Density current","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:0ee31a0a-2df7-44e0-be74-b53fc0b2fbde","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0ee31a0a-2df7-44e0-be74-b53fc0b2fbde","Optimalisatie van de controlvariabelen van een Heavy-Duty Dieselmotor (II)","van Doorn, A.","Stapersma, D. (mentor); van Zomeren, B.C. (mentor)","1995","De eisen die de overheid en de klant aan moderne heavy-duty dieselmotoren stellen, worden steeds hoger. Hierdoor treden twee effecten op die het afstellen van de motor moeilijker maken: De eisen die aan de responsvariabelen van de motor worden gesteld, worden steeds hoger. Er komen steeds meer controlvariabelen aan de motor die ingesteld moeten worden, om een betere respons van de motor mogelijk te maken. In dit verslag is bekeken of het mogelijk is, de interpretatie van de metingen te scheiden van de uitvoering van de metingen.","","nl","master thesis","","","","","","","","2012-12-31","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Marine and Transport Technology","","Ship Design, Production and Operation","",""
"uuid:042fede7-1761-4b13-af1b-def9f7fc34f9","http://resolver.tudelft.nl/uuid:042fede7-1761-4b13-af1b-def9f7fc34f9","Model voor het genereren van realistische sleepbootassistentie","Bakker, N.H.","Wieringa, P.A. (mentor)","1995","This report summarizes the result of a graduation project on the behaviour of a harbour tugmaster and his tug. First, research is described which has been conducted into the behaviour of a tugmaster. Based on this study a model has been developped to generate realistic tracks of a tugboat. This can be used to generate automatic tugboat assistence of a vessel simulated on a ""Full Mission Bridge Simulator"". The model is described in detail and simulation results are discussed. The results have been validated by expert judgement of tugmasters. It is concluded that the model generates realistic manoeuvres. It is capable of avoiding collisions with objects in its environment.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Biomechanical Engineering","","","",""
"uuid:9599aa9a-1ee3-4709-97e1-7b4c26abd5f3","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9599aa9a-1ee3-4709-97e1-7b4c26abd5f3","Erosion of a fluid mud layer due to entrainment: Numerical modelling","Van Haaren, Y.","Battjes, J.A. (mentor); Kranenburg, C. (mentor); Winterwerp, J.C. (mentor); D'Angremond, K. (mentor)","1995","A continuous transport cycle of mud material can be noticed in a natural water environment. Aggregation, settling, deposition, consolidation and erosion are typically interlinked. These processes are influenced by the cohesive properties of the mud and by the characteristics of its environment. Fluid mud is a highly concentrated near-bed sediment suspension with a sediment concentration between about 10 and 300 g/l, and can be formed by hindered settling or by the fluidization of the bed. Once formed, the fluid mud can be transported due to horizontal pressure gradients, frictional and gravitational forces. turbulence and instability of the interface between the fluid mud layer and the water layer above, resulting in mass transport from a non-turbulent layer to a turbulent layer. This process is defined as entrainment. This report concentrates on the process of entrainment by turbulent water flow. A quantitative measure for entrainment is the dimensionless entrainment rate E, which is the ratio of the entrainment rate ue (i.e. the entrained volume of fluid mud per unit area and per unit time) to a characteristic flow velocity. Dimensional analysis indicated that £ is a function of an overall Richardson number. From the literature it followed that the entrainment of fluid mud resembles the fresh/saline water entrainment process, though properties of the cohesive sediments may greatly influence the entrainment behaviour. Two numerical models have been used to predict the entrainment of fluid mud: an entrainment model describing the small scale behaviour (1) and the two-layer fluid mud model which considers mud transport on a larger scale (2). The results have been compared with experimental data or observations. (1) From the analysis of the integral entrainment model of Kranenburg (1994), it resulted that the values taken for the empirical coefficients involved and the assumptions made for the effects of viscous drag and side wall friction are satisfactory. The effect of consolidation and the related change from entrainment to floc erosion becomes apparent for large times. (2) The two-layer fluid mud model, developed by Delft Hydraulics, showed the importance of entrainment for mud transport. When applying a settling velocity, which varies with the sediment concentration, upward transports (due to entrainment) and downward transports (caused by settling) are much larger than in the case of a constant settling velocity. Also the results agree better with observations then. The major limitation of this model originated from the fact that in the model no differences in bed material were made and only neap tide was simulated instead of a neap tide - spring tide cycle. The incorporation of the integral entrainment model of Kranenburg into the two-layer fluid mud model will only be one step forward and further improvements are needed.","fluid mud; fine sediment; cohesion","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:c887d568-c991-48d3-8ff4-acf8ac734ca0","http://resolver.tudelft.nl/uuid:c887d568-c991-48d3-8ff4-acf8ac734ca0","KWIS voor EMS: Voordelen van kwaliteitsbeheersing in het wegvervoer","Buyse, R.; De Vlieger, W.J.","","1995","","wegvervoer","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:de4653cc-05df-4401-8a09-2069127faec1","http://resolver.tudelft.nl/uuid:de4653cc-05df-4401-8a09-2069127faec1","Tunnel onder het IJ: Afgezonken tunnel voor de Noord-Zuidlijn","Bellis, J.C.G.","Van Tol, A.F. (mentor); Heidman, J.C. (mentor); Polen, B. (mentor); Oostveen, J.P. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor); Van der Veen, V. (mentor)","1995","In de Amsterdamse regio wordt de groei van het autoverkeer een steeds groter probleem. Eén van de oplossingen hiervoor wordt gezocht in uitbreiding van het metro/sneltramnet. De aanleg van de Noord-Zuidlijn maakt onderdeel uit van deze plannen. Deze Noord-Zuidlijn gaat de openbaar vervoersverbinding vormen tussen Amsterdam-Noord, het stadscentrum, Amsterdam-Zuid en Schiphol. In dit rapport wordt ingegaan op de kruising van de Noord-Zuidlijn met het IJ. De doelstelling van dit rapport is voor deze kruising een afgezonken tunnel in hoofdlijnen te ontwerpen, waarbij met name aandacht wordt geschonken aan de funderingswijze omdat de ondergrond ter plaatse van het IJ tot aanzienlijke diepte slechts een geringe draagkracht heeft. Hiermee vormt dit rapport een aanvulling op de studies die tot nu toe zijn verricht door het Ingenieursbureau Amsterdam dat betrokken is bij het ontwerp van de Noord-Zuidlijn. In deze studies werd er tot voor kort vanuit gegaan dat de tunnel onder het IJ zou worden geboord, evenals het deel van de tunnel onder de stad. Nu wordt ook de afgezonken tunnel weer bestudeerd, om een goede afweging tussen boren en afzinken te kunnen maken. Om tot een verantwoord ontwerp te komen is eerst een literatuurstudie verricht naar afgezonken tunnels in Nederland en in de nabijheid van Amsterdam in het bijzonder. Hieruit is gebleken dat funderen op staal, op een zandbed dat wordt aangebracht door onderstromen, de goedkoopste methode is die bovendien de minste hinder voor de scheepvaart oplevert. Bij deze methode wordt zand onder de afgezonken elementen gespoten door injectiegaten in de tunnelvloer. Tegelijkertijd bleek echter dat bij projecten in het verleden, waarbij ook een slechte ondergrond aanwezig was (metrotunnel onder de Nieuwe Maas in Rotterdam. IJ-tunnel en Zeeburgertunnel), altijd gekozen is voor een paalfundering. Voor de halte van de Noord-Zuidlijn onder het Centraal Station is vastgehouden aan de wens deze halte met een eilandperron uit te voeren, waardoor hier de sporen ver uit elkaar komen te liggen. Tegelijkertijd bestond uit kostenoverwegingen de wens zo smal mogelijke tunnelelementen af te zinken, waarbij de sporen zo dicht mogelijk bij elkaar liggen. Het is gebleken dat bij toepassing van een ca. 100 m lange, ter plaatse gebouwde, overgangsconstructie tussen de halte en het eerste zinkelement, aan beide wensen kan worden voldaan. Het tracé van de tunnel is weergegeven in figuur S.1. Vanwege de zwaar vervuilde bodem van het IJ ter plaatse van de afzinklocatie, is besloten de zinksleuf tussen damwanden aan te leggen waar dat technisch mogelijk is. Het alternatief, een zinksleuf met natuurlijke taluds, levert namelijk zo veel extra vervuilde grond op die moet worden afgevoerd om gecontroleerd te worden gestort of gereinigd, dat de bijbehorende kosten veel hoger liggen dan die van een extra damwandconstructie. Om dezelfde reden wordt de tunnel ter plaatse van de Ringdijk ook tussen damwanden aangelegd.","submerged tunnel; metrotunnel; caisson; afzinktunnel","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Geo-engineering","",""
"uuid:fe0cde02-8532-485a-8393-54547043c8ff","http://resolver.tudelft.nl/uuid:fe0cde02-8532-485a-8393-54547043c8ff","KWIS voor EMS: Voordelen van kwaliteitsbeheersing in het wegvervoer","Buyse, R.","Bovy, P.H.L. (mentor); Muller, T.H.J. (mentor); Wiggenraad, P.B.L. (mentor); Cser, J. (mentor); Wierikx, A.A.C.M. (mentor)","1995","","KWIS; EMS; Kwaliteitsbeheersing; Wegvervoer","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:7c3e90b5-a88b-429d-ad41-79dc843fba95","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7c3e90b5-a88b-429d-ad41-79dc843fba95","A statistical performance evaluation of measured wideband indoor channels at 2.4, 4.75 and 11.5 GHz","Maranatha, L.D.","Janssen, G.J.M. (mentor); Prasad, R. (mentor)","1995","Wideband indoor propagation measurements at 2.4, 4.75 and 11.5 GHz which were collected at the FEL-TNO laboratory, are statistically evaluated. The correlation of power delay profiles received within a short distance is examined for line of sight and obstructed cases. The variation of the Rician factor K, rms delay spread, dominant power and the power of the obstructed paths within a measured cluster are in this thesis investigated. It is found that the average the K-factor in a cluster decreases proportionally to the increasing distance between transmitter and receiver. By applying the proposed quasi-coherent diversity combining method, enhancement of the K-factor and rms delay spread is achieved. A study on the improvement of those variables is done by combining 2 and 4 antennas out of 6 measurement points in a cluster. The Bit Error Rate for binary Phase Shift Keying modulation after quasi-coherently combining is investigated for the measured channels.","wideband indoor propagation; diversity combining; bit error rate; binary shift keying modulation","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:8f01799d-c83c-456f-ac42-bc17b46c4f02","http://resolver.tudelft.nl/uuid:8f01799d-c83c-456f-ac42-bc17b46c4f02","Cracks and stresses in ceramic layers: Design of a program to predict stresses and cracking behaviour of ceramic layers in relation to some production and application conditions","Pikkemaat, L.J.","Mittemeijer, E.J. (mentor); Delhez, R. (mentor)","1995","","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:512b7ba9-7e9f-4d22-a94b-4decd9ec2e8b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:512b7ba9-7e9f-4d22-a94b-4decd9ec2e8b","Crazevorming en blunting in polyetheen","Loos, M.A.W.","Bakker, A. (mentor); Riemslag, A.C. (mentor)","1995","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:b49368e2-4abb-4b89-8b77-696ebdc1aa9f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b49368e2-4abb-4b89-8b77-696ebdc1aa9f","Probabilistische kostenafweging tussen een conventionele golfbreker en een bermgolfbreker","Duijvestijn, A.M.W.","Vrijling, J.K. (mentor); Tutuarima, W.H. (mentor); De Heer, R.J. (mentor)","1995","Een van de meest toegepaste typen golfbrekers is de conventionele golfbreker. Dit is een constructie van meerdere lagen natuursteen soms afgedekt met een of twee lagen betonblokken waarbij verplaatsingen van elementen over het talud niet worden toegelaten. Een bermgolfbreker, opgebouwd uit meer, maar lichtere steen kan goedkoper zijn. Het idee bij dit type golfbreker is dat de taluds bij aanleg steil worden opgetrokken waarna de dwarsdoorsnede onder golfaanval zijn uiteindelijke vorm krijgt. Door het toelaten van verplaatsingen van de bekledingselementen loodrecht op de as van de golfbreker kunnen kleinere stenen worden toegepast, welke over het algemeen in grotere hoeveelheden in de groeves voorkomen waardoor ze goedkoper zijn. Omdat voor bermgolfbrekers meer eenvoudige uitvoeringsmethoden toegepast kunnen worden kan hierop ook vaak bespaard worden. Aan de hand van een case: 'de havenuitbreiding van Galle (Sri Lanka)' is als alternatief voor een gegeven ontwerp van een conventionele golfbreker met tetrapods (betonnen elementen) in de toplaag, een bermgolfbreker ontworpen. Op basis van materiaalkosten, uitvoeringskosten en het risico van schade tijdens de bouw is een afweging tussen bovengenoemde constructies gemaakt.","berm breakwater; Galle; Sri Lanka; Tetrapod; golfbreker; havendam","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:f9def499-b8cc-4bd3-8701-66765b3d7156","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f9def499-b8cc-4bd3-8701-66765b3d7156","Phase Behaviour of Systems with Water, Oil and Non-ionic Surfactant (II)","Caꞔao Pedroso, M.A.","Rudolph, S. (mentor); de Loos, W. (mentor)","1995","This report presents results and conclusions of the research project performed at the Laboratory of Applied Thermodynamics and Phase Equilibria of Delft University of Technology. The research was carried out in the period from December 1994 till March 1995. Since this report is a continuation of the work which was done during the period of April to October 1994, theoretical background and experimental procedures were described in the first report (Pedroso, 1994) and will not be repeated here. The ongoing Ph.D project of lr. S. Rudolph serves as a framework for this research. In this investigation the pressure influence on, and modelling of the phase behaviour of systems containing oil, water and non-ionic surfactant is studied. The phase behaviour of systems containing oil, water and non-ionic surfactants can be characterized using these experimental data. The characterization is an important base for the modelling of these systems.","","; en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Applied Thermodynamics and Phase Equilibria","","","",""
"uuid:26e73f17-c239-4cbd-afbd-cb781bd6aba1","http://resolver.tudelft.nl/uuid:26e73f17-c239-4cbd-afbd-cb781bd6aba1","Systematisch ontwerpen van railnetwerken: Een toepassing van de grafentheorie","Prins, E.L.","Sanders, F.M. (mentor); Kribbe, W.J. (mentor); Verroen, E.J. (mentor); Van Eck, P. (mentor)","1995","Dit rapport behandelt een methode voor het systematisch ontwerpen van de netwerkconfiguratie van metro/sneltram-systemen. Tevens worden de toepassingsmogelijkheden van de grafentheorie binnen zo'n methode onderzocht. Het rapport is opgesplitst in de volgende delen: - Proloog, doel en achtergronden van het onderzoek; - De methode, uitleg van de methode; - De toepassing, toetsing van de methode op een praktijksituatie","","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:1466e617-48f6-4c8c-9060-b2a512208677","http://resolver.tudelft.nl/uuid:1466e617-48f6-4c8c-9060-b2a512208677","Wilgen als oeverbescherming in kribrakken","Dorst, C.J.","D'Angremond, K. (mentor); Schiereck, G.J. (mentor); Boeters, R.E.A.M. (mentor)","1995","Al enige jaren geleden is Rijkswaterstaat begonnen met een onderzoek naar de mogelijkheid om wilgen als oeverbescherming in kribvakken te laten fungeren, dit in het kader van PMO (Project Milieuvriendelijke Oevers) en Plan Ooievaar. Tot op heden is er zeer weinig bekend over de civieltechnische functie van de wilgen op de kribvakoevers. Om meer helderheid inzake bovenstaand Probleem te scheppen, is in de eerste plaats een. uitgebreid Iiteratuuronderzoek gedaan naar de toepassing van wilgen als biologische oeverbescherming. Verder zijn twee belangrijke aspecten aangaande wilgen in een kribvak onderzocht: 1) de invloed van de wilgen op het stroombeeld en de stroomsnelheden in het kribvak en 2) de invloed van de wilgewortels op de ontgronding rond een enkele wilgestam. Met het computerprogramma DUCHESS zijn berekeningen van de stroomsnelheden in een kribvak gemaakt. De situatie zonder wilgen is vergeleken met die van aanwezigheid van wilgen in het kribvak. Op deze manier bleek het mogelijk om een reductiefactor voor de stroomsnelheid te berekenen. Het wilgenbos is in het computermodel ingevoerd als een grote bodemruwheid, uitgedrukt in een Chezywaarde. Deze waarde is afhankelijk van de waterstand in de rivier, en varieert tussen de 5 en de 40 m1/2/s. Dat DUCHESS goed om kan gaan met een grote, lokale verhoging van de bodemruwheid, bleek uit de vergelijking van gemeten, en met DUCHESS berekende stroomsnelheden in een stroomgoot, waarin lokaal een verhoogde bodemruwheid d.m.v. stokjes is aangebracht. De kwalitatieve en kwantitatieve remming van de stroomsnelheid hangt af van het feit of er in het kribvak een neer ontstaat of niet. Een wilgenbos blijkt een stroomsnelheidsvermindering te kunnen veroorzaken van maximaal een factor 6. De invloed van wortels op de ontgronding rond een enkele wilgestam is onderzocht door middel van ontgrondingsproeven in een stroomgoot, met gebruikmaking van echte wilgewortels. Afhankelijk van de manier van kweken kunnen er verschillende wortelstructuren ontstaan. Bij gezaaide wilgen gaan de wortels vanuit het zaadje een sponsachtige structuur vormen, zodat hier de kans op het ontstaan van een bodembeschermende wortelmat groot is. In de proefvakken langs de rivier worden de wilgen echter gestekt. Een stek wordt in de bodem gestoken. Onderaan deze stek ontstaan talrijke lange en sterke wortels. Om beide wortelstructuren te beproeven zijn de wilgen dan ook op de twee aangegeven manieren gekweekt. Bij aanwezigheid van een wortelmat kan de vermindering van de ontgrondingsdiepte wel 76% bedragen. In de andere gevallen is deze vermindering ongeveer 42%. Ook grind kan voor een grote vermindering van de ontgrondingsdiepte zorgen van 49%. De extra beschermende functie van wortels in de situatie van aanwezigheid van grind, is gering. Concluderend kan men stellen dat een wilgenbos wel degelijk een oeverbeschermende functie in het kribvak kan vervullen. Echter zal aanvullend onderzoek nodig zijn, vooral naar de bodemligging van het kribvak. Onderzocht moet worden of, en in welke situaties een optredende erosie van de oevervoet of de vooroever het wilgenaanplantvak kan bedreigen. Uit de Iiteratuur blijkt dat een oevervoetbescherming nodig kan zijn om uitspoeling van de voorste rij wilgen te voorkomen. Ook wordt hier gesteld dat een rijspakwerk op de oever een betere aanplantmethode is dan te werken met gestoken stekhout. Dit rijspakwerk gaat vanzelf groeien; alleen in de groeifase zal dan een tijdelijke oeverbescherming nodig zijn.","groynes; rivers; willow trees; shoreline protection","nl","master thesis","TU Delft, Civil Engineering and Geosciences, Hydraulic Engineering","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","","","","",""
"uuid:ccf33299-31bc-4d7f-95c1-1df7fdb429c5","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ccf33299-31bc-4d7f-95c1-1df7fdb429c5","Proefeiland IJburg: Bepaling theoretisch zandtraject tijdens sproeiproces","Woollard, M.","D' Angremond, K. (mentor); Brakel, J. (mentor); Kranenburg, C. (mentor); Van der Schrieck, G.L.M. (mentor); Kranendonk, J. (mentor)","1995","Om aan de blijvende vraag naar woningen te kunnen voldoen is de Gemeente Amsterdam al sinds 1979 plannen aan het maken voor een mogelijke uitbreiding in , oostelijke richting. Onderdeel van deze uitbreiding is de wijk IJburg, die zich uit zal strekken in het IJmeer. Hiertoe zal zo'n 600 hectare land gewonnen (opgehoogd) moeten worden, waarop dan circa 18.000 woningen een plaats zullen vinden. Om een beter inzicht te verkrijgen in de stabiliteit, werkmethode en kosten is gekozen voor de aanleg van een proefeiland van 360 bij 160 m op bodemniveau. Onderdeel van de uitvoering van dit proefeiland is het sproeien van zand onder water om zo een ophoging te creëren van de bodem tot aan de waterlijn. Het sproeien werd uitgevoerd met behulp van een speciaal voor dit project ontwikkeld sproeiponton met het doel: de mengselstroom over een grote breedte (12 m) te verspreiden; de mengselstroomsnelheid dermate te verlagen dat het sproeiproces nauwkeurig beheerst kon worden en het ontstaan van erosiekuilen op de bodem werd tegengegaan. Tijdens de voorbereiding was het verschijnsel van het ontstaan van een sedimentatiestroom over de bodem al gesignaleerd, maar in de overgang van de voorbereiding naar de uitvoering is de informatie hierover verloren gegaan. Tijdens de uitvoering heeft men aan de hand van dieptepeilingen het verhaaltraject van het ponton toch weten te bepalen en te sturen.","reclamation; sproeiponton; zandopspuiting","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:fc2f64e0-c08d-4d59-aa05-1da1d46e0c7d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:fc2f64e0-c08d-4d59-aa05-1da1d46e0c7d","Risicoanalyse van een geboorde tunnel","Van Kinderen, S.","Bezuijen, K.G. (mentor); Bakker, K.J. (mentor); Polen, B. (mentor); Van Schelt, W. (mentor); Vrijling, J.K. (mentor); Van Tol, A.F. (mentor)","1995","Door het gebrek aan ervaring is het ontwerpen van een geboorde tunnel niet eenvoudig. Onbekend is welke risico's aan het boren in slappe grond verbonden zijn en wat hun onderlinge relatie is. Het afstudeerwerk bestaat uit de risicoanalyse van een geboorde tunnel in slappe grond, waarbij is vastgesteld wanneer een tunnel faalt. De risicoanalyse stapt af van de traditionele deterministische rekenwijze. Bij deze klassieke rekenwijze wordt uitgegaan van een veiligheidsfactor F. De constructie moet een belasting kunnen opnemen, die F maal de normale belasting is. De veiligheidsfactor is groter dan een en moet allerlei onzekerheden dekken. Voorbeelden hiervan zijn: de belasting kan toenemen in de tijd, de materiaalsterkte kan afnemen in de tijd, er zit spreiding in de belasting en in de afmetingen van de constructieonderdelen en in de bouwfase kunnen er dingen mislopen, die invloed hebben op de gebruiksfase. Meestal neemt men F 'voldoende groot' , wat vaak oneconomisch is. De risicoanalyse neemt in principe alle oorzaken, die kunnen leiden tot falen, mee. De eerste vereiste bij het maken van een risicoanalyse is inzicht te hebben in het boorproces. De, tot nu toe, meest geschikte methode om in Nederland een tunnel te boren is de schildmethode. Deze methode wordt ook gebruikt bij de bouw van de 2e Heinenoordtunnel. De schildmethode berust op het vooruitdrukken van een schild in de grond. Het schild is een stalen buis met een iets grotere binnendiameter dan de buitendiameter van de te maken tunnel. Aan de voorkant van het schild wordt de grond door de tunnelboormachine ontgraven en door het al gerealiseerde tunneldeel afgevoerd. Aan de achterkant van het schild wordt de tunnelmantel samengesteld. De tunnelmantel bestaat uit ringen, opgebouwd uit (meestal) gewapend betonnen prefab segmenten. De segmenten worden aangevoerd door het gerealiseerde tunneldeel en direct achter het schild geplaatst. Na het plaatsen van de segmenten schuiven de vijzels uit en wordt het schild voortbewogen doordat deze vijzels zich afzetten tegen de segmenten. Tijdens het plaatsen van de segmenten worden de vijzels ingetrokken en staat de TBM en dus het ontgravingsproces stil. De ruimte buiten de tunnelmantel, die is ontstaan door het ontgraven van de iets grotere doorsnede van het schild, wordt gelijktijdig met het boren (voortduwen van het schild) gevuld met een groutmengsel. Alle ongewenste gebeurtenissen die tijdens het boorproces of tijdens de gebruiksfase van de tunnel kunnen optreden en tot falen leiden, zijn geanalyseerd en in een foutenboom weergegeven. Een foutenboom laat alle ongewenste gebeurtenissen en combinaties van ongewenste gebeurtenissen, die tot falen leiden, zien. De foutenboom is opgedeeld in twee fasen: de bouwfase en de gebruiksfase. Het falen van de tunnel is de meest ongewenste gebeurtenis (de topgebeurtenis). De defmitie van falen in de bouwfase bestaat ten eerste uit het oplopen van emstige vertragingen tot het eventueel niet realiseren van de tunnel en ten tweede kan de negatieve invloed op de omgeving tijdens het boorproces te groot zijn. Het falen van de tunnel in de gebruiksfase kan technisch of sociaal van aard zijn. De tunnel faalt technisch als de tunnel langer dan een half jaar onbruikbaar is of als de invloed op andere werken te groot is. Sociaal falen houdt in dat de tunnel niet aan de gebruikerseisen voldoet. De foutenboom is op twee manieren te gebruiken: 1. om de totale faalkans van een tunnel uit een ontwerp te berekenen, 2. om een ontwerp voor een tunnel vanuit een toelaatbare faalkans te maken. Binnen dit project is de foutenboom op beide manieren gebruikt. Eerst is de toelaatbare faalkans van de tunnel bepaald en verdeeld over de mechanismen. Vervolgens is voor twee mechanismen de faalkans berekend. AIs laatste is de berekende faalkans vergeleken met de toelaatbare faalkans. De faalkansberekening is gebaseerd op het voorontwerp van de 2e Heinenoordtunnel.","bored tunnels; risk analysis; Heinenoord tunnel","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:525f7a4c-a6bb-46c3-95e3-62ab23b17498","http://resolver.tudelft.nl/uuid:525f7a4c-a6bb-46c3-95e3-62ab23b17498","A Study on the Ejection and Cracking Behaviour of Alumina Green Compacts: Effects of Compaction Parameters","Smaling, C.M.","Briscoe, B.J. (mentor); Scarlett, B. (mentor)","1995","","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Engineering and of Materials Science","","Applied Thermodynamics and Phase Behaviour","",""
"uuid:ca7d1c39-4378-46c4-a7f3-f8da3cc6d02a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ca7d1c39-4378-46c4-a7f3-f8da3cc6d02a","Performance Study of the IEEE 802.11 Wireless LAN Standard","Visser, M.A.","El Zarki, M. (mentor); Prasad, R. (mentor); Nijhof, M. (mentor)","1995","Currently the IEEE is developing the 802.11 standard for a Physical and Medium Access Control (MAC) Layer protocol for a Wireless Local Area Network (LAN). This protocol employs two mechanisms for the medium access, a random access mechanism, called the Distributed Coordination Function (DCF), utilizing Carrier Sense Multiple Access with Collision Avoidance (CSMA/CA) and an access mechanism, called the Point Coordination Function (PCF), which employs a polling list to grant stations access to the channel. In this thesis a performance study of the Wireless LAN protocol will be presented. The performance study is based on the application of several synthetic workload models. The Distributed Coordination Function is studied by the application of Poisson distributed data, FTP traffic and Mosaic traffic. The Point Coordination Function is studied by the application of a mix of voice traffic and Poisson distributed data traffic. The 802.11 protocol has been implemented in BONeS (Block Oriented Network Simulator). The results of a number simulations are presented for the two medium access mechanisms. Based on these results we will draw some conclusions and present recommendations for the improvement of the protocol.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications Group","",""
"uuid:605c7961-8bef-437e-9761-6de478e5e665","http://resolver.tudelft.nl/uuid:605c7961-8bef-437e-9761-6de478e5e665","Pakketsucceskans Voor Weg-Voertuig Communicatie met behulp van Gemeten Verkeersgegevens","Ozguzel, M.","Prasad, R. (mentor); Reijmers, J.J. (mentor)","1995","In dit afstudeerverslag is met behulp van gemeten verkeersgegevens gekeken naar de pakketsucceskans en doorvoer van weg-voertuig communicatie. Er is gebruik gemaakt van metingen, die verricht zijn op rijksweg A13 (tussen Den Haag en Rotterdam). Gemeten is de snelheid, de lengte, het moment van passage en op welke rijstrook het voertuig zich bevond. Deze metingen zijn geanalyseerd en er werd geconcludeerd dat er verschillende verkeerssoorten zijn. Er bestaat rustig verkeer, druk verkeer en langzaam rijdende tot stilstaand verkeer (files). Voor elk van deze verkeerssoorten is de volgtijdverdeling, snelheidsverdeling en volgafstandsverdeling per rijstrook berekend. Aan de hand van deze gegevens is iedere verdeling statistisch gemodelleerd. Bij het opstellen van een formule om de pakketsucceskans te berekenen is gebruik gemaakt van de volgafstandsverdeling. Tot slot is met het Slotted ALOHA protocol het verwerkte dataverkeer in een micro en picocellulaire omgeving bepaald.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:e81a5547-539d-47e2-bfae-08d49ede2114","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e81a5547-539d-47e2-bfae-08d49ede2114","Bereikbaarheid van stedelijke regio's in infrastructuurnetwerken","Martens, M.J.","Sanders, F.M. (mentor); Kribbe, W. (mentor); Verroen, E.J. (mentor); Van Eck, P. (mentor)","1995","De ontwikkeling van bereikbaarlieidsmaten aan de hand van de grafentheorie.","","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:b6495463-8152-4617-a72b-bb987f4090bd","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b6495463-8152-4617-a72b-bb987f4090bd","Enhancement of a Simulation of Dynamic Channel Selection as implemented in the DECT standard","Varan, C.","Prasad, R. (mentor); Sparreboom, D. (mentor)","1995","The DECT standard developed by ETSI is based upon so-called Dynamic Channel Selection. DCS is a flexible and adoptive algorithm for efficiently allocating channels in a mobile wireless environment. A simulation program has been enhanced to confirm a mathematical model for DCS, developed by Jan Punt [6]. Results from the simulation program have been compared to theoretically calculated results, with respect to channel availability, carrier power, interference power and carrier to interference ratio.","","","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:a5a5e466-a20f-4616-8815-b052ce83b2c2","http://resolver.tudelft.nl/uuid:a5a5e466-a20f-4616-8815-b052ce83b2c2","Reductie van multi path-effecten bij GPS met de residuen tabelmethode","Eijkman, M.T.","Van Willigen, D. (mentor); Van Nee, D.J.R. (mentor)","1995","In het Global Positioning System (GPS) wordt de positie berekend door de afstanden tot satellieten te bepalen uit de vertragingstijd van de uitgezonden signalen.
Er kunnen echter grote fouten in de positiebepaling ontstaan wanneer de signalen niet alleen rechtstreeks worden ontvangen, maar ook gereflecteerd (multipath). Om dit ’multipatheffect’ te beperken, is de Multipath Estimating Delay Lock Loop (MEDLL) ontwikkeld. Voor multipath met een kleine vertraging ten opzichte van het directe signaal (minder dan 0.2 μs) is de reductie echter niet volledig.
Het doel van het onderzoek is het bepalen van de mogelijkheden voor het reduceren van het multipath-effect voor deze signalen, met de residu- en de tabelmethode. Met een grotere reductie van multipath-effecten kan het aantal toepassingen van het GPS verder vergroot worden, zoals het gebruik voor precisie-naderingen van vliegtuigen.
In de residumethode wordt het verschil (residu) tussen de schatting van het directe signaal en het totale signaal gebruikt als maat voor de fout door het multipath-effect. In de tabelmethode worden zowel het directe als het multipath-signaal geschat, door het totale signaal te vergelijken met in een tabel opgeslagen en bekende combinaties van directe en multipathsignalen.
Voor het onderzoek is uitgegaan van een enkel multipath-signaal. Met behulp van computersimulaties zijn de beide methoden ontwikkeld en is de reductie in multipath-effect bepaald.
Zowel met de residumethode als met de tabelmethode is ten opzichte van de MEDLL minimaal een reductie van de maximale fout door multipath mogelijk met ongeveer een factor twee, afhankelijk van de precieze uitvoering.","GPS; multipath; multipath estimation","nl","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:9d65ffff-0fe4-490f-b3f2-79034acca492","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9d65ffff-0fe4-490f-b3f2-79034acca492","Eurofix and GNSS: The possibility of integrating GLONASS into Eurofix","Vroeijenstijn, R.","van Willigen, D. (mentor); Breeuwer, E.J. (mentor)","1995","Currently, two independent Global Navigation Satellite Systems (GNSS) are under development: the Global Positioning System (GPS) and Global Orbiting Navigation Satellite System (GLONASS). For harbour approaches a 95% horizontal position accuracy of 8-20m is required. Due to several error sources, this accuracy can not be met by stand alone GNSS. Differential GNSS is a technique to improve the GNSS accuracy. Eurofix is an integrated navigation system consisting of DGPS and Loran-C, in which differential GPS corrections are transmitted to the GPS-users by additionally modulating the Loran signals. Loran-C is a terrestrial positioning system. GLONASS is to be expected to reach full constellation status at the end of 1995. Therefore, the provision of differential GLONASS corrections through the Eurofix datalink is opportune. This report discusses the possibility of integrating GLONASS into Eurofix…","","","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:35b53d20-6a85-444e-91ea-e2579889a502","http://resolver.tudelft.nl/uuid:35b53d20-6a85-444e-91ea-e2579889a502","Analysis of thermal processes in furnaces for CMA firing","Den Hartog, H.J.","Bostelaar, L.J. (mentor); Kleijn, C. (mentor)","1995","This report is concerned with the thermal processes during the heating up and cooling down of a furnace, used in the production of ceramic multilayer actuators. The objective of the investigation was first to describe these thermal processes in a batch furnace and then design a furnace which is operated continuously. Time and location dependent measurements have been done in batch furnaces of 60 and 300 litre. The objects in the furnaces are heated up by radiation from sources in the fiunace walls, and cool down after the sources have been switched off, after which either nothing is done with the furnace ( natural cooling) or air is blovwn through the furnace ( forced cooling). The heating up of the furnace and its complexly shaped contents, has been modelled with a Finite Element Method (FEM) package, viz. Ansys. Hereby it is possible to calculate the temperature distribution in a 3 dimensional geometry as a function of time and place. These simulations have been compared with measurements. The measurements and the simulations agree reasonably well. More simple models are used to describe natural and forced cooling of the furnace and its contents. Several simplifying assumptions for the shape of the furnace and the contents, and for the relative importance of the various heat resistances are evaluated against experiments. Some of the models for natural cooling agree with the experimental results for a 60 litre furnace and all models disagree for a 300 litre furnace. The model that describes an object in the furnace as a sphere in forced convection agrees with the experimental results. The dimensionless models for forced cooling are, for laminar flow, compared to simulations with a Computational Fluid Dynamics package, viz. Flotran. These simulations also show that the dimensionless model that describes the geometry as a sphere in forced convection agrees best. Finally, various analytical models have been suggested for describing different aspects of a continuous furnace. Some possible designs of a continuous furnace are covered.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:5f9494c4-f616-40a7-b3ba-54ff49447218","http://resolver.tudelft.nl/uuid:5f9494c4-f616-40a7-b3ba-54ff49447218","Bepaling van het snelheidsveld in een horizontale gietvorm met Particle Image Velocimetry en Computational Fluid Dynamics","Hoekstra, A.J.","","1995","In stromingsexperimenten met vloeibaar aluminium is de bepaling van het snelheidsveld niet mogelijk. In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van een visualisatietechniek, Particle Image Velocimetry (PIV), en numerieke simulaties met het CFD-pakket FLOW-3D voor het kwantitatief bepalen van het snelheidsveld tijdens het vullen van een horizontale, dunwandige gietvorm. Voor de PIV-experimenten wordt het gietproces gesimuleerd met water, waarmee een perspex model van de gietvorm onder vergelijkbare stromingscondities wordt gevuld. Met behulp van een interrogatiemethode wordt de verplaatsing van de met het water meegevoerde deeltjes berekend. Er zijn experimenten uitgevoerd voor twee uitvoeringen van het gietsysteem met zowel fotografische als digitale registratie. De betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de PIV-data wordt beoordeeld met criteria voor een optimale PIV-analyse, die door Adrian (1991) en Westerweel (1993) zijn gedefinieerd. De gemeten snelheidsfluctuaties treden op bij de overgang van het aansnijsysteem naar de gietholte en in de bocht van de gietvorm. De vorm en de verplaatsing van het vrije oppervlak bevestigt de aanwezigheid van een snelheidsprofiel over de breedte van de vorm. Er zijn simulaties verricht in FLOW-3D voor de uitvoeringen van het aansnijsysteem met een constante snelheid in de choke, waarin het snelheidsprofiel over de breedte van de vorm kwantitatieve overeenkomst vertoont met de resultaten van de experimenten. Voor het beschrijven van de vloeistofstroming is in de simulaties gebruik gemaakt van het Mixing Length Model van Prandtl. De combinatie van experimentele snelheidsmetingen met Particle Image Velocimetry en numerieke simulaties in FLOW-3D maakt een kwantitatieve bepaling van het snelheidsveld en het lokaliseren van snelheidsfluctuaties in de gietvorm mogelijk tijdens het gietproces in een horizontale, dunwandige gietvorm.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:53cd947a-1b9c-449d-bc43-325ac4397625","http://resolver.tudelft.nl/uuid:53cd947a-1b9c-449d-bc43-325ac4397625","Boussinesq modelling of wave-induced particle velocities","Bosboom, J.","Roelvink, J.A. (mentor); Stive, M.J.F. (mentor); Battjes, J.A. (mentor)","1995","In this thesis, the modelling of the horizontal velocity field under waves using Boussinesqtype models is studied. Special attention is paid to the prediction of bottom velocities in view of sediment-transport formulations. Boussinesq-type models describe the propagation of weakly non-linear shallow-water waves. The depth-dependence of the velocity field has been removed in deriving the equations, which are therefore stated in the surface elevation and one single horizontal velocity variable, the so-called computational velocity. After integration of the Boussinesq-type equations, the horizontal velocity field must be reproduced in some kind of postprocessing. Many different forms of Boussinesq-type equations exist. They differ in frequency-dispersion and shoaling characteristics as well as in the used computational velocity variable. Various different forms ofBoussinesq-type equations are compared in view of their capability in reproducing the horizontal velocity field. A set of equations with good frequency-dispersion and shoaling behaviour and stated in terms of the depth-averaged horizontal velocity is selected for numerical treatment. The method to reconstruct the horizontal velocity field from the depth-averaged velocity is described. The selected equations are implemented in an existing time domain Boussinesq model (Beji and Battjes, 1994) supplemented with a formulation to obtain the horizontal velocity field. The model is validated against surface elevation data from three different wave flume experiments (see Dingemans, 1994a and Luth et al., 1994). The time domain model is used to predict the horizontal velocity field, especially bottom velocities, obtained from wave flume experiments of non-breaking regular waves propagating over a submerged bar (Luth et al., 1994). The results show encouraging agreement with the measurements. The comparison is limited inshore by the wave breaking process. In order to predict horizontal velocities in breaking waves, a spectral Boussinesq model in which a spectral breaking term is incorporated (Eldeberky and Battjes, 1995), is used. This model is based on the assumption of uni-directional wave propagation and therefore only yields surface elevations. The spectral model is extended to compute the depth-averaged horizontal velocity and, subsequently, the complete horizontal velocity field. The extended spectral model is verified against wave flume experiments of irregular (partially) breaking waves propagating over a nearly monotonic sandy beach (Arcilla et aI., 1994 and Roelvink and Reniers, 1995). In the comparison of computations with measurements, the focus is on bottom velocity time series and resulting third odd velocity moments. Good results are obtained for long waves. For shorter waves a significant underestimation of the crest values and velocity moments is found. It is concluded that the accuracy in predicting horizontal velocities with Boussinesq models is comparable to the accuracy in predicting surface elevations. The latter is limited by the inaccurate frequency dispersion of Boussinesq models in deeper water.","bousinesq; waves; orbital movement","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:e743d240-ea2c-43ef-8b38-dd0b69b3a54d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e743d240-ea2c-43ef-8b38-dd0b69b3a54d","Grafisch Radardisplay voor de ATC-Simulator","Saracoglu, D.","Van Willigen, D. (mentor); Van den Hemel, M. (mentor); Meijer, R.C. (mentor)","1995","Enige tijd geleden is een Traffic Control simulator ontwikkeld door een groep specialisten, waaronder ook mijn mentoren. Deze simulator simuleert een compleet ATCsysteem. Vliegtuigen kunnen opstijgen en vliegen naar gewenste plaatsen, ook een Anti-Collision algoritme is hierin opgenomen om ongewenste situatie's te voorkomen. De oorspronkelijke uitvoering van de simulator laat in tabelvorm de gegevens en toestand van de vliegtuigen zien. Enkele voorbeelden van deze gegevens zijn: positie, snelheid, hoogte, type, label en plaats van bestemming van het vliegtuig. Om deze gegevens duidelijker weer te geven, dan de huidige tabelvorm, is gekozen voor een grafische presentatie van dit onderdeel.","","nl","student report","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:a189cf2a-3297-473a-919b-63859fa6c445","http://resolver.tudelft.nl/uuid:a189cf2a-3297-473a-919b-63859fa6c445","Bodemschermen: Een nieuw ontwerp voor rivierbochtverbetering","Majoor, R.","Schiereck, G.J. (mentor); D' Angremond, K. (mentor); Fontijn, H.L. (mentor)","1995","De rivier de Waal is de belangrijkste scheepvaartroute van Nederland en de drukst bevaren rivier van West-Europa. Ongeveer een derde van de totale import van Duitsland komt binnen via de Waal. De huidige problemen op de Waal hebben te maken met beperkingen in de afmetingen van de vaargeul. Maatgevend zijn de beschikbare breedte en diepte bij lage rivierafvoeren. Het vastgestelde referentieniveau daarbij is de Overeengekomen Lage Rivierwaterstand (OLR). Deze OLR wordt gemiddeld 95% van de tijd overschreden. Op basis van verkeerssimulaties bhjkt dat voor een veilige en vlotte verkeersafhandeling in de toekomst een vaargeul beschikbaar moet zijn met een breedte van 170 meter, waar schepen met een diepgang van 2,80 m kunnen varen. In nautisch opzicht vormen de bochten in de Waal bovenstrooms van Nijmegen een probleem. Bij OLR is de vaargeulbreedte beperkt tot ongeveer 130 meter. Voor de scheepvaart is het van belang de bodemligging in de bochten te kennen. De vaarbreedte waarover een voor de scheepvaart nodige diepte beschikbaar is, wordt aan eisen gebonden. In de buitenbocht is de diepte voldoende, terwijl de binnenbocht niet de vereiste diepte heeft. Hierdoor is de benodigde vaarbreedte te klein. Dit specifieke dwarsprofiel van een rivierbocht (diep in de buitenbocht en ondiep in de binnenbocht) wordt veroorzaakt door de spiraalstroming. Deze schuurt de buitenbocht uit en transporteert het sediment naar de binnenbocht, waar aanzanding plaatsvindt. In dit onderzoek wordt de maatregel bodemschermen, ter verbetering van de bevaarbaarheid van een rivierbocht, onderzocht. Bodemschermen zijn schermen die in de buitenbocht van de rivier geplaatst worden onder een kleine hoek met de hoofdstroming. Hierdoor ontstaan er wervels achter de schermen. Indien de schermen naar de buitenoever gericht zijn, ontstaan er wervels die een tegengestelde richting hebben aan de natuurlijke spiraalstroming. Hierdoor wordt de spiraalstroming tegengewerkt en wordt er geen sediment naar de binnenbocht getransporteerd, waardoor een vlakker dwarsprofiel ontstaat. Op basis van de onderzochte hydraulische randvoorwaarden en een programma van eisen, zijn een aantal alternatieve ontwerpen gemaakt voor de bodemschermen. De lokale ontgronding die rondom de bodemschermen zal optreden is bepaald aan de hand van laboratoriumproeven. Hierbij is gebruik gemaakt van twee benaderingen om inzicht te krijgen in de grootte van de te verwachten lokale ontgronding. Bij de eerste benadering is de lokale ontgronding onderzocht in het geval van ""live bed scour"" en in het tweede geval is de lokale ontgronding onderzocht bij ""clear water scour"". Uit dit onderzoek volgt dat de maximale lokale ontgronding waar rekening mee gehouden dient te worden bij schermen die 2,5 m boven de bodem uitsteken, ongeveer 3 meter bedraagt. De hydraulische belastingen die op de bodemschermen werken in de vorm van natuurlijke afvoer en scheepsgeïnduceerde waterbeweging zijn slechts in beperkte mate van invloed op de uiteindehjke dimensionering van de bodemschermen.","river bend; rivierbocht; krib; rivierkrib","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:b65b0b90-b346-40e2-a7c6-c7d37a5d05a1","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b65b0b90-b346-40e2-a7c6-c7d37a5d05a1","Evaluation and performance analysis of the Circuit Reservation Multiple Access Protocol","Moretti, M.","Prasad, R. (mentor); Nijhof, J.A.M. (mentor)","1995","The Circuit Reservation Multiple Access (CRMA) protocol is a new protocol for wireless indoor communications. It integrates voice and data traffic on a Time Division Duplexed channel. As with Mthe well known Packet Reservation Multiple Access (PRMA) protocol, CRMA is a hybrid TDMA/Slotted ALOHA protocol. Speech packets follow a TDMA scheme and data packets are transmitted with Slotted ALOHA. For speech traffic, speech activity detection is used to enhance the system performances. To avoid collisions between speech and data packets, the stations transmitting data sense the channel before a transmission. The protocol is designed to guarantee high quality speech transmission: the voice traffic does not suffer any delay and has a higher priority than data traffic. Nevertheless, data traffic has relatively high throughputs and low packet delays. An analytical model of the protocol is presented. The system performances are analysed and the results are compared with those of a PRMA system.","Cellular packet communications; Circuit Reservation Multiple Access; Packet Reservation Multiple Access; Integrated voice/data protocol; Wireless office communications","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:172552f4-ca44-41a5-b43b-93a8ca0b52b2","http://resolver.tudelft.nl/uuid:172552f4-ca44-41a5-b43b-93a8ca0b52b2","De invloed van het beschermgas hij het MAG-lassen van laaggelegeerd staal","Hana, O.J.","Den Ouden, G. (mentor); Luijendijk, T. (mentor)","1995","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:80f133d5-6a8c-48c0-85e1-2eeba9344610","http://resolver.tudelft.nl/uuid:80f133d5-6a8c-48c0-85e1-2eeba9344610","De betrouwbaarheid van het paaldraagvermogen","Van Herk, E.","Van Tol, A.F. (mentor); Oostveen, J.P. (mentor); Meermans, W. (mentor); Bezuijen, K.G. (mentor)","1995","Een probabilistische analyse vereist van iedere parameter inzicht in de spreiding van de parameter. Voor de bepaling van de partiële factoren is in de nieuwe TGB 1990 uitgegaan van een geschatte variatiecoëfficiënt voor de belasting (woningbouw), paaldraagvermogen en de negatieve kleef. Resultaten van recente proefbelasting laten hogere variatiecoëfficiënten zien dan die voor de normen zijn gebruikt. Uit dit onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd: 1. Uit de resultaten van de proefbelastingen blijkt dat de gemeten waarden van het paalpuntdraagvermogen, het paalschachtdraagvermogen en de negatieve kleef kleiner zijn dan de berekende waarde. De variatiecoëfficiënten van de modelfactoren berekent uit proebelastingen, zijn groter dan de variatiecoëfficiënten van de modelfactoren waarvan is uitgegaan. 2. Uit de probabilistische analyses met variatiecoëfficiënten van de modelfactoren waar de norm van is uitgegaan, leveren een betrouwbaarheidsindex rond de 3,45 op. Dit betekent dat de vereiste betrouwbaarheidsindex bijna wordt bereikt (veüigheidsklasse 3; p = 3,6; woningbouw). Indien de berekening wordt gemaakt met variatiecoëfficiënten van de modelfactoren berekend uit proefbelastingen, dan blijkt de werkelijke betrouwbaarheidsindex rond de waarde 2,0 te liggen. 3. Voor het toepassen van probabilistische niveau II methoden, is het een voorwaarde dat de stochasten (het paalpuntdraagvermogen, het paalschachtdraagvermogen, de negatieve kleef en de belasting) in de betrouwbaarheidsfunctie onafhankelijk zijn. Voor een aantal stochasten is dit waarschijnhjk niet het geval, hierbij kan worden gedacht aan het paalpuntdraagvermogen en het paalschachtdraagvermogen. Deze worden beide berekend op basis van een deel van het zelfde traject van de sondering. 4. Naar aanleiding van het parameteronderzoek van het model Koppejan blijkt dat de variatiecoëffiënt van de modelfactor van het rekenmodel, van 0,121 teruggebracht kan worden naar 0.079. De parameters voor het model Koppejan worden dan voor de invloed van traject I ; II en III: 0,1; 0,8 en 0,1, overige parameters veranderen niet.","funderingspalen; draagvermogen; paalfundering; veiligheidscoefficient","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Geo-engineering","",""
"uuid:2e97c402-996f-4dfe-9278-85c4623770f5","http://resolver.tudelft.nl/uuid:2e97c402-996f-4dfe-9278-85c4623770f5","Pilot study concerning the behaviour of coastal supply on the Dutch Wadden Island of Terschelling","Kersting, N.F.","D' Angremond, K. (mentor); Van de Graaf, J. (mentor)","1995","In 1993 an artificial sand nourishment was carried out at the coast of Terschelling. The total amount of supply was deposited in a trough between two breaker bars, up to a level of about NAP -5m. The present report gives a prediction of the development of the coast in the next 10 years. For this, a mathematical model has been used, in which the coast is characterized by 3 lines, roughly representing the beach, the inshore and the area between NAP-6m and NAP- 9m. The model simulates the diffusion of the supply in longshore and cross-shore direction. Two extremes cases are considered: 1. cross shore diffusion without longshore diffusion 2. cross shore diffusion with longshore diffusion The diffusitivity is determined by the wave climate and by a sand transport formula (the Svasek variation of the CERC formula, (Bijker & Svasek, 1969)). As the effect of the curvature of the inshore on the curvature of the beach is not included in this case, the diffusitivity of sand along the beach will be rather overestimated. Starting from the assumptions, given in section 2.2, the computations give the result that the present erosion of the beach, estimated as 2.75 m/year, will be compensated for 13 years in case 1 and for 7 years in case 2. The values of the longshore diffusitivity constants have apparently a rather high influence on the results of the computations. The effect on the beach of the supply between NAP-9m and NAP-6m is found to be approximately one third of the result with the supply at the inshore (between NAP-6m and NAP-3m). The recommendation is therefore to carry out the supply as high as economically attractive.","beach nourishment; zandsuppletie; beach replenishment; longshore transport","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","MASTII-CT93-0049","",""
"uuid:3e785a0c-b13f-44fd-a43d-bbba48279994","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3e785a0c-b13f-44fd-a43d-bbba48279994","Consolidatie van sterk samendrukbare grondlagen: Beschrijving consolidatiegedrag holocene grondpakket onder toekomstig IJburg","Wilgers, J.A.J.","Verruijt, A. (mentor); D' Angremond, K. (mentor); Van Baars, S. (mentor); Van Ophem, J.I.M. (mentor)","1995","De gemeente Amsterdam heeft het plan opgepakt om in het IJmeer een nieuwe woonwijk te stichten. De totale oppervlakte van het te winnen land bedraagt 465 hectaren. Gekozen is om het land te winnen door middel van het opbrengen van ophoogzand. Het holocene grondpakket onder de locatie van toekomstig IJburg bestaat uit sterk samendrukbare lagen. De meest samendrukbare grondlaag is een sliblaag die de bovenste grondlaag vormt. De dikte van de sliblaag varieert van 0 ,5 meter t o t 4 , 0 meter. Het totale holocene grondpakket heeft een dikte van ongeveer 9 meter. Er worden zettingen verwacht, afhankelijk van de dikte van de sliblaag, van 2,5 a 3,0 meter. Om de ervaring van het ophogen op de sliblaag te vergroten en om berekeningen te verifiëren wordt er een proefeiland aangelegd. Op dit proefeiland worden proeven uitgevoerd met betrekking op onder andere de zetting, de waterspanningen en consolidatieversnellende maatregelen. Als er belasting, in de v o rm van ophoogzand, op de ondergrond wordt gebracht nemen in eerste instantie de waterspanningen met deze belastingtoename toe, dit is de zogenaamde wateroverspanning. De waterspanning wil weer terugkeren naar zijn evenwichtstoestand voor belastingaanbrengening, de zogenaamd hydrostatische waterspanning. De afname van de waterspanning wordt omgezet in een toename van de korrelspanning omdat het overspannen water afstroomt naar lagere spanningsgebieden. Dit proces samen met de volumeverandering van het grondpakket wordt het consolidatieproces genoemd. De zetting die optreedt wordt de primaire zetting genoemd. Er bestaat ook een seculaire of secundaire zetting die afhankelijk is van de tijd. Doordat de grondlagen grote zettingen ondergaan veranderen ook eigenschappen van de grondlagen die afhankelijk zijn van de dichtheid van stapeling van de grondkorrels. De eigenschappen die onder andere veranderen zijn de samendrukkingscoëfficiënt, de doorlatendheid, de cohesie, de hoek van inwendige wrijving en het volumegewicht. De samendrukkingscoëfficiënt en de doorlatendheid zijn eigenschappen die het consolidatieproces bepalen. Het probleem is dat bestaande berekeningen, de zogenaamde conventionele berekeningen, niet rekenen met veranderende grondeigenschappen en aannemen dat de zettingen klein zijn. In dit rapport is een nietlineaire berekeningsmethode ontwikkeld die rekent met een veranderende samendrukkingscoëfficiënt en veranderende doorlatendheid en waarbij de zettingen wel groot mogen zijn. Als toetsingsgeval is genomen het project IJburg.","cosolidation; sof soil; zetting; reclamation","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Geo-engineering","",""
"uuid:067f23e1-df62-40a8-8cb2-f65d81cd1cb6","http://resolver.tudelft.nl/uuid:067f23e1-df62-40a8-8cb2-f65d81cd1cb6","Effect of submerged breakwater on profile development","Claessen, E.W.M.; Groenewoud, M.D.","D'Angremond, K. (mentor); Van de Graaff, J. (mentor); Fontijn, H.L. (mentor); Van der Meulen, T. (mentor)","1995","This study is part of a Human Capital and Mobility Project called 'Dynamics of Beaches'. This project is a co-operation of six European universities which work together in solving some unknown aspects of a submerged breakwater by means of model experiments. Several agreements about the experiments were made between the partners. These agreements consider the layout of the breakwater, the wave conditions and the initial bottom profile. In this report the effect of a submerged breakwater on hydro- and morphodynamics has been investigated. In order to do this, six similar (2DV) tests with and without a scale model of a submerged breakwater and with a movable bed were performed in the Lange Speurwerkgoot (= wave flume) of the Laboratory of Fluid Mechanics at DUT. By means of varying wave height and wave period the influence of these parameters on hydro- and morphodynamics can be investigated. For these purposes wave heights, flow velocities, sediment concentrations and bottom profiles were measured at several locations in place and time. The following topics are discussed in this report: -profile development -wave height development -velocity distributions -sediment concentration distributions -sediment transport rates -comparison with Unibest-TC The experiments show that profile development is less pronounced in case of a breakwater present. However, it does not prevent the sediment to cross the breakwater in a seawards direction. Due to the presence of the breakwater, wave heights are reduced landwards of it. Seawards, the presence of a breakwater leads to an increase of wave heights. The breakwater also decreases the time-average velocities landwards of the breakwater. Furthermore, a comparison between the sediment transport based on measured profiles and the sediment transport based on multiplification of time-average sediment concentrations and time-average velocities shows that the last method leads to an overprediction of the sediment transport. Comparing measured profile development and wave height development with values calculated by a computer program called Unibest-TC shows that this program still has significant shortcomings in modelling the effects of a submerged breakwater.","submerged breakwaters; wave transmission; profile development; beach profile","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:eaf82ad3-fc36-4014-8027-cbe5bdd43472","http://resolver.tudelft.nl/uuid:eaf82ad3-fc36-4014-8027-cbe5bdd43472","Simulatie van een boomkorkotter: Modelvalidatie, parameterstudie en oplossingen ter voorkoming van het opspringen van een boomkorvistuig","Peeringa, J.M.","Klein Woud, J. (mentor)","1995","","","nl","master thesis","","","","","","","","2012-12-31","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Marine and Transport Technology","","Ship Design, Production and Operation","",""
"uuid:b16cdd0a-b10e-4d82-a5f9-25c353f99744","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b16cdd0a-b10e-4d82-a5f9-25c353f99744","The movable loading platform: At the oil port of Caripito (Venezuela): Feasibility study","Bakker, G.W.","Vrijling, J.K. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor); Oostveen, J.P. (mentor); Lavooij, H.A. (mentor)","1995","This study considers the feasibility of a special floating pier at the port of Caripito. This port, located along the Rio San Juan, is the port of embarkment for many oil fields in north-east Venezuela. A few years ago some dolphins at the port collapsed. These problems are mainly caused by river bank slidings. As a result one pier has not been used since. In this situation a floating pier might offer some interesting advantages: - the pier itself it not affected by river bank slidings; - meander processes can change the course of a river. If the pier can not be used at it's original place anymore, it can be moved to another; - the pier and the tanker follow the tide together. Loading operations are influenced less; - the pier can be build off site, at a place where work conditions are optimized. It is finally floated and transported to the right location. Until today floating piers have served at many cargo ports. Generally these cargo piers are very large. On the other hand conventional oil piers always have a small loading platform. It is mainly used to support the oil pipes which lead to the tanker. A floating oil pier can only be economically competitive if it is small too. A small floating platform can be displaced easily. This study will evaluate a new type of floating pier, which utilizes this ability: When the tanker has arrived, then it's head and stern mooring lines are fastened to buoys. Next the spring lines are fastened to the small floating platform. The tanker's winches pull the platform to it's hull. Now the oil loading process can be executed. Finally the platform is withdrawn towards the river bank and the tanker leaves the pier. Different aspects of the platform are investigated. The construction itself, it's stability, the wind and current forces on the tanker and on the platform, the resulting displacements of the tanker and the magnitude of the breasting energy. Unfortunately it must be concluded that the piers at the port of Caripito do not provide enough space. Nevertheless the movable platform will offer an interesting alternative when it is used in an area which provides more space than the Rib San Juan. It's main advantages are: - the tanker berths at some distance of the platform. This can be done in relatively bad weather conditions (e.g. with hardly any sight, strong winds). Tugs can be needed less or not at all; - tankers of any size can be served. The dimensions of the platform construct i on are not related to the size of the tanker nor to any forces on it. The platform can be used at a port where the size of the tankers might increase in the future; - the platform can be installed quickly (this might also be interesting for military operations).","oil terminal; floating terminal; floating platform","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:df54737a-4d14-4dae-ad1d-59cc9b6fbfb4","http://resolver.tudelft.nl/uuid:df54737a-4d14-4dae-ad1d-59cc9b6fbfb4","Research on bifurcations in rivers","Roosjen, R.; Zwanenburg, C.","De Vries, M. (mentor); Wang, Z.B. (mentor); Fontijn, H.L. (mentor); Fokkink, R.J. (mentor); Van Zomeren, B.C. (mentor)","1995","One of the unsolved problems in the water resource engineering is the morphological behaviour of bifurcations in rivers. Bifurcations can be found in deltas, in estuaries and in braided rivers. When modelling river reaches which contain a bifurcation, a nodal point relation is needed. The problem is to determine this nodal point relation. The distribution of sediment over the two branches is determined by local three-dimensional phenomena and it has to be specified explicitly at every bifurcation that is modelled. Nowadays nodal point relations are used, which are not based on thorough (experimental) research. In this report the search on the distribution of the sediment as a function of the discharge distribution is described. An experimental model of a bifurcation in a river is designed and constructed. This experimental model is used to do experiments which lead to a better insight in the behaviour of the bifurcation. Before starting the experiments, all parts of the test rig were tested. Then several experiments have been designed and carried out with the test rig. The measurement errors, made during the experiments, are described, which gives a good view of the quality of the experiments. Since it was time-consuming to obtain data from the experiments, a thorough statistical analysis of the found data is carried out. Several statistical techniques were used to obtain as much information as possible from the data. With the use of this statistical analysis, nodal point relations were found for the specific types of bifurcations in the test rig, for three different upstream discharges and two different shapes of the bifurcation. It appeared that the general nodal-point relation proposed by Wang et al (1993) was appropriate. The unknown parameters of this relation were found for the circumstances of the experiments; Three relations are found for the first shape of the bifurcation, with a respective upstream discharge of 20 1/s, 30 1/s and 40 1/s. Two relations are found for the second shape of the bifurcation, with a respective upstream discharge of 30 1/s and 40 1/s. It is statisticaly proven that some of the coefficients in these relations are comparable for the different circumstances, but others are not. In order to see whether it is possible to carry out numerical simulations of a bifurcating river, the configuration of the experimental model and the found nodal point relations were used as input for simulations with WENDY. Thus, simulations were carried out of some of the experiments. It appeared that the results of these simulations were comparable to the measured data from the experiments. Therefore it is proven that if a good nodal-point relation is known, a good simulation of a bifurcating river can be carried out. Recommendations are given how to continue this research project in the future. The relations that are found here are only valueable for the given circumstances of the experiments. The final goal, however, of this research is to get a relation of the distribution of the sediment over the two downstream branches which can be used in all circumstances. More research has to be done to obtain this.","bifurcation; river morphology; river hydraulics","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:d2e426f4-b34b-4dc0-b33e-74e3e0d28d00","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d2e426f4-b34b-4dc0-b33e-74e3e0d28d00","Particle size measurements, modelling and control strategies of jet mill plants","Moolenaar, J.A.C.","Gommeren, H.J.C. (mentor); Dijkstra, S. (mentor); Bosgra, O.H. (mentor); Scarlett, B. (mentor)","1995","Jet milling is a size reduction method that is used to produce fine powder with a narrow size distribution, such as toners, pharmaceuticals, and plastics. The main disadvantage is the large energy consumption of the jet mill compared to other grinding processes. The aim of the Jet Mill Project is to reduce the energy consumption. This will be achieved by a controlled grinding system, minimising the production of off-spec material, and operating closer to the product specifications. The research within the Jet Mill Project therefore focusses on increasing the controllability of the PSD. In industrial practice the operating conditions of a jet mill are often determined by trial and error. To avoid off-spec material the mill has often to be tuned to lower risk. This results in a relatively large amount of off-spec material. A measurement and control system has to be designed in order to allow a better tuning that will reduce off-spec material. Main feature of this system will be control, based on in-line particle size measurements using light diffraction. As an alternative of the presently used laser diffraction instrument a particle size measurement instrument based on the scattering of incoherent light has to be tested. Data acquisition software has been customised in order to implement and test control strategies and to design automatic start-up and shut-down procedures. This allows to repeat experiments without interference of an operator. Data transfer from the particle sizer computer to the process computer was established. This data can be displayed on a trending screen and used for control routines. Experiments have shown that particle sizing can in principle be done with a low-cost instrument, the Jena Optik instrument, using a conventional white light source, a photomultiplier and a liquid crystal display. Recommendations for a redesign have been made to improve the accuracy of particle size measurements. A non-model-based controller is implemented on the 10"" jet mill plant. This controller can bring the mill during start-up to the desired median particle size. The median particle size is used for control of the feedrate, which reduces the hold-up in the mill chamber until the desired median is reached. The robustness of this controller seems limited due to the contamination of the lenses of the in-line cell. From experiments can be derived that the first principal component of the Malvern Mastersizer X can be used for feedback control. The first principal component shows similar behaviour as the median particle size. A dynamic jet mill model was available within the Jet Mill Project. In order to obtain a more physically based model description the model has been extended with zones in a radial direction. Computational fluid dynamics and pilot plant experiments should provide data to verily and obtain parameters of this model.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Werktuigbouwkunde en Maritieme Techniek","","Mechanical Engineering","Jet Mill Project",""
"uuid:38fa39fa-1d29-4090-a237-b619fe10efa4","http://resolver.tudelft.nl/uuid:38fa39fa-1d29-4090-a237-b619fe10efa4","Systematic Analyis of Gas Turbine - Fuel Cell Combinations for Electric Power Generation with very high Efficiency","Drenth, J.T.","Blomen, L.J.M.J. (mentor)","1995","Within the EC Joule-II programme which covers the field of non-nuclear research a joined research project has been carried out aimed to arrive at an objective, systematic system analysis of combinations of gas turbines and fuel cells for the generation of electric power. Knowing that pressurised fuel cell systems are more efficient than unpressurised versions, but have suffered overall due to poor performance and/or unreliability of the system rotating components or other peripherals, the basic idea behind the combination systems proposed here is that the proven gas turbine components should ensure reliable pressurised fuel cell operation.","","en","master thesis","","","","","","","","2012-12-31","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Marine and Transport Technology","","Ship Design, Production and Operation","",""
"uuid:38e218e3-aaef-46b4-b373-de730193f421","http://resolver.tudelft.nl/uuid:38e218e3-aaef-46b4-b373-de730193f421","Liquefaction and transport of mud on a sloping bed caused by waves","Reijnders, M.","Battjes, J.A. (mentor); Kranenburg, C. (mentor); Van Kessel, T. (mentor); Stive, M.J.F. (mentor)","1995","The seabed of many coastal and estuarine areas in the world mainly consists of mud. The interest in the complex behaviour of mud has increased considerably the last few decades, because mud has become more and more a menace to the environment. Contamination o f mud has infertalized agricultural land and with the increase of harbor activity, accumulation of mud in navigation channels becomes a hindrance. In order to study the complex (transport) behaviour of mud, experiments have been carried out by various researchers. The aim is to get an insight in the mechanisms underlying the generation of fluid mud as well as the interaction o f a fluid mud layer and waves and current. The present study focuses on the liquefaction and transport behaviour o f mud on a sloping bottom, caused by surface waves. The liquefaction behaviour is examined experimentally. An existing wave flume at the Hydromechnics Laboratory at the Delft University of Technology was prepared to carry out the experiments. Inside the wave flume a slightly narrower flume was constructed that could be tilted. The mud type used was China Clay which mainly consists of kaolinite. When the bed had consolidated, the inner flume was tilted and harmonic waves were generated. Measurements were made on the velocity, the wave amplitude, the pore pressures in the bed, the bed profile and suspension concentration. The experiments show that liquefaction of the bed occurs as soon as a certain threshold value is exceeded. The aggregate structure of the particles is broken up accompanied by a strong increase in pore pressure. When the strength in the bed is reduced to zero, mass erosion of the liquefied layer occurs. This happens at the greatest rate at the top part of the slope. The eroded mud is primarily transported by bottom transport. Entrainment into the water layer above is not significant. In order to calculate the shear stresses in the bed at the onset of liquefaction a theoretical model is applied in which the mud bed is modelled as a poro-elastic medium lying on a smooth impermeable base. Also the influence o f the gravitation force due to the sloping bed is considered.","liquefaction; wave action; bed stability","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:35ae42da-b60c-43ee-a9d5-5b88dbb5c564","http://resolver.tudelft.nl/uuid:35ae42da-b60c-43ee-a9d5-5b88dbb5c564","Design Caisson breakwater: An evaluation of the formula of Goda","Vis, C.L.","Vrijling, J.K. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor); Holmes, P. (mentor); Hardwick, D. (mentor)","1995","The growing need for breakwaters in deep water due to the increasing draught of large vessels draws the attention to caisson breakwaters. These monolithic structures are more economical compared to rubble mound breakwaters. Especially in deep water lower construction and maintenance costs and considerable savings in construction time can be realised. A caisson is built on shore and towed out to the actual offshore site. Unfortunately, damage at a caisson is often progressive. This causes an abrupt collapse of the structure. By understanding the dynamic processes involved, the design of the structure can be soundly based. The formula of Goda (1985) is a worldwide used design method for vertical breakwaters based on the quasi-static approach. His design method is very useful as a first indication for the dimensions of the caisson. In order to be able to analyse Goda's method, the design of a caisson breakwater is roughly divided in three phases. First the crest elevation of the caisson, the design wave and the design water depth, are determined with probabilistic considerations about the economy of the harbour. Subsequently the wave load follows from the wave pressure formulae. Thirdly, the width of the structure sets the weight of the structure which defines the safety against failure. Goda sets the design parameters on definite values regardless the cost-benefit analysis of the harbour. His design wave is the highest wave in the design sea state, which is based on the principle that a breakwater should be designed to be safe against the single wave with the largest pressure among storm waves. From the comparison of the measured wave forces of the hydraulic model study and the values calculated with the wave pressure formulae of Goda and of the linear wave theory no conclusions can be drawn. This is partly due to the close resemblance of the results of the linear wave theory and Goda's formula for the conditions at Europoort Rotterdam and partly caused by the scatter in the measurements. An experiment about the failure mechanisms of the caisson confirms the introducing of uncertainties concerning the placing of the caisson on the rubble mound foundation. Goda's wave pressure formulae turned out to be in fact design formulae. Not only his design parameters but the formulae themselves include safety considerations. Evaluation of Goda's formula is therefore only valid when the whole design process is taken into account. It is noted that the accuracy of the calculated wave pressure on the wall is very good with respect to the uncertainties introduced in the foundation forces and the determination of the design parameters.","Breakwater; caisson; Goda formula","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:959d4d20-836d-400d-8102-5aac8f324f5a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:959d4d20-836d-400d-8102-5aac8f324f5a","De haven van Rades (Tunesië)","Groothuis, A.; Van Rooijen, R.","Velsink, H. (mentor); Groenveld, R. (mentor); Van der Heijden, R.E.C.M. (mentor)","1995","Nabij Tunis, de hoofdstad van Tunesië (Noord-Afrika), bevinden zich drie haventerreinen die gezamenlijk het complex Tunis/La Goulette/Radès vormen. De haven van Tunis wordt binnenkort gesloten voor commercieel scheepvaartverkeer. De in 1986 geopende haven van Radès is opgebouwd uit twee aparte haventerreinen, een gespecialiseerd terrein voor de overslag van bulkgoederen en een general cargo-gedeelte voor de overslag van stukgoederen vervoerd door conventionele general cargo-schepen, ro-ro- en containerschepen. In 1993 bedroeg de hoeveelheid overgeslagen general cargo 1,1 miljoen ton. De vervoersprognoses voor de komende jaren duiden op een toename in transport over zee van goederen van en naar de haven van Radès. Met name op het gebied van ro-ro- en containeroverslag wordt een sterke toename verwacht, mede door de overname van een deel van de overslag van de haven van Tunis. In combinatie met de huidige lange wacht- en verblijftijden van schepen en goederen in deze haven, wordt aangenomen dat de haven dit aanbod in de toekomst niet meer zal kunnen verwerken. Om dit te voorkomen zal de haven van Radès zich verder moeten ontwikkelen en een aantal aanpassingen moeten ondergaan. In dit afstudeerwerk, dat wordt verricht in samenwerking met het ingenieursbureau DHV, wordt ingegaan op de ontwikkeling van het general cargo-deel van de haven van Radès. Aan de hand van de gesignaleerde huidige problemen en de verkeersprognose voor de komende jaren, wordt een masterplan opgesteld voor deze haven. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een computersimulatiemodel, om op die wijze sneller en beter inzicht te krijgen in de gevolgen en effecten van bepaalde ingrepen.","port planning; port infrastructure; Tunesia","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:d9eebad8-9ecc-4d08-815c-6c0a92f95f87","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d9eebad8-9ecc-4d08-815c-6c0a92f95f87","Simplified-Perturbed-Hard-Chain Theory: Modifications in Prigogine's c-parameter and the effect on vapour-liquid equilibria in pure fluids and binary mixtures","Muiderman, M.","de Swaan Arons, J. (mentor); Peters, C.J. (mentor)","1995","on two simple potential functions. The hard sphere potential, leading to the accurate CarnahanStarling equation is used for the repulsive part. The attractive term is a local composition model for square-well molecules. The SPHCT equation is suitable for the prediction of the phase behaviour of chain molecules, such as n-alkanes. For a pure component, there are three parameters: the hard-core volume, v·, the energy parameter, T' and the number of external degrees of freedom, 3c. In this thesis, there are two modifications of the SPHCT developed. The first modification is a combination of two improvements of the SPHCT: the fact that Prigogine's c-parameter is density dependent (1987 SPHCT) is combined with a better description of the hard-sphere structure in the attractive term (1992 SPHCT). As an extra adjustment, Ciocca's parameters, n and λ are considered to be linear with the hard-core volume, v·. The saturated pressure and liquid volume of pure n-alkanes are predicted slightlymore accurate than with the 1992 SPHCT equation of state. Unfortunately, this modification doesn't lead to a better description of vapour-liquid equilibria in binary mixtures of n-alkanes. Furthermore, the mixing rule for the c-parameter is adjusted to yield better results for the vapour-liquid equilibria in binary mixtures. It appears that the linear mixing rule gives an overestimation for the average value of c. A small adjustment in the mixing rule gives an enormous improvement in the prediction of the vapour-liquid equilibria for asymmetric mixtures of n-alkanes. If the components in the binary mixture have similar values of c, such as the methane/ethane binary, the new mixing rule gives the same estimations as the old mixing rule. So this new mixing rule can be used instead of the commonly used linear mixing rule for the prediction of vapour-liquid equilibria in all types of binary fluid mixtures.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Engineering and Materials Science","","Applied Thermodynamics and Phase Equilibria","",""
"uuid:bead7bc4-7b04-41a0-b434-7e4ac5ecf503","http://resolver.tudelft.nl/uuid:bead7bc4-7b04-41a0-b434-7e4ac5ecf503","Zanddiodes voor Delfland: Onderzoek naar de invloed van drijvende Offshore golfbrekers op de Delflandse kust","Van Engelen, H.J.","D'Angremond, K. (mentor); Bakker, W.T. (mentor); Massie, W.W. (mentor); Pinkster, J.A. (mentor)","1995","Onderzoek naar de invloed van drijvende golfbrekers op de kust van Delfland. Om de werking te zien van het zanddiode-principe in te zien, is zowel voor het langstransport als het dwarstransport, een mathematisch model toegepast op de Delflandse kust. Uit de berekeningen van het langstransport kwam naar voren, dat het mogelijk was om het netto langstransport van zand iedere gewenste richting op te sturen en dat ook de grootte hiervan beïnvloed kan worden. Wanneer golven uit alle richtingen gedempt worden, door ze evenwijdig met de kust te leggen, dan neemt de grootte van het netto transport af. Wanneer echter golven die zorgen voor een Noordelijk gericht zandtransport gedempt worden, dan is het mogelijk om het netto transport Zuidwaarts te laten gaan en in grootte te doen toenemen. Uit de berekeningen van het dwarstransport kwam naar voren, dat wanneer de golven systematisch gedempt zouden worden, er een profielkanteling optreedt. Zand wordt van de onderkant van het kustprofiel naar de bovenkant vervoerd. Dit doet de kust vooruit komen. Op deze manier is het mogelijk om landaanwinst te creëren.","Delfland; Floating breakwater; Coastal erosion; Coastal Morphology","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:ff9eb3ee-ef22-422e-9e4a-395f14918ac6","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ff9eb3ee-ef22-422e-9e4a-395f14918ac6","The simplified perturbed hard chain theory: Development, performance and modifications","Muiderman, M.","Peters, C.J. (mentor); de Swaan Arons, J. (mentor)","1995","The Simplified Perturbed Hard Chain Theory (SPHCT) developed by Kim et al. (1986) is an equation of state based on the Generalized van der Waals Theory (Vera and Prausnitz, 1972, Sandler, 1985). The SPHCT is accurate in describing thermodynamic properties of chain molecules. This in contrast with the common used Peng-Robinson or Redlich-Kwong equations of state. The SPHCT is a simplification of the Perturbed Hard Chain Theory (PHCT). The PHCT is described in chapter 2. Donohue and Prausnitz (1978) treated all density dependent (external) rotations and vibrations equivalent to translations. Prigogine (1957) postulated that a molecule has 3c degrees of freedom that are density dependent (3 translational and 3c-3 external rotational/vibrational degrees of freedom). These two assumptions form the basis for the PHCT. The SPHCT developed by Kim et al. (1986) uses the same assumptions. Point of difference is the replacement of the potential energy term. While Donohue and Prausnitz used a term that was based on computer simulation data by Alder et al. (1972), Kim et al. developed an expression for the potential energy based on the local composition model, following Lee et al. (1985). This derivation is given in chapter 3. The SPHCT is in the first place derived for chain molecules like n-alkanes. The performance of the SPHCT is given in chapter 4 (pure components) and chapter 5 (mixtures). It appears that also polar molecules can be described reasonably well with the SPHCT equation of state. The SPHCT has been modified (chapter 6) to give better predictions of thermodynamic properties. The modifications make the SPHCT more complex, by implementing theoretical or empirical relations.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Engineering and Materials Science","","Applied Thermodynamics and Phase Equilibria","",""
"uuid:d077b5f7-6ef4-4f51-8577-467877dbcf77","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d077b5f7-6ef4-4f51-8577-467877dbcf77","Probabilistic design of breakwaters, the Ennore breakawater project: Failure mechanisms of a crested rubble mound breakwater","Plate, S.","Kalff, F.R. (mentor); Meermans, W. (mentor); Vrijling, J.K. (mentor); D' Angremond, K. (mentor)","1995","Breakwaters differ from each other by their functions or their type. The most important function of breakwaters is to allow the ships to be loaded and unloaded in calm water conditions and to provide dock or quay facilities. Several types of breakwaters can be distinguished, depending on their operation and design. The most common breakwater concepts are divided into two types: statically stable and dynamically stable breakwaters. The site variables, set by the situation at Ennore, concerne the geotechnical aspects, the construction material and the hydraulic boundary conditions. The hydraulic boundary conditions will be determined by the wave climate during extreme weather conditions, which is during cyclones. Cyclones arrive on the east coast of India usually with a return period of 2 years. Wave motions in harbours can, under extreme conditions, endanger the handling of vessels at berth. Therefore a certain degree of tranquillity of the harbour basin is required. The tranquillity of the harbour basin is essential for ships to load and unload in calm water conditions. Too high waves in the harbour basin will cause an unsafe handling of ships. Should the coal handling cease at Ennore, then the storage of coal will run out, leading to the breakdown of the power station. The breakwater structure has to reduce the wave heights in the harbour by adequate layouts. By analysing the failure mechanisms of all the different parts of the breakwater, reliability functions can be formed and the probability of failure, according to the various mechanisms, can be calculated. These reliability functions, described by each failure mechanism, are mainly based on hydraulic and geotechnical parameters. This study attempts to survey all imaginable failure mechanisms that may occur during the design, construction, and lifetime of the crested rubble mound breakwater at Ennore. In order to address the problems encountered systematically, a general faulttree has been given. The quantification of some failure mechanisms for the crested rubble mound breakwater at Ennore is effected for the following failure mechanisms: - instability of a rock armour slope - instability of an armour layer with ACCROPODE elements - slip circle of a rock armour layer - horizontal displacement of the crest element. The quantification of these failure mechanisms is a complex task which most important difficulty resides in the determination of the mean value and the standard deviation of the variables. After the calculation, an adjustment of these values may take place in order to improve the design.","breakwaters; India; probabilistic design; ha;rbour mole","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:5d7f96bf-a43d-4dc6-86e7-2e210941eb2a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:5d7f96bf-a43d-4dc6-86e7-2e210941eb2a","1-D morphological river models: Schematisation and interpretation","Van Liebergen, J.C.G.","De Vries, M. (mentor); Wang, Z.B. (mentor); Fokkink, R.J. (mentor)","1995","This study contains two topics which are important for the use of a one-dimensional computer model, calculating morphological changes in time. Firstly, for a good prediction of the morphological changes by the model a good reproduction of the water movement and the sediment movement is necessary. One of the conditions for a good reproduction of the process is a good schematisation of the river cross-section in the model. In the river cross-section, a good reproduction of all the parameters playing a role in the morphological process is required. Several schematisation-methods are treated, considering a fluctuation in the discharge and irregularly shaped cross-sections. The second topic of this study considers the interpretation of the calculated morphological change to the real cross-section. The calculated morphological change is distributed over the width of the cross-section in several ways, each distribution with his own physical background. The results show an influence of the distribution-option on some practical parameters. For both topics data are used of the Da River in Vietnam and of the River Waal in the Netherlands.","river morphology; river model","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:4034c8ef-9217-46c3-ba00-87f854362e52","http://resolver.tudelft.nl/uuid:4034c8ef-9217-46c3-ba00-87f854362e52","Gradient Theory: Prediction of interfacial tension using the associated perturbed anisotropic chain theory","Wijtkamp, M.","Cornelisse, P.M.W. (mentor); Peters, C.J. (mentor); de Swaan Arons, J. (mentor)","1995","The behaviour of interfaces in fluid systems is of fundamental and practical importance. Interfacial tensions in fluid mixtures are often required for the design of chemical process equipment. In oil reservoirs, the surface/interfacial tension is held responsible for the migration of hydrocarbons and, therefore, the recovery from these reservoirs. A theory, which is of particular significance for computation of interfacial tensions is the gradient theory (GT), originally introduced by Rayleigh (1892) and van der Waals (1894). The required inputs of gradient theory are the Helmholtz free energy density of the homogeneous fluid and the so-called influence parameters, Cij of the inhomogeneous system. This influence parameter is related to the direct correlation function of the homogeneous fluid. This result means that all the important inputs of gradient theory can be derived from the properties of the homogeneous fluid. The relation for the Helmholtz free energy density was derived from the associated perturbed anisotropic chain theory (APACT). This theory was designed to treat mixtures that associate through hydrogen-bonding or through the interaction between dipolar or quadrupolar molecules. One disadvantage of using APACT is that it overpredicts the critical pressure as well as the critical temperature for hydrogen-bonding, polar or non-polar fluids. This unfortunate effect also occurs in mixtures, as was shown for systems containing carbon-dioxide. To test the model, the interfacial tensions of water, linear alcohols from methanol up to 1-decanol, n-butane, n-pentane, n-hexane, n-heptane, n-octane, n-decane, carbon-dioxide, benzene, and their mixtures were calculated. The interfacial tension of the pure compounds can be accurately described when the influence parameter, fitted to experimental interfacial tension data, is a linear function of temperature. The ability to predict interfacial tension of mixtures was studied for systems, such as water/n-alkanes, n-alcohols/n-alkanes, n-alcohols/n-alcohols, water/n-alcohols, carbondioxide/n-alkanes, benzene/n-alcohols and benzene/n-hexane, water/methanol/1-propanol and carbon-dioxide/n-butane/n-decane. It was shown that the gradient theory in cooperation with the APACT equation of state can predict interfacial tension of liquid-vapor and liquid-liquid interfaces, of the studied mixtures, reasonably well. Predictions can even be approved by using a binary interaction parameter, kii which corrects the attractive part of APACT. In order to calculate interfacial tensions, the density profiles of all the components present in the mixture, must be obtained. A remarkable effect was observed in the obtained density profiles of 1-propanol/n-heptane. The increasing density, along the interfacial zone, of 1-propanol causes a decrease in the concentration of n-heptane. This effect was not unique for this system and occurs in almost every binary system with n-alcohols and an alkane or a n-alcohol as second component. A possible orientation of the alcohol molecules in the interface can cause this effect, resulting in a decrease of the n-heptane density.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Technology and Materials Science","","Applied Thermodynamics and Phase Equilibria","",""
"uuid:a78ee7da-fae7-424b-99c5-f55f83068ad8","http://resolver.tudelft.nl/uuid:a78ee7da-fae7-424b-99c5-f55f83068ad8","Het gebruik van probabilistische methoden bij het beoordelen van het stortresultaat van een zijstorter","Cregten, H.J.","Vrijling, J.K. (mentor); Meermans, W. (mentor); Visser, P.J. (mentor); Van der Doer, M. (mentor); Rijkswaterstaat (contributor)","1995","De doelstelling van dit afstudeerwerk is het verkrijgen van inzicht in het stortproces van een zijstorter. Er zijn vier factoren die ervoor zorgen dat de stenen in het water een horizontale verplaatsing kunnen ondergaan. Deze zijn: 1) Spreiding van de steen door horizontale krachten die het water uitoefent op de steen veroorzaakt door het loslaten van wervels (kortweg aangeduid met 'spreiding') 2) Verplaatsing van de steen nadat de steen contact gemaakt heeft met de al aanwezige stenen op de bodem (kortweg aangeduid met 'afschuiving') 3) Stroming 4) Verplaatsing van de steen in horizontale richting doordat de steen bij het over boord gaan een zet krijgt Met behulp van een wiskundige modellering is het gedrag van de vallende stenen beschouwd. In het wiskundige model zijn de laatste twee factoren, de stroming en de verplaatsing van de steen bij het over boord gaan, niet meegenomen. De wiskundige modellering beperkt zich tot de eerste twee factoren, de spreiding en de afschuiving. Het wiskundige model is opgebouwd uit een aantal delen die stapsgewijs afgeleid zijn. In eerste instantie is de horizontale verplaatsing van een steen gemodelleerd in stilstaand water. Hierbij speelt alleen spreiding een rol. Vervolgens is deze modellering toegepast op een hoeveelheid stenen, waarbij in eerste instantie voorlopig buiten beschouwing gebleven is. Drie verschillende situaties zijn beschouwd: De hoeveelheid stenen vertrekt achtereenvolgens vanaf een punt (puntstort), een lijn (lijnstort) en een vlak (vlakstort) van het wateroppervlak. Vervolgens is een van de drie verschillende situaties eruit gelicht, namelijk de situatie waarbij gestort wordt vanaf een lijn (lijnstort). Bij de experimenten die beschikbaar zijn om het model te testen, zijn namelijk eveneens stenen gestort vanaf een lijn. Aangezien bij de experimenten afschuiving een rol speelt, is de wiskundige modellering van de lijnstort uitgebreid door er afschuiving bij te betrekken. Hieruit is naar voren gekomen dat er drie situaties op kunnen treden: Het Gaussprofiel, het overgangsprofiel en het driehoeksprofiel. Vervolgens is de wiskundige modellering getoetst aan experimenten, uitgevoerd door het Waterloopkundig Laboratorium. Het doel van deze toetsing is het valideren van het wiskundige model. Hieruit is naar voren gekomen dat de experimenten slechts gedeeltelijk geschikt zijn om het model te toetsen. Daarom is er een concept uitgewerkt om experimenten zo uit te voeren dat zij beter geschikt zijn om het model te toetsten. Vervolgens is beschouwd op welke manier het mogelijk is om het wiskundige model toe te passen op een varende zijstorter die gebruikt wordt om een laag stenen op de bodem aan te leggen. Hieruit is naar voren gekomen dat de verhouding tussen de laagdikte en de diameter van de stenen van belang is. Is deze verhouding groot dan kan het afgeleide model voor de vlakstort gebruikt worden. Is deze verhouding klein, (orde van grootte: laagdikte is gelijk aan 1 tot 2 keer de steendiameter), dan kan het model voor de vlakstort niet gebruikt worden. Er is een concept uitgewerkt op welke manier het wiskundige model in dit geval gebruikt kan worden. Deze methode wordt aangeduid met de 'gatenmethode'. Tenslotte wordt met een kwalitatieve analyse beschouwd wat de invloed van de andere twee onregelmatigheden (afwijkingen van het schip van de vaarroute en onregelmatigheden in het over boord vallen van de stenen) op het stortresultaat is. Dit is gedaan aan de hand van waarnemingen die gedaan zijn tijdens het storten van stenen bij het aanleggen van de bodembescherming in de Rio Magdalena. Hieruit komt naar voren dat deze onregelmatigheden een grote invloed kunnen hebben op de nauwkeurigheid van het aanbrengen van de laag.","side stone dumper; dumping stones; bedprotection","nl","master thesis","TU Delft, Civil Engineering and Geosciences, Hydraulic Engineering","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","","","","",""
"uuid:d079b281-a758-440d-badc-4e41a848bca5","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d079b281-a758-440d-badc-4e41a848bca5","Sediment concentrations and Sediment transport in case of Irregular breaking waves","Grasmeijer, B.T.; Sies, E.M.","D' Angremond, K. (mentor); Van Rijn, L.C. (mentor)","1995","Coastal changes occur mostly as a result of changes in sediment transport along the coast. If at cross-section A, the sediment transport is for any reason larger (or smaller) than at cross-section B, accretion (or erosion) will take place in between the two cross-sections. For prediction of coast-lines in the future, the prediction of the net sediment transport is therefore essential. Various models, such as that of Bijker, Van Rijn, Nielsen, Engelund & Hansen and Ackers & White are available to predict the sediment transport by knowledge of wave height and current strength. The reliability of these models is unknown because data under field conditions are scarce. Only few relations between sediment transport, current velocity and wave height are known. For these reasons a laboratory study was carried out to extend the knowledge of the basic phenomena in morphological processes. The study contains experiments in which sediment concentrations and fluid velocities have been measured in case of irregular breaking waves alone and in combination with a current. Chapter 2 deals with the sediment transport basics. Two types of sediment transport, the longshore and the cross-shore sediment transport are discussed and the objectives of the present experiments are presented. In Chapter 3 the experimental set up is described. The measured parameters, methods and instruments are discussed. The experimental programme of the series A and the series B I and B2 are presented. Chapter 4 covers the experimental results from test series A. The wave characteristics, fluid velocities and the influence of these parameters on the sediment concentration, sediment load and sediment transport are studied. Chapter 5 deals with the experimental results from test series B I and B2. The distribution of the sediment concentrations, fluid velocities, sediment loads and sediment transport rates over a sand bar are studied. In Chapter 6 a comparison is made between the measurements and the sediment transport models by Van Rijn and Bijker. Transport rates, concentration profiles and velocity profiles are compared. In Chapter 7 a list of conclusions and recommendations is presented.","sediment transport; coastal morphology; longshore transport; longshore current","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:e67085f7-ab0c-453d-a5a2-81afe5aee9f1","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e67085f7-ab0c-453d-a5a2-81afe5aee9f1","Van motor tot model: Het maken van een simulatiemodel van een dieselmotor met het computerprogramma WAVE","Hartman, J.W.","Boot, Ph. (mentor); Schasfoort, T. (mentor); Straten, T.F.J.M. (mentor)","1995","Veel motorenfabrikanten maken gebruik van computerprogramma's om het gedrag van dieselmotoren in ontwerp- en onderzoekfases te kunnen simuleren. Enerzijds door het betere inzicht dat men krijgt in en tussen fysische grootheden in de motor en anderzijds door het economische aspect: effecten van modificaties of andere ontwerpen kunnen vooraf getoetst en geoptimaliseerd worden, zonder ingrijpende (en dure) verbouwingen aan een motor. De firma Stork Wartsila Diesel (SWD) maakt gebruik van het programma WAVE van Ricardo North America. Het programma is in staat met een model van een dieselmotor simulatieberekeningen uit te voeren met betrekking tot de dynamica van drukken en temperaturen, verbrandingsprocessen en energie-overdracht bij een ingestelde belastingstoestand. De vierdejaarsopdracht, uitgevoerd bij de firma SWD, had als doe het maken van een werkend motormodel van de dieselmotor 6L38 van SWD met dit programma WAVE. Uitgangspunt voor de modelvorming is de onderdelen die de gassenstroom (lucht en afvoergassen) passeert, op te vatten als een netwerk van leidingen verbonden middels knooppunten. Middels constructietekeningen van de motor kan zo een model worden opgebouwd. Een referentiemeting doet dienst om in de ontwerpfase van het model het ten aanzien van vormgeving en performance te kunnen toetsen. De dieselmotor 6L38 is voorzien van een drukvulgroep. Door de wederzijdse afhankelijkheid van het gedrag van motor en drukvulgroep is eerst een model gemaakt zonder drukvulgroep en nadat deze kloppend gemaakt is, is de drukvulgroep van het model toegevoegd. Bij het kloppend maken en toetsen van het motormodel is, doordat WAVE niet beschikt over een goed werkend verbrandingsmodel, gebruik gemaakt van een ingevoerd heatreleaseprofiel om het verbrandingsproces te berekenen. Dit profiel is berekend uit de meetgegevens van de meting die gesimuleerd werd. Met de gevolgde methode is een motormodel tot stand gekomen dat voor een reeks van belastingen goede resultaten bereikt. Het is daarbij echter niet gelukt de lage druklussen van metingen en simulaties in overeenstemming te krijgen. Het motormodel dat met dit programma is gemaakt, heeft als nadeel dat door de tekortkomingen van het verbrandingsmodel het niet mogelijk is nauwkeurige uitspraken te doen omtrent in-cilindrische processen en de daarmee samenhangende parameters, zoals bijvoorbeeld vorming van NOx.","","nl","master thesis","","","","","","","","2012-12-31","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Marine and Transport Technology","","Ship Design, Production and Operation","",""
"uuid:3073b0d6-1bbe-4dcc-83b5-85274429b6f0","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3073b0d6-1bbe-4dcc-83b5-85274429b6f0","Voorbereiding van een bresgroei-experiment in het Zwin 1994","Smit, M.J.; Snip, D.W.","d'Angremond, K. (mentor); Bakker, W.T. (mentor); V/d Graaff, J. (mentor); Visser, P.J. (mentor)","1995","DEEL 1: THEORETISCH VOORONDERZOEK In oktober 1994 zal in het natuurgebied het Zwin een experiment worden uitgevoerd, waarin de stroomgatontwikkeling in een dijk zal worden onderzocht. Doel van het project is een verificatie van de geometrie van het stroomgat (de bres) tijdens de eerste fasen van bresgroei zo dicht mogelijk bij schaal één- op-één. Ten behoeve van dit experiment zal een dijk van ongeveer 3 meter hoog en 8 meter breed (kruinbreedte) aangelegd worden. In dit deelrapport wordt een deel van het (theoretische) vooronderzoek dat is uitgevoerd ten behoeve van dit experiment beschreven. Er wordt hierbij ingegaan op het getijdengebied 't Zwin, het bresgroeimechanisme, het Zwin89 experiment en de kombergingskarakteristiek. In het laatste hoofdstuk wordt ten slotte een voorspelling gemaakt van het verloop van deze tweede Zwinproef. DEEL 2: PRAKTISCH VOORONDERZOEK Om een waterbouwkundig experiment op prototypeschaal mogelijk te maken is, naast de theoretische voorbereiding, ook een praktische voorbereiding noodzakelijk op een totaal andere schaal dan voor proeven in een laboratorium het geval is. In het kader van dit afstudeerwerk van Marion Smit en Wino Snip aan de TU-Delft, faculteit der Civiele Techniek, vakgroep Waterbouwkunde, is een meetopstelling voor de beide dijkdoorbraakexperimenten ontworpen en is bij de opbouwen afbraak van de meetopstelling begeleiding verleend. Allereerst zijn verschillende meetbruggen ontworpen die van bovenaf een goed zicht op de bres mogelijk moesten maken. Zowel met Bailey-materieel van de Genie als met meer eenvoudige onderdelen uit constructiestaal zijn bruggen ontworpen, waarbij de mogelijkheden voor de opbouwen de afbraak van de brug in het Zwin in het bijzonder de aandacht kregen. De meetbrug mocht niet in het voorbij stromende water verdwijnen. Hierdoor was het noodzakelijk om voor de opleggingen van de brug beschermende landhoofden te ontwerpen. Gebruik maken van het materieel dat al in het Zwin aanwezig zou zijn voor de geplande uitgraving van de zandvang en de verlegging van de Zwingeul was hierbij een belangrijke randvoorwaarde. De verschillende ontwerpen zijn tegen elkaar afgewogen en enkele ervan zijn nader uitgewerkt, waarbij met name een gewapende-grond constructie uit geotextiel en verankerde pontons de aandacht hebben gekregen. De meetinstrumenten voor het verrichten van metingen tijdens het bezwijken van de dijk moesten plaatsvast in de grond aangebracht kunnen worden. Hiertoe zijn de verschillende mogelijkheden onderzocht. Met name de eisen die aan een meetpaal gesteld zouden worden, kregen de aandacht. Een meetinstrument voor het bepalen van de geometrie van de groeiende bres in de tijd was niet voorhanden en diende ontwikkeld en getest te worden. De verschillende mogelijkheden zijn onderzocht en veelvuldig besproken met alle belanghebbenden. Uiteindelijk is gekozen voor een instrument dat door de afstudeerders is ontworpen en de naam 'Trillo' mee kreeg. De Trillo is in het Laboratorium voor Vloeistofmechanica getest en vervolgens, onder eigen beheer, in 70-voud geproduceerd. Dit alles binnen de gestelde termijn, waardoor alle Trillo's daadwerkelijk voor de experimenten gebruikt konden worden. Het Zwin staat in open verbindingen met de zee. Voor het tijdelijk afsluiten van de Zwingeul middels een zandsluiting zijn verschillende scenario' s geschreven die vervolgens in planningen zijn uitgewerkt. Deze planningen dienden in eerste instantie om in overleg te kunnen komen tot een definitief plan van aanpak voor de afsluiting. Later heeft een van de planningen gediend als tijd-werkschema voor de daadwerkelijke afsluiting van de Zwingeul in oktober 1994. DEEL 3: VERSLAG VAN DE LABORATORIUMPROEVEN MET DE TRILLINGSMETER In dit verslag wordt een serie proeven met deze trillingsmeter beschreven, het doel hiervan is om de werking van het instrument in de extreme situatie van een doorbrekende dijk te kunnen voorspellen. Het verschil in amplitude tussen trillingen in een zandpakket (de dijk) en trillingen veroorzaakt door stromend water moet duidelijk te onderscheiden zijn wil de trillingsmeter voor het bresgroeiexperiment in 't Zwin bruikbaar zijn. In hoofdstuk 1 wordt de aanleiding en doelstelling van het bresgroeiexperiment en het programma van eisen waaraan het meetinstrument moet voldoen beschreven. Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de meetopstelling. In paragraaf 2.1 wordt de trillingsmeter beschreven. De trillingsmeter is opgebouwd uit een piëzo-elektrisch elementje dat aan één zijde is ingeklemd en is verbonden met de waterdichte omhulling. Tijdens de proeven wordt de trillingsmeter verbonden met een data-acquisitiesysteem dat de spanningen opgewekt door de trillingen van het instrument vastlegt. Het instrument hangt aan een touwtje in de goot. De snelheid van het water waarin de meter hangt wordt gemeten met behulp van een elektro-magnetische snelheidsmeter (EMS), deze is ook rechtstreeks verbonden met het data-acquisitiesysteem. In het laboratorium bleek een stroomsnelheid van maximaal 3.5 m/s te realiseren. Deze testen met de trillingsmeter worden in hoofdstuk 3 beschreven. De data wordt door het data-acquisitiesysteem binair opgeslagen, niet zomaar oproepbaar als een ASCII bestand. Deze niet direct leesbare file moet eerst worden omgezet. Ten behoeve van de dataverwerking is een programma (PASCAL) geschreven. De data kan nu met behulp van een spreadsheet programma (Quattro PRO) op eenvoudige wijze grafisch weergegeven worden. In hoofdstuk 4 wordt dit beschreven. In hoofdstuk 5 wordt vervolgens het resultaat van de testen beschreven. In hoofdstuk 6 wordt een dijkdoorbraakexperiment op schaal beschreven. Hierbij wordt de werking (het onderscheidend vermogen) van de trillingsmeter getoetst. Uit deze serie experimenten kan worden geconcludeerd (hoofdstuk 7) dat de trillingsmeter geschikt is om de overgang tussen zand en water te detecteren. De trillingsmeter zal tijdens de tweede bresgroeiproef in het Zwin gebruikt kunnen worden gebruikt als dieptemeter.","Zwin; dijkdoorbraak; experiment; bresgroeiproces; vooronderzoek; trillingsmeter; bresgroei","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Hydraulic Engineering","","51.365962, 3.370717"
"uuid:4cf9efed-9b1a-42ee-91c1-01e4150f5838","http://resolver.tudelft.nl/uuid:4cf9efed-9b1a-42ee-91c1-01e4150f5838","Dynamics of Sustainable Development in the Gaza Strip","Lambregts, B.","Sanders, F.M. (mentor); Thissen, W. (mentor); Ruiter, W. (mentor); Van Eck, P. (mentor)","1995","Development and application of a simulation model for the purpose of policy analysis in the Gaza Strip.","","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:375a2ab5-63a9-41cf-b443-3b83d751051c","http://resolver.tudelft.nl/uuid:375a2ab5-63a9-41cf-b443-3b83d751051c","De economische haalbaarheid van de U-polder als nieuwe methode voor het verdiept aanleggen van wegen","Aartsen, R.J.","Van Tol, A.F. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor); Polen, B. (mentor); Knulst, R.H. (mentor)","1995","In een omgeving waar het ruimtegebruik beperkt is en waar waterremmende lagen niet aanwezig zijn, wordt vaak gekozen voor de traditionele betonnen bakconstructie. Deze wordt gebouwd in een kuip van tijdelijke damwanden, onderwaterbeton en trekpalen . Een variant op deze methode is de bakconstructie waarbij de damplanken als definitieve constructiewanden worden gebruikt. Voor dit marktsegment is de U-poldermethode als alternatief ontwikkeld. Het principe is eenvoudig. Een kunststof folie wordt zowel horizontaal als verticaal aangebracht; in de vorm van een U. De verticale stabiliteit van het folie wordt verkregen uit een ballastlaag. Boven het niveau van deze ballastlaag worden de horizontale grond- en waterdrukken opgenomen door een steunberm: de aanvullaag. Deze aanvullaag wordt aan de binnenzijde van de constructie gesteund door bijvoorbeeld betonnen keerwanden. Aangezien het onduidelijk is wanneer de U-polder de meest aantrekkelijke oplossing is, zijn de drie hiervoor genoemde methoden indicatief met elkaar vergeleken. Na technische uitwerking van de drie alternatieven, is dit gedaan op basis van kosten. De vergelijking is gemaakt voor vier verschillende wegniveaus en vier verschillende nuttige breedten. Voor de U-polder wordt onder dit laatste verstaan de breedte tussen de betonnen keerwanden. Relatief duur blijkt de bakconstructie met definitieve damwanden te zijn. Bij alle berekende wegniveaus en nuttige breedten is de betonnen bak gebouwd in een tijdelijke damwandkuip goedkoper. Dit lijkt vreemd, omdat het weglaten van de betonnen wanden een reductie van de kosten betekent. De voor bescherming benodigde betonnen voorzetwand met dure vuurwerende tegels, doet dit voordeel echter volledig teniet. De grootste kostendrager bij de U-polder is het grondverzet. De kosten blijken sterk toe te nemen met de benodigde ontgravingsdiepte; een 1 m dieper wegniveau betekent zo'n 2,4 m dieper ontgraven. Hogere eenheidsprijzen voor de uitkomende grond betekenen een belangrijke toename van de totale kostprijs. Een reductie in de kosten wordt bereikt door de uitkomende grond her te gebruiken in ballast- en aanvullaag. In vergelijking met de traditionele methoden wordt de kostenbesparing bij toenemende breedte steeds groter. De hoge kosten van het onderwaterbeton, de trekpalen en constructieve vloer worden immers afgezet tegen de minder hoge kosten van het extra ontgraven, het langere folie en de grotere hoeveelheid ballastzand. Bij een dieper wordend wegniveau neemt de aantrekkelijkheid van de traditionele methoden ten opzichte van de U-polder toe. De kosten van onderwaterbeton, trekpalen en constructieve vloer nemen in het beschouwde geval bij toenemende diepte nauwelijks toe, terwijl bij de U - poldermethode vooral de ontgravingskosten sterk toenemen.","bakconstructie; verlaagde wegen; grondwaterbemaling","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Geo-engineering","",""
"uuid:cc190e0e-ac61-4832-aac1-410f393a46e4","http://resolver.tudelft.nl/uuid:cc190e0e-ac61-4832-aac1-410f393a46e4","Numerieke simulaties van een laminaire bellenkolom op basis van het two fluid model","Speksnijder, G.M.","Lathouwers, D. (mentor)","1995","In dit onderzoek is de stroming in een laminaire bellenkolom gesimuleerd op basis van het two fluid model. De simulaties zijn uitgevoerd door een drietal Computational Fluid Dynamics codes: de commerciële code Phoenics versie 2.0 en de research codes Tpflow en Tfc2d. In de drie CFD codes wordt gebruik gemaakt van het two fluid model. Essentieel aan het two fluid model is het separaat beschouwen van beide fasen, de beide fasen worden als twee elkaar penetrerende continua gezien. De tweefasenstroming wordt in het two fluid model beschreven door per fase de behoudswetten van massa en impuls op te stellen. De resultaten van de twee dimensionale simulaties van de laminaire bellenkolom bestaan uit snelheidsvelden voor zowel de continue als de gedispergeerde fase en uit de verdelingen van de volume fracties van iedere fase. Deze numerieke resultaten zijn vergeleken met experimentele resultaten uit de literatuur. Uit de simulaties blijkt dat de belstraatdiameter niet constant is over de hoogte van de kolom, door circulatie van de continue fase vindt er vernauwing van de bellenstraat plaats. Tevens blijkt dat naarmate het toegevoerde gasdebiet verhoogd wordt, de belstraatdiameter verkleind wordt. Deze bevindingen komen overeen met experimentele resultaten uit de literatuur. Uit het vergelijk van de numerieke en de experimentele resultaten blijkt dat de numeriek berekende circulatie snelheden hoger zijn dan de gemeten circulatie snelheden. De meest waarschijnlijke oorzaak is het niet simuleren van de baffles. Hierdoor ondervindt de de gesimuleerde tweefasenstroming minder frictie waardoor de circulatie snelheden hoger worden. Het is met Phoenics versie 2.0 niet mogelijk een laminaire bellenkolom te simuleren doordat de weerstandskracht niet goed is geïmplementeerd, hetgeen de oorzaak is van grote versnellingen van de gasfase. Tevens is het in Phoenics versie 2.0 niet mogelijk een uitlaatrandvoorwaarde te definieren waarbij de twee fasen met onderling verschillende snelheden uitstromen. Gezien de overeenkomst tussen de numerieke en experimentele resultaten is het gerechtvaardigd de conclusie te trekken dat simulaties van een laminaire bellenkolom met behulp van het two fluid model tegenwoordig mogelijk zijn.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:f099bf6d-e6f2-46fb-9f85-64a5fd43eddb","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f099bf6d-e6f2-46fb-9f85-64a5fd43eddb","Duinafslag ter plaatse van het Kurhaus","Paesschen, J.C.L.","D'Angremond, K. (mentor); Van de Graaff, J. (mentor); Van der Kolff, J. (mentor); Mol, A. (mentor)","1995","Het in stand houden van een veilige zeewering is voor een laaggelegen land als Nederland van levensbelang. Medegebruik van de zeewering voor andere doeleinden verdient een zeer kritische beschouwing inzake de invloed hiervan op het beheer en de veiligheid van de zeewering. Door Grabowski & Poort is het plan ontwikkeld om de kruising van de Kurhausweg en de Gevers-Deynootweg in Scheveningen ondergronds te laten plaatsvinden. Omdat deze lokatie tot de zeewering wordt gerekend dient dit plan beoordeeld te worden op de invloed op de veiligheid en het beheer van de zeewering door de betreffende beheerder van de zeewering, het Hoogheemraadschap Delfland. Het criterium hierbij is dat de situatie wordt beoordeeld, die geacht wordt maatgevend te zijn over 200 jaar volgens een ongunstig scenario. Een negatieve invloed van de constructie op de veiligheid van de zeewering uit zich in het feit dat de constructie de ontwikkeling van het vrije afslagprofiel verhindert in de maatgevende situatie. De kelderconstructie bevindt zich dus in de afslagzone. Door de constructie zal er afslag plaatsvinden in een gebied, dat zonder de constructie niet in de afslagzone ligt. In dit rapport is een nader onderzoek gedaan naar de maatgevende situatie over 200 jaar volgens het ongunstig scenario. Dit is gebeurd via een parameteronderzoek, waarbij dezelfde uitgangspunten zijn gebruikt als door het Hoogheemraadschap worden gebruikt. Toetsing van de veiligheid van een duin dient te gebeuren volgens de 'Leidraad voor de beoordeling van duinen als waterkering' [TAW, 1984], Berekeningen gebaseerd op toekomstige situaties dienen uit te gaan van het ongunstig scenario over 100 jaar in 'Scenario's voor zeespiegelrijzing' [RWS, Technisch Rapport 6, 1988].","duinafslag; dune erosion; duinaf; Duros","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:d27f68a3-26e6-4d10-b113-5e45cd305ca3","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d27f68a3-26e6-4d10-b113-5e45cd305ca3","Torsietrillingsanalyse t.b.v. de conditiebewaking van zuigerverbrandingsmotoren","Bonnier, J.S.","","1995","Modellering van een rotorsysteem, uitvoering en analyse van metingen. Optimalisatie van het model en conversie van torsietrillingen naar individuele cilindermomenten.","","nl","master thesis","","","","","","","","2012-12-31","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Marine and Transport Technology","","Ship Design, Production and Operation","",""
"uuid:be7d856c-d98e-451e-af84-d53a175ce3ff","http://resolver.tudelft.nl/uuid:be7d856c-d98e-451e-af84-d53a175ce3ff","Modelling of the hardenability of engineering steels using artificial neural networks",", P.J. van der Wolk","van der Zwaag, S. (mentor); Vermeulen, W.G. (mentor)","1995","","","en","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:447f575d-4811-4612-8af6-88fd754e0ed0","http://resolver.tudelft.nl/uuid:447f575d-4811-4612-8af6-88fd754e0ed0","Synthese en karakterisering van polyurethanen met een nitrostilbeenzijketen","Mantovani, G.C.A.","van der Lingen, R. (mentor); Mijs, W.J. (mentor)","1995","Dit onderzoek heeft zich gericht op het synthetiseren en karakteriseren van zijketenpolyurethanen met een nitrostilbeenzijketen (4’-nitrostilben-4-yloxy). Deze nitrostilbeengroep herbergt twee kenmerken. Aan de ene kant is het een stijve aromatische groep waardoor mono- en polymeren van dit mesogeen vloeibaar-kristallijne eigenschappen kunnen vertonen en aan de andere kant is dit mesogeen hyperpolariseerbaar waardoor het gebruikt kan worden voor NLO-toepassingen. De Polyurethanen zijn gesynthetiseerd uit diisocyanaten (HMDI en TDI) en diolen. Via deze diolen wordt de mesogene eenheid in het polymeer ingevoerd. Alle synthesen in dit onderzoek zijn erop gericht om of de vloeibaar-kristallijne eigenschappen (meestal bij de HMDI-polymeren) van een polymeer te verbeteren of de NLO-eigenschappen (meestal bij de TDI-polymeren) van een polymeer te verbeteren.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","","Scheikundige Technologie","",""
"uuid:44805b14-d8b8-4c2e-8caa-f5362d1f9c3b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:44805b14-d8b8-4c2e-8caa-f5362d1f9c3b","Stabiliteit golfbrekers met lage kruin","Burger, G.","D'Angremond, K. (mentor); Tutuarima, W.H. (mentor); van der Meer, J.W. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor)","1995","Dit afstudeerverslag beschrijft de interpretatie van een aantal proeven naar stabiliteit van lage golfbrekers. Het blijk dat de invloed van de materiaalfactoren tot een ontwerpschade van S=2 niet terug is te vinden. Boven S=2 geeft vooral de afnemende hoekigheid een progressief schadeverloop te zien. De invloed van de lengte-breedte verhouding van de stenen is niet te herkennen in de resultaten, hetgeen een mildere ontwerpeis voor de praktijk zou mogen betekenen.","stabiliteit; golfbrekers; kruin; materiaalfactoren","nl","master thesis","TU Delft, Civil Engineering and Geosciences, Hydraulic Engineering","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","","","","",""
"uuid:41728f1b-2fe8-4616-9086-5d8b42106727","http://resolver.tudelft.nl/uuid:41728f1b-2fe8-4616-9086-5d8b42106727","Assimilatie van satelliet- en boeigegevens in de voorspelling van golven op zee","Van Endt, M.J.","Battjes, J.A. (mentor); Holthuijsen, L.H. (mentor); Booij, N. (mentor); D'Angremond, K. (mentor)","1995","Baggeraars en offshore aannemers hebben groot belang bij goede voorspellingen van zowel windzee als deining. Deze voorspellingen kunnen gebaseerd zijn op observaties of op numerieke golfmodellen. Data assimilatie is een manier om de observaties zodanig te gebruiken, dat de model golfparameters zo dicht mogelijk de gemeten golfparameters benaderen. Hierbij worden zowel het golfmodel als de windvelden, die als invoer dienen voor het golfmodel, aangepast door correctie van wind- en modelparameters (stuurvariabelen). De windvelden bevatten namelijk fouten, die een belangrijke bron van fouten zijn in golfvoorspellingen. De in dit onderzoek toegepaste assimilatie methode (de multi-time-level methode der kleinste kwadraten) is gebaseerd op het minimaliseren van een kostfuctie, die o.a. het kwadratische verschil tussen de gemeten en de berekende significante golfhoogte (//,) bevat, waarbij de waarden van de stuurvariabelen (constant in de tijd en de plaats) gecorrigeerd worden. De nieuwe waarden van de stuurvariabelen, die behoren bij het minimum van de kostfunctie, worden gebruikt in een nieuwe (geassimileerde) golfmodelrun. De methode is toegepast op twee stormen in de Groenlandzee/Noorse Zee in de periode 1-10 maart 1993. De geassimileerde significante golfhoogten zijn afkomstig van de radar altimeter van de ERS-1 satelliet en de Waverider boeien bij Scott (Noordzee) en Haltenbanken (Noorse Zee). Het gebruikte golfmodel is DOLPHIN-B, een le/2e generatie diep water, discreet, spectraal, éénpunts golfmodel, dat de spectrale energiedichtheid berekent langs stralen vanuit het voorspellingspunt. In dit onderzoek is een klein aantal 'overall' windparameters als stuurvariabelen gebruikt om de assimilatie te sturen, zoals de lokatie van de storm, de diepte van de depressie etc.. Tevens is een dissipatie coëfficiënt in het golfmodel als stuurvariabele gebruikt. In de geassimileerde modelrun zijn de nieuwe waarden van de stuurvariabelen geëxtrapoleerd naar de 'forecast' periode. Verschillende (combinaties van) metingen van H, zijn in de assimilaties gebruikt om de invloed van assimilatie van lokale (boei) en/of globale (satelliet) informatie op de golfvoorspelling te onderzoeken, zowel in de assimilatieperiode als in de 'forecast'. Tevens is de invloed van de grootte van de gekozen onzekerheid in de stuurvariabelen op de correctie van die stuurvariabelen onderzocht. De resultaten van de geassimileerde golfmodelruns zijn vergeleken met de metingen en de eerste schattingen ('first guess' runs) van het golfmodel. De berekeningen zijn gedaan ter plaatse van de tracks van de ERS-1 en de lokaties van de boeien. Het resultaat, uitgedrukt in een scatterindex (= r.m.s.-verschil tussen metingen en modelresultaat, genormaliseerd met het gemiddelde van de metingen) is zeer verheugend voor de voorspelling van HS: de scatterindex in de forecast periode bij Scott neemt af van 36.8% in de first guess naar 13.1% na assimilatie. Bij Haltenbanken neemt deze af van 12.4% naar 9.1%. In de assimilatieperiode nemen de scatterindices af met dezelfde orde van grootte. Assimilatie van alléén (lokale) boeigegevens blijkt over het algemeen betere resultaten voor de voorspelling van HA in een voorspellingspunt op te leveren dan bij het gebruik van (combinatie van boeigegevens met) de globale ERS-1 gegevens. Het totale golfveld wordt door de ERS-1 gegevens gecorrigeerd, waardoor de correctie in één punt niet optimaal zal zijn, maar een soort van 'gemiddelde correctie' is. De assimilatie van H, voor het voorspellen van deining blijkt minder goede resultaten op te leveren: de scatterindices voor de deiningshoogte worden na sommige assimilaties zelfs slechter dan in de first guess. Indien er hoofdzakelijk deiningsenergie in het first guess spectrum aanwezig is, wordt de voorspelling van de deiningshoogte wèl significant verbeterd bij assimilatie van H5, voornamelijk bij assimilatie van de globale ERS-1 metingen. De grootte van de gekozen standaard deviatie van de stuurvariabelen heeft geen grote invloed op de correcties van de stuurvariabelen, noch op de golfvoorspelling. Wel levert een grote standaard deviatie (> 10°) van de draaiing van de windvectoren zeer grote (fysisch onacceptabele) correcties van de richting van de windvectoren op: 30° a 40°. De dissipatie coëfficiënt van het golfmodel wordt bij alle assimilaties zoveel gecorrigeerd, dat nader onderzoek naar de first guess waarde van deze stuurvariabele gewenst is. Het golf assimilatie systeem in deze opzet is een effectieve en efficiënte manier gebleken om een verbeterde golfvoorspelling te maken. Effectief omdat er bij grove correctie van slechts een paar stuurvariabelen reeds een significante verbetering in de golfvoorspelling optreedt. Efficiënt omdat het systeem slechts een paar uur rekentijd op een eenvoudige PC behoeft en dus geschikt lijkt voor operationele doeleinden (op snellere machines) en dus vrij goedkoop is.","buoy data; satellite data; wave data; golfmetingen; golfvoorspelling","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:57c2d3bc-6b0f-40c6-aa88-54e32f5f5e74","http://resolver.tudelft.nl/uuid:57c2d3bc-6b0f-40c6-aa88-54e32f5f5e74","Ontwikkeling van draagvermogen van zandstorten + meetverslag","Staatsen, M.A.","D' Angremond, K. (mentor); Verruijt, A. (mentor); Bloos, F. (mentor); Van Roode, F. (mentor); Uelman, F. (mentor)","1995","Hoofstuk 6 is niet opgenomen in deze versie van de thesis. Voor de werkmethode op het stort waarbij het stortmaterieel over het zojuist hydraulisch opgebrachte zandpakket moet rijden is voldoende draagvermogen van het zandpakket noodzakelijk. De aanwezigheid van een silt/lutumfractie in het zandpakket kan onvoldoende draagvermogen tot gevolg hebben. Daarom is een voorspellingsmethode opgezet waarmee de ontwikkehngsduur van draagvermogen in het stort berekend kan worden. Met deze voorspellingsmethode kan een oordeel over de haalbaarheid van een werkmethode worden gegeven. Eerst zijn bestaande voorspellingsmethoden geïnventariseerd door middel van litteratuuronderzoek en interviews. De in de litteratuur gevonden methode Nieuwenhuis blijkt toch niet de oplossing voor het gestelde probleem te zijn. Met name het uitgangspunt dat de ontwatering in het stort horizontaal zou plaatsvinden is hier niet van toepassing. Om de ontwikkeling van draagkracht in het stort weer te geven is daarom een model opgesteld dat is gebaseerd op ééndimensionale consolidatie. Hierbij wordt als randvoorwaarde gesteld dat de stortondergrond slecht waterdoorlatend is zodat alleen ontwatering naar boven kan plaatsvinden. Door middel van een gevoeligheidsanalyse zijn de significante parameters in het model vastgesteld. Naar verwachting blijkt de waterdoorlatendheid één van de belangrijkste parameters te zijn. Na baggeren en opspuiten is de samenstelling van het zand veranderd. Dit wordt ontmenging genoemd. Omdat de doorlatendheid van het zand op het stort voorspeld moet worden moet ook de samenstelling van het zand op het stort en dus de grootte van de ontmenging worden voorspeld. Hiervoor is een rekenmethode gevonden die goede resultaten blijkt te geven. De dichtheid in het stort is ook een invloedrijke parameter in het model. Omdat de sedimentatieen erosieprocessen op de storthelling zeer complex zijn kunnen de dichtheden langs deze weg niet berekend worden. Daarom wordt uitgegaan van eerder gemeten vergelijkbare waarden. Deze methode van voorspellen blijkt toch nog complex te zijn. Doordat de gradering van zand tijdens het hydraulisch opbrengen verandert zullen ook de minimale- en maximale dichtheden van het zand veranderen. Na berekening van de ontmenging kan de gradering geschat worden. De korrelvorm van zand verandert niet tijdens de processen op het stort. Aan de hand van relaties tussen korrelvorm, gradering en dichtheid kan dan een voorspelling worden gedaan over de dichtheden in het stort(1). Met de voorspellingsmethode zijn goede resultaten bereikt. Tijdens de opspuitwerkzaamheden van het Tanjung Manis Reclamation Project zijn metingen verricht om het model aan de praktijk te toetsen. Het model blijkt de vergelijking met de praktijk goed te doorstaan. De waargenomen ontwikkehngsduur van draagvermogen komt goed overeen met de berekende ontwikkellingsduur. Ook de berekeningen van de dichtheid van het zandpakket, de doorlatendheid van het zand en de ontmenging gaven goede resultaten. Met het model voor de ontwikkeling van draagvermogen is een voorspellingsmethode opgezet die houvast kan bieden bij het bepalen van de juiste werkmethode. Door een verdere toetsing aan de praktijk kan de voorspellingsmethode verbeterd en geoptimaliseerd worden.","reclamation; zandstort; hydraulic fill; Tanjung Manis; meetverslag; draagvermogen; landaanwinning; baggerenstorten; Tanjung Manis Reclamation Project","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:9be75e60-5ec1-4cb9-b85a-639819aeff76","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9be75e60-5ec1-4cb9-b85a-639819aeff76","Zeespiegelstijging en de gevolgen voor de Nederlandse Kust","Wolters, A.F.","Van de Graaff, J. (mentor); Kraak, A.W. (mentor); Rakhorst, H.D. (mentor); Van de Sande, J.T.M. (mentor); Verhagen, H.J. (mentor)","1995","De temperatuur op aarde stijgt. Een gevolg van deze temperatuurstijging is zeespiegelstijging. Een ander gevolg zou kunnen zijn dat de weersomstandigheden kunnen veranderen. De gemiddelde windkracht zou kunnen toenemen waardoor de golfhoogtes kunnen toenemen. Ook de gemiddelde windrichting zou kunnen veranderen. Een en ander zal gevolgen hebben voor de Nederlandse kust. Door zeespiegelstijging gaat de kustlijn achteruit. In 1990 is besloten dat de positie van de kustlijn zal worden gehandhaafd op de plaats waar deze begin 1990 lag. Het handhaven van de kustlijn zal gebeuren door op plaatsen waar de verplaatsing van de kustlijn een landwaartse trend vertoont zandsuppleties uit te voeren. Wanneer veranderingen op gaan treden in de gemiddelde golfhoogte en -richting zal dat gevolgen hebben voor de zandtransporten langs de Nederlandse kust, zowel in dwars- als in langsrichting. De duinafslag tijdens stormomstandigheden kan dus gaan toenemen. Verder kunnen de gradienten in het langstransport gaan veranderen waardoor de erosie- (en aanzandings) hoeveelheden veranderen. In een onderbouwende studie voor het kustbeleid (""kustbeleid na 1990"") zijn een drietal scenario's opgesteld met betrekking tot zeespiegelstijging en andere ontwerpparameters. Deze zijn weergegeven in tabel 0.1. Het beleidsscenario is het scenario waar momenteel vanuit wordt gegaan bij de uitvoering van het kustbeleid. Het anticiperende scenario gaal uit van de te verwachten veranderingen. Als bovengrens is er nog een ongunstig scenario aangegeven. Deze label heeft als uitgangspunt voor deze studie gefungeerd. Het doel van deze studie was te bepalen of het handhavingsbeleid in de toekomst kan worden voortgezet. Daarvoor is bepaald hoeveel zand er in de toekomst nodig zal zijn voor de handhaving van de positie van de kustlijn. Daarnaast is nagegaan of de veiligheid van de duinen als waterkering in de toekomst in het geding kan komen. Het is gebleken dat de hoeveelheden zand die nodig zijn om de kust conform de zeespiegelstijging op te hogen binnen de perken blijven als het probleem alleen met de zogenaamde Bruun-benadering wordt beschouwd. Verder kunnen veranderingen op gaan treden in de langstransportgradienten. Die veranderingen kunnen leiden tot een toename van de erosie langs de kust. Deze erosie zal gecompenseerd moeten worden met extra suppleties. De hoeveelheden die hiervoor nodig zijn, zijn ook niet erg groot. Uit andere studies is echter gebleken dat de hoeveelheden zand die in de toekomst nodig zullen zijn om het ecologische systeem van de Waddenzee te behouden veel groter zullen zijn dan de hoeveelheden die uit de Bruun-benadering voor de verschillende kustsecties volgen. De Waddenzee blijkt dus in hoge mate bepalend te zijn voor de totale hoeveelheid jaarlijks te suppleren zand.","sea level rise; Dutch coast; zeespiegelstijging; climate change; dune coast; artificial beach nourishment","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:beae1be8-2110-4b8b-a566-721b225e85e2","http://resolver.tudelft.nl/uuid:beae1be8-2110-4b8b-a566-721b225e85e2","Ontwerp van een standaard voor hoge-snelheids-breuk van kunststoffen","Dekker, J.C.","Bakker, A. (mentor)","1995","","","en","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:473977e9-5c94-4afd-91a6-54fb9bee3ecf","http://resolver.tudelft.nl/uuid:473977e9-5c94-4afd-91a6-54fb9bee3ecf","Towards numerical modelling of cooling water discharges and related phenomena","Bijvelds, M.D.P.","Battjes, J.A. (mentor); Delvigne, G.A.L. (mentor); Kranenburg, C. (mentor); Stelling, G.S. (mentor)","1995","This thesis describes the numerical modelling of discharges where density differences play an important role, in particular positive buoyant cooling water discharges. Two regions, in which the hydrodynamics are influenced by the discharge, can be distinguished; the near-field and the far-field. In the former region the initial jet characteristics of momentum flux, buoyancy flux and outfall geometry influence the jet trajectory and mixing. In the far-field the discharge characteristics become less important and ambient conditions will control trajectory and dilution through buoyant spreading and diffusion due to ambient turbulence. Density differences between the discharged and the ambient water are even smaller than in case of salt and fresh-water problems when cooling water problems are considered. Gravitational forces are therefore less dominant and turbulence plays an important role in heat transport. Laboratory experiments are used to verify the results from the 3-D shallow water model TRISULA, which computes the far-field hydrodynamics and mass transport. The turbulence model used, a common isotropic k-e model which takes stratification into account, seems not appropriate to simulate the (low Reynolds number) laboratory experiments. Vertical mixing is overestimated and the front lags behind and is very steep. The consequences of assuming hydrostatic pressure for the front shape are investigated, by developing a 2-DV model in which a non-hydrostatic pressure correction term, is incorporated. A significant improvement is gained as far as the shape of the front and the flow pattern is concerned. This is especially true for thermals. The celerity of the (horizontal travelling) fronts, however, remains the same.","","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:02a633ca-b7f9-40fc-a8ac-3fd5b8fa28ab","http://resolver.tudelft.nl/uuid:02a633ca-b7f9-40fc-a8ac-3fd5b8fa28ab","Landaanwinning op slappe grond","Roesink, A.A.W.","Verruijt, A. (mentor); D' Angremond, K. (mentor); Van Rhee, C. (mentor)","1995","Het komt steeds vaker voor, dat landuitbreidingen plaats vinden in gebieden waar de bodem bestaat uit slappe grond. Twee eigenschappen van die grond, de slechte doorlatendheid en de lage schuifsterkte, zijn de oorzaak van grote problemen, die ondervonden worden tijdens en na de uitvoering van dergelijk projecten. De problemen hebben betrekking op de stabiliteit van de ondergrond, stabiliteit van het geplaatste talud en de zakking van het aan te winnen gebied. Er bestaat de mogelijkheid om deze problemen te voorkomen door maatregelen te treffen. Door taluds te maken, die een zodanige schuifspanning veroorzaken in de ondergrond, dat de schuifsterkte van deze slappe laag niet wordt overschreden. In geval van zeer slappe ondergrond betekent dit, dat het plaatsen van het zand zeer gecontroleerd moet gebeuren. Door (een deel van) de slappe laag te verwijderen wordt een ondergrond met een hogere schuifsterkte verkregen. Er moet vertikale drainage worden aangebracht als de slappe laag niet wordt verwijderd, om de consolidatie te versnellen. Om de stabiliteit van de taluds te garanderen kan geotextiel worden toegepast. Geotextiel kan een bijdrage leveren in het momentenevenwicht van een moot grond, dat gaat afschuiven, ook zal geotextiel in geval van oppersingen voorkomen, dat de slappe grond de oppervlakte bereikt. Met behulp van een stroomschema kunnen de alternatieven, die uitvoerbaar zijn, worden gegenereerd. Vervolgens worden de kosten van de alternatieven bepaald, zodat een keus van de meest economische oplossing kan worden gemaakt. In Amsterdam IJburg moet in de toekomst een landuitbreiding van 280 ha plaatsvinden op slappe grond. Door het stroomschema toe te passen en de resultaten van het Proefeiland IJburg als toetsing te gebruiken, is een alternatief voor de realisatie van Amsterdam IJburg verkregen. Door een door de HAM ontwikkelde sproeimethode te gebruiken voor de landaanwinning kan op de goedkoopste manier het project tot stand komen.","reclamation; landaanwinning; slappe grond; draagvermogen; geotextiel","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Geo-engineering","",""
"uuid:71ed1e7e-9c8f-4f70-9bfa-f7aef6513d2d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:71ed1e7e-9c8f-4f70-9bfa-f7aef6513d2d","Steenstabiliteit bij horizontale vernauwing","Van Breugel, R.H.; Ten Hove, T.D.","Fontijn, H.L. (mentor); Schiereck, G.J. (mentor); Jorissen, R.E. (mentor); D' Angremond, K. (mentor)","1995","In een stroomgoot is modelonderzoek gedaan naar de steenstabiliteit van een bodembescherming bij waterbouwkundige konstrukties. Onderzoek naar de grootte en lokatie van de stroomaanvallen kan leiden tot belangrijke besparingen in de kosten van aanleg en onderhoud van bodembeschermingen. Onderzoek is gedaan naar konstrukties die de stroming horizontaal vernauwen, waarbij te denken valt aan pijlers, landhoofden en uitstromingen. Bij een konstruktie ontstaat schade aan de bodem door een lokale verhoging van de snelheid en/of de turbulentie ten opzichte van de ongestoorde stroming. De mate van verstoring van de stroming wordt bepaald door de afmeting, vorm en positie van de konstruktie in de breedte van de stroming. In een ongestoorde stroming, zonder aanwezigheid van een konstruktie, kan de kritieke snelheid voor begin van bewegen van het bodemmateriaal worden bepaald met behulp van de Shieldsrelatie. Om gebruik te kunnen maken van de bestaande Shieldsrelatie in de situaties met een verstoorde stroming bij aanwezigheicl van konstrukties, wordt het Kfaktor model gebruikt. In de K-faktor wordt de verhouding tussen de kritieke snelheclen in de ongestoorde stroming en de verstoorde stroming bij een konstruktie weergegeven. De K-faktor is daarom een versterkingsfaktor voor de stroomaanval. Hierin kunnen verschillencle definities voor de snelheid worden gebruikt, waarbij de variatie in de Kfaktoren bij verschillende konstrukties afneemt naarmate meer de maximale lokale snelheid voor de stroomaanval wordt gebruikt. In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van de Kb, Kg en KI-faktor. In de Kb-faktor wordt de bovenstroomse kritieke snelheid in de stroming bij een konstruktie gebruikt, waardoor de Kb-faktor een kwantitatieve maat is voor de verhoging van de stroomaanval door een konstruktie. In de KI-faktor wordt de snelheid in de ongestoorde stroming vergeleken met de lokale snelheid bij een konstruktie, waardoor de Kl-faktor kwalitatief inzicht geeft in de ontwikkeling van de stroomaanval rond een konstrllktie. AIs bij de kritieke snelheid een goede uitdrukking wordt gevonden voor de stroomaanval op de bodem, met inbegrip van een turbulentiekarakteristiek, wordt in de ongestoorde stroming dezelfde snelheid gevonden als de maximale snelheid bij een konstrllktie. Hierdoor wordt de Krfaktor voor alle konstrukties gelijk aan I. Een tussenvorm is de K,,-faktor, die wordt gerelateerd aan de gemiddelde snelheid in de b nauwste doorsnede. Hierdoor kan ook onderzoek worden gedaan naar de invloed van de vernauwing van een konstruktie ten opzichte van de stromingsbreedte. Om de schade aan de bodembescherming vast te stellen is gebruik gemaakt van een strokenpatroon van steentjes met verschillende kleuren. Dit het verloop van de schade bij toenemende snelheid is door interpolatie tot nul steentjes schade de kritieke snelheid bepaald. Bij de ongestoorde stroming, waarin de stroomaanval uniform is, is de kritieke snelheid bepaald uit de schade in het hele strokenpatroon. In de verstoorde stroming is de schade het gevolg van een lokaal verhoogde stroomaanval. Om de vergelijking van schade per eenheid van oppervlak te kunnen maken, is in de verstoorde stroming het schadegebied afgebakend tot een deel van het strokenpatroon.","stone stability; bed protection; Shields; constriction","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:50b1cd43-70f5-4fe5-82c6-574bdabae946","http://resolver.tudelft.nl/uuid:50b1cd43-70f5-4fe5-82c6-574bdabae946","Glasvezelprobe- en laserlichtmetingen in een laminaire bellenstraat","Ganga, G.A.","Van den Akker, H.E.A. (mentor); Mudde, R.F. (mentor)","1995","Rietema (1970) heeft theoretisch en experimenteel onderzoek verricht naar het tweefasengedrag in bellenkolommen, wanneer gebruik gemaakt wordt van een hoogvisceuze vloeistof als continue fase. De stromingscondities zijn dan laminair. Als het gas onderin de kolom ongelijk verdeeld wordt over het oppervlak, ontstaan er dichtheidsverschillen tussen gebieden waar er zich meer gas bevindt en gebieden waar er minder gas aanwezig is. Deze dichtheidsverschillen zijn op hun beurt de oorzaak van dat de continue fase gaat circuleren. De vorming van een laminaire bellenstraat is onder deze condities duidelijk zichtbaar. Er is in dit onderzoek getracht de meetresultaten van Rietema te reproduceren. Er is gebruik gemaakt van PVP- oplossingen, die een Nevv1;ons gedrag vertoonden als continue fase. Voorts is geprobeerd inzicht te verkrijgen in het ontstaan van de laminaire bellenstraat. Er is geprobeerd om met behulp van een glasvezelprobe belsnelheden, beldiameters en belfrequenties te bepalen. De waarden van deze parameters zijn noodzakelijk om de gasfractie in de bellenstraat te bepalen. Door de hoge viscositeit van de vloeistof bleek de glasvezelprobe maar beperkt inzetbaar. Er is toen een nieuwe meetmethode ontwikkeld gebaseerd op het doorstralen van de kolom met een smalle bundel laserlicht. De metingen gaven betrouwbare resultaten. De bellenstraatdiameter is bepaald door een laser op een optische rail met millimeteraflezing te plaatsen. De laser is traverseerbaar in horizontale- en verticale richting. Op die manier was het mogelijk de bellenstraatdiameter te bepalen als functie van de meethoogte in de kolom. Bij lagere viscositeiten komen de experimenteel bepaalde waarden van Rietema en de meetresultaten van dit onderzoek redelijk overeen. Bij hogere viscositeiten zijn de verschillen aanzienlijk. De meetresultaten van Rietema vertoonden een betere overeenstemming met de theoretisch voorspelde waarden dan de meetresultaten in dit onderzoek. Vooral bij de lagere gasdebieten was de overeenkomst tussen de experimenteel bepaalde waarden van Rietema en de theoretisch voorspelde, opmerkelijk. De theorie voorspelt bij een toename van het gasdebiet een toename van de bellenstraatdiameter. De experimenten laten juist het tegenovergestelde zien. Het model van Rietema beschrijft de kolom onvoldoende. Een krachtenbeschouwing laat tenslotte zien dat de dragforce de belangrijkste rol speelt in de vorming van de bellenstraat.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:9e5dcc0b-2c3b-4665-bb16-d063497dfeb9","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9e5dcc0b-2c3b-4665-bb16-d063497dfeb9","A New Construction Method for Codes Correcting Single Localized Burst Errors","Kaag, G.H.","Weber, J.H. (mentor)","1995","Het doel van deze afstudeeropdracht is het ontwerpen van codes die één z.g. 'localized burst' kunnen corrigeren. Hierbij wordt uitgegaan van reeds bekende constructiemethoden voor 'localized burst errors'. Er is geprobeerd om, uitgaande van een vaste waarde voor de lengte van de codewoorden n en een vaste waarde voor de burstlengte b een minimaal aantal symbolen te gebruiken als check symbolen voor de benodigde foutverbeterende eigenschappen. Er is een code gevonden die behoudens een zekere ondergrens beter presteert dan tot nu toe bekende constructiemethoden. Tevens is een modificatie op deze code in geval van een binair alfabet gegeven. Verder zijn uitbreidingen van de code voor het gebruik van grotere alfabetten gegeven. Voor grote waarden van n is het gebruik van check symbolen met een factor twee verkleind ten opzichte van de tot nu toe best bekende methode. Verder worden toepassingen van localized burst error correcting codes besproken. Vooral in een mobiele radiotoepassing kan het gebruik van de beschreven codes zeer nuttig zijn.","Localized Burst Errors; Error correction","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:32568599-0b84-4574-95e8-f89792040314","http://resolver.tudelft.nl/uuid:32568599-0b84-4574-95e8-f89792040314","Rheologie van zijketen vloeibaar kristallijne polymeren","van Lieshout, A.H.F.","Cordfunke, P. (mentor); te Nijenhuis, K. (mentor)","1995","Het doel van dit afstudeeronderzoek is te kijken naar veranderingen in het dynamisch rheologisch gedrag, van zij keten vloeibaar kristallijne polymeren, bij overgangen van bijvoorbeeld de vloeibaar kristallijne naar de isotrope fase. Daarna wordt geprobeerd het gevonden rheologische gedrag te relateren aan in de literatuur gevonden modellen, die stromingsgedrag beschrijven. Ook wordt gekeken naar de invloed die de verschillen in de gebruikte zijketens, welke verschillende vloeibaar kristallijne fasen veroorzaken, hebben. Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van een rheometer met een plaat-plaat geometrie. De temperature/frequency-sweeps die hiermee worden gedaan, worden gedaan in het lineair viscoelastisch gebied van de polymeren. Gemeten worden de opslag- en de verliesmoduli als ook de complexe viscositeit. Er blijkt, met de gebruikte methode, slechts in een zeer beperkt temperatuurgebied, meestal aan de bovenkant van het vloeibaar kristallijne gebied, gemeten te kunnen worden. Kijken naar veranderingen in het rheologische gedrag bij overgangen is dan ook niet mogelijk. Het gedrag van de hoofdketen zelf, zonder zijketens blijkt aan een model te kunnen worden gekoppeld, voor de zijketen vloeibaar kristallijne polymeren ging dit niet. Bij de hoofdketen zelf en bij het nematisch polymeer konden mastercurves van de resultaten worden gemaakt. De waarden van de opslag- en verlies-moduli lagen voor het nematische polymeer echter hoger. Bij de smectische polymeren namen de waardes van de opslag- en verlies-moduli zeer snel toe bij afnemende temperatuur. Bij deze smectische polymeren was de opslagmodulus steeds groter dan de verliesmodulus. De bij het rheologische onderzoek gevonden veranderingen in het gedrag waren bij DSC-metingen niet terug te vinden.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technologie der Macromoleculaire Stoffen","","","",""
"uuid:182f467d-b60e-48c3-950e-9abb049a7a18","http://resolver.tudelft.nl/uuid:182f467d-b60e-48c3-950e-9abb049a7a18","Hergebruik van gebouwen","Kasem, S.H.","Sanders, F.M. (mentor); Smeele, P. (mentor); Nieuwmeyer, G.G. (mentor); Horstmeier, T.H.W. (mentor); Van Eck, P. (mentor)","1995","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:16508db1-f0c3-439a-a570-1ed3ce3acc83","http://resolver.tudelft.nl/uuid:16508db1-f0c3-439a-a570-1ed3ce3acc83","Progressive Transmission of JPEG encoded Line Drawings over GSM","Van Klooster, R.","Joanknecht, J.W. (mentor); Prasad, R. (mentor); Vieveen, J.W. (mentor); Weber, J.H. (mentor)","1995","After an introduction of mobile telecommunication, with GSM in particular, the JPEG coding technique is discussed, with respect to progressive transmission of line drawings. Practical results are compared to a theoretical model about the number of transmitted bits, when the line drawings are represented by an x-y representation that is JPEG encoded, and are transmitted progressively over GSM. Also the coverage of this GSM network is tested by using the data-communication facility.","Mobile data-communication; GSM; JPEG; Progressive Transmission; Line Drawings; x-y representation","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:a7b60d72-f18b-4bda-a869-05febcb44647","http://resolver.tudelft.nl/uuid:a7b60d72-f18b-4bda-a869-05febcb44647","Mobiele datacommunicatie van en naar treinen binnen een stationsomgeving","Sparreboom, E.","Prasad, R. (mentor); Bons, J.H. (mentor); ten Hoorn, R. (mentor); van den Broek, C. (mentor); van der Wijk, F. (mentor); Janssen, G. (mentor); van Laren, J. (mentor); Sparreboom, D. (mentor)","1995","In dit verslag wordt onderzocht met behulp van welk mobiel communicatiesysteem, het meest efficiënt binnen een stationsomgeving data van en naar treinen kan worden verzonden. Daartoe worden allereerst in het eerste deel van dit verslag de eisen opgesteld waaraan dit systeem moet voldoen . Vervolgens worden een aantal systemen voor mobiele (data)communicatie kort besproken. Als laatste wordt dan onderzocht in hoeverre deze systemen aan de eerder gestelde eisen voldoen. Vervolgens wordt in het tweede deel verslag gedaan van de resultaten van de metingen die gedaan zijn met de Greenpoint CT2/CAI fax/modem. Door middel van tests op verschillende Greenpoints, is getracht om een indruk te krijgen van de kwaliteit van het kanaal, met name binnen stationsomgevingen. In het derde en laatste deel van dit verslag wordt vervolgens met behulp van een theoretisch model gekeken welke kwaliteit van de overdracht met een Greenpoint CT2/CAI fax/modem haalbaar moet zijn.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrotechniek","","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","",""
"uuid:7e159499-c794-41a5-93bc-d02a0e3104cb","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7e159499-c794-41a5-93bc-d02a0e3104cb","Modelling of phase equilibria of Water-Organic solvent-Electrolyte systems","Schoof, A.F.","de Swaan Arons, J. (mentor); de Loos, W. (mentor); Li, Y. (mentor)","1995","In this study the phase behaviour of water-organic solvent-electrolyte systems is studied. The understanding of these systems will be used to select an organic solvent for the extractive crystallization of sodium chloride. For the design of this process, the knowledge of the phase behaviour around the critical solution temperatures is very relevant. The model that is used to calculate the liquid-liquid equilibrium of water-organic solvent systems, mean ionic activity coefficient and solubility of aqueous electrolytes and the liquid-liquid-solid equilibria for mixed solvent electrolyte systems is a modification of the model that was proposed by Peng. There are six adjustable parameters: four energy parameters and two volume parameters. Two of the energy parameters are calculated from the ternary SLLE data, the other parameters are calculated from mean ionic solvent LLE data and water-electrolyte activity coefficient data of aqueous electrolytes. The modifications of the original model include a temperature dependency of the binary energy parameters and the electrolyte volume parameter, and the introduction of a temperature dependent ternary energy parameter. Computer programs were written in Fortran to calculate the binary systems water-organic solvent and water-electrolyte with their consecutive parameters. Also programs were made to calculate the solubility of electrolytes in pure water, and to calculate the parameters and solubility of the ternary system. Six binary water-organic solvent systems were calculated, the average error was 2.6%. The region around the critical point was calculated with success even if the concentrations were strongly diverting. The activity coefficient data of seven water-electrolyte systems were calculated over a wide range of temperature and concentration. For the 1-1 electrolytes the average error was 1.1 %, for salts composed of higher charged ions the errors were larger. The largest concentration was 6 molal. The solubility of three aqueous electrolytes systems were correlated. An attempt was made to use the equilibrium constants that were calculated from the solubility in pure water, and to predict the solubility in the ternary system. It is also possible to correlate the equilibrium constant from the solubility data of the ternary system. The two energy parameters that are calculated from the ternary data, were correlated from experimental data of the ternary system water-DIP A-sodium chloride. It has not yet been possible to calculate the phase split, probably due to computational problems. However this theses has shown that it is possible to calculate both liquid-liquid equilibria up to the critical region and aqueous electrolyte systems over a large range of temperature and concentration with the same model.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Applied Thermodynamics and Phase Behaviour","","","",""
"uuid:6c2be7c5-e718-4fdd-8252-23452d8dee7c","http://resolver.tudelft.nl/uuid:6c2be7c5-e718-4fdd-8252-23452d8dee7c","Doelgroepenbeleid: Verschil moet er zijn","Van de Pol, H.","Sanders, F.M. (mentor); Schrijnen, P.M. (mentor); Van Eck, P. (mentor); Van der Waard, J. (mentor)","1995","Het schaarsteprobleem op de Nederlandse wegen wordt steeds nijpender. Aan de ene kant Is er niet genoeg geld om de capaciteit van de infrastructuur voldoende uit te breiden. Daardoor slaagt het wegvervoersysteem er niet In z i jn primaire functie te vervullen: het verbinden van gebieden met elkaar. Aan de kant capaciteit veroorzaakt het verkeer op de weg enorme negatieve effecten op het gebied van milieu, ruimtegebruik en verkeersveiligheid. Een van de oplossingsstrategieën is het beter verdelen van de schaarste. Sommige weggebruikers z i jn belangrijker dan andere en krijgen dan ook meer ruimte. In het Nederlandse vervoerbeleid, neergelegd in het Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV), is deze doelgroepenbenadering nog niet echt voldragen. Ook de eerste experimenten op de hoofdwegen zijn nog niet echt hoopgevend. Voldoende kennis en inzicht over hoe doelgroepenbeleid eruit zou moeten zien ontbreekt. Deze studie beoogt die kennis te vergroten. Eerst moet vastgesteld worden welke verkeerssoorten het op grond van hun maatschappelijke merites verdienen om voorrang te krijgen, doelgroep te zijn. Het SVV kiest in eerste instantie met een economische benadering voor zakelijk personenverkeer en vrachtverkeer op het hoofdwegennet. Op grond de van andere maatschappelijke criteria (milieu, ruimte, geld) is deze keuze niet zonder meer vol te houden. De beide doelgroepen scoren op de andere criteria namelijk helemaal niet zo goed. Daarnaast z i jn er andere doelgroepen te identificeren, die ook voorrang kunnen krijgen op andere plaatsen dan het hoofdwegennet: samenrijders en bussen, trams in de stad, fietsers en voetgangers, elektrische en andere schone voertuigen, verkeer op hoofdwegen en verkeer met lage snelheid. -Qnr-doelgroeperrdaadwerkelfjk-te kunnen-faevor^ferHg-een-gedragsvefandering bij weggebrtrt^— kers nodig. Om daartoe te komen kan niet volstaan worden met het aanpassen van de fysieke infrastructuur. Daarnaast z i jn regels, financiële prikkels, voorlichting en educatie, sociale modellering en organisatieverandering noodzakelijk elementen van effectief beleid. Een grote verscheidenheid aan typen maatregelen in voorgesteld of ingezet om bepaalde verkeerssoorten voorrang te geven; voor langzaam verkeer, openbaar vervoer en andere verkeerssoorten; in de stad en op het hoofdwegennet; op knoop- wegvak- en netwerkniveau; Er bestaat een grote kloof tussen de schaal van de maatregelen binnen de stad en binnen de stad. In de stedelijke omgeving z i jn verregaande doelgroepmaatregelen al jaren gemeengoed, terwijl ze daarbuiten momenteel schoorvoetend op gang komen. De kennis en ervaring van de steden is niet zomaar bruikbaar om in te zetten buiten de stad, want er z i jn grote verschillen: zo is het wegsysteem in de stad open en vrij toegankelijk; het hoofdwegenennet is veel gecontoleerder. Daarnaast accepteert het niet-doelgroepverkeer in de stad eerder vertraging, want de verwachting voor een ongehinderd doorstroming z i jn daar niet zo hoog. Toch blijkt uit de stedelijke ervaringen een systematiek te ontwikkelen welke soorten verkeer met welke maatregelen te selecteren en faciliteren zijn. Er z i jn vijf verschillende mechanismen om doelgroepen te selecteren, te onderscheiden van het overig verkeer: op basis van verschillen in fysieke afmetingen, richtingen van verkeersstromen, uiterlijk, dan wel met vergunningenverstrekking of betaling. Het grote en fundamentele probleem is de discrepantie tussen middelen en doelen. De wens om een bepaalde doelgroep te selecteren wordt altijd geoperationaliseerd met een mechanisme dat niet precies die lading dekt en daardoor aan effectiviteit inboet. Het faciliteren van doelgroepen kan met maatregelen op knoop-, wegvak- en netwerkniveau. Het gebeurt bij voorkeur op knopen (zoals prioriteit bij kruispunten). De effectiviteit van dit faciliteringsmechanisme is ecliter beperl In this report, the use of ternary modulation in the datalink is discussed. With this type of modulation, the data rate can be improved so that the capability to satisfy the requirements increases. An example of a complete ternary modulation scheme that fulfills all requirements is also given. The performance of this scheme is compared to that of a binary modulation scheme in a simulated LORAN-C environment.
It is found that the use of ternary modulation is feasible when the Signal-to-Noise Ratio of the LORAN-C signal is sufficiently high. The proposed ternary modulation scheme satisfies more of the requirements with a higher net data speed when compared to binary modulation.","Eurofix; LORAN-C data channel; Ternary signaling; Error control coding","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:94800603-eebb-4836-96e6-19dcdeda8091","http://resolver.tudelft.nl/uuid:94800603-eebb-4836-96e6-19dcdeda8091","De onderwater zanddam bij Loswal Noord: Gedrag en zandtransport","Van Woudenberg, C.C.","D' Angremond, K. (mentor); Van de Graaff, J. (mentor); Wiersma, J. (mentor); Visser, P.J. (mentor)","1995","In het kader van onderzoek naar processen die zich langs de Nederlandse kust afspelen, is in 1981 en 1982 een onderwater zanddam aangelegd bij Loswal Noord ter hoogte van Hoek van Holland. Deze onderwater zanddam is nagenoeg loodrecht op de overheersende getij stroomrichting gepositioneerd. Het doel van de aanleg van deze onderwater zanddam was destijds om de stabiliteit van een dergelijke zanddam te onderzoeken en om de zandtransporten te bepalen ter plaatse van deze zanddam. In 1983 is door twee afstudeerders een numeriek model opgezet om het gedrag te voorspellen en de zandtransporten te berekenen [Redeker en Kollen, 1983]. Na 12,5 jaar zijn er middels lodingen voldoende gegevens beschikbaar om het gedrag van de zanddam te beschrijven en de zandtransporten te bepalen. Tijdens het onderzoek naar het gedrag van de zanddam zijn gegevens verzameld die nodig waren om het gedrag van de zanddam te kunnen beschrijven en gegevens die invloed op het gedrag van en het zandtransport ter plaatse van de zanddam kunnen hebben. Van de volgende gegevens is tijdens dit onderzoek gebruik gemaakt: - ladingsgegevens van 1982 tot en met 1995, - nauwkeurigheid van de lodingen, - stortgegevens van de jaren 1982 tot en met 1986, - wind- en golfgegevens, - getij stroomgegevens, - bodemgegegevens, - invloed van de Rijnafvoer, - beschrijving van het gedrag van zandgolven. Het blijkt dat verschillende factoren invloed hebben op het gedrag van en de zandtransporten ter plaatse van de zanddam. De invloed van deze factoren zijn echter niet te kwantificeren. Vervolgens is een beschrijving van het gedrag van de zanddam gegeven. Om de stabiliteit te onderzoeken zijn de volgende aspecten van de zanddam bestudeerd: - verplaatsing van de kam, zwaartelijnen en dam voeten, - veranderingen in de hoogte van de zanddam, van de hellingen en van de kuberingen. Daarnaast is nagegaan of er verbanden tussen deze aspecten bestaan. Tussen een aantal aspecten blijkt inderdaad een verband te bestaan. Ook zijn de resultaten uit het onderzoek naar het gedrag van de zanddam vergeleken met de voorspellingen en berekeningen van Redeker en Kollen. De voorspellingen blijken niet zo heel goed overeen te komen met de gevonden resultaten. Uit de beschrijving van het gedrag van de zanddam kan geconcludeerd worden dat de zanddam stabiel is voor het gedeelte van de zanddam dat op een waterdiepte ligt die groter is dan 19 m. De zanddam blijft op zijn plaats liggen, neemt wel in hoogte iets af, maar niet noemenswaardig veel. De zanddam wordt in dit gedeelte ook asymmetrisch. In het ondieper gelegen gedeelte is de zanddam niet stabiel.","kustmorfologie; zanddam; zandstort; stortgebied; zandtransport","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:222e8677-d3f2-41ba-8899-e0b52cecf9cc","http://resolver.tudelft.nl/uuid:222e8677-d3f2-41ba-8899-e0b52cecf9cc","Morphological modelling of ebb and flood channel systems in estuaries","Kerckhoven, J.D.M.","De Vries, M. (mentor); Wang, Z.B. (mentor); Langerak, A. (mentor); Fokkink, R.J. (mentor)","1995","The morphological behaviour of estuaries is complex and at present (1995) not well understood. Ebb and flood channels play an important role in the morphological behaviour of an estuary. In order to get more insight in the morphological behaviour of such systems it is studied whether a 1-D morphodynamic network model gives insight in this problem. This insight can be important for e.g. maintenance dredging, river training, and the design of navigation channels. As in estuaries a static equilibrium profile cannot be defined, first a condition for a dynamic equilibrium profile is derived. Next the dynamic equilibrium of a short basin is analysed with a single-channel and a simple two-channel model on an analytical base. Subsequently the ebb and flood channel system 'Pas van Terneuzen - Everingen' of the Western Scheldt is taken as a reference case and the available data is gathered. Finally the reference case is schematised to a numerical model. In this model the morphological development is considered.","estuary; morphology; flood channel; ebb channel","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:48b51f8c-641e-4155-8a67-20f2ce621ba1","http://resolver.tudelft.nl/uuid:48b51f8c-641e-4155-8a67-20f2ce621ba1","Performance Analysis of DS, SFH and Hybrid DS/SFH CDMA in an Micro - and Macro cellular Environment with Fading and Shadowing: Task report","Wibowo, J.E.","Prasad, R. (mentor); Rooimans, R.G.A. (mentor)","1995","In this report, a performance analysis of DS, SFH and Hybrid DS/SFH in terms of biterror probability, throughput and delay are presented. The modulation techniques used are BPSK and QPSK. The effect of Selection Diversity and Forward Error Correction (FEC) Codeon the performance are also investigated. A comparison between the CDMA techniques is made in macro- and micro cellular environment.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:177c65a8-173d-4c1e-b046-9893f721c316","http://resolver.tudelft.nl/uuid:177c65a8-173d-4c1e-b046-9893f721c316","Models for Liquid-Liquid Equilibrium in Ternary Water-Solvent-Salt Systems","Mulder, L.N.","","1995","The knowledge of phase equilibria of mixed-solvent electrolyte systems is becoming more important for separation processes in the chemical industry, hydrometallurgy, water pollution control and so on. The addition of salt to a mixed solvent system containing water and an organic cosolvent, alters the phase equilibrium behavior of that system. Several general thermodynamic models are developed to say something about the Gibbs energy or activity coefficients of the ternary water-cosolvent-salt system in liquid-liquid equilibrium. The objective of this paper is to give an overview of the reported models for liquid-liquid equilibrium of water-cosolvent-electrolyte ternary systems. As it is not clear what advantages and disadvantages are of these different models, five models describing these liquid-liquid equilibria are compared to each other based on published reports.","","; en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","","","","",""
"uuid:59cda3ba-4d1b-40db-8d86-dca8e6a1f557","http://resolver.tudelft.nl/uuid:59cda3ba-4d1b-40db-8d86-dca8e6a1f557","Aspects of an exergy analysis for comparison of salt recovery processes","Schoof, A.F.","de Swaan Arons, J. (mentor)","1995","In this study a qualitative exergy analysis of the evaporation crystallization process and the extractive crystallization process is presented. This is done to give a better insight in the exergy household of salt recovery processes. This can lead to a better design. In the evaporation crystallization process the largest exergy losses are caused by the evaporation and condensation of the water. Because of the higher process temperature, more steam is needed for the heating of the feed. In the extractive crystallization the largest entropy changes come from the mixing and the demixing in the crystallizer and the liquid-liquid separator. These entropy changes are smaller than those from the evaporation and condensation. The streams in the extractive process are much larger, but the temperature differences are smaller. It is probably better to operate the crystallizer at a lower temperature than the liquid-liquid separator. There are several possibilities to treat the waste water in the extractive crystallization process. All of them cost a significant amount of exergy.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Applied Thermodynamics and Phase Behaviour","","Process Equipment","Extractive Crystallization Project",""
"uuid:e7fc822b-e030-4226-a87f-f1cfe7694340","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e7fc822b-e030-4226-a87f-f1cfe7694340","High pressure phase behavior of binary water - light organic and ternary water – light organic - salt systems: A literature review, and a theoretical treatment of the salt effect","Smits, R.J.A.","de Swaan Arons, J. (mentor); Peters, C.J. (mentor); Smits, P.J. (mentor)","1995","In order to develop Supercritical Water Oxidation (SCWO) processes for the destruction of ChloroFluoroCarbohydrates (CFC's), more experimental data on the phase behavior of water-CFC and water-CFC-salt systems is needed. First a general review is given of high pressure phase equilibria, according to the classification of van Konynenburg and Scott. A general description of waterhydrocarbon mixtures will follow that. Since no data were found on water-CFC and water-CFC-salt systems at near critical conditions of water, the attention was focused on water-organic and waterorganic-salt systems with light organic compounds. For this purpose the phase behavior of binary water mixtures of methane, ethane and carbon dioxide are investigated at near critical conditions. For these binary systems the location of the critical curve is described, as well as other characteristic aspects of these systems. The location of the three phase curve and the upper critical endpoint are also discussed, for the mixtures containing ethane and carbon dioxide. In the water-methane system no three phase curve, and consequently no upper critical endpoint, are present. The phase behavior of ternary water mixtures with methane and sodium chloride, methane and calcium chloride, ethane and sodium chloride, and carbon dioxide and sodium chloride are discussed. For these ternary systems the effect of salt on the resulting phase behavior is described. Finally an extensive treatment of the salt effect is given.","","; en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Engineering and Materials Science","","Applied Thermodynamics and Phase Equilibria","",""
"uuid:0c78579c-a922-44cb-ab36-65a846f0ff53","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0c78579c-a922-44cb-ab36-65a846f0ff53","The influence of Mooring Lines on the Damping of Low Frequency Motions of Moored Offshore Structures","Raaijmakers, R.M.","Battjes, J.A. (mentor); Vugts, J.H. (mentor); Pinkster, J.A. (mentor); Massie, W.W. (mentor)","1995","For years it has been customary, in the prediction the Low Frequency (LF) dynamic behaviour of moored offshore structures, to assume that the mooring system only influences the restoring force characteristics. The contribution of the mooring system to the total system damping was neglected. Research and model tests in recent years have shown that mooring line damping can be an important contributor to the total system damping of the LF-surge or sway motions of moored offshore structures and vessels. A number of tests even showed that mooring line damping can be the major part of the total system damping. In 1986, Huse proposed the following theory. Drag forces normal to the mooring line are assumed to be the main source of energy dissipation due to the motion of the mooring lines through the water. A small offset of the top end of the line (fairlead) can result in large transverse displacements along the mooring line. This is the reason why in some cases considerable drag forces, and thus energy dissipation, can be expected. Given the catenary configuration of the mooring line it is possible to calculate the energy dissipated by the line in the case of a LF-sinusoidal surge motion of the top end of the line. A simplified calculation is possible on the assumption of a quasi-static response, implying that the configuration of the mooring line stays catenary at all times during the oscillation. In the present study, an analytical model by Huse to calculate the dissipated energy per cycle has been derived. The verification of this model is performed by means of experiments. The experiments have been executed in the towing tank of the Ships Hydromechanical Laboratory, Delft, were the top end of a modelled chain line was forced into a horizontal, LF-sinusoidal oscillation. A wide spectrum of catenary configurations of a single mooring line were tested for a number of top end oscillations at different frequencies. During each test run, the in-line tension fluctuations were measured. By integrating the scalar product of the measured in-line tension with the instantaneous top end velocity over one full period of oscillation, the total dissipated energy per cycle is obtained. The hydrodynamic model has been verified by comparison with the measured energy dissipations. Two methods for the numerical evaluation of this model are executed. The results of a graphical calculation method, developed by Huse in 1988, and the results of an analytical version of the current investigation, have been verified. The results of Huse's graphs did not agree with the verification test, while the results of the current investigation, which were based on a direct numerical evaluation of Huse's theory, corresponded very well. The source of the apparent errors in the graphical results of Huse are not yet known. The presented hydrodynamic model for the calculation of the energy dissipation during one surge cycle, due to drag forces normal to the mooring lines, describes the measured dissipated energy very well. This model is especially considered a useful tool in the description of LF-dynamics of moored floating structures, when the WF motions are very small compared to the LF-motions of the structure. We can conclude that the influence of mooring line damping for moored structures in low seastates can be analysed very well with the presented model.","mooring systems; damping; offshore mooring","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:281980bc-3e60-45b8-ae52-67956f7672cb","http://resolver.tudelft.nl/uuid:281980bc-3e60-45b8-ae52-67956f7672cb","Modellering van 'carry-under' in een natuurlijke circulatie kokend-waterreactor","Evers, S.H.","Van der Hagen, T.H.J.J. (mentor); Mudde, R.F. (mentor)","1995","De natuurlijke circulatie kokend-water(kern)reactor bestaat in essentie uit twee coaxiale cilinders waarin een drukverschil de benodigde drijvende kracht levert voor de watercirculatie en het koelvermogen. Het drukverschil ontstaat door een dichtheidsverschil tussen de riser (waar water/stoom opstijgt) en de downcomer (waar water omlaagstroomt). Dit rapport beschrijft een onderzoek naar de fysische modellering van 'carry-under' die in deze reactoren optreedt. Carry-under is het verschijnsel dat de stoombellen aan de top van de reactor voor een deel met de watercirculatie mee omlaag worden gesleurd. Dit heeft o.a. grote invloed op de reactordynamica; de watercirculatie vermindert, het rendement van de reactor gaat omlaag en de inlaattemperatuur van het koelwater wordt hoger. Er is een vereenvoudigde perspex opstelhng ontworpen, waarin de stoom is vervangen door lucht. Met behulp van een gammabron en detector zijn lokale luchtbellenfracties aan de risertop en in de downcomer bepaald als functie van de riserlengte, het waterniveau en de luchttoevoer. Tevens zijn er numerieke simulaties van de stroming uitgevoerd; een één-dimensionale benadering van de twee-fasenstroming en een één-fase benadering van de twee-dimensionale stroming. Er is gebleken dat de bellen in een (vertikaal) gebied in de riser grenzend aan de riserwand de carry-under leveren. De grenslaagdikte wordt vergroot door een verhoogde horizontale watersnelheid aan de reactortop, die afhankelijk is van de watercirculatie in de reactor en het waterniveau boven de riser. De stromingsomkering aan de reactortop heeft een beperkte hoogte. Indien het waterniveau hierboven hgt, heeft een variatie in dit niveau geen invloed op de stroming. Een waterniveau onder deze hoogte heeft, naast het genoemde effect, invloed op de frictie van de omstroming van de risertop en daarmee op de totale watercirculatie. De traagheid van de stromingsomkering aan de reactortop veroorzaakt een zog achter de riserwand oftewel aan de downcomertop. Indien de bellen niet gecondenseerd worden ontstaan door dit zog bellen-circulatielussen in de downcomer. Door een afvlakkend watersnelheidsprofiel in neerwaartse downcomerrichting neemt de doorsnede van de bellen-circulatielussen in deze richting af. De beUenfractie neemt hierdoor als functie van de hoogte hneair af, waardoor ook de watersnelheid afneemt. Op de hoogte dat deze snelheid gelijk is aan de slipsnelheid is de resulterende neerwaartse kracht op de belletjes nul waardoor een carry-undergrens ontstaat.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:652eb273-bb67-425f-b235-53600acbe458","http://resolver.tudelft.nl/uuid:652eb273-bb67-425f-b235-53600acbe458","Steensluitingen in ondiep water: Onderzoek gedaan naar aanleiding van het Saemankeum-project","Van Broekhoven, S.H.","D' Angremond, K. (mentor); Van Roode, F. (mentor); Schiereck, G.J. (mentor); Fontijn, H.L. (mentor); Franken, A.F. (mentor)","1995","Onderzoek gedaan naar aanleiding van het Saemangeum project (Korea). Analyse en physisch modelonderzoek naar de volgende vragen: 1. in hoeverre een deel van het totale verval over het sluitgat wordt afgebouwd boven de bodem verdediging; 2. welke K-waarden moeten worden gebruikt bij de bepaling van de stabiliteit van de stenen op en achter de drempel; 3. of de relatieve waterdiepte en drempelhoogte van invloed zijn op deze K-waarden; 4. hoe de turbulentie en de stroomsnelheid achter de drempel verlopen.","steensluiting; closure works; stone stability; Saemangeum","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:6cd5a24e-20d0-430b-aab2-c329bc97f854","http://resolver.tudelft.nl/uuid:6cd5a24e-20d0-430b-aab2-c329bc97f854","Effect van de strain rate op de J-R curve van Polyetheen","Den Herder, A.J.","Bakker, A. (mentor); Riemslag, T. (mentor)","1995","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:1cf084e6-d827-44ec-a294-3dd09c2ace11","http://resolver.tudelft.nl/uuid:1cf084e6-d827-44ec-a294-3dd09c2ace11","Formation of beach marks on alclad 2024-T3 sheet","Mussert, K.M.","Wanhill, R.H.J. (mentor); Zuidema, J. (mentor)","1995","","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:9a07ad25-c91e-4db5-a72f-91fc646985aa","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9a07ad25-c91e-4db5-a72f-91fc646985aa","Struktuur en Inwendige Spanningen van PVD Titaannitride Deklagen","Schipper, N.D.","Delhez, R. (mentor); Kamminga, J.D. (mentor)","1995","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:b75656ee-e4aa-436a-9a69-14e4bdd4d046","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b75656ee-e4aa-436a-9a69-14e4bdd4d046","De invloed van microstructurele parameters op de vermoeiingssterkte van genitreerd 42CrMo4","Coorens, S.","Braam, J.J. (mentor); van der Zwaag, S, (mentor)","1996","","","en","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:8fcd836b-657c-419d-a84f-f3c8b14236ff","http://resolver.tudelft.nl/uuid:8fcd836b-657c-419d-a84f-f3c8b14236ff","Toepassing van geëxtrudeerd staalvezelbeton in Nederlandse tunnelbouw","Van Oosteren, K.","Vrijling, J.K. (mentor); Soen, H.H.M. (mentor); Van der Veen, C. (mentor); Polen, B. (mentor)","1996","In Nederland worden al jaren tunnels gebouwd. Doordat dit kleine landje steeds voller wordt, ontstaat er steeds meer behoefte aan tunnels, maar tegelijk ontstaat er een steeds grotere weerstand tegen de overlast die veroorzaakt wordt tijdens de uitvoering van tunnelbouwprojecten. Het boren van tunnels lijkt de oplossing voor dit probleem. De techniek was tot voor kort niet toereikend om te kunnen boren in de moeilijke Nederlandse bodems. Sinds enkele jaren wordt er hard gewerkt aan de ontwikkeling van boortechnieken voor Nederlandse omstandigheden. Een voorbeeld hiervan is het ITM*-project, waarin een aantal bedrijven bezig zijn met de ontwikkeling van een machine die een tunnel volgens een continu proces aanlegt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van geëxtrudeerd staalvezelbeton, gecombineerd met een stalen buitenvlies. Het doel van dit afstudeerwerk is het maken van een ontwerp van een tunneldoorsnede, gemaakt met geëxtrudeerd staalvezelbeton onder Nederlandse omstandigheden. Aangezien deze bouwwijze geheel nieuw is voor Nederland, moet er uitgebreid onderzoek gedaan worden naar de eigenschappen van de toe te passen technieken en materialen. Het afstudeerwerk begint daarom met een literatuuronderzoek. Dit rapport is bevat de resultaten van dit onderzoek. In het eerste hoofdstuk wordt het boren van tunnels in het algemeen beschreven. Aangezien dit afstudeerwerk valt in het kader van het ITM-project, gaat hoofdstuk 3 nader hierop in. In dit project wordt het materiaal staalvezelbeton gebruikt en daarvan staat een algemene beschrijving in hoofdstuk 4, gevolgd in hoofdstuk 5 door toepassingen van geëxtrudeerd beton in de tunnelbouw. Tenslotte worden de belastingen op tunnels beschreven in hoofdstuk 6.","bored tunnels; staalvezel beton; vezelbeton","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Geo-engineering","",""
"uuid:da458f9e-c655-4093-9010-e6ea7b93ddd9","http://resolver.tudelft.nl/uuid:da458f9e-c655-4093-9010-e6ea7b93ddd9","TurboMon: Turbocharge Monitoring: Een programma voor conditiebewaking van een drukvulgroepsysteem","Buwono, W.A.","","1996","","","en","master thesis","","","","","","","","2012-12-31","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Marine and Transport Technology","","Ship Design, Production and Operation","",""
"uuid:265fb6fa-690e-42ff-b2f3-63a0ae37dbb4","http://resolver.tudelft.nl/uuid:265fb6fa-690e-42ff-b2f3-63a0ae37dbb4","Natuurvriendelijke oevers met een natte strook: Een 1- of 2- dimensionale stromingsberekening voor de wateruitwisseling","Vermeulen, I.","D' Angremond, K. (mentor); Schiereck, G.J. (mentor); Booij, N. (mentor); Boeters, R.E.A.M. (mentor)","1996","Het onderzoek waarvan in dit rapport verslag is gedaan, had als doel 'het bepalen voor welke afmetingen van een natte strook van een natuurvriendelijke oever een 1- of 2-dimensionale stromingsberekening moet worden gemaakt'. Bij het aanleggen van een natuurvriendelijke oever met vooroeverconstructie worden berekeningen gemaakt om de wateruitwisseling van het kanaal met de natte strook te voorspellen. Momenteel worden deze berekeningen gemaakt met een speciaal, door de Dienst Weg- en Waterbouwkunde (DWW) ontwikkeld, programma PLONS. PLONS staat voor: Positionering en Lengteverdeling van de Openingen in de Natte Strook-verdediging. PLONS is gebaseerd op de 1-dimensionale lange golf vergelijkingen. PLONS is ontwikkeld voor de berekening van de waterbeweging in een natte strook. De toepassingsmogelijkheden zijn beperkt tot smalle stroken. Momenteel zijn natte stroken in de praktijk kort en smal, de golfbeweging kan in deze situatie als 1-dimensionaal geschematiseerd worden. Op grond van metingen mag aangenomen worden dat PLONS hiervoor voldoet. Echter de huidige ontwikkelingen leiden tot bredere stroken waardoor de verhouding lengte/breedte van de natte stroken kleiner wordt. Hier kan niet a priori aangenomen worden dat de golfbeweging een 1-dimensionale beweging is. Daarom is middels dit onderzoek nagegaan in hoeverre PLONS voor dergelijke stroken voldoet. Hiervoor is een vergelijking gemaakt tussen PLONS en een 2-dimensionaal programma, WAQUA. WAQUA is gebaseerd op de lange golf vergelijkingen in twee richtingen en geïntegreerd over de diepte. Om WAQUA te testen zijn bestaande natte stroken geschematiseerd in WAQUA. De berekeningen van WAQUA voor de waterstanden en de stroomsnelheden in de natte strook zijn vergeleken met metingen in het Noordhollands kanaal en Kanaal Wessem-Nederweert. Uit deze vergelijkingen blijkt dat voor vooroeverconstructies in de vorm van een damwand, een dichte dam met buizen of een doorlatende dam de berekeningsresultaten nagenoeg gelijk zijn aan de meetresultaten. Daarna is de vergelijking gemaakt tussen PLONS en WAQUA. Hiertoe is als vooroeverconstructie een damwand gekozen. Voor de natte strook zijn de lengte en de breedte gevarieerd. De breedten bedroegen 8, 16, 30 en 200 meter. De onderlinge afstand tussen de openingen was 40 of 80 meter. Voor de vergelijking zijn de volgende resultaten vergeleken: de waterstanden in de natte strook, de stroomsnelheden in de langsrichting en breedterichting van de natte strook, het debiet door de openingen en de wateruitwisseling. Alleen voor de strook van 8 meter breed met een openingsafstand van 40 meter komen PLONS en WAQUA overeen wat betreft de wateruitwisseling en de stroomsnelheid in de langsrichting. Voor de andere resultaten en voor de andere stroken wijktt PLONS meer dan 20 % af van WAQUA. Door een aanpassing te maken in PLONS zal de toepasbaarheid van het programma toenemen. De aanpassing bestaat uit het veranderen van de afvoerformules voor alle constructies; de afvoerformules in PLONS komen niet overeen met die in WAQUA. Waarschijnlijk zullen na aanpassing de berekende waterstanden en de verdere stroming in het kanaal zodanig veranderen dat de resultaten van WAQUA en PLONS meer overeenkomen.","environmentally friendly shorelines; natuurvriendelijke oever; natte strook; wateruitwisseling; PLONS","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:3b1decd0-25cf-41c1-b47e-0d1bc9f0b61e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3b1decd0-25cf-41c1-b47e-0d1bc9f0b61e","Analyse en metingen van co-channel interferentie en handover in een macro - cellulaire bebouwde omgeving","Sloot, R.M.","Prasad, R. (mentor); van der Wijk, F. (mentor); Sparreboom, D. (mentor); Kotterman, W. (mentor)","1996","In samenwerking met KPN Research zijn metingen uitgevoerd ter bepaling van de co-channel interferentie in een macro - cellulaire bebouwde omgeving. De metingen zijn verricht in de regio’s Den Haag, Rijswijk en Wateringen. De co-channel interferentie is hierbij beperkt tot een wisselwerking tussen twee cellen. Met behulp van deze metingen is de co-channel interferentie in een bebouwde omgeving onderzocht. Vervolgens is een dynamische situatie gesimuleerd van een rijdend mobiel waarbij de initiatie van de handover is geanalyseerd.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrotechniek","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:fed2a211-0297-4656-80db-06e58cece14a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:fed2a211-0297-4656-80db-06e58cece14a","Gamma densitometrie voor het onderzoeken van stromingsverschijnselen in een 40 cm gefluïdiseerd bed","Manuel, B.A.","Van den Akker, H.E.A. (mentor); Kolar, Z.I. (mentor); Van Santen, H. (mentor); Mudde, R.F. (mentor)","1996","In dit afstudeerproject zijn twee technieken voor het meten van hydrodynamische eigenschappen in gas-gefluïdiseerde bedden getest. Het betreft het bepalen van gemiddelde gasfracties uit de verzwakking van gammastraling door de deeltjes in het bed, en van beleigenschappen aan de hand van auto- en kruiscorrelaties van de door twee, op 12 cm boven elkaar geplaatste gammabronnen en detectoren gemeten gasfractiefluctuaties. Het voordeel van deze techniek is dat in beginsel lokale grootheden gemeten kunnen worden zonder de stroming in het bed te verstoren. Om deze meettechniek te testen is een kolomvormig gefluïdiseerd bed ontworpen en gebouwd met een inwendige diameter van 0.384 m. Het eerste deel van het onderzoek richt zich op het bepalen van lokale gemiddelde gasfracties in een bed gevuld met Geldart D deeltjes, gefluïdiseerd met hoge gassnelheden. Voor het berekenen van radiale gasfractieproflelen is een schillenmodel toegepast. Het schillenmodel blijkt zeer gevoelig voor afwijkingen van de axiale symmetrie, waardoor slechts drie schillen mogelijk bleken. De variaties van de gasfractie in de bundel en in de sampletijd veroorzaken een systematische fout in de berekende gemiddelde gasfractie. Deze fout is door een goede keuze van sampletijd en meetvolume verwaarloosbaar klein gemaakt. De gasfractiemetingen laten zien dat het axiale gasfractieprofiel gerelateerd aan de vulhoogte van het bed bij de gebruikte vulhoogtes hetzelfde verloop heeft. De gemeten gemiddelde gasfracties wijken systematisch af van de met behulp van druksensoren gemeten gasfracties. De verklaring hiervoor is het verschil in meetomstandigheden. Het is niet goed mogelijk om met behulp van de gemeten gasfractieverdelingen een criterium te vinden voor de identificatie van de verschillende stromingsregimes. De overgangen verlopen daarvoor te geleidelijk. In het tweede deel is onderzoek gedaan naar het toepassen van correlatietechnieken voor het bepalen van beleigenschappen in een bubbly bed gevuld met Geldart B deeltjes. De gemeten belsnelheden liggen onder de door het model van Kunii-Levenspiel voorspelde waarden. Dit wordt veroorzaakt door een verkeerd gedimensioneerde verdelerplaat. De gemiddelde belsnelheden zijn bepaald met een relatieve fout van 6%. De fout in de gemeten beldiameters is groter (12%) vanwege de afhankelijkheid van de belsnelheid in de bepaling van de beldiameter. Belfrequenties zijn beter te bepalen via thresholding dan via frequentieanalyse.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:98d14c86-44ec-4816-ad8c-231b60520ea4","http://resolver.tudelft.nl/uuid:98d14c86-44ec-4816-ad8c-231b60520ea4","Design of a product using polymer light-emitting diodes","Warman, P.J.","van Turnhout, J. (mentor); de Haan, P.H. (mentor); Robers, K.H.J. (mentor); Pott, E. (mentor); van Heur, R.J.H.G. (mentor)","1996","Since the discovery of intrinsically conducting polymers in 1977 and the development of light-emitting polymers since 1990, a great amount of scientific research has been devoted to these fields. As a result, improvements have been made in material properties, which pushes the technology further towards the market. These materials are widely predicted to have a bright future with great commercial potential. This certainly is true for polymer Light-Emitting Diodes (LEDs). No systematic assessment of their market potential can be found in the literature, however. Nor does anyone seem to have taken a realistic look into the future in order to predict trends and the implications they will have for polymer LED devices and applications. Because research in this area is currently moving past the initial phase and towards processing and application, an impression of future applications is needed in order to guide research efforts in commercially attractive directions. In this thesis a systematic and realistic look will be taken into the future of polymer LEDs. The characteristic properties of polymer LEDs will be described alongside the properties of relevant, competing technologies; comparison will reveal the relative strengths and weaknesses of each. PolyLEDs’ strengths and weaknesses will then form the basis of attempts to generate ideas for promising applications. Three criteria will be used to measure an application’s promise: feasibility, uniqueness, and commercial attractiveness. The promising applications that are thus found will then be placed in time. This will be done by making predictions of the developments that can realistically be expected to take place regarding the critical properties -- lifetime, light output and device area -- and then assessing against these predictions the promising applications’ requirements in terms of these properties. The result of this process will be to roughly sketch a path for the commercialization of polyLEDs. The commercial obstacles that exist on this path will also be discussed…","","","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Industrial Design Engineering","","","",""
"uuid:028b4e52-fc39-4623-91f0-ea0f2d27886b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:028b4e52-fc39-4623-91f0-ea0f2d27886b","Slotted-ALOHA protocol in een micro-cellulair mobiel communicatiesysteem op de autosnelweg - met 'Rice + n Rice' fading","Lie, Z.","Prasad, R. (mentor); Reijmers, J.J. (mentor)","1996","Onderzocht is de systeem-prestatie van het slotted-ALOHA random multiple access protocol voor mobiele communicatie op de autosnelweg, met een capture-ontvanger bij het vaste basisstation. Gekozen werd voor een micro-cellulair systeem, met de mobiele gebruikers op één rijstrook. Alle gebruikers delen eenzelfde radiokanaal voor transmissie naar het vaste basisstation. In zo'n single channel micro-cel ontstaat er intra-cel multiple access interferentie wanneer simultane transmissies plaatsvinden door de gebruikers binnen de cel. De invloed daarvan op de throughput en delay is geanalyseerd en berekend. Het gemeenschappelijke radiokanaal werd daarbij gemodelleerd met Rician fading en trajectdemping. Kenmerkende bij dit onderzoek is, dat het gewenste signaal en de interfererende signalen Rician fading ondergaan, en dat de signalen worden ontvangen met verschillende gemiddelde vermogens.","IVHS; RTI; mobile communication; micro-cellular packet radio system; slotted-ALOHA; throughput; delay; Rician fading channel; multiple access interference; capture effect","nl","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:bd7be5dc-6c54-4fd5-a750-6f8975de310b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:bd7be5dc-6c54-4fd5-a750-6f8975de310b","Onderzoek naar de toepasbaarheid van diesel-elektrische voortstuwing bij Ro-Ro schepen","de Wit, J.W.","Wilgenhof, J. (mentor)","1996","","","nl","master thesis","","","","","","","","2012-12-31","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Marine and Transport Technology","","Ship Design, Production and Operation","",""
"uuid:44742e12-a222-4e4e-b577-e8cd72680607","http://resolver.tudelft.nl/uuid:44742e12-a222-4e4e-b577-e8cd72680607","Buigtrillingsanalyse van asleidingsystemen voor contra-roterende propellors","Marchee, R.A.","","1996","Asleidingsystemen voor Contra-Roterende Propeller-opstellingen (CRP) kenmerken zich door de samenstelling van twee enkelvoudige assen in een systeem. Een holle, conventioneel gelagerde buitenas drijft de voorste schroef aan. De aandrijving van de achterste schroef wordt verzorgd door een in de buitenas gelagerde binnenas. CRP-karakteristieke constructie-elementen zijn hierbij de contra-roterende lagering van de binnen- in de buiten-as en de contra-roterende afdichting tussen de achterste en voorste schroefnaaf...","","nl","master thesis","","","","","","","","2012-12-31","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Marine and Transport Technology","","Ship Design, Production and Operation","",""
"uuid:f43d751c-d1cd-44d7-9dbe-22a238e45a3d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f43d751c-d1cd-44d7-9dbe-22a238e45a3d","Het boren van tunnels in Nederland: Het bepalen van de besturingsparameters voor een Hydroschild tunnelboormachine","Van Kessel, A.J.","Vrijling, J.K. (mentor); Van Tol, A.F. (mentor); Vlasblom, W.J. (mentor); Greve, H.A. (mentor)","1996","Voor het boren van tunnels in Nederland komen verschillende technieken in aanmerking, zoals het vloeistof- en het gronddrukbalansschild. De eerste tunnel die in Nederland geboord zal worden is de Tweede Heinenoordtunnel en deze zal tevens als onderzoeksproject dienen. Omdat het grootste gedeelte van het te boren traject uit zandige grondsoorten bestaat is gekozen voor de Hydroschild tunnelboormachine. Dit is een stalen cylinder die aan de voorkant de grond ontgraaft en tegelijkertijd de grond bij het boorfront met een vloeistof (bentometsuspensie) ondersteunt. Omdat een dergelijk tunnelboorproject in Nederland nog niet is uitgevoerd, is op het gebied van het boren van tunnels in Nederland weinig literatuur beschikbaar, waarin methoden beschreven staan waarmee de besturingsparameters van de tunnelboormachine (TBM) bepaald kunnen worden. Deze besturingsparameters zijn o.a.: de steundruk van de vloeistof om het boorfront te ondersteunen, de krachten om de machine voort te kunnen bewegen en het koppel dat nodig is om de grond te ontgraven. In dit rapport is naar oplossingen gezocht om de besturingsparameters te bepalen. Gebruik is gemaakt van theorien die toegepast worden bij andere vakgebieden, zoals het baggeren, diepwanden en grondkerende constructies. Deze bestaande theorien zijn aangepast aan het tunnelboorproces. Voor drie grondprofielen op het trace van de Heinenoordtunnel zijn berekeningen uitgevoerd. Tijdens de aanleg van de tunnel zal door metingen moeten blijken of de in dit rapport opgestelde rekenmethoden juist zijn. Uit de berekeningen in dit rapport komt het volgende naar voren: de steundruk van de vloeistof, die nodig is om het boorfront te ondersteunen, is voornamelijk afhankelijk van de stijghoogte van het porienwater in de grond waarin geboort wordt. De krachten die nodig zijn om de machine voort te bewegen, zijn voor het grootste deel afhankelijk zijn van de steundruk van de vloeistof. het koppel dat nodig is om de grond te ontgraven, is voornamelijk afhankelijk van de hoek van inwendige wrijving van de grond die ontgraven wordt. Uit controle berekeningen lijkt dat de orde van grootte van de uitkomsten in dit rapport goed zijn. De berekeningen zullen echter pas getoetst kunnen worden als de tunnel geboord wordt. Tijdens het boren zullen talrijke metingen verricht worden, die gebruikt kunnen worden om de resultaten in dit rapport te toetsen. Afhankelijk van de grootte van de afwijkingen tussen de predicties (in dit rapport) en de metingen, zal aanvullend onderzoek nodig zijn.","bored tunnels; vloeistofschild; schildmethode; slurry","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Geo-engineering","",""
"uuid:d095c8f6-c4e5-4ce0-9601-d8f7ce7d7331","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d095c8f6-c4e5-4ce0-9601-d8f7ce7d7331","Buigtrillingen van asleidingen van scheepsvoortstuwingsinstallatie","Marchee, R.A.","","1996","","","nl","master thesis","","","","","","","","2012-12-31","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Marine and Transport Technology","","Ship Design, Production and Operation","",""
"uuid:ab2f919f-ca51-4788-bdeb-b2366d740641","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ab2f919f-ca51-4788-bdeb-b2366d740641","Alternative Methods of Storage and Transportation of Natural Gas","Setijabudiharsa, Chr.","de Swaan Arons, J. (mentor)","1996","Comparing alternative methods to store and transport natural gas and some suggestions for improvement of the same will be described in this paper. Compressed Natural Gas (CNG), was, until recently, a reasonable storage alternative and could at the same time be used as an alternative fuel for Natural Gas Vehicle (NGV). But due to its high risk and expensive infrastucture, applications of this method will have to be reduced slowly. For liquified natural gas (LNG) applications, the natural gas is stored as a liquid at around 112 K inside a cryogenic vessel. Such cryogenic system, because of its extremely low tempeature, is inferior in its safety characteristics, particulary in the presence of a fire…","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Technology and Materials Science","","Applied Thermodynamics and Phase Equilibria","",""
"uuid:62cf4b08-3fc9-45fd-88be-e3dda59f4871","http://resolver.tudelft.nl/uuid:62cf4b08-3fc9-45fd-88be-e3dda59f4871","Performance improvement of a MLS compatible DGPS-datalink","van Wolfswinkel, R.N.","van Willigen, D. (mentor); Offermans, G.W.A. (mentor)","1996","The datalink, a part of the Multimode Integrated Approach System (MIAS) which transmits the Differential GPS message, is currently implemented by using the Auxiliary Datawords type C, provided by the Microwave Landing System (MLS). The performance of the datalink is currently dependent on the characteristics of the ADW-C words used for transmitting the DGPS message. When receiving the message, it is important to know whether it is correctly received and if not, whether it is possible to correct the errors. Although the ADW-C word provides for some error detection, the probability of undetected error is not low enough in order for it to meet integrity requirements for a CAT III approach and landing. Furthermore, the correction capability could also be improved. Therefore, this report discusses the characteristics of the current datalink. Addressing the lack of integrity when using ADW-C words, the implementation of a Cyclic Redundancy Check (CRC) is discussed. This extra check improves the integrity near demands that are set for this quantity by ICAO…","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:28d211ff-5606-4602-85e1-6192b4ec7620","http://resolver.tudelft.nl/uuid:28d211ff-5606-4602-85e1-6192b4ec7620","Brandingsruggen voor de Delflandse kust","Stuurman, R.","D' Angremond, K. (mentor); Van der Meulen, T. (mentor); Visser, P. (mentor); Van de Graaff, J. (mentor)","1996","De Nederlandse kust is verre van uniform. Zo is een opvallend verschijnsel langs de kust het ontbreken van brandingsruggen voor de Delflandse kust, ter hoogte en ten zuiden van Scheveningen. Deze brandingsruggen worden normaliter gevormd onder brekende golven ter plaatse van de brekerlijn. Dit komt mede omdat onder de bijna brekende en net gebroken golven circulerende stromingen ontstaan. Deze circulerende stromingen zijn beide naar de brekerlijn gericht alwaar de opgewoelde zanddeeltjes bezinken. Het onderzochte kustvak, een gedeelte met een lengte van 2.5 km van de Delflandse kust, is in verschillende opzichten uniek te noemen. Ten eerste zijn hier in 1895 en 1896 strandhoofden gebouwd die behoren tot de oudste in Nederland nog in gebruik zijnde strandhoofden. Ten tweede zijn deze hoofden gebouwd in een periode waarin door het Hoogheemraadschap van Delfland een aanvang werd gemaakt met het verrichten van periodieke metingen. Na een aanloopperiode werd er door Delfland vanaf 1898 tweemaal per jaar gepeild t o t een afstand van 400 m zeewaarts van de RijksStrandPalen-lijn. Door de aanwezigheid van deze oude gegevens is het mogelijk verder terug in de tijd te gaan voor een onderzoek naar een eventuele aanwezigheid van brandingsruggen in de tijd dat de strandhoofden nog maar net waren aangelegd. Over een periode van 20 jaar zijn deze gegevens verwerkt en geanalyseerd op de eventuele aanwezigheid van brandingsruggen en de ontwikkeling hiervan in deze periode van 1898 tot 1918. Zo zijn parameters als amplitude, golflengte, afstand uit de kust, periode en voortplantingssnelheid onderzocht. Uit deze analyse volgt dat de brandingsruggen vroeger wel aanwezig waren. Vervolgens zijn deze dwarsprofielen vergeleken met de gegevens uit het JARKUS-bestand (JAaRlijkse KUStmetingen) waarin vanaf 1963 voor de hele Nederlandse kust de jaarlijkse peilingen zijn opgenomen. Uit deze vergelijking volgt dat de brandingsruggen, zoals die vroeger voorkwamen, nu niet meer bestaan. Een ander opvallend verschil is de versteiling van de bodemhelling van de vooroever. Deze versteiling is verder geanalyseerd. Zo is het begrip karakteristieke bodemhelling geïntroduceerd, waarbij via kuberingsberekeningen de helling is uitgerekend tussen twee karakteristieke kustlijnen op het niveau van N.A.P. en N.A.P.-2m. Deze analyse geeft aan dat de bodemhelling over de gehele periode 1898-1994 wel steiler is geworden, maar niet geheel uniform over het onderzochte kustvak. Tenslotte is gezocht naar een mogelijke verklaring voor de verdwijning van de brandingsruggen. De verdwijning is niet direct na de bouw van de strandhoofden geconstateerd. Wel is in die vroegere periode te zien dat bijvoorbeeld de amplitude van de brandingsruggen langzaam afnam en de versteiling van de kust tussen de gekozen karakteristieke kustlijnen langzaam optrad. Hieruit wordt geconcludeerd dat de verdwijning een geleidelijk proces is geweest waarbij de strandhoofden de oorzaak zijn van de verandering van de morfologische toestand van het kustvak waarbij de processen die de brandingsruggen vormen en de omstandigheden waarbij dit mogelijk is, zodanig verstoord raakten dat de brandingsruggen voor de Delflandse kust verdwenen.","coastal morphology; brandingsrug; Delfland; breaker bar","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:304c4870-09f6-4158-8b78-5d000623e53e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:304c4870-09f6-4158-8b78-5d000623e53e","Research on a shallow water mixing layer: Derivation of one-dimensional mixing layer model and spatial correlation measurements","Van der Wegen, M.","Battjes, J.A. (mentor); Booij, R. (mentor); Schiereck, G.J. (mentor); Tukker, J. (mentor)","1996","A shallow water mixing layer is a flow pattern which develops between two adjacent streams with a different velocity. The horizontal dimensions of a shallow water mixing layer are much larger than the depth. This results in a turbulent process in the mixing layer which is characterized by the presumable presence of two distinct turbulent length scales. Small scale turbulence is present due to the bottom friction and large scale structures develop horizontally over the whole vertical interface between the two flows. It is assumed that no intermediate length scales can develop due to the limited water depth. After a certain distance downstream, the large eddies appear not to develop any more. This can be attributed to an equilibrium between the energy supply to the large scale eddies, due to the velocity difference across the mixing layer, and a direct energy loss to bottom turbulence. First, a one-dimensional model is developed to describe the development of flow parameters of the shallow water mixing layer, such as the velocities outside the mixing layer, the water depth and the displacement of the mixing layer. A model matrix is derived on the basis of the equation of continuity and the Navier Stokes equations describing two adjacent flows in a wall-limited shallow water flume. The complex flow pattern in the mixing layer is modelled using an approximation for the mixing layer development and assuming an error function velocity profile over the mixing layer width. The longitudinal pressure gradient, caused by the bottom friction, results in a displacement of the mixing layer to the low velocity side, a smaller velocity difference across the mixing layer and a larger slope downstream. Results based on the error function profile are compared to those of a linear velocity profile. Comparison of the error function velocity profile results with propeller measurements and LDA-measurements shows a reasonable correspondence between model results and measurements. The small differences that occur can possibly be attributed to the neglect of a slope in lateral direction in the model. Second, the turbulent process in a shallow water mixing layer is investigated to reveal the possible presence of two distinct turbulent length scales in the mixing layer. The two distinct length scales are determined by means of measuring the spatial correlations in lateral direction of the mixing layer. Since the spatial correlations measured are caused by small and large scale turbulence, it is assumed that the correlation consists of two parts which are independent from each other. One part is assumed to be caused by the small scale turbulence and the other by the large scale eddies. After separating the two parts, the length scales are determined by integrating the two contributions to the correlation function. Measurements were taken at two elevations at 16 meter downstream from the point where the two flows come together. This results in an order of magnitude difference between the two calculated length scales. At a smaller elevation, the small turbulence length scale is significantly smaller than at a larger elevation. The large turbulence length scale is smaller as well, but this decline is relatively less than the small scale turbulence decline. The decline of the large scale turbulence can possibly be attributed to the length scale determination method used.","mixing layer; turbulence; flow separation","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:d9828988-f170-4fa6-86a9-1885ab48518c","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d9828988-f170-4fa6-86a9-1885ab48518c","High pressure fluid phase behavior of the systems CF4 - H2O and CF4 - H2O - NaCl","Smits, R.J.A.","de Swaan Arons, J. (mentor); Peters, C.J. (mentor); Smits, P.J. (mentor); Poot, W. (mentor); Grondel, J.H.F. (mentor); van der Plas, A. (mentor)","1996","Supercritical Water Oxidation (SCWO) is a highly efficient method to destruct all kinds of toxic wastes, such as explosives and freons. Destruction efficiencies of 99.9 % can be reached. In order to study model systems for SCWO processes, high pressure phase equilibria of CF 4 - H2O and CF 4 - H2O - NaCl mixtures have been measured in the pressure range from 20 to 200 MPa and in the temperature range from 580 to 673 K. The measurements were performed in a high-pressure autoclave with sapphire windows and magnetic stirring, with visual observation of the bubble point...","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Engineering","","Applied Thermodynamics and Phase Equilibria","",""
"uuid:9beec608-e19a-436a-a468-f09d68f9da05","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9beec608-e19a-436a-a468-f09d68f9da05","Longitudinal profiles of rivers with a composite cross-section","Eerkens, J.W.","De Vries, M. (mentor); Wang, Z.B. (mentor); Fokkink, R.J. (mentor)","1996","In one-dimensional river modelling it is common to schematise the cross-section into a rectangular cross-section with a constant width. If a quasi-steady flow is assumed, the equilibrium longitudinal profile is known and unique: the bottom slope is constant and equals the water surface slope. However, numerical calculations at DELFT HYDRAULICS suggest that for rivers with a composite cross-section more equilibrium longitudinal profiles can exist. In addition, it appears that a stable curved equilibrium can exist. As an example, a river with floodplains can be mentioned to have a composite crosssection. This report contains a study on the equilibrium longitudinal profiles of rivers with a composite cross-section. In order to calculate these profiles, and their stability, three different models are applied to a schematised river. Calculations are done both analytically and numerically, and all results are visualized in phase diagrams.","river morphology; river bed; sediment transport","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:275a01b2-a64f-4d23-8c17-07e2edb01004","http://resolver.tudelft.nl/uuid:275a01b2-a64f-4d23-8c17-07e2edb01004","Diesel-elektrische voortstuwing","de Wit, J.W.","Klein Woud, J. (mentor)","1996","","","nl","master thesis","","","","","","","","2012-12-31","Industrial Design Engineering","Marine and Transport Technology","","Ship Design, Production and Operation","",""
"uuid:eacc75ee-6234-4d25-99a2-3715b445dc40","http://resolver.tudelft.nl/uuid:eacc75ee-6234-4d25-99a2-3715b445dc40","Development of the first spill channel after the Dhaleswari closure","Bosma, E.","D' Angremond, K. (mentor); Van der Meulen, T. (mentor); Schiereck, G.J. (mentor); Oostinga, H. (mentor)","1996","In Bangladesh a bridge is under construction over the Jamuna River, one of world's largest braiding rivers. The Dhaleswari river system is fed by the Jamuna through smaller rivers, called spill channels, because they only carry discharge during the monsoon. One of the functions of the northern Dhaleswari offtake is the supply of water to the Compartmentalization Pilot Project, which is located downstream. In autumn 1994 this offtake was closed, because of construction of the reclamation of the eastern bridge approach. Therefore the Dhaleswari Committee made a design for a substitute link channel. But during the monsoon of 1995 the First Spill Channel, which used to be a very small channel situated immediately south of the Jamuna Bridge site, developed to the size of the northern Dhaleswari intake. So the main topic of this study is: should the First Spill Channel remain open or should the plans be executed for the proposed link channel more to the south? In order to answer this question the following issues are relevant. (1) Can the First Spill Channel replace the discharge of the former northern intake? (2) Is it necessary to take action against the meandering behavior of the First Spill Channel in order to protect the Jamuna Bridge site? If so, what measures should be taken? For a start a detailed description, based on regular observation, survey and a theoretical analysis of the development of the spill channel, is done. This information is used for making a hydrodynamical and a morphological computer model. After comparing the results of the hydrodynamical model for the situation of before the closure with a model of the new situation, it can be concluded that the discharge into the Dhaleswarl river system will be restored. From the morphological model it can be concluded that the spill channel can either be subjected to erosion or siltation in the future, because the model is very sensitive to the sediment inflow from the Jamuna, which depends strongly on the morphological situation in the Jamuna in front of the entrance. Moreover, this situation is changing rapidly, because of the bridge building activities. Therefore this aspect is also included in the study. The computer models are restricted to one-dimensional changes, while it appeared that the bank erosion plays a significant role. Therefore a separate study is done on the meandering of the spill channel bends, the entrance and in particular the sediment distribution at this bifurcation point. On the long-term the spill channel can certainly endanger the southern embankment of the site and the approach road for the bridge. Meanwhile maintenance of the discharge through the First Spill Channel is of importance for the CPP. Therefore some suggestions are done which minimize the probability of siltation and reduce the meander development of the First Spill Channel. It appears that a short~term solution can be found in a new design of the entrance and for the long-term protection of the southern embankment of the reclamation and the approach road is probably necessary.","closure works; Bangladesh; Jamuna; bifurcation","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:5da40a78-4d28-402b-b55e-3485ea51a4af","http://resolver.tudelft.nl/uuid:5da40a78-4d28-402b-b55e-3485ea51a4af","Coding for Channels with Multiple Localized Burst Errors","Mardjuadi, A.","Weber, J.H. (mentor)","1996","In the concept of localized burst errors, it is assumed that the encoder knows where the burst may occur. On the other hand, the decoder does not have this extra information. It has been proved that the localized-burst-error-correcting-code will produce a higher coderate than any other conventional burst-error-correcting-code. The goal of this thesis is to construct a new code that can correct localized burst errors. In both cases, single and multiple localized bursts, the coderate is indeed improved. Furthermore, a new concept of partially localized bursts will also be introduced.","Localized burst error; Error correction","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:0d69d647-c460-44d4-929e-65262d23be2f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0d69d647-c460-44d4-929e-65262d23be2f","Performance Analysis of a Multi Carrier-TDMA/SFH-Dual Signal Receiver System using BPSK modulation in a Macrocellular Environment","Nollen, A.","Nijhof, J.A.M. (mentor); Prasad, R. (mentor)","1996","The development of a third generation mobile communication network is in progress. A European project is working towards a European standard. The investigation of multiple access schemes is part of this project, as was development of the Multi Carrier TDMA/SFH Dual Signal Receiver protocol. A mobile communication system is designed based on this protocol, incorporating issues as multiple cell and integration of services. A proposal for an appropriate capacity allocation protocol for integration of speech-, data- and packet service is given. Simulation results are given for the performance in terms of capacity, spectral efficiency and link budget evaluation. The results are compared with results for the Hybrid Direct Sequence/Slow Frequency Hopping protocol which was also investigated by the Telecommunication and Traffic Control Systems Group of the Department of Electrical Engineering of Delft University of Technology.","Multi Carrier; Time Division Multiple Access; Slow Frequency Hopping; Dual Signal Receiver","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:0e86d26d-f0b8-4bc9-ba78-586bb3881960","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0e86d26d-f0b8-4bc9-ba78-586bb3881960","Synthese van stikstofarm, monofasig ?-Fe2Ni-z - folie (z>0,5) en het ontlaatgedrag van Y-Fe4Ni-x (x>0)","Kiers, C.","Somers, M.A.J. (mentor); Böttger, A.J. (mentor); Mittemeijer, E.J. (mentor)","1996","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:44d411bb-e59a-4627-914f-da152e99fc7d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:44d411bb-e59a-4627-914f-da152e99fc7d","Sediment mixing coefficient behaviour for different wave, current and sediment characteristics","Bijvoet, R.F.","D' Angremond, K. (mentor); Booij, R. (mentor); Van de Graaff, J. (mentor); Van der Meulen, T. (mentor); Ribberink, J.S. (mentor)","1996","During the last years, experimental research in the Large Oscillating Water Tunnel (L. O. W. T.) and the Vinje basin (both of Delft Hydraulics) is aimed at the understanding and mathematical description of the process of near-bed sediment transport induced by non-breaking waves. The understanding of the near-bed sediment dynamics is important for the description of bed-load transport and suspended sediment transport. Especially the present knowledge of the physical process of the wave related transport component is restricted. This study focuses on the understanding of time-averaged concentration profiles under different wave, current and sediment characteristics. When the time-averaged sediment mixing coefficient profile is known, the calculation of the sediment transport on a wave-averaged scale is easier. To get a better understanding of the time-averaged concentration profile the underlying sediment mixing coefficient will be studied. The sediment mixing coefficient gives insight in the sediment concentration profile.The time-averaged concentration profiles were obtained from experiments which were executed in the L.O.W.T. and the Vinje basin. These concentration profiles were transformed into sediment mixing coefficient profiles. The effects, which the different wave, current and sediment characteristics had on the sediment mixing distribution were analysed next. The main results and conclusions can be summarized as follows: 1. Almost all the general shapes of the sediment mixing coefficient distributions are the same as in Fig. 1 with: - an inner layer; - an overlap layer; - an outer layer. 2. Sheetflow diminishes mixing outside the sheetflow layer. Vortices dominated conditions on the other hand, enhance mixing.","concentration; suspended sediment; bed-load transport; wave action","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:75a5f70c-d058-47af-9d45-5a158058746f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:75a5f70c-d058-47af-9d45-5a158058746f","De stabililteit van de bodembescherming voor een kademuur bij het gebruik van boegschroeven","Bok, A.","Schiereck, G.J. (mentor); Fontijn, H.L. (mentor); D' Angremond, K. (mentor)","1996","Bij het gebruik van een boegschroef bij aanleg- en afvaartmanoeuvres botst de boegschroefstraal direct tegen de kademuur. Een verticale kademuur remt de schroefstraal af en buigt hem om, waarna een alzijdige wandstraal ontstaat (d.w.z. een straal die in alle richtingen in een verticaal vlak voor de kademuur uitstroomt). Het uitstromen van deze wandstraal wordt vervolgens begrensd door het wateroppervlak en door de bodem. Na het afremmen en ombuigen van de verticale wandstraal ontstaat een horizontale straal over de bodem en vlak onder de waterspiegel. Bij een combinatie van een geringe afstand tussen het schip en de kade en een geringe kielspeling onder het schip kan de schroefstraal zich slechts zeer beperkt spreiden, waardoor rekening moet worden gehouden met grote stroomsnelheden aan de bodem. Met name schepen uitgerust met een groot boegschroefvermogen, zoals containerschepen, kunnen in deze situatie een zware belasting op de bodembescherming geven. Omdat er wereldwijd een grote groei van het aantal containerschepen wordt voorspeld, en omdat er in de Rotterdamse haven naar gestreefd wordt om deze schepen zelfstandig, met gebruik van de boegschroef, te laten afmeren en wegvaren, wordt het steeds belangrijker om een goed inzicht te krijgen in het ontgrondingsproces voor de kademuur. Om een bodembescherming te kunnen dimensioneren op de belasting door een omgebogen schroefstraal zijn twee rekenrelaties nodig: een relatie om de stroomsnelheid in de schroefstraal boven de bodem te berekenen een relatie om de bodembescherming te dimensioneren. Er bestaan verschillende relaties voor de berekening van de stroomsnelheden in een schroefstraal loodrecht op een kademuur. Deze relaties zijn, voor zover bekend, nooit goed getoetst. In de relatie voor de dimensionering van de bodembestorting komt een coefficient voor, waarvoor behoorlijk uiteenlopende waarden worden gegeven.","bow thruster; bed stability; quay wall; jet flow","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:9ceeaa16-3463-4904-b2af-9947afd13f04","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9ceeaa16-3463-4904-b2af-9947afd13f04","Transient Response Analysis of Marine propulsion shafting systems by computer simulation","Schouten, G.A.","Klein Woud, J. (mentor)","1996","The dynamic behaviour of marine propulsion shafting systems is transient in nature and can be described under either steady state or transient operating conditions; the former being a special case of the latter. The differential equations describing the dynamic behaviour of systems take into account the non-linearities associated with engine and propeller operation over the speed range. However, it is normal practice to linearise such non-linearities about the steady operating conditions in the frequency domain calculation to enable the formulation of the problem. This means that a frequency domain calculation is unable to predict the response time of the system in traversing the speed range of the system in response to changes in the engine governor setting or variations in the propeller pitch settings. Therefore, a time domain computer simulation program for the analysis of the torsional dynamic behaviour of marine propulsion shafting systems under transient operating conditions has been developed. A modular approach is used for the simulation, where the shafting system is considered to comprise a collection of component models, each with its own set of dynamic characteristics. A fixed step, fourth-order Runge-Kutta integration technique is used for time marching. The correctness of the program has been demonstrated by comparing preliminary torsional vibration results obtained from frequency domain vibration analysis and time domain simulation of the system under steady operating conditions. Under such conditions the frequency domain analysis and time domain simulation produce the same results. The initial conditions of shaft speeds and torques specified in the time domain simulation define the starting operating condition of a system and the simulation automatically converges to the steady operating condition, whereas the frequency domain analysis implicitly assumes steady state operation at the given conditions. The time domain simulation therefore presents a more realistic representation of the system's dynamic energy balance by taking into account the mean speed of the system and its velocity perturbations due to torsional vibration instead of ""assuming"" a steady system speed as in the frequency domain analysis thus eliminating erroneous matching of the operation of shafting system components and the associated non-linearities. The full capabilities of the time domain program are then demonstrated by the simulation of a marine propulsion shafting system example under transient operating conditions. The time domain simulation is a comprehensive method for analysing the torsional vibration dynamic characteristics of marine propulsion shafting systems under transient operating conditions. However, frequency domain analysis is computationally much more efficient in determining the torsional vibration response under steady operating conditions.","","en","master thesis","","","","","","","","2012-12-31","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Marine and Transport Technology","","Ship Design, Production and Operation","",""
"uuid:4ed102cf-d7f1-427b-8ae6-de4321ec0fe5","http://resolver.tudelft.nl/uuid:4ed102cf-d7f1-427b-8ae6-de4321ec0fe5","Een nieuwe hand: Het ontwerp van een aktief sluitende handprothese, met adaptieve vingers, die de elleboogbeweging vrijlaat wanneer er met de kunsthand niet geknepen wordt","Jaspers, J.","","1996","Actief sluitende handprothesen zijn prothesen waarbij de kunsthand wordt dichtgeknepen door de elleboog aan gehandicapte zijde te buigen. De knijpkracht wordt hierbij door spierkracht (biceps) verzorgd. Bij dit type prothese is de knijpkracht doseerbaar en kan de geleverde knijpkracht indirect gevoeld worden, de bedieningskracht is een maat voor de knijpkracht in de kunsthand. Belangrijke nadelen van de bestaande actief sluitende prothesen zijn: a) De hand staat open, wanneer die niet bekrachtigd wordt, wat niet natuurlijk oogt. b) De elleboog kan niet vrij bewogen worden zonder dat de hand daarbij open en dicht gaat. c) De benodigde knijpkracht in de hand is onder meer door de starre vingers vrij hoog, wat bij langdurig knijpen vermoeiend kan zijn. Om de eerste twee nadelen op te lossen is er een bijzondere koppeling nodig tussen de elleboog en kunsthand. Nadat er verschillende koppelmogelijkheden onderzocht zijn is er een prototype van een ; actief sluitende handprothese gemaakt die een oplossing biedt voor de bovengenoemde nadelen. De werking is als volgt: Wanneer de hand zich in een kosmetisch aantrekkelijke gesloten stand bevindt kan de elleboog vrij gebogen en gestrekt worden zonder dat de duim of vingers van de kunsthand mee bewegen. De kunsthand wordt passief geopend door er met de gezonde hand een voorwerp in te stoppen of door de prothese om een voorwerp te werken. De vingers sluiten daarna, vanzelf om het voorwerp heen. Het verdraaien van de vingers heeft de prothese in de actieve stand gebracht. Indien de hand zich niet in de gesloten stand bevindt, is de duim via een trekkabel gekoppeld aan de bedieningshefboom die de beweging van de elleboog volgt. Buigen van de elleboog leidt dan tot buigen van de duim en kracht uitoefenen dus tot knijpen in het voorwerp. De vingers worden tijdens het knijpen vastgezet in het basisgewricht zodat ze niet verder gestrekt kunnen worden. Tijdens het knijpen beweegt alleen de duim iets, deze beweging wordt wrijvingsarm uitgevoerd door middel van een bladveerscharnier. Wrijving wordt zo geminimaliseerd, waardoor een goede terugkoppeling van de knijpkracht bereikt Een goede mogelijkheid om de benodigde knijpkracht in de hand te verlagen is de vingers van de kunsthand adaptief uit te voeren. Dit houdt in dat de vingers net als bij een echte hand zich kunnen vormen rond het vast te pakken voorwerp en zo het voorwerp kunnen ondersteunen waardoor de knijpkracht lager kan zijn. Toevoegen van het middengewricht aan de vingers, maakt de kunsthand al redelijk adaptief. Er is één vinger gemaakt met een middengewricht. De vinger wordt in het middengewricht bekrachtigd, door de elleboog, tijdens de knijpfase De vinger wordt echter gebogen door een veer, zodat voor buigen van de vinger de elleboog niet gebogen hoeft te worden. Er is een blokkeermechanisme in het middengewricht toegevoegd dat er voor zorgt dat de vinger gestrekt blijft als er niet geknepen wordt en gebogen blijft tijdens de knijpfase. Het opnieuw strekken van de vinger kan bijvoorbeeld gebeuren met de valide hand.","WILMER; biomechanical engineering; prothesen; actief sluitende handprothesen; handprothesen; kunstledematen; handprothese","nl","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Biomechanical Engineering","","","",""
"uuid:137752ce-10a9-47e6-96dd-bc645831543a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:137752ce-10a9-47e6-96dd-bc645831543a","Stromingsgedrag in een industrieel T-stuk","Willemsen, S.M.","Legius, H.J.W.M. (mentor); Derksen, J.J. (mentor); Mudde, R.F. (mentor)","1996","In dit onderzoek is het stromingsgedrag van een éénfase-stroming in een horizontaal T-stuk met een verticale branch onderzocht. De experimenten zijn uitgevoerd in een opstelling van industriële schaal (diameter inlet en run 23 cm, diameter branch 10 cm). Dit onderzoek heeft zich toegespitst op éénfase-stroming zodat er, in een volgend onderzoek, een goed uitgangspunt is voor het opstellen van een splitsingsmodel voor tweefasen-stroming. De splitsing van een éénfase-stroming wordt bepaald door het drukprofiel over het T-stuk. Het statische drukprofiel is opgebouwd uit een reversibele drukverandering, beschreven met Bernoulli, en een irreversibele drukval, beschreven met Kw-waarden. Ten eerste is er een ééndimensionaal model opgesteld om de extractie-factor (de verhouding van de branch en inlet massastroom) te voorspellen wanneer de inlet-snelheid gegeven is. Dit model is opgebouwd uit vier mechanische energiebalansen en twee massabalansen. In het model bleken de Kw-waarden van het T-stuk, alsmede de voorspelling van de waterhoogten in de vaten aan het einde van inlet, run en branch van groot belang. Voor het bepalen van de Kw-waarden is een goede bepaling van de wandwrijving noodzakelijk. Deze is getracht te meten met een verschildrukmeter. De grootte van de opsteUing bemoeilijkt deze metingen, omdat de stroming zich tussen de verschillende appendages, in de richting van de stroming, niet kan instellen . Bovendien zitten de meet-punten te dicht bij de splitsing. Uit verkennende tweefasen metingen is gebleken dat deze problemen door de tweefasen-stroming verergeren. Uit de gemeten éénfase-drukprofielen zijn Kw-waarden bepaald die vergeleken zijn met literaruurwaarden. Hiermee is het opgestelde model verbeterd. Bovendien is een verbeterde voorspelling van de waterhoogten in de verschillende vaten geïmplementeerd. Berekeningen met het verbeterde model geven goede resultaten. Dit is een goed uitgangspunt voor de modellering van het splitsingsgedrag tijdens tweefasen-stroming. Tenslotte is de stroming in het T-stuk numeriek gesimuleerd met de CFD-code Fluent. Hiermee is een beter inzicht in de twee-dimensionale stromingsverschijnselen verkregen en werd duidelijk dat de stroming zich inderdaad niet instelt. Door gebruik te maken van verschillende turbulentie modellen zijn meerdere drukprofielen over het T-stuk berekend. Deze profielen zijn vergeleken met de experimentele waarden. Het k — e-model komt het beste met de metingen overeen.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:041fce01-b327-4558-9816-c77cf5012c19","http://resolver.tudelft.nl/uuid:041fce01-b327-4558-9816-c77cf5012c19","Dilatatievoegen in afzinktunnels","Wenneker, P.A.","Vos, C.J. (mentor); Roelands, P.A.A. (mentor); Bezuijen, K.G. (mentor); Jager, H.C. (mentor); Spijkers, J.M.J. (mentor)","1996","Dilatatievoegen worden tegenwoordig welhaast als vanzelfsprekend toegepast in afzinktunnelelementen. In de loop der geschiedenis is door het toepassen van dilatatievoegen, maar voor het belangrijkste deel door het koelen van het beton tijdens het hydratatieproces, de waterdichte bekleding om de tunnelhuid overbodig geworden. Een nieuwe ontwikkeling in de realisatie van afzinktunnels, het transport over zee, leverde met betrekking tot deze voegen de nodige problemen op. De uitvoerende partij van het ""OTAO""gedeelte van de Wijkertunnel, Strukton Betonbouw bv in Maarssen, had behoefte aan een inventarisatie van de redenen van het dilateren van afzinktunnels in het algemeen, en een evaluatie met betrekking tot de voegconstructie in de Wijkertunnel in het bijzonder. Derhalve is in dit afstudeerproject getracht de mogelijke invloedsfactoren te inventariseren. Middels een aantal modellen is het effect van de invloedsfactoren gekwantificeerd. In deze functionele analyse is getracht een uitspraak te doen over de technisch maatgevende factoren. Een belangrijkste eerste stap is het doen van aannamen met betrekking op de treksterkte van beton, daar afzinktunnels constructief gezien in langsrichting een tekort aan wapening bezitten (hoofdstuk 4). Aan de hand van deze treksterkte is de functionele analyse uitgevoerd met als criterium dat het beton zich in de ongescheurde, lineair elastische fase bevindt. Na het bespreken van de functie van dilatatievoegen in hoofdstuk 5 is vervolgens hoofdstuk 6 geheel gewijd aan temperatuurinvloeden. Er is geanalyseerd welke temperatuurinvloeden van belang zijn, en er zijn aannamen gedaan met betrekking tot de grootte van de temperatuurbelastingen zoals die in de verschillende bouwfasen kunnen optreden. Het effect van deze temperatuurbelastingen is in modellen gekwantificeerd. Voor de verschillende invloeden heeft dit geleid tot grafieken die een geldigheidsgebied markeren voor toe te passen mootlengtes. Hoofdstuk 7 behandelt de invloed van zettingen. Er wordt niet daadwerkelijk berekend wat de grootte van de zettingen zou kunnen zijn, wei wordt er geanalyseerd wat het effect van een bepaalde zetting is op de maximale voegafstand. Er wordt gesteld dat een ongelijkmatige zetting optreedt door het wegvallen van de funderingsdruk over een bepaalde lengte: de mankementlengte. Aan de hand hiervan zijn drie versehillende modellen opgesteld om het zettingenfenomeen zo uitgebreid mogelijk te beschrijven. Met drie versehillende criteria (de hoofdtrekspanning < 0,7 N/mm2, de voegdwarskracht < 10.000 kN, en de gaping in de voeg < 5 cm) is ook voor dit fenomeen een geldigheidsgebied gevonden voor toe te passen mootlengtes.","submerged tunnel; dilatatie; joints","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:b742d89e-b3ac-48ab-99d0-8bf326b16cbc","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b742d89e-b3ac-48ab-99d0-8bf326b16cbc","Flowdredging: Het spuiten van sleuven in zand","Regout, W.D.","D' Angremond, K. (mentor); Bakker, W.T. (mentor); Van der Meulen, T. (mentor); Van der Schrieck, G.L.M. (mentor); Visser, P.J. (mentor)","1996","Voor allerlei activiteiten op en bij zee is het gewenst om pijpleidingen of kabels onder water te leggen. Teneinde op de bodem te grote overspanningen (free span) te voorkomen is het gelijkmatig ondersteunen en het van boven afdekken van de leiding een veel voorkomende eis. De gelijkmatige ondersteuning kan worden bereikt door de leiding op een zekere diepte in een vlakke sleuf in de zeebodem te leggen. Deze sleuf wordt vervolgens weer aangevuld met zand of grind. In tegenstelling tot het traditionele baggeren, waarbij zand wordt opgezogen, is het idee gelanceerd om zand weg te spuiten voor het maken van sleuven. Bij deze nieuwe techniek, Flowdredging®, wordt met behulp van een lagedruk waterstraal (p < 20 kPa) een sleuf gespoten in een zandbodem onder water. Teneinde deze techniek goed en efficiënt te kunnen inzetten is een produktierekenmodel nodig. Hiermee moeten de produktie en de uiteindelijke afmetingen van de sleuf kunnen worden voorspeld. In dit rapport wordt verslag gedaan van het onderzoek naar de water -en sediment beweging van een lagedruk waterstraal op een zandbodem. Uit het onderzoek blijkt dat de waterstraal niet indringt in het zandpakket hetgeen van grote invloed is op de waterbeweging langs de (zand)bodem: het water wordt in alle richtingen verspreid. Deze constatering vormt de grondslag voor het opgestelde rekenmodel. Naast het opstellen van het rekenmodel is fysisch modelonderzoek uitgevoerd. De voorspellingen van het rekenmodel zijn vergeleken met de gemeten waarden in het model. De voorspellingen kwamen goed overeen met de modelmetingen en de orienterende prototype proef. Het opgestelde rekenmodel blijkt derhalve de produktie (en de sleuf afmetingen) door middel van Flowdredging® goed te kunnen voorspellen. Na een verdere optimalisering Iijkt deze techniek verantwoord te kunnen worden toegepast.","dreging; trenches; submarine pipelines; pipeline covers","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:2ec8ecc5-d872-4cea-8b91-a6e8b7ff6559","http://resolver.tudelft.nl/uuid:2ec8ecc5-d872-4cea-8b91-a6e8b7ff6559","Verbetering van de toegang tot en uitbreiding van de haven van Shanghai","Boon, A.O.","Velsink, H. (mentor); Groenveld, R. (mentor); Verspuy, C. (mentor); Schreuder, M. (mentor)","1996","De haven van Shanghai is voor zeeschepen bereikbaar via de Yangtze delta. Omdat de Yangtze rivier veel sediment afvoert is de haven van Shanghai aileen toegankelijk voor schepen met een diepgang tot 10 meter. Een oplossing voor dit probleem is om een kanaal langs de kust aan te leggen als een soort by-pass door de Yangtze Delta. De bedoeling is dat schepen met een diepgang tot 12.5 meter via dit kanaal naar de haven van Shanghai varen. Omdat het kanaal beschermd ligt (geen golven en weinig stroming) en er veel rulmte is in dit gebled is het mogelijk om een uitbreiding van de haven van Shanghai langs dit kanaal te realiseren. Er zijn gegevens aanwezig met betrekking tot wind en stromingen in het gebled. Door een Chinees onderzoeksinstituuut (SIDI) en het instituut dat de opdracht uitvoert, Port en Delta Consortium (PDC), zijn getallen bepaald omtrent de hoeveelheid schepen door het kanaal en het aantal goederen dat door deze schepen vervoerd wordt. Deze getallen zijn samen met gegevens van de havendirectie van Shanghai gebruikt als uitgangspunt voor het maken van een goederenprognose voor het jaar 2010. Om te bepalen wat het ontwerpschip is waarvoor het kanaal en de haven geschikt moeten zljn, is er gekeken naar de ontwikkeling in de containerschepen tot het jaar 2010. Op grand van het scheepsaanbod wordt gekozen voor een tweestrookskanaal. Het ontwerp van het kanaal is voornamelijk gebaseerd op de PIANC normen voor toegangskanalen van april 1995. Er is ook een vergelijking gemaakt met gelijksoortige kana len in de wereld zoals bijvoorbeeld het Suez kanaal. Uit deze twee benaderingen is een totaal ontwerp van het kanaal gemaakt. Om te zien hoe het getii, dat aan het begin van het kanaal aanwezig is, zich voortplant in het kanaal is gebruik gemaakt van het computerprogramma DUFlOW. De waarden die uit Duflow komen worden gecontroleerd door middel van een handberekening. Eerst is een eenvoudig getij indringing probleem uitgewerkt om inzicht te krijgen. Daarna is een gevoeligheidsonderzoek met behulp van de USER INTERFACE TRECOS uitgevoerd om te kijken welke invloed de verschillende parameters in het kanaal op de getijvoortplanting hebben. Ais laatste zijn aile parameters zo gekozen dat de oplossing bruikbaar is voor het kanaal langs de kust. Het blijkt dat het getij versterkt wordt met een factor 1 .2 in de buurt van de haven. Omdat er al sprake is van een aanzienlijk getijverschil aan de ingang van het kanaal is dit een probleem. Door het gevoeligheidsonderzoek is duidelijk geworden dat met behulp van een verbreding of verlenging van het kanaal de getijvariatie beperkt wordt. De natte infrastructuur van de ingang van het kanaal wordt bepaald door de manoeuvreereigenschappen van het ontwerpschip en uit aanwezige ontwerpeisen(DHV) voor de ruimte tussen de golfbrekers. In het gebied achter de golfbrekers moet ruimte zijn voor het mogelijke doorschieten van het schip door veranderende stromingsomstandigheden. De lengte van de kop van de golfbreker tot de ingang van het kanaal wordt bepaald door de afremlengte van het schip van 12 naar 8 knopen. Het ontwerp van de natte infrastructuur van de haven wordt gemaakt met behulp van een computersimulatie. Voor het aantal schepen dat de haven in het jaar 2010 aandoet is een aankomstpatroon en een servicepatroon opgesteld. Er is een draaicirkel voor aile type schepen. De containerschepen hebben voorrang op andere type schepen bij het binnenvaren van het kanaal. Omdat er een vaartijd van 3.7 uur nodig is van het begin van het kanaal naar de haven, moet een schip 3.7 uur voordat het de haven verlaat doorgeven dat er een nieuw schip naar binnen mag. Het resultaat is een globaal ontwerp van de haven met betrekking tot de kosten en wachttijden. Er is 3200 meter containerkade, 2 aanlegplaatsen voor olietankers, 500 meter kade voor graanschepen en 800 meter kade voor mUlti-purpose schepen. Het gekozen ontwerp van de haven en het kanaal is een goed ontwerp met lage wachttijden en met acceptabele wachttijden wanneer het scheepsaanbod in de toekomst groter wordt. Het probleem van getijverschil kan worden opgelost door een kostenvergelijking te maken tussen het verb red en of verlengen van het kanaal en een duurdere kadeconstructie.","port infrastructure; Shanghai","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:5cf33b2b-279a-4a76-8513-31ca3e5bdf04","http://resolver.tudelft.nl/uuid:5cf33b2b-279a-4a76-8513-31ca3e5bdf04","Optimisation of the Kayamkulam Terminal","Mutsaers, J.F.P.","Velsink, H. (mentor); Groenveld, R. (mentor); Holthuijsen, L.H. (mentor)","1996","The growth of the population of India has caused an electricity shortage on India's west coast. As a result of this shortage the Indian government has decided to commission the building of several new power plants along India's west coast, one of these power plants is located near Kayamkulam in the state of Kerala. The Kayamkulam powerplant is a coal fired thermal powerplant. The coal needed to fuel the powerplant is not found in the Kayamkulam region, therefore the Indian government has decided to use coal that is found in the north-eastern region of the country, in the Talcher mines. From these mines the coal is transported to the Paradip port, that is located on the north-eastern shores of India. The next stage in this coal transport chain is the transport by coal-carriers from Paradip to Kayamkulam. Once the coal is delivered at Kayamkulam it is stored in a stockyard where it awaits consumption by the powerplant. As a result of the co-financing of this project by the Dutch government, Fr. R. Harris BV, together with among others Tebodin and Delft Hydraulics, has already designed a medium-offshore coal unloading terminal at Kayamkulam.","bulk cargo; coal; powerplant; bulk terminial; terminal operation","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:8d5962c4-ac11-4961-bfae-8d39e6985b4d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:8d5962c4-ac11-4961-bfae-8d39e6985b4d","Gaza Sea Port","Smaling, D.","Velsink, H. (mentor); Groenveld, R. (mentor); Booy, N. (mentor); Mol, A. (mentor)","1996","Near Gaza City a deep sea port will be built to stimulate the economy of Palestine. The Palestinians wish to have an all-purpose port (containers, bulk, ro-ro, multi purpose, fishery and ferries) Within this Master's Thesis three possible port layout alternatives are generated5. The three layouts are based on the traffic forecast provided by Grabowsky&Poort and local conditions. To find out which of three alternatives is the better, a number of calculations are made to obtain more information on: the effects of a calamity with a LPG carrier; port's downtime due to excessive waves; nautical quality level; The effects of a calamity concerning the handling of LPG are estimated based on dispersion relations. The best solution to minimize damage, is to pose limitations on other port activities, during the passage and mooring of a LPG carrier. It is chosen not to skip the handling of LPG, because by building this port the Palestinians should be independent from foreign ports. Leaving the handling of LPG to other ports is not in line with this goal. The wave induced downtime is estimated based on a database of measurements 50 km off the shore of Gaza. The wave pattern inside the port is established in two steps. The first step reaches from 50 km off-shore to the port's entrance. Use is made of the software package HISWA. The second step reaches from the port's entrance to the quays. This step is made with the help of the computer program DIFFRAC. The nautical quality level is estimated with the help of SHIPMA. There are only slight differences in the 'quality' of the approach between the alternatives. The three alternative port lay-outs are evaluated with a Multi Criteria Evaluation. Criteria that are used are (among others): downtime, safety and costs. Alternative 3 turns out to be the better alternative, but also the most expensive. The decision of which alternative to choose is therefore in the hands of the Port Authorities. They may choose depending on how much money they want to spend extra, to obtain a better port. At the end of the report a number of conclusions and recommendations concerning the Gaza Sea Port are given.","Palestine; Gaza; Terminal; LPG-terminal; Port design","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:382d40ab-cb14-46d6-aaec-3724d7d1bbaf","http://resolver.tudelft.nl/uuid:382d40ab-cb14-46d6-aaec-3724d7d1bbaf","Design of a compact 433.92 MHz low bitrate data communication system with a portable transmitter","Ten Kate, G.M.","","1996","In 1993, a new European frequency-band at 433.92 MHz has officially been opened. It is meant for Industrial, Scientific and Medical (ISM) applications, and is especially suitable for short-range wireless data-communication systems. This master thesis describes the design of a low bitrate data-communication system for use in this ISM frequency-band. The transmitter design should be suitable for use in both portable and fixed applications, while the receiver design can be made for a fixed application only. Frequency Shift Keying (FSK) is chosen as modulation type, because it is easy to modulate and demodulate and suitable for a data-communication system with a portable transmitter. The designed transmitter has an output-power of 10.4 dBm, and a power consumption of 31 mA with a 3 volt supply voltage. The designed receiver is a direct-conversion FSK receiver, which uses a standard pager receiver Integrated Circuit. The frequency-spacing used between the two FSK frequencies is 8 kHz. All system specifications were met, and the system was tested for bitrates as high as 6.5 Kbit/second, which is more than 5 times higher than the required minimum of 1200 bit/second. The use of the direct conversion receiver IC gives several possibilities for integration of the transmitter and receiver. Both a single and a multi-channel solution are proposed.","","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","","","","",""
"uuid:36cbb270-e097-425c-9bc2-aca034de2ef9","http://resolver.tudelft.nl/uuid:36cbb270-e097-425c-9bc2-aca034de2ef9","Exergy Analysis of Combined NOx and SO2 Removal from Flue Gas: Foundation, application, and evaluation","de Loe, C.J.B.","van den Bleek, C.M. (mentor); Snip, O.C. (mentor)","1996","Exergy is a measure for the capability of energy to be useful. When matter or heat contain a lot of exergy, they can be used for more purposes than when they only had a little exergy. Processes that do not utilize this capability are characterized by a high exergy loss. This is often accompanied by high energy and raw material costs. In this research exergy analyses of five processes that remove sulfur dioxide and nitrogen oxides from flue gas of a coal fired power station were performed…","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Applied Thermodynamics and Phase Equilibria","","Chemical Reactor Engineering","",""
"uuid:2ee80ec5-242b-4426-a4cf-92a6f236d1c5","http://resolver.tudelft.nl/uuid:2ee80ec5-242b-4426-a4cf-92a6f236d1c5","Heat Pumps: With special attention to residential heating","Bakker, M.M.","van der Kooi, H.J. (mentor)","1996","This survey is made to give an impression on heat pumps in general, with special attention to the use for residential heating. It was not possible, within the given time, to discuss every type of heat pump in detail, since there are too many. A lot of the systems can be derived from a new few basic principals. Thermodynamic aspects are described and methods to calculate the coefficient of performance (COP) for various thermodynamic cycles are given, together with a description of the cycles. Since the choice of the heat source is very important, there is a description of the heat sources. It appears that the use of thermal energy, from ground about 1-2 m below the surface, with vertical heat exchangers, is very interesting for The Netherlands. The capacity of the system is not discussed widely, although, it is very important. It is always difficult to choose the capacity of a heat pump, sometimes a lower capacity with auxiliary heating can be interesting. For the heat distribution in the house it is important to use a low temperature distribution system, for instance, air. This because the COP decreases when the temperature difference between low and high level temperature increases.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","","","","",""
"uuid:06a41f3d-423f-471e-9911-e05858469fd4","http://resolver.tudelft.nl/uuid:06a41f3d-423f-471e-9911-e05858469fd4","Warmtetransport tijdens het kortsluitbooglassen","Van de Meerakker, H.P.W.","Den Ouden, G. (mentor); Hermans, M.J.M. (mentor)","1996","Heat transport during short-circuit-Gas Metal Arc Welding is investigated by means of a calorimetric method. The influence of some important welding parameters on the heat flow to the welding plate is determined. The signal of current and voltage during the calorimetric experiments is used to calculate the heat transport to the welding plate. This calculation is done with the help of a computer program which analyses the measured signals of current and voltage. In this calculation is taken into account both the heat transport to the electrode and the heat transport to the weld pool. Also is looked for the influence of the welding parameters on some efficiencies. The stability of the process is strongly depending on the transport of the electrode material. Electrode melting plays an important role in the transport of the electrode material and therefore heat transport is important for the stability of the process. The results from the calorimetric experiments show that the heat transport to the welding plate is at most with maximum stability.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:bec82e12-6a52-4bff-bb33-be7af8c4ea3e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:bec82e12-6a52-4bff-bb33-be7af8c4ea3e","Bestudering van thermische oxydelagen op ijzer met behulp van elektronenmicroscopie","Brongers, M.P.H.","Graat, P.C.J. (mentor); Somers, M.A.J. (mentor); Zandbergen, H.W. (mentor)","1996","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:3eff32c5-7ae6-4295-96f8-684fa30f6078","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3eff32c5-7ae6-4295-96f8-684fa30f6078","Quantification of bar bathymetry from video observations","Aarninkhof, S.G.J.","Roelvink, J.A. (mentor); Stive, M.J.F. (mentor); Battjes, J.A. (mentor)","1996","Since 1992, coastal morphology and hydrodynamics of the nearshore zone have been studied from video observations, within the framework of the so-called ARGUS research program. Image data are collected every day-light hour, at seven beach locations worldwide. Timeaveraged images show bright, longshore bands of intensities, clearly indicating the locations where waves preferably break. In the nearshore zone waves generally break due to depth limitation. Because of this, locally observed light intensities can be assumed to be related to local bathymetry. This relationship has already been indicated qualitatively by Lippmann and Ho/man [1989]. In this thesis, the relationship between image intensities and bathymetry is quantified. A model called MONIMORPH ('MoNitoring MORPHOlogy') has been developed, which estimates the bottom elevation Zb from observed image intensities. This is performed by relating intensity values along a cross-shore transect to a wave parameter, and modelling this wave parameter inversely. For the time being, considerations are one-dimensional and concentrate on the actual region of wave breaking. From both statistical and physical considerations it was concluded that it might be useful to relate image intensities to the roller energy density E. divided by the squared phase speed c2 . In order to obtain a quantitative match between intensity profile and E/c2 curve, the raw intensity data are scaled by means of a three parameter model (Ibase , r, SF). The background intensity parameter Ibase and the trend removal parameter r are derived from raw image intensities, while the upscaling factor SF is related to the ratio Hsig/Hmax at the seaward boundary of the computational region. The MONIMORPH wave model comprises the inverted UNillEST-TC equations, UNlBEST-TC being a cross-shore morphodynamic model developed at DELFT HYDRAULICS. Based on boundary conditions for (Hnns' h, () and 11) and a cross-shore distribution of E/c2 , it computes the corresponding bottom elevation. Estimates obtained from single images are combined by means of a data assimilation technique. From a sensitivity analysis, a favourable mechanism, damping both initial disturbances in the boundary conditions and noise in the input intensity signal, was found to exist. It makes MONIMORPH suitable to deal with relevant initial deviations of the order of 5%. The inverse model has been calibrated against data obtained from the field campaign at Duck, October 1994, yielding a scaling relation for SF. Based on this relation MONIMORPH has been tested for 27 different situations. It was concluded that for situations within the range of calibrated wave conditions (the so-called calibration window), reliable estimates of bar bathymetry are produced: deviations at the top of the bar amount 10 to 20 cm, while the mean difference across the bar is 30 to 40 cm. The bar crest is systematically predicted too far shoreward, though the differences of 10 to 20 m are small considering the mild slope of the bar. Situations not matching the wave window have to be excluded from analysis, for the time being.","beach morphology; Argos; video observation","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:85a99745-565e-42f2-bd16-9eb328ed27de","http://resolver.tudelft.nl/uuid:85a99745-565e-42f2-bd16-9eb328ed27de","Characterization of the non-uniform geometry of mountain rivers","Hoeboer, R.M.","De Vries, M. (mentor); Wang, Z.B. (mentor)","1996","The objective of the study is the characterization of the non-uniform geometry of a mountain river and the development of a method that identifies this geometry. Identification of the geometry enables simplification of a certain river section in modelling, which can be applied in a wide range of applications, for example the prediction of water levels. Identification is based on the tracer methodology, which means that a non-disintegrating substance is released upstream of a river reach and water levels and concentrations are continuously measured. Therefore attention has been paid to the flow and transport processes in a mountain stream with irregular geometry. The non-uniformity of the geometry of a mountain river affects the flow and transport processes. In the study the non-uniformity is modelled by the use of correction coefficients in the hydraulic model and the application of the stagnant zone concept in the transport model. The coefficients represent corrections for the influence of the non-uniformity of the depth and velocity profiles over the crosssection. The stagnant zone concept is based on the assumption of mass exchange between a zone with no net flow besides a main stream. A coupling can be found between the two concepts, which enables rewriting of the identified correction coefficients in a percentage of stagnant zones, relative to the total cross-section. Based on those principles, a flow and transport simulating numerical model is developed. The applicability of the identification system is limited to streams with moderate Froude numbers. The determination of the parameters in a system, in this study the geometrical and hydraulic coefficients, is an identification problem. Integration of the numerical model with the parameter identification procedure DUD results in a system that identifies a geometry for which the produced observations of water levels and concentrations coincide with the measurements. An additional result is the reconstruction of the upstream, unsteady, discharge.","mountain river; river morphology","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:a9a1177f-6e50-47fe-9e4d-e6d70aaffb6c","http://resolver.tudelft.nl/uuid:a9a1177f-6e50-47fe-9e4d-e6d70aaffb6c","Criteria and calculation procedures for critical points in multicomponent mixtures: Literature thesis","Smits, J.C.","Gauter, K. (mentor); Peters, C.J. (mentor); de Swaan Arons, J. (mentor)","1996","This literature thesis can be divided in two sections: a section in which definitions, criteria and occurrence of critical points in multicomponent systems are derived and discussed and a section in which algorithms to calculate second and third order critical points in multicomponent systems are listed and discussed. In the first section gives definitions for normal critical points, different types of critical end points and tricritical points and possible occurrence of these types is discussed. Criteria for critical points, based on criteria for stability, are derived in different notations: • Legendre notation • Gibbs' original tangent plane notation • Modification of the Gibbs' original tangent plane notation by Michelsen To state criteria for critical points in Legendre notation is very flexible. No choice for energy function or independent variables is required. This flexibility way, criteria can be expressed in the most appropriate variables for the situation they have to be applied for. Consistency has been demonstrated between criteria for critical points in all different types of notation. In the second section, algorithms for calculation of second order and third order critical points in multicomponent mixtures have been summarised. Criteria to compare these algorithms are: 1. The ability to calculate stable critical points in ternary systems with fixed composition. 2. The ability to determine more than one critical point in a given mixture. 3. Flexibility with respect to initial estimates/reliable convergence. The following conclusions about algorithms for the calculation of second order critical points can be drawn: - The algorithm by Michelsen [20] is, due to its numerical calculation of the critical conditions, one of the very few algorithms able to calculate the stability criterion ""d"" and so to calculate stable critical points. - Algorithms which apply a Newton-Raphson search cannot determine more than one critical point in a mixture and are relatively inflexible to initial estimates. - Only general solution algorithms, like Sadus and Young algorithm II [32], are able to calculate all critical points at any composition. These algorithms do not require initial estimates but are less efficient in computer time. The following conclusions can be drawn about algorithms for the calculation of third order critical points: All algorithms require very accurate initial estimates for the tricritical composition (up to 20% of the converged value). Choosing initial estimates outside this interval may result in convergence failures. These algorithms can be made more flexible by avoiding NewtonRaphson iteration schemes and introducing general solution algorithms. However, this will increase the required computer time.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Technology and Materials Science","","Applied Thermodynamics and Phase Equilibria","",""
"uuid:d8c1e68c-17b3-4b24-a1f6-9fbb99991ef2","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d8c1e68c-17b3-4b24-a1f6-9fbb99991ef2","Slibdichtheid: Een onderzoek naar de dichtheidsopbouw van sliblagen in de Maasmond en het Caland-Beerkanaal","Sonke, E.","D' Angremond, K. (mentor); Deibel, I.K. (mentor); Kranenburg, C. (mentor); Schiereck, G.J. (mentor)","1996","Op basis van periodiek uitgevoerde lodingen en dichtheidsmetingen uit de periode 1994-1995 is in dit rapport meer kennis over het gedrag van sliblagen en de dichtheidsopbouw van deze lagen in de Maasmond en het Caland-Beerkanaal verkregen. De probleemstelling luidde als volgt : Hoe verschilt de dichtheidsopbouw van sliblagen per peiling en/of (deel)gebied en is dit te verklaren ? De belangrijkste conclusie lijkt te zijn dat de dichtheidsopbouw grotendeels wordt bepaald door de mate van aanslibbing. De grootste aanslibbing vindt plaats tussen kilometerraai (kmr) 1034 en kmr 1032. Vervolgens vindt als gevolg, van bodemtransporten via een Fluid Mud laag een herverdeling van sediment plaats. Ook resuspensie als gevolg van scheepvaart zou kunnen bijdragen aan een verdere verspreiding van het sediment. Hierdoor wordt uiteindelijk een gebied gevormd waarin een slibbult kan worden waargenomen. De dichtheid van het vers gesedimenteerd slib is veelal kleiner dan 1.2 ton/m3 over soms 2 meter met de diepte. De grootte van de aanslibbing maakt dat in dit gebied de consolidatie lange tijd duurt. Vooral omdat er sprake is van een grote initiële laagdikte. Rond een dichtheid van 1.2 ton/m3 gaat het praces van consolidatie steeds moeilijker omdat de sliblaag dan een structuur met sterkte ontwikkelt. Mede daaram kunnen zich in dit gebied lagen ontwikkelen waarin de dichtheid (ongeveer 1.2 ton/m3) nauwelijks toeneemt (constante dichtheidslaag). De verder toename van de dichtheid gaat zeer langzaam. Als gevolg van baggerwerk zal de laagdikte van deze constante dichtheidslagen afnemen. De slibbult bepaalt voor een zeer lange tijd het beeld dat kan worden waargenomen in de dichtheidsopbouw van de sliblagen. In aangrenzende gebieden (meer landinwaarts) vindt er op een veel kleinere schaal aanslibbing plaats. Tot de ontwikkeling van grote sliblagen waarin de dichtheid nauwelijks toeneemt komt het hier dan ook niet. Gebleken is dat het aanslibbingsmechanisme beheersgrensoverschreidend is. Om te komen tot de meest optimale onderhoudsbaggerstrategie zal het aanslibbingsprableem integraal moeten worden opgepakt. Uit de overlegvorm Baggeren 2000 blijkt al dat deze intentie er is. Op grond van een theoretische beschouwing wordt verder geconcludeerd dat het slepen van een zuigbuis van een sleephopperzuiger door een sliblaag geen effect heeft op de dichtheidsopbouw. De belangrijkste vraag die blijft staan is op welke wijze de slibbult zich verplaatst. Dit is van belang voor de aanslibbing in het achterliggende gebied.","mud; siltation; density variation; dredging","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:8d1d6642-ca1d-49fd-97f4-a2ec94d81096","http://resolver.tudelft.nl/uuid:8d1d6642-ca1d-49fd-97f4-a2ec94d81096","Laser Doppler metingen van deeltjessnelheden in gritstralen","Kleijn, V.","Fokke, M.G.D. (mentor)","1996","Gritstralen is een veel gebruikte verfverwijderingstechniek die gebruik maakt van kleine, kantige deeltjes die versneld worden door perslucht. De noodzaak om efficiënter om te gaan met de hierbij gebruikte straalmiddelen wordt steeds sterker vanwege stringentere milieueisen en sterke concurrentie van de lage lonen landen. Om het gritstraalproces efficiënter te maken is nader onderzoek van het gritstralen noodzakelijk. Dit afstudeeronderzoek richt zich op de vrije, turbulente lucht-deeltjes jet. De gemiddelde snelheden van de deeltjes en de verbreding van de jet stroomafwaarts zijn onderzocht met behulp van twee-dimensionale Laser Doppler Anemometrie. De LDA-metingen zijn bijzonder omdat er gemeten is met relatief grote deeltjes en bij zeer hoge snelheden. Voor de bepaling van de verbreding van de jet is de data rate als maat genomen. Er is geprobeerd de meetopstelling zo dicht mogelijk bij de praktijk te laten aansluiten door een industriële gritketel te gebruiken. De metingen zijn uitgevoerd met een 6 mm venturi nozzle en twee soorten staalgrit met gemiddelde deeltjesdiameters van 210 µm en 350 µm bij nozzledrukken tot 5.6 bar met beladingsgraden van 3.5 tot 8 kg grit/kg lucht. Metingen van axiale en radiale snelheden zijn gedaan tot 80 cm achter de nozzle. De gemiddelde axiale snelheid blijkt toe te nemen tot circa 10 cm achter de nozzle en daalt vervolgens voor grotere afstanden. De breedte van de jet verandert vrijwel lineair met de afstand tot de nozzle. De nozzledruk heeft geen meetbare invloed op de breedte van de jet. Bij grotere deeltjesdiameter is de verbreding van de jet groter.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:01268da3-156d-48cb-a01b-e011416447a0","http://resolver.tudelft.nl/uuid:01268da3-156d-48cb-a01b-e011416447a0","Minimalisering van de gronddekking van geboorde tunnels","Couperus, B.","Van Tol, A.F. (mentor); Verruijt, A. (mentor); Polen, B. (mentor); Vrijling, J.K. (mentor); Bezuijen, K.G. (mentor); Plekkenpol, J.W. (mentor)","1996","In Nederland wordt de laatste jaren steeds meer de nadruk gelegd op ondergronds bouwen. Terwijl steeds meer beperkingen worden gesteld aan het openbreken van het oppervlak. In opkomst zijn dan ook geboorde tunnels. In het buitenland kan gesproken worden van ruime ervaring in het boren van tunnels. In Nederland zijn nog geen verkeerstunnels geboord. Tegenwoordig zijn technieken beschikbaar die het mogelijk maken in Nederlandse omstandigheden te boren. Onderzoek naar de geboorde tunnel is noodzakelijk om de hoge kosten die gepaard gaan met het boren van tunnels te beperken. Deze hoge kosten worden voor een deel bepaald door de aanlegdiepte van de boortunnel. Door de tunnel zo ondiep mogelijk aan te leggen is het dus mogelijk de kosten te beperken (mits voor de geringere aanlegdiepte geen kostenverhogende voorzieningen getroffen moeten worden). Aangezien onduidelijk is op welke wijze de minimale aanlegdiepte van een geboorde tunnel goed kan worden afgeschat, is een vergelijking gemaakt tussen een viertal modellen: Wayss & Freytag, Actieve gronddruk, Principe van verticale trekankers, Grondmechanica Delft. Het gaat hierbij met name om de horizontale gronddruk boven de tunnel en de krachten vanuit de tunnel op de grond. Getracht is met een twee-dimensionaal eindige-elementen programma (PLAXIS) hierover meer te kunnen zeggen. Voor de voorbeeldberekeningen is een homogeen zandpakket aangehouden. Uit het onderzoek is geb!eken dat er grote verschillen bestaan tussen de modellen. Met name in de in rekening gebracht neerwaartse en opwaartse krachten. Voor het vergelijken van de horizontale gronddrukken is een basismodel opgesteld waartoe de modellen zijn omgerekend. De horizontale gronddrukcoefficient varieert van actief, ongeveer 0.3, tot 0.8. Uit computerberekening met het Mohr Coulomb model is gebleken dat met een gronddrukcoefficie gelijk aan de neutrale gronddrukcoefficient of zelfs iets hoger gerekend zou kunnen worden. Het fenomeen opbreken, verticaal ovaliseren van de tunnel, zoals dat in veel modellen wordt aangenomen, kon niet duidelijk worden aangetoond met de computerberekeningen. Verwacht zou worden dat bij een afnemende gronddekking de tunnel zou gaan opbreken. De zeer geringe tendens tot verticaal ovaliseren die is waargenomen, kan ook te wijten zijn aan de onnauwkeurigheid van de numerieke berekeningen. Het gebruik van een zogenaamde opbreekkracht zou op basis daarvan achterwege gelaten kunnen worden. Dit sluit ook aan met de geringe veerreactie die berekend wordt in een staafprogramma (volgens het model van GD). Een model op basis van alleen de opdrijfkracht zou reeel zijn. Er zou dan onderzocht moeten worden welke eisen aan de vervormingen van zowel de grond als de tunnel gesteld moeten.","bored tunnels; cover layer","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:9412ea43-f8f1-4a17-9ffd-dff61f6f9bfb","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9412ea43-f8f1-4a17-9ffd-dff61f6f9bfb","Literatuuronderzoek naar de Keramische Spier: Literature thesis","Holtkamp, J.","Veldman, E. (mentor); van der Put, P. (mentor)","1996","Omdat piëzo-elektrische keramische bulkmaterialen over het algemeen wel goede piëzo-elektrische eigenschappen hebben, maar geen goede sterkte-eigenschappen, worden piëzo-elektrische composieten gemaakt. Deze composieten bestaan vaak uit een piezoelektrisch keramisch materiaal in een matrix van één of meerdere kunststoffen. Het keramische materiaal kan op verschillende manieren door de matrix heen verdeeld zijn. De manier waarop wordt beschreven door de connectiviteit. De connectiviteit wordt gegeven in twee of meer getallen; het eerste getal beschrijft de dimensie van het keramiek, het tweede getal de dimensie van het matrix materiaal, eventuele derde of vierde getallen beschrijven de dimensie van aanwezige extra fasen. In deze scriptie is bekeken welke composieten geschikte eigenschappen hebben voor toepassing in een keramische spier. Deze spier moet kunnen inkrimpen of uitrekken onder invloed van een aangelegd elektrisch veld (potentiaal) over het materiaal. Als dit veld (statisch of dynamisch) wordt verwijderd, moet het materiaal weer teruggaan naar zijn uitgangspositie. Belangrijk bij een spier is bovendien dat de rek relatief groot moet zijn (ongeveer 10 procent), dit soort grote rekken komen echter niet (veel) voor bij piëzoelektrische keramische bulkmaterialen. Vandaar dat heil wordt gezocht bij de composieten. Uit de resultaten zijn enkele geschikte materialen gekomen. Wat duidelijk opvalt, is dat niet alleen materialen en hun connectiviteit van belang zijn, maar dat ook de vormgeving een belangrijke rol speelt. Ook wordt de invloed van het poolproces, dit is het proces waarbij de piëzo-elektrische elementjes gelijk worden gericht, op de piëzo-elektrische eigenschappen beschreven, waaruit blijkt dat ook de poolcondities zorgvuldig moeten worden gekozen en dat de mogelijkheid bestaat tot spontane terugpoling van reeds gepoolde materialen. Een andere factor die de piëzo-elektrische eigenschappen beïnvloed is de korrelgrootte van het keramische materiaal. Bij een kritische korrelgrootte gaan sommige materialen over van hexagonale naar kubische kristalstructuur, waardoor de materialen hun piëzo-elektrische eigenschappen verliezen. Verder is er gekeken naar de fabricagemethoden en huidige toepassingen van de behandelde composieten. Er bestaan verschillende algemene fabricagemethoden, die per connectiviteit verschillen. De fabricagemethoden worden wel vaak per materiaal aangepast om zo optimale condities voor ieder materiaal te creëren. Er zijn ook vele toepassingen van de behandelde materialen gevonden. Deze lagen vooral in de wat luxere goederen (bijvoorbeeld auto’s) en in de wetenschappelijke en medische sector.","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Toegepaste Anorganische Chemie","","","",""
"uuid:585fe885-a786-4f67-8021-968fdf8b9af4","http://resolver.tudelft.nl/uuid:585fe885-a786-4f67-8021-968fdf8b9af4","Zeevaartgeul Moerdijk","Jansen, M.","D' Angremond, K. (mentor); Kranenburg, C. (mentor); Van der Meulen, T. (mentor); Van Roode, F. (mentor); Verbeek, H. (mentor)","1996","In 1966 some communities in the western part of Noord-Brabant decided to build a harbour and industrial area (IHM) near Moerdijk. This area can be reached by ocean-going vessels. These vessels have a maximum draught of 8,40 meters. Since the closure of the Haringvliet and the Volkerak in 1970, there is deposition of silt and sand in the whole area. The depth of the Hollandsch Diep will decrease gradually. For that reason the vessels have to use a dregded crossing channel in the Hollandsch Diep to reach the IHM. This channel has to be redredged almost every year. Because of the decreasing depth in the Hollandsch Diep, the amounts of the dredged material and the costs increase. This report is the result of a project at the Department of Transport and Public Works. The subject of this project was how to decrease the deposition of sediment in this crossing channel to the IHM. During this project the process of deposition and erosion of sediment is examined with numeric models for the simulation of the water movement and the sediment transport. In the models the deposition in the crossing channel was 20% more than in the surrounding. In reality the deposition in the crossing channel is 100 to 200% more than in the surrounding. With these models also are examined the changes in sediment transport for a new discharge controlprogramme of the Haringvlietsluizen (HV2-min), for a deeper channel and for three alternatives. The computed changes as a result of a deeper channel were few, because of the inaccurate When the discharge control programme of the Haringvlietsluizen will be changed, the deposition in the whole area will reduce. Just after changing the discharge control the deposition in the channel will increase. This is a temporary increase till there is an equilibrium depth. In alternative 1 (a submerged dam upstream of the channel) only in the northern part ot the channel there will be scour. In alternative 2 (semi-closure of the Zuid-Hollandsch Diep) there are more effects. In the whole channel the deposition will decrease and in the Zuid-Hollandsch Diep there is only deposition because of diffusion and tide difference. In the entrance of the Zuid-Hollandsch Diep the deposition will increase. Alternative 3 (sediment reservoir) has a local influence only and has a small influence in the area as a whole","access channel; sedimentatie; aanslibbing","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:556f2bdf-84b6-4eff-8a9c-dab39ca52a5d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:556f2bdf-84b6-4eff-8a9c-dab39ca52a5d","3D-modellering van de waterbeweging en verblijftijdsspreiding ten behoeve van de inrichting van de Loenderveensche Plas als Waterleidingplas","Hoornstra, D.R.","Battjes, J.A. (mentor); Stelling, G.S. (mentor); Kranenburg, C.K. (mentor); Olsthoorn, T.N. (mentor)","1996","Gemeentewaterleidingen Amsterdam produceert en levert drinkwater aan Amsterdam en omstreken. Het zuiveringsproces van water vindt plaats in twee produktiebedrijven, de rivierduinwaterleiding en de rivier-plassenwaterleidingen. De rivier-duinwaterleidingen krijgt het ruwe water aangeleverd door de Watertransportmaatschappij Rijn-Kennemerland (WRK). Dit water wordt door de Amsterdamse Waterleidingduinen gevoerd en verblijft daar 50 tot globaal 400 dagen. Door het verschil in verblijftijd in het duin wordt het water gemengd en is de kwaliteit van dit water uitermate constant. Dit terwijl de bron, het Lekkanaal, een sterk variërende waterkwaliteit heeft. Na het verblijf in het duin wordt het water te Leiduin gezuiverd tot drinkwater. De rivier-plassenwaterleiding betrekt water van de Bethunepolder en van het Amsterdam-Rijnkanaal waarna het na een voorzuivering in de Eerste Waterleidingpias stroomt. In de plas vindt menging door de invloed van de wind en zelfreiniging plaats. In Weesperkarspel volgt daarna de zuivering van het water tot drinkwater. In de toekomst zal de drinkwatervraag van Amsterdam en omstreken waarschijnlijk stijgen, waardoor capaciteitsuitbreiding noodzakelijk is. Deze capaciteitsuitbreiding komt deels voor rekening van de rivier-plassenwaterleidingen. In dit zuiveringsproces zal op termijn de capaciteit vergroot worden van 31 miljoen m3 per jaar tot 61 miljoen m3 per jaar (startnotitie MER 1994). De consequentie hiervan is dat het volume van de Eerste Waterleidingpias niet groot genoeg is om bij de verhoogde doorstroming voldoende afvlakking en zelfreiniging te garanderen. De gehanteerde eis voor de Eerste Waterleidingpias is een gemiddelde verblijftijd van minimaal 100 dagen. In de toekomst betekent dit verdieping van de Eerste Waterleidingpias of de aanleg van een Tweede Waterleidingplas om aan de drinkwatervraag te kunnen voldoen.","drinkwater; meren; wind induced flow; chloride; ciculatiemodel","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:51c75a3f-9dfd-472d-8b64-36e26248d805","http://resolver.tudelft.nl/uuid:51c75a3f-9dfd-472d-8b64-36e26248d805","De ontwikkeling en implementatie van een etherefficiëntie-meter","Verschuur, C.J.","Arnbak, J.C. (mentor); Janssen, G.J.M. (mentor)","1996","De laatste jaren is er sprake van een sterk groeiende vraag naar radiofrequenties. Alhoewel het frequentiespectrum theoretisch onbeperkt lijkt, kan praktisch slechts een deel van de hele frequentieruimte worden benut vanwege de propagatie-eigenschappen van elektromagnetische radiogolven. De minister van Verkeer en Waterstaat heeft de centrale verantwoordelijkheid ten aanzien van het beheer en de verdeling van het frequentiespectrum. Zij wil beschikken over een instrument waarmee het ethergebruik beoordeelt kan worden en aan de hand waarvan een beleid gevoerd kan worden dat een efficiënter ethergebruik stimuleert; een etherefficiëntiemeter. In opdracht van de Rijksdienst voor Radiocommunicatie is de etherefficiëntie gedefinieerd en uitgewerkt tot een aantal deelaspecten. Aangegeven wordt welke invoerparameters voor de efficiëntie berekeningen vereist zijn en hoé deze verkregen kunnen worden. De etherefficiëntie-meter is uitgevoerd als een gebruikersvriendelijk computerprogramma.","","","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrotechniek","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:b30bee11-11be-49d0-973b-24158e9af887","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b30bee11-11be-49d0-973b-24158e9af887","Interaction between the Yellow river and its estuary","Kriele, H.O.","De Vries, M. (mentor); Wang, Z.B. (mentor); Fokkink, R.J. (mentor)","1996","The 5,464 km long Yellow River (Chinese: Huang He) is the second longest river of the Peoples Republic of China. Its source is in Qinghai-Tibet Plateau and empties after serving an agricultural population of over 126 million people in the Bohai Bay. The main characteristic of the Yellow River is the extremely high sediment load which causes the river bed to rise up to 10 cm per year and the river mouth to propagate into the shallow Bohai Bay with an average velocity of 2 km per year. The rising bed level results in a rising water level causing dike-breaches, occurring with an average return period of 10 years. After a dike-breach the Yellow River changes its course, and a new flow path is formed. The length of the new flow path to the Bohai Bay is shorter than the previous one. This causes a drop in the water level at the place of the dike-breach. The bed level upstream of the dike-breach follows the drop of the water level. Meanwhile the river path becomes longer by deposition at the river mouth. Aggradation takes place and the water level rises again until the next dikebreach occurs. In chapter 1 this process and the Yellow River characteristicsis are described. The periodic rise and fall of water- and bed level, initiated in the delta region, is propagating in upstream direction causing a time dependent bed level. The amplitude of this process reduces in upstream direction. The research objective is to determine a length scale of the river reach under influence of this periodic rise and fall. The time depending variation of the riverbed can be estimated by a quasi-steady one-dimensional mathematical model, which is derived of the basic equations of motion and continuity of water and sand in chapter 2. To solve this model a numerical approach is applied, which is discussed in chapter 4. Linearising this model leads to a hyperbolic differential equation. I f more symplifications are made - not only quasi-steady, but also quasi-uniform - a parabolic differential equation is obtained. In chapter 3 both differential equations are studied more closely with for several boundary conditions and several parameters. The advantage of the analytical solution is a quickly obtained first estimation of the behaviour of the time depending bed level of the lower reach of the Yellow River. Both numerical- and analytical studies result in an estimation of the length scale, expressed as a relaxation length, of the river reach under influence of the development in the Yellow River delta. The results show that the diffussion coefficient, determined by the sediment transport formula and the slope of the bed level, is of great influence on the relaxation length. The relaxation length increases in case of: - increasing diffusion coefficient - increasing period of the boundary condition - using a hyperbolic model instead of a parabolic model - using a numerical model instead of an analytical model In case the boundary condition consists of a sum of sine functions, representing for example a sudden drop of the water level, the time depending bed level transforms into a sine function with increasing distance from the boundary condition. This is the result of the different periods of the sine functions. The smaller the period, the sooner it is damped. The diffusion coefficient for the Yellow River is approximately 400 m2/s, which results in a relaxation length of approximately 200 km in case of a periodic boundary condition with a sudden drop in water level and a period of 10 year.","Yellow river; siltation; estuary; estuarine morphology","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:af7f7fcd-2925-4fdb-844b-917b79ab41f7","http://resolver.tudelft.nl/uuid:af7f7fcd-2925-4fdb-844b-917b79ab41f7","Analysis of Extent of Self-Similarity of ATM Network Traffic","Prasad, A.R.","Schoute, F.C. (mentor); Stavrov, B. (mentor)","1996","Recent studies have shown that the actual network traffic is statistically self-similar with significant implications for the design of future multi-service integrated networks. This new traffic feature can be effectively captured within fractal models like: Fractional Brownian Motion (FBM). Fast generation of long traces of self-similar processes becomes an important task. In this graduation work FBM generation method called Successive Random Addition (SRA) algorithm is used for traffic generation and rigorous statistical analysis has been carried out on the generated traces. This method has not been used earlier to generate self-similar traffic. Knowing that traffic generated by SRA algorithm is accurate and traffic can be generated very fast (100,000 observations in a matter of seconds by Sparc-10 workstations) we can use this algorithm to test ATM networks. A simple network configuration with two Low Loss Or Low Delay (LDOLL) Queues in parallel and one connected in series with the output of the two queues was used for this graduation work. The output traffic of the last queue was then tested for the extent of self-similarity.","","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:dbdeb8d6-c8d2-4463-8e33-58cbba0c9d4e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:dbdeb8d6-c8d2-4463-8e33-58cbba0c9d4e","Numerical Evaluation of a Perspective Flightpath Display: Influence of Design and Positioning System Parameters on Closed Loop Stability","Kedde, E.D.W.","Theunissen, E. (mentor)","1996","This report describes the results of a fundamental research on the DELPHINS Tunnel-in- the-Sky display. This display is a perspective flightpath display and is developed at the laboratory of Telecommunications and Traffic Control Systems. The main goal of this research is the development of a simulation tool. With this tool the effects of display design parameters and of data latency and limited accuracy of the positioning system on the closed loop stability are investigated.","crossover model; Perspective flightpath displays; compensatory closed-loop control","; en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:5fc4da08-8138-498d-a70e-81de6d4c4bd0","http://resolver.tudelft.nl/uuid:5fc4da08-8138-498d-a70e-81de6d4c4bd0","Het bouwen van ondergrondse stations in combinatie met het boren van tunnels","Wilschut, M.","Van Tol, A.F. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor); Polen, B. (mentor); Van de Velde, J.A. (mentor)","1996","In dit afstudeerproject is gezocht naar bouwmethoden met een kleinere wederzijdse afhankelijkheid. Verschillende varianten zijn gegenereerd en tegen elkaar afgewogen. Twee varianten lijken het meest geschikt voor een minder afhankelijke bouwmethode. Bij beide varianten wordt eerst de tunnel geboord, waarna een bouwput, gemaakt met diepwanden, in den droge ontgraven wordt. De tunnelmantel wordt tijdens het graafproces steeds verder afgebroken, tot de gewenste ontgravingsdiepte is bereikt. Op dit niveau wordt een vloer gestort en het station verder afgebouwd. Beide varianten verschillen van elkaar op het punt van het tijdstip waarop de kopwanden worden aangebracht. In het geval van de eerste variant worden, voordat de tunnel wordt geboord, de diepwanden alvast in de grond gemaakt. In een later stadium dienen deze diepwanden als kopwanden voor de bouwput. De tunnelboormachine boort door de wanden, waarna ook de langswanden kunnen worden aangelegd. Bij de tweede variant worden nog geen voorzieningen in de grond aangebracht voordat de tunnelboormachine bij de bouwlokatie aankomt. Na passage van de machine worden de kopwanden tegelijk met de langswanden aangelegd. Er wordt een waterdichte aansluiting tussen de tunnelmantel en de diepwanden gerealiseerd met behulp van jet-grouting. Deze methode kan wellicht ook worden toegepast om naderhand een station toe te voegen aan een reeds bestaande, geboorde, metrolijn. Tijdens het uitwerken van deze varianten zijn een aantal aandachtspunten naar voren gekomen. Eén van deze aandachtspunten is de constructie van de kopwand, zowel bij de variant waarbij de wand eerst wordt aangelegd, als bij de variant waarbij de wand later om de tunnelbuis moet worden gerealiseerd. Een ander punt zijn de krachten op de tunnelbuis ten gevolge van het ontgraven. Deze krachten worden onder andere veroorzaakt door de zwel van de eemklei. Het derde aandachtspunt is uitgewerkt in de vorm van een deelstudie en betreft een onderzoek naar de minimale afstand tussen de tunnelmantel en de diepwandpanelen die de langswanden van de bouwput vormen.","bored tunnels; underground stations; deepwall","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Geo-engineering","",""
"uuid:8cb3d669-de3c-426d-8580-9f93d05620c9","http://resolver.tudelft.nl/uuid:8cb3d669-de3c-426d-8580-9f93d05620c9","An in-situ video technique for measuring drop size distributions in concentrated liquid-liquid dispersions","Kohn, S.E.","Derksen, J.J. (mentor); Colenbrander, G.W. (mentor); Veenstra, P. (mentor)","1996","This report is concerned with drop size distributions of liquid-liquid dispersions in stirred tank reactors. The application of stirring immiscible liquids can be found in e.g., suspension polymerisation processes. Little is known about scaling up these processes. Industry is particularly interested in the scaling rules for the mean drop diameter and the width of the drop size distributions in such polymerisation reactions. Experiments were performed to determine the influence of scaling and power input on the drop size distribution in liquid-liquid dispersions. The experiments were conducted in pilot scale vessels 1.8, 14.7 and 133.4 litre in size. For the continuous phase de-mineralised water is used, for the dispersed phase silicone oil (viscosity 5 mPa s, density 960 kg/m^3). The volume fraction dispersed phase was 50%. In each vessel 3 experiments were conducted, each with a different specific power input (0.2, 0.25 and 0.31 W/kg). Surfactants were added to overrule, in a controlled way, the effect of pollution on surface tension. Drop size diameters were investigated with an intrusive optical measurement method that was developed for this research. The measurement method consisted of a CCD-camera fitted on an endoscope that was lowered in the dispersion. Drops ranging from 50 µm to 1.6 mm were measured with an error of 50 µm. The images, taken from inside the dispersion, were recorded on video to be analysed with image analysis. A simulation program based on the Monte Carlo method was written to investigate the statistical accuracy of the measurement method and the amount of bias that is initiated by the optical technique. The program calculates the accuracy with which the width of a drop size distribution can be estimated given a certain number of drops.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:1d7ad849-451b-4b71-9492-d0037893de36","http://resolver.tudelft.nl/uuid:1d7ad849-451b-4b71-9492-d0037893de36","Ontwerpfilosofie voor een baggerspeciedepot in het Hollandsch Diep","Van der Esch, M.","Vrijling, J.K. (mentor); Schiereck, G.J. (mentor); Laboyrie, H.P. (mentor)","1996","De waterbodems van de rivierrnondingen in Nederland zijn in de laatste decennia sterk vervuild geraakt. Deze vervuiling is schadelijk voor het milieu en de volksgezondheid. Vanwege de schadelijke gevolgen is het landelijk beleid erop gericht de waterbodem te saneren. Naast het saneren van de waterbodem in de rivierrnondingen komt vervuilde specie ook vrij bij het op diepte houden van havens en scheepvaartwegen. Aangezien het sterk vervuilde slib niet zomaar gestort kan worden en de bestaande reinigingstechnieken tot op heden niet economisch haalbaar zijn, is het bergen van specie in depots de enige oplossing. De Nederlandse regering heeft besloten een grootschalig depot te bouwen in het Hollandsch Diep voor de opslag van verontreinigde baggerspecie uit de zuidrand van het noordelijk deltabekken, waaronder de Haringvliet en Hollandsch Diep. De bouw van het depot wordt uitgevoerd in opdracht van de Directie Zuid-Holland van Rijkswaterstaat. Het voorontwerp voor dit depot is door de Directie Zuid-Holland uitgewerkt en in 1995 afgerond. De meeste vergunningen voor de bouw zijn reeds verleend. Momenteel is door de Directie Zuid-Holland de opdracht verstrekt aan de Bouwdienst van Rijkswaterstaat om het definitieve ontwerp en bestek te maken. De randvoorwaarden en uitgangspunten, beschreven in het Programma van Eisen, leiden tot ontwerpwaarden (kruinhoogte, levensduur, etc.), die binnen een bepaalde marge nog kunnen varieren. Het definitieve ontwerp en bestek dient binnen het kader van dit Programma van Eisen opgesteld te worden. De ontwerpwaarden moeten een vaste waarde toegekend krijgen in het definitieve ontwerp. Om een beargumenteerde keuze te kunnen maken, is het belangrijk om de ontwerpwaarden in het definitieve ontwerp te optimaliseren op basis van een aantal ontwerpaspecten. Ontwerpaspecten zijn belangrijke beoordelingscriteria, waarvan de invloed door het ontwerp van verschillende zijden wordt belicht. Voor de optimalisatie dient de ""som"" van de ontwerpaspecten het gunstigst te zijn. Om deze ""som"" te kunnen maken, is het echter weI essentieel om de verschillende ontwerpaspecten een identieke vergelijkingsbasis te geven. Hiertoe dient een hulpmiddel ontwikkeld te worden. Dit hulpmiddel wordt als volgt vormgegeven. Allereerst wordt een aantal ontwerpaspecten gedefinieerd die zijn afgeleid uit het kader waarbinnen het depot ontworpen dient te worden. Deze ontwerpaspecten vorrnen de steunpilaren van de ontwerpfilosofie. Vervolgens worden de betreffende ontwerpaspecten toegelicht. Daarna wordt de invloed van het ontwerp op de aspecten bepaald om een onderbouwde afweging voor de ontwerpwaarden te kunnen maken. Het vaststellen van de invloed van de ontwerpaspecten gebeurt met behulp van een rendementstheorie. Hierin wordt het totale bergingsproces beschouwd. Voor ieder procesonderdeel worden het milieurendement en de kosten berekend. In het hele bergingsproces dient het geld evenwichtig te worden uitgegeven. De verhouding voor de overige stappen (baggeren, transporteren en storten) is reeds bepaald. Het depot moet hieraan gerelateerd worden. Voor het depot zal de rendement-kosten verhouding beter dienen te zijn dan de ""zwakste schakel"" van de bergingsprocesonderdelen. Om de ontwerpaspecten van een baggerspeciedepot te kunnen bepalen is het belangrijk het kader van het depot te analyseren.","baggerspecie; speciedepot; onderwaterbodem; slibberging","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:9fda7e1d-db77-44fe-a159-e830373ab100","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9fda7e1d-db77-44fe-a159-e830373ab100","Upgrading of iron ore jetty","Labouchere, C.P.","Vrijling, J.K. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor); Polen, B. (mentor)","1996","The jetty, discussed in this report, has to be adapted to meet new demands. The jetty is owned and operated by P.T. Krakatau Steel (P.T.K.S.). It is used for transferring iron ore. P.T.K.S. intends to increase the steel production in the coming years and therefore wants to upgrade a certain part of the jetty. The jetty exists of three smaller jetties, with an average length of 285 metres, which are in line with each other. The two oldest jetties were built between 1974 and 1975 and are designed for vessels up to 50,000 D.W.T.. The jetty built most recently was built between 1990 and 1992 and is originally designed for vessels up to 70,000 D.W.T. The latter jetty has to be modified to accommodate vessels up to 150,000 D.W.T.. The jetty is situated on the Northwest coast of the Indonesian island of Java, about 8 kilometres South-Southwest of Merak along the Sunda Strait.The jetty which now accommodates ore carriers up to 70,000 D.W.T. should in the near future accommodate ore carriers up to 150,000 D.W.T.. This makes demands upon the jetty which cannot be met. The problem is to meet the new demands with as few and as simple adjustments as possible.","jetty; Indonesia; bulk cargo; iron ore","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:3d337df2-ba1c-4441-8c81-1e93da1320bb","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3d337df2-ba1c-4441-8c81-1e93da1320bb","Projectplanning in de voorbereidingsfase van Infrastructuurwerken","Bulduk, A.","Sanders, F.M. (mentor); Van Eck, P. (mentor); Kribbe, W.J. (mentor); Baggen, J.H. (mentor); Wolfs, P. (mentor)","1996","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:9f29390e-bff7-49dc-85ef-de0a70cb98b7","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9f29390e-bff7-49dc-85ef-de0a70cb98b7","Capaciteitsuitbreiding van de drielingsluis te Maasbracht","Adamson, C.","Vrijling, J.K. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor); Polen, B. (mentor)","1996","De drielingsluis te Maasbracht is gesitueerd aan het einde van het Julianakanaal, waar het als deel van de Maasroute weer aansluit op de Maas. In de toekomst zal de Maasroute aangepast worden aan de eisen, die worden gesteld aan een klasse ValVb vaarweg om tweebaks-gestrekte duwvaart mogelijk te maken. Als gevolg van de afmetingen van deze duwvaartconvooien, zal de nuttige schutkolklengte (lengte tussen de stopstrepen ) van 142 meter naar minimaal 200 meter moeten worden uitgebreid. Een oplossing voor dit probleem is onderzocht, wat uiteindelijk moet resulteren in een technisch-constructief ontwerp. De keuze is gevallen op het veriengen van de westsluis aan de kant van het bovenpand, omdat de vaste brug over het benedenhoofd daarbij onberoerd blijft en vanwege de minimale scheepvaarthinder, zowel in de definitieve situatie als tijdens de bouwwerkzaamheden.","lock; schutsluis; Julianakanaal","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:bff69d9e-09c9-4738-a812-221650fc2665","http://resolver.tudelft.nl/uuid:bff69d9e-09c9-4738-a812-221650fc2665","Performance Analysis of Hybrid Orthogonal DS/SFH CDMA in an Indoor Picocell with Rician Fading and Shadowing","Wibowo, J.E.","Prasad, R. (mentor); Fatah, O. (mentor); Rooimans, R.G.A. (mentor)","1996","The hybrid orthogonal DS/SFH CDMA is constructed as a combination of an orthogonal DS and random SFH. In order to make orthogonal DS, we have 3 different methods, namely linear mapping, non-linear mapping and using Walsh-Hadamard spreading sequence. Those three techniques are then individually combined with random SFH to get the hybrid form. The effect of selection diversity (SD) is investigated. As an alternative. Forward Error Correction Code (FEC) is applied as well. The performance obtained in case of using both of selection diversity and Forward Error Correction code is also presented. The comparisons among hybrid orthogonal DS/SFH techniques have been done in terms of bit error probability (BER), capacity, bandwidth efficiency, throughput and delay for a single picocell with Rician fading and log-normal shadowing in a downlink channel model. As an addition, comparisons with hybrid non-orthogonal DS/SFH is also done. Computational results are made for a given delay spread, bandwidth and various parameters of spreading sequence and the number of frequency hopping pattern. Finally, the system is evaluated as a regard to the results obtained.","","","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic-Control Systems Group","",""
"uuid:ca395867-dbbb-49a7-bd8c-f4888b578262","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ca395867-dbbb-49a7-bd8c-f4888b578262","Modelling the impact of an offshore breakwater on the shore","Bos, K.J.","Booij, N. (mentor); Van de Graaff, J. (mentor); Roelvink, J.A. (mentor); D' Angremond, K. (mentor)","1996","This report is the result of a master thesis of the author, student at Delft University of Technology, faculty of Civil Engineering. The study was carried out at DELFT HYDRAULICS. In this report the effects of an offshore breakwater on the shore are investigated with the morphodynamic models DELFT2D-MOR and DELFT3D. These, respectively 2-dimensional horizontal and quasi 3-dimensional models, were developed by DELFT HYDRAULICS. The offshore breakwater lay-out simulated in this study serves as a test case for these two models. The breakwater lay-out simulated in this study is subjected to the action of both normal and oblique incident waves. In the former case no current is present since the computations are executed in the absence of tide. In the case of oblique waves a wave-driven longshore current is present. Within the 2-dimensional model the cross-current transport mechanisms are neglected which result in unrealistic bottom profile evolutions. However, bearing this in mind the results are still very useful for getting insight into the littoral processes. A comparison of the model results with laboratory and field data shows that the model is able to simulate the dominant morphodynamic features induced by the offshore breakwater. In the case of normal incident waves, sediment is trapped into the lee of the breakwater from both lateral sides forming a tombolo in the equilibrium state. In the case of oblique incident waves also a tombolo is created while heavy erosion occurs at the down-stream side. However, after tombolo forming accretion occurs at the up-stream shore which finally results in bypassing and filling of the down-stream scour hole. Before simulating the offshore breakwater lay-out with the quasi 3-dimensional model a number of errors had to be detected and removed from the numerical model. Furthermore, two improvements had to be made. First, it was noticed that the dissipation had to be incorporated into the 'continuity corrections' in order to reduce the number of calls of the wave and flow module. This reduces the required computational time considerably. Second, a better estimation of the bed-level celerity was made in order to guarantee numerical stability. Next the breakwater lay-out was applied to the Q3D model. In these computations the sediment transport by the secondary current and the resulting bottom profile evolution is clearly visible. Furthermore, the resulting bathymetry has less steep slopes due to the crosscurrent transport mechanisms. However, the resulting bathymetry contains very irregular bottom contour lines. So locally high transport rates occur which result in a decrease of the computational time step and, consequently, an increase of the required computational time. It is shown that accounting for the flow velocities in the wave computation (wave-current interaction) improves these results considerably. The resulting bathymetry contains less irregular contour lines.","offshore breakwater; coastal protection; coastal morphology; Delft3D","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:474b7296-8491-4a57-9a0a-a667bd4a00a4","http://resolver.tudelft.nl/uuid:474b7296-8491-4a57-9a0a-a667bd4a00a4","The feasibility of two-dimensional particle tracking velocimetry for the study of vertical sediment transport in a turbulent free surface flow","Adriaens, F.; Van Rillaer, L.","Battjes, J.A. (mentor); Booij, R. (mentor); Uijttewaal, W.S.J. (mentor); Zech, Y. (mentor)","1996","The objective of the present work is to see whether the transport of sediment in a turbulent free surface flow can be studied with a new method of video image analysis, called the Two-Dimensional Particle Tracking Velocimetry. A slice of a two-dimensional turbulent flow in a laboratory flume is illuminated and particles are injected. After the recording of the illuminated particles, the video images are digitised and a software package called DigImage is used to analyse them, in order to give for each image the number of particles and their two dimensional positions and velocities. Four parameters are varied in the experiments: the diameter of the particles, the depth-averaged flow velocity, the distance between the injection and the point of observation, and the height of the injection. An analysis is then carried out in order to see the influence of these parameters on the concentration profiles and on the particles velocities. This analysis compares the measurements and the model of suspension ofparticIes by coherent structures ofturbulence (bursting phenomena). This work concludes on one hand that the Two-Dimensional Particle Tracking Velocimetry by DigImage is reliable for the study of sediment transport as long as the video recordings are of good quality. It confirms on the other hand that the concentration profiles are not described well by a diffusion model. Finally, it concludes that some measurements agree with the bursting phenomena, in particular the observation of larger downward velocities and that some other measurements are more difficult to interpret, in particular downward velocities larger than the settling velocity when the injection is near the surface and near the point of observation.","laboratory flume; sediment transport; turbulent flow","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:edb6daa1-eb12-4c39-8a41-088aac2e8cfd","http://resolver.tudelft.nl/uuid:edb6daa1-eb12-4c39-8a41-088aac2e8cfd","Meting en interpretatie van de overloopverliezen bij het baggeren van zand met een sleephopperzuiger","Aarts, C.M.M.","D' Angremond, K. (mentor); Harbers, J.W.A. (mentor); Van Roode, F.C. (mentor)","1996","Tijdens het zuigen van zand met een sleephopperzuiger wordt doorgeladen nadat het overvloeiniveau is bereikt en zal het gezogen debiet via de overvloeikoker overboord verdwijnen. Met dit mengseldebiet zal ook vaste stof overboord verdwijnen. De hoeveelheid vaste stof die overboord verdwijnt wordt het overloopverlies genoemd. De verhouding tussen de hoeveelheid vaste stof die overboord verdwijnt en de ingebrachte hoeveelheid vaste stof wordt het relatief overloopverlies genoemd. De omvang van het overloopverlies is van een groot aantal factoren afhankelijk, zoals bijvoorbeeld grondeigenschappen (korrelverdeling), laadcondities (debiet en concentratie)' methode van inbrengen etc. Er is onderzoek gedaan naar de verschillende invloedsfactoren op het laadproces en er zijn verschillende methoden ontwikkeld om het overloopverlies aan boord te registreren. Deze methoden zijn in de praktijk onder verschillende omstandigheden aan boord van de sleephopperzuiger 'X' beproefd. Uit het onderzoek naar de verschillende invloedsfactoren blijkt dat aan boord regeling van het debiet de beste methode is om het overloopverlies te verminderen. In bepaalde gevallen kan bij verlaging van het debiet zelfs de beladingssnelheid toenemen doordat de stroomsnelheid van het mengsel daalt en de verblijftijd stijgt. Op deze manier kan aan boord met het debiet het beladingsproces beinvloed worden en kan het laadproces geoptimaliseerd worden. Met behulp van een permanente registratie van de overloopverliezen kan beter bepaald worden of het zinvol is om het debiet te verlagen of helemaal te stoppen met laden. Het is afhankelijk van de cyc!ustijd of dit ook economisch zinvol is.","dredging; overflow; overloopverlies; trailing hopper dredge","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:999b4e9d-2a59-4ee6-9878-6b57adec1087","http://resolver.tudelft.nl/uuid:999b4e9d-2a59-4ee6-9878-6b57adec1087","Morfologie en modellering van de Westerschelde","De Gelder, A.","D' Angremond, K. (mentor); Booij, N. (mentor); Van de Graaff, J. (mentor); Labeur, R.J. (mentor)","1996","De Westerschelde is een complex estuarium waarin natuurlijke ontwikkelingen, menselijk ingrijpen en hydrodynamica elkaar beinvloeden. Voor het beheer van dit gebied worden o.a. numerieke rekenmodellen toegepast om de water- en sedimentbeweging in de Westerschelde te simuleren. Met behulp van het softwarepakket FINEL is een horizontaal twee dimensionaal model van de Westerschelde gebouwd (FINWES96). De resultaten van dit model komen goed overeen met metingen van waterstanden en snelheden en de resultaten van het reeds bestaande WAQUA-model SCALDIS100. Op basis van het stroommodel FINWES96 zjjn zandtransporten berekend. Deze berekeningen zijn gebaseerd op de evenwichtstransport-formules van Engelund/Hansen en Van Rijn. De resultaten van deze berekeningen zjjn redelijk in overeenstemming met gemeten zandconcentraties, beddingvormen en bodemveranderingen. Het model FINWES96 kan op verschillende manieren bij morfologisch onderzoek gebruikt worden. Als illustratie is de invloed van de verdieping van de drempel van Hansweert bestudeerd. De belangrijkste conclusies van het afstudeerproject zijn: - Het gebruik van numerieke modellen is een relatief goedkope en veelbelovende methode voor morfologisch onderzoek (onder andere in de Westerschelde). - Het softwarepakket FINEL is flexibel en betrouwbaar. - Bij de verdere ontwikkeling van morfologische modellen voor de Westerschelde zal men onder andere aandacht moeten besteden aan de naijling en onder- en oververzadiging van de zandconcentratie. - Een verdieping van de drempel van Hansweert tot NAP - 16 m doet de jaarlijkse baggerhoeveelheid met 0.5 - 1.0 Mm3 toenemen. - Storten van het t.b.v. de verdieping gebaggerde zandvolume in de Schaar van Waarde of het Zuidergat beinvloedt de grootschalige water- en zandbeweging. M.n. ter plekke van de overgang tussen verschillende geulen (drempels) verandert het erosie/sedimentatiepatroon.","Westerschelde; estuary","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:ab0a04f3-3491-4314-a95c-a943aff2f955","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ab0a04f3-3491-4314-a95c-a943aff2f955","Phase Behaviour in Certain CO2 + n-Alkane + 1-Alkanol Systems Experiments and Modelling","Smits, J.C.","Gauter, K. (mentor); Peters, C.J. (mentor); de Swaan Arons, J. (mentor)","1996","In the experimental part of this study, critical endpoints in the ternary systems carbon dioxide (CO2) + n-tridecane + 1-pentanol and carbon dioxide + n-tridecane + 1- hexanol were determined. These critical endpoints were determined in a so-called Cailletet apparatus. All experiments were carried out at constant CO2 mole fractions of 0.95. In the system carbon dioxide + n-tridecane + 1-pentanol, the transition from type II to type IV fluid phase behaviour was observed, coming from the CO2 + 1-pentanol side. This transition is characterized by the occurrence of a tricritical point with coordinates x* = 0.819, T = 318.85 K, P = 9.45 MPa. x* refers to the tridecane mole fraction on a CO2-free basis. In the system carbon dioxide + tridecane + 1-hexanol, transitions from type III -> type IV -> type II -> type IV fluid phase behaviour were observed, coming from the CO2 + 1-hexanol side. The transitions between type II and type IV are characterized by the occurrence of two tricritical points with coordinates x* = 0.855, T = 318.40 and P = 9.339 MPa and x* = 0.216, T = 319.81 and P = 9.356 MPa. The transition between type III and type IV is characterized by a double critical end point with coordinates x* = 0.029, T = 295.43 and P = 6.11 MPa. The experimentally observed phenomena are consistent with the already presented transitions in CO2 + n-alkane + 1-alkanol systems. The observed transitions in phase behaviour can qualitatively be explained by a global phase diagram originally developed by Van Konynenburg and Scott. In the modelling part of this study, phase behaviour of CO2 + alkane + 1-alkanol systems was calculated as a function of the average solute chain length in the mixture. In these calculations it was assumed that ternary CO2 + n-alkane + 1-alkanol systems are congruent to CO2 + n-alkane systems, when taking alkanol aggregation into account. Alkanol aggregation has been calculated by two models, the first assuming a mono-disperse aggregate distrubution and the second a poly-disperse distribution. Six CO2 + n-alkane + 1-alkanol systems were modelled. For some observed phase transitions in carbon dioxide + n-alkane + 1-alkanol systems, the modelling is quantitative and for others, only a qualitative description was obtained. The results calculated with the mono-disperse model were in general slightly better than those obtained by the more complex poly-disperse model. The system CO2 + tridecane + hexanol was an exception. The polydisperse model yielded better results for this system. Model values for the aggregation number and equilibrium constant, estimated from fitting to the experimental results, were found to be almost equal to literature values obtained from IR spectroscopy.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemica! Technology and Materials Science","","Applied Thermodynamics and Phase Equilibria","",""
"uuid:4037f012-807f-4d67-9336-87e9ae2b5705","http://resolver.tudelft.nl/uuid:4037f012-807f-4d67-9336-87e9ae2b5705","Is there an Ideal Protocol over ATM?: Xpress Transport Protocol Experiments","Snip, J.G.","van den Eijnden, F.C.I. (mentor); Nijhof, J.A.M. (mentor); Schoute, F.C. (mentor)","1996","In part one of this report we focus on the question of what protocol layer is necessary between ATM and the application. Several ATM adaptation layers and transport protocols are compared. In part two, experiments have been done with XTP, a general promising protocol able to offer several services towards the application and able to run on top of IP or directly on the ATM Adaptation Layer.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Communication Architectures and open Systems","","","",""
"uuid:9f386eba-5613-4b36-989b-60f4b42f27b3","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9f386eba-5613-4b36-989b-60f4b42f27b3","Influence of high concentrations on the diffusion coefficient: Literature survey","Breimer, B.C.","Willemse, A.W. (mentor); Merkus, H.G. (mentor); Scarlett, B. (mentor)","1996","Relations between the diffusion coefficient and the particle size in concentrated suspensions are necessary to make full use of the possibilities of Photon Correlation Spectroscopy. In this report several models for these relations are described. Also a number of papers are described in which measured relations are explained. These can be used as an comparison. Most models for concentrated suspensions are in reasonable agreement with the models coming from the measurements.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Engineering and Materials Science","","","",""
"uuid:0382c8c1-c10a-474a-9576-02632d3eaa02","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0382c8c1-c10a-474a-9576-02632d3eaa02","The Deep Water Breakwater: An investigation of possibilities","Nederstigt, N.J.","Battjes, J.A. (mentor); Massie, W.W. (mentor); Pinkster, J.A. (mentor); Fontijn, H. (mentor); Van der Brugge, J.F. (mentor)","1996","As a result of a number of causes, more and more human activities are shifting to offshore locations, resulting in a fast growing number of offshore structures. Not only the number of (planned) offshore structures increases, but also the diversity of the designs is growing. Nowadays these structures are often situated in deeper water. It is clear that all of these structures have to be protected against environmental forces, of which the impact of waves on the structure is generally considered the most influential. In most cases, the structure itself can be designed to withstand the forces acting on it. There are, however, situations imaginable in which this is not or not any longer possible. In these last mentioned cases it is thus necessary to protect the structure against wave attacks: There is a need for a properly functioning breakwater. In the past century (centuries?) numerous solutions to fulfil the need for a breakwater where proposed. These were, however, focused on shallow water application; it is still not clear what the possibilities are when deeper (120m+) water is considered. Realising the need for a properly functioning deep water breakwater in the (near) future, extensive literature research is conducted in order to assess the solutions that today's technology can offer in this. Firstly, the range of (shallow water) solutions proposed in the past were catalogued as completely as possible. Then each of these systems was tested by a number of criteria to assess their possibilities for application in deep water. It had to be concluded that no properly functioning deep-water breakwater exists an no shallow-water breakwater could be altered to cope with deep water conditions. This would lead to the second part of the thesis: Something totally new has to be proposed. Logically reasoning then lead to a new conceptual breakwater, with which it seemed that satisfying results could be booked. The concept consists of a converging channel in which an incident wave is forced into instability (and thus eventually into an energy dissipating breaking mode). This proposal is tested on its properties in a number of ways. A first analytical examination showed that a number of variables were of influence on the performance (in terms of reduction of wave energy) of the breakwater. It also became clear that a number of effects (linear and non-linear) would take place in the tapered channel. It was expected that the nonlinear effects would have a positive effect on the performance of the breakwater. The linear part of the fluid behaviour in the channel was considered with the aid of the (potential theory based) DELFRAC computer software. It became clear that the linear part of the fluid behaviour would have a negative influence on the overall performance of the concept. The possible dominance of this linear or any other effects could only be established by physical experiment. Therefore a scale model of the conceptual breakwater was built and a number of experiments were conducted in a wave tank. The conclusion was that the presence of the linear effects was generally somewhat more pronounced than of the non-linear effects. The overall performance of the breakwater was therefore a bit dissapointing (energy reduction of approximately 60%). This is however a minor set back, beacause the most important aspect of the thesis was the followed design path and not the specific design of an ideal deep-water breakwater. There are, however, still a few points which could form a starting point for further improvement of the concept.","offshore structures; scale model; conceptual design","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:9f192c3c-4ddd-48b7-878c-bfafc52be4b0","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9f192c3c-4ddd-48b7-878c-bfafc52be4b0","Een flexibel separatiescherm in een drinkwaterbekken","Karelse, M.","D' Angremond, K. (mentor); Schiereck, G.J. (mentor); Fontijn, H.L. (mentor)","1996","In het kader van het Project Infiltratie Maaskant van de Waterleidingmaatschappij Oost-Brabant wordt een waterbekken ontworpen bij het Brabantse plaatsje Lith. Aldaar zal water uit de Maas worden ingenomen in het bekken waarna het, na een verblijf van minimaal 6 weken, zal worden verpompt naar de voorzuivering. Het ingenomen water wordt tijdens de inname bemonsterd en gecontroleerd op eventuele verontreinigingen. In het bekken moet een 630 meter lang waterscheidend scherm komen om het ingelaten water, dat het bekken instroomt, te scheiden van het reeds aanwezige water. De functie van het scherm is tweeledig. Ten eerste garandeert het dat het water een minimum verblijftijd van 6 weken heeft, daar het om het scherm heen moet stromen alvorens het verder wordt verpompt. Tevens is het ingelaten Maaswater nog 2 weken traceerbaar omdat het dan pas langs het gehele scherm is gestroomd en met het overige deel van het bekken in aanraking komt. Zo kan verontreinigd water uit het bekken worden verwijderd. Het traceerbaar zijn van het water berust op de aanname dat er propstroming optreedt. Dit houdt in dat het ingelaten water niet al te veel mengt met het reeds aanwezige water. Voor dit scherm zijn diverse alternatieven mogelijk, zoals een damwandscherm of een berlinerwand; DHV Water heeft als alternatief een oplossing met een flexibel foliescherm voorgesteld. Over een verticaal waterscheidend foliescherm is echter nog niet zo veel informatie voorradig, zo zijn er bijvoorbeeld geen voorschriften voor aanwezig. Verder is er, voor zover bekend, bij vergelijkbare oplossingen niet aan gerekend. Het scherm is bij de bodem verankerd en bij het wateroppervlak bevestigd aan drijvers. Er is aangenomen dat er in beide bekkendelen geen stroming loodrecht op het scherm is. Het scherm kan geen momenten opnemen en de watergolven zijn als quasi-statisch geschematiseerd. Om tot een goede beschrijving van het gedrag van een flexibel scherm te komen is het scherm, in een eerste schematisatie, opgedeeld gedacht in lamellen van een bepaalde breedte en zijn er per strekkende meter 3 stelsels vergelijkingen opgesteld. Deze voorwaarden zijn uitgewerkt tot vergelijkingen die de reactie van het scherm op de diverse belastingsgevallen beschrijven. De gevonden vergelijkingen, die betrekking hebben op de dwarsdoorsnede van het scherm, worden in de langsrichting een aantal malen toegepast. Voor alle lamellen geldt de aansluitvoorwaarde van gelijke lengtes van de lamellen. Door het opgeven van of de lengte van een lamel of de toegestane kracht die een folie mag hebben, kan de stand van het scherm alsmede het krachtsverloop in het scherm worden berekend. Het stelsel vergelijkingen is met behulp van een binnen Matlab geschreven programma opgelost. De gedane berekeningen met dat programma zijn gevarieerd ten opzichte van een standaardgeval. Dit standaardgeval is een opgegeven belastingsgeval waarbij het scherm nog in staat moet zijn haar waterscheidende functie te blijven vervullen. Bij dat standaardgeval is er sprake van een maximaal bekkenpeil, een maximaal waterstandsverschil en een maximaal dichtheidsverschil over het scherm. Verder is het scherm bezet met mosselen en er zijn geen golven op het bekken aanwezig. Uit de berekeningen blijkt dat het toegestane lekdebiet zal worden overschreden als het scherm ook daadwerkelijk als onafhankelijke lamellen wordt uitgevoerd. Een constructie van lamellen die redelijk waterdicht met elkaar worden verbonden.","separation screen; scheidingsschermen; floating screen","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:75f5997b-80c8-4697-b87f-5abd5988299b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:75f5997b-80c8-4697-b87f-5abd5988299b","Een probabilistisch schademodel voor toplagen","Wiersum, B.S.","Vrijling, J.K. (mentor); Schiereck, G.J. (mentor); Booij, R. (mentor); Leeuwestein, W. (mentor)","1996","In rivieren en kanalen worden bodembeschermingen toegepast om te voorkomen dat stromingen ontoelaatbare ontgrondingen veroorzaken. Naast natuurlijke stromingen in de rivier veroorzaken scheepsgeïnduceerde waterbewegingen deze stromingen. Een bodembescherming be staat meestal uit een toplaag met daaronder een of meer filters. De toplaag moet onder andere bestand zijn tegen deze stroombelastingen. Om allerlei redenen is in de praktijk vaak een laag los gestorte breuksteen een goede constructieve oplossing. Kosten bepalende factoren zijn (naast de omvang van het werk) de kosten van winning, milieu, transport en plaatsen van deze stenen. Deze moeten worden afgewogen tegen evt. kosten verbonden aan onderhoud en reparatie. Om tot een goed antwerp var. een bodembescherming te komen is inzicht nodig in het bewegen en het transport van sediment (stenen). Kortom; wat veroorzaakt de instabiliteit van stenen en waardoor blijft het op zijn plaats liggen. Stabiliserend werken zwaartekracht en inklemmingskrachten, die veroorzaakt worden door het contact met de omringende stenen. De verstorende krachten, door de stroom op de korrefs uitgeoefend, zijn te onderscheiden in drag(sleep)- en liftkrachten, die het gevolg zijn van drukverschillen. Deze krachten hebben een sterk fluctuerend karakter. De overgang van rust (stabiel) naar beweging (instabiel) wordt aangeduid met de term ""begin van beweging"" . Om een uitspraak te kunnen doen over de condities waaronder begin van bewegen zal optreden, is het nodig deze krachten uit te drukken in grootheden die afhankelijk zijn van het bodemmateriaal en het stromende water. Uit het samenspel van de optredende krachten kan een relatie tussen de kritieke snelheid en het relatieve gewicht van de korrel worden bepaald. Shields heeft voor uniforme stroming aangetoond dat deze kritieke waarde uitgedrukt kan worden als een functie van het Reynoldsgetal. In de werkelijkheid is deze grens niet zo scherp door lokale variaties in bodem schuifspanning, korreigrootte en de korrelligging. Paintal (1971) vond bij lagere bodem schuifspanningen dan Shields kritieke waarde, dat regelmatig enige beweging optrad. Bovendien bleek regelmatig bij grotere bodem schuifspanningen dat niet aile korrels tegelijkertijd bewogen. Bodembeschermmgen worden tot op heden ontworpen met behulp van 'traditionele ontwerp methoden'. Bij het gebruik van deze methoden wordt vaak een duidelijke grens aangegeven tussen beweging en geen beweging. Om deze duidelijke grens. die in de werkelijkheid niet zo duidelijk is, enigszins te vervagen kan een aantal meer gedetailleerde instabiliteitsniveaus worden gedefinieerd. De omschrijving van deze instabillteitsniveaus zijn echter kwalitatief en subjectief. Het is moeilijk om een instabiliteitsniveau vast te leggen dat overeenkomt met het falen van een bodembescherming. Daarnaast hebben de parameters vaak een deterministische waarde. iets dat niet overeenkomt met het stochastische verschijnsel dat de parameters weergeven. Het gebruik van de huidige ontwerp-methoden kan door deze twee beperkingen leiden tot over dimensionering van vaste lagen. Om meer inzicht te krijgen in het transport van stenen en het effect van stochastische parameters is de doelstelling van dit afstudeerwerk: ""Het onderzoeken van de mogelijkheid om een steentransport model te ontwikkelen dat een kwantitatieve omschrijving geeft van het steentransport, waarbij rekening wordt gehouden met het stochastische karakter van de parameters"". In dit afstudeerwerk wordt het concept besproken van de 'kritieke transport-methode'. Deze methode is gebaseerd op de veronderstelling dat transport van stenen niet direct hoeft te leiden tot het falen van een bodembeschermingsconstructie. Enig transport van de toplaag is dus toegestaan. Hierbij is het interessanter om te weten hoeveel stenen verdwijnt. dan het moment waarop dat plaatsvindt (begin van beweging). Bij dit onderzoek is uitsluitend gekeken naar het steentransport dat door rivierafvoeren wordt veroorzaakt. De belastingen die de scheepvaart veroorzaakt. worden wel besproken, maar vormen verder geen onderdeel van de steentransport berekeningen.","bed protection; filter; stone transport; Paintal method","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:1e13de60-bf29-4742-b2ae-ae7698fb80c7","http://resolver.tudelft.nl/uuid:1e13de60-bf29-4742-b2ae-ae7698fb80c7","Mogelijkheden van Natuurlijke Aanzanding voor Maasvlakte II: Simulatie met 3-dimensionaal hydrodynamisch/morfologisch pakket DELFT 3D","Kleef, M.J.","D' Angremond, K. (mentor); Van de Graaff, J. (mentor); Booij, N. (mentor); Leenaers, C. (mentor)","1996","Vanaf de eerste plannen voor Maasvlakte II is één van de aandachtspunten 'Bouwen met de natuur' geweest. 'Bouwen met de natuur' houdt in dat er wordt uitgegaan van de materialen en de krachten die in de natuur aanwezig zijn. Het draait hierbij om het losse beweeglijke materiaal zand en de krachten, die op het materiaal werken, zoals krachten afkomstig van getijdebewe gingen, golfbewegingen, estuariumstromingen, uitstromingen van grote rivieren, zwaartekracht en wind. Een belangrijke stap in bouwen met de natuur zou kunnen worden gezet door Maasvlakte II geheel of gedeeltelijk door natuurlijke aanzanding te laten ontstaan. Dit houdt in dat het zand in het langstransport voor de Nederlandse kust gevangen moet worden. Na de bestudering van de processen, die zich in het Nederlandse kustgebied afspelen, zowel kwalitatief als kwantitatief (er blijkt in het kustvak voor de huidige Maasvlakte, ongeveer 2 miljoen m3 zand gevangen te kunnen worden), zijn er ideeën ontwikkeld om de transportcapaciteit van het plangebied van Maasvlakte II te reduceren. Er zijn hiervoor verschillende methoden bedacht. Deze methoden zijn gebaseerd op het beperken of zelfs geheel wegnemen van de veroorzakers van het sedimenttransport; Blokkeren getijstroming/Verplaatsen getijstroming; een lange dam, loodrecht op de kust Verplaatsen getijstroming/Verkleinen invalshoek van de golven; strekdammen en strekdammen offshore Verkleinen golfhoogte; offshore golfbrekers Voor deze systemen zijn verschillende manieren bedacht om hiermee de aanleg van Maasvlakte II, via de gewenste fasering te laten verlopen. Er zijn vervolgens een zestal eisen aan de te ontwerpen constructies gesteld, te weten; de constructies moeten hergebruikt kunnen worden, ze moeten kunnen worden verplaatst, er moet flexibel gebruik van kunnen worden gemaakt, er moeten reststoffen in kunnen worden verwerkt, de constructies moeten effectief zijn en de kosten moeten beperkt blijven. Uit deze eisen kwamen de conventionele constructies van stortstenen dammen en caissons, als de meest geschikte naar voren. Vervolgens zijn, uit een berekening van de besparing op de kosten van het grondverzet, de totale maximaal mogelijk aan te leggen lengtes van de zandvangende constructies bepaald, zodat nog een economisch aantrekkelijk systeem gevormd kan worden. Vervolgens is er een vergelijking gemaakt tussen de twee hydrodynamisch/morfologische computer pakketten, waarmee sommen zouden kunnen worden gemaakt om de effecten van de ontworpen systemen mee in te kunnen schatten. Na het vergelijken van de simulatiepakketten MIKE21 (Danish Hydraulic Institute) en DELFT 2D (Waterloopkundig Laboratorium Delft), kon worden geconcludeerd dat DELFT 2D voor de toepassing binnen het taakgebied van Ingenieursbureau Havenwerken, een aantal belangrijke voordelen heeft op MIKE21. Vervolgens zijn er hydrodynamische simulaties gedraaid met DELFT 2D, voor de verschillende zandvangende systemen, welke vervolgens werden vergeleken met de resultaten van de simulaties van de huidige situatie. Uit de resultaten van de simulaties met DELFT 2D blijken alle systemen, er goed in te slagen, een luwte te creëren. In deze luwte is het makkelijker het terrein met baggerschepen aan te 'leggen en het zand vast te houden, nadat het gedeponeerd is. Bij de oplossingen met de definitieve zeewering en de strekdammen offshore is het tevens door de luwte mogelijk, het benodigde havenbekken reeds in een vroeg stadium te graven. Het zand dat hierbij vrijkomt kan gebruikt worden om het benodigde haventerrein aan te leggen. De reden echter, waarvoor de dammen in deze studie, worden aangelegd is het reduceren van stroming en golven, voor de reductie van de transportcapaciteit. Bij de uitbouw van de zeewering is het duidelijk dat het langstransport van sediment totaal is geblokkeerd. Aan de zuidzijde van de dam zal daardoor aanzanding plaatsvinden. Er zal echter ook slib sedimenteren. Alle andere oplossingen lijken minder effectief. De negatieve effecten, waaronder lijzijde erosie, zijn echter ook minder ingrijpend en het slibgehalte van het gevangen sediment zal fors lager zijn. Verwacht wordt dat de snelste manier om het gebied te laten ontstaan, zal zijn het uitbouwen van een lange dam, ten zuiden van de Euro/Maasgeul, te combineren met de fasering van golfbrekende constructies in het westen. De situatie wordt dan ideaal voor een combinatie van natuurlijke aanzanding en opspuiten. De golfbrekende constructies kunnen offshore golfbrekers zijn (bijvoorbeeld in de vorm van drijvende constructies) of een zanddam, indien nodig tussen strekdammen offshore. Natuurlijke aanzanding zou voor de aanleg van Maasvlakte II een haalbaar alternatief kunnen zijn voor het reguliere grondverzet, in het geval er geen haast is m.b.t. de aanleg van het totale areaal en er genoegen kan worden genomen, met een klein percentage van het totaal benodigde grondverzet, gerealiseerd door natuurlijke aanzanding. In dit rapport is bijvoorbeeld uitgegaan van een percentage van 10%. Om dit percentage te bereiken, zou de tijd benodigd voor de aanleg van het totale areaal, al minimaal 40 jaar in beslag moeten nemen.","Maasvlakte 2; bouwen met de natuur; sedimenttransport","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:f59a4c44-e21e-4eb8-af3b-61ab81086b38","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f59a4c44-e21e-4eb8-af3b-61ab81086b38","A New Alpha Function for the Peng-Robinson Equation Of State: A Modification without the Acentric Factor","Sjauw Koen Fa, S.M.L.K.","Peters, C.J. (mentor); de Swaan Arons, J. (mentor)","1996","This project studied equations of state belonging to the van der Waals family. The main purpose of this study was to develop a cubic equation of state (EOS) that is able to reproduce excellent saturated vapor pressure values over a wide temperature range for all kinds of pure compounds in order to improve binary phase equilibria calculations, particularly in the subcritical region. In order to do that, a new generalized ai-function for a frequently used EOS is developed: the Peng-Robinson EOS (PR EOS). The proposed ᾳifunction is only temperature dependent and is based on the experimental saturated vapor pressure data of 66 pure polar and non-polar compounds over the wide temperature range of 0.34 < T/Tci < 1.0. The ᾳi is a dimensionless parameter of the intermolecular attraction force parameter 'a' of the attractive pressure term in the EOS. The original background of the study was to introduce a temperature dependent Log(Psi/Pci) term (Psi = saturated vapor pressure) in the structure of the ᾳi-function instead of the ῳi, in order to obtain a more accurate function that may cover the whole temperature range of interest. The modified PR EOS (Mod. PR EOS) can be applied to all kinds of pure compounds within the subcritical range and is dependent on a proper saturated vapor pressure equation. Furthermore, the Mod. PR EOS is compared with four other equations of state with a ῳi -based ᾳi-function: the Soave-Redlich-Kwong EOS (SRK EOS), the PR EOS, the Magoulas-Tassios EOS and the Twu-Coon-Cunningham EOS. Based on a study of 86 pure compounds, the Mod. PR EOS gives better Psi predictions (lower absolute average values) for most (about 64 %) of the components. Although the Mod. PR EOS is also able to predict accurate saturated molar gas volumes (Vv), the proposed ᾳi -function seems to have no positive influence in predicting more accurate saturated liquid molar volumes (VL). During this study, also 12 binary VLE mixtures were examined. Within the subcritical range and without using binary interaction parameters, the Mod. PR EOS predicts binary phase diagrams accurately. For systems with strong interactions, a Kij factor is still needed. In this report, also a number of reduced saturated vapor pressure equations are proposed with potential future studies.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Technology and Materials Science","","Applied Thermodynamics and Phase Equilibria","",""
"uuid:f4824e20-4f59-43b3-8e8e-fa99a30fbde8","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f4824e20-4f59-43b3-8e8e-fa99a30fbde8","Meten is weten: Onderzoek naar bruikbaarheid van krachtopnemers t.b.v. cilinderdrukmeting en storingsdiagnose","Hartman, J.W.","van Herwerden, J.L. (mentor); de Bloois, M. (mentor); Boer, H. (mentor)","1996","Het verloop van de cilinderdruk van een diese1motor en de daarmee te berekenen motheden en diagrammen verschaffen belangrijke informatie over de conditie van verstuivers, kleppen, zuigers, zuigerveren en de verbranding op zich. Een verslechterende conditie van een van deze heeft tot gevolg dat het totale rendement van de motor daalt Indien nu de cilinderdruk continu gemeten bewaakt wordt, dan is de gebruiker in staat zijn onderhoud tijdig en/of alleen indien noodzakelijk uit te voeren. Dat dit tevens een kostenbesparing oplevert moge duidelijk zijn. Conventionele cilinderdrukopnemers, die in contact staan met de verbrandingsgassen, kunnen uit oogpunt van kostenefficiëntie door hun geringe levensduur niet toegepast worden in een conditiebewakingssysteem, dat de cilinderdruk continu meet., Deze afstudeeropdracht, uitgevoerd in het laboratorium voor Energietechniek aan de Technische Universiteit Delft (TUD), is een voortzetting van het werk van [Van Sonsbeck, 1995]. Hij heeft in zijn afstudeerwerk onderzoek gedaan naar een tweetal typen krachtopnemers voor het meten van het cilinderdrukverloop met ten hoge levensduur (minimaal drie bedrijfsjaren). De opnemers waren geplaatst onder elk van de moeren van de vier tapeinden waarmee tie cilinderkop op het Wok gemonteerd is. De verkregen meetsignalen bleken onderhevig te zijn aan fluctuaties en temperatuureffecten, waardoor geen betrouwbare diagnose kon. worden gesteld. Doel van de opdracht was it onderzoeken hoe lang na het starten van de motor en na een belastingvariatie gewacht dient te worden, alvorens een representatief (en reproduceerbaar) krachtverloop kan worden opgenomen en het vinden van een methode om het meetsignaal it verbeteren ten einde het geschikt te maken voor diagnose. Uitgaande van de verbeterde signalen diende aan de hand van een aantal aan te brengen storingen onderzocht te worden of de krachtopnemers die storingen konden detecteren. Het temperatuureffect is onderzocht door de grootte en het verloop van de schaalfactor, de factor die nodig is om de meetsignalen op te schalen naar een juist drukniveau om ze te kunnen vergelijken met een referentie drukopnemer, te bekijken. Hieruit bleek dat de schaalfactor verandert met het warm worden en dus uitzetten van de motorcomponenten. Bij kleine belastingvariaties kan er direct betrouwbaar gem eten worden. Bij een koude motor dient de motor na het starten, bij een lage 'belasting, tenminste een uur warm gedraaid te worden, alvorens met een ingestelde schaalfactor kan worden gewerkt., - - Verder kwam naar voren dat de schaalfactor instelbaar is als functie van de gemiddeld effectieve druk over het gehele belastingsgebied. De schaalfactor is slechts weinig afhankelijk van het toerental De fluctuaties op het cilinderdruksignaal werden veroorzaakt door het ontbranden van de gelegen cilinder, het openen van de uitlaatklep en het trillen de cilinderkop. Gezocht is naar de meest Optimale locatie om een opnemer te plaatsen en ten geschikte filtermethode. Door het ontwerpen van ten anti-causaal filter middels het spectrum van de meetsignalen in combinatie met ten Hanning-window, is het mogelijk gebleken de signalen te verbeteren. Na filtering van de signalen is aan de hand van een aantal aangebrachte storingen, geverifieerd of de resultaten van beide opnemers overeenkwamen met die van een conventionele referentie opnemer. Dit alles om de mogelijkheid tot het toepassen in een conditiebewakingssysteem te onderzoeken. De conclusie van dit onderzoek luidt dat het mogelijk is met dit type ,opnemers de conditie van ten cilinder te bewaken en storingen te detecteren. Het dient tot aanbeveling de opnemers op een andere plaats dan onder genoemde moeren. te monteren war minder of geen last is van verstorende krachten op de opnemers. Voorstel voor vervolgonderzoek is het plaatsen en beproeven van een krachtopnemer onder de montageflens die de verstuiver in de cilinderkop drukt.","","nl","master thesis","","","","","","","","2012-12-31","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Marine and Transport Technology","","Ship Design, Production and Operation","",""
"uuid:ed976d1e-2ba3-4a19-a85e-b68d7cff515e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ed976d1e-2ba3-4a19-a85e-b68d7cff515e","Investigation of the collapse mechanism of open ended piles during installation","Kramer, G.","Verruijt, A. (mentor); Allersma, H.G.B. (mentor); Sitters, C.W.M. (mentor); Dubbers, R.A.W. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor)","1996","The open-ended large diameter piles, used by Woodside Offshore Petroleum Ltd. as foundation for the offshore platform in Goodwyn-A, Australia, experienced deformations during their installation. The cause of this deformation was not clear as they were never observed before. Pile tips seemed to have obtained a sort of peanut shape deformation. The Geotechnical Laboratory was asked to do experimental research to see i f the observed peanut shape was reproducible and to find out which parameters were of influence on the deformation process. Next to this investigation, a proposed theoretical model had to be validated which could explain the pile's collapse mechanism. The influence o f t h e so-called D/t-ratio, which shows the pile diameter divided by the wall thickness, was given a major role as parameter o f influence and thus needed to be investigated thoroughly. A parameter study was started. Scaled open-ended piles were driven in a soil sample which was placed within a pressure vessel. Various cell pressures could be imposed on the soil sample. Piles could thus be driven in the soil under varying soil stresses. Tt appeared that an initial damage always had to be given to the pile tip to obtain deformation during pile driving i f a certain amount of cell pressure was placed on the soil sample. It seemed that a guiding system, used to ease the entrance o f a pile in the pile sleeve, could be the cause o f this initial damage. The pile sleeves were used to batter the piles in the soil by around 1.5 degrees to avoid piles would touch at greater depth. Much time was spent on the development of a usable geometrical model that could reproduce the shape o f the pile i f certain measured values were used as input. Next to this, a new model had to be developed which could explain the pile-soil interaction during pile driving. A model was made in which soil and pile behaviour is represented by springs having certain stiffnesses. Formulas with which these rigidities could be calculated were made with the aid o f the existing formulas for 'Stresses in Tunnel Linings' by A. Verruijt. A final test series was done in which piles having various D/t-ratios were given certain initial damages. The cell pressure needed to obtain plastic pile deformation was looked at. It seemed that the gradient within the initial deformation of the pile tip had a major influence. Piles having larger gradients required less cell pressure to deform. Finally, a comparison was made between the theoretical calculated values for the maximum radial deformation and the experimental results. Piles for which the calculated radial deformation exceeded a certain value always seemed to be deformed further in the experiments. It can thus be concluded that the proposed model can determine very roughly whether a pile will deform during driving or not.","foundation piles; jack up; geotechnical failure","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:56cf2426-55f2-41a9-aaae-5d778924d879","http://resolver.tudelft.nl/uuid:56cf2426-55f2-41a9-aaae-5d778924d879","Natuurvriendelijke verbetering van de zanddichtheid van klassieke zink- en kraagstukken","Lemmens, R.J.M.","D'Angremond, K. (mentor); Schiereck, G.J. (mentor); Boeters, R.E.A.M. (mentor); Fontijn, H.L. (mentor)","1996","Voor de verdediging van bodems en oevers en a1s fundering van waterbouwkundige constructies kunnen rijshouten zink- en kraagstukken warden toegepast. Een zinkstuk is een samenstel van rijshout en eventueel riet. Indien het zinkstuk wordt toegepast a1s oeverbescherming, is het in het a1gemeen lichter uitgevoerd en wordt van een kraagstuk gesproken. De constructie bestaat dan uit een top1aag van zware breuksteen, een roosterwerk van wiepen en een zanddichte fi1terlaag. Onderzoek in het verleden heeft aangetoond, dat de zanddichtheid van klassieke zinkstukken gering is. Een verbetering is moge1ijk door toepassing van kunststofweefse1s en -v1iezen, die sinds de jaren '60 veelvu1dig in de waterbouw worden toegepast [1]. Het beleid met betrekking tot oevers is vastge1egd in een aantal nota's en be1eidsp1annen. Deze regelgeving is erop gericht om de oevers een meer natuurlijk karakter te geven [2]. Daarbij speelt het gebruik van materia1en die milieutechnisch verantwoord zijn een grote ro1. Het gebruik van kunststofweefse1s en -vliezen moet, waar mogelijk, tot een minimum warden beperkt. De vraag is, of vernieuwbare, natuurlijke materialen voldoende zanddicht zijn om de kunststoftextielen te vervangen. Voar het beproeven van de zanddichtheid van diverse soorten weefse1s en textielen is een proefopstelling ontworpen en gebouwd. De belasting op het proefstuk bestaat uit een vervalhoogte, die stapsgewijs wordt opgevoerd. De vervalhoogte waarbij zand door het textiel dringt, levert de waarde van het kritieke verhang. Samen met de hoeveelheid zand die uitschuurt en de ontwikke1ing van dit transport als functie van de tijd, geeft het kritieke verhang een indruk van de zanddichtheid van een bepaald alternatief In de grafieken op blz. 61 zijn de resultaten van het onderzoek kort weergegeven. Per proef is steeds de waarde van het kritieke verhang en van de totale hoeveelheid uitgeschuurd zand weergegeven. Met juteweefsels zijn vergelijkbare of zelfs betere resultaten behaald dan met kunststoftextielen. De zanddichtheid van kokosweefsels en rietmatten is aanzienlijk minder dan die van doorgroeibare kunststofweefsels. Wat betreft het kritieke verhang en de ontwikke1ing van het zandtransport door het filterdoek heen, kunnen geokunststoffen in de toekomst wellicht vervangen worden door natuurlijke materialen. Met name kokos kan daarbij een belangrijke ro1 spelen. Er moeten dan wel grenzen worden gesteld aan de optredende belastingen, want bij verhangen van meer dan 15% verliezen kokosmatten hun zanddichtheid snel en volledig. Het beperken van de belastingen op een oever is onder meer mogelijk met behulp van een vooroeverbescherming. De filterfunctie van natuurlijke textielen en weefsels moet op den duur overgenomen warden door begroeiing, omdat natuurlijke materialen als jute, kokos en riet na verloop van tijd verteerd zullen zijn. Over de duurzaamheid en sterkte van de diverse typen natuurlijke weefsels, matten en vliezen is nog weinig bekend. De ontwikkeling van een testmethode om de duurzaamheid van natuurlijke materialen te kunnen vaststellen, is nodig. De levensduur van het materiaal moet in ieder geval zolang zijn, dat een volgroeide rietkraag na verloop van tijd de filterfunctie kan overnemen. Verder onderzoek of een toepassing in de praktijk moet aantonen of dat mogelijk is.","bed protection; sandtightness; mattresses; environmental aspects","nl","master thesis","TU Delft, Civil Engineering and Geosciences, Hydraulic Engineering","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","","","","",""
"uuid:b252f514-e261-4780-a7f2-3c9486343502","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b252f514-e261-4780-a7f2-3c9486343502","A Critical Look At Mias","de Ruytter, J.C.C.","van Willigen, D. (mentor); Ober, P.B. (mentor)","1996","In this report the author brings a figure of the costs that go with the implementation of a landing aid, being a successor to the currently used system ILS. These cost figures should give the reader an insight in the possible costs necessary for the implementation of MIAS. Also a little discussion concerning the market value and the inherent political issues going with it are interwoven in part one of this thesis. Part two deals with the question of how other systems proved their required integrity norms. Especially a closer look at the way ILS System 4000 proved its maturity is given. Two possible methods to decide the service level of the equipment will be described and a list of works where several test specifications are described. Also, a new conception will be introduced, the “AI product”. Part three gives an answer to the following question: there is in the Kalman filter of MIAS the postulation of Gaussian shaped white noise, with a certain variance and on the other hand we want to fetch the stringent ICAO requirements (especially those for the system integrity). Do these two matters go hand in hand or do they conflict each other? Is there a way to fulfil the norms and in the meanwhile make use of the mathematical simplicity of Gaussian shaped white noise? As a reaction on these issues some approaches to adaptive Kalman filtering are described and a new manner of tuning a Kalman filter is set up, based on a system identification algorithm called MOESP.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:e5bf50c2-e4bb-4545-87ce-2d4900f5ee8d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e5bf50c2-e4bb-4545-87ce-2d4900f5ee8d","Mitigerende maatregelen bij de Noord-Zuidlijn te Amsterdam","Van der Stoel, A.E.C.","Van Tol, A.F. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor); Polen, B. (mentor); Oostveen, J.P. (mentor); Teunissen, E.A.H. (mentor)","1996","Bij de aanleg van de Noord/Zuid lijn in Amsterdam moet in de binnenstad een deel van het tracé worden gerealiseerd met behulp van de tunnelboormethode. Gezien de grondverplaatsingen en grondontspanning veroorzaakt door volumeverlies in en consolidatie van de grond tijdens het tunnelboorproces, worden problemen verwacht met betrekking tot (ongelijkmatige) zettingen van bebouwing. Gezien het feit dat paalfunderingen in Amsterdam veelvuldig langs het tracé wordt aangetroffen, moeten mitigerende maatregelen erop gericht zijn het draagvermogen van deze paalfundering te beschermen. Na het geven van algemene informatie betreffende het project Noord/Zuidlijn, de bodemgesteldheid in Amsterdam en enige aspecten van het boren van tunnels zowel in het algemeen als in Amsterdam, wordt een overzicht gegeven van de mogelijke mitigerende maatregelen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen: - het geheel of gedeeltelijk ondervangen van bestaande bebouwing, hetzij onder die bebouwing, hetzij via een constructie die gedeeltelijk daarnaast is gelegen; - grondverbetering via: * het kunstmatig bevriezen van de grond, als tijdelijke versteviging; * het injecteren (van chemicaliën) in de grond, als permanente versteviging; * het verdichten van grond (op paalpuntniveau), ter verhoging van de draagkracht; - het aanbrengen van een schermconstructle (dam-, combi-, diep, grout-wand). Bovendien wordt het gebruik van hoogwaardige monitoring system en beschouwd, die in combinatie met de bovenstaande methoden een op de omstandigheden toegesneden oplossing voor de zettingen kunnen vormen. De mitigerende maatregelen zijn zoveel mogelijk uiteengezet aan de hand van onder andere de volgende aspecten: doel, toepasbaarheid, eigenschappen van de toegepaste materialen, uitvoering, kosten, effectiviteit, voor- en nadelen en toepasbaarheid bij boortunnels. Aan de hand van de uiteenzetting van cases worden de praktische mogelijkheden van de verschillende methoden bekeken. De cases leveren vaak ook interessante combinaties van methoden op. Na het geven van het overzicht van mitigerende maatregelen is getracht te bepalen welke maatregelen voor universele toepassing geschikt zijn,waarbij al snel blijkt dat geschiktheid in hoge mate afhankelijk is van de situatie waarin de maatregel moet worden toegepast.","bored tunnels; damage; monitoring; noord-zuid lijn","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Geo-engineering","",""
"uuid:6f21443d-1900-4168-aa31-3b36b55a3b2a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:6f21443d-1900-4168-aa31-3b36b55a3b2a","The influence of intermediate compounds on the solidification behaviour of heavy constituents in hyperbaric reservoir model fluids","Hollanders, B.","de Swaan Arons, J. (mentor); de Loos, W. (mentor); Floter, E. (mentor)","1996","During recent years numerous discoveries of oil and gas accumulations at unusual high reservoir depth have been made. As a result of this unusual depth these reservoirs show some features different from most oil and gas fields. The so-called hyperbaric reservoirs might exhibit pressures over 100 MPa, reservoir temperatures up to 470 K, and a particular composition. Apart from high methane concentrations (mole fraction> 0.60), the hyperbaric reservoir fluids also contain a significant amount of heavy hydrocarbons. During production precipitation of the solid heavy hydrocarbons (wax formation) can occur due to either decreasing temperatures or pressures. Hyperbaric reservoir fluids are complex multicomponent mixtures. However, many features of the phase behaviour of these fluids can be studied by investigating the phase behaviour of simple asymmetric model fluids. In this work experimental vapour-liquid and solid-fluid phase equilibrium data of the ternary systems (methane+ n-docosane + n-tetracosane) and (methane+ propane+ ntetracosane) are presented at pressures up to 200 MPa. These phase equilibria have been measured for 20 different mixtures of the ternary system (methane+ n-docosane + ntetracosane) and for 6 different mixtures of the ternary system (methane+ propane+ ntetracosane). The experiments were carried out with a high pressure autoclave with sapphire windows. Phase equilibrium data were collected according to the synthetic method. Additionally, D.S.C. measurements were performed on the binary system (n-docosane + ntetracosane) at atmospheric pressure. The main focus of this work is centered on the thermodynamical description of the solid-fluid phase equilibria in solutions of n-docosane and n-tetracosane in methane at high pressure. The phase behaviour of this ternary system is very interesting. The results show that the solid phase, which is formed at high pressures, exhibits different mixed crystal structures. The D.S.C. measurements of the binary system (n-docosane + n-tetracosane) at atmospheric pressure also show regions of mixed crystals. In general, a fairly good description of the solidfluid phase equilibria of the ternary system is obtained. Further, the influence of propane on the phase behaviour of the binary model fluid (methane+ n-tetracosane) is shown. With an increasing amount of propane both the solidfluid and the vapour-liquid phase equilibria curves shift towards lower temperatures and pressures. The experimental results were modelled with the Peng-Robinson equation of state with one binary interaction parameter.","","; en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Engineering and Materials Science","","Applied Thermodynamics and Phase Equilibria","",""
"uuid:90a6d452-2c24-4b98-9277-1cf08a6980cd","http://resolver.tudelft.nl/uuid:90a6d452-2c24-4b98-9277-1cf08a6980cd","The capabilities of various equations of state to model the fluid phase behaviour of asymmetric systems at elevated pressures: A ""state of the art"" compilation with possible targetting for modifications","Hollanders, Bart","de Loos, Th. W. (mentor); Flöter, E. (mentor)","1996","Equations of state are widely used for simulating and designing chemical processes for estimating system properties. If they are extended to mixtures, equations of state provide a useful tool for estimating PVT-properties and correlating phase equilibrium data. Traditionally, activity coefficient models were used to calculate phase equilibria at low pressure. Equations of state used to be employed for calculating high-pressure phase equilibria. With the development of the modern equations of state, it is possible to use equations of state in both the high and low density region. In this thesis several types of the van der Waals-type equations of state will be discussed. The van der Waals-type equations can be split into two classes: the cubic equations and the augmented equations. The first class has proved to be useful, because they are simple and can be solved with a straightforward algebraic procedure. These equations can be tailormade to describe selected properties of interest. They make use of empirical determined parameters, what makes them unreliable when extrapolating the equations beyond the range of properties and conditions. Due to the success of the cubic equations of state, the second class of van der Waals-type equations of state have been developed. In contrast to the cubic equations, they contain more theoretically justified expressions for the attractive and the repulsive forces. The van der Waals-type equations of state require mixing rules in order to be extended from pure fluids to mixtures. The van der Waals one-fluid mixing rules represent the simplest model for describing fairly ideal mixtures. In order to describe highly non-ideal mixtures a wide variety of mixing rules been proposed over the years. The emphasis of this review will be on modelling the phase behaviour of asymmetric hydrocarbon mixtures at elevated pressure. Knowledge of the phase behaviour of these systems is of practical importance, because it contributes to the knowledge of phenomena as solubility of chain molecules in supercritical solvents. In the last chapter the capability of the equations of state with their mixing rules for this kind of mixtures will be discussed using experimental data.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Technology and Materials Science","","Applied Thermodynamics and Phase Equilibria","",""
"uuid:05dd995c-bab2-4e40-bf39-dca5fc0ad788","http://resolver.tudelft.nl/uuid:05dd995c-bab2-4e40-bf39-dca5fc0ad788","CD-i over ATM via AAL5","Oskam, A.C.J.","Stavrov, B. (mentor)","1996","A new kind of CD-i over ATM application has been proposed, using ATM Adaption Layer type 5, and an ATM adapter card located in a SUN Sparc station. The existing interfaces for CD-i over ATM will be described and some suggestions will be made to adapt them to this new application. Due to severe interfacing problems with the SUN Sparc this has not yet been realized. Therefore, focus has been changed to creating, configuring, and maintaining several ATM connections and to perform some ATM performance measurements to conclude whether these connections can be used for this new CD-i over ATM application. Also some recommendations are given for future development of this CD-i over ATM application.","Asynchronous transfer mode; compact disc interactive; delay; interfacing; SUN Sparc station","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:c8b32208-013b-4d05-86b9-3077e7e05836","http://resolver.tudelft.nl/uuid:c8b32208-013b-4d05-86b9-3077e7e05836","Performance Enhancement of a Dual-Signal Receiver System for Simultaneous Reception of two Co-Channel Signals by Applying Error Correction Coding","Witrisal, K.","Prasad, R. (mentor); van der Wijk, F. (mentor); Janssen, G.J.M. (mentor)","1996","The Dual-Signal Receiver (DSR) was proposed for simultaneous reception of two narrowband Binary Phase Shift Keying (BPSK) modulated co-channel signals of (slightly) different strength. In this report improvement of the signal cancellation used in the DSR is obtained with Forward Error Correction (FEC) coding. Rather short linear block codes were evaluated using hard and soft decision decoding techniques. Especially soft decision decoding shows large coding gain for a channel with (heavy) cochannel interference and Additive White Gaussian Noise (AWGN). The gain in presence of interference is even greater than the gain achieved in a pure AWGN-channel. The absolute performance is still worse.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:9513194f-8933-4677-ad87-cbe217bcd71f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9513194f-8933-4677-ad87-cbe217bcd71f","Squeegeeing","Potjer, J.M.","Suszynski, W.E. (mentor); Scriven, L.E. (mentor)","1996","","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:b08ed173-a85c-440c-8397-3576e5ead03c","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b08ed173-a85c-440c-8397-3576e5ead03c","Scheurgroei-mechanismen in dichtasfaltbeton","Schulte, J.G.","Zuidema, J. (mentor); Krans, R.L. (mentor); Tolman, F. (mentor)","1996","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:eea4ee1a-8937-4daa-ae01-d55dae953105","http://resolver.tudelft.nl/uuid:eea4ee1a-8937-4daa-ae01-d55dae953105","Submerged breakwater influence on beach hydrodynamics: A 2DV approach","Dekker, R.","D' Angremond, K. (mentor); Van de Graaff, J. (mentor); Jiménez, J.A. (mentor); Rivero, F.J. (mentor)","1996","This master's thesis is written using data from experiments performed in the framework of the Human Capital and Mobility program of the European Union. Six universities work together to solve some of the unknown aspects related to the use of submerged breakwaters along sandy coasts. In this study data from 2DV tests carried out in Delft and Barcelona are used, from Delft are taken the morphological data and from Barcelona the velocity measurements. By varying the wave height and the wave period of the incoming wave the influence of these parameters on hydro- and morphodynamics are investigated. To analyse the performance of submerged breakwaters in beach profile morphodynamics the following parameters characterising beach changes are analysed; erosion volume, shoreline retreat, beachface slopes, developed profiles, bottom height change and cross shore transport rate. The influence of the wave height on the development of the profile is very clear, a larger wave height showing a larger change. The influence of the wave length is less evident and contrary to expected. A larger wave length is causing larger changes. The breakwater is in general reducing the changes of the beach profile, having a larger influence on the steeper and higher incoming waves. The validity of an energetic transport model (Bailard) and a hydro-morphodynamic numerical model (UNIBEST_TC) is verified for these experiments. The transport volumes calculated from the bottom profile changes measured in Delft are compared with transport volumes calculated from the velocity measurements in Barcelona, using the Bailard formula, and with transport volumes calculated with UNIBEST_TC. The transport volumes measured in Delft are in general larger than the calculated transport volumes. The quantity of the calculated transport volumes is restricted by the maximum values for the transport coefficients applied in the Bailard formula and UNIBEST_TC, taken from the literature.","longshore transport; coastline; coastal morphology","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:03ccf5fb-66ef-4ad2-aa8c-e2f50157d924","http://resolver.tudelft.nl/uuid:03ccf5fb-66ef-4ad2-aa8c-e2f50157d924","Validation of the numerical wave models SWAN and HISWA at Norderney","Gautier, C.","Battjes, J.A. (mentor); Holthuijsen, L.H. (mentor); Kaiser, R. (mentor)","1996","In coastal engineering waves often play a dominant role. To predict the wave behaviour in coastal regions numerical wave propagation models have been developed. This study deals with the verification of two models against measurements in the field, namely HISWA and SWAN. The second generation model HISWA has already proven to perform well for both engineering and research purposes. The third generation model SWAN is a new model, still under development. Also made by Delft University of Technology, SWAN is more or less the improved sequel to HISWA. Both models are based on the action density balance, which is made stationary to reduce the required computer capacity. They simulate wave growth and decay accounting for wind input, bottom friction, depth limited wave breaking, and whitecapping. The main differences between the models are the fact that SW AN is spectral both in frequencies and in directions, whilst in HISWA the frequencies are parametric. Secondly, the numerical scheme in SWAN for the wave propagation is unconditionally stable and encompasses waves from aU directions (360°). In HISWA the directional sector wherein wave propagation is considered is limited to a maximum of 1200 to obtain stability. Furthermore - being third generation - SWAN allows the spectrum to develop without any a priori constraints. During the measuring campaign, which was carried out by the Coastal Research Station Norderney, in the winter of 1995-1996, nine Waverider buoys recorded wave data. These buoys were located in the Norderneyer Seegat, a Wadden Sea area. Two cases have been simulated with SW AN and HISWA: one during high tide and one during low tide. I varied several parameters to examine the influence on the wave heights. These variations concern wind input formulation, wind speed, nonlinear wave wave interactions, friction, breaking, whitecapping, water level and incoming wave height. With reference to these research runs a set of input parameters is composed with which the models perform best in the area of this research. Both models tum out to have a good performance indicator (>90%). It has been found that the wave heights are to a large extent determined by the wind and by breaking. The wave height of the incoming wave at the seaward boundary of the computational domain is of minor importance. In equal circumstances, SWAN tends to calculate higher wave heights than HISWA. It appeared from this study that SWAN performs slightly better than HISWA and is therefore a suitable tool for wave prediction in a Wadden Sea area.","wave; wave model; SWAN","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:db1c4fea-2890-480e-a9f1-999f2af2aaec","http://resolver.tudelft.nl/uuid:db1c4fea-2890-480e-a9f1-999f2af2aaec","Verhoging van de update rate van door GPS geschatte vliegtuigposities","Woei Jet Kong, W.H.","Van Willigen, D. (mentor); Theunissen, E. (mentor)","1996","Een van de vele taken van het navigatie display “Tunnel-in-the-Sky” is een piloot geleiding bieden omtrent een gewenste vliegroute. Deze taak kan met behulp van alleen GPS informatie niet tot tevredenheid van de vlieger worden uitgevoerd. In dit rapport wordt een onderzoek beschreven waarbij er gezocht is naar een mogelijkheid om de update-rate door GPS geschatte vliegtuigposities te verhogen. Hiervoor zijn er mathematische vliegtuigmodellen en fouten verwerkingsalgoritmen ontworpen. Vliegtuiggegevens afkomstig van de simulator gestationeerd te Delft en het laboratorium vliegtuig een Citation II zijn gebruikt om de kwaliteit van de ontworpen modellen en algoritmen te testen. Conclusie is dat de airspeed parameter inderdaad een bijdrage kan leveren aan de verhoging van de update-rate van de vliegtuigposities mits hij met een constante frequentie aanwezig is.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrotechniek","","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","",""
"uuid:83504a45-f724-4be0-9927-0ab9d8646417","http://resolver.tudelft.nl/uuid:83504a45-f724-4be0-9927-0ab9d8646417","De opwaardering van de Twenteroute","Boensma, A.H.","Sanders, F.M. (mentor); De Boer, E. (mentor); Van Eck, P. (mentor); Van der Veen, C. (mentor); Moerdijk, P. (mentor)","1996","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:f4965e96-221f-44c1-a4f2-d11c4b020587","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f4965e96-221f-44c1-a4f2-d11c4b020587","The kinematics of broadbanded waves","Reys, R.","Battjes, J.A. (mentor); Vugts, J.H. (mentor); Massie, W.W. (mentor); Taylor, P.H. (mentor)","1996","Ocean waves are random and their crests evolve non-linearly. Yet commonly used wave models correctly incorporate only one of these aspects: the models either use non-linear regular wave theory whilst ignoring the randomness or use linear random theory with empirical corrections close to the free surface. For the more realistic design and re-assessment of off-shore structures, it is important to have an accurate model of the flow within large waves. In this report a numerical wave tank is used to study the water-wave problem. The numerical wave tank has been developed by Taylor and Vijfvinkel [16] and incorporates the non-linearity and the irregularity of waves. Wave-wave interactions have been simulated numerically for the full hydrodynamic equations using the scheme developed by Craig and Sulem [1]. This is based on Fourier expansion for both the free surface and the velocity potential. One advantage of this scheme is that it is possible to start with a linear group at the focus point, run the code backwards linearly in time and then restart the code running forward in time until the wave group focuses. After the restart, all the hydrodynamic non-linearities are included within the calculation. Typically, the non-linear focus point is shifted compared to the linear focus point and the peak surface displacement is higher than the linear value. In this report the focusing and dispersion of fully non-linear wave groups on different water depths is studied. A procedure for linearising the focused surface profile is introduced. This allows us to study the effects of wave non-linearity on the phase speed of individual Fourier components within the wave group. The wave properties on the surface given by the numerical wave tank are used to calculate the internal kinematics. From these profiles non-linear Morison drag forces can be calculated and compared with drag forces estimated using a empirical modification to linear wave theory known as Delta stretching [6]. For uni-directional waves, we propose a simple variant on Delta stretching which produces global force predictions much closer to the fully non-linear solutions.","ocean waves; numerical simulation","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:0ee772fa-2052-4190-9a3c-ffe3730bcd19","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0ee772fa-2052-4190-9a3c-ffe3730bcd19","Probabilistisch Ontwerpen van Verticale Golfbrekers","Haile, A.","Vrijling, J.K. (mentor); De Groot, M. (mentor); Meermans, W. (mentor)","1996","De steeds groter wordende diepgang van zeeschepen vereist dat golfbrekers op grotere dieptes aangelegd moeten worden. De kosten van stortsteen golfbrekers op grote dieptes zijn aanzienlijk hoger dan op kleine dieptes. Verticale golfbrekers lijken een betere alternatief te zijn met betrekking tot de totale kosten prestatie, standaardisatie, kwaliteitscontrole, milieu aspecten, uitvoering en onderhoud. Vanwege het stochastische karakter van golfbelasting en sterkte-eigenschappen lijkt een probabilistische ontwerpmethode de beste oplossing voor stabüiteitsproblemen van verticale golfbrekers te zijn. Bezwijkmechanismen van verticale golfbrekers zijn met probabilistische ontwerpmethoden onderzocht. Voor dit doel is een verticale golfbreker, geplaatst boven een vrij hoge stortsteenfundertng bekeken. Na een opsomming van de belangrijkste bezwijkmechanismen te hebben gemaakt, zijn enkele bezwijkmechanismen verder uitgewerkt. Probabilistische berekeningen zijn zowel op niveau II (Approximate Full Distribution Approach) als op niveau III (Monte Carlo) gemaakt. De resultaten van beide methoden zijn met elkaar vergeleken door voor een aantal caissonbreedtes de faalkans te bepalen en in een grafiek uit te zetten. Ten slotte is gekeken naar de faalkans van het totale systeem dat bestaat uit de onderzochte bezwijkmechanismen. Uit de berekeningsresultaten blijkt dat van de onderzochte bezwijkmechanismen, het landwaarts afschuiven van de ondergrond het grootste bezwijkgevaar oplevert. Het zeewaarts afschuiven van de ondergrond (d.w.z. bij een golfdal) heeft daarentegen een zo kleine faalkans dat die verwaarloosd kan worden. Uit de niveau II berekeningen is gebleken dat bij alle mechanismen de variantie van de significante golfhoogte de grootste bijdrage heeft in de variantie van de betrouwbaarheidsfunctie van elk mechanisme. Vergelijking van de resultaten van berekeningen op niveau II en Monte Carlo simulaties laat zien dat de twee methoden niet altijd vergelijkbare resultaten geven. De reden dat een niveau II berekening voor sommige bezwijkmechanismen faalkansen levert die afwijkend zijn van faalkansen uit een Monte Carlo simulatie zou in de niet lineariteit van de betrouwbaarheidsfuncties kunnen liggen. Voor een verder onderzoek wordt aanbevolen om ook via een volledige integratie, per bezwijkmechanisme, het verloop van de faalkans als functie van de caissonbreedte te bepalen en met de niveau II en Monte Carlo resultaten te vergelijken.","breakwaters; probabilistic design; havendam","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:6a31acec-9ef4-4841-aaf7-f2598b3081c5","http://resolver.tudelft.nl/uuid:6a31acec-9ef4-4841-aaf7-f2598b3081c5","Response of a shelf water to a traveling atmospheric pressure disturbance","Kirkegaard, L.C.","Battjes, J.A. (mentor); Booij, N. (mentor); Holthuijsen, L.H. (mentor)","1996","Every harbour has its own uniques et of natural frequencies depending on its geometry. If waves with frequencies close to one of these natural frequencies continue to enter from offshore for some time, the harbour will resonate. This phenomenon is called harbour resonance or seiching and the characteristic oscillations seiches. A moredetailed description of seiches and longwaves is given in Chapter 2. The Port of Rotterdam consists of a number of harbours connected through long and narrow channels, see figure 1.1. This system of harbours and channels is very sensitive to the resonance of long waves. The construction of the storm surge barrier in the Nieuwe Waterweg at the entrance of the harbour,along with other major projects in the area, is likely to change this response significantly and to the worse [9]. In recent years a lot of research has been concentrated on determining the effects of these changes more accurately. Little is known about the origin and statistics of the long waves,and often this has been of little or no interest to these studies. Instead, due to the lack of information, the seaward boundary condition, representing the incoming waves,is simply modeled by a harmonic wave. Predictions of seiches are presently made based on the known statistics and by assuming the worst possible situation that seiching will occur every time there is a storm [13]. The aim of this study is to investigate the influence of an atmospheric pressure disturbance on the response of a shelf water, and to find out if such a disturbance could be responsible for the generation of long waves in the North Sea, later causing seiches in the Port of Rotterdam. To achieve this objective, the response of a shelf water to an atmospheric pressure disturbance was investigated. First analytically, then numerically. The approach followed in these two parts is given below. The analytical study was desired to determine which parameters are of special importance to the problem in general. The applicability of the shallow water equations was therefore analyzed and the equations subsequently simplified to enable a simple one-dimensional analysis. The resulting equation was first analyzed without a pressure field, corresponding to free waves. Then two types of pressure fields were considered, viz. a harmonic, propagating pressure wave and a moving pressure jump. The harmonic,propagating wave is a classical forcing term when analyzing linear differential equations, and the pressure jump should resemble the pressure before and after the passage of a steep cold front. The numerical study was split up in a sensitivity study and a study of a real meteorological event, the passage of a cold front that occurred in the period 18th to 23rd of April 1993. Later this event caused some seiche activity in the Port of Rotterdam [12]. In the sensitivity test a simple one-dimensional model was set up. With this model a number of experiments were carried out to test the sensitivity of parameters like time step, grid spacing and bottom friction. In these experiments a harmonic, propagating pressure field like in the analytical study was used with wave length, period, velocity and amplitude based on the (expected) characteristics of the pressure field of the event mentioned above. The primary aim of the sensitivity test was to find a setup of the model for the calculations of the real event. In the cold front simulation the measured air pressure was used to simulate the passing cold front. Again some aspects of modeling this event were investigated to finally choose an appropriate model setup. The results of the final simulations were then compared to observations presented by Veraart [12] and the analytical results.","seiches; North Sea; Rotterdam Port","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:c2b8e2cd-0ed3-4bff-9706-f01e6820e2b7","http://resolver.tudelft.nl/uuid:c2b8e2cd-0ed3-4bff-9706-f01e6820e2b7","Analysis of reservoir fluids: A review on Constant Volume Depletion","Lagers, F.J.G.","de Swaan Arons, J. (mentor); de Loos, Th. W. (mentor)","1996","The importance of gas condensates as a hydrocarbon resource is of increasing importance in the world. The phase behaviour of the reservoir fluid should be well known for an appropriate development strategy of the gas condensate field. The complexity of the phase behaviour due to retrograde behaviour makes it necessary to produce good and reliable experimental data, so phase behaviour predictions can be made. These experimental data mostly are produced with constant volume depletion. While the data were analysed numerically, erroneous and non-physical component aspects, such as negative masses and negative densities, appeared. The Constant Volume Depletion experiment is evaluated, the material balance is given with which compositions, densities and masses are calculated and strategies are given for revealing inconect experimental data and for numerical adjustment of that data. Determining the retrograde liquid volume during the experiment seems to be a major source of error. Modifications of the experiment are mentioned and are used to collect extra experimental data, i.e. retrograde liquid compositions and densities during the depletion steps. With these experimental data a check can be made on the material balance calculations. For better results of the Constant Volume Depletion technique it is recommended that a better estimation of the retrograde liquid volume is made.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Technology and Materials Science","","Applied Thermodynamics and Phase Equilibria","",""
"uuid:da539498-80b4-41d9-8b58-75a4063dc707","http://resolver.tudelft.nl/uuid:da539498-80b4-41d9-8b58-75a4063dc707","Neurale Netwerken als Storingsdiagnose Methodiek","van Kuilenburg, R.F.","Klein Woud, J. (mentor)","1996","Dit werk is gedaan in het kader van een afstudeeropdracht. De afstudeerstage werd uitgevoerd op TNO-FEL, als een onderdeel van het MIT (Modern Information processing Technologie.) project. In dit project wordt gekeken naar nieuwe methoden om informatie te verwerken. Tegenwoordig worden veel systemen standaard uitgerust met een aanzienlijk aantal sensoren, om te kunnen regelen en rnonitoren. Het verwerken van de grote hoeveelheden data die zo beschikbaar komen blijkt nogal wat problemen op te leveren. Deck; zijn deze problemen terug cc voeren op het feit dat de systeembouwers (van motoren, waterkoelers) niet op de hoogte zijn van de problematiek van dataverwerking. Andersom zijn de experts op het gebied van dataverwerking vaak niet op de hoogte van de specifieke systeemproblematiek. In dit rapport wordt de praktische toepassing van neurale netwerken in een storingsdiagnosesysteem onderzocht. Hiervoor is een prototype diagnosesysteem ontwikkeld dat gebruik maakt van neurale netwerken. Gebleken is dat feedforward netwerken, getraind met een geoptimaliseerde backpropagation rule, geschikt zijn om in dit storingsdiagnosesysteem te worden toegepast. De fout die gemaakt wordt bij het classificeren van de data ligt gemiddeld rond de 4% zonder postprocessing. Bij het onderscheiden van de verschillende storingen wordt gemiddeld een fout (gemaakt van I go. Deze resultaten zijn echter nog te verbeteren door verfijning van de training en door meerdere metingen bij elkaar te nemen. Alle storingen konden met voldoende zekerheid herkend worden. De netwerken genereren de diagnose direct uit de data, zonder gebruik te maken van een referentie module. Bij afweging van de prestaties, de voordelen, en de nadelen, blijkt dat neurale netwerken een nuttige rol kunnen vervullen in storingsdiagnose systemen. Duidelijk is ook dat neurale netwerken niet op zichzelf een diagnose module kunnen vormen. Combinatie met andere methoden (expertsystemen, referentie lijnen) blijft nodig om een voldoende betrouwbaar diagnosesysteem op te zetten. De neurale netwerken werden ontwikkeld met behulp van Matlab, en het uiteindelijke programma is geïmplementeerd in de programmeertaal Delphi. Het overzetten van de netwerken van Matlab naar Delphi is succesvol gebleken. Delphi blijkt een nuttige programmeertaal om snel visuele applicaties te ontwikkelen. Uit literatuuronderzoek blijkt dat neurale netwerken in de praktijk weinig worden toegepast in storingsdiagnose systemen, en dat voor de ontwikkeling, van een succesvol diagnosesysteem een sterke samenwerking tussen fabrikant en gebruiker noodzakelijk is.","","nl","master thesis","","","","","","","","2012-12-31","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Marine and Transport Technology","","Ship Design, Production and Operation","",""
"uuid:20a9046a-7637-430b-bc2b-fdc7feea4f03","http://resolver.tudelft.nl/uuid:20a9046a-7637-430b-bc2b-fdc7feea4f03","Defects in Amorphous Silicon Films: Thermal Desorption Spectrometry on Amorphous Silicon Films Deposited with and without Ion Beam Assistance","Hoedemaker, M.","Thijsse, B.J. (mentor); Van den Beukel, A. (mentor)","1996","","","en","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:ab55f074-ad91-43c6-8b48-06a770e31f0c","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ab55f074-ad91-43c6-8b48-06a770e31f0c","Simulation of slurry transport through a horizontal pipe","Gorgels, J.","Grootveld, C.J. (mentor); Scarlett, B. (mentor)","1996","This final report for my Masters Degree in Chemical Engineering describes a research project on slurry transport. A mathematical simulation model of the transport of slurries in a horizontal pipe is given, as well as its evaluation by means of measurements conducted in a horizontal pipe. This report deals with the problem of modelling a concentrated solid/liquid flow in a circular horizontal pipe. Particle concentration profiles were calculated with use of a settling-dispersion model. This model contains a dispersion coefficient which is a lumped parameter. This parameter contains the particle-particle interactions and particle-fluid interactions. The settling-dispersion model lacks the formation of a layer of solids at the bottom of the pipe. My report introduces a computer program that combines the formation of the layer with the settling-dispersion model. The program has been written in FORTRAN using the finite element package SEPRAN. Experiments were carried out with a sand/water slurry in a hydraulic circuit, to measure how the layer builds up. The height of the settled layer is on the one hand a function of the particle concentration in the slurry and one the other hand the particle velocity. The measurements have been done by a fairly new non-invasive technique, called Electrical Impedance Tomography. This technique is based on differences in conductivity between the sand and water, and crosssectional images of conductivity profiles can be reconstructed from the data.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Process Technology","","Particle Technology","",""
"uuid:2a0a9394-ad5a-4cc5-a8b7-ebc82b47005d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:2a0a9394-ad5a-4cc5-a8b7-ebc82b47005d","Numerieke modellering van steenzettingen","Frissen, C.M.","Blaauwendraad, J. (mentor); Rots, J.G. (mentor); Bakker, H.L. (mentor); Den Adel, H. (mentor); Klein Breteler, M. (mentor)","1996","In dit rapport wordt verslag gedaan van een numeriek onderzoek naar steenzettingen op dijken. De steenzetting van een dijk kan door een golfaanval worden beschadigd. Dit wordt veroorzaakt door een opwaartste druk aan de onderzijde, die verantwoordelijk is voor het uitlichten van de stenen. Als er een sterkte-berekening wordt uitgevoerd, blijkt dat er zogenaamde inklemeffecten optreden. Dit is het gevolg van het geometrisch en fysisch niet-lineair gedrag. Er is dus een grotere kracht dan het eigen gewicht nodig om een steen uit de zetting te trekken. Het gunstige effect van deze inklemkrachten kan echter nog moeilijk worden gekwantificeerd en dus niet in de praktijk worden toegepast. Het doel van het afstudeerproject is meer inzicht te verkrijgen in de rol die de verschillende parameters spelen bij het inklemgedrag. Hiertoe wordt steeds de maximaal toelaatbare belasting pmax op het moment van bezwijken van de rij blokken beschouwd.","steenzetting","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Structural Engineering","","","",""
"uuid:41cf6280-981b-4ce5-993e-41164aa735b1","http://resolver.tudelft.nl/uuid:41cf6280-981b-4ce5-993e-41164aa735b1","Fibre Optics Photon Correlation Spectroscopy: Measurements at high concentrations","Breimer, B.C.","Willemse, A.W. (mentor); Merkus, H.G. (mentor); Scarlett, B. (mentor)","1996","A method of determining the particle size of submicron particles in suspensions is Photon Correlation Spectroscopy (PCS). This method uses the light scattered by particles to determine the diffusion coefficient, which is in direct relation with the particle size. For concentrated suspensions, like paint, conventional PCS is not suited. For our measurements in suspensions up to 50 volume percent we use fibre optics PCS. Normally, fibre optics PCS uses one fibre. Our set-up uses two fibres which are coupled. Comparing our one and two fibre results clearly show that this set-up has certain advantages. First of all the measurements are for sure in the heterodyne mode. This means that the data gathered can reliable be converted to a diffusion coefficient. Secondly means a heterodyne measurement a measurement with much background noise. In practice this gives a great advantage, because no great attention should be paid to the fouling of either fibre or sample. Measurements have been done with standard 176 nm latex at temperatures from 21 to 71 degree Celsius and concentrations from 1 to 50 volume percent. Measurements in paint were done undiluted and at 71 degree Celsius. The two fibre optics PCS measures the 176 nm latex up to 50 % accurate and very reproducible. Fifty volume percent seems to be the upper limit of fibre optics PCS. The measurements in the paint showed that two fibre optics PCS is capable of measuring in undiluted paint and is able to give a good view of the progress of the milling process.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Technology and Materials Science","","Chemical Process Technology","",""
"uuid:f429e6af-c080-4428-9c36-fc8a71e4a135","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f429e6af-c080-4428-9c36-fc8a71e4a135","Aanvaring van waterbouwkundige constructies","Van Zanten, D.C.","Vrijling, J.K. (mentor); Verruijt, A. (mentor); Dieterman, H.A. (mentor); Bezuijen, K.G. (mentor)","1996","In dit rapport wordt een aanvaring van een waterbouwkundige constructie beschreven; met name de interactie tussen een schip en een waterbouwkundige constructie. In eerste instantie wordt uitgegaan van een oneindig stijve constructie, van waaruit een benaderingsmethode wordt gegeven om een scheve aanvaring om te zetten in een frontale aanvaring met wrijving langs de wand van de constructie. Daarna is via een eenvoudig interactie-model bekeken hoe groot de energie-opname van de constructie is t.o.v. de energie-opname door het schip. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de energieopname van de aangevaren constructie klein is, zodat in dit perspectief de constructie als oneindig stijf beschouwd mag worden. Vervolgens wordt via een ander interactie-model bekeken hoe groot de verplaatsingen van de aangevaren constructie bij de aanvaring zijn. Hieruit komt voort dat de belangrijkste parameter de dynamische stijfheid van de grond is en dat de verplaatsingen afhankelijk van het type vervoer over de brug, wegverkeer danwel treinverkeer, de verplaatsingen aanvaardbaar (wegverkeer) of te groot (treinverkeer) zijn. Ten slotte wordt een eerste aanzet gegeven om de betonconstructie te berekenen en is de belangrijkste aanbeveling om tot een richtlijn te komen waarin de snelheden en de krachtvervormingsdiagrammen van de verschillende scheepstypen zijn gegeven.","Jetty; aanvaring; collision; mooring failure","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","geo-engineering","",""
"uuid:88e5cab5-fda0-4eb5-bb64-f52aa32959ce","http://resolver.tudelft.nl/uuid:88e5cab5-fda0-4eb5-bb64-f52aa32959ce","Morfologische analyse van het Sluftergebied","Eikema, B.J.O.","D' Angremond, K. (mentor); Van de Graaff, J. (mentor); Roelvink, J.A. (mentor); Van der Meulen, T. (mentor); Verspuy, C. (mentor)","1996","In dit rapport is een onderzoek uitgevoerd naar de morfologische ontwikkeling van het gebied rond de Slufter. De Slufter is een depot voor de berging van verontreinigde baggerspecie uit het benedenrivierengebied en is gesitueerd voor de kust van de Maasvlakte. In de Projectnota/MER (1985) van het Slufterproject zijn voorspellingen gedaan over de te verwachten hoeveelheden erosie en aanzanding van de Slufterdam. Het Waterloopkundig Laboratorium heeft in 1992 de ontwikkeling van de Slufterdam over de periode 1988 tim 1991 beschreven. Het eerste deel van het onderzoek richt zich op de jaarlijkse hoogte- en dieptemetingen van de Slufterdam. Met deze metingen worden voor de jaren 1988 t/m 1994 kuberingen uitgevoerd. Vervolgens is er met deze kuberingen een lineaire trendanalyse uitgevoerd om de ontwikkeling van de Slufterdam goed te kunnen beschrijven. Er zijn vergelijkingen gemaakt met de voorspelling van de projectnota/MER en de kuberingen van het Waterloopkundig Laboratorium. Ook zijn de lodingskaarten (1986 t/m 1994) van het gebied bestudeerd. Het tweede deel omvat een studie met het morfodynamische programma DELFT3D. Hiermee wordt geprobeerd de sedimenttransportpatronen van het mondingsgebied van het Haringvliet in kaart te brengen. Voor een aantal golfcondities wordt het getijgemiddelde sedimenttransport berekend. Hieruit wordt vervolgens het jaar- en getijgemiddelde transport bepaald. Uit de uitgevoerde kuberingen blijkt dat er in werkelijkheid twee keer zoveel erosie bij de Slufterdam optreedt als in de projectnota/MER is voorspeld. De door het Waterloopkundig Laboratorium uitgevoerde kuberingen blijken niet nauwkeurig te zijn uitgevoerd, waardoor er destijds een verkeerd beeld van de situatie is geschetst. Het mondingsgebied van het Haringvliet blijkt nog steeds volop in beweging te zijn. De Hinderplaat en het Hindergat hebben in de periode 1988 t/m 1994 een behoorlijke verplaatsing ondergaan. Voor een gedetailleerde beschrijving van het sedimenttransportpatroon in het mondingsgebied van het Haringvliet blijkt het binnen DELFT3D gebruikte RijMaMo-grid te grof te zijn. Lokale processen en het zandtransport rond de Slufterdam kunnen daarom niet goed in kaart worden gebracht. Het lokaal verfijnen van het model-grid is dan ook een van de aanbevelingen.","Haringvliet; voordelta; estuary","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:a8a1face-a0ef-4307-85cf-7931c92bb6eb","http://resolver.tudelft.nl/uuid:a8a1face-a0ef-4307-85cf-7931c92bb6eb","Validation of the wave prediction model SWAN using field data from Lake George, Australia","Van Gruijthuijsen, M.F.J.","Battjes, J.A. (mentor); Ris, R. (mentor); Holthuijsen, L.H. (mentor); Hersbach, J.P.T. (mentor)","1996","In this thesis, the wave prediction model SWAN is validated on field data obtained from wave growth experiments that were done in Lake George, a shallow lake in Australia. SWAN, which is an acronym for Simulation of WAves in Nearshore areas, is a numerical model, developed at the University of Technology in Delft, to obtain estimates of wave parameters in coastal areas, lakes and estuaries from given wind-, bottom- and current conditions. In the first part of the thesis, a number of academic test cases has been executed with SWAN. Growth curves for dimensionless energy as function of dimensionless fetch for three flat bottom cases with different dimensionless depths were calculated with SWAN. These curves showed reasonable agreement with empirically derived growth curve formulas. The regions of dimensionless depth for which the dissipative processes play an important role on the fully developed wave height were determined with the SWAN model. According to the test results, it appeared that the process of depth induced wave breaking has significant influence on the fully developed wave height for dimensionless depths smaller than 0.1 and the process of bottom friction for dimensionless depths between approximately 0.1 and 2. For the validation of SWAN on the field data from Lake George, three cases with differing wind speeds were selected out of the data set. In this lake, eight wave measuring stations were established along the longest axis. A number of SWAN test series was executed in order to find the combination of different options to formulate the wave physics, which yielded best results in comparison with the measured significant wave heights at the stations. Starting with a standard case with default settings of these options, the influence of one certain process (for example the wind input and the bottom friction) on the wave growth was researched in each test serie. The mean of the relative absolute error in significant wave height for all three cases was used to determine a 'best run', which is the SWAN run with the optimal choice of these options. It appeared that this error was 0.16 for the standard case; for the best run, this error was 0.06. The SWAN energy density spectra for this best run showed reasonable agreement with the measured spectra as well.","SWAN; waves; shallow water; wave generation","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:e8acab76-5ed6-45d2-99ce-d72540e8e00e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e8acab76-5ed6-45d2-99ce-d72540e8e00e","Enige technisch-economische scenario’s voor de introductie van mededinging op mobiele telefonie in Nederland","Ruiter, A.M.","Arnbak, J.C. (mentor); Westerveld, R. (mentor)","1996","De overheid wil op de markt van mobiele telecommunicatie de concurrentie vergroten. Hiertoe wil de overheid meer licenties verstrekken. Binnen het gedeelte van het frequentiespectrum dat voor GSM is gereserveerd bestaat hier geen mogelijkheid meer toe. Daarom wijkt de overheid uit naar de bandbreedte die voor DCS1800 is gereserveerd. De overheid heeft ervoor gekozen om in eerste instantie één licentie te veilen, omdat er niet genoeg bandbreedte beschikbaar is voor meer licenties. De DCS1800-bandbreedte komt in gedeelten beschikbaar. Uit een studie van KPMG blijkt, dat de markt ook geen ruimte biedt voor een tweede licentie. De bandbreedte die de overheid voor deze vergunning ter beschikking wil stellen is 15 MHz. Uit het in dit verslag opgestelde model ter bepaling van de behoefte aan bandbreedte voor een nieuwe operator volgt dat een nieuwe operator 14,4 MHz nodig heeft. Het verschil tussen deze twee waarden komt voort uit verschillen aan de gestelde efficiëntie in het gebruik van het spectrum. De overheid wil op basis van het creëren van eerlijke concurrentie een vergoeding vragen van de huidige operators voor hun GSM-vergunningen. In dit verslag is gevonden dat iedere vergunning van waarde verschilt door het verschillende tijdstip en de verschillende wijze waarop de vergunning is verstrekt, en de verschillende randvoorwaarden. Geprobeerd is een onderlinge verhouding te vinden voor de waarden van de verschillende licenties. Door lage aannames te maken is geprobeerd te voorkomen dat de gevonden waarden te hoog uitvallen. Om zeker te weten dat verschillen worden gecompenseerd verdient het aanbeveling om de verschillen zo veel mogelijk te kwantificeren, al is dat niet altijd even eenvoudig. Een uitspraak over de hoogte van de vergoedingen voor de vergunningen is niet gedaan.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrotechniek","","Telecommunicatie & Verkeersbegeleidingssystemen","",""
"uuid:b167e337-1f6f-40ad-a513-48fdeb081d9b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b167e337-1f6f-40ad-a513-48fdeb081d9b","De vorming en stabiliteit van de morfologie in blends van PS en LDPE: Een onderzoek naar de processen die van invloed zijn op de morfologie tijdens het blenden van PS en LDPE...","Ramaker, E.J.J.","Posthuma de Boer, A. (mentor)","1996","Bij het maken van blends van twee incompatibele polymeren is het vaak erg moeilijk om de uiteindelijke morfologie te voorspellen. Zo’n blend kan een deeltjesstructuur hebben, waarbij de ene fase gedispergeerd zit in de andere, of een co-continue structuur, waarbij beide fasen als een netwerk door elkaar heen lopen. Het voordeel van deze laatste structuur is dat het een hogere modulus heeft dan een gedispergeerde structuur. In het kader van het IOP-recycling wordt nu gewerkt aan een model (Willemse (1996)) dat voorspelt onder welke omstandigheden en bij welke samenstelling er een co-continue structuur te maken is. Door middel van dit afstudeeronderzoek is getracht meer inzicht te krijgen in de processen die tijdens de vorming van PS en LDPE blends plaatsvinden en op deze manier een bijdrage te leveren aan het model van Willemse. Hiertoe zijn blends gemaakt bij verschillende samenstellingen en van verschillende soorten PS en LDPE. Er is gekeken naar de invloed van het mengen op de morfologie door variatie in het aantal statische mengelementen. Verder zijn er annealexperimenten uitgevoerd en is er gekeken naar het gedrag van vezels in stroming. De karakterisering vond plaats door middel van wegetsexperimenten en door het bekijken en meten van de structuren met een Scanning Electron Microscope. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat de morfologieontwikkeling verloopt via: Sheets → co-continu → vezels → bolletjes. Dit in tegenstelling tot de ontwikkeling van grote bollen tot vezels, die vervolgens weer opbreken tot bollen, waar veelal in de literatuur van uitgegaan wordt. Verder is gebleken dat bij dezelfde concentratie, onafhankelijk van de mate van mengen, de deeltjes(vezel)diameters in dezelfde orde van grootte liggen. Na het opbreken van de sheets (bij een kritische dikte) wordt direct de uiteindelijk deeltjes(vezel)diameter bereikt en hebben verdere omleggingen geen invloed meer op deze afmetingen. Wel kunnen vezels nog opbreken. Ook viel het op dat het opbreken van PS vezels in een stilstaande LDPE matrix niet volgens de voorspelling van Tomotika (1935) verloopt, maar dat de vezels eerst fragmenteren in kleinere vezels, alvorens ze retracteren of in sommige gevallen toch nog volgens Tomotika opbreken. Er is ook is gebleken dat er in dit geval geen coalescentie van PS-deeltjes plaatsvindt in een stilstaande LDPE matrix. Verder kwam naar voren dat de stabiliteit en het opbreken van structuren afhankelijk is van het Ca-getal. Zo gauw het capillairgetal kleiner of gelijk is aan 1 zullen de vezels gaan opbreken omdat de grensvlakspanning dan een rol gaat spelen. Dit blijkt ook te gelden voor vezels in stroming. Het model van Willemse gaat uit van het Ca-getal voor het voorspellen van de structuur van een blend en dit lijkt dus geoorloofd.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","",""
"uuid:f506814f-6faa-4670-87b9-dc9ffd3e30c5","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f506814f-6faa-4670-87b9-dc9ffd3e30c5","Japanse ontwerpwijze voor betonnen tunnelsegmenten","Boeve, D.","Vrijling, J.K. (mentor); Van Tol, A.F. (mentor); Horvat, E. (mentor)","1996","Dit afstudeerverslag is het resultaat van een vier maanden durend verblijf in Tokyo, bij de Japanse aannemer Obayashi Corporation. Tijdens dit verblijf is op de technische afdeling die zich met tunnels bezighoudt, onderzoek uitgevoerd naar de linings van tunnels. Op deze afdeling worden jaarlijks ongeveer 50 tunnels ontworpen. In dit afstudeerverslag wordt beschreven op welke wijze in Japan een eerste ontwerp voor gewapend betonnen tunnelsegmenten gemaakt wordt. Een eerste segmentontwerp omvat de volgende onderdelen: het maken van een ringindeling de bepaling van de afmetingen van de segmenten de bepaling van het aantal en het soort verbindingen dat wordt toegepast de dimensionering van de hoofdwapeningslagen. De tunnellining is het duurste onderdeel van het totale tunnelboorproces: het vormt ongeveer 40% van de totale kosten. In Nederland heeft men nog nooit zelfstandig tunnelsegmenten ontworpen of gefabriceerd. In de toekomst wil men hiertoe weI in staat zijn, en momenteel zijn enkele bedrijven bezig deze techniek te ontwikkelen.","bored tunnels; Japan","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:c2ce2aab-ec37-4b17-a27e-ceac7a8da58f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:c2ce2aab-ec37-4b17-a27e-ceac7a8da58f","De fietsstraat","Andriesse, H.C.","Hansen, I.A. (mentor); Welleman, A.G. (mentor); Wiggenraad, P.B.L. (mentor)","1996","De centra van Nederlandse steden hebben steeds meer te lijden onder de toenemende belasting van rijdende en stilstaande auto's op de beperkte beschikbare ruimte. Omdat de fiets voor korte stedelijke verplaatsingen zeer geschikt is, kan deze een belangrijke rol spelen bij het vergroten van de aantrekkelijkheid en bereikbaarheid van deze centra. Om het gebruik van de fiets te stimuleren zullen de omstandigheden voor fietsers op weg naar het centrum verbeterd moeten worden. De bestaande fietsverbindingen met het centrum lopen meestal langs doorgaande wegen met druk autoverkeer. Door de toename van het autoverkeer zijn deze verbindingen niet altijd meer de meest geschikte fietsvoorzieningen. Ook de maatregelen die in het kader van duurzaam veilig wegverkeer worden voor-gesteld, vragen om een alternatief voor fietsvoorzieningen langs drukke autoverbindingen. In het duurzaam veilig wegverkeer moet de grens tussen straten met een verblijfs- en een verkeers-functie scherper worden. Hierdoor ontstaan grotere verblijfs-gebieden dan tot nu toe gebruikelijk was. Voor fietsverkeer betekent dit, dat de bestaande fietsvoorzieningen langs door-gaande (gebiedsontsluitings)wegen niet langer voldoen: de maas-wijdte van dit net wordt te groot. Aan de andere kant ontstaan, door de geringe snelheden en intensiteiten van het autoverkeer, binnen de grote verblijfsgebieden goede mogelijkheden voor fietsers. De omstandigheden in verblijfsgebieden zijn op dit moment echter nog niet zodanig dat straten in het verblijfsgebied geschikt en aantrekkelijk zijn voor doorgaand fietsverkeer. In dit rapport is daarom onderzocht, welke mogelijkheden er zijn om fiets-verbindingen door verblijfsgebieden te realiseren en welke maatregelen er nodig zijn om deze verbindingen voor doorgaand fietsverkeer geschikt te maken. Om binnen het verblijfsgebied te zorgen voor een goede integratie tussen auto- en fietsverkeer, kunnen fietsers en auto's in het verblijfsgebied het best samen van een gemengd profiel gebruik maken. Bestaande fietsvoorzieningen, zoals fietspaden en fietsstroken, voldoen in verblijfsgebieden dus niet. Fietsstraten, zoals die in Duitsland worden toegepast, kunnen echter wel worden gebruikt. Een fietsstraat is een straat die is aangewezen en ingericht als fietspad, maar waarop in beperkte mate autoverkeer is toe-gestaan. Er bestaan diverse vormgevingsvarianten van de fietsstraat. Bij toepassingen van en ontwerpen voor de fietsstraat in Nederland is de rijbaan steeds opgedeeld, waardoor de gebruikers van de fietsstraat in een beperkte ruimte worden gedwongen. Hierdoor ondervinden fietsers en automobilisten meer hinder van elkaar dan nodig is. De Duitse variant van de fietsstraat, zonder verdere indeling van de rijbaan, maakt flexibel gebruik van de fietsstraat mogelijk. Deze variant lijkt de beste oplossing te bieden voor doorgaande fietsverbindingen door verblijfsgebieden en is gebruikt voor de verdere uitwerking van de fietsstraat. De belangrijkste maatregel die moet worden genomen om de fietsstraat voor fietsers aantrekkelijk te maken, is het aanpassen van de verkeerscirculatie op de fietsstraat en in het omliggende verblijfsgebied. Door er voor te zorgen dat alleen bestemmings-verkeer van de fietsstraat gebruik maakt, kunnen de intensiteit en snelheid van het autoverkeer op de fietsstraat worden beperkt. Door het gehele verblijfsgebied in de maatregelen te betrekken kan een uitgekiende circulatie worden gecreëerd en kan worden voorkomen dat de overlast van autoverkeer zich naar andere straten verplaatst. Verder moet er rekening mee worden gehouden, dat verbindingen door het verblijfsgebied minder overzichtelijk zijn dan die langs brede wegen erbuiten. Fietsverbindingen door verblijfsgebieden zullen daardoor minder snel voorkomen op de mental map van de fietser. Om te voorkomen dat fietsers daar-door niet de route door het verblijfsgebied kiezen, is het zaak de bredere en meer gestrekte straten in het verblijfsgebied uit te kiezen voor de fietsstraat en deze zo aan te kleden, dat hij duidelijk herkenbaar is. Ook een goede aansluiting op het stedelijk hoofdnet van fietsverbindingen is essentieel bij het slagen van de fietsstraat. Om de snelheid van het autoverkeer op de fietsstraat verder te beperken en het speciale karakter te benadrukken wordt aanbevolen een krap profiel toe te passen. Voor partieel eenrichtingsverkeer komt dit overeen met een rijbaanbreedte van 3,85 meter. Binnen dit profiel kan een auto op de fietsstraat een voor hem rijdende fietser slechts inhalen, wanneer vanuit de andere richting geen verkeer nadert. In rustige gebieden kan de overlast van parkerende auto's worden beperkt door parkeren slechts aan de rechterzijde van de weg toe te staan en door tussen de parkeervakken en de rijbaan een brede schrikstrook aan te brengen. In gebieden met een hoge parkeerdruk zullen aanvullende maatregelen nodig zijn om fout-parkeren op de rijbaan van de fietsstraat tegen te gaan. Het meest efficiënt hierbij is het versmallen van de rijbaan. Door de fietsstraat een herkenbare en continue aankleding te geven, kan de verkeersdeelnemers duidelijk worden gemaakt, dat de fietsstraat een speciaal karakter heeft. Met behulp van bestaande juridische maatregelen, het aanwijzen en inrichten van de fietsstraat als fietspad met beperkte toegankelijkheid voor gemotoriseerd verkeer, kan dit karakter van de fietsstraat worden ondersteund. Naast toepassing in de grote, duurzaam veilige, verblijfsgebieden, kan de fietsstraat ook worden gebruikt in bestaande of aan te leggen kleinere verblijfsgebieden. Extra aandacht zal dan moeten worden besteed aan de overgangen van het ene verblijfsgebied naar het andere. Andere toepassingsmogelijkheden voor de fietsstraat zijn denkbaar in stadscentra en in de gebieden buiten de bebouwde kom. In het algemeen kan worden gesteld dat de fietsstraat daar kan worden toegepast waar doorgaande fiets-verbindingen wenselijk zijn en waar de snelheid en de intensiteit van het autoverkeer kunnen worden verlaagd. Op die manier kunnen fietsstraten een goede aanvulling vormen op het stedelijk hoofdnet van fietsvoorzieningen. Soms kan een fietsstraat zelfs een bestaande verbinding langs een weg met doorgaand auto-verkeer vervangen. Bij de praktijktoepassing in Goes is gebleken dat fietsstraten een goede aanvulling op het fietsnetwerk kunnen vormen. De fiets-straat lijkt bovendien zonder problemen in een verblijfsgebied te kunnen worden ingepast. Omdat ook de praktijktoepassing slechts op papier is uitgevoerd, zal onderzoek naar het functioneren van een fietsstraat in de praktijk nodig zijn om voorgestelde maatregelen te evalueren.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:98cde6d1-8d3c-47ca-9ec6-53657f2d205b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:98cde6d1-8d3c-47ca-9ec6-53657f2d205b","Het effekt van de korrelgrootte op de extrusie van aluminium","van Alten, J.P.","Katgerman, L. (mentor); Kool, W.H. (mentor); Janssen, M. (mentor)","1996","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:7bc3cdee-e3ca-4bd2-94bf-26710f5cf0cd","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7bc3cdee-e3ca-4bd2-94bf-26710f5cf0cd","Een technisch-economisch haalbaarheidsonderzoek naar Standaardisatie van boortunnels","Kwak, L.","Vrijling, J.K. (mentor); Horvat, E. (mentor); Vlasblom, W.J. (mentor); De Vries, H.J. (mentor)","1996","Boortunnels en ondergronds bouwen in het algemeen, mogen zich in Nederland de laatste jaren verheugen in een grote belangstelling. In ons land dat steeds voller wordt, en waarin naast groeiende personen- en goederenstromen een verschuiving in de leefbaarheidsnorm zichtbaar is, wordt er bij het oplossen van knelpunten steeds vaker overwogen om infrastructuur ondergronds aan te leggen. Boortunnels vormen hiervoor een interessant alternatief, omdat boren een omgevingsvriendelijke constructiemethode is, die minimale bouwoveriast veroorzaakt en een relatief geringe invloed heeft op het milieu en op de aanwezige bebouwing. Een nadeel van boren, t.o.v. andere tunnelbouwmethoden, is echter dat het doorgaans kostbaar is. Dit komt deels doordat tunnelboormachines (TBM's), vanwege het gebrek aan opvolgende opdrachten, per project worden ontworpen en afgeschreven. Daarnaast wordt de voortgang van de machine vaak nadelig beïnvloed door de hoge prestatierisico's als gevolg van gebrek aan ervaring en door het optreden van vertragingen tijdens de leerfase, waarin het personeel vertrouwd moet raken met de machine. De invloed van standaardisatie op o.a. deze specifieke kosten-nadelen staan in dit onderzoek centraal. Er is een technisch-economisch ond rzoek verricht naar standaardisatie als mogelijkheid om op een kosten-efficiëntere manier boortunnels te bouwen. Hiertoe is allereerst de boortunnelmarkt verkend. Vervolgens is er op een systematische manier een standaardisatie-concept opgezet. Met behulp van een uitgebreid kostenonderzoek zijn de effecten van dit concept op de kostprijs bepaald. Op basis van deze kosteneffecten zijn er uitspraken geformuleerd t.a.v. de haalbaarheid van het concept en de mogelijkheden van standaardisatie van boortunnels in het algemeen.","bored tunnels; standardization; TBM","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:9fa57c4b-4cb0-4053-bc85-ec036096ae4f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9fa57c4b-4cb0-4053-bc85-ec036096ae4f","Ontwerp en uitvoering van een managementgame voor eerstejaar TB-studenten: Taakverslag","Ruiter, A.","","1996","Het belangrijkste bestandsdeel van een management game is, zoals voor ieder spel, het competitie-element. De prestaties moeten duidelijk beter worden, en als het even kan moet men hun prestaties met die van anderen kunnen vergelijken. Waar zit echter een competitie-element bij ISDN? Nergens. Het geheel moest in een zodanige vorm gegoten worden dat er een competitie-element in kwam te zitten…","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Technische Bestuurskunde","","","",""
"uuid:e43e2ade-47e6-47c3-a716-ce6f4f4494c5","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e43e2ade-47e6-47c3-a716-ce6f4f4494c5","Vermoeiing van Bulls's eye nodulair gierijzer","Van Dam, W.Th.A.","Wachter, A.R. (mentor); Zuidema, J. (mentor)","1996","","","en","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:61587297-924f-404f-9822-bfa453148fc1","http://resolver.tudelft.nl/uuid:61587297-924f-404f-9822-bfa453148fc1","Development options for container terminal and set up of related industrial zone in Puerto Rico","Kroes, J.","Velsink, H. (mentor); Groenveld, R. (mentor); Van Ham, J.C. (mentor); Mol, A. (mentor)","1996","Puerto Rico is one of the Greater Antilles, situated in the Caribbean. To the west lie the other, larger islands of the Greater Antilles, while to the east the islands of the Lesser Antilles are situated. The largest port of Puerto Rico, the port of San Juan, is presently the number 17 container port in the world and the largest port in the Caribbean region. The greater part of the container throughput, about 95%, consists of containers originating from or destined for Puerto Rico. The remaining part does not leave the terminal by land, but is transferred from ship to ship, which is referred to as transshipment. Puerto Rico has a keen interest in becoming a major ransshipment hub in the Caribbean region. It would like to handle the ships sailing on the main sea trade routes. Containers coming from such ships would be distributed to the region by feeder ships, and this would result in additional throughput and possibilities for value added services. Presently the handling of such ships by the port of San Juan is obstructed for a number of reasons. Ships sailing on the main routes require large drafts. Having a draft of only 28 feet, not even the smallest ships of those routes could enter the port of San Juan. In fact, 60 to 70% of the vessels already have difficulties in entering the port because of the limited draft. Furthermore, the port is reported to be inefficient and expensive. This report analyses the potential of Puerto Rico to become a major transshipment hub and the requirements of such a hub. Two development options for the container port sector are worked out. In the first option dredging and restructuring of a part of the port of San Juan are suggested, which will enable ships to apply economies of scale and the restructured part to grow 40% in container throughput. However, the suggested improvements alone will not attract transshipment. The quays allow a draft of 41 feet which is still not sufficient to accommodate the large vessels, as employed on the primary routes. Further no land is available for valued added services. Finally some aspects are expected to be hard to change, for example the labour constraints, for which the port of San Juan will remain expensive.","container terminal; Puerto Rico; Caribbean Sea","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:597b65b3-6e4d-495a-b86e-81213a439e61","http://resolver.tudelft.nl/uuid:597b65b3-6e4d-495a-b86e-81213a439e61","Stability of rock on beaches","Ye, L.","Schiereck, G.J. (mentor); Fontijn, H.L. (mentor); D' Angremond, K. (mentor)","1996","This report is a graduation thesis of a fourth-years student of the Delft University of Technology, Faculty of civil Engineering. The object of this thesis is to research the stability of stones on a mild slope under wave attack. A possible application is the protection of a pipeline crossing a beach exposed to hydrodynamic forces. For many years, a lot of research has been done on the stability of rock on slopes under wave attack. But until now, there is no systematic description of the stability of rock in the breaking zone on gentle slopes under irregular waves, and only empirical or semi-empirical design rules are available. The idea for this graduation thesis is to use the method of Jonssen & Sleath (1978) and the method of Rance & Warren (1968) dealing with the static stability of stones in oscillating flow on a horizontal bottom to predict the stability of stones on a gentle slope. In order to obtain this aim, the computer simulation programme ENDEC, which is able to predict the wave parameters on slopes relatively correctly, was used. with the help of the results of ENDEC the maximum velocity including the influence of energy dissipation due to breaking has been calculated. Finally, this maximum velocity and the other wave parameters calculated by ENDEC are substituted into the formulae of Rance & Warren (1968) to predict whether the stones placed on a gentle slope are going to move or not. This idea must be verified by experiments. Experiments were carried out in a large wave flume of the Laboratory of Fluid Mechanics at the Delft University of Technology. In order to get more systematic information on the stability of stones in the breaking region on mild slopes under irregular wave attack, four different stone types were tested on two different slopes. A JONSWAP energy spectrum was used to represent the irregular wave condition. The damage and the wave heights along the slope were measured during the experiments. Experimental results have shown that waves with lower wave steepness are not favourable to the stability of the stones. The stones with a large stone diameter lead to high stability. An increase of the stone diameter, however, is not an efficient way to make the stones more stable. The experimental results show that on a mild slope, an increase of the mass density is an efficient way to increase the stability of the stones. On a steep slope, however, an increase of the mass density is not an efficient way to increase the stability of the stones. And the transition from spilling to plunging waves is a continuous curve. Furthermore, the theoretical results using the maximum velocity and the experimental results show the same trends. Moreover, the theoretical methods could predict the influence of the wave height, the mass density, the wave steepness, the stone diameter and the slope angle on the stability of the stones quite well, except the influence of the mass density of the stones on a steep slope. The methods using the maximum velocity can be used to predict the stability of the stones in the breaking region on mild slopes under irregular wave attack.","rock stability; cobble beach; gravel beach","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:e2c2622c-e1cf-444d-82a3-83ce551e5aaa","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e2c2622c-e1cf-444d-82a3-83ce551e5aaa","HISGIS: Golvenmodel HISWA onder GIS pakket ARC/INFO","Oschatz, E.","Van der Veer, P. (mentor); Booij, N. (mentor); Haagsma, Y.G. (mentor)","1996","HISWA is een tweedimensionaal golvenmodel, dat de gebruiker in staat stelt diverse golfgegevens, zoals significante golfhoogte, periode en golfrichting, voor een bepaald modelgebied te bepalen. Op dit moment biedt HISWA al faciliteiten om pre- en postprocessing uit te voeren (zij het in beperkte mate). Onder de gebruikers echter is er behoefte aan meer en uitgebreidere mogelijkheden. Door de functionaliteiten op het gebied van weergave en analyse van gegevens, leent een GIS (Geografisch Informatie Systeem) zich uitstekend voor pre- en post-processing doeleinden. Het doel van het project is het koppelen van HISWA aan een GIS-pakket, en wel op een dusdanige manier dat een gebruikersvriendelijke schil ontstaat, waarbinnen een HISWA berekening kan worden uitgevoerd en tevens van de functionaliteiten van het GIS-pakket gebruik kan worden gemaakt voor pre- en post-processing doeleinden. Aan de hand van de resultaten van een vragenformulier zijn de eisen en wensen van de huidige HISWA-gebruiker, met betrekking tot bovengenoemde koppeling, geïnventariseerd. Tevens zijn uit deze resultaten conclusies getrokken wat betreft de benodigde functionaliteiten van het te gebruiken GIS-pakket. Er is, voorafgaand aan het afstudeerproject, gekozen voor 's werelds meest gebruikte en veruit bekendste GIS-pakket, ARC/INFO. Uit onderzoek, uitgevoerd tijdens het afstudeerproject, blijkt, dat het pakket over vrijwel alle benodigde functionaliteiten beschikt. In ARC/INFO's macrotaai AML (ARC/INFO Macro Language) is een volledig menugestuurde applicatie ontwikkeld, genaamd HISGIS. De applicatie HISGIS bestaat uit een viertal delen, te weten het hoofdprogramma, een 'Pre-processing module', een 'Calculation module' en een 'Post-processing module'. In het hoofdprogramma kunnen de drie modules met behulp van een menu worden aangeroepen.","Hiswa; wave model; ArcInfo; waves","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:974d005c-ada1-48b0-9422-669683818034","http://resolver.tudelft.nl/uuid:974d005c-ada1-48b0-9422-669683818034","Analysis of heat transfer processes in the tunnel dryer of a foil casting machine","Laudy, G.J.R.M.","Van den Akker, H.E.A. (mentor); Bosman, P.J.M. (mentor); Kleijn, C.R. (mentor)","1996","At Philips Components in Roermond ceramic capacitors and actuators are produced with a multilayer technology. One o f the first steps in the production process is foil casting. This research is concemed with the heat transfer processes in the tunnel dryer of a foil casting machine. Although a lot o f development work has been carried out on the production process, the tunnel dryer is still a black box and the existence of non-homogeneous drying is difficult to explain. The objective of this research project was to get insight in the transversal uniformity o f the airflow and the heat transfer toward the foil in a cross-section of the tunnel. The ceramic foil, carried by a metal conveyor belt, dries on its way through the tunnel by radiation from heating coils and by a forced convective air flow. Due to the hot side walls of the rectangular duct buoyancy forces may create natural convection that may have an influence on the heat transfer. An analysis with dimensionless correlations has shown that radiation is the most important mechanism for heat transfer, although the effect o f natural convection can not be neglected indeed. Both mechanisms have been examined independently with experiments and numerical simulations. The flow through the duct has been modelled with the Computational Fluid Dynamics package Fluent. This makes it possible to analyse the influence of the hot tunnel walls on the airflow and the contribution of this flow to the heat flux toward the belt. Fluent simulations have demonstrated the existence of buoyancy rolls and their positive effect on the uniformity of the convective heat transfer. The transversal velocities are in the beginning of the tunnel about 25 percent o f the axial velocities but they slowly decrease further downstream. The radiative heat transfer in a cross-section has been simulated with the finite element program Ansys. These simulations have shown that the heat radiation toward the middle of the belt is about 20 percent larger than to the edges. Further it has been tried with the Ansys simulations to find a way to make the radiation from the heating coil and the tunnel walls toward the belt more uniform. Experiments in a tunnel dryer has been performed to verify the simulations and to demonstrate the non-uniform transversal heat transfer that causes the non-homogeneous drying front o f the foil. A suitable method has been developed to measure lateral temperature differences at the belt or in the air above during their way through the tunnel. However after translating the temperature differences into radiative heat flux differences, it has been concluded that this method is quantitatively not comparable with the Ansys simulations. On the ground of the performed simulations and experiments, suggestions have been made for an improved tunnel design. The temperature control system can be improved by connecting the control thermocouple to the heating coil rather than to the side wall. Making the flow more turbulent results in a faster development of the velocity profiles and a more uniform convective heat exchange. A uniform radiative heat flux can be achieved by developing a heating coil that gives the top and side walls equal temperatures. These modifications may improve the heat transport in the tunnel dryer; leading to a more homogeneous drying front.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:4ee50bb4-8c31-43bd-b61b-ac0ba0614a3d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:4ee50bb4-8c31-43bd-b61b-ac0ba0614a3d","Measuring and modeling the phase behaviour of binary mixtures containing CO2, which are of interest for enzymatic reactions in near critical CO2","van Roermund, J.C.","de Loos, W. (mentor); de Swaan Arons, J. (mentor); Stevens, R.M.M. (mentor)","1996","Understanding enzymatic reactions in near-critical fluids, especially the effect of pressure and temperature on them, is only possible when the phase behaviour of the reactants with the nearcritical solvent is known. In order to describe the multi-component system (four reactants, the near-critical fluid plus additional water for the enzyme's functioning) first the composing binaries should be known. For the solubilities of the compounds in near-critical carbon dioxide the conventional gas saturation method is used. The liquid side is measured according to the so called synthetic method in a Cailletet apparatus, which is performed in this master thesis project. The VLE of three binary systems were measured in the Cailletet apparatus: vinyl acetate+ CO2, 2-butanol + CO2 and 2-butyl acetate+ CO2. For each binary about twelve compositions in a Cailletet tube have been made and measured. At constant overall composition the P,T behaviour, including critical points (278-503 K, at pressures up to 15 MPa) has been measured. At the before mentioned conditions only two-phase vapour-liquid equilibria have been found. Additional at one composition a three phase equilibrium L2L1V for the system 2-butanol + carbon dioxide has been measured at temperatures below 273 K. The binary results from the bubble point measurements (synthetic method) have been modeled using the Peng-Robinson equation of state modified by Stryjek and Vera (PRSV). A striking improvement of the described phase behaviour was achieved by using the Wong-Sandler mixing rules. No improvements were showed by using the non-cubic (A)PACT equation. The obtained PRSV parameters with the Wong-Sandler mixing rules, for the bubble point measurements gave a very good prediction of the solubilities of the compounds in the gas.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Toegepaste thermodynamica en fasenleer","","","",""
"uuid:5d45db8e-ad7a-44ce-bd35-c783386a3e2f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:5d45db8e-ad7a-44ce-bd35-c783386a3e2f","Scheurvorming in tunnelvloeren","Den Boef, E.M.","Vos, C.J. (mentor); Van Breugel, K. (mentor); Bezuijen, K.G. (mentor); Bouwmeester-van den Bos, W.J. (mentor); Tegelberg, E.R. (mentor)","1996","Bij de Hoogwaardig Openbaar Vervoer tunnel aan de zuidzijde van Schiphol (verder als HOV tunnel), zijn scheuren ontstaan in de constructievloeren. Deze scheuren veroorzaken lekkage van grondwater, die plassen vormen op de tunnelvloeren. Nadat de geconstateerde scheuren geinjecteerd waren, begonnen de scheuren weer te lekken. Tevens zijn er in de loop der tijd nieuwe scheuren bijgekomen. Over het algemeen is scheurvorming in betonconstructies een normaal verschijnsel. Als de scheuren echter lekkage van water veroorzaken. en als gevolg daarvan een afnemende weerstand tegen corrosie leveren, zal er eerder moeten worden overgegaan tot reparatie. Dit om de functionaliteit en eventueel de veiligheid niet in gevaar te brengen. Deze reparaties brengen hoge kosten met zich mee, die bij de tunneldelen die gebouwd zijn, of gebouwd worden onacceptabel is. Tevens zal het lekwater door de tunnelvloeren problemen opleveren bij het aanbrengen van asfalt, voor het tram- en busverkeer in de HOV tunnel. Bijlage I geeft enkele foto's van de gemeten scheuren en bijlage 11.1 geeft een overzicht van de scheuren in de vloeren van de vakken G&H van de HOV tunnel.","tunnels; crack formation; scheurvorming","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:104c2464-8e4d-4012-b8cd-4783d68f6573","http://resolver.tudelft.nl/uuid:104c2464-8e4d-4012-b8cd-4783d68f6573","Beekinrichting","Hekman, A.","Sanders, F.M. (mentor); Donze, M. (mentor); Van Eck, P. (mentor)","1996","In Nederland vormen beken karakteristieke landschapselementen. Door verschillende ingrepen in het verleden zijn veel beken gekanaliseerd, genormaliseerd en/of gereguleerd. In de loop der tijd zijn problemen ontstaan, bijvoorbeeld door versnelde afvoer van neerslagwater en verminderde mogelijkheden voor retende van water is er in veel stroomgebieden sprake van verdroging. Op dit moment zijn er op allerlei beleid- en beheerniveaus plannen voor herinrichting, restauratie en herstel van beken en stroomgebieden. Een beek begint bij de bron en loopt via de bovenloop, middenloop en benedenloop richting een grotere beek of rivier. Er zijn verschillende typen beken. Indelingen zijn mogelijk op grond van de diepte van het grondwatersysteem, op basis van het ruimtelijk patroon van de watedopen of op basis van de gemiddelde terreinhelling in het stroomgebied. Een algemene benaming voor de beken die behandeld worden in het rapport is 'laaglandbeken'. Er bestaan binnen Nederland grote lokale en regionale verschillen in beken, die terug te voeren zijn op lokale/regionale typologische kenmerken van verschillende streken. Wanneer men de processen en patronen binnen het stroomgebied van een beek beschouwt, is er een grote verscheidenheid te zien. Gaande van het begin van een beek, naar de plaats waar de beek uitmondt in een groter beek of rivier, verandert de aard van hydrologische processen, de daarmee ten dele samenhangende samenstelling van de bodem, de hoeveelheid getransporteerd water en daarmee de afmedngen van de beek en het beekdal met daarin voorkomende levensgemeenschappen. De hydraulica bij kleine watedopen is vooral gericht op de stroming van water, het transport van sediment en de relade met de morfologische processen in een waterloop. Sedimentatie van zand geeft in bepaalde beektrajecten problemen. De bodem komt hoger te liggen en de kans op wateroverlast neemt toe. Het morfologisch proces van meanderende beken wordt bepaald door de volgende factoren: Afvoer, terreinhelling, sedimenttransport, oevermateriaal en de vegetatie in de beek. Beken vormen een belangrijk onderdeel van de kringloop van water. Het neerslagoverschot wordt afgevoerd naar de zee. Beken en nvieren zijn in dit proces de verzameltrechters. Om te kunnen bepalen welke hoeveelheden water door een watergang worden afgevoerd is inzicht in de hoeveelheid en de verdeling van de neerslag vereist. Waterstromen leggen dikwijls een lange reis door de ondergrond af alvorens het bodemoppervlak bereikt wordt. Tijdens die reis worden extra mineralen opgenomen. Kennis van de geologische opbouw van de ondergrond is van essendeel belang om de verblijftijd en de chemische samenstelling van grondwater te bepalen. Geologische processen uit het verleden hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan het bestaan van hoogteverschillen in ons land. Beekdalen zijn meestal ontstaan in laagten die door deze processen zijn gevormd. Een belangrijk proces van de kringloop van water is de hydrologie. De hydrologie wordt uitgesplitst in de volgende processen: Infiltratie van water in de bodem, transport van water door de bodem, uittreden van grondwater aan de oppervlakte en transport van water door watedopen. Het proces dat de laatste jaren steeds belangrijker is geworden, is de ecologie omtrent beken en beekdalen. Er wordt bij beken een duidelijke zonering aangetroffen van vissen, inverbraten en vegetatietypen. De beekdalvegetatie vertoont loodrecht op de beek eveneens een zonering, afhankelijk van de hydrologie, beekdalhelling, grondsoort en eventueel microreliëf van de beekdalbodem. Beken en beekdalen vormen toevluchtsoorden voor veel organismen. Daarnaast vormen ze belangrijke verbindingszones en trekwegen voor fauna èn flora. De vegetatie van de beekdalbodem wordt gestuurd door bodemsamenstelling, geohydrologie, overstromingsfrequentie, zuurgraad, macro-ionen en nutriëntenhuishouding. De beekfauna wordt primair gestuurd door hydraulische factoren, waarvan de stroomsnelheid de belangrijkste is. De reden voor het maken van een beekinrichdngplan is ten eerste de verandering in de waterhuishouding. Ten tweede is de verandering van de kwaliteit van het water een belangrijke reden om over te gaan tot een vernieuwde inrichdng van een beek. Het landelijk beleid voor het de herinrichdng of herstel van beken is omschreven in onder meer het 'Natuurbeleidsplan', de 'Derde Nota voor de Waterhuishouding' en de 'Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening'. Het provinciale beleid komt vooral ten uiting in de provinciale waterhuishoudingsplannen en de streekplannen. In enkele gemeenten wordt in het bestemmingsplan voor het buitengebied melding gemaakt van een herinrichdng van de aanwezige beken. Waterschappen leggen hun beleid vast in bijvoorbeeld waterbeheersplannen. Een belangrijk element in het stoppen van natuurverarming is de realisenng van de ecologische hoofdstructuur. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van natuurdoeltypen. Dit is een nagestreefde combinatie van biotische en abiotische kenmerken op een bepaalde ruimtelijke schaal. Een natuurdoeltype beschrijft een bepaalde natuurkwaliteit en wordt gebruikt als een toetsbare doelstelling voor een natuurterrein. In Nederland zijn in diverse beken maatregelen getroffen om bepaalde doelstellingen te verwezenlijken. Deze beekinrichtingsmaatregelen worden op de volgende manier ingedeeld. Ten eerste zijn er de maatregelen ten behoeve van de stroming. Deze maatregelen zijn vooral gericht op de grondwaterhuishouding en het afvoerpatroon. Ten tweede zijn er de maatregelen ten behoeve van structuren. Deze hebben primair tot doel het vergroten van de variatie van aanwezige structuren. Als laatste zijn er de maatregelen ten behoeve van stoffen. Deze richten zich enerzijds op het versterken van de beekeigen stofstromen en anderzijds op het verminderen van de toevoer van stoffen als gevolg van menselijke activiteiten. Het beoordelen of een bepaalde maatregel of combinatie van maatregelen in een stroomgebied leidt tot de gewenste verbetering van het functioneren van het beeksysteem is niet eenvoudig. Allereerst is een analyse van de problemen noodzakelijk. Een goede probleemanalyse maakt duidelijk welke factoren problemen veroorzaken. Vervolgens moet worden uitgezocht welke maatregelen mogelijk zijn om te sturen in de gewenste richting en hoe deze maatregelen in ruimte en tijd moeten worden toegepast.","","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:c33fa96f-6afa-42ca-b8a3-e6da89e722fe","http://resolver.tudelft.nl/uuid:c33fa96f-6afa-42ca-b8a3-e6da89e722fe","Effect of submerged breakwaters on a beach profile exposed to regular waves in a wave basin","De Later, J.","D'Angremond, K. (mentor); van de Graaff, J. (mentor); Fontijn, H.L. (mentor); van der Biezen, S. (mentor)","1996","In the framework of a Human Capital and Mobility Project called ""Dynamics of Beaches, experiments with the aim of solving unknown aspects of submerged breakwaters have been carried out by six European universities. Agreements were made considering the layout of the breakwater, the wave conditions and the initial bottom profile. This report discusses the effects of a discontinuous breakwater on a profile exposed to regular waves. For this aim, nine experiments with and without a scale model of a breakwater and with a movable bed were carried out in the wave basin of the Laboratory ofFluid Mechanics at DUT. Measurements were carried out with a profile follower, wave probes and fluid velocity meters. By varying the wave heights and the application of two breakwater configurations the results of these measurements contribute (qualitatively) to a better understanding of submerged breakwaters. In this report the following topics are discussed: (1)profile development, (2)sediment distribution over the basin, (3)wave height development, (4)velocity distributions, (5)comparison with results of earlier carried out 2DV experiments. The most striking effect of the submerged breakwater is that, for the applied breakwater and gap lengths, a strong return flow through the gaps between the breakwaters is generated, apparently compensating for the mass flux over the breakwater crests. Compared to the experiments without breakwater, this resulted in relatively large sediment transports seaward through the gap. The sediment distributions showed that sediment was transported from behind the breakwaters towards the gaps between them and further, onto the sea. This is in accordance with the results of the velocity measurements, because the velocity distributions showed strong longshore currents landward ofthe breakwaters. The driving force of these longshore currents, the incoming waves, show a different development depending on the presence of a breakwater in the cross-section. The breakwater results in a reduced wave height landward ofthe breakwater. Compared to the results of comparable 2DV experiments the most striking difference is the offshore sediment transport.","breakwater; offshore reef; wave basin","en","master thesis","TU Delft, Civil Engineering and Geosciences, Hydraulic Engineering","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","","","","",""
"uuid:a6f91052-6ed1-4947-a0f8-226bb7c0ada0","http://resolver.tudelft.nl/uuid:a6f91052-6ed1-4947-a0f8-226bb7c0ada0","Coding for Channels with Single Localized Burst Error and Random Errors","Thio, H.D.","Weber, J.H. (mentor)","1996","The main purpose of this thesis is to design single localized burst error and t random errors correcting codes, when the encoder has a priori information about the possible location of the burst error in a codeword. The main objective has been to investigate how to utilise the additional information, in the presence of random errors, at the encoder in an efficient way. Further, comparisons with conventional codes are made to give some illustrations to what extend the coderate are improved if the additional information is taken into account. The results can be divided into two main categories. In the first category, a new code for multiple localized burst errors is designed, This code, in contradiction to the Mardjuadi code (i.e. the best-known multiple localized burst errors correcting code), has a large maximum correctable burstlength. Furthermore, in many cases (especially for the large number of burst), the code produces a higher coderate. In the second category, a special construction for single localized burst error correction is designed and later becomes the base of the new construction of the single localized burst error and t random errors correcting code. From the comparisons between this single localized burst error and t random errors correction codes and R-S codes, we can see that in many cases, especially for large burstlengths and small numbers of t random errors, the new construction produces a higher coderate. Another conclusion drawn from the new constructions is that they have a simple encoding and decoding procedure.","Burst error and random error correction; localized burst error","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:f6f85f77-7d52-4ccd-b070-7db1be4103a9","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f6f85f77-7d52-4ccd-b070-7db1be4103a9","Adaptive-array antennae for GPS-interference suppression: A design for airborne vehicles","Van der Pol, E.","Van Willigen, D. (mentor); Moelker, D.J. (mentor)","1996","This report describes interference cancellation using spatial filtering with an adaptive array antenna. A design is done for use on board an airplane. This report contains the optimal design and computer simulations for array performance analysis.","adaptive array antenna; antenna elements; antenna pattern; nulling algorithm; interference calculation; signal-to-interference-plus-noise ratio; Dilution of Precision; array configuration; optimal weights","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:1b093c86-0096-4a61-82a5-67c18341532d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:1b093c86-0096-4a61-82a5-67c18341532d","Performance evaluation of a successive interference cancellation scheme in a Quasi-Synchronous MC-CDMA system","Kleer, F.","Prasad, R. (mentor); Hara, S. (mentor); Nikookar, H. (mentor)","1996","This report describes a performance evaluation of a successive interference cancellation scheme in a Quasi-Synchronous MC-CDMA system. It provides a clear description of a relatively new spread spectrum concept called multi carrier CDMA or MC-CDMA. This modulation technique can be seen as an evolution of normal DS-CDMA. Another issue in this work is the description of a synchronization method of the mobile units, especially for the uplink. We investigated a Time Division Duplex time aligning system on its suitability as a synchronization mechanism for MC-CDMA. When we apply this synchronization algorithm, we are able to achieve a quasi-synchronous MC-CDMA system. Another main topic in this work is to investigate which diversity combining technique could be best applied in order to achieve the best performance in terms of capacity and bit error probability. A successive interference cancellation scheme is, as a form multi-user detection, applied in the uplink. A simulation model of the system just desribed is built. The simulation results showed bit error probability curves for both up and downlink situations with different diversity combining techniques applied. The general idea of this report is to investigate the usefulness of techniques -some already applied- in combination with DS-CDMA for MC-CDMA systems, because today, wireless networking has not only become a hot research topic, but also new markets have emerged. It is therefore important that new technology can be commercially available in a relatively short time frame.","Digital Communication; Spread Spectrum; Uplink; Synchronization; CDMA; Multi Carrier CDMA; Successive interference cancellation","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:114367e1-e655-4c60-93a1-61da99f5361b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:114367e1-e655-4c60-93a1-61da99f5361b","Telefonie via het kabeltelevisie-netwerk: De technische, economische en organisatorische aspecten","Mohan, S.S.","Westerveld, R. (mentor); Van der Giessen, J.S. (mentor); Van Till, J. (mentor)","1996","Vanaf 1 juli 1997 zal de markt voor draadgebonden telecommunicatie vrijgegeven worden. Dit houdt onder andere in dat kabelexploitanten telecomdiensten mogen aanbieden. De kabelexploitant heeft net als de PTT toegang tot de huishoudens. 95 % van de Nederlandse huishoudens heeft een kabelaansluiting. Kabelfoon BV, een dochteronderneming van kabelexploitant CAI-Westland, heeft een onderzoek laten verrichten naar de haalbaarheid van telefoniediensten via het kabelnet van CAI-Westland. Hierbij moest gelet worden op de technische, economische en organisatorische haalbaarheid. Het onderzoek is in drie stappen uitgevoerd. Allereerst is er een literatuurstudie gedaan om gegevens te verzamelen over telefonie via de televisiekabel. Daarna is er een marktonderzoek gedaan om na te gaan in hoeverre de particuliere markt interesse heeft in telefoniediensten die aangeboden kunnen worden door Kabelfoon BV. Tenslotte is er een veldproef verricht om zo een dienst daadwerkelijk uit te testen. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat telefonie via de kabel technisch mogelijk is. Uit het marktonderzoek is gebleken dat er pas interesse is voor telefonie diensten via het kabelnet als de tarieven en gesprekkosten lager zijn. Ook is gebleken dat men heel erg geïnteresseerd is in de mogelijkheid om voor een vast bedrag onbeperkt lokaal te bellen. Voor een kabelexploitant is er over het algemeen weinig te zeggen of er telefoniediensten aangeboden kunnen worden. De kabelnetten verschillen te veel in opbouw. Voor het kabelnet van CAI-Westland is nagegaan welke apparatuur er nodig is om deze diensten aan te bieden. Verder is gekeken naar de organisatorische aanpassingen die voor Kabelfoon BV nodig zijn.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:3e71c411-7e42-46c6-b646-12668386747f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3e71c411-7e42-46c6-b646-12668386747f","A Survey of Location Management Strategies for Mobile Communications Networks","Kruijt, N.E.","Prasad, R. (mentor); Schoute, F.C. (mentor); Sparreboom, D. (mentor)","1996","Location management for mobile communications networks deals with those network control functions necessary to allow the attainableness of users anywhere in the network coverage area. The basic operations, paging and location updating, are resource-consuming, since both of them involve signalling over the radio link between mobile stations and base stations. Future mobile communication networks will have to support a high amount of users, so a high amount of (radio) signalling can be expected. Paging and location updating in current mobile communications networks (e.g. GSM) is implemented as follows: the network coverage area is divided into so-called location areas (groups of cells). When a mobile station enters a new location area, it informs the network about this event (location updating). When a connection for a mobile station arrives, the network sends a polling signal (paging) simultaneously through all the cells of the location area the mobile station is registered in. The mobile station answers and the base station through which the connection can be set-up is determined. Alternative location updating methods include different ways of implementing location areas (overlapping borders, completely overlapping, time-dependent), the use of location areas defined for each user independently, and other methods that do not use location areas at all. Alternative paging methods include paging in more than one step and ‘intelligent’ paging (by exploiting user related information). The conclusions suggest that the conventional location updating method seems to be good enough, although several other alternatives seem to have their own advantages and disadvantages. On the other hand, they may be too complex and cannot yet be evaluated realistically. Paging in more than one step might save a high amount of signalling load without severe penalties. A promising approach in terms of signalling savings seems to be the individualization of location areas combined with ‘intelligent’ paging. However, since no realistic models are yet available capturing the user’s long terms mobility habits, a realistic quantitative assessment is still difficult.","Mobile networks; roaming; (radio) signalling; mobility management; location management; location registration; location updating; paging","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:0a9bf4d8-bf9b-42ca-b837-9a2b8efb6f5a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0a9bf4d8-bf9b-42ca-b837-9a2b8efb6f5a","Integratie van WVG-vervoer in het openbaar vervoer? De Wet Voorzieningen Gehandicapten als aanleiding tot nieuwe ontwikkelingen binnen het personenvervoer","De Regt, M.J.J.","Pols, A.A.J. (mentor); De Boer, E. (mentor); Wijting, W. (mentor)","1996","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:4714a9cf-233a-4b47-8411-30e41fffa436","http://resolver.tudelft.nl/uuid:4714a9cf-233a-4b47-8411-30e41fffa436","Comparative Performance Analysis of Error Control Schemes in a LEO Mobile Satellite Channel using Spread Slotted ALOHA","Wong, W.H.","Prasad, R. (mentor); Dlodlo, M.E. (mentor)","1996","The results of an analysis of SS-ALOHA techniques in combination with various error control schemes in a low earth orbit (LEO) mobile satellite channel are presented. The following error control schemes are of interest: forward error correction, (FEC), type I hybrid ARQ based on one code (H-ARQ-1,1C), type I hybrid ARQ based on two codes (H-ARQ-I,2C), and type II hybrid ARQ (H-ARQ-II). The throughput and delay are evaluated for each error control scheme and comparisons are made, using analytical methods. The applied LEO communication channel model is adapted for wideband applications here. Various BCH codes and Hamming codes are applied. Therefore the effects of the code length on the throughput and delay can also be observed.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrotechniek","","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","",""
"uuid:2aef46d0-bde4-4044-8332-0ae6e477c39f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:2aef46d0-bde4-4044-8332-0ae6e477c39f","Stuw in de Jamuna, Bangladesh: Stuwcomplex op de lokatie ""Jamuna-brug"" nabij Sirajganj","Bommelijn, R.M.W.","D' Angremond, K. (mentor); Van Duivendijk, J. (mentor)","1996","Doel van dit projekt is het aanwijzen van een lokatie voor het bouwen van een stuwcomplex, waama er een ontwerp voor de stuw wordt gemaakt en er wordt gekeken naar een manier om de bouw van het stuwcomplex uit te voeren. Tevens wordt aandacht besteed aan het opwekken van energie door middel van een energiecentrale. In het afstudeerrapport van W.J.M.Lamers (1994) zijn een aantal mogelijke lokaties voor de bouw van een stuwcomplex bestudeerd. Hierin wordt geconcludeerd dat de lokaties Madarganj en Bera het meest geschikt zijn voor de bouw van h.et stuwcomplex. In dit rapport is de lokatie Sirajganj, ter plaatse van de in aanbouw zijnde geleidedammen voor de Jamuna-brug, als derde mogelijke lokatie bestudeerd. De lokaties ""Jamuna-brug"" bij Sirajganj, Madarganj en Bera hebben elk hun voor- en nadelen, maar het grote voordeel van de lokatie bij de Jamuna-brug is dat het dwarsprofiel van de rivier de Jamuna al voor een belangrijk deel is vastgelegd door de geleidedammen, zodat een stabiele lokatie voor de bouw van een stuwcomplex min of meer gegarandeerd is. Het vinden van een lokatie, daar waar de rivier de Jamuna een stabiele ligging heeft, is een van de belangrijkste problemen bij het aanwijzen van een geschikte lokatie voor de bouw van een stuwcomplex. De stabiele lokatie ter plaatse van de Jamuna-brug is van dusdanig grote invloed dat gekozen is voor het situeren van het stuwcomplex bij ""lokatie Jamuna-brug"", Sirajganj.","weir; Bangladesh; Hydropower; dam; Jamuna","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:393549b8-cf38-4f35-bc09-2ce68b9a2b9a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:393549b8-cf38-4f35-bc09-2ce68b9a2b9a","The influence of methane on the phase behaviour of water+oil+nonionic surfactant systems","Bovendeert, M.J.","Rudolph, E.S.J. (mentor); de Loos, W. (mentor); de Swaan Arons, J. (mentor)","1996","One of the proposed enhanced oil recovery methods is surfactant flooding. During this process a surfactant is injected into an oil reservoir to cause a decrease in the interfacial tension between the water and the oil phase in the reservoir pores. This improves the oil mobility and results in an increase in the oil recovery factor. The knowledge of the phase behaviour of water+oil+surfactant systems is of great importance for these processes. So far, the research was concentrated on the determination of the phase behaviour of water+""heavy"" oil+nonionic surfactant systems. In this master's project the phase behaviour of systems of water, nonionic surfactant and mixtures of methane and n-decane (as a model live oil) is determined. This master's project is performed within the scope of the Ph. D. project of Dipl. Ing. E.S.J. Rudolph...","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Engineering and Materials Science","","Applied Thermodynamics and Phase Equilibria","",""
"uuid:0298257c-5f6b-4f04-9385-4116aa0f48e1","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0298257c-5f6b-4f04-9385-4116aa0f48e1","DECT als kabeltelefoonsysteem: onderzoek naar een draadgebonden toepassing van een draadloos systeem","Zweerts, J.B.B.","Arnbak, J.C. (mentor); van der Giessen, J.S. (mentor)","1996","Het opheffen van de spraakmonopolie via vaste verbindingen maakt het voor kabeltelevisie-exploitanten mogelijk telefoondiensten te exploiteren. Het kabelnet moet daarvoor echter geschikt gemaakt worden. Eén mogelijk kabeltelefoonsysteem maakt gebruik van de DECT-standaard. Deze digitale snoerloze (‘cordless’) standaard biedt in potentie de meeste mogelijkheden. Het belangrijkste kenmerk, het geringe uitgezonden vermogen en de hoge RF-frequentie, blijkt in het kabelnet echter een belangrijke beperking te zijn. In opdracht van CAI-Westland is in samenwerking met Ericsson onderzoek gedaan naar mogelijke oplossingen voor deze beperking. Aangegeven wordt waar deze oplossingen kunnen liggen.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrotechniek","","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","",""
"uuid:c417bfb3-da56-4e58-ba2a-3de9f5c13176","http://resolver.tudelft.nl/uuid:c417bfb3-da56-4e58-ba2a-3de9f5c13176","Indoor Wireless Communications using Slotted ISMA protocols","Prasad, N.R.","Nijhof, J.A.M. (mentor)","1996","The performance of the Slotted ISMA protocols in Rician fading channel for Indoor Wireless communications considering Pico Cellular systems have been analyzed in this thesis. The throughput of Slotted nonpersistant Inhibit Sense Multiple Access (np-ISMA), Slotted 1-persistent ISMA (1p-ISMA) and Slotted np-ISMA\CD (Collision Detection) is investigated in the presence of n-interfering signals whose random amplitudes are considered as Rician distributed. Numerical results are presented, indicating the effect of propagation impairments on channel capacity. The results are of importance for mobile networks and indoor wireless office communications.","ISMA; Rician fading; Non persistent; Collision and detection","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:9d89bb92-c8ae-4a5d-a274-73149aeae994","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9d89bb92-c8ae-4a5d-a274-73149aeae994","Thermodynamic analysis of a chemical reacting system","Bos, K.N.","van Lieshout, G.P. (mentor); de Loos, W. (mentor); de Swaan Arons, J. (mentor)","1996","In this master project, a batch chemical reactor is compared with a continuous tank reactor at different process conditions in terms of exergy and exergy loss. The main objective of this project is to make a thermodynamic analysis of the reactive system lactic acid+water+ethanol as it is considered to be a closed system (batch reactor) and open system (continuous reactor). The project was divided into three parts…","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Applied Thermodynamics and Phase Behaviour","","Materials Science and Chemical Technology","",""
"uuid:8a7d9284-ed15-4a73-9333-7b9ac668bbb0","http://resolver.tudelft.nl/uuid:8a7d9284-ed15-4a73-9333-7b9ac668bbb0","Performance Analysis of a Dual-signal Receiver with Antenna Diversity Techniques in a narrowband Rayleigh and Rician fading channel","Lagarde, R.","Prasad, R. (mentor); Janssen, G.J.M. (mentor)","1996","Different types of diversity techniques are analysed to improve the performance of a Dualsignal Receiver in a narrowband fading channel. This receiver is capable of demodulating two BPSK-modulated co-channel signals of different strength. The receiver performance deteriorates heavily when the two signals are of equal strength. The diversity techniques, used to increase the performance of the Dual-Signal Receiver are 1.) antenna selection diversity based on SIR selection, 2.) majority voting, 3.) quasi-coherent combining and 4.) maximal ratio combining. For antenna selection diversity, quasi-coherent combining and maximal ratio combining the performance is analysed using a theoretical model, the results are verified by BER calculations based on simulated fading channels. Majority Voting is only analysed by BER ejaculations based on simulated channels. Results are presented in the form of cumulative BER functions. It is shown that using diversity techniques leads to large improvements of the performance of the Dual-Signal Receiver","Dual-signal Receiver; Antenna diversity; Fading","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:9efb0f0f-feca-4384-bf06-58b190fbce41","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9efb0f0f-feca-4384-bf06-58b190fbce41","Bresgroei: Een experimenteel onderzoek naar de ontwikkeling van de ontgrondingskuil","Caan, C.P.","Battjes, J.A. (mentor); Vrijling, J.K. (mentor); Schiereck, G.J. (mentor); Visser, P.J. (mentor)","1996","In Nederland wordt, ter vervanging van de huidige ontwerpmethodiek op basis van een overschrijdingskans, gewerkt aan een nieuwe, probabilistische ontwerpnorm voor de zee- en rivierdijken. Deze nieuwe norm wordt gebaseerd op een risicobenadering. Hierbij bestaat het risiko uit de kans op een overstroming, gecombineerd met de schade die daardoor ontstaat. Voor het berekenen van de bij een dijkdoorbraak te verwachten schade is het noodzakelijk het verloop van de inundatie van de polder te kennen. Dit inundatieverloop wordt onder andere bepaald door het debiet dat de polder instroomt, en daarmee door de afmetingen van het stroomgat in de dijk. Het is daarom van belang de ontwikkeling van het stroomgat, de bres, te kennen. Sinds 1986 is onderzoek verricht naar dit proces van bresgroei. Er is een mathematisch model opgesteld, waarin voor de verschillende stadia van het doorbraakproces analytische uitdrukkingen voor de groei van het stroomgat worden gegeven. Dit model is echter nog niet volledig; met name de ontwikkeling van de ontgrondingskuil, die tijdens de doorbraak ontstaat, is nog onzeker, terwijl de uiteindelijke afmetingen van de kuil van belang lijken te zijn in een praktijksituatie. Dit afstudeerproject omvat een onderzoek naar het ontstaan en de ontwikkeling in ruimte en tijd van deze ontgrondingskuil. Het onderzoek heeft tot doel om het inzicht in het bresgroeiproces te vergroten en tevens uit de resultaten een gegevensbestand voor het proces te genereren. Het onderzoek heeft op experimentele wijze plaatsgevonden, door middel van een drietal dijkdoorbraakproeven in het Laboratorium voor Vloeistofmechanica van de TU Delft. In de proefopstelling is een glaswand geplaatst, zodat een in lengterichting gehalveerde dijk ontstaat. Langs de glaswand is, over de kruin van de dijk, een initiële geul gemaakt om de doorbraak op die plaats te laten plaatsvinden. Het doorbraakproces, inclusief de ontwikkeling van de ontgrondingskuil, kon op deze manier met behulp van videocamera's vanaf de zijkant waargenomen worden. Tijdens de experimenten is bovenstrooms van de dijk op drie plaatsen de waterstand gemeten. De stroomsnelheid is op drie punten geregistreerd: in de bres en op twee locaties bovenstrooms. De breedte van het stroomgat is vastgelegd met behulp van een fotocamera recht boven de bres. In alle experimenten is de ontwikkeling van de ontgrondingskuil beïnvloed door de fysieke begrenzingen van het model. Hierdoor kunnen geen exacte dieptegegevens worden gepresenteerd. Wel sluiten de proefresultaten aan bij de historische praktijksituatie, zoals die aangetroffen wordt ter plaatse van oude dijkdoorbraken langs de rivieren, de zogenaamde ""wielen"". De dieptemetingen uit een eerder uitgevoerd veldexperiment, het Zwin'94-experiment, vragen om nader onderzoek, aangezien zij duidelijk afwijken van zowel de historische gegevens als de resultaten van dit onderzoek. Uit de resultaten van de uitgevoerde experimenten lijkt een invloed van de pakking van het bodemmateriaal op het ontgrondingsproces aantoonbaar. Tevens blijkt dat het bestaande bresgroeimodel, afhankelijk van de wijze van toestroming naar de bres, goede resultaten geeft. Al met al kan gesteld worden dat het inzicht in het verloop van een dijkdoorbraak met dit onderzoek vergroot is. Verder zijn drie sets met meetgegevens ontstaan, welke de mogelijkheid bieden, te dienen als hulpmiddel bij het uitbreiden en eventueel verbeteren van het bestaande bresgroeimodel.","breaching; erosion; sediment transport","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:95b8757c-2c0e-4b90-8a44-02199143229b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:95b8757c-2c0e-4b90-8a44-02199143229b","Zeeluchthaven op de Maastvlakte","Duijker, M.","Sanders, F.M. (mentor); Van Eck, P. (mentor)","1996","Omdat Schiphol de grenscapaciteit van 432.000 vliegbewegingen nog voor het jaar 2008 zal bereiken dient in het belang van de internationale concurrentie positie van Nederland onderzocht te worden op welke wijze de verdere groei van de luchtvaart in Nederland opgevangen kan worden. De ontwikkeling van een nieuwe nationale luchthaven kan hiervoor een goede oplossing zijn. In dit rapport is onderzocht hoe een dergelijke luchthaven op de Maasvlakte eruit zou kunnen zien in het licht van de snelle ontwikkeling van de luchtvaart, in het licht van de wens tot maximale baten voor de Nederlandse samenleving (mainportontwikkeling), in het licht van de eisen aan veiligheid en geluidshinder, in het licht van de ontwikkelingen binnen Rijnmond zelf.","luchthaven; vliegveld; maasvlakte; schiphol","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:9cc37c06-a3ee-439c-af58-1365fe0cfcf1","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9cc37c06-a3ee-439c-af58-1365fe0cfcf1","Perspective flightpath displays: koppeling van de kijk-vector en invloed van tijdvertraging","Eveleens, L.C.","Van Willigen, D. (mentor); Theunissen, E. (mentor)","1996","Bij het vliegen met een perspective flightpath display is het mogelijk om verschillende configuraties te kiezen. Bij de ene configuratie wordt de kijk-vector van het display gekoppeld aan de stand van het vliegtuig (attitude aligned) en bij de ander wordt deze gekoppeld aan de snelheidsvector (velocity-vector aligned). Eris onderzoek uitgevoerd in een vluchtsimulator naar het verschil in stuurgedrag en vliegprestaties bij het vliegen met deze beide configuraties met zijwind.
Door de beperkte beschikbaarheid van de vluchtsimulator is het niet mogelijk significante resultaten te verkrijgen. De resultaten kunnen daarom alleen gebruikt worden voor het aangeven van trends.
Buiten het bewustzijn van de vliegers om levert de attitude aligned configuratie slechtere prestaties op en een grotere control activity. Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt doordat het attitude aligned display hoog-frequent dominante cues bevat of door het ontbreken van de symmetrie bij de attitude aligned configuratie bij het vliegen met zijwind, waardoor meer mentale inspanning nodig is. De vlieger kan niet overgaan naar de compensatory tracking taak (bij de velocity vector aligned configuratie kan dit wel) maar moet een pursuit taak blijven uitvoeren. De vliegers ervaren de attitude aligned configuratie als onrustig, veroorzaak door de grote bandbreedte van de dominante waarnemingen.
Ook is er onderzoek gedaan naar de invloed van tijdvertraging in positieinformatie. Er treedt geen perceptual conflict op (wat bij een perspective flightpath display mogelijk is) en het stuurgedrag en vliegprestaties blijven vergelijkbaar.","perspective flightpath display; tunnel-in-the-sky; human factors","nl","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:8d9d5575-7593-434c-8e7c-a7df6a8aec66","http://resolver.tudelft.nl/uuid:8d9d5575-7593-434c-8e7c-a7df6a8aec66","Mathematical model for the performance measures of Dynamic Channel Selection in a bounded DECT system","Varan, C.","Prasad, R. (mentor); Sparreboom, D. (mentor)","1996","DECT is an ETSI standard for digital wireless communications, and uses a Dynamic Channel Selection algorithm for the allocation of channels at run-time. Contrary to Fixed Channel Allocation, where the channels are allocated according to location, the channels are allocated according to channel quality at the time of use. A previous study was made on a mathematical model for an infinite area using Dynamic Channel Selection as defined in the DECT standard. This model was used to make a model for areas of limited size, in order to calculate with boundary effects. Channel availability, desired signal power and interfering signal power has been calculated, as well as call blocking probabilities. The results were compared to results from previous models and simulations.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:53c4f8f2-2b43-44d5-8a5a-d4be133bdbc3","http://resolver.tudelft.nl/uuid:53c4f8f2-2b43-44d5-8a5a-d4be133bdbc3","Inpassing van infrastructuur: Op weg naar een integrale benadering","Van Tuijn, H.A.","Sanders, F.M. (mentor); Van Eck, P. (mentor); De Graaf, J.P.G.M. (mentor); Schrijnen, P.M. (mentor)","1996","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:e091d54b-bffa-44ba-8d5d-850cdc03731a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e091d54b-bffa-44ba-8d5d-850cdc03731a","Wave transmissions at low-crested structures. Stability of tetrapods at front, crest and rear of a low-crested breakwater","de Jong, R.J.","d'Angremond, K. (mentor); Tutuarima, W.H. (mentor); van der Meer, J. (mentor); Visser, P.J. (mentor)","1996","This report is the result of the Master thesis of the author, at Delft University of Technology, Faculty of Civil Engineering. The study was performed at DELFT HYDRAULICS, in cooperation with Boskalis Westminster Dredging BV. Despite the many studies and experiments that have already been performed on the subject of low-crested breakwaters, one has still not yet been able to completely comprehend wave transmission and damage inflicted on breakwaters. The knowledge of the processes occurring at lowcrested breakwaters is still limited. Moreover only a small number of experiments is available. This two-part report is an attempt to contribute to the enhancement of the understanding of the wave transmission at low-crested structures and the stability of low-crested breakwaters with an armour layer of Tetrapods. Part A of this report deals with the derivation of new transmission formulae, Part B deals with stability of Tetrapods at the three segments, Front, Crest and Rear of a low-crested breakwater.","breakwater; tetrapod","en","master thesis","TU Delft, Civil Engineering and Geosciences, Hydraulic Engineering","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","","","","",""
"uuid:68dc5d74-bdb0-4e5b-a807-b665da8497c1","http://resolver.tudelft.nl/uuid:68dc5d74-bdb0-4e5b-a807-b665da8497c1","Soft magnetic FeHfO films with high resistivity: Structural investigations and high frequency penneability calculations","Huijbregtse, J.M.","Van den Beukel, A. (mentor); Roozeboom, F. (mentor); Sietsma, J. (mentor)","1996","","","en","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:d09a8438-df6a-4770-8ea2-1d477ec4d40d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d09a8438-df6a-4770-8ea2-1d477ec4d40d","Calculation of Polymer-Solvent Phase Equilibria Using the SAFT Equation of State","Wilschut, B.T.","Behme, S. (mentor); Sadowski, G. (mentor); Arlt, W. (mentor)","1996","At the Institute for Thermodynamics at the Technical University Berlin a program is under development for the calculation of phase equilibria. The program uses the SAFT equation of state without the association term. Interests lie especially in the calculation of equilibria of mixtures of non-associating polymers in solvents. The Institute faced huge numerical problems. A study after the causes of these problems was performed and the known problems with SAFT were solved…","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","","",""
"uuid:f352ce59-65b3-4dfa-90d0-036e5f19bf27","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f352ce59-65b3-4dfa-90d0-036e5f19bf27","Verweking van grond aan het boorfront","De Nijs, R.","Van Tol, A.F. (mentor); Horvat, E. (mentor); Vlasblom, W.J. (mentor); Broere, W. (mentor); Oostveen, J.P. (mentor)","1996","Tijdens tunnelboringen onder de Nederlandse bodemomstandigheden wordt gevreesd voor het verschijnsel verweking. Verweking is een verschijnsel waarbij verzadigde losgepakte zandgronden ten gevolge van een belasting overgaan van een stabiele naar een vloeibare toestand, dit als gevolg van een toegenomen poriënwaterdruk welke de effectieve korrelspanning doet afnemen. Verweking treedt op in verschillende situaties, zoals bijvoorbeeld bij het intrillen van damwanden en tijdens aardbevingen. Uit de voorbeeld situaties blijkt dat het risico van het optreden van verweking afhankelijk is van verschillende factoren. De relatieve dichtheid en cyclische bodembelasting spelen een grote rol. Bij de analyse van de bodemafhankelijke risicofactoren kan gekozen worden tussen een monstername gevolgd door laboratoriumproeven en een sondering middels een sonde met verschillende meetinstrumenten. De sondering is zowel verticaal als horizontaal uit te voeren waarbij de horizontale sondering nog nader onderzoek vereist. De bepaling van het verwekingsrisico middels de sondering met kleefmeting geeft van alle opties de meest betrouwbare resultaten. In verwekingsgevoelige bodems zijn zowel gronddrukbalans- als vloeistofschild tunnelboormachines inzetbaar. De gevolgen van het optreden van verweking aan het boorfront zijn afhankelijk van het soort machine. Bij het gronddrukbalanssysteem zal een volumeverlies door toestroming van grond richting de boorkamer optreden. Deze toestroming is alleen mogelijk wanneer grond uit de boorkamer wordt verwijderd. Het optreden van het verschijnsel zal bij een vloeistofschild een uitwisseling in de boorkamer van de steunvloeistof met een zandwatermengsel tot gevolg hebben. Het volumeverlies ten gevolge van deze uitwisseling is in het ergste geval gelijk aan het volume van de boorkamer en treedt zeer plotseling op. Het boorproces kan alleen hervat worden wanneer de boorkamer weer met steunvloeistof gevuld is en de filterkoek weer opgebouwd is. Het herstel van het vloeistofschild vereist mogelijk maatregelen vanaf maaiveld. Voor beide systemen geldt dat het volumeverlies een zetting in de bodem tot gevolg heeft welke, in de doorgerekende homogene grondcondities, doorwerkt tot op het maaiveld. Het verwekingsrisico tijdens het tunnelboorproces wordt beïnvloed door de spanningswijziging die optreedt in de bodem. De korrelspanningsreductie en schuifspanningstoename alsook de trilling die de machine opwekt tijdens het boorproces werken risicoverhogend.","bored tunnels; TBM; soft soil; verweking","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Geo-engineering","",""
"uuid:a70b88f1-4d43-40e4-a535-bf74f3eb6233","http://resolver.tudelft.nl/uuid:a70b88f1-4d43-40e4-a535-bf74f3eb6233","Designing Networks: Trade Off between Builder and User of Networks: Conventional and Enhanced Compromise Networks","Van Leperen, J.J.","Sanders, F.M. (mentor); Tavasszy, L. (mentor); Kribbe, W.J. (mentor); Van Eck, P. (mentor)","1996","","","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:5330b22e-f6db-4d59-8d00-7e0924e496e1","http://resolver.tudelft.nl/uuid:5330b22e-f6db-4d59-8d00-7e0924e496e1","Flow slide failure of excavated subaqueous slopes","Helbo, T.","Verruijt, A. (mentor); D' Angremond, K. (mentor); Van der Schrieck, G.L.M. (mentor); Smits, M.T.J.H. (mentor)","1996","Unexpected failure of subaqueous excavated slopes in the form of flow slides is considered in this graduate study. Excavated slopes are not the same as slopes constructed by means of hydraulic fill. Several recent flow slide failures in sand borrow pits, together with qualms in engineering practice about not knowing exactly what fundamental mechanism causes flow slide failure, gave cause for this study. The knowledge that flow slide failure may be caused by either static liquefaction of (part of) a sloping body (also called spontaneous collapse), or by the development of active banks, is taken as a point of departure. Liquefaction due to dynamic loading will be left out of consideration. Special attention will be paid to the geological circumstances of The Netherlands. Herewith, the central problem of this flow slide study becomes: ""How, from an engineering point of view, can we understand and predict flow slide failure of excavated (or being excavated) slopes, better?"". To be able to answer the question at issue, we need to understand the fundamental mechanisms, leading to flow slide failure. Then, the soil properties may be related to the mechanisms and specific circumstances may be taken into account. The main aim of this graduate study is to obtain insight in different mechanisms, possibly triggering flow slide failure and causing its retrogressive nature. Since the extent of a flow slide can be very large, and seems hard to predict, the prediction of the potential for failure will be the pith of the study, not the consequences of failure (Volume 1: Literature Review). The possible ways to model failure potential are investigated and their prediction values are evaluated on the basis of case histories (Volume 3: Case History Study / Appendix). With the insights obtained, an effort has been made to formulate a practical guideline for flow slide analyses, which should lead to improvements in engineering practice (this Volume 2: Directive for Engineering Practice).","flow slide; liquefaction; excavation; slope stability","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering + Geotechnology","","Geo-Engineering","",""
"uuid:df81077d-b866-4f23-bcad-11bce7ed939a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:df81077d-b866-4f23-bcad-11bce7ed939a","A Fuzzy Decision Support System for Magnetic Component Design","Holt, D.","Honderd, G. (mentor); Van Nauta Lemke, H.R. (mentor); Klaassens, J.B. (mentor); Kaymak, U. (mentor)","1996","In many areas of electrical engineering, magnetic components like transformers and inductors are necessary parts of an electrical circuit. Designing such a component means finding a suitable combination of a ferrite core and a copper wire, while a great variety of requirements have to be satisfied. However, finding the optimal combination is complicated because of the large number of available sizes and types of cores and wires. A Decision Support System (DSS) can assist a designer of magnetic components in selecting the suitable component alternatives and in ranking them, hereby improving the efficiency and the results of the design procedure. This paper describes the aims and the typical problems of magnetic component design, and discusses a Decision Support System for facilitating the design procedure. As an example, the structure of a DSS is described that selects an ac-inductor of a power converter circuit.","decision support system; magnetic components; fuzzy sets; fuzzy multiple attribute decision making; transformer design; coil design; inductor design","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Delft Center for Systems and Control","","","",""
"uuid:75c4d83f-9140-4c11-bff0-be7d8f6d1100","http://resolver.tudelft.nl/uuid:75c4d83f-9140-4c11-bff0-be7d8f6d1100","Scale up of turbulent agitated vessels containing non-Newtonian liquids","Schenk, J.M.A.","Van den Akker, H.E.A. (mentor); Venneker, B.C.H. (mentor)","1996","In this project detailed one-dimensional Laser-Doppler measurements were carried out in two stirred vessels containing pseudoplastic, non-elastic non-Newtonian liquids. The two geometrically identical vessels were 0.441 m and 0.627 m in diameter. The flow induced by a Rushton turbine was studied in several liquids, with flow indices ranging from 0.85 to 0.57 . The effects of scale-up and pseudoplasticity on the turbulent flow were studied. Reynolds numbers of 6.0 10? up to 3.3 10?were reached. Measurements of the local instantaneous velocity components were conducted in a plane midway between two baffles, resulting in the calculation of non-dimensional mean and root mean square proflles of all three velocity components. The flow numbers and modifled flow numbers were determined at several radial positions in various liquids. It was decided not to correct the calculated flow parameters for the effect of velocity bias. A rehable, theoretically sohd correction method, applicable to all measurements conducted, was not found. All results presented are uncorrected values, allowing comparison of the measurements obtained in the two vessels, but making comparison with previously obtained results less straightforward. In addition the flow induced by an A315 axial impeller in non-Newtonian liquids, with flow indices of 0.85 and 0.72, was studied in the 0.441 m vessel, under turbulent conditions. The flow numbers and modified flow numbers at several axial positions in two different liquids were determined. The non-dimensional flow parameters in the non-Newtonian liquids were found to be independent of the impeller revolution frequency and the vessel diameter, for values of the Reynolds number of 1.0 10?or greater. The value of the flow index was found to have no significant effect on the turbulent flow parameters.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:d67d1c10-cde9-498e-8e0a-e38d3634d787","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d67d1c10-cde9-498e-8e0a-e38d3634d787","Three-dimensional modelling of secondary flow in river bends","Jongbloed, J.W.","Stelling, G.S. (mentor); Battjes, J.A. (mentor); Di Silvio, G. (mentor); Wang, Z.B. (mentor); Booij, R. (mentor)","1996","The flow in a river bend has a large influence on the cross-sectional profile of the bend. Due to the curvature of the bend a secondary flow, which is perpendicular to the main flow, occurs. The secondary flow is directed outwards in the upper part of the cross-section and inwards in the lower part of the cross-section. It causes by means of the transverse transport of main flow momentum a redistribution of the main flow. This redistribution of the main flow and the sediment transport by the secondary flow cause a typical river bend profile, a steep sloping bank in correspondence with a large depth near the outer wall and a smoothly sloping bank in correspondence with a small depth near the inner wall. To be able to predict (the changes of) the profile and the position of a river bend one must understand the flow pattern and the related sediment transport. To account for the flow pattern several numerical simulation programs have been developed. Since, nowadays, it is impossible to calculate the flow exactly, due to the turbulence, it has to be modelled and some assumptions and approximations have to be made. At Delft Hydraulics a program package (Delft3D) has been developed to simulate these flow cases and their sediment transports. In this thesis research has been done to what extent Trisula, the part that accounts for the prediction of the fluid movement, is capable of predicting the flow in river bends. At first a description of the flow pattern in river bends and a summary of the possibilities of the turbulence modelling are given as well as an abstract of the previous research, both numerically and experimentally, to gain insight in the phenomenon. To verify Trisula an experiment in an 'infinite river bend' has been done at the University of Padua at the Institute of Hydraulics 'G Poleni'. Due to the sensitivity of the boundary conditions this experiment gave not satisfying results so the program had to be checked with other measurement. The measurements of De Vriend were used to verify the computational results of a strongly curved bend and the measurements of Booij were used to verify the computational results of a smoothly curved bend. From the research to the simulation of the flow in river bends, it appeared that Trisula is able to predict the main features that occur in a river bend although the magnitude, especially of the radial velocities, is sometimes too small. The velocity distributions over the vertical and the development and decay of the secondary flow throughout a river bend are predicted rather well. One of the most striking features is the impossibility of trisula to predict the counterrotating secondary flow near the outer wall at sufficiently large Dean numbers due to the incorrect modelling of the turbulence","river morphology; river bend; secondary flow","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:7955428a-792b-4f60-970d-b0af575a1bf3","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7955428a-792b-4f60-970d-b0af575a1bf3","De invloed van statistische onzekerheid op de bepaling van dijkhoogtes","Slijkhuis, K.","Vrijling, J.K. (mentor); Jorissen, R.E. (mentor); Van Gelder, P.J. (mentor); Vrouwenvelder, A.C.W.M. (mentor)","1996","Om waterstanden statistisch te kunnen analyseren moet gewerkt worden met een reeks homogene en onafhankelijke waarnemingen. Er zijn in dit onderzoek twee reeksen met waterstanden geselecteerd uit de waarnemingen die gedaan zijn in de periode van 1887-1994 in Hoek van Holland. De ene reeks is een reeks met jaarmaxima. Deze reeks waarnemingen is Gumbel- of lognormaal verdeeld. Voor de andere reeks zijn de waterstanden geselecteerd met de POT-methode. Aangenomen wordt dat deze waarnemingen exponentieel verdeeld zijn. Uit de reeksen kunnen de overschrijdingslijnen van de waterstanden bepaald worden. Om de parameters van de verdelingsfunctie te schatten, worden in dit verslag drie schattingsmethoden beschreven De Methode der Momenten, de Methode van de Maximum Likelihood en de Kleinste-Kwadraten-methode. Een schatter is een functie van willekeurige trekkingen uit een stochastische variabele en zal daarom altijd stochastisch zijn. Dit is statistische onzekerheid. Inzicht in de kansdichtheidsfunctie van de schatter is (soms) op analytische en (meestal) op numerieke wijze te verkrijgen. De invloed van de statistische onzekerheid op de ligging van het 10^-kwantiel is op twee manieren te bepalen Bij de ene methode wordt uit het gemiddelde en de standaardafwijking van de schatters het gemiddelde en de standaardafwijking van het 10^-kwantiel vastgesteld. Bij de andere methode wordt de onzekerheid van de schatter op Bayesiaanse wijze uit de verdelingsfunctie van de waterstanden geïntegreerd. Met behulp van de overschrijdingslijnen kan de economisch optimale dijkhoogte bepaald worden als aangenomen wordt dat overstromen het enige faalmechanisme van de dijk is. Bij iedere dijkhoogte is er een kans op falen met als gevolg een ramp. In het econometrisch model is de dijkhoogte optimaal als de totale kosten minimaal zijn. De totale kosten zijn een som van de kosten van dijkverbetenng en de gekapitaliseerde schadeverwachting. De parameters in het econometrisch model zijn stochasten. Eerst wordt beschouwd wat de invloed van de statistische onzekerheid van de parameters van de verdelingsfunctie op de optimale dijkhoogte. Vervolgens wordt bekeken hoe de optimale dijkhoogte verandert als de investeringen en de schade stochastisch zijn.","dijkhoogte; veiligheid; statistische onzekerheid","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:8e173b39-9dd8-401a-b929-46972e35c228","http://resolver.tudelft.nl/uuid:8e173b39-9dd8-401a-b929-46972e35c228","Het Gronddrukbalansschild: Schuimconditionering en de invloed hiervan op de besturingsparameters","Postma, B.","Vrijling, J.K. (mentor); Van Tol, A.F. (mentor); Vlasblom, W.J. (mentor); Greve, H.A. (mentor)","1996","In Nederland wint sinds kort het boren van tunnels steeds meer aan terrein. Er is echter nog weinig bekend omtrent het boorproces van het gronddrukbalansschild in zandige formaties en het gebruik van schuim als konditioneringsmiddel. Inzicht in de invloed van de konditionering op de besturingsparameters van het gronddrukbalansschild is derhalve gewenst om een gecontroleerd verloop van het boorproces mogelijk te maken. De interesse gaat uit naar het verloop van de druk in de tijd. Om de invloed van het schuim op de besturingsparameters te onderzoeken is gekeken naar hoe het schuim de grondeigenschappen verandert en hoe groot de invloed van een volumeverandering in de mengkamer is in relatie tot de druk in het gekonditioneerde grond-schuimmengsel. Dit is vergeleken met de toestand waarin geen konditionering plaats vindt. De conclusie van dit onderzoek is dat konditionering leidt tot een minder snelle druktoename in de tijd in vergelijking tot de ongekonditioneerde toestand. Dit heeft een positief effect op het verloop van het boorproces en de tijdsduur waarbinnen zinvol kan worden ingegrepen.","bored tunnels; schildmethode; gronddruk","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Geo-engineering","",""
"uuid:ef2b1305-0002-4b3d-8437-b5d4141e55e1","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ef2b1305-0002-4b3d-8437-b5d4141e55e1","Tidal analysis of the South China Sea","Akdag, C.","Stelling, G.S. (mentor); Battjes, J.A. (mentor); Steeghs, H.J.M.G. (mentor); Gerritsen, H. (mentor); Booij, N. (mentor)","1996","The region of South China Sea and the Indonesian waters, covering an area of about 9 million km2, is characterised by a very complex tidal behaviour. This region, which will be called the South China Sea throughout this report, is entangled between the Pacific Ocean and the Indian Ocean. Therefore the tides in the South China Sea are driven by these two oceans. Beside the co-oscillating nature of tides from two different oceans, the geography and the topography of the South China Sea are other essential elements in the complex tidal behaviour. Deep sea basins as well as shallow areas exist in the region. The geography is such, that the whole South China Sea can be thought of as existing of separate basins with each basin having its own tidal characteristics. The complexity ofthe tides of the area is described by various authors. Tidal modelling of the area appears to be a hard task: no complete reliable hydraulic model ofthe area is constructed yet. Results of hydrodynamic models by different investigators seem to be widely different. In June 1993, DELFTHYDRAULICS designed a tidal model ofthe South China Sea as well. The South China Sea Model, as it was called, comprised the southern parts of the South China Sea, the Sunda Shelf, Macassar Strait, Malacca Strait, Celebes Sea and the Sulu Sea. The results of this model so far are not completely satisfactory. So further calibration seems necessary. One of the new topics of research that was suggested within the line of the South China Sea Model, was the construction of a more simplified representation of the study area. Before useful calibration of the model, this would help to study and understand basic mechanisms that control the tidal behaviour of this area. The representation should be as simple as possible but still incorporate the essential features of the hydrodynamic behaviour of the area. It should be suited as an analysis tool and produce insight into the elementary mechanisms at low expenditure in terms of time and computational effort. This report describes a few steps to obtain this basic understanding. First the tidal behaviour of the South China Sea is thoroughly analysed once more, to get a clearer picture of the system's behaviour that has to be represented or reproduced. The complexity of the tides of the area and the reasons for this are summarised and, if possible, put into a figure. Second the results of the various (numerical) models are discussed to find the reason for of difficulties with the tidal modelling. As described above, hydrodynamic modelling of the area turned out to be very difficult; results produced so far by different investigators do not always match. Even in the number of and rotating directions around amphidromic points sometimes differ. Also the ""South China Sea Model"" results until now were analysed in detail.The third item of the study was an investigation of the applicability of a I-D box model approach to stimulate the complex tidal behaviour of the study area. This approach was chosen in order to understand the sensitivity of the tidal behaviour in relation to various relevant parameters such as topography, modelling of passages, behaviour of some specific basins etceteras. As a start this approach was applied to the Sulu Sea region only, leaving the total South China Sea area to be covered later once the method had shown its usefulness. The Sulu Sea was modelled as a connection of four basins, of which the outer basins represented the narrow passages, and the inside basins represented the deep sea basins of the Sulu Sea itself. At the open boundaries (at the two edges), water levels were given as boundary conditions and transition conditions of mass and momentum were prescribed between the basins. The reason for the choice of the Sulu Sea was a logical consequence of the major modelling difficulties there and its assumed influences for the rest of the South China Sea Model area. Finally some new calculations were made with the South China Sea Model. These calculations were for some part the logical consequence of the study results of this project and for some part originating from ideas of former studies. One of the interesting calculations is for instance the model calculation with tide generating forces introduced in the model for the first time.","tidal behaviour; numerical modeling","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:d8b9924f-2109-44e6-b6fd-24f93eadfa63","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d8b9924f-2109-44e6-b6fd-24f93eadfa63","Toe stability of rubble-mound breakwaters","Docters van leeuwen, L.","D'Angremond, K. (mentor); Tulp, L. (mentor); van der Meulen, T. (mentor)","1996","This Master Thesis contains a study on the stability of the toe structure of rubble-mound breakwaters based on small scale model tests performed in the large wave flume of the Laboratory of Fluid Mechanics of the Faculty of Civil Engineering of Delft University of Technology. In this report the study of Gerding (1993) on the stability of toe structures was continued. This has been done according to the design relation suggested by Gerding. In his tests the density of the stone was not varied, although it is a parameter in the formula. The main purpose of the study at hand was to check the validity of the density in the Gerding-relation: therefore the stone mass density ?s in this research was varied: namely 1900, 2550 and 2850 kg/m3, respectively the materials brick, porphyry and basalt. Only one cross section of a rubble mound breakwater with various toe structures was investigated. The existing knowledge and the influence of all governing parameters is reviewed. The main variables were toe height, Zt, water depth in front of the toe hm, water depth above the toe, ht, wave height, Hs, nominal stone diameters, Dn50 and stone mass density ?s. Variation of the wave steepness wasnt of influence on the toe stability, because the range of values of the surf similarity parameter was such that the reflection coefficient was almost constant. Existing knowledge is presented from which an analysis of the influence of the parameters involved followed. The tests are described and then the result of the measurements is analyzed. The data showed too much scatter and therefore elaborated to one damage level Nod=0.5 (start of damage). The influence of the relative density of the stone, Δ, was reproduced in the Gerding-relation in the right way, because different stone mass densities gave similar results for Hs/ΔDn50 as a function of ht/Dn50. The design curve by Gerding be used for the design of toe structures, albeit that the designer must not forget the influence of hm which is not mentioned in this relation. In the present study the same trend is found but the values from the present study show a higher stability of the structure than with the suggested relation of Gerding, which is more conservative. Computations of toe stability were performed according to Shields and to Rance & Warren to get an analysis on analytical grounds, because empirically found results dont necessarily have to be right. Only the computations according to Rance & Warren could fit the results of the measurements with addition of a small amplification factor. The parameter of the local water depth in front of the toe structure, hm, had still an influence on the relation found between Hs/ΔDn50 and ht/Dn50; this followed both from the tests and the computations. So it is risky to use the design curve for all hm. The working-out of the computations must be improved and more experiments are needed to enlarge the knowledge of the influence of hm and to simulate the measurements more accurate. Differences have been found between this study and the research of Gerding. The damage estimated was on the average two times smaller than the damage Gerding had determined. The reason why this happened is still unknown. It is therefore recommended to perform further research to explain why this difference occurs. More insight into toe stability may be found when the velocity distribution over the water depth in front of the toe structure is better defined and when the influence of the shape of the foreshore and of the reflection on the structure on toe stability would be taken into account.","toe stability; breakwaters; rubble-mound","en","master thesis","TU Delft, Civil Engineering and Geosciences, Hydraulic Engineering","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","","","","",""
"uuid:b49e2db0-9774-4e2a-b32f-654fe2ca8651","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b49e2db0-9774-4e2a-b32f-654fe2ca8651","Revolutie op de Maasvlakte?","Schoenmakers, E.J.M.","Vrijling, J.K. (mentor); De Gijt, J.G. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor); Polen, B. (mentor)","1996","In dit afstudeerrapport komen zaken aan bod die gaan over het gebruik van containerterminals. Als eerste wordt een studie verricht naar de te verwachten ontwikkelingen in de containervaart. Het blijkt dat de afmetingen van containerschepen momenteel fors groeien. Dit komt door de opleving van de economie, de voortschreidende automatisering aan boord van schepen, en de behoefte van de reders om steeds goedkoper containers te kunnen vervoeren. Het grootste schip, dat momenteel vaart, heeft een ladingscapaciteit van 6000 Twenty foot Equivalent Unit ( TEU) . Op zeer korte termijn zijn schepen te verwachten met een capaciteit van 7000 TEU. Door de komst van deze 6000+ TEU-schepen en de snel groeiende containermarkt moeten de containerterminals de containers sneller verwerken. Problemen worden verwacht bij de containerkranen aan de kade met betrekking tot de toename van het aantal overgeslagen containers per schip per tijdseenheid. Om een goed overzicht te krijgen van de werking van een containerterminal, wordt dit eerst bestudeerd. In de literatuur blijkt het overslagprobleem onderkend te zijn, gezien de vele beschrijvingen en studies die de laatste tijd verschijnen. Getracht i s om de meest belangrijke ontwikkelingen te verzamelen, waarbij de voor- en nadelen zijn aangegeven. Uit de literatuurstudie kunnen dan de ontwerpcriteria worden afgeleid. Een belangrijke vraag in het gehele overslagproces is: ""Wat mag het kosten"". Hoe ver mag en kan men gaan om zo snel mogelijk een container te lossen. Getracht is hier enig inzicht in te geven m.b.v. een economisch ""model"". Hoewel het model niet geschikt is voor een kostenbepaling, geeft het wel de economische krachten weer, die bij het containertransport over lange afstanden werken. Het blijkt dat de kosten, die gemaakt moeten worden voor alleen het overslaan, ten opzichte van de totale transportkosten gering zijn.","container terminal; Maasvlakte; kade terrein","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:7bd0ad44-6d6d-4375-9556-76674e1f140c","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7bd0ad44-6d6d-4375-9556-76674e1f140c","De verborgen kracht van riet: De invloed van de beweging van riet op de golfdempende werking ervan","Klok, P.K.","Battjes, J.A. (mentor); Fontijn, H.L. (mentor); Schiereck, G.J. (mentor); Boeters, R. (mentor)","1996","De oeverbeschermende werking van riet bestaat aan de ene kant uit een vergroting van de sterkte, het wortelstelsel vormt een sterke wapening van de grond, en aan de ander kant uit een verkleining van de golf en de stroombelasting. In dit onderzoek wordt onderzoek gedaan naar de invloed van riet op de golfbelasting. Om de invloed van net op de golfbelasting te kunnen bepalen is het nodig om de invloed van riet op de golfenergie te kennen. Om de invloed van net op de golfenergie te berekenen is er voor gekozen om eerst de beweging te verwaarlozen. Het energieverlies kan dan rechtstreeks worden bepaald. De invloed van de beweging van het net door middel van een correctiefactor verdisconteerd. Om de waarde van deze correctiefactor te bepalen is onderzoek gedaan naar de beweging van een rietstengel onder een golfbelasting. Om de beweging van een rietstengel te beschrijven is een rietstengel geschematiseerd tot een systeem met een vrijheidsgraad. Om dit te kunnen doen is de eigenfrequentie, I.p.v. de massa, als onafhankelijke grootheid geroduceerd. Om het aldus gecreeerde systeem op te lossen moet de dempingsterm worden gelineariseerd. Dit betekent dat de beweging van de rietstengel gedeeltelijk verwaarloosd moet worden ten opzichte van de orbitaalbeweging. Met behulp van de analytische oplossing is het mogelijk gebleken om de dimensieloze parameters te formuleren waardoor de beweging van een rietstengel gekenmerkt wordt. De oplossing is gebruikt om de invloed van de beweging op het energieverlies te berekenen. Het blijkt dat het energieverlies door het meebewegen van de stengel significante veranderingen ondergaat. De verandering is het grootst als de golffrequentie gelijk is aan de eigenfrequentie. De invloed van de beweging op de golfdemping is frequentie-afhankelijk. Elke rietkraag heeft hierdoor in wezen zijn eigen absorptiespectrum. Ben groot voordeel van de analytische oplossing voor de beweging in golfrichting is dat alleen de eigenfrequentie en de buigstijfheid en de diameter van het onderste deel van de rietstengel bekend hoeven te zijn om de beweging te bepalen. Het is niet nodig om rekening te houden met variaties in de eigenschappen over de hoogte, de aanwezigheid van bladeren en de lengte en de massa van de stengel, zolang de eigenfrequentie maar bekend is. De eigenfrequentie is echter moeilijk te voorspellen. De analytische oplossing is getoetst. Hiervoor zijn experimenten gedaan in het Laboratoriurn voor Vloeistofmechanica van de Faculteit der Civiele Techniek aan de T.U. Delft. Uit de proeven is gebleken dat de analytische oplossing de werkelijkheid dicht benaderd, behalve als de golffrequentie ongeveer gelijk is aan de eigenfrequentie. In dat geval zijn de uitwijkingen zo groot dat een linearisatie van de dempingsterm niet geoorloofd is. AIs de verplaatsingen klein zijn dan is het mogelijk om met de analytische oplossing een goede schatting te verkrijgen voor de invloed van de beweging van riet op het energieverlies. Uit het onderzoek blijkt verder dat het erg moeilijk is om de gedaante van de beweging loodrecht op de golfrichting nauwkeurig te voorspellen. Om het extra energieverlies onder invloed van de transversale trilling te bepalen is een formule afgeleid. Hieruit volgt dat het energieverlies ten gevolge van de transversale trilling niet verwaarloosbaar is indien de amplitude van de trilling van dezelfde orde van grootte is als de diameter van de stengel. Uit de experimenten is gebleken dat de amplitude van de beweging loodrecht op de golfrichting van dezelfde orde van grootte is als de diameter van de cilinder. Deze beweging kan dus niet worden verwaarloosd bij het berekenen van het energieverlies. Als de diepte constant is dan kan de invloed van riet op de golfhoogte analytische worden bepaald. Als riet op een talud staat dan is een numerieke simulatie noodzakelijk. Hieruit blijkt dat de dissipatie door breking aanmerkelijk kleiner is als een talud begroeid is met riet.","wave damping; dissipation; reed; vegetation shoreline protection","nl","master thesis","TU Delft, Civil Engineering and Geosciences, Hydraulic Engineering","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","","","","",""
"uuid:0e29ec7d-593a-4a5d-b6b7-5af51894add0","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0e29ec7d-593a-4a5d-b6b7-5af51894add0","Ontwikkelde en niet-ontwikkelde slugstroming in een verticale tweefasenleiding","Meeuwissen, B.","Van den Akker, H.E.A. (mentor); Mudde, R.F. (mentor); Legius, H.J.W.M. (mentor)","1996","Dit onderzoek is gericht op het herkennen en het karakteriseren van slugstroming in een verticale pijpleiding. Experimenten zijn uitgevoerd met druksensoren en glasvezelprobes in een 17 meter lange verticale tweefasenleiding met een vernauwing. Door de invloed van stroomop- en afwaartse veranderingen zijn de druksignalen slechts beperkt te gebruiken om lokale informatie te verkrijgen over de stroming. Omdat in industriële toepassingen druksignalen vaak de enige beschikbare data zijn, is onderzocht welke informatie over slugstroming wel uit deze signalen kan worden gehaald. Er is een methode ontwikkeld waarmee uit druksignalen het patroon van de tweefasenstroming kan worden bepaald. Uit een statistische analyse van de druksignalen blijkt dat het mogelijk is om met de autocovariantie informatie over de periodiciteit van de slugstroming te verkrijgen. Door de invloed van verstoringen is het niet mogelijk om met de kruiscovariantie van twee druksignalen de snelheid van slugs te bepalen. Tijd-frequentie analyse van het druksignaal zou gebruikt kunnen worden om informatie over de snelheid van slugs te verkrijgen. Met de glasvezelprobes zijn belangrijke slugparameters zoals frequentie, lengte en snelheid gemeten om een nauwkeurige indicatie te krijgen van de karakteristieken van slugstroming. Met behulp van de experimentele data konden correlaties worden bepaald voor de snelheid en lengte van Taylorbellen en slugs als functie van het gas- en vloeistofdebiet. Een belangrijk resultaat is dat de snelheid van een Taylorbel in een reeks bellen hoger ligt dan de snelheid van één Taylorbel bij hetzelfde vloeistofdebiet. De overgang van niet-ontwikkelde naar ontwikkelde slugstroming in een verticale pijpleiding is gesimuleerd met een computermodel gebaseerd op het proces van Taylorbelcoalescentie. Met dit model is het mogelijk om de sluglengte-distributie en optredende drukprofielen op een bepaalde hoogte in de pijp te berekenen.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:50ce071c-c854-417a-aad7-8b3b27022b12","http://resolver.tudelft.nl/uuid:50ce071c-c854-417a-aad7-8b3b27022b12","Onderzoek aanslibbing jachthaven ""het Steel"" te Roermond","Gerritsen, A.H.A.M.","Stelling, G.S. (mentor); Kranenburg, C. (mentor); Schiereck, G.J. (mentor); Booij, R. (mentor); Winterwerp, J.C. (mentor)","1996","Het afstudeeronderzoek bestaat uit vier onderdelen, te weten: Onderzoek om enig gevoel te krijgen voor de mogelijkheden en beperkingen en de te hanteren coëfficiënten en grootheden bij toepassing van TRISULA voor het modelleren van door langsstroom aangedreven havenstromingen. Onderzoek naar het huidige aanslibbingsmechanisme van jachthaven 'het Steel' te Roermond voor verschillende Maasafvoeren. Onderzoek naar havenstromingen zoals deze optreden bij een langjarig gemiddelde Maasafvoer, een Maasafvoer die eens per jaar optreedt resp. eens per 10 jaar optreedt. Hierbij is het stromingsmodel TRISULA toegepast. Onderzoek naar verschillende aanpassingen om de uitwisseling met de Maas en hiermee de aanslibbing van de jachthaven te verminderen. Verschillende aanpassingen zijn met TRISULA gesimuleerd. Als oefening om inzicht te krijgen in de mogelijkheden cq. beperkingen bij toepassing van TRISULA voor dit onderzoek, is een laboratoriumonderzoek naar de uitwisseling tussen rivier en haven gesimuleerd. Bij de simulaties van dit laboratoriumonderzoek blijkt duidelijk dat de weergegeven havenstromingen sterk afhankelijk zijn van de toegepaste (constante) waarde voor de turbulente viscositeit. Een empirische benadering van Booij (1991) voor de toe te passen waarde, waarbij deze afhangt van stroomsnelheid in de rivier en de breedte van de havenmonding, is een bruikbaar hulpmiddel om de waarde hiervoor te schatten. Tevens bestaat er een afhankelijkheid van de toe te passen viscositeitswaarde met de roostergrootte. Bij simulaties waarbij 3D-effecten een (grote) rol spelen worden de optredende havenstromingen met een 2D berekening niet goed weergegeven.","jachthaven; Maas; aanslibbing","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:b1297138-1f7d-4668-8937-e4a5222b6639","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b1297138-1f7d-4668-8937-e4a5222b6639","Three-line modelling of the Terschelling supply","Groenewoud, M.D.","Van de Graaff, J. (mentor); Spanhoff, R. (mentor)","1996","In the framework of the NOURTEC project experimental nourishments have been executed. The NOURTEC project is an EU-research project in the scope of the program for Marine Science and Technology (Mast II). NOURTEC stands for Innovative Nourishment Techniques Evaluation. Full-scale experiments have been carried out in three different countries (Denmark, Germany and the Netherlands). Different nourishment techniques have been applied (i.e. shoreface nourishments and beach nourishments). In the period May to November 1993 a shoreface nourishment was carried out at the coast of Terschelling (the Netherlands). An extensive monitoring program has accompanied this exercise. This study is about the simulation of the evolution of the nourishment with a three-line model. The basic idea of line modelling is that the magnitude of cross-shore transport is proportional to the deviation from the equilibrium shape of the cross-shore proflle. For the modelling the cross-shore profile is schematised in zones. Each zone is characterised by ""a line which represents the sediment volume of the zone. Also longshore dispersion is taken into account. Coastal constants which quantify the magnitude of transport in cross and longshore direction have been determined. For that purpose use was made of the available wave and bathymetric data. A study was made of the behaviour of the coast prior to the nourishment. The autonomous behaviour was taken into account for determining the shoreface nourishment behaviour. A comparison between measured development and calculations with the three linemodel shows that there are similarities but also considerable differences. One of the difficulties is how to distinguish between autonomous proflle development and profile development caused by the nourishment. The behaviour of the nourishment is partly understood by the model runs. The calculated development of the upper zone is very similar to the measured development. The results for the middle zone are less good. The three-line model will in principle predict symmetrical proflle development in longshore direction in case of an alongshore symmetrical supply. From observations it is clear that the nourishment is moving eastward. This can not be modelled with the present three-line model. The differences between measured and calculated development in the lower zone are also considerable. The research has yielded an increased insight in the complex behaviour of the shoreface nourishment along the coast of Terschelling.","beach nourishment; replenishment; coastline stability","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:978b10dd-7f53-4673-95f8-438bf1dfa9cc","http://resolver.tudelft.nl/uuid:978b10dd-7f53-4673-95f8-438bf1dfa9cc","Effect of Pulse Shaping on the Performance of DS-CDMA in a Multipath Fading Channel","Munne, R.","Prasad, R. (mentor); Nikookar, H. (mentor)","1996","This report gives first an overview of the main modulation methods and of the multipath propagation effects. A model is described to simulate BPSK, QPSK and OK-QPSK in some measured indoor channels. Several pulse shapes are analysed and their effects discussed on single-user systems and on DS-CDMA. The main performance parameter is the bit error rate for different noise levels. Finally, some conclusions on the possible increase of a DS-CDMA system capacity are exposed, based on the different interference reductions achieved by pulse shaping.","Wireless communications; pulse shaping; Code Division Multiple Access; Direct Sequence; Spread Spectrum systems; frequency selective channels; modulation methods; BPSK; QPSK; OK-QPSK","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:2f99d587-0c2b-4752-9db9-d9f03e2ac0be","http://resolver.tudelft.nl/uuid:2f99d587-0c2b-4752-9db9-d9f03e2ac0be","Prioriteitstelling voor knelpunten in het recreatietoervaartnet","Van der Eijck, L.S.","Sanders, F.M. (mentor); Thissen, W.A.H. (mentor); De Boer, E. (mentor); Oomen, P.F. (mentor); Lamsweerde, N.A.W. (mentor)","1996","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:25ab69cc-8bde-4d0b-91ca-5013b39e42ed","http://resolver.tudelft.nl/uuid:25ab69cc-8bde-4d0b-91ca-5013b39e42ed","Correlation of the liquid-liquid equilibria, and partition coefficients of amino acids and enzymes in dextran, polyethylene glycol, and water aqueous two-phase systems","Raghoe, S.D.","de Swaan Arons, J. (mentor); Yamada, S. (mentor); Arai, y. (mentor); Iwai, Y. (mentor); Zhou, F. (mentor); Furuya, T. (mentor)","1996","There is growing interest in efficient methods for the large-scale recovery and purification of bioproducts with the increasing importance of modern biotechnology. Aqueous two-phase systems provide a successful method for separating mixtures of biomolecules. An aqueous two-phase system used in these separation processes consists mainly of water, with a polymer predominant in one phase and another polymer (or salt) predominant in the other phase. Since the solvent in both phases is water, the phases provide a suitable mild environment for biological macromolecules, ranging from proteins, enzymes, nucleic and amino acids to cells and viruses. Especially for purification and isolation of biological materials, which would normally be denaturated by the environments encountered in typical chemical engineering separation techniques, these aqueous two-phase systems are suited. For the design of a separation system, the liquid-liquid equilibria of aqueous two-phase systems and the partition coefficient of the Desired biomolecules are needed as fundamental data…","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Technology and Materials Science","","Applied Thermodynamics and Phase Equilibria","",""
"uuid:8ba9ae44-25bf-4777-a987-f0da74537f07","http://resolver.tudelft.nl/uuid:8ba9ae44-25bf-4777-a987-f0da74537f07","Afsluiting van de Golf van Khambat","Hafkamp, T.P.","Vrijling, J.K. (mentor); Van Roode, F. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor)","1996","In de Golf van Khambat, in het westen van India, bestaan plannen voor de constructie van een getijdecentrale, mogelijk in combinatie met een zoetwateropslag voor irrigatiedoeleinden. De redenen voor deze plannen zijn tweeledig. Ten eerste varieert het getij verschil in de Golf in normale omstandigheden tussen 4,5 m voor een doodtij (het getij met de kleinste amplitude) en 8,5 m voor een springtij (het getij met de grootste amplitude). Ten tweede stroomt dagelijks een hoeveelheid water van 6 tot 1 MO9 m5 in en uit de Golf van Khambat. Het grote getijverschil in combinatie met de enorme hoeveelheid waterverplaatsing zijn belangrijke aanleidingen voor de bouw van een getijdecentrale in de Golf van Khambat. In de gebieden rond de Golf van Khambat is er een grote behoefte aan irrigatiewater. In de Golf komen drie rivieren uit, de Narmada, de Mahi en de Sabarmati. Het debiet van de Narmada is het grootst, en zodoende is het van groot belang om deze rivier binnen het reservoir te laten uitmonden. Hiervoor is een groot bassin nodig. Onderzoek is gedaan naar: het ontwerpen van een geschikte sluitingsmethode voor de afdamming van het reservoir het optimaliseren van het logistieke aspect van de bouw om een zo kort mogelijke bouwtijd te bereiken. De sluiting van de Golf van Khambat is moeilijk te verwezenlijken door het grote getijverschil. De stroomsnelheden zullen enorm toenemen als het sluitgat kleiner wordt. De keuze van een sluitingsmethode heeft invloed op de stroomsnelheden. In geval van een verticale sluitingsmethode kunnen stroomsnelheden tot 6 m/s verwacht worden. Een horizontale sluitingsmethode veroorzaakt zelfs stroomsnelheden van boven de 8 m/s. In het onderzoek is voor een combinatie van beide sluitingsmethode gekozen. Het verschil in waterstanden vóór en achter de dam veroorzaakt, als de dam doorlatend is, naast een stroming over de dam, ook een stroming door de dam. In het geval dat de dam uit stenen bestaat kan deze stroming tot gevolg hebben dat de stenen weg kunnen spoelen. Om de stabiliteit van de dam te garanderen zijn stortstenen met een gewicht tot 25.000 kg nodig. De aangenomen capaciteit en yieldcurve van de steengroeve, in combinatie met het gekozen materieel resulteren in een bouwtijd van 21 jaar. Door het optimaliseren van de bodembescherming en gebruik te maken van gabions kan de bouwtijd teruggebracht worden tot 8,5 jaar.","tidal power; tidal energy; getijcentrale; India; getijenergie","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:010ff79f-447c-4dda-8ab0-3bed4eb57baa","http://resolver.tudelft.nl/uuid:010ff79f-447c-4dda-8ab0-3bed4eb57baa","Grain size influence on sediment transport in sheet flow conditions for combined wave-current flow","Van der Wal, R.J.","D' Angremond, K. (mentor)","1996","Especially during storms the coast-profile can change dramatically. During storms large waves cause high oscillatory water velocities near the bottom and the bed becomes plane and sheet flow becomes the dominant sediment transport mode. Because field measurements are difficult to perform in-situ, laboratory experiments concerning these processes are a good alternative. Because of the complex physics of the problem it is not possible to make a suitable scale model. Therefore full scale models are applied, although these facilities are very expensive and hence scarce. Full scale models are built in the form of oscillating water tunnels. The present sediment transport experiments were performed in the Large Oscillating Water Tunnel (LOWT) of DELFT HYDRAULICS. The main scope of this study is to obtain data for the verification and development of sediment transport models and to investigate the influence of the grain diameter on the net sediment transport. All experiments concern combined waves and current in sheet flow (plane bed) conditions, using sand with a small grain size: 0.13 mm. The wave period varied from 4 s to 12 s. The major part of the experiments concerned a wave period of 7.2 s. The conditions (10) were chosen such that they all lie within the sheet flow regime and such that 2 conditions correspond to previous experiments with a different grain diameter. Different combinations of a mean current and oscillatory wave velocity were chosen. Also the influence of the wave period is checked by varying the wave period. The number of tests performed for this study amounted 60 and were performed in the period October 1995-January 1996. The experiments were performed in the framework of the project KUST*2000 of Rijkswaterstaat (RIKZ). The results of the present study are also used in the STW project which is carried out by Delft University of Technology (STW: Stichting voor de Technische Wetenschappen/Technology Foundation). The analysis of the raw data was conducted by the different members of the research team. A complete overview of the processed data can be found in the data report .","oscillating water tunnel; sediment transport; waves; bed shear stress","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:df83c407-4b14-42eb-969e-2822c07c8e6a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:df83c407-4b14-42eb-969e-2822c07c8e6a","Combi-terminal: Studie naar het toepassen van het combi-terminal concept op een moderne marine terminal","Van de Veire, B.","Ligteringen, H. (mentor); Vrijling, J.K. (mentor); Terpstra, J.D. (mentor); Groenveld, R. (mentor)","1996","De kaden bij de marine containerterminals in Noord-Westeuropa hebben een lage bezettingsgraad. De investeringen in de kaden leveren daardoor een laag rendement op. Als oplossing voor dit probleem is het combi-terminal concept naar voren gekomen in de voorgaande studie ""Innovatief kade-concept"". Bij dit concept worden naast containerschepen ook andere zeeschepen aan de kade behandeld welke een ander produkt aanvoeren. Hiermee zijn de bezettingsgraden te verhogen en het rendement van de kade. Het concept is uitgewerkt voor een containerterminal in de Rotterdamse haven welke in 2007 operationeel moet zijn om de doorgroeiende containerstroom op te vangen. Een dergelijke terminal moet voldoen aan de nieuwste eisen van de gebruiker, met name de containerrederijen. De verwachting is dat deze met 8.000 TEU schepen de belangrijkste lijndiensten gaan onderhouden en eisen dat deze niet langer dan 24 uur in een haven mogen verblijven. Vanuit deze eis volgt de belangrijkste eis aan terminals, een ligplaatsproduktie zien te realiseren van 250 containers per uur. Door per ligplaats 5 twee-kat-kranen in te zetten welke geplaatst zijn op een verhoogde achterkraanbaan kan aan deze eis worden voldaan. Het rendement van een kade neemt dan ook toe doordat er 2,5 keer zoveel containers over de kade gaan in vergelijking met de huidige kaden waar 100 containers per uur per ligplaats over de kade gaan. De terminal moet daarnaast wel investeren in een opslagconcept met een hogere in- en uitslagcapaciteit. Binnen het gekozen concept wordt het rendement verder verhoogd door ook chemie- en olieprodukten over te slaan op de kade. Daarnaast is ook een opslag in de kade geïntegreerd waarin chemie- en/of olieprodukten kunnen worden opgeslagen. Hiermee kunnen ook extra inkomsten per meter kade binnenkomen. Op de Maasvlakte is een opslag in de kade het beste te realiseren door het toepassen van een ontlastconstructie. Deze constructie kan in een open bouwput gebouwd worden als er nog geen activiteiten plaatsvinden op het terminalterrein. De kosten van een dergelijke kade kunnen worden opgebracht door investeringen die gedaan moeten worden voor gelijkwaardige voorzieningen. De overlast voor de containerterminal is minimaal doordat de voorzieningen boven de grond beperkt blijven. Alleen een verhoogd platform met daarop laadarmen voor het behandelen van de tankers staat bovengronds per ligplaats opgesteld. Bij de terminal moet wel een aparte ondiepwaterkade worden aangelegd voor de behandeling van de binnenvaart die niet meer aan de zeekade wordt behandeld. De kadecapaciteit die over is wordt ingezet voor de behandeling van olie- en chemietankers. Nader onderzoek naar de bezetting van de kade en de te verwachten wachttijd en is noodzakelijk om de haalbaarheid met zekerheid vast te stellen. Afhankelijk daarvan kunnen ook de eisen worden vastgesteld die aan de containerschepen en de tankers worden gesteld. Als er dan een bezettingsgraad van 60% valt te realiseren is het concept van de combi-terminal haalbaar, ook op een moderne marine containerterminal.","marine terminal; container terminal; quay wall; multi-purpose terminal; port planning","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:1427a8e6-e17a-4aff-aa5c-fee194d524b0","http://resolver.tudelft.nl/uuid:1427a8e6-e17a-4aff-aa5c-fee194d524b0","Gemiddelde en tijdsafhankelijke stromingsverschijnselen in bellenkolommen","Mulder, A.R.","Groen, J.S. (mentor); Mudde, R.F. (mentor)","1996","In dit onderzoek zijn metingen verricht aan de lokale stromingsverschijnselen in twee bellenkolommen met verschillende diameter: 16 en 40 cm. Beide kolommen hebben een hoogtediameter verhouding van 10:1. De metingen aan de stroming zijn uitgevoerd met glasvezelprobes en Laser Doppler Anemometrie. Het luchtdebiet is daarbij in beide kolommen gevarieerd van 0.5 tot 10 1/s. Met glasvezelprobes zijn radiale gasfractieprofielen bepaald. Metingen met glasvezelpunt omlaag en met glasvezelpunt omhoog geven een verschillend resultaat. De gemeten gasfracties onderschatten de werkelijke gasfractie. Een bestaand efHciëntiemodel om hiervoor te corrigeren is verbeterd. Een beeld van bellenzwermen in een bellenkolom kan worden verkregen door de signalen van verschillende glasvezelprobes te correleren. Er zijn snelheden en lengteschalen bepaald. De snelheden zijn ruwweg evenredig met de superficiële gassnelheid. De lengteschalen zijn onafhankelijk van kolomdiameter en luchtdebiet. Met Laser Dopper Anemometrie zijn in de 40 cm-kolom profielen bepaald van axiale en tangentiële snelheden vanaf de wand tot, afhankelijk van het luchtdebiet, maximaal 11 cm diep. De profielen komen overeen met vroegere metingen in 16 en 23 cm-kolommen en met metingen uit de literatuur. Uit de gemeten snelheden zijn turbulentie-intensiteiten en Reynoldsschuifspanningen berekend. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen een laag- en een hoogfrequent deel. Bij lage debieten blijkt de turbulentie anisotroop te zijn. De energiespectra van zowel de axiale als de tangentiële snelheden zijn bepaald. De spectra vertonen het -5/3 gedrag dat isotrope turbulentie kenmerkt.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:3bf1d865-b7ea-4fcf-959b-e073b750575d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3bf1d865-b7ea-4fcf-959b-e073b750575d","Verfverwijdering door inslagen van individuele gritstraaldeeltjes","Rademaker, E.J.C.","Fokke, M.G.D. (mentor)","1996","Gritstralen is een verfverwijderingstechniek, die gebaseerd is op de inslagen van kleine, hoekige deeltjes op een verfoppervlak. Om een efficiënter gebruik van straalmiddel mogelijk te maken, moet fundamenteel onderzoek worden gedaan naar het verfverwijderingsmechanisme. In deze studie is een beter inzicht in het proces verkregen door het effect van individuele deeltjesinslagen op een verfoppervlak te analyseren. In de experimentele opzet is geprobeerd zo dicht mogelijk op de praktijk van gritstralen aan te sluiten. Individuele gritdeeltjes zijn in de meetopstelling onder verschillende hoeken met snelheden tot 100 m/s afgeschoten op proefplaten met een epoxycoating, waarvan hardheid en elasticiteit zijn gevarieerd en experimenteel zijn vastgesteld. Door naast gritdeeltjes ook modeldeeltjes te gebruiken is geprobeerd de reproduceerbaarheid van de inslagen te vergroten. De ontstane inslagkraters zijn onderzocht met behulp van optische triangulatie. Deze meetmethode beeldt een dwarsdoorsnedeprofiel van een krater vergroot af op een scherm. Uit microscoopfoto's van de inslagkraters en de informatie uit de triangulatiebeelden zijn kratervolumes berekend. Vergelijking van de onderzoeksresultaten met literatuur over erosie duidt op een ductiel gedrag van de gebruikte verflaag. De experimenteel gevonden snelheidsafhankelijkheid van het kratervolume bij deeltjesinslagen is globaal in overeenstemming met de derdemachtsafliankelijkheid, die gevonden wordt in een dimensieanalyse over de voor verfverwijdering belangrijke parameters.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:23bdb1dd-725a-48c0-b2d6-b1fc3c1455bc","http://resolver.tudelft.nl/uuid:23bdb1dd-725a-48c0-b2d6-b1fc3c1455bc","Coated Particles Experiments and Preparation","v.d. Welle, M.","Oostra, W. (mentor); Weiss, M. (mentor); Scarlett, B. (mentor)","1996","The aim of this master project was to prepare coated particles for experiments with the time-of-flight mass spectrometer and for thermophoresis experiments. Firstly, a coated particle was modeled in the computer program SEPRAN to simulate heat conducting behaviour of particle and layer. This yielded particle characteristics for the thermophoretic experiment: a highly conducting core with a low conducting layer. Following experiments involved the preparation of polystyrene particles with different silica layers. A coated particle was made in three reaction steps: the preparation of a core particle of polystyrene, adsorption of small silica particles on the surface of the core and as last a chemical seeding with TEOS, to achieve a smooth silica layer around the particle. A quantitative recipe for the preparation of a smooth silica layer around a polystyrene particle was yielded. These prepared particles in suspension, were used for aerosol experiments. The suspensions were atomized in a nebulizer, the produced airosol stream was used for measurements with the time-of-flight mass spectrometer. Experiments for different particles and different intensities of the excimer laser were performed. The aerosol stream was also used for experiments to show thermophoresis. The last experiment involved the modeling of a nebulizer, this resulted in mathematical model describing concentration as function of time.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Engineering and Materials Science","","","",""
"uuid:df978218-2ca1-410a-b94b-0ef17ab55b3b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:df978218-2ca1-410a-b94b-0ef17ab55b3b","Investigation into Time Response under varying dynamic postioning loads of thruster / e-motor / generator / diesel","Kuijpers, W.","Klein Woud, J. (mentor)","1996","","","en","master thesis","","","","","","","","2012-12-31","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Marine and Transport Technology","","Ship Design, Production and Operation","",""
"uuid:afa910b1-3dbe-4ccd-8b56-9c7c59c9db01","http://resolver.tudelft.nl/uuid:afa910b1-3dbe-4ccd-8b56-9c7c59c9db01","Top level design of A Mission Control System for unmanned aircraft focusing on BAR (Ballistocraft for Acceleration Research)","van der Wel, S.","van Willigen, D. (mentor); van Goor, S.P. (mentor); Zaaijer, M. (mentor)","1996","Many scientists make use of microgravity experiments to investigate the influence of gravity on systems. Microgravity experiments can be done in many different ways such as drop-towers, rockets, spacecraft and manned aircraft. These conventional ways all have many disadvantages such as price to high, duration to short, more than one researcher per test and very low availability. Most researchers that plan to do an experiment have to pay a lot of money, only get one chance to do their experiment and have to wait a very long time before they can do their experiment. An unmanned aircraft that has the ability of flying microgravity flights, solves a lot of the problems faced by the researchers. With an unmanned aircraft the researches are able to fly more than one experiment per day without having to wait too long before they can do their experiment. The disadvantages of using an unmanned aircraft for microgravity experiments are that the microgravity is only a short period and there is not very much room for the experiment in the aircraft...","","","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:0f1c1a4f-d782-49dd-a605-8282418d0eb4","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0f1c1a4f-d782-49dd-a605-8282418d0eb4","Een probabilistisch ontwerp voor de vaste laag bij St. Andries","Pruisken, H.J.A.","Vrijling, J.K. (mentor); Schiereck, G.J. (mentor); Sitters, C.W.M. (mentor); De Wilde, D. (mentor)","1996","Rijkswaterstaat, Directie Oost Nederland gaat de komende jaren investeringen doen in de capaciteit en de veiligheid van de hoofdtransportas Waal ten behoeve van de scheepvaart. De vaarwegcapaciteit van de Waal moet worden verhoogd. Eén van de knelpunten in de rivier is de bocht bij St. Andries die niet voldoet aan de veiligheid en de vereiste vaarbreedte bij laag water. Deze breedte is 240 dagen per jaar niet aanwezig. Voor de verbetering van de bocht bij St. Andries in de Waal is in de ontwerpnota van de Bouwdienst van Rijkswaterstaat gekozen voor een zomerbedmaatregel d.m.v. een vaste laag. Met een vaste laag wordt beoogd dat na verbreding van de bocht, de bodem zal worden gefixeerd. Voor de vaste laag is een bodembescherming gekozen in de vorm van een stabiel geometrisch open filter. Uit het ontwerpproces van de Bouwdienst kwamen twee alternatieven voor een dergelijk filter naar voren. Beide alternatieven bestaan uit een filterlaag en een toplaag. Het gekozen ontwerp bestaat uit een toplaag van 40-200kg sortering met een 40/100mm sortering voor de filterlaag, het alternatief bestaat uit een 10-60kg sortering en een 30/80mm sortering. In de ontwerpnota wordt gesteld dat voor een ""voldoende veilig ontwerp"" de zwaarste sortering wordt voorgeschreven. De maatgevende belasting voor de vaste laag bleek de schroefstraalstroming van passerende schepen. Voor de vaste laag is getracht op probabilistische gronden de alternatieven te heroverwegen. Hiervoor is eerst het falen van de toplaag en de filterlaag beschreven. In dit rapport is er vanuit gegaan dat de toplaag faalt als er binnen een vak ter grootte van 5 vierkante meter door uitspoeling minder stenen overblijven dan er nodig zijn om het genoemde vak met één laag stenen te bedekken. Een dergelijk vlak wordt een faalvlak genoemd. Er wordt dan vanuit gegaan dat als de toplaag faalt, dit plaatselijk zal gebeuren. Als faalcriterium is gesteld dat een faalkans van een orde van grootte van 0.01 acceptabel is. De filterlaag zal falen als er teveel basismateriaal uitspoelt, hierdoor zal de filterconstructie zakken. Een faalcriterium voor de filterlaag moet worden gekoppeld aan de zakking van de vaste laag. Het is echter moeilijk om de zakking voor een filterconstructie te berekenen. In dit rapport is daarom voor een faalkansberekening alleen een eerste opzet gegeven. Het ontwerp van RWS is nagerekend. Hieruit bleek dat wanneer een andere berekeningswijze werd toegepast dan in het voorontwerp van RWS was gebruikt, niet de schroefstraalbelasting maar de retourstroombelasting maatgevend is. De maatgevende belasting op de vaste laag wordt dan gegeven door de combinatie van de retourstroom en stroming door afvoer. Bij grote debieten zijn de stroomsnelheden in de rivier groter dan bij kleine debieten. Voor de retourstroming geldt het omgekeerde. Bij kleine debieten is de diepte klein en zijn de retourstroomsnelheden groot. Hierdoor zijn de stroomsnelheden bij de bodem voor alle afvoeren ongeveer gelijk. De variatie in de stroomsnelheden bij de bodem wordt volledig geleverd door de turbulentie. De sterkte van de vaste laag wordt gegeven door de stabiliteit van de toplaag en de werking van de filterlaag. Een belangrijke interpretatie is dat de sterkte van de toplaag per steen wordt beschouwd. De sterkte wordt dan uitgedrukt in de weerstand van een steen tegen bewegen. De basis van het gebruikte model is de veronderstelling dat de weerstand van de verschillende stenen niet gecorrelleerd is. Voor het toepassen van de methode is het belangrijk dat de spreiding van de weerstand groot is ten opzichte van de spreiding van de belasting. De berekening van de kans op bewegen van een steen uit de toplaag levert onrealistisch hoge waarden op. Een mogelijke oorzaak is dat de stabiliserende invloeden op de stenen in de toplaag niet goed worden weergegeven in de betrouwbaarheidsfunctie. Eén van deze stabiliserende invloeden is waarschijnlijk de invloed die de stenen op elkaar uitoefenen. De stenen kunnen dan niet geheel onafhankelijk van elkaar in beweging komen.","bodembescherming; Waal; Shields","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:7de29801-8bf1-4d98-98a5-6bbc71c6c06d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7de29801-8bf1-4d98-98a5-6bbc71c6c06d","Water in de Waalsprong: Een ruimtelijk ontwerp van natte infrastructuur in de Waalsprong","Visser, J.W.","Sanders, F.M. (mentor); V.d. Ven, F.M.H. (mentor); Van Eck, P. (mentor)","1996","Doordat er in de gemeente Nijmegen niet meer voldoende ruimte is voor verdere stadsuitbreiding, is deze bezig met plannen voor stadsuitbreiding aan de noordzijde van de Waal. Dit project wordt de Waalsprong genoemd. De bedoeling van de gemeente Nijmegen is dat er voor het jaar 2005, 6500 woningen worden gebouwd in de nieuwe woningbouwlokaties in het Waalsprong-gebied. De gemeente Nijmegen heeft haar plannen voor de Waalsprong gepresenteerd in het concept structuurplan ""Land over de Waal"" . In dit plan komen verschillende natte infrastructuurelementen aan de orde. Dit zijn in het geval van de Waalsprong: retentieplassen (plassen voor het bergen en vasthouden van regenwater uit de Waalsprong) helophytenfilters (natuurlijke filters voor het zuiveren van regenwater uit de Waalsprong) het open water van het waterbeheersingssysteem (kanalen voor de afvoer van water) Tevens is er een voor recreatievaart bevaarbaar watersysteem in de Waalsprong gepland. Dit best aat uit de elementen: recreatievaartkanaal (het zogenaamde Overbetuwekanaal dat de Waal en de Rijn met elkaar zal gaan verbinden) jachthaven (die aansluit op het Overbetuwekanaal) Hoe deze elementen zich ruimtelijk ten opzichte van elkaar verhouden is te zien in figuur 1.1. Het doel van deze afstudeerscriptie is Het maken van een analyse van natte infrastructuurelementen in de Waalsprong, waarbij gekeken wordt hoe deze elementen ruimtelijk vormgegeven kunnen worden Aan deze doelstelling is als volgt inhoud gegeven: Allereerst is het plan van de gemeente Nijmegen onder de loep genomen. Er is gekeken wat de plannen precies inhouden en waaraan de Waalsprong moet voldoen.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:78bfb153-ad64-4683-b943-cf90190f7a37","http://resolver.tudelft.nl/uuid:78bfb153-ad64-4683-b943-cf90190f7a37","Grondexploitatiemodel Drechtsteden","Van Aarem, R.","Sanders, F.M. (mentor); V.d. Heide, J. (mentor); Scheelbeek, R.P. (mentor); Van Eck, P. (mentor)","1996","De regio Drechtoevers heeft het plan opgevat om een nieuw stedelijk hart te creëren in de rivierendelta. In het plan wordt voorgesteld het grondgebruik regionaal te regelen. Het doel van dit rapport is het presenteren van een ontwerp van een grondexploitatiemodel voor het Drechtoeverproject. Het model is gebaseerd op de gegevens van het Ruimtelijk Programma 1995 - 2015 voor die regio. Het model zal voor tien probleemlocaties uit de regio, een exploitatieberekening maken, waarbij er een koppeling is tussen de verschillende mogelijke inrichtingen en kenmerken van die locaties. Het Drechtoeverproject loopt gevaar wanneer er niet op grote schaal vervuilde locaties worden gesaneerd. Door deze ingrijpende milieumaatregelen zal de exploitatie van een aantal locaties negatief uitvallen . Voor deze sanering moet door publiek-private samenwerking oplossingen worden gevonden, toegesneden op locatie en functie . Wanneer deze locaties wel ontwikkeld worden, heeft dit een opwaardering van het gehele gebied tot gevolg . Als gemeenten direct of indirect profiteren van het ontwikkelen van bouwlocaties met een negatieve exploitatie , is een bijdrage in die kosten op z'n plaats. Concreet gaat het over de herverdeling van kosten en baten tussen de participerende gemeenten.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:edbb3188-dd67-4ba8-9127-999d103f3d15","http://resolver.tudelft.nl/uuid:edbb3188-dd67-4ba8-9127-999d103f3d15","stikstofopname tijdens liet booglassen van duplex staal","Van den Beukel, J.","Luijendijk, T. (mentor)","1996","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:837386d7-7de2-4294-a388-68418c4e26ad","http://resolver.tudelft.nl/uuid:837386d7-7de2-4294-a388-68418c4e26ad","Clad welding of steel with nickel-base alloys","Jorritsma, E.M.","Den Ouden, G. (mentor); Luijendijk, T. (mentor); Van Houdt, R.P.M. (mentor)","1996","","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:5a4b2484-202b-41ab-a28f-ed6fe95e9bd0","http://resolver.tudelft.nl/uuid:5a4b2484-202b-41ab-a28f-ed6fe95e9bd0","Luchthavenontwikkeling in de Rijn-Schelde Delta: Een Technische haalbaarheidsstudie","Viersma, R.H.","Vrijling, J.K. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor); Van Eck, P. (mentor); Schiereck, G.J. (mentor); Waesberghe, G.I.J.M. (mentor); Verspuy, C. (mentor)","1996","Tijdens de verdieping van de Westerschelde komen grote hoeveelheden baggerspecie vrij. Met deze baggerspecie zou een eiland gemaakt kunnen worden, geschikt voor verschillende eindbestemmingen. Deze studie onderzoekt de technische haalbaarheid van een luchthaven als eindbestemming van een eiland in de Rijn-Scheldedelta. Dit gezien de actualiteit van het vraagstuk van de Nederlandse luchvaartinfrastructuur. Er is onderzocht of een luchthaven gecombineerd kan worden met een depot voor vervuilde baggerspecie in de Rijn-Scheldedelta. Eerst is de mogelijkheid van het aanleggen van een start- landingsbaan getoetst. Hiervoor is gekeken naar een aantal criteria zoals aanvliegmogelijkheden, obstakelvrije ruimte, windrichting, geluidscontouren en beschikbare ruimte. Gebleken is dat het mogelijk is een baan aan te leggen met een capaciteit van 120.000 vliegbewegingen. Bij het aanvliegen zal echter over een scheepvaartgeul aangevlogen moeten worden. De maximale doorvaarthoogte zou dan 45 meter worden. Dit betekent dat in geval van uitzonderlijk grote schepen zoals boorplatforms, gedacht zou moeten worden aan het tijdelijk stil leggen van het vliegverkeer. De baan kan 99.5% van de tijd gebruikt worden en heeft bij een gebruik van 2 miljoen passagiers en 140.000 ton vracht (30.000 vliegbewegingen) de geluidscontouren volledig boven het water liggen. Vervolgens is een opzet voor een globaal ontwerp van een luchthaveneiland gemaakt. Gekozen is om de platen op te hogen tot het hoogwaterpeil en deze te beschermen tegen stormvloed door middel van dijken. Er bleek voldoende ruimte beschikbaar om een eiland van 570 ha aan te leggen voor een depot voor vervuilde baggerspecie en een complete luchthaven. De ontsluiting zal via een brugverbinding moeten plaatsvinden, zodat kan worden aangesloten op het snel wegennet. Het eiland zal op de Platen van Ossenisse gelegd worden, dit zijn platen midden in de Westerschelde, en gezien de morfologische dynamiek van de Westerschelde, zijn deze onderhevig aan erosie en sedimentatie. Geconcludeerd kan worden dat de beoogde platen zich iets naar het westen verplaatsen. Bij de bouw zal hier rekening mee gehouden moeten worden door middel van een geulrandverdediging. De uitvoering van het eiland kan in ieder geval vanaf de westkant plaatsvinden, waar allereerst een werkhaven gemaakt zal worden en vervolgens aan het vervuild baggerspeciedepot begonnen kan worden. Het eiland zelf kan binnen het tijdsbestek van twee jaar gemaakt worden. De aanleg zal analoog zijn aan de aanleg van de ""Neeltje Jans"", het tusseneiland van de Oosterschelde-stormvloedkering. Het eiland zou gemaakt kunnen worden voor ongeveer fl 88,- per m. Dit is inclusief de brugverbinding, maar zonder de infrastructuur.","Westerschelde; luchthaven; vliegveld; kunstmatig eiland","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:87326f1e-6524-43b7-81eb-95832e29fd2a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:87326f1e-6524-43b7-81eb-95832e29fd2a","Spreiding van steen in het stortproces van schuifstorters: Modelproeven ter verificatie van het enkele steenmodel","Van Oord, G.","Vrijling, J.K. (mentor); Meermans, W. (mentor); Visser, P.J. (mentor); Van der Doer, M. (mentor); Rijkswaterstaat Bouwdienst (contributor)","1996","Voor het storten van steen in water wordt gebruik gemaakt van schuifstorters. Hierbij wordt de steen zijdelings van het dek afgeschoven. Het stortproces van schuifstorters bestaat uit vijf fasen; vaargedrag en positiebepaling van de schuifstorter, bresgedrag van steen, spreiding van steen, verplaatsing van steen als gevolg van stroming en bodemgedrag van steen. Dit onderzoek vormt een studie naar de derde fase, de spreiding van steen in water. Het Enkele Steen Model (ESM) is een model dat het spreidingsgedrag van steen in water beschrijft. Dit model veronderstelt dat individueel vallende stenen in water zijdelingse verplaatsingen ondergaan als gevolg van het, tijdens de valbeweging, willekeurig loslaten van wervels over het oppervlak van de steen. Volgens het ESM zal een dwarsdoorsnede van een hoeveelheid gestorte steen (het stortprofiel) een Gaussprofiel vertonen. Het stortprofiel wordt bij een toenemende storthoeveelheid opgebouwd volgens een Gaussprofiel, totdat het talud van de berg gestorte stenen de maximale hellingshoek van het stortmateriaal overschrijdt. Hierna zal, als gevolg van afschuiving van het talud van de berg gestorte stenen, het stortprofiel langzaam overgaan in een driehoeksprofiel. Om het ESM te verifieren zijn modelproeven uitgevoerd met twee verschillende sorteringen van natuursteen; hoekig stortmateriaal (breuksteen) en afgerond stortmateriaal (grind). Om de hoeveelheid parameters die het stortproces beinvloeden te beperken, zijn ook modelproeven uitgevoerd met ""stenen"" die wat betreft vorm en afmeting zeer geringe onderlinge verschillen vertonen. Hiertoe is, uitgaande van een met natuursteen overeenkomende massadichtheid, gebruik gemaakt van aluminium kubussen, betonnen kubussen, glazen bollen, vierkante aluminium plaatjes en ronde schijfjes (guldens en rijksdaalders). Met de verschillende stortmaterialen zijn bij een viertal waterdiepten modelproeven uitgevoerd. Allereerst zijn willekeurig georienteerde stenen, individueel gestort en is de waargenomen verdeling van de stralen van de gestorte stenen, ten opzichte van de projectie van het loslaatpunt op de bodem, vergeleken met de verdeling volgens het ESM. Om te bepalen of vallende stenen elkaar tijdens de valbeweging onderling beinvloeden en of dit invloed heeft op de spreiding, zijn vervolgens modelproeven uitgevoerd waarbij stenen zoveel mogelijk tegelijk zijn gestort. De resultaten zijn vergeleken met die van de proeven met de individueel gestorte stenen. Ook zijn in dit kader proeven uitgevoerd waarbij stenen op een rij zijn gelegd en zijdelings zijn afgeschoven. Tenslotte is gekeken of de opbouw van het stortprofiel overeenkomt met die zoals beschreven door het ESM. Hiertoe zijn proeven uitgevoerd waarbij een grote hoeveelheid steen in gedeelten is gestort. Door na het storten van ieder gedeelte twee aanzichten van de gestorte berg stenen vast te leggen, is het stortprofiel bepaald. Vit de modelproeven blijkt dat het ESM een goede beschrijving geeft van de wijze waarop stenen uit een breuksteen- en grindsortering, individueel en tegelijk gestort, in water vallen en van de wijze waarop het stortprofiel wordt opgebouwd. De spreiding van het stortmateriaal neemt hierbij toe met de wortel van de waterdiepte. Aanvullend onderzoek is nodig om het verband tussen de spreiding en de karakteristieke steenafmeting van het stortmateriaal te verifieren. Bij het tegelijk storten van stenen uit een breuksteen- en grindsortering is meer spreiding waargenomen dan bij individueel gestorte stenen. Als tijdens de valbeweging rotatie van het stortmateriaal optreedt, geeft het ESM geen goede beschrijving van het valgedrag van stortmaterialen. De spreiding neemt in dit geval evenredig toe met de waterdiepte en wordt niet bepaald door de karakteristieke steenafmeting. Het ESM geeft een goede beschrijving van de valbeweging van gestorte platte vormen (rechthoekige plaatjes en ronde schijfjes). Hierbij treedt door verschillen in vorm een groot verschil in spreiding op.","steenstorter; stone dumping; fall velocity","nl","master thesis","TU Delft, Civil Engineering and Geosciences, Hydraulic Engineering","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","","","","",""
"uuid:416924ef-fd10-4ec6-a07e-4bf3f660a735","http://resolver.tudelft.nl/uuid:416924ef-fd10-4ec6-a07e-4bf3f660a735","The Characterization of Petroleum Fluids","van Nielen, R.M.","de Swaan Arons, J. (mentor)","1996","Several industrial operations require predictions of thermodynamic behavior for complex, multicomponent mixtures like petroleum fluids or polydisperse polymers. Prediction of the thermodynamic behavior of such mixtures is difficult since not all components in the mixture can be identified. Therefore, an accurate characterization of the mixture has to be developed. This work presents an overview of work done on the characterization of different petroleum fluids. These fluids are classified into gases, gas condensates, volatile oils, black oils and bitumen. Three frameworks for the characterization are described: the pseudocomponent framework, the continuous framework and a combination of the two, the semicontinuous framework. After that, variations and applications to real petroleum fluids are presented and discussed. Good results are reported for the characterization of lean natural gas using the semicontinuous Gaussian quadrature method. Liquid dropout curves are predicted accurately in the range of 8 < P/bar < 67 by Voulgaris. Prediction of liquid densities, VLE and PVT data for gas condensates to black oils show good results when the semicontinuous method by Chu (1992) is used. Only above the dew point of a gas condensate, a pseudocomponent method by Aasberg-Stenby (1991) is expected to show better predictions for compressibility factors. For heavy bitumen components, the continuous characterization method by Huang and Radosz (1991) seems appropriate. In other cases accurate results are reported by Yu (1989). A spline fit continuous method, developed by Ying (1989), seems to work very good for predictions on phase behavior from gas condensates to black oils. These authors extended their method to polymer mixtures.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Applied Thermodynamics and Phase Equilibria","","","",""
"uuid:b6e6d328-1df0-46be-a935-6e2ce5629be3","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b6e6d328-1df0-46be-a935-6e2ce5629be3","The influence of pressure and solvent on an enzyme: From a general description of pressure and solvent effects to the specific effects of pressure and supercritical carbon dioxide on lipases","Peters, S.M.","de Swaan Arons, J. (mentor); de Loos, Th.W. (mentor); Stevens, R.M.M. (mentor)","1996","The effects of pressure and solvents on enzymes, especially on lipases, are described. First a general description of the conformation of enzymes in water is presented. Second, the effects of organic solvents on the conformation and catalytic activity of enzymes are described. Attention is paid to the effect of water, it is an essential part of the enzyme, it is part of the catalytic centre and it is responsible for the enzyme flexibility. The amount of water, which is bound to the enzyme is influenced by the nature of the solvent. Further an attempt has been made to translate the findings of these effects, pressure and solvent, to enzyme behaviour in supercritical fluids. To supercritical carbon dioxide, which is the most applied solvent, most attention is paid. Contradictory effects have been reported for this solvent on the reaction rate. In a supercritical solvent the physical properties are pressure dependent. So by choosing the optimum water activity the enantioselectivity and activity can be further optimised by adjusting the pressure.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","","","","",""
"uuid:62e32f0a-0801-4a3f-9bce-da6acad1cdb1","http://resolver.tudelft.nl/uuid:62e32f0a-0801-4a3f-9bce-da6acad1cdb1","The Characterization of Natural Gases for Predictive Liquid Dropout Calculations","van Nielen, R.M.","de Swaan Arons, J. (mentor)","1996","One of the main problems in the distribution of natural gas is the occurrence of gas condensates in pipelines which may cause operational problems like interruptions of flow. To model and predict the condensation behavior of Dutch lean natural gases, a computer program was developed by Voulgaris. She chose the liquid dropout of the gases as variable for the description of the condensation behavior rather than the dew point…","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Applied Thermodynamics and Phase Equilibria","","","",""
"uuid:c82a4136-a186-4020-8a3e-db70a1b924cd","http://resolver.tudelft.nl/uuid:c82a4136-a186-4020-8a3e-db70a1b924cd","Stroming van polymeeroplossingen door poreuze media","Slagmulder, Y.R.C.","Denys, K. (mentor); te Nijenhuis, K. (mentor); Zitha, P. (mentor); Bartelds, A. (mentor)","1996","In de oliewinning worden verdunde polymeer/water oplossingen toegepast bij de technieken 'polymer flooding' en 'polymer water-shutoff’. Bij 'polymer flooding' wordt een polymeeroplossing onder hoge druk een oliereservoir ingepompt om olie uit het gesteente te verdringen. De polymeren worden aan water toegevoegd om de viscositeit zo effectief mogelijk te verhogen. Bij 'polymer water-shutoff’ worden polymeeroplossingen in hoog permeabele lagen van een reservoir ingepompt met als doel de permeabiliteit te verlagen via gelvorming. Hierna kan ook de olie uit laag permeabele lagen, die eerst niet door water bereikt werden, verdrongen worden. Voor beide technieken zijn de meest gebruikte polymeren hoogmoleculaire gehydrolyseerde polyacrylamides (HPAM). HPAM is een polyelectroliet en heeft dus ionische groepen langs de keten. De conformatie van de polyelectrolietmoleculen in oplossing wordt sterk beïnvloed door de zoutconcentratie en de pH van de oplossing. Hiermee veranderen ook de rheologische eigenschappen van de oplossing. Tijdens dit onderzoek is een opstelling gebouwd om het stromingsgedrag van polymeeroplossingen door een poreus medium (stapeling van glasparels) te bestuderen met name bij hoge debieten. De aandacht ging uit naar het optreden van elastische effecten, die tot uiting komen in een plotselinge sterke toename van de drukval boven een bepaald debiet. Dit gedrag wordt in de literatuur verklaard door het ontrafelen van polymeerkluwens onder invloed van een sterke elongatiestroming. Gevonden werd dat de opstelling goede reproduceerbare resultaten geeft voor newtonse vloeistoffen (water en glycerol/water) en ongeladen polymeeroplossingen (PAM). Elastische effecten werden waargenomen bij boldiameters van 100-200 µm en molecuulgewichten van 107 g/mol. Bij polyelectrolieten (PAA) worden de metingen bemoeilijkt door adsorptieverschijnselen van de moleculen aan de kernvulling.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en Materiaalkunde","","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","",""
"uuid:62fc9287-62ee-4ffe-9c42-dccd9c306235","http://resolver.tudelft.nl/uuid:62fc9287-62ee-4ffe-9c42-dccd9c306235","Tramhaltes en reistij: Reizigerswisseling, beschutting en kaartverkoop/controle","Heikoop, H.","Hansen, I.A. (mentor); Wiggenraad, P.B.L. (mentor); Verweijen, C.C.M. (mentor)","1996","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:1e45845a-166f-4d45-bad5-f97d987ba479","http://resolver.tudelft.nl/uuid:1e45845a-166f-4d45-bad5-f97d987ba479","The computational of quasi-steady and residual turbulence in a stirred tank","Hollander, E.D.","Derksen, J.J. (mentor)","1996","When an exothermic chemical reaction is carried out in a stirred tank reactor, hazardous situations may occur when the impeller breaks down, due to less efficient heat removal. One way of achieving reactor safety is to stop the reaction, by means of a killing agent. Since this agent can no longer be spread through the tank by the action of the impeller, residual turbulence has to take care of mixing. Decaying turbulent flow in a stirred tank reactor has been studied computationally. Quasi-steady simulations have been performed first, by using two different methods for modeling the impeller: the snapshot approach and the sliding mesh technique. The quasi-steady flow field served as a starting point for decaying turbulence simulations. The snapshot approach starts from the assumption that, although the flowfield is inherently unsteady, the terms can be neglected. A steady state flow field is therefore solved, using fixed velocity boundaries to model the impeller blades. The sliding mesh technique does solve the complete time dependent Navier-Stokes equations, by defining a rotating grid in the impeller region, and a non moving grid for the baffled region. Theoretical evidence, as well as computed fiow fields show that the snapshot approach gives an incorrect representation of the physics of the fiow in the impeller region, although the overall flow fleld is qualitatively resolved. A modifled snapshot approach, making use of mass sources and sinks as boundary conditions, needs further investigation. The sliding mesh method does give a good representation of the physics. Computational effort is much larger, though. Results show a good agreement between simulations and experiments in the impeller region. The bulk flow field is predicted incorrectly. This is caused by the fact that the fiow field was not fully developed. An estimate for the computational time to obtain a fully developed flowfleld on the computer used was 200 days. A setup for decaying turbulence simulations is made. Starting point was the (not fully developed) sliding mesh flowfield. No quantitatively meaningful results could be obtained.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:c2229f06-2ea6-4c79-9145-022f25798e26","http://resolver.tudelft.nl/uuid:c2229f06-2ea6-4c79-9145-022f25798e26","The implementation of an object-oriented C-band datalink ray tracing model","Woets, R.","van Willigen, D. (mentor); Offermans, G.W.A. (mentor)","1996","This thesis report gives a brief introduction to object-oriented modelling, and the development of an object-oriented model of a C-band datalink, as well as the implementation of this model in software. This work is done in the context of the Multi-Mode Integrated Approach System (MIAS) research, to develop a tool for the estimation of the propagation effects on the datalink signals.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrical Engineering","","Telecommunications and Traffic Control Systems Group","",""
"uuid:346495b2-325f-4d65-b02e-9350d0487759","http://resolver.tudelft.nl/uuid:346495b2-325f-4d65-b02e-9350d0487759","Vooroeversuppleties","Van Ditzhuyzen, M.","D' Angremond, K. (mentor); Van de Graaff, J. (mentor); Loman, G.J.A. (mentor); Van der Meulen, T. (mentor); Visser, P.J. (mentor)","1996","Dit Hoofdrapport betreft een afstudeeronderzoek naar de effectiviteit van vooroeversuppleties. Bij vooroeversuppleties kan men denken aan een onderwaterberm op enige afstand van en evenwijdig aan de kustlijn. Het gestelde einddoel van dit onderzoek is een afweging van de kosten en baten van een aantal mogelijke uitvoeringsvarianten voor de Hollandse kust. Het oorspronkelijke werkplan voorzag in de volgende aanpak: - inventariseren van procesbeschrijvingen voor het verkrijgen van inzicht in de dwars- en langstransporten en het onderbouwen van de (a-priori) keuze van het toegepaste rekenmodel UNIBEST; - voorspellen van de effectiviteit van vooroeversuppleties, te weten de bijdrage aan de handhaving van de kustlijn, als functie van aanlegdiepte en aanleghoogte; - ramen van aanlegkosten van de onderzochte suppletievarianten voor de meest geschikte uitvoeringsmethoden; en - afwegen van kosten en baten van de onderzochte vooroeversuppletievarianten. In dit Hoofdrapport zijn de bevindingen van de aldus uitgevoerde activiteiten beschreven. In de twee bijgevoegde deelrapporten wordt nader ingegaan op de uitgevoerde literatuurstudie inzake de procesbeschrijvingen (Deelrapport I) en het uitgevoerde numerieke modelonderzoek (Deelrapport II). Op grond van het literatuuronderzoek is geconcludeerd dat de beschikbare studentversie van de rekenmodules UNIBEST-TC en UNIBEST-LT van het Waterloopkundig Laboratorium te Delft voldoende geschikt zijn om respectievelijk dwars- en langstransporten voor een uniforme rechte kust, met en zonder vooroeverberm, te berekenen, inclusief de te verwachten profielveranderingen over een periode van drie jaar. Als initieel dwarsprofiel is een continu aflopend ""Dean evenwichtsprofieI"" gekozen behorend bij een mediane korreldiameter van 200 µm. Dit profiel heeft een kenmerkende diepte van 8m op 800m uit de gemiddelde waterlijn. Als oorspronkelijke suppletievarianten zijn een 5-tal vooroeverbermen beschouwd met aanlegdieptes varierend van NAP-8m tot NAP-4m en met aanleghoogtes van NAP-3m tot NAP-7m. De aanlegvolumes van deze 5 bermen varieren tussen circa 100 m3 en 1200 m3 per strekkende meter kust. Voor een geschematiseerd golf- en getijklimaat zijn met UNIBEST-TC de bodemveranderingen in de tijd berekend van dit kenmerkende Hollandse kustdwarsprofiel, met en zonder vooroeverberm. Uit de resultaten van de systematisch opgezette berekeningen zijn twee opmerkelijke numerieke zaken naar voren gekomen: - bij scheve golfinval groeit het kustprofiel (met en zonder vooroeverberm) nabij de waterlijn aan, ongeacht de vorm van de vooroeverberm en ongeacht de steilheid van het initiele profiel; in de TC module domineert blijkbaar het kustwaartse dwarstransport onder deze golfcondities; daardoor ontstaat in de berekeningen aanzanding terwijl met name voor het relatief steile initiele profiel zonder berm erosie verwacht mag worden; - tevens blijken numerieke instabiliteiten op te treden bij de onderzochte situaties met vooroeverbermen; dit numerieke probleem kon middels ""trial & error"" ontweken worden door het kiezen van ""geschikte"" wrijvingsfactoren; doordat deze ""geschikte"" waarden per profielvorm verschillen is een exacte vergelijking van de diverse onderzochte profielen niet geheel mogelijk gebleken.","vooroeversuppletie; artificial nourishment; zandsuppletie","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:b47d8033-9f16-4ed6-b980-11e4c14a98af","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b47d8033-9f16-4ed6-b980-11e4c14a98af","Transport van tunnelelementen over zee","Coopmann, S.W.M.","Vrijling, J.K. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor); Journéé, J.M.J. (mentor); De Leeuw, W. (mentor)","1996","In Nederland wordt het steeds moeilijker om bouwdokken, voor het vervaardigen van afzinkelementen van een afzinktunnel, aan te leggen. Daarom wordt uitgeweken naar reeds bestaande bouwdokken, en worden de tunnelelementen over langere afstanden en ook over zee vervoerd. De krachten en momenten die door de golfbelasting, tijdens transport over zee, in de elementen worden opgewekt zullen door middel van voorspanning moeten worden opgenomen. Dit afstudeeronderzoek omvat een studie naar de optredende krachten en momenten in tunnelelementen als gevolg van golfbelastingen en de optimalisatie van de benodigde voorspanning alsmede de lengte van tunnelelementen. Bij het onderzoek is uitgegaan van het transport van de elementen van de Wijkertunnel, dat plaatsvindt over de Noordzee tussen de Nieuwe Waterweg en het Noordzeekanaal. De lange-termijn verdeling van golven op de Noordzee is bepaald met behulp van 3-uurlijkse waarnemingen, van twee meetstations op de Noordzee over een periode van 13 jaar voor de zomermaanden mei tot en met augustus, van de significante golfhoogte Hs, de piekperiode Tp en de invalshoek > van de golven. Uit de waarnemingen blijkt dat de piekperiode, de pieksteilheid en de hoek van inval onafhankelijk zijn van elkaar, zodat de kans op voorkomen van een karakteristieke golf wordt verkregen door vermenigvuldiging van de verdelingsfuncties van deze variabelen. De piekperiode en pieksteilheid zijn normaal verdeeld met respectievelijk j1 = 5,326 ,~ = 1,034 seconde voor de periode en j1 = 1,9 %, ~ = 0,9 % voor de steilheid. De invalshoek is uniform verdeeld. Voor de deining is een significante hoogte van 0,5 m. met een piekperiode van 10 sec. aangehouden. Uit de beschrijving van golven met behulp van verdelingsfuncties volgt een probabilistische aanpak van het probleem. Om de krachten en momenten in de elementen te kunnen bepalen wordt, met behulp van spectraalanalyse, een karakteristieke golf vertaald naar een golfspectrum; door middel van overdrachtsfuncties worden dan de krachten- en momentenspectra bepaald. De overdrachtsfuncties zijn bepaald met een dynamisch rekenprogramma dat gebruikt maakt van de lineaire striptheorie, en zijn gecontroleerd aan de hand van overdrachtsfuncties bepaald met modelproeven voor de Wijkertunnel. Hieruit blijkt dat de berekende overdrachtsfuncties zeer goed voldoen aan de werkelijkheid. Met de momentenspectra zijn de significante buigende momenten bepaald, waaruit de significante benodigde voorspanning voor elke karakteristieke golf is berekend. De kans op falen van het tunnelelement tijdens zeetransport als functie van de voorspanning is gelijk aan de kans op overschrijden van de significante voorspanning tijdens transport over zee (extreme Rayleigh verdeling) vermenigvuldigd met de kans op voorkomen van een karakteristieke golf (Iange-termijn verdeling) gesommeerd over alle voorkomende golven. Met behulp van deze faalkans als functie van de voorspanning en eisen ten aanzien van de faalkans voor de gebruiks- en bezwijkfase van het transport is bepaald dat de benodigde voorspanning gelijk is aan Fp = 74000 kN. De gebruiksfase is hierbij maatgevend. De optimalisatie van de voorspanning is gedaan naar de kosten van bezwijken van een element tijdens transport. Het blijkt dat de optimale voorspanning lager Iigt dan de toegepaste voorspanning, echter omdat de gebruiksfase maatgevend is wordt de werkbaarheid, bij een lagere, optimale' voorspanning te klein. Kostenoptimalisatie van de voorspanning moet dus geschieden aan de hand van wachttijden voor de gebruiksfase.","immersed tunnel; tunnel elements; stability","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:26d489de-e761-400c-ac96-36bb858637c8","http://resolver.tudelft.nl/uuid:26d489de-e761-400c-ac96-36bb858637c8","The mounted storage of LPG with a floating foundation","Ten Bokkel Huinink, S.A.","Vrijling, J.K. (mentor); Horvat, E. (mentor); Noordhoek, C. (mentor); Kremer, J. (mentor)","1996","Because of the increase of safety requirements with respect to storage of LPG over the last ten years, underground storage is becoming increasingly significant. Storage is possible in engineering geological and in civil engineering constructions. The main features of these two solutions are presented. LPG can be stored either pressurized or refrigerated. This report concerns the pressurized storage in a civil construction. In mounded storage a horizontal cylindrical steel vessel is covered with sand. The normal mounded storage has some disadvantages which can be solved by partly submerging the vessel in the groundwater. This mode of storage is called mounded storage with a floating foundation. It is expected that using this method the differential settlements of the vessel will be smaller. Also the height of the mound will be smaller. A layer of sand on top of the vessel will prevent it from floating up. For some various sizes and shapes of the vessel the required thickness of this layer is calculated. In this report on the basis of a few criteria for the depth of the excavation and the length of the vessel the best alternative is chosen. For the chosen vessel the wall thicknesses are calculated and checked following the British Standard Specification for fusion-welded pressure vessels (BS 5500). A partly submerged vessel needs a coating and a cathodic protection system to prevent it from corroding. Exact the same coating and cathodic protection used for the normal mounded storage, can be used for the mounded storage with a floating foundation. The vessels will be shop-built in a tent close to their foundation. The foundation will be built in a dry excavation. With cranes the vessels will be put on their foundation. When the vessel is partly submerged the potential longitudinal bending moment in the vessel will be less. The differential settlement will be smaller but this does not effect the wall thicknesses since the dry situation is mandatory for the calculation of these sizes. The mounded storage with a floating foundation will be less expensive than storage in spheres, but more expensive than the normal mounded storage. However, other reasons than cost could perhaps make the mounded storage with a floating foundation a preferable storage method.","LPG storage; floating foundation","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:5bdb8e14-3730-47a6-ad90-34429225972e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:5bdb8e14-3730-47a6-ad90-34429225972e","Deformatiegedrag van amorfe metalen in meta-stabiel evenwicht: Het afschuivingsvolume-element van amorf Pd4oNi4oP2o","Spaan, P.J.","De Hey, P.G. (mentor); Sietsma, J. (mentor)","1996","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:e62dda8a-a4c7-462f-9a7b-31821fe1d390","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e62dda8a-a4c7-462f-9a7b-31821fe1d390","Het maken van dunne films met behulp van ionenbundel-assistentie, bestudeerd met moleculaire dynamica","Robbemond, A.","Thijsse, B.J. (mentor)","1996","","","en","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:88f30cee-a74e-4af5-93a3-49ae6c66eb5a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:88f30cee-a74e-4af5-93a3-49ae6c66eb5a","Waterinjectiebaggeren: Modellering van de afstroming","Verweij, J.F.","Van der Schrieck, G.L.M. (mentor); Kranenburg, C. (mentor); Van der Meulen, T. (mentor); D' Angremond, K. (mentor)","1997","In 1984 en 1985 hebben proeven aangetoond dat het mogelijk is om dichtheidsstromen op te wekken van water met een hoog sedimentgehalte. Het onder lage druk (ca. 1 bar) injecteren van water in de bodem, het zogenaamde 'jetten' verdunt de bodem tot een water-sedimentmengsel. Door het verschil in dichtheid tussen het water-sedimentmengsel en het omgevingswater ontstaat een dichtheidsstroom die onder invloed van de zwaartekracht afstroomt naar lager gelegen gebieden. Dit proces noemt men waterinjectiebaggeren. Het waterinjectiebaggerproces is op te delen in vier deelprocessen, te weten het jetten van water in een sediment, de vorming van het water-sedimentmengsel, de dichtheidsstroom en de bezinking. In dit rapport wordt bekeken op welke wijze een water sedimentmengsel afstroomt, laminair of turbulent, en hoe het materiaal zich in de dichtheidsstroom gedraagt. Bovendien wordt er gekeken wat het effect van het gedrag van het sediment is op het gedrag van de dichtheidsstroom. Het doel is om de productie van het waterinjectiebaggerproces te kunnen voorspellen. Het uitgangspunt hierbij is dat het model geschikt moet zijn voor de baggerpraktijk. Reologie van vloeistoffen speelt een belangrijke rol bij waterinjectiebaggeren. Na bestudering van de metingen die in 1993 gedaan zijn in het Haringvliet kan geconcludeerd worden dat dichtheidsstroming optreedt bij dichtheden van ongeveer 1030-1050 kg/m3 Bij dichtheden boven de 1070 kg/m3 neemt de stroomsnelheid van de dichtheidsstroom snel af. Uit het onderzoek naar de reologische eigenschappen van de mengsels blijkt dat bij deze hogere dichtheden de vloeistof zich pseudo-plastisch gedraagt. Bij de dichtheden waar de dichtheidsstroom optreedt, is het gedrag van de vloeistofNewtons. In dit rapport zijn de dichtheidsstromen die ontstaan bij waterinjectiebaggeren met de balansvergelijkingen voor troebelingsstromen. Dit zijn dichtheidsstromen waarbij het verschil in dichtheid het gevolg is van in suspensie gebracht materiaal. Troebelingsstromen zijn voortdurend in interactie met de bodem en het omgevingswater. Door sedimentatie, erosie en entrainment is de dichtheid en het debiet van de troebelingsstroom niet constant. Bij de afleiding van de balansvergelijkingen is uitgegaan van turbulente stroming. Uit berekeningen volgt dat de afstroming turbulent moet zijn. De turbulentie zorgt ervoor dat het sediment langer in suspensie blijft. De troebelingsstroom blijft langer bestaan en legt een grotere afstand af. De turbulentie wordt echter wel gedempt door de aanwezigheid van het sediment. Bij een toenemende dichtheid van de troebelingsstroom wordt de aandrijvende kracht van troebelingsstroom groter, de snelheid neemt dan toe. Bij een constant debiet neemt dan de laagdikte af Als de bodemhelling groter wordt neemt de snelheid eveneens toe. De stroomsnelheid kan niet onbeperkt toenemen. Door een te groot snelheidsverschil tussen de troebelingsstroom en het omgevingswater kunnen instabiliteiten in het grensvlak ontstaan. Deze instabiliteiten zorgen ervoor dat de troebelingsstroom wordt opgemengd met omgevingswater, 'entrainment' .Het product van de snelheids- en concentratieverdeling bepaald het sedimenttransport in de troebelingsstroom. Het is moeilijk zoniet onmogelijk om de exacte verdelingen van de concentratie en de snelheid te bepalen. Daarom wordt er gewerkt met over de laag gemiddelde snelheden en concentraties. De concentratieverdeling wordt bepaald door de verticale ditfusie van sediment en de valsnelheid. Voor de valsnelheidsberekening moet onderscheid gemaakt worden tussen slib en granulair, niet-cohesief materiaal zoals zand. Bij de valsnelheidsberekening van slib speelt flocculatie als gevolg van turbulentie een belangrijke rol. De evenwichtsdiameter van de slibvlokken kan gebruikt worden om een representatieve valsnelheid te berekenen. De valsnelheiden in zowel zand- als slibmengsels moeten nog gecorrigeerd woorden voor hindered settling. Ook bij de bepaling van ersoie wordt onderscheid gemaakt tussen zand en slib. Bij waterinjectiebaggeren wordt het werkgebied opgedeeld in deelgebieden. Deze deelgebieden worden afzonderlijk op diepte gebracht. Het losgemaakte materiaal stroomt afvia een transportkanaal. Het uitgangspunt bij het model is dat een mengsel met dichtheid Pm met een debiet qo wordt aangeboden aan het transportkanaaI. In het model wordt het evenwicht beschouwd van een balansgebiedje met lengte x. Uit dit evenwicght volgt een stroomsnelheid en een laagdikte. Door de interactie van de troebelingsstroom met zijn omgeving verandert het debiet en de dichtheid. Hierdoor verandert ook de aandrijvende kracht. Door telkens opnieuw het evenwicht van het balansgebiedje te bepalen kan het gedrag van de troebelingsstroming bekeken worden. De productielengte is hierbij de afstand waarover de troebelingsstroom bestaat. Uit berekeningen blijkt dat sedimenterende troebelingsstromen fysisch goed worden weergegeven door het quasi-statisch model.De eroderende troebelingsstroom blijft sediment opnemen. Hierbij loopt de dichtheid op tot waarden boven de situ-dichtheid van het bodemmateriaaI. Door rekening te houden met de verhoging van de viscositeit als gevolg van de erosie kan het omslagpunt tussen laminaire en turbulente stroming worden bepaald. Op het moment dat de troebelingsstroom laminair is zal het sediment bezinken. Uit herberekeningen blijkt dat de gradienten van de laagdikte, het verhang, een niet verwaarloosbare invloed uitoefenen op de troebelingsstroom. A1leen bij sterk subkritische stroming kan het quasi-stationaire model gebruikt worden. Door callibratie van het model met behulp van metingen kan ook de juiste orde van grootte bepaald worden.","water injection dredging; dredging; density current","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:d130c72e-b060-45d1-8e05-2adeb9c4acc9","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d130c72e-b060-45d1-8e05-2adeb9c4acc9","Spatgedrag van dispersielijmen in wals-applicaties","Vervoort, J.","","1997","Dispersielijmen spatten tijdens verwerking op wals-systemen, waarmee enveloppen geplakt worden. Daardoor kan de produktiesnelheld van enveloppen niet onbeperkt opgevoerd worden. Dit onderzoek was gericht op het vinden van verklaringen en oplossingen voor dit spatprobleem. De verklaring van het spatten van lijm is gevonden door visuele analyses van de stromingsverschijnselen In de uittreespleet van twee, met gelijke baansnelheid draaiende walsen. Tijdens uittrede treedt een cascade van opbreekprocessen op als gevolg van rekstroming. In eerste instantie breekt een uittredend volume-element op tot een vlies, als gevolg van drainage in de breedte-richting. Het vlies breekt vervolgens op tot een draad. De draad wordt unaxiaal opgerekt, totdat ook deze opbreekt. Bij hoge walssnelheden ontstaan hierdoor losse draadsegmenten bij viskeuze lijmtypen (A) of dnjppels bij laag viskeuze lijmen (B). In het eerste geval is het mechanisme ductiel; in het tweede geval cohesief. De mate van spatten hangt voornamelijk af van de procescondities. Het massadebiet aan wegspattende lijm van type A en B neemt toe met de walssnelheid tot ongeveer de 7 1/2e respectievelijk 5e macht en neemt ongeveer lineair toe met de filmdikte. De snelheid, waarmee de lijm op het walssysteem wordt aangevoerd, heeft geen invloed. Bij verdunning van de lijmen neemt het spatten toe. De reproduceerbaarheid van de experimenten is matig, doordat de totale massabalans van aan- en afvoer van lijm in het systeem niet onder controle is gekregen. Dispersielijmen gedragen zich visco-elastisch en het blijkt dat het proces zo snel verioopt dat met elastische effecten rekening gehouden moet worden. Waarschijnlijk is spelen de verhouding van elasticiteitsmodulus en kritieke treksterkte en het getal van Déborah een belangrijke rol in de vorming en stabiliteit van draden. Een hoge viscositeit bevordert de stabiliteit van draden, doordat minder spanning in de draad wordt opgebouwd als gevolg van energie-dissipatie tijdens het rekken. Draden van type A worden hierdoor langer dan die van type B. Het spatten kan daarom misschien verminderd worden door een lijm te formuleren, die ten opzichte van type A en B soortgelijke elastische eigenschappen heeft, maar met een lagere viscositeit. De grote invloed van de walssnelheid op het spatgedrag ten opzichte van de geringe invloed van de lijmsamenstelling en instelling van het aanlijmstation leidt tot de conclusie dat het spatprobleem waarschijnlijk via een andere weg dan middels de lijmformulering opgelost moet worden. Daarom wordt thans aanbevolen de oplossing voor het spatprobleem te zoeken door het wijzigen van de procescondities, zoals het aanleggen van een verschilsnelheid tussen de walsen, zodat in plaats van rekstroming afschuifstroming gecreëerd wordt bij de uittreespleet.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:eeb2d64c-1fb7-4c3b-b992-2932038baf57","http://resolver.tudelft.nl/uuid:eeb2d64c-1fb7-4c3b-b992-2932038baf57","Simulatie van Chemical Vapour Deposition met gedetailleerde chemie op een parallel computer cluster","Briaire, J.","Kleijn, C.R. (mentor)","1997","In dit onderzoek zijn met behulp van een zeer gedetailleerd chemiemodel 2D-simulaties uitgevoerd van de stroming, het temperatuurveld en de chemie in een rotating-disk-CVD-reactor voor silicium depositie uit silaan. Om dit te kunnen doen is het simulatieprogramma CVDMODEL van het Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie uitgebreid met gekoppelde solvers. Daarnaast is gebruik gemaakt van parallellisatie om zo de rekentijden te beperken. Het gebruik van gekoppelde solvers bleek noodzakelijk omdat de ontkoppelde oplosmethode niet in staat was het gedetailleerde chemiemechanisme tot convergentie te brengen. Gebruik is gemaakt van een Newton solver, waarmee de gekoppelde concentratievergelijkingen punt voor punt simultaan worden opgelost. Bij het parallelliseren is gebruik gemaakt van verschillende parallellisatie schema's. Een groot deel is gedaan via domeindecompositie. Bij het ontkoppeld oplossen van de gascomponenten worden de verschillende gassen over de processoren verdeeld. Met de parallellisatie op een shared memory computer is een versnelling van 2.7 behaald met 4 processoren. Om het simulatieprogramma te valideren zijn berekeningen vergeleken met ID simulaties van oneindige draaiende disk-reactoren uit de literatuur. Uit deze validatie blijkt dat de gebruikte reactor een goede benadering is voor de geïdealiseerde oneindige diskreactor en dat het simulatieprogramma goede waarden oplevert voor de stroming. De resultaten verkregen uit het oplossen van het chemieveld komen voor gassen met hoge concentraties goed overeen, voor gassen bij lage concentraties zijn de resultaten kwalitatief goed, maar wijken ze kwantitatief af. De verschillen worden waarschijnlijk veroorzaakt door kleine afwijkingen in de thermodynamische data, het gebruik van een andere randvoorwaarde bij de instroom en een afwijkende reactiviteit aan het oppervlak van de intermediairen.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:bb057691-37d5-4a8e-a785-cc52a956c178","http://resolver.tudelft.nl/uuid:bb057691-37d5-4a8e-a785-cc52a956c178","Onderzoek naar de ontwikkeling van de verwachte kosten en onzekerheden van Civiel Technische Projecten","Chouchena, D.M.","Vrijling, J.K. (mentor)","1997","Dit afstudeeronderzoek richt zich op de ontwikkeling van de verwachte kosten van grote waterbouwkundige en infrastructurele projecten en de onzekerheden omtrent deze kosten gedurende de verschillende projectfasen. Uit diverse onderzoeken van het ministerie van Verkeer en Waterstaat [1] blijkt dat kostenramingen van dergelijke projecten vaak stijgen gedurende de verschillende fasen van een project. In 1990 is de Werkgroep Ramingen Problematiek opgezet om de oorzaken van ramingstijgingen te onderzoeken. De resultaten van dit rapport zijn opgenomen in het rapport ""Een raamwerk voor ramingen"" [2]. Uit dit rapport blijkt dat een groot aantal oorzaken van ramingsstijgingen gelegen is in de gehanteerde ramingsmethodiek. Binnen Rijkswaterstaat is in 1992 ""Project Ramingen Infrastructuur"" (PRI) van start gegaan met als doel het uitwerken van een ramingsmethodiek gelicht op het expliciet rekening houden met onzekerheden, het zogenaamde probabilistisch ramen. Bij het probabilistisch bepalen van een kostenraming worden de onzekerheden die aan een project kleven meegenomen in de kostenraming. De kostenraming wordt beschouwd als een wiskundige functie van hoeveelheden, prijzen etc. Voor al deze variabelen wordt de onzekerheid vorm gegeven door een kansdichtheidsfunctie (k.d.f). Een maat voor de onzekerheid omtrent de kosten is de standaardafwijking van de totale kostenraming. De standaardafwijking van de totale raming wordt bepaald uit de standaardafwijking van alle individuele posten uit de raming. Het probabilistisch bepalen van een kostenraming kent theoretisch een tweetal voordelen: er kan gefundeerd een marge rond een raming worden aangegeven en de opbouw van deze marge Is terug te vinden in de onzekerheid die expliciet per ramingspost wordt vermeld. Inzicht in de opbouw van de marge heeft als voordeel dat grote onzekerheden kunnen worden gesignaleerd en eventueel kunnen worden aangepast. In de praktijk blijkt de probabilistisch berekende standaardafwijking kleiner te zijn dan de empirisch verkregen standaardafwijking uit historische projectgegevens [3]. De probabilistisch berekende standaardafwijking probeert op voorhand (voordat het project wordt uitgevoerd) rekening te houden met alle mogelijke onzekerheden in de kosten. De empirische standaardafwijking uit historische gegevens is de werkelijke standaardafwijking, bepaald uit de kosten naderhand (de werkelijke kosten) van een groot aantal reeds uitgevoerde projecten. In dit afstudeerwerk worden de oorzaken van ramingswijzigingen van een vijftal projecten gedurende de verschillende projectfasen onderzocht. Aan de hand van deze oorzaken wordt inzicht verkregen in de opbouw van de werkelijke standaardafwijking. De opbouw van de werkelijke standaardafwijking wordt vervolgens vergeleken met de opbouw van de probabilistisch berekende standaardafwijking. Op basis van deze vergelijking kan een uitspraak worden gedaan over de oorzaak van de kleinere standaardafwijking van de probabilistische verkregen standaardafwijking t.o.v. de werkelijke historische standaardafwijking. Dit komt overeen met doelstelling 1 van dit afstudeeronderzoek.","project costs; probabilistic analysis; risk analysis","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:24e68818-ecd8-4b2a-a91c-3454e2a555a3","http://resolver.tudelft.nl/uuid:24e68818-ecd8-4b2a-a91c-3454e2a555a3","A 3D numerical simulation of oblique bending in a steel sheet pile wall - A quantification of soil influence","Aukema, E.J.; Joling, A.G.","Van Tol, A.F. (mentor); Schmitt, A. (mentor); Groen, A.E. (mentor); Kort, D.A. (mentor); Oostveen, J.P. (mentor); Bezuyen, K.G. (mentor)","1997","In geotechnical practice frequently use is made of steel sheet pile walls for soil and/or water retaining constructions. High demands are made with respect to the deformations, in particular in urban surroundings. Often these walls are composed of V- or Z-shaped profiles, whereby both profiles have their specific advantages and disadvantages. A common used variant is a sheet pile wall composed of so called double If-profiles. A double If-profile is made up of two single U-profiles which are connected by welding or crimping. A very specific property of the double If-profile is the rotation of the neutral axis. As a result of that, the sheet pile wall tends to deflect both in forward (lateral) direction as well as in sideway (transverse) direction. This phenomenon is called oblique bending, and it results in a loss of stiffness and strength (compared to a continuous wall) and thus larger deformations. Oblique bending goes together with slip in the free interlocks and a transverse deflection of the sheet pile wall relative to the soil body. Oblique bending might be influenced by the transverse bearing capacity of the soil, i.e. the soil reduces or even prevents the transverse deformation of the sheet pile. Besides, the shear stress in the free interlock possibly reduces oblique bending. The main goal of this study is to determine the transverse bearing capacity of the soil. Therefore a three dimensional finite element model is made of a cantilever sheet pile wall with a dry excavation in front and without friction in the sliding interlocks. This is a 'worst case' model, i.e. if a sheet pile wall is modelled in this way, oblique bending can be observed most clearly. Emphasis has been put on the generation of an appropriate mesh which is also useful for further investigations regarding oblique bending. Use is made of the finite element system DIANA, version 6.1.","soil bearing capacity; finite elements model; sheet piling","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:f5f5aea8-e29d-462b-acef-3ce39ce0d93f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f5f5aea8-e29d-462b-acef-3ce39ce0d93f","Optimalisatie van de geëxtrudeerde boortunnel: De binnenbekisting","Hilbrandie, G.K.","Vos, C.J. (mentor); Bakker, K.J. (mentor); De Waal, R.G.A. (mentor); Vrijling, J.K. (mentor)","1997","Een continu proces, waarbij geextrudeerd staalvezelbeton wordt toegepast, kan een kostenbesparing opleveren, omdat de productiekosten van ter plaatse geextrudeerd beton lager zijn dan prefab betonnen segmenten. Een extra kostenbesparing wordt verkregen, doordat grouting niet nodig is. Een hogere bouwsnelheid levert ook een grote kostenbesparing op. Bij toepassing van geextrudeerd staalvezelbeton is een binnenbekisting noodzakelijk. Een glijbekisting zou een goed alternatief kunnen zijn. De voordelen zijn: 1. De bekisting kan aan het schild van de TBM gekoppeld worden, 2. De lining kan op een continue wijze worden vervaardigd, 3. Het proces is goed automatiseerbaar en er kan een hogere bouwsnelheid dan de huidige worden verwezenlijkt. Uit het onderzoek zijn drie grote problemen naar voren gekomen. Ten eerste moet de glijbekisting verplaatst kunnen worden, wanneer deze vastloopt. Ten tweede moet de glijbekisting in bochten de juiste bochtvorm aannemen. Uit onderzoek naar de gebruikerseisen en -wensen van het wegvervoer en het spoorwegvervoer kwam een minimale boogstraal van 2000 m. naar voren. Ten derde is gebleken uit een analyse naar de krachten die op de tunnelboor-machine (TBM) werken, dat de wrijvingskrachten tussen de glijbekisting en de tunnelwand relatief grote waarden bereiken. Om deze krachten te beperken is gekozen voor een betonmengsel met een snelle sterkte-ontwikkeling. Dit zorgt ervoor dat een relatief korte glijbekisting toegepast kan worden. Aangezien de wrijving tussen staal en beton een lineair verband heeft, nemen deze wrijvingskrachten af bij het verkleinen van de lengte van de glijbekisting. Het betonmengsel dat toegepast wordt, is van klasse B85. Ook moeten zowel het mengsel, als de omgeving opgewarmd worden tot 40 QC om een versnelde verharding van het beton te bewerkstelligen. Gedurende het onderzoek zijn een aantal alternatieven ontwikkeld, waarvan een dieper is uitgewerkt. Dit alternatief is gebaseerd op een dunne stalen koker, waarvan de diameter enigszins kan worden aangepast door het oprekken van de koker. Dit gebeurt m.b.v. stempels en hydraulische vijzels die steunen op een hulpconstructie. Daarbij is de koker in lengterichting voorzien van wigvormige inkepingen die ervoor zorgen, dat de buigstijfheid van de glijbekisting afneemt, waardoor bochten in het trace gemaakt kunnen worden. Ten opzichte van de segmenten-methode moet bij toepassing van geextrudeerd staalvezelbeton een nieuwe manier worden gevonden om de weerstandskrachten af te dragen, die de TBM ondervindt. Bij de segmenten-methode worden deze krachten afgedragen op de gereed gekomen tunnelwand. Bij toepassing van een glijbekisting moet een andere manier gevonden worden om de krachten af te dragen. In rotsachtige ondergrond gebruiken TBM's de rotswand, die is ontstaan na ontgraving, om zich af te zetten. Dit gebeurt m.b.v. zogenaamde 'grippers'. Dit zijn drukringen, die bestaan uit drie onderling verbonden gekromde platen, die door vijzels tegen de wand gedrukt worden. In het afstudeeronderzoek wordt dit idee gebruikt. De drukringen worden nu niet tegen de omringende grond gedrukt, maar tegen de tunnelwand achter de glijbekisting. De voortstuwing bestaat uit twee groepen drukringen. Tussen deze groepen en tussen de voorste groep en de glijbekisting bevinden zich vijzels, die de voortstuwing van de TBM en de glijbekisting verzorgen. De twee groepen drukringen worden om en om tegen de wand gedrukt. Door op de juiste manier de voortstuwingsvijzels te gebruiken kan een continu proces worden gewaarborgd met een constante voortgangssnelheid. In dit onderzoek is een globaal ontwerp gemaakt voor een glijbekisting met voortstuwing. In een nadere studie moeten een aantal problemen worden opgelost, die tijdens het onderzoek naar voren zijn gekomen. Pas daarna zal blijken of het toepassen van een glijbekisting in de Nederlandse tunnelbouw een goed uitvoeringsalternatief oplevert.","bored tunnels; formwork; extrusion; slipform","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:69678590-f352-468a-a147-14bba0978432","http://resolver.tudelft.nl/uuid:69678590-f352-468a-a147-14bba0978432","Een goederenvervoercorridor in stedelijk gebied","Borkens, E.","Bovy, P.H.L. (mentor); Ticheloven, H.P.M. (mentor); Van Binsbergen, A.J. (mentor); Wiggenraad, P.B.L. (mentor)","1997","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:6057e033-1424-461e-af85-20d40f68a383","http://resolver.tudelft.nl/uuid:6057e033-1424-461e-af85-20d40f68a383","Containeroverslagvoorzieningen rail op de Maasvlakte","Ton, J.","Hansen, I.A. (mentor); Schoemaker, T.H.J.H. (mentor); Koning, P. (mentor)","1997","In deze afstudeerscriptie is getracht het achterlandvervoer van containers per spoor van de Maasvlakte naar het achterland efficiënter te Iaten verlopen. Hiertoe is een onderzoek gedaan naar de knelpunten van dit vervoer. In eerste instantie is gekeken naar de containermarkt in het algemeen en de positie van het spoorvervoer hierin. Hierbij kwamen een aantal zaken aan het Iicht waarbij het spoorvervoer, in de totale keten van vervoer, in het nadeel is. Een van de nadelen is het grote tijdverlies in de keten door het overslaan van containers tussen verschillende modaliteiten. Gekozen is om het gebied waar de meeste overslag van containers plaatsvindt nader te onderzoeken. Dit gebied is de zeeterminal. Om te bepalen hoe het spoorvervoer geregeld is, zijn de verschillende actoren in het proces nader bekeken. Met name hun wensen en eisen ten aanzien van het spoorvervoer zijn van belang om te ultimatieve manieren van spoorvervoer en overslag te kunnen implementeren. De huidige manier van overslag van spoorcontainers op de Maasvlakte is nader onderzocht om knelpunten bloot te leggen. In verschillende projecten (INCOmaas en Delta 2000-8) zijn voorstellen gedaan voor de uitbreiding van de spooroverslag van containers. Na een analyse van de containerstromen, de verschillende trajecten op de terminal, de vervoersmiddelen die gebruikt kunnen worden en de overslagmiddelen, zijn concepten opgesteld om de overslag van spoorcontainers anders te Iaten verlopen. Uit deze analyse kwamen twee alternatieven die verder uitgewerkt zijn, het concept van de individuele wagon en het concept van de Cargosprinter met een Krupp overslagsysteem. In een case studie van de Noordwest Hoek is een vergelijking gemaakt van het brede terminalconcept en het concept van een Krupp installatie. Hierbij is eerst gekeken waar de Krupp installatie het best geplaatst kon worden op de NWH. Voor de bepaling van procestijden van de brede terminal en het Krupp systeem, is gekozen voor een Krupp systeem dat achter de stack gesitueerd is. Aan de hand van de analyse van de situering en de procestijden kan worden geconcludeerd dat een Krupp installatie een goed alternatief is voor de snelle groei van het spoorvervoer van containers. Het ruimtebeslag is aanmerkelijk minder dan bij gebruik van een brede terminal op de NWH. De totale procestijd van een spoorcontainer op het hele traject van de terminal neemt af met 40 %. De Krupp installatie in combinatie met de Cargosprinter geeft iets minder besparing in de procestijd, namelijk 15%.Door meerdere intervallen tussen de Cargosprinters treedt productieverlies op. Toch is met de Cargosprinter een flexibelere spoorafhandeling mogelijk. Voorwaarde is wei dat er een continu afvoer van treinen naar het achterland mogelijk is.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:183b190f-5e82-40d1-9ee3-8525ed8fea2e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:183b190f-5e82-40d1-9ee3-8525ed8fea2e","Stromingsberekeningen in het Friesche Zeegat","Les, B.A.J.","De Ronde, J.G. (mentor); Booij, N. (mentor); Ris, R.C. (mentor); Battjes, J.A. (mentor); Stelling, G.S. (mentor)","1997","The Friesche Zeegat area is situated in the northeast of the Netherlands and is a part of the Dutch Waddensea. The Friesche Zeegat area consists of the barrier Islands Ameland and Schiermonnikoog and a part of the Waddensea. Drainage occurs through tidal channels and the major tidal inlets. Seawards of the inlet, an ebb-tidal delta occurs. The ebb-tidal delta, the tidal inlet, the adjacent parts of the islands and the channels and shoals of the inlet system represent one dynamic entity. Developments in different parts are strongly related and are largely defined by the tidal prism. By the artificial closure of the Lauwersea in 1969, the tidal prism decreased with a third. Due to the closure, the ebb-tide delta was suddenly too large and started to erode. Also the main tidal channels were too deep relative to the decreased tidal prism. This system hasn't found a equilibrium until now. The main inlet system has greatly changed in these years. This reduction has made the wave influence much bigger on the morphology of the whole area. In this master thesis, current and water/eveIs in the Friesche Zeegat area for the nothwest storm of October 9, 1992 are simulated with the numerical model WAQUA. The simulations are validated with measured currents and waterlevels. The calculated currents and waterlevels are used as input in the wave model SWAN on 6:00, 9:00 and 12:00 am around high water. The Friesche Zeegat Model is being calibrated and a sensitivity analysis has been carried out for several parameters, which influence the water motion. The simulation model WAQUA is developed by Rijkswaterstaat, and is able to perform two-dimensional (horizontal) computations The field measurements are delivered by the RIKZ (National Institute for Coastal & Marine Management) in a very preliminary format. These field measurements are sorted, checked and compared with the calculations. The current measurements are also sorted for the database system DONAR of Rijkswaterstaat and in this format these measurements will be available for future users. The sensitivity study of the Friesche Zeegat Model demonstrates a dominant influence of the boundary conditions on the water movement in the whole area (especially Northsea boundaries). An new (more recent for the year 1992) digital elevation model has been constructed for the Friesche Zeegat Model to make more accurate calculations for the current fields. Many tidal flats appear in the Waddensea area of the model. The WAQUA model seem not able to simulate the flooding and drying procedure of several gridpoints in the process of the calculations. A solution has been found in using an altered calculation routine of solVing the continuity equation. This altered calculation routine increased the simulation time of the calculations with 30 percent.","Wadden Sea; tidal inlet; Waqua","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:f670510f-e08e-4011-8434-f43fe32d391d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f670510f-e08e-4011-8434-f43fe32d391d","Morphological modelling of tidal inlets in the Wadden Sea","Van Loon, J.","Wang, Z.B. (mentor); Fokkink, A. (mentor); Vriend, H.J. (mentor)","1997","The purpose of this study is to develop a suitable model to predict morphological changes in tidal inlets. Several morphological models already exist, but they all have their limitations. In this study is chosen for the morphological program ESTMORF. Until this moment the model ESTMORF is only verified for the channel cross-sectional areas and not for the tidal flats, which will be done in this study. The studied area is the Frisian inlet in the Dutch Wadden Sea, consisting of two barrier islands Ameland and Schiermonnikoog, their ebb tidal deltas and backbarrier areas. A large supra tidal shoal (the Engelmansplaat) in the centre between the islands divides the inlet into two smaller ones, the Pinke inlet to the West and the larger Zoutkamperlaag to the East. A simple schematization, assuming that the system consists of one channel only, is made of the Frisian inlet and put in ESTMORF. The schematization by Van Dongeren (see Van Dongeren 1992) is used as a starting point, he assumed a linear increase of the area of the tidal flats towards the back of the inlet. The next step is to put this schematization into ESTMORF and make a proper run, in which at least the channels are correct. Before this was achieved, a few problems had to be solved. First a problem arose with the iteration process: ESTMORF uses a flow module IMPLIC, which has a completely different way to describe a cross-sectional area than ESTMORF itself. An iteration process is necessary in order to fit these two profiles onto each other. This iteration process appeared to be wrong, so this had to be corrected. In nature it is known that the channel near the sea tends to accrete, while in the back the channel erodes. In this schematization the channel in the back of the inlet accretes, so a change had to be made in order to correct this. The low tidal flats are made smaller, the high tidal flats larger and now the back of the inlet indeed erodes. But another problem revealed itself: In the back of the inlet the area of the channel is very small, and the area of the high tidal flats is very large. This appeared to be very difficult for ESTMORF, these channels were filled up in less than 5 years, while they should erode. Lots of things have been tried to correct this. Eventually it appeared to be an instability in the watermovement, and after a decrease of the time step a proper run was made. In this run the channel and the low tidal flat behave as expected according to the data. The high tidal flats did not behave as expected, the cause proved to be an error in the dispersion coefficient. Some more research should be done in order to get these high tidal flats also right.","Wadden Sea; tidal inlet; Estmorf; Coastal morphology","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:ff580702-3735-4fc0-9d61-ddc33261bf46","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ff580702-3735-4fc0-9d61-ddc33261bf46","De toepasbaarheid van particle image velocimetry in een turbulent geroerd vat: Een vergelijk tussen PIV en LDA","Van Heyningen, R.J.M.","Derksen, J.J. (mentor)","1997","In dit onderzoek zijn snelheidsvelden van uitsneden van de turbulente stroming rond een Rushtonturbine in een geroerd vat gemeten met twee verschillende snelheidsmeetmethoden, beide gebaseerd op laser technieken: Particle Image Velocimetry en Laser Doppler Anemometrie. Particle Image Velocimetry behoort tot de zogenaamde whole-field-velocimetry meetmethoden. Hierbij wordt met behulp van een gepulst lasersheet de verplaatsing van aan de stroming toegevoegde deeltjes gemeten. Uit deze verplaatsingen kan het snelheidsveld in een vlak van de stroming geconstrueerd worden. Laser Doppler Anemometrie is een éénpuntssnelheidsmeetmethode: In het snijpunt van twee coherente laserbundels wordt op basis van het Dopplereffect één component van de snelheid gemeten. Het is noodzakelijk gebleken om bij de Particle Image Velocimetry metingen gebruik te maken van een voorverschuiving in de opnamen. Deze voorverschuiving door middel van een roterende spiegel heeft diverse voordelen waarvan goed gebruik gemaakt kan worden bij de metingen in de 3-dimensionale turbulente stromingsstructuur van het geroerde vat. Met de PIV meetopstelling met voorverschuiving zijn 2-dimensionale snelheidsvelden en bijbehorende standaarddeviaties gemeten op drie verschillende hoogten in het vat rond de roerder, bij een roerdertoerental van 0.5 omw./sec. (Reynoldsgetal = 4.8 10? ). De faseopgeloste Laser Doppler Anemometrie metingen zijn uitgevoerd op dezelfde hoogten in het vat als de PIV metingen. De radiële en tangentiële snelheidscomponenten zijn onafhankelijk van elkaar gemeten bij een roerdertoerental van 1.0 omw/sec. (Reynoldsgetal = 9.6 10?). De resultaten van de Particle Image Velocimetry metingen zijn vergeleken met de fase-opgeloste Laser Doppler Anemometrie metingen en met LDA metingen uit de literatuur. De gemeten stromingsprofielen komen goed overeen, zowel onderling als met de literatuur. De maximale snelheid werd met beide meetmethoden op dezelfde positie achter de roerderbladen gemeten waarbij het verschil in de absolute waarde van deze maximale snelheid typisch 10 % bedroeg. Het is gebleken dat Particle Image Velocimetry metingen haalbaar zijn in een turbulent geroerd vat. Door het meten van gehele snelheidsvelden in een zeer korte tijd is het mogelijk om ruimtelijke structuren in de stroming te meten. Hierdoor is Partiele Image Velocimetry breder toepasbaar in het experimetele onderzoek in turbulent geroerde vaten dan éénpuntssnelheidsmeetmethoden.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:f13b76a5-6ff3-4e7b-9fed-9b8fdbb3b3db","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f13b76a5-6ff3-4e7b-9fed-9b8fdbb3b3db","Zettingsgedrag en draagvermogen van een kleiballenstort","Van Vaneveld, E.W.","Verruijt, A. (mentor); Nooy van der Kolff, A. (mentor)","1997","Bij het baggeren van stijve klei kunnen zogenaamde kleiballen ontstaan. De klei wordt door de cutterzuiger in brokken gesneden en vervolgens met een persleiding hydraulisch getransporteerd. In het geval van normale klei gaan de brokken tijdens dit transport gewoonlijk in suspensie over. Bij stijve kleien daarentegen is het mogelijk dat de brokken niet in suspensie overgaan maar afslijten tot kleiballen.In hoofdstuk 1 tim 3 is het probleem afgebakend en is de doelstelling vastgelegd. In hoofdstuk 4 wordt het baggerproces behandeld. In het volgende hoofdstuk komt de vorming van kleiballen ter sprake. Hoofdstuk 6 behandelt het gedrag van het stort in kwalitatieve zin. In hoofdstuk 7 komen de rekenmodellen voor de zetting aan de orde. Ais eerste wordt aangegeven welke bestaande formules gebruikt kunnen worden. Vervolgens wordt het stort gefaseerd waarna voor elke fase een model wordt opgesteld. De meeste aandacht gaat uit naar de fase waarin er gebouwd gaat worden op het stort. Het betreffende rekenmodel maakt gebruik van de zettingsformule van Koppejan waarbij rekening gehouden wordt met de invloed van de grensspanning. Ten opzichte van een massieve kleilaag zal, als gevolg van spanningsconcentraties, de grensspanning in een kleiballenstort veel sneller bereikt worden. Als gevolg van de extreem hoge spanningen in de contactpunten tussen de kleiballen ontstaat bovendien een afplatting. De grootte hiervan is eveneens bepaald, zowel met een elastische als een plastische methode. De invloed van consolidatie van de kleiballen is verrekend met de benaderingsmethode van Verruijt. am te kunnen rekenen is een vereenvoudigde balstapeling aangenomen. De fout die hiermee gemaakt wordt is gecompenseerd met een omrekeningsfactor. Het uiteindelijk rekenmodel bleek dermate ingewikkeld te zijn dat een handberekening vrijwel onmogelijk was. Derhalve is een computerprogramma geschreven waarmee de berekeningen snel uit te voeren zijn. Een bijkomend voordeel van een dergelijk programma is dat het eenvoudig gebruikt kan worden om na te gaan in hoeverre het rekenproces afhangt van de grootte van de diverse parameters. Om te kunnen beoordelen of de gevonden zetting nu groot of klein is, is ook een berekening gemaakt van de zetting van een massief stort en een suspensiestort. Bovendien is nagegaan hoe groot de zetting is wanneer de kleiballen op het stort verweken. De zetting van het massieve stort komt in hoofdstuk 8 ter sprake. In hoofdstuk 9 wordt het computerprogramma behandeld. Hoofdstuk 10 gaat over de rekenmodellen van het draagvermogen. Een belangrijk mechanisme blijkt het zg. squeezing te zijn. Hierbij wordt de klei, als bij een ijswafel waarin te hard wordt geknepen, weggeperst tussen de opgelegde belasting en de onderlaag. Met de plasticiteitstheorie zijn diverse grenswaarden bepaald. Een rekenvoorbeeld toonde aan dat het werkelijke draagvermogen voldoende wordt ingesloten door de gevonden grenswaarden. In hoofdstuk 11 wordt een rekenvoorbeeld van het zettingsmodel behandeld waarbij tevens een gevoeligheidsanalyse van de parameters wordt gemaakt. Het zettingsmodel is gecontroleerd aan de hand van laboratoriumproeven waarbij de samendrukking van een mengsel van kleine kleiballetjes gemeten is. Deze schaalproeven komen in hoofdstuk 12 ter sprake. Metingen op een kleiballenstort zullen uit moeten wijzen in hoeverre de gemaakte rekenmodellen de werkelijkheid benaderen. Uit de zettingsmodellen blijkt dat consolidatie-effecten verwaarloosbaar zijn, zodat de primaire zetting vrijwel direct optreedt. De grootte van de zetting wordt voor een belangrijk deel bepaald door de grootte van de grensspanning. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat de korrelspanningen in een kleiballenstort groter zijn dan in een massieve laag waardoor de grensspanning relatief snel bereikt wordt. Opmerkelijk is het feit dat de grootte van de kleiballen nagenoeg niet van invloed is op de zetting. De vorm daarentegen is wei van invloed omdat bij kleine contactoppervlakken de spanningen tussen de kleiballen groter worden waardoor grotere vervormingen ontstaan.","kleiballen; baggerwerk; zetting; settlement; consolidatie","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Geotechnology","","Geo-Engineering","",""
"uuid:7a413ab8-2f68-4db4-83a5-cfb803a2a214","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7a413ab8-2f68-4db4-83a5-cfb803a2a214","Krachtswerking in de wand van een geboorde tunnel","Ruitenberg, J.","Van Tol, A.F. (mentor); Vrouwenvelder, A.C.W.M. (mentor); Bakker, K.J. (mentor); Vrijling, J.K. (mentor)","1997","In dit afstudeerverslag wordt verslag gedaan van de krachtswerking in een tunnelwand. Er zijn twee situaties vergeleken. Een tunnel die gesitueerd is in zandige grond en dezelfde doorsnede maar dan in klei. In beide situaties bevindt zich grondwater boven de tunnel. Doel was om te kijken naar verschillen en deze te kwantificeren. Daarnaast zijn voor een doorsnede van de Botlekspoortunnel berekeningen gemaakt. Er zijn verschillende modellen beschikbaar om snedekrachten en spanningen in de wand te berekenen. - Bouma-model: een klassiek model voor ringvormige constructies. Het model gaat uit dat de wand oneindig stijf is. Interactie tussen grond en wand wordt in dit model niet meegenomen. Bouma-model met correctiefactoren: Uitgangspunt is het vorige model echter middels correctiefactoren wordt het effect van interactie tussen grond en wand in rekening gebracht. Continu veren-model: Rondom de tunnelwand worden veren gemodelleerd die verbonden zijn met een fictief medium. Dit model neemt interactie mee. Eindige Elementen Model (PLAXIS): Rondom de tunnel zijn wederom veertjes verbonden die nu vast zitten aan de rondom de tunnel gegenereerde elementen die de grond representeren. Interactie wordt meegenomen daarnaast neemt dit model impliciet boogwerking boven de tunnel mee. Het eindige elementen model geeft voor alle berekende situaties de laagste momenten. Voor de normaalkracht kan dit niet gezegd worden. In vergelijking met 4 metingen in Duitsland van tunneldoorsneden gelegen in droge zandgrond, Iijkt het dat de waarden zoals berekend met PLAXIS voor het moment kleiner zijn dan de gemeten waarden. De verplaatsingen volgend uit het eindige elementen model zijn iets groter dan volgend uit het continu veren-model. Wat betreft verschiIlen tussen doorsneden die liggen in zand of klei kan het volgende worden gezegd. De relatieve verplaatsingen van de wand zijn in beide gevallen ca. 7 mm. De interactie die optreedt tussen grond en constructie resulteert in kleinere momenten in de tunnelwand. Voor het Bouma-model met correctiefactoren / Continu veren-model reduceert in zand het moment met een factor 2, in klei bedraagt die reductie maar 10% ten opzichte van het Bouma-model. De wijze waarop de tunnel deformeert is ook anders. Relatief willen ze allebei horizontaal ovaliseren. Wordt de deformatie inclusief opdrijven beschouwd dan blijkt dat de 'schouders' van de tunnelwand in zand een relatief grote horizontale verplaatsing ondergaan. Het blijkt indien voegen als scharnieren worden gemodelleerd dit in de segmenten zelf grotere momenten geeft dan als de tunnel wordt gemodelleerd als een homogene ring zonder voegen. Een lagere E-modulus van grond resulteert in grotere momenten in de wand. Een hogere KOwaarde geeft lagere momenten.","tunneling; bored tunnel","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:d41d7ece-fbd7-4efb-b69b-79e7166f502c","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d41d7ece-fbd7-4efb-b69b-79e7166f502c","Multimodaal Goederenvervoer in Nederland: Een onderzoek naar de kwaliteit van het multimodale netwerk","Groothedde, B.","Sanders, F.M. (mentor); Van Eck, P. (mentor); Kribbe, W.J. (mentor); Tavasszy, L. (mentor)","1997","Verkeer en vervoer zijn niet meer weg te denken uit onze maatschappij. Mensen en bedrijven worden mobieler, de wereld wordt kleiner. En naarmate de economie van het zich verenigende Europa blijft groeien, lijkt vooralsnog de noodzaak van vervoer toe te nemen. De problemen die deze groeiende behoefte naar vervoer met zich meebrengt worden steeds groter. Deze problematiek vraagt om een strategische benadering die niet eenzijdig is gericht op slecht één modaliteit. Intermodaal vervoer wordt door velen gezien als een gunstige ontwikkeling. Echter het belang dat er vanuit verschillende sectoren van de samenleving aan gehecht wordt is tot nu toe nog niet vertaald in een hoge mate van gebruik in de Nederlandse vervoersector. Ook in politieke kring groeit het besef dat het goederenvervoer niet ongelimiteerd over de weg kan plaatsvinden en wordt in verschillende beleidsnota's aangegeven dat het intermodale vervoer op belangrijke overheidssteun kan rekenen. Het doel van dit rapport is om op basis van een bereikbaarheidsmaat die afhankelijk is van kwaliteit van het bestaande mul timodale netwerk en de verschillende soorten produkten die vervoerd moeten worden een multimodaal goederenvervoernetwerk in Nederland te ontwerpen. De vragen die centraal staan zijn : Wat voor effect hebben de voorgenomen beleidsmaatregelen ter stimulering van het intermodale vervoer op de kwaliteit van het netwerk? In welke Nederlandse regio's bestaat een potentieel om te investeren in infrastructuur en/of overslagfaciliteiten ? Welke links in het multimodale netwerk moeten verbeterd of aangepast worden? Door middel van een Virtueel netwerk is de aanwezige infrastructuur gemodelleerd. Daartoe is gebruik gemaakt van 40 Nederlandse regio's die onderling met elkaar verbonden zijn door het wegen-, spoor, en binnenvaartnetwerk. Met dit Virtuele netwerk was het mogelijk om de transporttijden en de transportkosten voor de verschillende modaliteiten te simuleren. In het onderzoek is gebruik gemaakt van verschillende produktgroepen. Er is een indeling gemaakt van 10 klassen, oplopend .in waarde. Dit had tot doel om de verschillende tijdwaarderingen van de produkten in de verveerswijze- en routekeuze mee te nemen: voor een ton zand is de transporttijd niet doorslaggevend, voor een ton aan hoogwaardige apparatuur kan dit wel het geval zijn. Door dit onderscheid in de produkten te maken was het mogelijk om inzicht te krijgen in de marktaandelen van de verschillende vervoerwijzen. Tevens werd het mogelijk om vçrschuivingen in de modal split door prijsmaatregelen of aanpassingen in het netwerk per produktgroep te analyseren.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:239fd7bc-c582-46ed-b803-63e39e17d514","http://resolver.tudelft.nl/uuid:239fd7bc-c582-46ed-b803-63e39e17d514","De kabel als doorgeefluik van Internetdiensten: VNU over de kabel naar de consument","Lammers, O.C.","Weber, J.H. (mentor); Kappetijn, F.K. (mentor)","1997","De groei van het Internetgebruik en het verrijken van informatiediensten met audiovisuele informatie zijn twee redenen om de transmissiecapaciteit van het Internet te vergroten. Voor informatiedienstaanbieders zijn ontwikkelingen op dit gebied zeer interessant aangezien beschikbare transmissiecapaciteit een grote invloed heeft op elektronische diensten. Voor Internettoegang wordt nu in het algemeen gebruik gemaakt van het telefoonnet met een beperkte transmissiecapaciteit. Om de beperking van het telefoonnet te omzeilen zijn vele partijen geïnteresseerd in het kabeltelevisienet als toegang naar het Internet. De ontwikkelingen rond het kabeltelevisienet beperken zich niet tot Internettoegang, maar omvatten een heel scala aan nieuwe diensten die kabelbedrijven willen gaan leveren. Het kabeltelevisienet moet een uniform transportkanaal worden voor dataverkeer: een Elektronische Snelweg. (...) Voor het uitgeven van breedbandige diensten zal het aanpassen van kabeltelevisienetten noodzakelijk zijn. Contact en overleg tussen de kabelbedrijven en informatiedienstaanbieders is aan te raden om de ontwikkelingen van dichtbij te kunnen volgen en sturen. Het samenwerkingsproject van dienstaanbieders, WinkelTV, kan hiervoor een geschikt instrument zijn. Hoewel Internettoegang via de kabel in de praktijk nog in de kinderschoenen staat zal de ontwikkeling van breedbandige Internetdiensten voor VNU genoeg inspanning opleveren om hier nu al mee aan de slag te gaan.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:a01212c9-5be5-486b-bd2f-22bdb40ed461","http://resolver.tudelft.nl/uuid:a01212c9-5be5-486b-bd2f-22bdb40ed461","Modellering en simulatie van Stadsdistributiecentra","Brandes, R.","","1997","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:15b83031-9937-4d58-9025-527114a10e87","http://resolver.tudelft.nl/uuid:15b83031-9937-4d58-9025-527114a10e87","Faalkansanalyse van het zeetransport van tunnelelementen","Van Elsdingen, D.S.J.","Meermans, W. (mentor); Holthuijsen, L.H. (mentor); Vrijling, J.K. (mentor)","1997","Het wordt steeds moeilijker voor een tunnelproject een locatie te vinden voor het bouwdok voor de tunnelelementen. Het is daarom aantrekkelijk een bestaand bouwdok te gebruiken en de tunnelelementen over langere afstand te vervoeren, desnoods over zee. Om het transport van een tunnelelement over zee te bewerkstelligen zijn een aantal facetten belangrijk te onderzoeken. Als eerste is gekeken naar wat voor golfhoogten in de zomerperiode, te weten mei, juni, juli en augustus, voorkomen op de Noordzee voor de Nederlandse kust. Dit is gedaan door golfhoogte- en golfperioden-waamemingen van 13 jaar, verkregen bij het RIKZ, van het meetstation IJmuiden, te ordenen. De waargenomen significante golfhoogten zijn gescheiden in significante golfhoogten van zeegang en van deining. Door lineaire regressie toe te passen op de gescheiden waamemingen, namelijk met behulp van de Kleinste Kwadraten Methode, zijn de ""best fits"" verkregen van de kansverdelingen voor zowel de significante golfhoogten van zeegang en van deining als voor de piekperioden en golfsteilheden van zeegang. De kansverdelingen bleken voor de significante golfhoogte van zeegang Gumbel verdeeld te zijn, voor de significante golfhoogte van deining Frechet verdeeld, voor de piekperiode van zeegang Gaussisch en voor de golfsteilheid ook Gaussisch verdeeld. Daama is onderzocht hoe en op welke manier het tunnelelement bezwijkt onder golfbelastingen. Het ontwerp-tunnelelement bezwijkt doordat wringende momenten en verticale dwarskrachten te groot worden. Het element bezwijkt dan doordat de belastingen de sterkte van een dilatatievoeg overschrijden. Het sleeptransport kan dus plaats vinden als gedurende het zeetransport niet te grote belastingen optreden. Dit is in een programma gesimuleerd door voor alle variabelen, dit zijn de significante golfhoogten van zeegang en van deining alsmede de piekperiode van zeegang, waarden te trekken uit de lange termijn verdelingen. Als deze kunstmatige golfvoorspelling, een transportduur vooruit, voldoet aan een gekozen vertrek- of vaarcriterium worden de optredende belastingen in het tunnelelement berekend. Op deze manier kan met het simulatieprogramma een gehele zomerperiode worden doorlopen. Gedurende de simulatie worden ook de wachttijden bijgehouden. Per vertrekcriterium worden daama de belastingsverdelingen bepaald. Gegeven de ontwerpsterkte zijn via deze belastingsverdelingen de faalkansen per criterium te berekenen. Vervolgens wordt met behulp van een beslissingscriterium het optimale vertrekcriterium bepaald waarbij het tunnelelement getransporteerd kan worden zodat de acceptabele faalkans gedurende het sleeptransport niet wordt overschreden. Dit optimale vertrekcriterium wordt verkregen door de verwachte schadekosten, die onstaan door te transporteren, en de verwachte wachtkosten tegen elkaar af te wegen.","submerged tunnels; risk analysis; towing; failure analysis","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:12c1674f-6254-43bf-ba2f-950aca19a71e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:12c1674f-6254-43bf-ba2f-950aca19a71e","Dynamical modelling of the Cyclone Converter Furnace","Denys, M.B.","Van Heuven, J.W. (mentor); Meijer, H.K.A. (mentor)","1997","The Cyclone Converter Furnace (CCF) is an alternative ironmaking process which allows direct iron production from the virgin inputs (coal and iron ore). The reactor consists of two directly connected stages: a melting-cyclone for melting and pre-reduction of iron ore and a converter for final reduction into liquid metal.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:cefd43e7-43de-4d16-bc0d-6324114afba3","http://resolver.tudelft.nl/uuid:cefd43e7-43de-4d16-bc0d-6324114afba3","Uitbreiding Schiphol, risico-analyse","Rob, E.H.","Meermans, W. (mentor); Bedford, T. (mentor); Piers, M.A. (mentor); Vrijling, J.K. (mentor)","1997","Voordat een luchthaven, in dit geval Schiphol, mag uitbreiden, zijn nogal wat verschillende besluiten te nemen. Ter ondersteuning van de besluiten dient een Milieu effect-rapport (MER) opgesteld worden. Een van de elementen van dit MER is (de verandering van) het extern risico rond de luchthaven. Voor de berekening van het externe risico zijn verschillende modellen ontwikkeld, onder meer door de RAND Corporation en door het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR). Het model van RAND is gebruikt voor het trekken van conclusies met betrekking tot de veiligheid van Schiphol in het algemeen (Hillestad et al. 1993). Het model van het NLR is gebruikt voor de berekeningen in het IMER. Onderzocht is op welke punten de modellen overeenkomen en op welke punten ze verschillen. Verder is onderzocht of een vereenvoudigd model bruikbaar is voor het onderzoeken van bijvoorbeeld andere opties voor de uitbreiding van Schiphol. Het RAND-model en het NLR-model zijn uitgebreid beschreven en met elkaar vergeleken in dit rapport. De modellen berusten in grote lijnen op dezelfde principes. Het opvallendste verschil zit in de berekening van het groepsrisico. De verschillen in de resultaten ontstaan vooral door verschillen in de modelparameters. Zo zijn er verschillen in gebruikte ongevalsratio's, in gebruikte verdelingen van ongevalslokaties en in ongevalsgevolgen. Gp basis van de literatuur over beide modellen is een vereenvoudigd model ontwikkeld. Voor dit vereenvoudigde model zijn vooral gegevens gebruikt die ook in het NLR-model gebruikt zijn. Als alternatief voor de uitbreiding van Schiphol is een luchthaven voor de Noord-Hollandse kust (Seahol) een van de mogelijke oplossingen. Hierdoor kan het aantal bewegingen groter zijn dan met een vijfde baan op Schiphol. Voor het scenario met deze luchthaven zijn risico's berekend. De belangrijkste conclusies uit het rapport zijn: De modellen bestaan alle uit drie essentiële 'basisonderdelen': een model voor de ongevalskans, een model voor de ongevalslokatie en een model voor de ongevalsgevolgen; Het RAND-model bevat enkele zwakke punten: er zijn relatief weinig gegevens gebruikt voor de ongevalslokatie, om welke reden conservatieve aannamen zijn gedaan voor de te gebruiken kansdichtheidsverdelingen van ongevalslokaties. Voor de ongevalsgevolgen is alleen gebruik gemaakt van analytische studies, niet van ongevalsrapporten; Door de berekeningswijze van het groepsrisico, door RAND, zijn de resultaten sterk afhankelijk van de grootte van het studiegebied, waardoor deze methode een beperkte betrouwbaarheid heeft; RAND heeft voor 1990 gemiddeld ongeveer dezelfde ongevalsratio berekend als het NLR, maar veronderstelt voor de jaren 2003 en 2015 een circa 1,5 maal lagere waarde dan het NLR. De ongevalsgevolgen worden door RAND circa 2 maal zo groot verondersteld als door het NLR. Hierdoor is het risiconiveau bij het RAND-model, vooral voor 1990, hoger dan bij het NLR-model; De model/en zijn overwegend niet-causaal. De causale onderdelen bestaan uit de modelleringen van de ongevalsgevolgen. Door RAND is gebruik gemaakt van de grootte van het vliegtuig en door het NLR van de massa en van het terreintype; Vanwege de beperkte hoeveelheid bevolkingsgegevens is het onderdeel voor de berekening van groepsrisico's, van het vereenvoudigde model, slechts van illustratieve waarde. Door de aanleg van een luchthaven voor de Noord-Hollandse kust, kan de capaciteit van Schiphof en Seahol samen sterk vergroot worden. Groei van het vliegverkeer kan geaccommodeerd worden op Seahol, zonder dat de risico's boven land veel zullen stijgen; Voor het berekende scenario (Seahol in 2015) liggen de risicocontouren boven land iets gunstiger dan voor het scenario 1990 4S1. Het groepsrisico is iets lager. Hierdoor is de aanleg van Seahol een beter alternatief, voor uitbreiding van Schiphol, dan de aanleg van een vijfde baan op Schiphol.","risk analysis; airport; lethal accidents","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:995f7333-a19a-4c33-97eb-99624c101238","http://resolver.tudelft.nl/uuid:995f7333-a19a-4c33-97eb-99624c101238","Diffraction in a spectral wave model","Doorn, N.","Holthuijsen, L.H. (mentor); Booij, N. (mentor); Battjes, J.A. (mentor)","1997","Waves that approach the coast and encounter obstacles such as small islands, rocks or breakwaters may be reflected backwards and in lateral directions, but the wave crest may also bend around the obstacle. This phenomenon can be described with refraction-diffraction models based on the Boussinesq equation or the mild-slope equation of Berkhoff. However, these models are computationally very demanding since they require a high spatial resolution. Moreover, physical phenomena such as wind generation or depth induced breaking are not readily accounted for. Inclusion of diffraction in a spectral wave model would eliminate these drawbacks. Similar to refraction the effect of diffraction can be represented as a transport of wave energy through spectral space (in the directional domain). Two ad hoc proposals are made to include diffraction in the model SWAN, which is a fully spectral model based on the action balance equation. The first proposal to describe this diffraction-induced turning rate is derived from the mild-slope equation for monochromatic, long-crested waves. It depends on the second order spatial derivative of the wave amplitude. Adding the diffraction term made the model unstable. The second proposal to describe the diffraction-induced turning rate is based on the first-order spatial gradient of the wave field. The transport of wave energy along the wave crests is proportional to the first-order derivative of the energy along the crest. The model is tested for three different cases: the academic case of monochromatic, unidirectional waves near a semi-infinite breakwater, a realistic harbour and the Bay of Viano do Castelo (Portugal). In areas with considerable wave motion the influence of diffraction is relatively unimportant. In other regions the gradientapproach for diffraction seems to give a realistic estimate for the wave field.","wave model; SWAN; diffraction","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:f41c7cd7-c8db-45f5-851c-b9d3c20d48ec","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f41c7cd7-c8db-45f5-851c-b9d3c20d48ec","Invloed van de viscositeit en de grensvlakspanning op de (co-continue) structuurvorming: Invloed van degradatie van PP op de grensvlakspanning","Visscher, E.J.","Posthuma de Boer, A. (mentor); Willemse, R.C. (mentor)","1997","Bij het samenvoegen van twee verschillende polymeren ontstaat meestal een heterogeen mengsel, waarbij de afzonderlijke componenten duidelijk te onderscheiden zijn. Er kan bijvoorbeeld een bolletjes/matrix- of vezels/matrix- dan wel een co-continue structuur ontstaan Een co-continue structuur is een structuur waarbij beide fasen doorverbonden (continu) zijn. Met zo’n structuur kan men een combinatie krijgen van karakteristieke eigenschappen van beide polymeren. Dit afstudeeronderzoek komt voort uit het IOP-recycling, waar men naar mogelijkheden zoekt om kunststofafval te herverwerken. Specifiek wordt onder andere onderzoek gedaan naar het creëren van co-continue structuren in polymeerblends. Dit afstudeeronderzoek richt zich op de vorming van co-continue structuren in PP/PS-blends, met vooral invloeden van de viscositeit en de grensvlakspanning. Daarnaast is ook de invloed van degradatie van PP op de grensvlakspanning en daarmee op de morfologievorming in deze blends behandeld.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","","","",""
"uuid:414e09b4-7b8a-4fe2-bcd3-35b641874713","http://resolver.tudelft.nl/uuid:414e09b4-7b8a-4fe2-bcd3-35b641874713","Oscillaties van carry-under in een interne-loop airlift reactor","Ter Beek, M.","Mudde, R.F. (mentor)","1997","De interne-loop airlift reactor bestaat uit twee gescheiden delen. Een riserdeel met opstijgende lucht en een downcomerdeel met neerwaartse waterstroom. Deze stroming is bij benadering te vergelijken met de stroming in een bellenkolom die niet-homogeen belucht wordt. In dit onderzoek is het stromingsgedrag van een symmetrische 2D-airlift reactor met twee downcomerbenen onderzocht. In deze airlift is het mogelijk dat er door de neerwaartse waterstroom bellen uit de riser meegesleept worden in de downcomer, 'carry-under'. Deze bellen bereiken een zogenaamde carry-underdiepte en stromen niet door tot de riserinlaat. De carry-underdiepte in de twee downcomerbenen oscilleert met tegengestelde fase. Deze oscillatie is direct gekoppeld aan een oscillerende waterstroom in de downcomer. De periode van de oscillatie is in de orde van 10 seconden. In dit verslag wordt deze oscillatie in kaart gebracht door metingen van de watersnelheid in de downcomer met de LDA meetmethode. De watersnelheid is gemeten als functie van de riserlengte, waterhoogte en de luchttoevoer. Tijdens dit onderzoek zijn ook andere waarnemingen verricht; de beluchte waterhoogte en de gemiddelde carry-underdiepte zijn gemeten. Verder zijn er metingen aan een instabiele pluim in een tweedimensionale waterbak verricht. Op grond van deze inzichten kan een fysische beschrijving van de stroming gemaakt worden. Bij lage luchtdebieten is een periodieke instabiliteit in de stroming waarneembaar, die ook bekend is bij de stroming van een luchtpluim in een waterbak. Deze instabiliteit kan benaderd worden met de Kelvin-Helmholtz instabiliteit. De frequentie van deze pluim is afhankelijk van de lineaire watersnelheden en is gebruikt als invoer bij de modellering van de dynamische carry-under. De carry-under oscillatie kan worden benaderd door een relaxatie-oscillatie, veroorzaakt door niet-lineaire verschijnselen in de tweefasenstroming. Deze verschijnselen kunnen niet verklaard worden met het oppervlaktegemiddelde drift-flux model. Het resulterende model leidt tot een kwalitatief juist beeld van de instabiele stroming. Een eigenfrequentie op basis van het model van een oscillerende, beluchte U-buis levert een bevredigende overeenkomst met de gemeten frequentie van de oscillatie.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:dfff01e0-6737-40ad-b908-7554c654c0cf","http://resolver.tudelft.nl/uuid:dfff01e0-6737-40ad-b908-7554c654c0cf","Morfologische effecten van de aanleg van de Kustlocatie","Van den Bout, R.","Van de Graaff, J. (mentor); Roelvink, J.A. (mentor); Groenendijk, F.C. (mentor); D' Angremond, K. (mentor)","1997","In deze studie zijn de effecten van de aanleg van de Kustlocatie op de waterbeweging en de morfologie bestudeerd. De studie is verkennend van aard omdat voor de Kustlocatie nog weinig onderzoek is verricht op het gebied van de morfologie. Om de effecten te bestuderen wordt gebruik gemaakt van het DELFT3D-systeem van het Waterloopkundig Laboratorium. Hiermee zijn een tweetal berekeningen uitgevoerd: - Initiele berekeningen, waarbij een keer een golf-, stromings- en transportberekening is uitgevoerd over de lengte van een getij. De berekening heeft plaatsgevonden voor de initiele bodem en levert resultaten van de bovengenoemde processen. - Morfodynamische berekeningen, waarbij de bovenbeschreven reeks meerdere malen wordt doorlopen tot een jaar is bereikt. Het resultaat van deze berekeningen is de bodemverandering na een jaar. De volgende drie gebiedsconfiguraties zijn bestudeerd: -TO Huidige situatie. Deze situatie dient als controle van de waterbeweging en het zandtransportmodel. -T1 MV2 inclusief verlengde Noorderdam + bijbehorende zandwinningen. Deze gebiedsconfiguratie dient als referentiesituatie. De MV2 wordt verondersteld aanwezig te zijn bij de aanleg van de Kustlocatie. -B MV2 + Kustlocatie met evenwichtsprofiel + bijbehorende zandwinningen. Er zijn verschillende randvoorwaarden toegepast: bij de TO-, T1 en T3-situatie gemiddeld getij, golven en wind uit 5 richtingen. Bij de B-situatie zijn tevens berekeningen uitgevoerd met springtij, extreme golven behorende bij ZW-storm en NW-storm met een windsnelheid van 15 m/s. Voor de jaargemiddelde conditie is bij de wind- en golfschematisatie een vijftal sectoren toegepast met voor iedere sector een representatieve golf en wind. De wind is hierbij geschematiseerd tot alleen kustlangse windsnelheden met een aangepaste windschuifspanning. De schematisatie van de golven is gebaseerd op het jaarlijks zandtransport bij de kust van Delfland, waarbij de vijf golfcondities tezamen een vergelijkbaar jaarlijks sedimenttransport geven als wanneer alle voorkomende golfcondities worden beschouwd. Het getij is voor de jaargemiddelde conditie geschematiseerd tot een morfologisch getij. Hierbij is het jaargemiddelde getij verhoogd met 10%. De getij-randvoorwaarden zijn omgezet van een tijdreeks naar harmonische componenten. De belangrijkste conclusies uit de studie zijn: De effecten van de Kustlocatie (met evenwichtsprofiel) op de morfologie en de waterbeweging beperken zich over een termijn van een jaar in langsrichting tot de directe omgeving van de Kustlocatie. Bij Wassenaar zijn de effecten nauwelijks meer merkbaar. Ter hoogte van de Kustlocatie treden buiten de NAP -10 m dieptelijn grotere sedimenttransporten op ten opzichte van de referentiesituatie. Uit de berekeningen is niet op te maken tot hoever deze effecten in zeewaartse richting reiken. In het kustvak tussen de kopdam en binnendam in het zuiden van de Kustlocatie treden grote zuidwaarts gerichte transporten op. Hierdoor treedt in dit kustvak herverdeling van het zand op. Bij Loswal Noord vindt in het zuidwesten jaarlijks over een groot gebied erosie (0,1 m) plaats, door de getijstroming die meer uit de kust wordt geduwd. Ten noorden van de noorddam treedt grote aanzanding op, buiten de vaargeul naar Scheveningen. Het zand dat hier bezinkt is voor een deel afkomstig van de vooroever van de Kustlocatie (buiten de NAP -10 m). Een ander deel is afkomstig van het brandingstransport van het centrale gedeelte van de Kustlocatie-kust. In de zone tot NAP -6 m wordt 50% van het brandingstransport door de noorddam effectief tegengehouden. Doordat aanzanding op diepere delen plaatsvindt is er ten noorden van Scheveningen een beperkte aanvoer van zand. Hierdoor treedt in dit gebied sterke erosie op ten opzichte van de referentiesituatie.","Delfland; coastal morphology; Maasvlakte; Plan Waterman","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:7746c0fd-3082-4a0d-83f6-ff4eaa79ad9a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7746c0fd-3082-4a0d-83f6-ff4eaa79ad9a","Influence of the discharge current on the deposition of HMDSO/O2 - plasma at polypropylene membranes","Gulickx, R.","van Turnhout, J. (mentor); Raynaud, P. (mentor); Ségui, Y. (mentor)","1997","In this report the influence of the discharge current on the deposition of HMDSO/O2 onto polypropylene (PP) membranes is discussed. The experiments took place at a low frequency (3.8 kHz) in a cylindrical glass reactor. The gas mixture in the reactor consisted of 90% O2 and 10% HMDSO reacted at a low pressure of 40 mTorr. The polypropylene substrate was positioned on the lower electrode, and was covered with a layer of 100 nm of plasma deposited film. Several different diagnostic techniques were used to study the influence of the discharge current ld on the permeability of the treated PP membranes such as thickness and density measurements, FTIR absorption spectrometry and of course permeability measurements. When the discharge current increases, that is to say the discharge power Pd increases, the autopolarisation voltage VDC increases (in absolute value) for currents larger than 1 mA as does the deposition rate, Vdep. The inorganic part of the film R remained very low under the process circumstances used, which points to a large quantity of organic bonds (Si-(CH3)3, Si(CH3)2, C=O....) in the film. With increasing plasma power, the flux of oxygen through the membrane decreases while the density, the deposition rate and the R-factor increase. The quality of the plasma deposited membrane improves. It is difficult to create a homogeneous layer, because of the formation of pleats during deposition, due to ionic bombardments. The goal of creating a uniform thickness of 100 nm on the PP substrate is difficult to reach, because of the very short manipulation time (of 30 seconds) available. During this time the desired current has to be set and several electrical quantities must be measured. The uniformity of measurements is also affected by variations in gas mixture, furthermore a difference in calculated deposition rate occurs. The plasma polymer film with the best results, regarding 02 permeability, is reached at the highest currents (here 8 mA); the maximum reduction in flow, when compared to non-deposited membranes, is 17 %.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Polymer Science and Technology","","","",""
"uuid:e6870c8d-4cdc-4f7b-b880-f917c8f9822c","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e6870c8d-4cdc-4f7b-b880-f917c8f9822c","Ontwerpstudie ondergrondse fruitopslag in de Merwehaven te Rotterdam: Onderdeel van een studie naar het bouwen van industriële ondergrondse ruimten","Knibbe, M.","Bezuyen, K. (mentor); Straman, J.P. (mentor); Lindhoud, A.C. (mentor); Vrijling, J.K. (mentor)","1997","De ontwerpstudie 'Ondergrondse Fruitopslag in de Merwehaven te Rotterdam' maakt deel uit van een studie naar het 'Bouwen van Industriele Ondergrondse Ruimten (BIOR)' van de gelijknamige deelprojectgroep van het LWI, het Land Water en Milieu Informatietechnologie programma. De deelprojectgroep BIOR is er op gericht een afwegingsmodel te ontwikkelen, als hUlpmiddel bij het afwegen van het gebruik van de ondergrond voor industriele toepassingen. Om dit model te kunnen toetsen worden een aantal praktijkcases uitgewerkt. Eem van die cases is het ontwerp van een ondergrondse fruitterminal in de Merwehaven te Rotterdam. In deze ontwerpstudie wordt een ontwerp gemaakt van een ondergrondse opslagterminal voor fruit. Bij dit ontwerp worden de uitvoeringsmethode en de aanlegdiepte gevarieerd. Er worden derhalve drie dieptes beschouwd. De verschillende bouwmethoden worden gevonden door verschillende 'state-of-the-art' uitvoeringsmethoden voor horizontale enverticale bouwputbegrenzingen met elkaar te combineren. De Merwehaven in Rotterdam ligt aan de noordelijke oever van de Maas, in de buurt van het Marconiplein. Het gebied rond de Merwehaven is een van de herstructuerings-gebieden uit Het 'Havenplan 2010' van het Gemeentelijk Havenbedrijf in Rotterdam. In dit gedeelte van de haven, met de naam 'Rotterdam Fruitport', vindt overslag, bewerking en distributie van fruit en groente plaats. De Rotterdamse haven wil hier ruimte creeren voor toegevoegde waarde activiteiten, behorend bij de behandeling van vers fruit, zoals gekoelde opslag voor een langere periode, doorvoer, distributie, verpakken, veilen en laten rijpen van het aangevoerde fruit. Een belangrijke randvoorwaarde voor het ontwerp wordt opgelegd door de aanwezigheid van de bestaande kademuur. Deze bestaat namelijk uit betonnen caissons die verhinderen dat een eventuele damwand of diepwand verankerd kan worden in de achterliggende grond. Aan de hand van de benodigde opslagcapaciteit en de configuratie van pallets, wordt een lay-out voor de fruitterminal gegenereerd. Daarbij worden drie aanlegdieptes beschouwd, van twee, vier of zes pallets boven elkaar, met een opslagcapaciteit van respectievelijk 47%, 68% en 99% van de benodigde capaciteit. Vervolgens wordt aan de hand van de gegevens over de specifieke situatie en de randvoorwaarden in de Merwehaven, gemotiveerd welke van de 'state-of-the-art' uitvoeringsmethoden toepasbaar zijn en welke op voorhand al afvallen. Van de overgebleven uitvoeringsmethoden wordt de technische haalbaarheid voor de drie aanlegdieptes gecontroleerd. Voor de horizontale bouwputbegrenzingen bestaat deze controle uit een toetsing van het verticale evenwicht van de constructie in de bouwfase en in de eindfase. In de gevallen van de verticale bouwputbegrenzing wordt de stabiliteit van de grondkerende constructie gecontroleerd. Op deze wijze worden de grenzen van de aanlegdiepte voor elke uitvoeringsmethode in kaart gebracht. In een multicriteria-matrix worden de overgebleven, toepasbare, uitvoeringsmethoden met elkaar vergeleken. Ook wordt van alle uitvoeringsmethoden een globale kostenberekening gemaakt. Helaas is voor de grootste aanlegdiepte slechts een uitvoeringsmethode overgebleven zodat voor deze diepte niet echt meer van een vergelijking sprake is.","Fruit terminal; Rotterdam; underground storage","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:22de632f-a261-4aa7-b2e5-d69b9337563c","http://resolver.tudelft.nl/uuid:22de632f-a261-4aa7-b2e5-d69b9337563c","Modelling of Viscoelastic Behavior of Heterogeneous Polymer Blends in the Melt: Literature study","Hoogvliet, R.M.","Posthuma de Boer, A. (mentor); Veenstra, H. (mentor)","1997","In this literature study models are discussed, which can be used to describe the linear viscoelastic behavior of two-phase polymer blends having a dispersed morphology in the melt. Furthermore the rheological behavior of polymer blends in transient flow (= in the non-linear viscoelastic domain) is studied...","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Polymer Technology","","Chemical Engineering and Materials Science","",""
"uuid:28ca189b-5549-4a8d-88c1-027a7b71b95e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:28ca189b-5549-4a8d-88c1-027a7b71b95e","The development of a parallel simulation code dor mixed convection flow","Kemper, I.","Van Santen, H. (mentor)","1997","In this research project, the in-house code ('TRANSIM3D') for simulating the flow in a chemical vapour deposition reactor has been implemented on the HP K200, a parallel shared memory computer with 4 processors. The resulting code has been tested in a single wafer conflguration. For the parallel implementation of the code, the message passing interface (MPI) was used to make the code portable. A fast Poisson solver was added to render the code faster for larger grids. Structured, carthesian or cylindrical, equidistant or non equidistant grids can be used. The particular HP machine used, has a major drawback in its architecture, a sequential memorybus. Though the parallellization was done efficiently, vector operations, requiring frequent memory access, are severely limited in speedup. While a speed-up by a factor of 4 was aimed at, simulation time was reduced a factor of 2.4 only. Hence, this machine isn't suited for the simulation of present interest. The code was tested in a single wafer reactor configuration. Special attention was given to possible asymmetric fiow solutions in a symmetric reactor. Such flow patterns prevent the wafer properties from becoming uniform. The simulations were started with an asymmetric temperature proflle of the wafer. The conditions, where the flow field remained asymmetric, were identified.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:10dca27f-efaf-499c-b438-5ed144de1678","http://resolver.tudelft.nl/uuid:10dca27f-efaf-499c-b438-5ed144de1678","Jetgrouten, precisie met geweld","Van Dalen, J.W.","Admiraal, B.J. (mentor); Bezuyen, K. (mentor); Polen, B. (mentor); Van Tol, A.F. (mentor)","1997","Jetgroutkolommen worden gevormd door onder hoge druk een groutmengsel in de grond te injecteren. De grond wordt versneden, losgewoeld en vermengd met de gernjecteerde vloeistof. Door de boorbuis roterend te trekken ontstaat een cilindervormig element. Afbankelijk van het gekozen systeem geschiedt het snijden met dezelfde of met een andere straal dan het mengen. Gesproken wordt van het 1, 2 of 3 fase(n) systeem jetgrouten. De jetgroutkolommen kunnen na uitharding worden gebruikt als waterremmend en/of constructief element. Jetgrouten kan in iedere grondsoort worden toegepast. De ervaring in Nederland met de jetgroutechniek is beperkt tot enkele werken. Visser & Smit Bouw is vooralsnog de enige aannemer in Nederland die beschikt over het benodigde materieeI. De diameter en de sterkte van de kolom worden bepaald door de uitvoeringsparameters en de grondeigenschappen, samen de invoerparameters van het systeem. Onder de uitvoeringsparameters wordt verstaan de injectiedruk, het injectiedebiet, de luchtdruk, de treksnelheid, rotatiesnelheid e.d. De belangrijke grondeigenschappen zijn de cohesie, de dichtheid en het poriengehaIte. De moeilijkheid bij de techniek betreft het voorspeIIen van het resultaat (diameter en sterkte) op basis van de invoerparameters. Het doel van dit onderzoek is tweezijdig. Enerzijds is gezocht naar verbanden en relaties tussen de invoerparameters en het resultaat en anderzijds is gekeken naar de uitvoeringsaspecten van de techniek. Dit laatste betreft ook een meetmethode voor de diameter tijdens de uitvoering van de kolommen. In het kader van de bouw van een tramtunnel in het centrum van Den Haag, het zogenaamde Souterrain, is een uitgebreide jetgroutproef op ware grootte uitgevoerd. Het doel van de proef was het bepalen van de uitvoeringsparameters voor het maken van een groutboog die de waterafsluiting aan de onderzijde van de bouwput vormt. Het 2 en 3 fasen systeem is beproefd, waarbij gevarieerd is met injectiedrukken, debieten, treksnelheden en water/cement-factoren. Tijdens de uitvoering zijn met behulp van een spinapparaat diameterbepalingen gedaan en zijn verse monsters aan de kolom en retourspoeling onttrokken. Na uitharding van de proefkolommen is de put ontgraven, zodat het resultaat kon worden bestudeerd. Vit de kolommen zijn kernen geboord die aan druk- en splijttesten zijn onderworpen. Dit verslag bevat de beschrijving en de analyse van de jetgroutproef. Onderscheid is gemaakt tussen volumieke massa en sterkte van de verschilIende monsters en de diameter van de kolom. Het jetgroutproces is te complex om te komen tot een aIIes omvattend rekenkundig verband tussen het resultaat en de invoer. Het grote probleem blijft het betrekken van de eigenschappen van de grond in een berekening. Toch zijn enkele interessante bevindingen gedaan. De belangrijkste bevinding is de relatie tussen de invoer en het diameterresultaat via de begrippen hydraulische of kinetische energie van de snijstraaI. De hydraulische energie wordt berekend met de snijdruk, het snijdebiet en de treksnelheid, terwijl de kinetische energie wordt berekend met de massa en snelheid van de vloeistof en de treksnelheid. Indien de energiesoorten tegen de diameter worden uitgezet, ontstaat een energiekromme. Deze kromme ligt voor ieder systeem en grondsoort anders en kan worden gebruikt bij het vaststelIen en vergelijken van de uitvoeringsparameters. Voordat met een jetgroutwerk wordt begonnen moet een grondonderzoek worden uitgevoerd, zodat de grondeigenschappen over het te grouten traject in kaart gebracht kunnen worden. Op deze wijze kan tijdens het jetgrouten worden geanticipeerd op wijzigingen in bodemgesteldheid, zodat de kwaliteit van de kolommen gehandhaafd blijft. Met behulp van diameterbepalingen met bijvoorbeeld een spinapparaat kan de diameter vlak na het jetgrouten worden gemeten.","jetgrouting; soil improvement; foundation engineering; grout; pile foundation","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:4adb1332-a9e5-40d2-aed4-28937654e4d4","http://resolver.tudelft.nl/uuid:4adb1332-a9e5-40d2-aed4-28937654e4d4","Depositie van Polyfosfazenen met behulp van Thermische CVD en Elektrostrictiemetingen aan Keramische spieren","Holtkamp, J.","Schoonman, J. (mentor); van Turnhout, J. (mentor); Veldman, E. (mentor)","1997","Keramische spieren zijn materialen die, onder invloed van een elektrisch veld, een vormverandering ondergaan. In principe ondergaat elk materiaal een vormverandering onder invloed van een elektrisch veld, maar de mate waarin dit plaatsvindt, verschilt echter per materiaal. De grootste vormveranderingen kunnen worden bereikt bij zogenaamde perovskieten. Dit soort materialen wordt bijvoorbeeld reeds toegepast in de stuureenheid van Scanning Tunneling Microscopes. Andere materialen met een relatief grote vormverandering en spiereffect zijn composieten. Composieten bestaan in allerlei vormen en kunnen uit meer dan twee materialen bestaan. Voor een keramische spier worden twee fasen gebruikt: een rubberachtige matrix met daarin een piëzo-elektrisch poeder gedispergeerd. Een polyfosfazeen is zo’n elastomeer dat als matrixmateriaal zou kunnen dienen. BaTiO3-poeder kan dienen als piëzo-elektrisch materiaal. Het afstudeeronderzoek dat is verricht, bestond uit twee delen. Ten eerste is getracht een polyfosfazeen op een substraat te deponeren (synthetiseren) met behulp van lage temperatuur thermische CVD (1). Ten tweede zijn elektrostrictiemetingen verricht aan verschillende composieten (2)…","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Toegepaste Anorganische Chemie","","Toegepaste Macromoleculaire Stoffen","",""
"uuid:ca0cdc65-bf85-46a1-9f5d-a0276b5f66f1","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ca0cdc65-bf85-46a1-9f5d-a0276b5f66f1","Virtual Circuit Reservation Multiple Access -protocol for mixed voice/data radio communications","Pham, N.T.","Prasad, R. (mentor); Nijhof, J.A.M. (mentor)","1997","Abstract: Virtual Circuit Reservation Multiple Access protocol (VCRMA) is a hybrid protocol for mixed voice/data radio transmissions. It uses circuit-switched mode for voice and Modified Minipacket Competition Multiple Access (M-MCMA) for data. The VCRMA protocol can be used in all three types of cells: pico-, micro- and macro-. The total throughput of the system with VCRMA protocol depends on the intensity of voice traffic and the character of data sources. The worst case throughput of coded data when all of the user stations send only one data packet per each channel access and there is no voice traffic may be up to about 50% in pico-cell and about 40% in microcell. Those values becomes 62% and 54% respectively when the data to be send each time has the length of that of an ATM-cell.","Multiple access; circuit reservation; mixed voice/data radio communications","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:322cf6df-f7d0-4b0b-be33-c6260cba01c3","http://resolver.tudelft.nl/uuid:322cf6df-f7d0-4b0b-be33-c6260cba01c3","Analyse grond-tunnelinteractie: Analytische en numerieke bepaling van veerstijfheid van de grond voor toepassing in ring- en liggermodel","Lengkeek, H.J.","Bakker, K.J. (mentor); Van Scheldt, W. (mentor); Vrijling, J.K. (mentor)","1997","Het boren van tunnels is een 'oude bekende' bouwmethodiek. In het buitenland is hier al veel ervaring mee opgedaan. Het grote voordeel van het boren is de geringe verstoring tijdens de bouwfase. Tot op heden is deze bouwmethodiek alleen toegepast in stevige grondsoorten, zoals rots en harde klei en is er geen ervaring opgedaan met het boren in slappe grondsoorten, zoals veen. Het afstudeeronderzoek richt zich daarom op het invloed van de grond op de tunnel. Uit literatuuronderzoek is naar voren gekomen dat de snedekrachten (momenten en dwarskrachten) in de tunnel-lining toenemen wanneer de stijfheidsverhouding tussen de grond en de tunnel afneemt. Binnen het toepassingsgebied, van tunnels in een minder stevige grondsoorten, is de uitkomst van de modellen gevoeliger voor de invoerparameters en randvoorwaarden. Met name de tangentiale belasting en bedding zijn van grotere invloed op de uitkomst. Het betreffende onderzoek is geldig in de dwarsrichting van de tunnel. Voor de langsrichting van de tunnel kan de stijfheidsverhouding worden uitgedrukt in de ""natuurlijke golflengte"". van de tunnelbuis. In minder stevige grond neemt de natuurlijke golflengte toe. Wanneer de stijfheid van de grond afneemt met bijvoorbeeld een factor 10, nemen de verplaatsingen toe met een factor 10, nemen de momenten toe met een factor -3 en de dwarskrachten met een factor -2. De snedekrachten in dwarsdoosnede en langsrichting kunnen worden bepaald met behulp van verenmodellen. De veren schematiseren de ondersteuning van de grond. In een ringmodel (dwarsrichting) wordt de ondersteuning van de grond geschematiseerd door een radiale en tangentiale beddingsconstante. In een liggermodel (Iangsrichting) wordt de ondersteuning van de grond geschematiseerd door een verticale grondveerstijfheid. Analytisch en numeriek onderzoek bevestigen de uitkomst voor de radiale beddingsconstante volgens Duddeck (1980), voor tunnels met een diepe ligging in een stevige ondergrond. Voor ondiep gelegen tunnels in een slappere ondergrond komen de resultaten overeen met de waarde volgens Ahrens (1982). Bij de benaderingen is uitgegaan van een lineair elastisch medium waarin de tunnel een zuivere contractie wordt opgelegd. De waarde voor de verticale grondveerstijfheid is numeriek bepaald. Hierbij wordt de tunnel in de dwarsdoorsnede belast met een verticale kracht. Door de spannings- en verplaatsingsverandering op elkaar te delen kan de verticale beddingsconstante bepaald worden. De sommatie over de tunnelring geeft de verticale grondveerstijfheid. De verticale grondveerstijfheid heeft een radiaal en tangentiaal aandeel. Wanneer de maximale schuifspanning niet wordt overschreden zijn deze aandelen ongeveer gelijk. De totale grondveerstijfheid is orde van grootte gelijk aan de elasticiteitsmodulus van de grond (E). De verticale grondveerstijfheid dient als invoerparameter voor de bepaling van de krachtswerking in de langsrichting van de tunnelbuis. Krachtswerking, ook wel liggerwerking, treedt op wanneer de tunnel plaatselijk wordt belast met een resulterende verticale kracht. De resulterende kracht kan het gevolg zijn van het afzetten van de tunnelboormachine, door het plaatselijk opdrijven van de tunnel of door zettingsverschillen. Opdrijven treedt alleen op wanneer de tunnel te weinig dekking heeft zodat de betreffende tunnelringen voor het verticale evenwicht afhankelijk zijn van de naburige ringen. Hiervoor is in het rapport een criterium opgesteld. De tunnel wordt in deze berekeningen geschematiseerd als een buig/-afschuifligger. De invloed van de voegen en het voegmateriaal is verwerkt in de equivalente stijfheid van de tunnel.","bored tunnels; ground stiffness","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:14c38f03-cde3-4c58-b4bf-4a4e768ee170","http://resolver.tudelft.nl/uuid:14c38f03-cde3-4c58-b4bf-4a4e768ee170","Handover on a Highway LAN","Koukouritakis, A.","Prasad, R. (mentor); Reijmers, J.J. (mentor); Sparreboom, D. (mentor)","1997","Highway Local Area Networks (LANs) require small cell sizes in order to meet the demands for increased capacity which is induced by the large number of users in small areas. As smaller cells are deployed, the number of cell boundary crossings increases. Furthermore, the high velocities of the vehicles moving in a highway result in an increase in the frequency of cell boundary crossings. As a result, handover, defined as the mechanism that transfers an ongoing call from one cell to another as a user moves through the coverage area of the cellular system, will play a very important role in the design and the performance of the highway LAN. This report presents a general overview of handover mechanisms and proposes ways of applying handover on a highway LAN according to the network’s specific characteristics.
In order to implement handover in a highway LAN, the modelling of the vehicle distribution and the radiowave propagation effects have been analyzed: The shifted negative exponential distribution can model both the spacing between the vehicles and the distance between the antenna of the base station and the nearest vehicle. The propagation environment is characterized by the path-loss attenuation, the Rice fading and the oxygen absorption (which has been ignored for the needs of this report). The phenomenon of shadowing has been neglected.
A general overview of the handover mechanism, i.e. the goals of the handover procedure, performance metrics commonly used to evaluate handover algorithms, and the stages which constitute the procedure of handover, is presented. Handover mechanisms as applied in GSM and DECT have been investigated as examples of applied handover techniques. The issue of handover has not been addressed in the IEEE 802.11 and the HIPERLAN standards.
Specific aspects of handover implied by the characteristics of the highway LAN have been examined. The propagation environment of a highway’s cell of 200 m. has been simulated using an exponential smoothing process. The averaging process has provided considerably accurate results and the crossover point can be adequately approximated. An absolute signal strength with velocity adjustable threshold algorithm is recommended for the handover decision procedure. The threshold levels are dynamically adjusted according to the velocity of each vehicle, that is, the higher the velocity of the vehicle is, the higher is the threshold value set. The Signal Prediction Priority Queuing (SPPQ) method is analyzed and proposed, in order to provide the optimum order in the execution of the handovers. A multicast-based handover scheme, known as sub-group buffering scheme, can be adopted in order to accomplish seamless communication service.
Any numerical results obtained can not be used for the precise calculation of the parameters involved in the handover procedure, due to various arbitrary assumptions and simplifications. The propagation model still needs to be verified through actual measurements. However, the basic aspects of the handover mechanism have been extensively presented and the various approaches and proposed schemes could form the basis of the handover procedure to be implemented on a highway LAN.","handover; highway; LAN; GSM; absolute signal strength with velocity adjustable threshold algorithm; Signal Prediction Priority Queuing (SPPQ); multicast-based handover scheme","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:a6338e52-a86f-458f-8106-9cc6e7695b37","http://resolver.tudelft.nl/uuid:a6338e52-a86f-458f-8106-9cc6e7695b37","The activation volume for diffusion in amorphous Pd40Ni40P20: A free volume treatment","Ruitenberg, G.","Sietsma, J. (mentor)","1997","","","en","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:f25de20d-b25d-477a-bae4-83d24a1344ae","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f25de20d-b25d-477a-bae4-83d24a1344ae","An experimental study on the austenite to ferrite phase transformation in Fe-Co and Fe-Cu alloys","Vooijs, S.J.","Van Leeuwen, Y. (mentor); Sietsma, J. (mentor); Van der Zwaag, S. (mentor)","1997","","","en","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:8ee4a77e-fc6c-4318-b70e-06d7999617cd","http://resolver.tudelft.nl/uuid:8ee4a77e-fc6c-4318-b70e-06d7999617cd","Channel Blocking Probabilities for Mobile Communication Systems with Asymmetric Up and Down Link Traffic","Kranenburg, A.W.","Prasad, R. (mentor); Punt, J.B. (mentor); Sparreboom, D. (mentor)","1997","The information that will be transmitted in future mobile communication systems will not only be speech, but also data which can be asymmetrical. Two models are presented to calculate the channel blocking probability of mobile communication systems with asymmetric traffic.
First a model is derived where users are divided into classes according to the number of channels they need. Simulations show these models, to be very accurate. A second model describes a system where users initially have two channels. They can get extra channels, if they want more than two.
These models are a good start to analyse the call blocking probabilities for systems with asymmetric traffic. With such a model a proper choice can be made about what channel allocation algorithm to use.","Channel Blocking; Mobile Communication Systems; Asymmetrical Traffic","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:5ced1990-116e-41cc-a250-de14bf442470","http://resolver.tudelft.nl/uuid:5ced1990-116e-41cc-a250-de14bf442470","Toepassing van evenwichtsrelaties op de Haringvlietmond","Arends, A.A.","Groenendijk, F.C. (mentor); Van Vessem, P. (mentor); Wang, Z.B. (mentor); Roelvink, J.A. (mentor); Stive, M.J.F. (mentor)","1997","Tijdens deze studie zijn de lange termijn ontwikkelingen onderzocht die zullen plaatsvinden in de monding van het Haringvliet als gevolg van verschillende ingrepen, t.w. het doorsteken van de Brielse Gatdam, een uitbreiding van de Maasvlakte en een ander spuibeheer van de Haringvlietsluizen. Daarvoor is eerst een analyse gemaakt van de ingrepen die in het gebied gepleegd zijn en de gevolgen daarvan voor de hydraulica en de morfologie. Als gevolg van het afsluiten van de getijgeulen, de Brielse Maas en het Haringvliet is het getijprisma voor alle geulen sterk afgenomen met als resultaat sterke sedimentatie van alle geulen. Door de afsluiting van de Brielse Maas vormden alle kleinere platen samen de Westplaat. Hierop werd later een gedeelte van de Maasvlakte aangelegd. Als gevolg van de afsluiting van het Brielse Gat verzandde het gebied voor de dam. De afsluiting van het Haringvliet heeft met name invloed gehad op het Slijkgat en het Rak van Scheelhoek. Als gevolg van de vermindering van het getijvolume is het min of meer oost-west georienteerde vul- en ledigingssysteem meer invloed gaan ondervinden van de optredende noordzuid georienteerde getijstroming. Hierdoor is de orientatie van de geulen veranderd. Het Rak van Scheelhoek heeft zijn stroomvoerende functie vrijwel verloren. Het meeste spuiwater wordt door het Slijkgat afgevoerd. De vooroever van de Hinderplaat erodeert als gevolg van een golfgedreven dwarstransport. De hoogte van de plaat neemt langzaam toe en de zuidwestpunt verplaatst in landwaartse richting. De Garnalenplaat groeit in zuidelijke richting ten koste van het Slijkgat. Voor alle geulen geldt dat ze 70% of meer van hun evenwichtsvolume bereikt hebben. Het getijprisma is een belangrijke grootheid voor de omvang van geulen en platen. Veel onderzoekers hebben relaties afgeleid tussen het getijvolume en de grootte van een getijgeul. In Nederland hebben vooral Haring, van de Kreeke, Eysink, Gerritsen en de Jong onderzoek gedaan naar deze relaties. Haring heeft een relatie afgeleid voor het Haringvliet toen die geul nog niet afgesloten was. Gerritsen heeft de invloed van golven en de invloed van de hydraulische straal onderzocht. Eysink heeft een relatie afgeleid voor de inhoud van een geul en het getijprisma. Voor de monding van het Haringvliet bleek de relatie van Haring goed te voldoen. Eysink gebruikt de relatie tussen het geulvolume en het getijprisma in plaats van de geuldoorsnede. Ook deze relatie blijkt goed te voldoen. De relatie van Gerritsen, waarin de invloed van de hydraulische straal is meegenomen, levert betere resultaten dan de relatie van Haring. Deze laatste relatie is niet geschikt om te gebruiken voor toekomstige ontwikkelingen omdat door een ingreep het getijvolume verandert waardoor de geuldoorsnede verandert en daarmee de hydraulische straal. De relatie heeft daardoor naast de doorsnede een tweede onbekende, nl. de hydraulische straal. Over de relatie tussen de doorsnede en de hydraulische straal is nog te weinig bekend zodat de vergelijking niet oplosbaar is. Eysink heeft als enige in Nederland onderzoek gedaan naar platen. Daarbij vond hij dat de grootte van de platen vooral afhankelijk is van de grootte van het bassin en minder van de grootte van het getijprisma. Om de geplande ingrepen te modelleren is gebruik gemaakt van het empirisch-dynamisch model ASMITA. Dit model berekent de ontwikkeling van het volume van de elementen uitgaande van empirische evenwichtsrelaties. Het Haringvliet-estuarium is voor de modellering opgedeeld in twee gebieden, een noordeJijk deel bestaande uit het Brielse Gat en een zuidelijk deel bestaande uit het Slijkgat en het Rak van Scheelhoek. Beide gebieden zijn gemodelleerd als een systeem van geulen en platen. Na een calibratie van de verschillende modellen zijn ze gebruikt voor de toekomstige ontwikkelingen. Bij het voortzetten van de huidige situatie zullen de geulen verder sedimenteren omdat de evenwichtssituatie nog niet bereikt is. Als gevolg van een doorsteek in de Brielse Gatdam neemt de omvang van het Brielse Gat toe. Vanwege de grate dieptes van het Oostvoornse Meer duurt het zeker honderd jaar voordat het meer geheel gevuld is met sediment. Door de aanleg van Maasvlakte 2 wordt de bekkenvorm van het estuarium versterkt waardoor de getijslag in het gebied toeneemt. De versterkte bekkenvorm heeft meer invloed op het noordelijk dan het zuidelijk deel van het estuarium. Door de hogere getijslag is de afname van het geulvolume minder dan de afname bij voortzetting van de huidige situatie. Een vergroting van het geulvolume treedt op bij het veranderen van het spuiregime van de Haringvlietsluizen. Dit heeft voornamelijk invloed op het zuidelijk deel en nauwelijks op het noordelijk deel van het bekken. Het spuialternatief met een gebroken getij levert een groter evenwichtsvolume dan onder voortzetting van de huidige omstandigheden, maar dat volume is kleiner dan het huidige volume, dus de geulen zullen nog steeds aanzanden. Bij het alternatief met getemd getij en het gebruik als stormvloedkering zullen de geulen eroderen. Bij het alternatief stormvloedkering zal een situatie ontstaan die vergelijkbaar is met de situatie van voor de afsluiting. Alleen zal het Slijkgat vanwege de ligging van de sluizen in de zuidkant van de dam meer water afvoeren dan het Rak van Scheelhoek en dus relatief meer eroderen.","Haringvliet; estuary; hydraulic radius; tidal prism","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:b82fdac3-b653-49be-963b-60690b746864","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b82fdac3-b653-49be-963b-60690b746864","Wave Energy Conversion: Theory of wave energy conversion; Wave energy converters, the state of the art; Design of a wave power converting breakwater for the Port of Bilbao, North Spain","Vervoorn, H.","Van Duivendijk, J. (mentor); Van der Meulen, T. (mentor); D' Angremond, K. (mentor)","1997","Since the awareness that the conventional energy sources will run short, the use of various renewable energy sources has been investigated, these are solar, wind, ocean and geothennal energy. Quite some countries are interested in wave energy conversion. In several countries some full-scale wave energy converting pilot plants have been tested. Some of these are still operating. Several types of wave energy converting devices exist. There are some methods to classify these converters. According to their size and orientation three types can be distinguished: (I) point absorbers, devices which are small compared to a typical wave length, (2) tenninators, wide structures perpendicular to the incident waves and (3) attenuators, long structures parallel to the wave propagation. It is expected that in future, a number of point absorbers, installed some kilometres offshore will be used as large wave power plants. The advantage of these point absorbers is that they can capture wave energy from a larger width than the width of the structure. At present, an useful power plant is the in Norway developed tapered channel, TAPCHAN. The waves are converted by a rising channel into potential energy and subsequently by a turbine into electricity. Also the combination of a breakwater with wave energy conversion converting devices is expected to have good prospects. This study deals with the design of wave power converting breakwaters. Three types of wave energy converting devices have been investigated for the combination with a breakwater. Potential energy converting devices, flap type devices and oscillating water column devices. Oscillating water column devices have a good perfonnance, while they are able to convert large wave power values and they are not sensitive to damage. It is concluded that these devices are most suitable for combination with a breakwater. Two types of oscillating water column (= OWC) devices can be discerned: (1) devices with a single air chamber above a column and consequently one particular resonance frequency or (2) devices with in front of the chamber a 'harbour' such that the devices become multi-resonant. In Japan, Sakata Port, a wave power converting caisson with only an air chamber has been constructed. The British inventors expect that a breakwater with 'harbour' type devices has the best prospects. These devices are placed at intervals in the breakwater and operate as point absorbers. In this study the 'harbour' type devices have been investigated. Several theories (mainly numerical methods) exist to model the hydrodynamic characteristics of 'harbour' type devices. Most theories show roughly the same results. Comparison of the results of the different theories and several designs of 'harbour' type devices has been made possible by dimensionless presentation of design parameters. In that way, general applicable design rules have been derived. With these rules, the dimensions of a 'harbour' type device can be detennined without the help of complicated numerical methods. With the derived design rules, a wave power converting breakwater has been designed for the Port of Bilbao, North Spain. Two design conditions are investigated, namely (1) the ultimate limit state (U.L.S.) required for the stability and strength of the breakwater and (2) the serviceability limit state (S.L.S.), for functioning of the breakwater for sheltering Bilbao Harbour and for wave power conversion.","wave energy; energy conversion; Bilbao; Spain; breakwater","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:8efbf493-e10f-4681-8dbf-d78e115845e7","http://resolver.tudelft.nl/uuid:8efbf493-e10f-4681-8dbf-d78e115845e7","The modelling of submerged vanes: A means of fairway improvement in river bends","Wiersma, F.E.","Opdam, H.J. (mentor); Wang, Z.B. (mentor); Smit, E.S.P. (mentor); De Vriend, H.J. (mentor)","1997","Recently submerged vanes have come to the attention of Rijkswaterstaat as an option to ensure a sufficient navigable width and depth for some bends in the main Dutch rivers. The submerged vanes can counteract the spiral flow, thus reducing the typical lateral bed slope in river bends. Model calculations by Delft Hydraulics and Haskoning Consulting Engineers and Architects, focusing on the bend in River Waal at Hulhuizen, indicate that an adequately designed vane field can make the river bend meet the norms for navigation. This work was based on a constant discharge, assumed to be representative for the river regime. Part 1- Dynamic Bed Behaviour Under Influence Of Submerged Vanes In the first part of this study the influence of discharge variations on the bed topography in this bend under the influence of submerged vanes is investigated, together with the resulting navigable width. For this purpose a calculation procedure was developed for the 2DH morphological model Rivcom, that allows varying boundary conditions. With this model the equilibrium bed topography at various constant discharges was studied and compared for the situation with and without vanes. The most important changes in bed level occur in the downstream part of the bend, and these differences are reduced by the presence of submerged vanes. Secondly the bed topography transition to a new equilibrium situation after the installation of the vanes was studied. The time needed for this transition is significantly shortened by floods. Bed level variations, as a result of discharge fluctuations over the year, can result in important variations of the navigable width at the normative bed level of OLR -2.80 m. Especially during a long term dry period this width is reduced significantly, while at the same time there is a low water level in the river. Finally the rise in the upstream water level caused by the vanes was estimated from the model results. Rivcom predicts a rise of approximately 2 mm at high discharges. During low discharge the most important factor in this rise turns out to be the change in the river bed topography as a result of the submerged vanes, whereas the direct influence of the vanes themselves is negligible. These do dominate the water level rise at high discharge. Part 2 - Analysis Of Model Description OfSubmerged Vanes In the second part of this thesis the problem is addressed of describing submerged vanes in a numerical model. For this purpose vane-induced near-bed velocity measurements were used from a large number of physical model tests. An enhanced formula was sought, describing the generated transverse near-bed velocities as a function of the vane dimensions. This did not lead to a satisfying description, better results are expected to be achieved by studying the vane-induced transverse near-bed flow and its streamwise damping. The placement of vanes in an array results in a significant reduction of the generated average near-bed velocities, and thus the morphological impact of a vane. This is caused by an increased damping of the vane vortices and counter-rotating vortices developing in between. The occurrence of these phenomena is strongly depending on the transverse vane spacing in relation to the vane height and the water depth. For a valid numerical model description it is unavoidable to include this reduction of the vane efficiency. It was not possible to derive such a description from the physical model tests with vane arrays available. Vane efficiency in the numerical Rivcom model was calibrated based on one mobile bed scale model test. Fortunately the vane spacing was comparable to the vane field design for River Waal, nonetheless it is appropriate to verify this calibration with other mobile bed tests.","river bends; bottom vanes; spiral flow","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:309a9f1c-bb80-4d5c-87ce-9369b975d346","http://resolver.tudelft.nl/uuid:309a9f1c-bb80-4d5c-87ce-9369b975d346","Buffers in het hoofdwegennet: Onderzoek naar de verkeersafwikkelingen in relatie tot het ontwerp met behulp van INTEGRATION","Schoenmakers, M.","Bovy, P.H.J. (mentor); Minderhoud, M.M. (mentor); Wiggenraad, P.B.L. (mentor)","1997","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:bd79bcb9-7402-4f28-a941-318fa34a7b6d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:bd79bcb9-7402-4f28-a941-318fa34a7b6d","The influence of suspended pyrite and sand on oxygen transfer in a stirred tank reactor","Buist, K.","Van den Akker, H.E.A. (mentor); Van Weert, G. (mentor); Derksen, J.J. (mentor)","1997","In this study the influence of pyrite and sand particles on oxygen transfer in a three phase system under turbulent conditions is investigated. The configuration used is an air sparged baffled tank 0.44 m in diameter, agitated with either a six-blade Rushton turbine or an A315 Lightnin axial flow impeller. The tests were carried out with particles of about 15 |am at volume fractions up to 15%. The oxygen transfer coefficient kL^ was determined with the use of the dynamic measuring method. Also the gas hold up was measured and a method was investigated to measure the bubble sizes in the slurries with the use of a capillary. The suspended sand particles decrease the oxygen transfer rate k^a, down to 60 % of the value in water at a 15 % solids volume fraction. The pyrite particles, however, increase kL^ up to 200 % of the value in water at a solids fraction of 12.7 %. The gas hold up hardly changes in the case of pyrite particles while it decreases with increasing sand fraction. In addition, bubble measurements show a decrease in bubble diameter with increasing solids fraction for both solids. From the hold up and the bubble sizes the specific interfacial area a through which the mass transfer takes place is determined. From the values for kip. and a the effect of the solids on the liquid-side mass transfer kj^is detennined. The results show that with the sand slurry, the decreasing kifl value is due to a decreasing mass transfer coefficient kL at a rather constant interfacial area a. The pyrite particles, however, hardly affect the mass transfer coefficient kL while a substantial increase in the interfacial area.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:7dfaa4cd-83b3-4ca4-a258-c2dd678c324d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7dfaa4cd-83b3-4ca4-a258-c2dd678c324d","Shields in de praktijk","Lammers, J.C.","Fontijn, H.L. (mentor); Schiereck, G.J. (mentor); Tutuarima, W.H. (mentor); D' Angremond, K. (mentor)","1997","Bodemverdedigingswerken vormen een belangrijk deel van waterbouwkundige constructies. De ontwerpregels die worden gehanteerd voor het dimensioneren van de toplaag zijn gebaseerd op empirische stabiliteitsformules, zoals de Shieldsrelatie. De Shieldsrelatie geldt voor een uniforme strorning waarbij het granulaire materiaal gelijkmatig over de bodem is uitgespreid. Overschrijdt deze relatie een bepaalde kritieke waarde dan zal de toplaag eroderen. In de praktijk is het aangebrachte stortbed niet vlak. Verscheidene factoren van buitenaf bepalen tijdens het storten hoe het granulaire bed er uiteindelijk bij komt te liggen. Deze niet vlakke verdeling van het granuliare materiaal zorgt voor een grotere ruwheid vergeleken met een vlak bed. De ruwheid is gerelateerd aan een gerniddelde steendiameter. In de praktijk wordt voor de ruwheid een waarde gehanteerd die 2 tot 3 keer de dn50 is. In deze studie wordt de vraag gesteld: wat voor invloed heeft een 'ongunstige' ofwel een 'niet-vlakke' verdeling van het steenstort op de stabiliteit van het bed? Algemeen kan de probleemstelling als volgt geformuleerd worden: Hoe beinvloedt de uitvoeringspraktijk de ruwheid en hoe beinvloedt die ruwheid op haar beurt weer het begin van bewegen? In het Laboratorium voor Vloeistofinechanica van de TU Delft zijn stabiliteitsproeven uitgevoerd in de lange kantelgoot, waarbij niet zozeer naar de grootte van steentjes gekeken werd, als wel naar de geometrische configuratie van de steentjes op de bodem. Drie verschillende bedden werden belast en konden geclassificeerd worden naar ruwheid. Een vlak bed kwam overeen met de theorie, een ruw bed (bultenpatroon) sloot het best aan bij de praktijk en een geribbeld bed gaf een extreme situatie weer. Gedurende de proeven is de hele ontwikkeling vanafhet eerste steentje dat begint met bewegen tot permanent transport van steentjes nauwkeurig bestudeerd. Uit de resultaten bleek dat de geometrische configuratie van het aangebrachte bed een grote invloed heeft op de hydraulische ruwheid. Zelfs de resultaten van een vlak bed gaven een hydraulische ruwheid die overeenkwam met 6 dn50 .","shields; roughness; bed stability","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:30282c90-10eb-48a2-9cd2-711d054f9867","http://resolver.tudelft.nl/uuid:30282c90-10eb-48a2-9cd2-711d054f9867","Sedimentatie in natte stroken","Hooimeijer, R.H.","Schiereck, G.J. (mentor); Booij, N. (mentor); Boeters, R.E.A.M. (mentor); D' Angremond, K. (mentor)","1997","Om flora en fauna de kans te geven zich langs scheepvaartwegen te vestigen en voort te planten zijn natuurvriendelijke oevers nodig. Voor kanalen is een speciale natuurvriendelijke oever ontworpen : de natte strook. Tijdens onderzoeken naar het functioneren van de natte strook is een verondieping hiervan geconstateerd, hetgeen, in verband met ecologische doelstellingen van de natte strook, niet wenselijk is. Het onderzoek, waarvan in dit rapport verslag is gedaan, had als doelstellingen : - het analyseren van de oorzaak en aard van de sedimentatie; - het voorspellen van de sedimentatie; - het ontwikkelen van oplossingen die de sedimentatie voorkomt of vermindert; Voor het analyseren van de oorzaak en aard van de sedimentatie is een procesanalyse gedaan. Hieruit bleek dat de waterstandsverandering ten gevolge van een passerend schip de maatgevende oorzaak van wateruitwisseling, tussen natte strook en kanaal, is. Verder bleek uit de procesanalyse dat het slib in de natte strook hoofdzakelijk bestaat uit zwevende sediment dat tijdens een scheepspassage wordt opgewoeld en vervolgens vanuit het kanaal de natte strook instroomt. Het voorspellen van de sedimentatie is gedaan met behulp van twee eendimensionale berekeningen. Deze berekeningen bleken, in vergelijking met praktijkgevallen, voor twee extreme gevallen goede resultaten op te leveren. Deze extreme gevallen zijn: een natte strook met een enkele opening in de vooroever en een natte strook met een poreuze vooroever. Voordat met het ontwikkelen van oplossingen, die het probleem van sedimentatie voorkomen of verminderen, is begonnen, is eerst gekeken naar het sedimenttransportproces van en naar de natte strook. Uit dit proces blijkt dat, ten gevolge van een scheepspassage, eerst sediment-arm water de natte strook uitstroomt en wordt vervangen door sediment-rijk water vanuit het kanaal. De oplossingen die bedacht zijn om de sedimentatie te verminderen, zijn de volgende : - het verminderen van wateruitwisseling door de openingen verder uit elkaar te plaatsen; - de valsnelheid van de deeltjes in het water te verkleinen; - het sediment in een beperkt en gecontroleerd gebied laten neerslaan door het maken van een slibvang achter de opening.","Plons; Environmently friendly shorelines; bank erosion; navigation channel; sedimentation","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:2de41a3a-6910-42b6-9f92-152b8058bd41","http://resolver.tudelft.nl/uuid:2de41a3a-6910-42b6-9f92-152b8058bd41","Efficiëntere benutting van infrastructuur door een evenwichtiger belasting: Aanbevelingen voor ruimtelijk beleid","Köhler, T.","Sanders, F.M. (mentor); Eck, P. (mentor); Schrijnen, P.M. (mentor); Steenbrink, P.A. (mentor); Verroen, E. (mentor)","1997","In deze toepassing van het afstudeerwerk is de opgedane kennis uit het eerste deel van het afstudeerwerk toegepast. Daarbij is de aandacht specifiek gericht op de onevenwichtigheden in richting. Deze worden voornamelijk veroorzaakt door scheiding van wonen en werken. In de toepassing zijn daarom de volgende ruimtelijke concepten onderzocht. Twee effecten door gelijkmatiger spreiding van arbeidsplaatsen en voorzieningen. 1. De gelijkmatiger spreidmg van functies heeft ten eerste een bedoeld effect. Door de menging van arbeidsplaatsen en voorzieningen verdwijnen de onevenwichtigheden in richting op de oeververbindingen tussen Flevoland en de het Oude Land. 2. Ten tweede is er een onbedoeld effect. Ritten die een herkomst hebben op Flevoland kunnen door de 'plotselinge' aanwezigheid van arbeidsplaatsen en voorzieningen ook een bestemming vinden op Flevoland. Het effect is dat de oeververbindingen tussen Flevoland en het Oude Land veel minder zwaar belast worden dan bij concentratie van arbeidsplaatsen en voorzieningen in de grote steden op het Oude Land.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:527d521a-998f-4541-8e1c-d3069fdca976","http://resolver.tudelft.nl/uuid:527d521a-998f-4541-8e1c-d3069fdca976","Dynamica van Kanaalsortering in Cellulaire Netwerken","Willems, R.H.J.","Prasad, R. (mentor); Sparreboom, D. (mentor); Punt, J. (mentor)","1997","Kanaalsortering is een “langzame” kanaaltoewijzingsmethode die kanalen afhankelijk van de verkeershoeveelheid aan de cellen toewijst. Dit afstudeerverslag bespreekt de dynamica van het kanaalsorteringsalgoritme. Er is een netwerk gesimuleerd dat bestaat uit twee cellen en waarin het verkeer varieert in de tijd. Het kanaalsorteringsalgoritme is onderzocht voor verschillende prioriteitenfuncties. De verschillende resultaten worden besproken. Tot slot worden enkele conclusies en aanbevelingen gegeven.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Electrotechniek","","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","",""
"uuid:c0d8e1d5-a41a-4011-bf78-603091395d3d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:c0d8e1d5-a41a-4011-bf78-603091395d3d","Diffusie van een omgevingsgas in een laminaire impinging jet: Numerieke simulatie en experimentele validatie","Remery, K.P.","Kleijn, C.R. (mentor); Okkerse, M. (mentor)","1997","Een simulatiemodel voor de diffusie van stikstof in vlam CVD reactoren is ontwikkeld en gevalideerd. Vlam CVD (Chemical Vapour Deposition) is een techniek in ontwikkeling voor het vervaardigen van monokristallijne diamantfüms, die tal van technische toepassingen hebben. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een conventionele lasbrander, waarvan de oxy-acetyleen vlam loodrecht op een gekoeld substraat botst. Een te hoge concentratie stikstof aan het depositieoppervlak leidt tot groei van polykristallijn diamant. In-diffusie van omgevingslucht in de vlam is daarom een belangrijk probleem. Het is gewenst dit diffusieproces in simulaties van diamant CVD reactoren mee te modelleren. Experimentele data waaraan zulke simulaties getoetst kunnen worden, zijn verkregen door metingen te verrichten aan een analoog maar vereenvoudigd systeem, namelijk een koude impinging gas jet. Hiervoor is een opstelling ontworpen waarmee een laminaire jet verkregen kan worden over een afstand van 5 nozzle diameters D, mits dichtheidsverschillen tussen de jet en de omgeving vermeden worden. In de omgevingslucht van de jet werd een constante concentratie koolstofdioxide (CO2) gehandhaafd. De CO2 concentratie is op verschillende punten van het impingement oppervlak gemeten met behulp van een C02-sensor. De concentratie CO2 aan het oppervlak neemt, van r = O tot r = 10 D, toe van O tot 40% van de omgevingsconcentratie. Afzuigen van het gas uit de proefopstelling voor de concentratiemeting blijkt een belangrijke invloed te hebben op de gemeten concentratie CO2. De koude proefopstelling is gesimuleerd met het programma PHOENICS-CVD. Uit vergelijking met buiten dit onderzoek uitgevoerde experimenten en simulaties kan geconcludeerd worden dat het simulatiemodel stroming en warmteoverdracht in de impinging jet goed voorspelt. De trend van de in dit onderzoek gemeten CO2 concentratie aan het impingement oppervlak wordt goed voorspeld door het simulatiemodel. De absolute waarden van de CO2 concentratie aan het impingement oppervlak liggen echter, na correctie voor de invloed van het afzuigen, relatief 15 a 25% hoger dan gemeten. De geconstateerde afwijking is waarschijnlijk aan experimentele fouten te wijten. Een sterk vereenvoudigd simulatiemodel in PHOENICS-CVD voor de in-diffusie van stikstof in de reële oxy-acetyleen vlam geeft realistische waarden voor de concentratie stikstof aan het depositieoppervlak. Hieruit kan geconcludeerd worden dat PHOENICS-CVD een bruikbaar instrument is voor het modelleren van in-diffusie van omgevingsgassen in vlam CVD reactoren.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:37456446-0511-47e0-90ce-d5616c101799","http://resolver.tudelft.nl/uuid:37456446-0511-47e0-90ce-d5616c101799","Port expansion Shanghai","Van de Looij, J.","Groenveld, R. (mentor); Schreuder, M.H. (mentor); Van der Schrieck, G.L.M. (mentor); Ligteringen, H. (mentor)","1997","China's economy is growing rapidly. For 1997 an economic growth of 10.5 per cent is expected (source: Economic pages of de Volkskrant, December 1996). With the economic growth the demand for new industrial zones and harbour areas arises. To facilitate these demands the port authority of Shanghai faces two major problems: the shortage of free land and the shallow depth of the entrance channel to Shanghai. To counter the first problem, the lack of free land, the Chinese authorities appointed special port planning zones. These areas are strictly reserved for future port development. Unfortunately, the special port planning zone of Shanghai, called Jinshanwei, is located some 100 kilometres away from the city centre and the existing harbours. This is a very unworkable situation. Therefore new alternative plans have been developed. The first plan involves the reclamation of new land along the south bank of the Yangtze River. On this new land terminals can be built. The new terminals will be separated from the Yangtze river by a dam. Thereby an artificial canal to the sea is recreated. This plan is called the coastal canal option. The second plan involves the conversion of two islands, close to Shanghai, into new port areas. This plan anticipates at the expected great economic burst of the cities upstream along the Yangtze river. The most important function of the new terminals at these island will be providing a cargo transit-hub to the ports upriver. The islands in the mouth of the Yangtze delta are Changxing and Hengsha. In the future the terminals at these island can be linked with an eight kilometre long bridge to the industrial centre of Shanghai; the Pudong area. The second, and most acute, problem of Shanghai's port is the shallow depth of its entrance channel. Currently the depth of the channel is some seven metres below Chart Datum. At spring tide a maximum water depth of eleven metres is available. These depths are far to small for today's modem vessels. Therefore the Chinese, together with Dutch counterparts, conducted intensive research to the deepening of the entrance channel. The research showed that a combination of river training dams and dredging works will provide the opportunity to deepen the channel from CD-7.oo metre to CD-12.50 metre. With aid of a newly developed entrance channel dredging simulation model the dredging of the entrance channel has been simulated. Five large 15000 m) trailing suction hopper dredgers can bring the channel to its desired depth in some 3.5 years. Thereby taking in account limiting conditions such as waves, gales and typhoons. Currently new dredging techniques are under development and made commercially available. One of these dredging methods is called water injection dredging (WlD). As combination of conventional trailing suction hopper dredgers and water injection dredgers could be the ideal solution for the dredging operations within Shanghai. Soil and seabed conditions are very favourable for WlD. This requires further research. The entrance channel dredging simulation model can be expanded with a module, representing the process of a water injection dredger. New simulation runs and evaluations should provide the answer whether a combination of these dredgers lives up to its high expectations. Perhaps this is the solution to Shanghai's entrance channel problems.","Shanghai; Port planning; Water Injection Dredging; access channel","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:c77aaf8a-7adf-4c02-a6a5-c9cc190e7899","http://resolver.tudelft.nl/uuid:c77aaf8a-7adf-4c02-a6a5-c9cc190e7899","The search for a consistent analysis to evaluate diversified use of renewable resources: Comparison of ethanol production and electricity production from wheat grains based on exergetic considerations","Smits, E.C.","de Swaan Arons, J. (mentor); de Graauw, J. (mentor); van der Kooi, H.J. (mentor); de Nie, L.H. (mentor); de Vries, S.S. (mentor)","1997","In this report an analysis technique will be presented with which resources, products and processes can be evaluated. Also two processes are compared, based on exergetic considerations, as an illustrative example of part of the analysis technique…","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","","",""
"uuid:874660d4-70e1-4fff-9cb6-ade590af59f9","http://resolver.tudelft.nl/uuid:874660d4-70e1-4fff-9cb6-ade590af59f9","EUROFIX Regional Area Augmentation System: Reducing spatial decorrelation with Extended DGPS","Van Essen, R.F.","Van Willigen, D. (mentor); Offermans, G.W.A. (mentor); Helwig, A.W.S. (mentor)","1997","Eurofix is an integrated navigation system, which combines Differential GNSS and Loran-C. The Loran-C system is used to transmit messages which contain differential corrections for GNSS by additional modulation of the transmitted signals. It has been shown that reliable data transmission with Loran-C stations up to 1,000 km distance is feasible. The differential corrections are generated by a DGPS reference station located at the Loran-C transmitter site, providing single DGPS to all users within the datalink range. Unfortunately, single DGPS corrections suffer from spatial- and temporal decorrelation, degrading the differential performance with increasing distance from the reference station.
It can be shown that for most of the Eurofix service area, data transmissions from more than one Loran-C station can be received simultaneously. By using the information from the differential corrections received from all stations instead of only one, overall navigation performance can be improved, this is called networked DGPS.
This paper focuses on a specific implementation of regional area networked DGPS (NDGPS) called Eurofix RAAS. Spatial decorrelation and augmentation systems as a means to counter this, will be outlined. As a test case the performance of Eurofix with RAAS is simulated with a post-processing test set-up using real-life GPS data. Single DGPS and NDGPS performance results are presented. It will be shown that using Eurofix RAAS, navigation performance and integrity can be increased.","Eurofix; DGPS; Loran-C; spatial decorrelation; Augmentation System; RAAS; WAAS; extended/networked differential GPS; RINEX","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:878fbb38-7537-445f-9d66-e6c43b956863","http://resolver.tudelft.nl/uuid:878fbb38-7537-445f-9d66-e6c43b956863","An experimental study on the effect of niobium on the transformation behaviour of a Nb microalloyed High Strength Low Alloy steel","Remijn, P.G.W.","Kop, T.A. (mentor); Sietsma, J. (mentor); Van der Zwaag, S. (mentor)","1997","","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:28fe8554-665e-461e-85d8-0e985a2bec6e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:28fe8554-665e-461e-85d8-0e985a2bec6e","Exergy Analysis, an Efficient Tool for Process Optimization and Understanding: Demonstrated on the vinyl-chloride process of AKZO NOBEL","Graveland, A.J.G.G.; Gisolf, E.","de Swaan Arons, J. (mentor); van der Kooi, H.J. (mentor); van Schijndel, J.R. (mentor); Lok, E.J.M. (mentor)","1997","Exergy analysis has shown to be an efficient tool for process optimization and understanding. An exergy analysis has been made of the Akzo Nobel vinyl-chloride process at the Botlek using Aspen plus W The exergy content of the streams is calculated using ExerCom (licensed to Stork Comprimo B.V.) and processed using Turbo Basic routines and EXel 5.0. The results of this analysis are shown in an Exergy Flow diagram. The exergy content of the flows is represented by the width of streams. The exergy flow diagram gives a clear picture on how the exergy jsJost through^ the process. To improve the clarity of the diagram, only thef net Chemical exergy changes over the process units are shown...","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Applied Thermodynamics and Phase Equilibria","","","",""
"uuid:ceb72b7e-233e-4c58-8289-3abb0ce5b4c7","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ceb72b7e-233e-4c58-8289-3abb0ce5b4c7","Intertidal beach level estimation from video images","Janssen, P.C.","Mulder, J.P.M. (mentor); Aarninkhof, S.G.J. (mentor); Stive, M.J.F. (mentor); Battjes, J.A. (mentor)","1997","Since 1992 nearshore hydrodynamics and coastal morphology have been studied from ARGUS video images, collected every hour at eight beach locations worldwide. Identification of the waterline from these images would enable us to obtain an impression of the intertidal beach bathymetry, and hence to monitor intertidal beach morphodynamics. In this way structural shoreline retreat or advance can be monitored, which is of great importance to Coastal Zone Managers. Unfortunately, the waterline cannot always be identified easily from 12 minutes time averaged images. In this study a new technique has been developed, which estimates the location of the waterline froll both time averaged and standard deviation images. When considering the spatial correlation pattern between the two signals, a characteristic feature shows up around the waterline. In this way the position of the waterline can be determined with an accuracy of about 15 cm in vertical sense, and 5 10 m in the horizontal plane, values who satisfy well given the methods of field survey and comparec to traditional methods.","beach morphology; Argus; morphodynamics; beach monitoring","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:f6c62ca8-7e6b-423d-93e3-67cbb22df5e9","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f6c62ca8-7e6b-423d-93e3-67cbb22df5e9","Het meten van beleid: De ontwikkeling van een model dat de effectiviteit bepaalt van maatregelen die de combinatie van fiets en openbaar vervoer verbeteren","Vonk, F.","Sanders, F.S. (mentor); Schrijnen, P.M. (mentor); Van Goeverden, C.D. (mentor)","1997","Na een uitgebreide verkenning van het onderwerp bleek dat er nog geen model bestaat dat de effectiviteit van fiets en openbaar vervoer bevorderende maatregelen kan meten. De huidige verkeersmodellen hebben voor dit doel meestal twee grote nadelen: Er wordt bij de keuze van het vervoermiddel slechts met twee kenmerken van een verplaatsing rekening gehouden; reistijd en kosten. Soms zijn ook de frequentie en het aantal overstappen van invloed op de keuze. Er wordt eerst een hoofdtransportwijze gekozen. Het voor- en het natransport worden hier later aan geplakt. Dit maakt het moeilijk om te meten hoe een verbeterde overstap en een verbeterd voor- en natransport van invloed zijn op de algemene vervoerwijzekeuze. Dit leidt tot de volgende doelstelling: Er moet een model opgezet worden dat geschikt is om het effect op de vervoerwijzekeuze te meten van maatregelen die de fiets en het openbaar vervoer beter op elkaar afstemmen. Na toetsen moet vervolgens worden beoordeeld of zo'n model kansen heeft als het verder wordt ontwikkeld. Uit de verkenning aan het begin van het projekt is naar voren gekomen dat de combinatie van fiets als voortransport met collectief vervoer direkt tot aan de bestemming kansrijk is. Bij het ontwikkelen van het model is ervan uitgegaan dat die combinatie met het huidige vervoersysteem moet kunnen worden vergeleken. Vanwege de nadruk bij dit projekt op de afstemming van verschillende vervoerwijzen op elkaar, wordt voornamelijk naar langere verplaatsingen gekeken waar verschillende combinaties van vervoerwijzen mogelijk zijn. bruikbare modelonderdelen Het bestuderen van de bestaande verkeersmodellen leverde naast de hiervoor genoemde problemen ook een aantal bruikbare onderdelen en ideeen op. De voor dit projekt meest geschikte zijn: probabilistische routekeuzemodel; een Alles-of-niets-toedeling die een betrekkelijk goed beeld geeft doordat hij in stapjes met varierende waarden plaatsvindt. de gelijktijdige keuze van voor- en hoofdtransportmiddel door Miller en Cheah. kwalitatieve beoordeling in methode Egeter waar de hele verplaatsing van invloed is op de vervoerwijzekeuze. modelontwikkeling Om inzicht te krijgen in het verplaatsingsgedrag is een procesanalyse uitgevoerd. Hierbij is de verplaatsing opgesplitst in ritten en overstappen waarbij het lopen tussen het ene en het andere voertuig ook als rit wordt gezien. Dit leverde een aantal mogelijke vervoerwijzecombinaties op. Vaak zullen er van een vervoerwijzecombinatie meerdere alternatieven zijn. In dat geval moet hiertussen vooraf een keuze worden gemaakt waarna er een representatief alternatief in het model wordt meegenomen. Omdat er veel maatregelen denkbaar zijn waarbij de verbeteringen niet in tijd of geld zijn uit te drukken, is gezocht naar een aantal geschikte aanvullingen. verdere ontwikkelingen van dit modeltype. Het meenemen van meerdere kenmerken lijkt zinvol. Ten eerste omdat bepaalde veranderingen aan het vervoersysteem anders geen invloed zouden hebben op de totaalweerstanden van de verschillende vervoerwijzecombinaties. De tweede reden is dat zo duidelijk zichtbaar kan worden gemaakt wat de sterke en vooral wat de zwakke punten van een alternatief zijn. Dit kan in het ontwikkelde model voor elke reizigerscategorie met eigen wegingsfaktoren apart zichtbaar worden gemaakt. Over de resultaten valt verder nog het volgende te zeggen: De richting waarin de totaalweerstanden van de verschillende vervoerwijzecombinaties ten opzichte van elkaar veranderen bij wijzigingen aan de routeonderdelen komt overeen met de verwachtingen. De groottes van de veranderingen van de totaalweerstanden bij verschillende maatregelen lijken zich redelijk tot elkaar te verhouden. Het is moeilijker om met het model uitspraken te doen over de grootte van de verschuiving van de model split bij bepaalde maatregelen. Met de huidige invoergegevens is dit in elk geval niet goed mogelijk. Zoals was verwacht ligt het knelpunt bij het verzamelen van de benodigde invoergegevens. De huidige invoer is te beperkt om te kunnen concluderen of het model op alle punten aan de eisen en verwachtingen voldoet. Op dit projekt zal daarom nog een vervolg moeten komen waarin met een uitgebreidere enquête van reizigers wordt geprobeerd om tot weerstandsscores en waarden voor een aantal constanten te komen waarmee het model betrouwbaardere resultaten geeft. Een ander probleem is dat het vaak moeilijk zal zijn om tot een representatieve ritketen te komen in die gevallen waar meerdere alternatieven bestaan voor een combinatie van vervoerwijzen. Dit geldt voor de openbaar-vervoerverplaatsingen en vanwege de verschillende mogelijke routes ook voor de auto. mogelijke verbeteringen Het is de vraag of betere invoergegevens de kwaliteit van de uitkomsten voldoende zullen kunnen verbeteren. Er worden hier daarom ook een aantal mogelijke verbeteringen aan het model genoemd: comfort moet misschien opgesplitst worden in omgeving en inspanning. De waarde die mensen in verder redelijk homogene reizigerscategorieen aan die twee onderdelen hechten kan sterk uiteenlopen. opsplitsen van sommige weerstandswaarden bij bepaalde routeonderdelen om beter meetbare eenheden te verkrijgen. het doen van onderzoek naar drempelwaarden voor bepaalde kenmerken. Het idee hierachter is dat onderdelen met een te !age nooit gecompenseerd kunnen worden door andere goede punten van een vervoerwijzecombinatie. Ook hier is tijdens dit projekt niet aan toe gekomen, maar kan eventueel bij een vervolgonderzoek aan bod komen. concluderend Zeker voor het vergelijken van verschillende maatregelen die de fiets en het openbaar vervoer op elkaar afstemmen lijkt dit model een zinnig instrument te kunnen zijn. Of het ook mogelijk zal zijn om er voldoende nauwkeurig kwantitatieve modal split verschuivingen mee te kunnen berekenen zal nader onderzocht moeten worden.","Fiets; Openbaar vervoer","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:228b5808-c098-45fc-bd59-8c87c639e55f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:228b5808-c098-45fc-bd59-8c87c639e55f","Beschouwing van constructiekosten van monoliet golfbrekers","Schols, N.N.E.","Tutuarima, W.H. (mentor); Van der Meulen, T. (mentor); Visser, P.J. (mentor); D' Angremond, K. (mentor)","1997","In deze studie zijn voor een fictieve golfbreker lay-out in relatief ondiep water de totale projectkosten tijdens de geplande levensduur van een conventionele stortstenen golfbreker, een caissongolfbreker en een samengestelde golfbreker vergeleken. De totale golfbrekerlengte van deze lay-out is circa 4000 m en strekt zich uit tot in een waterdiepte van 15 m. Hiervan ligt 1400 m in waterdieptes kleiner dan 7m. Om te voorkomen dat de de constructie bezwijkt, als gevolg van het frequent breken van golven tegen de monoliet elementen, zijn alle ontwerpen in dit relatief ondiepe gedeelte uitgevoerd als conventionele stortstenen golfbrekers. Verschillen in constructiekosten tussen de alternatieven zijn dus volledig het gevolg van het golfbrekerdeel in waterdieptes van 7-15 m (Iengte 2600 m). De gehanteerde eenheidsprijzen voor het materiaal zijn indicatief voor het prijsniveau op de Nederlandse markt. Bij het ramen van de transportkosten van de stortsteen is uitgegaan van landtransport over 75 km, dan wel transport over water over 375 km. Het gehanteerde golfklimaat is ongeveer vergelijkbaar met dat op de Noordzee. In het onderzoek zijn geen grondmechanische berekeningen gemaakt om de stabiliteit van het ontwerp te controleren. Kosten voor eventueel noodzakelijke grondverbeteringen zijn in de kostenraming niet meegenomen. De raming van de constructiekosten van de caissongolfbreker (circa 1205 miljoen) is voor gegeven golfbreker lay-out lager dan de raming van de samengestelde golfbreker (circa 1215 miljoen) en aanmerkelijk lager dan de conventionele stortstenen golfbreker (circa 1550 miljoen). Bovendien is de bijbehorende jaarlijkse kans op bezwijken van beide types monoliet golfbreker kleiner. De beide typen monoliet golfbreker zijn gedimensioneerd op een ontwerpgolfhoogte, die begrensd wordt door de lokale waterdiepte. Dit leidt tot de laagste totale projectkosten voor de geplande levensduur van de constructie. De kosten voor de sleepboot-inzet zijn slechts een gering percentage van de totale constructiekosten van monoliet golfbrekers (circa 3%), daarom spelen eventuele verschillen in uitvoeringsmethoden geen doorslaggevende rol bij de keuze tussen een caissongolfbreker en een samengestelde golfbreker. Daamaast is in een apart deel-onderzoek geconcludeerd dat in waterdieptes groter dan 20 m een samengestelde golfbreker lagere materiaalkosten heeft dan een caissongolfbreker. De drempelhoogte dient in het samengestelde ontwerp zo gekozen te worden, dat de afstand van de bodem van het monoliet element tot de gemiddelde waterspiegel circa 18.0 m bedraagt. Voor deze configuratie van het monoliet element vallen de bezwijkmechanismen afschuiven en overschrijden van de maximale korrelspanning onder het kantelpunt samen, en heeft constructie de laagste materiaalkosten. Door de conclusies (van beide deel-onderzoeken) te combineren, is een indicatief overzicht afgeleid, waaruit per waterdiepte volgt welk type golfbreker de laagste constructiekosten heeft. Dit overzicht moet worden beschouwd als een voorlopige aanwijzing bij het kiezen van een geschikt type golfbreker. Voordat een definitieve keuze voor een type golfbreker wordt gemaakt, moeten lokale omstandigheden goed geanalyseerd worden. De belangrijkste lokale omstandigheden zijn de vorm van de fragmentatie curve van steengroeve, de eenheidsprijs van constructie-beton, transportkosten voor stortsteen en bodemgesteldheid. De conclusie dat vanaf waterdieptes groter dan 7.0 m een caissongolfbreker goedkoper is dan een conventionele stortstenen golfbreker zal er niet toe leiden, dat alle in de nabije toekomst te construeren golfbrekers in deze waterdieptes uit monoliet elementen worden opgebouwd. De reden hiervoor is dat nog niet alle bezwijkmechanismen van monoliet golfbreker volledig worden doorgrond.","breakwater; caisson; construction costs","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:25749368-d842-4760-9c3f-9a62d7a11605","http://resolver.tudelft.nl/uuid:25749368-d842-4760-9c3f-9a62d7a11605","Op weg naar Schiphol: Studie naar de bereikbaarheid van mainpoort Schiphol","De Bruin, T.","Blok, C.P. (mentor); Van Eck, P. (mentor); Sanders, F.M. (mentor); Schrijnen, P.M. (mentor)","1997","De nationale luchthaven Schiphol maakt een voor buitenstaanders onverwacht snelle groei door. De aan de groei gestelde (politieke) grenzen worden binnen afzienbare tijd bereikt, terwijl er een (nog) veel groter groeipotentieel ligt, met name omdat vliegen populairder lijkt dan ooit. Daarnaast is de grond op en rond de luchthaven zeer gewild bij projectontwikkelaars, alleen al gezien de zichtbare ruimtelijke expansie. Door het groeitempo van de luchthaven, maar ook van de regio waarvan zij deel uitmaakt, staat de ontsluitende infrastructuur onder zware druk. Toch wil de overheid dat Schiphol zich ontwikkelt tot een volwaardige mainport, om daarmee een goed vestigingsklimaat te realiseren, dat een grote aantrekkingskracht heeft op (multi)nationale bedrijven. Het versterken van de positie van de mainports Schiphol en de Rotterdamse haven wordt uitdrukkelijk genoemd als cruciaal instrument ter versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland. Dit is onder andere vertaald in de doelstelling om Schiphol in de top-5 van Europese luchthavens te houden. De gedachte die daaraan ten grondslag ligt, is dat een goed vestigingsklimaat bedrijven aantrekt en zo werkgelegenheid oplevert. Naast een gezond vestigingsklimaat is een ander belangrijk sturend aspect voor het worden van een mainport, een goede ontsluiting. Met andere woorden, Schiphol moet om mainport te kunnen zijn, een van de best bereikbare plekken van Nederland en misschien wel van Europa zijn. In deze studie wordt onderzocht hoe het gesteld is met de bereikbaarheid van Schiphol en wat het vergt aan weginfrastructuur, OVen (flankerend) beleid, om de bereikbaarheid van de luchthaven nu en in de toekomst te kunnen garanderen. Mainportontwikkeling... Wanneer we kijken naar grote mainport luchthavens in het buitenland, zoals de vliegvelden van Osaka, Chicago en Parijs, dan valt op dat deze behalve aan strikt luchthaven- en logistiek gebonden activiteiten, veel aandacht besteden aan het creëren van hoogwaardige kantoorlocaties en handelscentra. Daarnaast wordt ook veel aandacht besteed aan winkelgelegenheden, congrescentra, hotels en andere recreatieve voorzieningen. Ook op Schiphol is men ervan doordrongen dat een luchthaven met slechts core-business weinig overlevingskans heeft. Er wordt dan ook zowel door particulieren als door de overheid veel moeite gedaan om bedrijven te interesseren. De overheid steunt dus het idee om Schiphol tot mainport te ontwikkelen. Er moet dan echter wel een duidelijke visie zijn, op de toekomstige ruimtelijke structuur en de infrastructurele ondersteuning, om deze ontwikkeling vorm te kunnen geven. De inrichting en het infrastructurele skelet van het terrein hebben een soort kip-ei verhouding; ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. In samenhang met het aandragen van een verkeerskundige oplossing, moet een plan worden ontwikkeld voor de ruimtelijke indeling, waarbij zones worden aangegeven waarin een bepaalde activiteit plaats moet gaan vinden.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:0c370203-e292-4466-a009-0d7ac9bef995","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0c370203-e292-4466-a009-0d7ac9bef995","Aanslibbing van een rivierhaven: Vermindering door aanpassing van de vormgeving van jachthavens 't Steel en La Bonne Aventure","Van Schijndel, S.A.H.","Kranenburg, C. (mentor); Schiereck, G.J. (mentor); Winterwerp, J.C. (mentor); Battjes, J.A. (mentor)","1997","Vermindering door aanpassing van de vormgeving van jachthavens 't Steel en la Bonne Aventure. Jachthavens aan rivieren slibben steeds verder dicht. AIs gevolg hiervan lopen de kosten voor het beheer van een dergelijke haven zo hoog op dat enkele havens misschien zelfs moeten sluiten. Daarom is er landelijk een onderzoek gestart om te bezien of de aanslibbing verminderd kan worden door aanpassing van de vormgeving van de haven. Aanslibbing van een haven is afhankelijk van het uitwisselingsdebiet tussen haven en rivier. In principe komen daar drie mechanismen voor in aanmerking, te weten: Het getijmechanisme Het dichtheidsmechanisme Het stromingsmechanisme In dit onderzoek komt alleen het stromingsmechanisme aan de orde, omdat het getij afwezig is en er verwaarloosbare dichtheidsverschillen zijn tussen water in de rivier en water in de haven. Aan de bovenstroomse zijde van de havenmond ontstaat als gevolg van wervelvorming een menglaag, die een primaire neer aandrijft in de havenmond. Deze primaire neer drijft op zijn beurt weer een secundaire neer aan in het havenbekken. Via dit systeem wordt het sedimentrijke water van de rivier de haven ingebracht, waar het bezinkt. Om te onderzoeken of er maatregelen genomen kunnen worden om de aanslibbing in jachthavens te verminderen is een schaalmodel gebruikt van twee jachthavens aan de Maas te Roermond, 't Steel en La Bonne Aventure. Hierin zijn diverse in dit onderzoek ontwikkelde ingrepen toegepast, zoals een geleidescherm, een paalscherm en een gekromde drempel in de havenmond, en vervolgens is hun effectiviteit gemeten. Het uitgangspunt was de bestaande situatie met een gemiddelde waterstand, maar omdat de Maas nogal eens te kampen heeft met hoogwater is ook de situatie gedurende hoogwater beschouwd. Na het vergelijken van de metingen is gebleken dat het mogelijk is om een aanzienlijke reductie in aanslibbing te bewerkstelligen. Het geleidescherm geeft een reductie van ca. 25%, het paalscherm een reductie van ca. 50%, de gekromde drempel een reductie van ca. 70% en een combinatie van het paalscherm met de gekromde drempel geeft zelfs een reductie van ca. 90%. Deze reducties gelden alleen in de niet-overstroomde situatie. Gesteld kan worden dat het zeker mogelijk is om een vermindering van aanslibbing te realiseren. Hoewel natuurlijk nog afgewacht moet worden wat de reducties in werkelijkheid zullen worden.","marina; river port; sedimentation; siltation","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:d2a215d1-7353-4781-b25e-01ec567daa0a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d2a215d1-7353-4781-b25e-01ec567daa0a","Verification of the numerical wave model SWAN in the Petten coastal area","De Jong, J.C.M.","Holthuijsen, L.H. (mentor); Andorka Gal, J.H. (mentor); Battjes, J.A. (mentor)","1997","Due to the new act on the water defense the Directorate-General of Public Works and Water Management of the Netherlands is required to evaluate the design conditions for the coastal defenses every five years. To do this evaluation a model is needed to translate offshore wave conditions to nearshore design conditions. For such transformations numerical wave models SWAN and HISWA are available. These models take the relevant processes of wave propagation, generation and dissipation into account. During the storms of January of 1995 a measurement campaign was conducted. From this campaign wave data was obtained to verify the numerical wave models. The wave measurements were taken on a 8.3 km long transect perpendicular to the coastline. Placed 8.3 km offshore there is 1 wave rider buoy to register the incoming waves. Further 2 buoys, 1 pressure transducer and 1 wave staff are used. Three storm situations with waterlevels of 2 m (+ NAP), incoming significant wave heights between 4.5 m and 5.1 m and peak periods between 10.0 sand 14.3 s are used. These situations are modeled with SWAN and HISWA and wave parameters as well as spectra are compared to the wave parameters and spectra. It shows that the results of the SWAN computations for significant wave height are within 6% accuracy. The results of HISWA computations are with 10 % accuracy. The mean zero crossing periods in SWAN are within 10 % of the observed. Spectra reproduced in SWAN resemble well with the observed spectra.","Wave spectra; Swan; Petten; Shoaling waters","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:7dd71afc-0ec4-4617-9df3-73b8923c7878","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7dd71afc-0ec4-4617-9df3-73b8923c7878","De Pon-lijn en Light Rail? Een onderzoek naar de haalbaarheid van een light railexploitatie op de zogenaamde Pon-lijn, een gedeelte van de voormalige spoorlijn Amersfoort-Kesteren","Van Schie, C.","Hansen, I.A. (mentor); Wiggenraad, P.B.L. (mentor); Ambergen, H.W. (mentor)","1997","","Railexploitatie; Amersfoort; Kesteren","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:47030abc-b7b9-4a72-bc0a-6184de79982a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:47030abc-b7b9-4a72-bc0a-6184de79982a","Measurement of sulphuric acid aerosols in still air","McIntyre, A.","Oostra, W. (mentor); Verkoeijen, D. (mentor); Marijnissen, J.C.M. (mentor); Merkus, H.G. (mentor); Scarlett, B. (mentor)","1997","It is believed that sulphuric acid is a carcinogenic substance and thus it is extremely important to be able to measure its concentration in still air accurately. Previous work has produced a monitor which operated in flowing air conditions and designed a sampling probe for still air. By recreating the still air conditions, the funnels suitability is tested experimentally and the optimum impinger flow rate to operate under is determined. Three different setups were designed and built. The sampling performance of the probe is investigated by spraying sulphuric acid, sampling the aerosol with an impinger ( type designIIr) and detecting the acid using titration. The first setup was unsuccessful and required modifying to the second, working setup before any measurements of acid concentration could be obtained. These results were inconclusive as each impinger flow rate showed a variety of transfer efficiencies. What the working setup showed though was that the sampling probe can sample successfully in still air and that the acid lost during experiment is constant. A final setup is used to find the flow rate which gives the maximum transfer efficiency. Here it is clearer that there is a maximum transfer efficiency of 50 %. The optimum sampling conditions to achieve this are an impinger flow rate between 8.5 - 10 1 · min-1 and an impinger volume of 50 ml over a sampling period of five minutes. With this setup it is possible to achieve a minimum detectable concentration between 19 - 22.5 µg · m-3.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","","","","",""
"uuid:2fd9a60c-433c-4f15-a444-f66ed6d5ac3c","http://resolver.tudelft.nl/uuid:2fd9a60c-433c-4f15-a444-f66ed6d5ac3c","De logistiek van de bouw van een boortunnel: Optimalisatie van de geometrische vorm van een ring en het aantal ringen in een ringsysteem","Kwant, M.","Bakker, K.J. (mentor); Horstmeier, T.H.W. (mentor); Spaargaren, J. (mentor); Vrijling, J.K. (mentor)","1997","Vanwege vertrouwelijke informatie of andere redenen is slechts een deel van de publicatie opgenomen in de repository.","bored tunnels; tunnel boring machine","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:4e220d84-0448-4a89-8c17-6a5d5668afc1","http://resolver.tudelft.nl/uuid:4e220d84-0448-4a89-8c17-6a5d5668afc1","The development of FOQELS as an on-line measurement system for the paint industry","Veldhuis, Saskia","Willemse, A.W. (mentor); Merkus, H.G. (mentor); Scarlett, B. (mentor)","1997","In the paint industry no on-line measurement technique exists to date for the pigment milling process. The pigment dispersions which are milled have concentrations of up to 50 volume percent. The techniques currently used are the Hegman Gauge or conventional PCS. Both of these techniques are off-line and for conventional PCS dilution is required, which could result in the deagglomeration of particles, so that the actual particle size in the dispersion is not found. FOQELS is a PCS technique which is able to measure the diffusion coefficient in highly concentrated dispersions. It has therefore been chosen to be developed as an on-line measurement technique during the milling of pigment particles. The aim of this graduation project was therefore to test FOQELS on several types of pigment dispersions used in the paint industry and to do some initial on-line FOQELS measurements on a pilot ball mill plant. The results from these experiments have been analysed and difficulties obtained during the experimentation process documented and where possible solved. It was found that FOQELS could find the diffusion coefficient in each of the dispersions, but analytical difficulties arose when the dispersion was highly viscous due to a decrease in signal-to noise ratio. The diffusion coefficient, standard deviation and autocorrelation intercept trend with respect to concentration, particle size, temperature, additional coupler and type of dispersion could be explained. No explanation could be found for the trend of the diffusion coefficient with measurements done using an additional coupler. It was also found that the standard deviation for dispersions other than latex was quite high at an average range of 20 to 80 percent. This could be explained by the polydispersity of the samples. The initial measurements done on-line also showed potential. A general increase in diffusion coefficient, i.e. decrease in particle size could be seen, although thickening of the pigment dispersion occurred during milling. This increase in viscosity affected the diffusion coefficients found with the result that a trend could not be seen. In future work, however the diffusion coefficient should be corrected for this viscosity change. A suggestion is to correct it for the change in pressure in the process.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Particle Technology Group","","","",""
"uuid:f58121c1-f5ba-4131-b580-0f0c8e1c6301","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f58121c1-f5ba-4131-b580-0f0c8e1c6301","Application of exergy analysis in the polyolefin industry","Sankaranarayanan, K.","de Swaan Arons, J. (mentor); van der Kooi, H.J. (mentor); Molenkamp, T. (mentor); Smit, L. (mentor)","1997","This thesis demonstrates how the principles of exergy analysis can be applied to pinpoint the origins of process inefficiencies in two polyolefin processes, namely the DSM high pressure tubular process and the UCC gas phase process. Exergy analysis is used as a tool to synthesize process improvements, which are then technologically evaluated. Process improvements include the use of heat pumps, recycle of PE in the extruder and an alternative to an extruder to reduce exergy consumption. It is also demonstrated how exergy analysis can be used to choose process parameters resulting in the lowest exergy loss for the transportation of a PE melt and the determination of an optimum approach temperature in an extruder.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Applied Thermodynamics and Phase Equilibria","","Polyolefins","",""
"uuid:3b3a5ffe-28a0-4124-8efa-c5538a69364f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3b3a5ffe-28a0-4124-8efa-c5538a69364f","Kanaaltoewijzing in Cellulaire Netwerken","Van der Lee, M.H.","Prasad, R. (mentor); Sparreboom, D. (mentor)","1997","Dit afstudeerverslag beschrijft en onderzoekt de prestaties van drie dynamische kanaaltoewijzingsalgoritmen; reuse partitioning, kanaalsortering en een combinatie van reuse partitioning en kanaalsortering. Deze algoritmen zijn geïmplementeerd met intracel handover. Door middel van computersimulatie van een mobiel communicatiesysteem worden de prestaties van de algoritmen vergeleken bij veranderend verkeer. De resultaten worden met elkaar en met vaste kanaaltoewijzing vergeleken door middel van de blokkeerkans, de dropkans en een ‘Quality of Service’ maat.","Cellulaire netwerken; dynamische kanaaltoewijzing; reuse partitioning; kanaalsortering; intracel handover; verkeersfluctuaties","nl","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:cc1e64b7-e8f3-41e7-bca5-6976dcb59836","http://resolver.tudelft.nl/uuid:cc1e64b7-e8f3-41e7-bca5-6976dcb59836","The determination of the true stress-strain curve using hardness indentations","Ten Horn, C.","Bakker, A. (mentor); Koers, R.W.J. (mentor)","1997","","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:8e2dc8d3-42e2-4e13-86e3-16c6a7ff3a7a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:8e2dc8d3-42e2-4e13-86e3-16c6a7ff3a7a","Het genereren en meten van lasbadoscillaties","Van Haasteren, G.J.","Aendenroomer, A.J.R. (mentor)","1997","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:afacd5ac-c134-44a6-9ce7-990d1d930ae8","http://resolver.tudelft.nl/uuid:afacd5ac-c134-44a6-9ce7-990d1d930ae8","Neutron depolarisation experiments on medium carbon steels","Maas, F.A.M.","Te Velthuis, S.G.E. (mentor); Rekveldt, M.Th. (mentor); Sietsma, J. (mentor); Van der Zwaag, S. (mentor)","1997","","","en","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:1eb70078-18af-4862-b575-8862aaf347cd","http://resolver.tudelft.nl/uuid:1eb70078-18af-4862-b575-8862aaf347cd","Cross-shore sediment transports on a cut profile","Onderwater, M.","Van de Graaff, J. (mentor); Roelvink, J.A. (mentor); Visser, P.J. (mentor); D'Angremond, K. (mentor)","1997","People always want to live near water and all over the world the areas near the sea get more and more built with houses, hotels and infrastructure. For this reason there is a trend to reclaim land by making an artificial island near or against the existing coast. Examples are the airport 'Chek Lap Kok' in Hong Kong and the 'Plan Waterman', a plan to extend the Dutch coastline between Hook of Holland and Scheveningen, also known as the 'Plan New Holland'. Mostly this extension is made by dredging material from relatively deep water near the coast and dumping the material in the nearshore section. The safest way is to shift the existing cross-shore profile over the distance of the land reclamation. This way there will not be very large changes in cross shore sediment transports, because the beach profile keeps the same shape. However, to make a land reclamation this way, a lot of material has to be dredged, which makes the land reclamation expensive. There is also another way to make the land reclamation. On a certain level beneath mean sea level a cut-off can be applied. This means, that the cross-shore profile will not be shifted completely over a certain distance. In the near shore area the design profile will have the same shape as the existing beach profile. Then, from a certain level beneath mean sea level, the design profile will have a constant and relatively steep slope until it reaches the existing beach profile. By doing this, a lot of material is saved when making the land reclamation. During this study the ""Plan Waterman"" is used for computations with the numerical model UNIBEST-TC, developed by DELFT HYDRAULICS. The model has been calibrated by using a beach profile at Ter Heijde and wave measurements from the EURO-O-platform. From initial computations on several cut profiles it is concluded, that it should be avoided to let waves break due to the cut-off. Because this sudden breaking of waves large seaward directed sediment transports occur which result in fast bed changes. A less steep slope of the cut-off can reduce the sudden breaking of waves. For several cut profiles morphological computations have been made over a period of 10 years and from a comparison of the volumes in the model it is concluded, that the cut-off should be placed at at least NAP -14 m, when a profile development is wanted, which comes close to the development of a land reclamation without a cutoff being applied. However, when looking from an economical point of view, a cut-off at small depth is still a good alternative. By applying a cut-off at small depth, a lot of material and thus money will be saved. The interest money of this saved money is much more than the costs of frequent nourishments necessary for maintaining the beach profile. Up to f4.000,-- per meter of coastline can be saved each year when applying a cut-off at NAP -6 m. However, a cut-off at NAP -6 m will give a decline of the waterline.","land reclamation; dredging; UNIBEST-TC","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:e8299994-b985-4cae-a3b9-8f389ccdaa73","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e8299994-b985-4cae-a3b9-8f389ccdaa73","Balgstuwen gevuld met lucht en/of water","Dorreman, J.","Bezuyen, K.G. (mentor); Fontijn, H.L. (mentor); Jongeling, T. (mentor); Vrijling, J.K. (mentor)","1997","Balgstuwen worden over de gehele wereld toegepast. Het principe van de balgstuw is eenvoudig. Het bestaat uit een met vezels versterk, rubber doek, dat langs twee stroken aan de fundering is bevestigd. Door lucht of water in de balg te pompen, komt deze overeind en kan hij zijn functie vervullen. Deze functie kan zijn een stuw, waterkering of golfbreker. Vanwege het tijdelijke karakter van de balgstuw is deze zeer geschikt om waterlopen, waar normaal scheepvaart plaatsvindt, tijdens een storm af te sluiten en zo het achterland voor overstroming te behoeden. Een van de vragen die rijzen bij het ontwerp van balgstuwen is welk vulmedium gebruikt moet warden. Hierover gaat dit afstudeerwerk. Er zal gezocht moeten worden naar een middel om met water en lucht gevulde balgen met elkaar te kunnen vergelijken. Allereerst is er een literatuurstudie gedaan. Hierbij zijn voornamelijk de artikelen genomen die de vorm van het balgdoek beschrijven. Van der Burg beschouwt met water gevulde balgstuwen terwijl Parbery met lucht gevulde balgstuwen bekijkt. Als een met water gevulde balg zich onder water bevindt, neemt het balgdoek een cirkelvorm aan. Dit geldt ook voor een met lucht gevulde balg die zich boven water bevindt. Is een van de bovenstaande gevallen niet aan de arde, dan moet gebruik gemaakt worden van elliptische integralen. Wat ook kan is het het doek discretiseren en numeriek tot een oplossing proberen te komen. Dit is inderdaad gedaan voor zowel een met lucht gevulde als een met water gevulde balg. Met behulp van een spreadsheetmodel is het mogelijk om de waterstanden aan de hoog- en laagwaterzijde op te geven. De interne druk kan worden ingevoerd evenals de lengte van het doek (omtrekslengte) en de afstand tussen de punten waar het doek aan de fundering vastzit (verankeringspunten). Het programma deelt het doek op in 100 gelijke stukken. Van elk stuk kan de kromming worden berekend (da). De berekening wordt gestart in een van de verankeringspunten. Vanuit hier wordt het volgende punt bepaald. Dit wordt nog 99 keer herhaald. De trekkracht in het doek en de aanvangshoek, die het doek met de bodem maakt, worden net zolang gevarieerd totdat het einde van het doek in het andere verankeringspunt terecht komt. Van het model zijn het horizontaal en het verticaal evenwicht gecontroleerd en goed bevonden. Ook is er een vergelijking gemaakt met waarden uit de literatuur. Met dit model is gekeken welke grootheden gevoelig zijn voor verandering. Er is steeds een van de waarden (bijv. de interne druk) gevarieerd terwijl de anderen constant zijn gebleven. Dit is gedaan voor met lucht gevulde en met water gevulde balgen en deze zijn met elkaar vergeleken. Wat opviel is dat voor een met lucht gevulde balg een kleinere doeklengte nodig is om dezelfde kruinhoogte te bereiken. De met lucht gevulde balg geeft echter wel een hogere trekkracht op de fundering, hetgeen een nadeel is. Om de voordelen van beiden typen balgen te combineren is een derde variant: de met lucht en water gevulde balg bekeken. Ook hier is een spreadsheetmodel van gemaakt en zijn grootheden gevarieerd. Het blijkt dat de waarden, die hierbij gevonden worden, tussen de waarden van de vorige twee varianten inliggen. Met deze drie modellen is een optimalisatie gemaakt voor de balgstuw die bij Ramspol gepland is. Voor elk van de drie soorten is degene met de meest optimale afmetingen gekozen. Van deze drie is een grove kostenraming gemaakt. Het blijkt dat de met water en lucht gevulde balg hierbij het goedkoopst is. Het is echter een grove kostenraming en de verschillen zijn klein. Een definitieve keuze kan op basis van deze gegevens niet genomen worden.","pneumatic weir; balgstuw; barrier","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:7db04d7a-588a-42a0-957c-e97183759bf4","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7db04d7a-588a-42a0-957c-e97183759bf4","Deformation Behaviour of Thermoplastic Vulcanisates","van Dijk, M.R.","van Turnhout, J. (mentor)","1997","A Thermoplastic Vulcanisate (TPV) is a blend of a thermoplastic material and a vulcanised elastomer, in which the rubber is present as particles in a thermoplastic matrix. In this investigation a Polypropylene/EPDM TPV was studied. This material has fairly good elastic properties and can be processed as a thermoplastic material, which makes it cheaper than a vulcanised elastomer for many applications. However, the elastic properties are less than those of other elastomers. This investigation was done to gain a better understanding of the elastic properties of a TPV...","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Polymer Technology","","","",""
"uuid:7cd71f07-bb5a-4c67-9544-77264e03a345","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7cd71f07-bb5a-4c67-9544-77264e03a345","Fietsontsluiting Leidschenveen en Ypenburg: Analyse en toetsing met behulp van het Randstadmodel","Schneider, F.E.","Hansen, I.A. (mentor); Schoemaker, T.J.H. (mentor); Termorshuizen, J. (mentor); Wiggenraad, P.B.L. (mentor)","1997","De Vinex-locaties Leidschenveen en Ypenburg liggen hemelsbreed op geringe afstand van de centra van Den Haag, Rijswijk, Delft, Voorburg en Leidschendam. De rijkswegen A4, A12, A13 en de spoorlijn Den Haag - Utrecht zorgen echter voor een barrière die voor het langzaam verkeer een grote verplaatsingsweerstand oproept. Om te zorgen dat de inwoners van de nieuwe woonwijken naast de auto en het openbaar vervoer een goed vervoeraltematief hebben, moet een kwalitatief hoogwaardig en samenhangend fietsnetwerk gerealiseerd worden. Een van de problemen, die hierbij aan de orde komen, is de oversteek met de rijksweg A4. Dit onderzoek zal een bouwsteen vormen voor verdere planvorming en uitvoering van het fietsnetwerk dat een goede ontsluiting biedt voor de inwoners van Leidschenveen en Ypenburg. Het voornaamste aandachtspunt bij het ontwerpen van fietsroutes is de reistijd. Optimalisatie van snelheid en afstand zal een minimale weerstand opleveren, dat wil zeggen de kortste reistijd. Bij het ontwerpen van een fietsnetwerk zijn daarom de criteria omrijfactor en doorstroomsnelheid het belangrijkst. Directe relaties worden gelegd tussen de centra van Leidschenveen en Ypenburg en grote activiteitencentra van Den Haag, Rijswijk, Voorburg, Leidschendam en Delft. De relaties vormen met elkaar een samenhangend netwerk. Het fietsnetwerk wordt vertaald in concrete tracés, waarbij een tracé over verschillende wegen gerealiseerd kan worden. Het netwerk bestaat uit twee primaire tracés en vier secundaire tracés. De twee primaire tracés zijn directe verbindingen tussen Leidschenveen en Ypenburg en het centrum van Den Haag. De secundaire tracés verbinden Ypenburg met Delft en Ypenburg via Rijswijk met het centrum van Den Haag, Leidschenveen met Leidsenhage en Leidschenveen via het cenfrum van Voorburg met het centrum van Den Haag. Die delen van de tracés die door bestaand stedelijk gebied lopen voldoen niet allemaal aan de eisen die gesteld worden aan een fietsroute. Om de inwoners van Leidschenveen en Ypenburg een goede fietsontsluiting te bieden, moeten de tracés voldoen aan de eisen. De tracés moeten getoetst worden aan criteria om de zwakke plekken per tracé te achterhalen. Op tracéniveau zijn minimale breedte, veiligheid en snelheid, maximale vertraging en helling en minimale boogstraal de belangrijkste criteria waar de toetsing op gebaseerd is. De toetsingsmethode is een vergelijkingsproces dat bestaat uit drie stappen. In de eerste stap worden de tracés opgedeeld in deeltracés, zodat de verkeerskundige kenmerken van de tracés gedetailleerd bekeken kunnen worden. In de tweede stap worden criteria opgesteld om grenzen te stellen waarop deelfracés wel of niet verworpen moeten worden en grenzen waartussen deeltracés aanbeveling behoeven tot verbetering. In de derde stap worden de criteria naast de verkeerskundige kenmerken gezet die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen. Waar een (deel)tracé niet voldoet aan de criteria moeten maatregelen worden getroffen, zodat uiteindelijk een fietsnetwerk ontstaat tussen de Vinex-locaties en het centrum van Den Haag en Delft met goede fietsvoorzieningen. De verkeerslichtinstallaties zullen op het gehele netwerk aangepast moeten worden, zodat een goede doorstroming van het fietsverkeer op de routes mogelijk is. De fietser moet zich met een gemiddelde snelheid van 18 km/h over het netwerk kunnen verplaatsen. Op het deel van het netwerk dat in het nieuw te ontwikkelen gebied ligt - vanaf de Vliet tot en met de centra van Leidschenveen en Ypenburg - levert het kruisen met de rijksweg A4 de grootste problemen op. Bij het kruisen van de Vliet wordt enige vertraging veroorzaakt door wachttijden bij de verkeerslichten. De verkeerslichtinstallaties geven prioriteit aan het doorgaande autoverkeer en niet aan het kruisende (fiets)verkeer. De totale reistijd van de verplaatsing wordt groter zodat de weerstand toeneemt, maar de aantrekkelijkheid van het tracé neemt ook toe. De twee bestaande tunnels op maaiveldniveau, die van Ypenburg en Leidschenveen langs de rijkswegen A l 2 en Al3 lopen en onder de A4 doorgaan, worden in de toekomstige situatie voorzien van goede fietsvoorzieningen. Tussen Leidschenveen en Voorburg en Leidschendam komen bovendien nog drie fietsbruggen over de A4 heen. Twee van deze fietsvoorzieningen worden in combinatie met de openbaar vervoerlijnen RandstadRail en AggloNet aangelegd. Ypenburg kent in de huidige plannen alleen de fietsontsluiting die samen met AggloNet door de bestaande tunnel tussen Rijswijk en de oude vliegbasis onder de A4 door loopt. Er is in de huidige plannen geen extra verbinding met Voorburg en Rijswijk aanwezig. Om te zorgen voor een fijne maaswijdte in het stedelijk gebied en om een directe verbinding tussen Ypenburg en het centrum van Den Haag te realiseren, moet er een extra brug komen met fietsvoorzieningen over de A4 heen. Een tunnel is sociaal onveilig vanwege de lengte van de oversteek. Door de vele breivakken en viaducten tussen knooppunt Ypenburg en het Prins Clausplein is een overbrugging van 12 meter boven maaiveld door middel van een rolbandbrug de meest reële oplossing. De fietser stapt hierbij van de fiets af en neemt met de fiets in de hand plaats op de band. De band heeft bij het op- en afstappen een snelheid van 1 km/h en beweegt eenparig versneld totdat een maximum snelheid van 20 km/h is bereikt. De band beweegt met constante snelheid tot aan het punt waar de vertraging ingezet moet worden. Rubber strippen op de aluminium band moeten de fietser voldoende stabiliteit geven gedurende de oversteek. De fysieke inspanning is hierbij gering en de gemiddelde snelheid over de afstand van ca. 600 meter ligt op ca. 15 km/h. In de wijken Leidschenveen en Ypenburg moeten directe fietsroutes naar de stations en haltes worden aangelegd, zodat de ketenverplaatsing - met de trein, tram of bus als hoofdvervoermiddel - geen extra weerstand met zich mee brengt ten gevolge van het voortransport. Een rasterstructuur met diagonalen trekt het meeste (fiets)verkeer aan. De fietsroutes naar de stations en haltes moeten daarom op de diagonalen van de wijk liggen waar het bestemmingsplan dat mogelijk maakt. Als dit niet mogelijk is, moet de diagonaalstructuur zo veel mogelijk gevolgd worden. Het Randstadmodel heeft aan het fietsnetwerk voor de avondspits fietsverplaatsingen toegedeeld voor 1993 en 2010. In de ochtendspits worden echter twee maal zoveel fietsverplaatsingen gemaakt als in de avondspits. In de ochtendspits worden vooral veel fietsverplaatsingen gemaakt door scholieren op de routes naar scholen voor voortgezet onderwijs, hbo-instellingen en universiteiten. Een omzetting van het avondspitsmodel in een ochtendspitsmodel is voor de vervoerwijze fiets nuttig vanwege de grotere trajectbelastingen op het fietsnetwerk in de ochtendspits. De oorspronkelijke zone-indeling van het Randstadmodel levert een herkomst-bestemmingstabel op van 2199 bij 2199 zones. Om een handmatige bewerking van een avondspitsmodel naar een ochtendspitsmodel overzichtelijk te houden, moet het aantal zones gereduceerd worden. Een herindeling van de zones is daarvoor noodzakelijk. Zones die in de richting liggen van de fietsstromen tussen Vinex-locaties en Den Haag en Delft en geen infrastructurele werken kruisen, worden samengenomen tot één zone. Deze herindeling van de oorspronkelijke zones en de omzetting naar een herkomst-bestemmingstabel voor de ochtendspits geeft een beeld van de fietsverplaatsingen tussen Leidschenveen, Ypenburg, Den Haag, Delft, Rijswijk, Voorburg en Leidschendam in de ochtendspits van 1993 en 2010. Op de relatie tussen Leidschenveen en Ypenburg en het centrum van Den Haag, Bezuidenhout, het centrum van Delft en Delft noord zijn de trajectbelasdngen in 2010 toegenomen ten opzichte van 1993, maar in de rest van de Haagse agglomeratie zijn de frajectbelastingen op het fietsnetwerk in 2010 een stuk afgenomen ten opzichte van 1993. Het Randstadmodel is niet gevoelig voor de relatief kleine kwaliteitsverbeteringen van de fietsvoorzieningen. In het model is slechts de reistijd van de fietsverplaatsing verwerkt en daarmee de afstand en de snelheid van de verplaatsing. Aspecten als veiligheid en comfort zitten niet in de weerstand. Het model behoeft aanpassingen, zodat voor het fietsverkeer een meer reële weergave van de werkelijkheid geleverd kan worden in de toekomst. Het model suggereert een afname van de trajectbelastingen op het fietsnetwerk. Behalve van de eventuele gebreken van het model is de afname van het fietsverkeer een direct gevolg van de kwaliteitsverbetering van het openbaar vervoer. RandstadRail en AggloNet zullen in 2010 een groot deel van mensen vervoeren die in 1993 nog de fiets pakten. De afstanden zijn groter geworden en de kwaliteit van het openbaar vervoer is sterk verbeterd. Desalniettemin is een goed fietsnetwerk noodzakelijk om te voldoen aan de vervoerbehoefte van de nieuwe inwoners van Leidschenveen en Ypenburg.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:5e87e443-29c1-413e-a948-1879b2f5b90e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:5e87e443-29c1-413e-a948-1879b2f5b90e","Haalbaarheidsstudie PAC met laag reservoirpeil","Rikkers, M.","Van Duivendijk, J. (mentor); Bezuijen, K. (mentor); Oostveen, J.P. (mentor); Vrijling, J.K. (mentor)","1997","In dit afstudeerwerk is een globaal ontwerp opgesteld voor een PAC met laag reservoirpeil (zie de bijlagen 2, 11 en 12, uitvoering in bijlagen 20 en 22), Deze variant van pompaccumulatie biedt een oplossing voor twee belangrijke problemen van 'normale' PAC's: bij bezwijken van de dijk is er geen direct gevaar voor de omgeving en problemen met horizonvervuiling treden ook niet meer op. Een PAC met laag reservoirpeil brengt echter wel enige specifieke problemen met zich mee: er treden grotere kweldebieten op dan bij 'normale' PAC's en de bouw is gecompliceerder. Allereerst is globaal vastgesteld hoe groot de PAC met laag reservoirpeil moet worden. Uitgaande van het onderzoek dat in de eerste helft van de jaren tachtig is uitgevoerd, onder andere naar aanleiding van het Plan Lievense, is vastgesteld dat het ontwerp een garantievermogen van 1500 MW en een energie-inhoud van 30 GWh moet krijgen. Met behulp van verschillende vuistregels Is een globale dijkdoorsnede vastgesteld. Met de zo verkregen parameters is een grondbalans opgezet, waarmee bij een gekozen valhoogte en een gekozen waterdiepte een kruinbreedte werd gevonden. De evenwichtseis in de grondbalans was dat er geen aan- of afvoer van zand nodig mocht zijn. De in te voeren waterdiepte volgde uit een onderzoek naar mogelijke projectlocaties. Gekozen is voor een locatie op de coördinaten 52°30'NB, 4°1TOL (circa 16 km ten westen van IJmuiden), Op deze locatie bleek een PAC goed in te passen, mits de totale doorsnede niet groter zou zijn dan circa 8 km. De waterdiepte op de projectlocatie is iets minder dan 18 m (er is gerekend met een diepte bij LLW van 17,75 m). De grondbalans liet zien dat de kruin 720 m breed moet worden. Het grootste deel van de kruin ligt op LLW+7 m, langs de buitenrand is een zeewering geprojecteerd met een kruin op LLW+10 m. De totale diameter komt uit op 7520 m. Uit diverse bronnen werd vernomen dat met name de kwel een belangrijk probleem zou zijn, vandaar dat eerst dit probleem in kaart is gebracht, alvorens het ontwerp uit te werken. Dit is gedaan door met twee analytische modellen de boven- en ondergrens van de te verwachten kweldebieten te bepalen. Deze begrenzingen bleken sterk afhankelijk te zijn van de geohydrologische gegevens op de projectlocatie. Voor een standaardwaarde voor zand van k = 10 m/dag en een va/hoogte van 60 m werd de bovengrens vastgesteld op 2,6 miljoen m3/dag, de ondergrens op circa 1 miljoen m3/dag. Met behulp van het EEM-pakket MSEEP is het te verwachten kweldebiet geschat op 1,2 miljoen m3/dag, Het kwelprobleem bleek minder ernstig dan verwacht, omdat met een afdichting van het buitentalud van de dijk kon worden volstaan om tot deze schatting te komen. Vervolgens is onderzocht of de dijk onder alle bedrijfsomstandigheden veilig is, Dit is gedaan met behulp van het EEM-pakket PLAXIS, Met dit programma zijn niet-stationaire berekeningen gemaakt, om de invloed van snelle pel/wissellingen op de dijkstabiliteit te bepalen (tijdens de pompfase kan de waterstand op het bekken met 0,8 m/uur dalen). Uit het onderzoek kwam naar voren dat de dijk onder deze omstandigheden veilig blijft. Ook is gekeken naar de uitvoering van de dijk, Allereerst wordt een smalle dijk gebouwd, die later de zeewering gaat vormen, Het bekken wordt zo beschut, waardoor de werkomstandigheden veel beter worden, wat de productiviteit ten goede komt. Vervolgens wordt het bekken op diepte gebracht en wordt met het vrijkomende materiaal de dijk opgeworpen. Gedurende de werkzaamheden in het bekken is er een open verbinding met zee, zodat schepen in en uit het bekken kunnen varen, Met de bouw van de dijk is ongeveer 6,5 jaar gemoeid. Tevens is een globaal ontwerp gemaakt voor de harde kunstwerken, Dit is gedaan in samenhang met de gekozen uitvoeringsmethode. De uitvoeringsmethode voor de harde kunstwerken is globaal als volgt: in een bouwdok worden caissons voor de turbinebehuizingen gebouwd. Deze caissons worden drijvend uit het dok gesleept, waarna ze in het bekken worden afgezonken en afgebouwd. In het dok worden dan de drukleidingcaissons gebouwd, Ook deze warden uit het dok gesleept afgezonken en afgebouwd, In het dok, dat op de locatie van de in-uitlaatwerken in de dijk ligt warden vervolgens de in-uitlaatwerken gebouwd, De bouw van de harde kunstwerken duurt ongeveer 7,5 jaar, Met alleen een dijk, een bekken en harde kunstwerken is de PAC nog niet gereed, Er zijn nog diverse andere kunstwerken nodig voor een veilige en rendabele exploitatie, Deze werken zijn verzameld onder de noemer 'bijkomende werken', Zo zijn er op vele locaties talud- en bodembeschermingen en –afdichtingen noodzakelijk, moeten er maatregelen warden getroffen om de veiligheid van mens en machine te waarborgen en moeten er voorzieningen worden aangelegd om de bouw en de exploitatie van de PAC mogelijk te maken (haven, opslagterreinen, etcetera), Aan deze bijkomende werken is in dit afstudeerproject weinig aandacht besteed, De totale bouwtijd van de PAC is ongeveer 9,5 jaar, Tenslotte is een kart onderzoek gedaan naar de te verwachten rentabiliteit van de PAC, Met de aanleg van de PAC met laag reservoirpeil is volgens een zeer grove schatting ongeveer 6,1 miljard gulden gemoeid (prijspeil 1985), De baten uit de verhuur verkoop van de circa 1000 ha grond, die op de kruin van de dijk ontstaat blijken van cruciaal belang om de PAC rendabel te maken, De baten-kostenverhouding blijkt nauwelijks boven de 1,0 uit te komen, wat aangeeft dat kleine tegenvallers al kunnen betekenen dat de PAC niet rendabel is, Wel moet warden opgemerkt dat de schatting aan de conservatieve kant is, De belangrijkste conclusie van dit afstudeerproject is dat de PAC met laag reservoirpeil technisch mogelijk is, maar dat de rentabiliteit van een dergelijk project twijfelachtig is, Wel is duidelijk geworden dat het ontwerp op diverse punten kan warden geoptimaliseerd, waardoor de kosten flink lager kunnen uitvallen, Een van de belangrijkste groepen parameters, de geohydrologische eigenschappen van de bodem op de projectlocatie, is een grote onbekende in dit afstudeerproject. Er moet zeker onderzoek worden gedaan naar deze eigenschappen, als wordt besloten de PAC met laag reservoirpeil nader te onderzoeken.","Energy conversion; Pump accumulation plant; PAC","","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:3334d1ad-3e9e-4c62-9bf3-42a8baa775da","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3334d1ad-3e9e-4c62-9bf3-42a8baa775da","Wave impacts on vertical breakwaters","Vink, H.A.T.","Barends, F.B.J. (mentor); Dieterman, H.A. (mentor); D' Angremond, K. (mentor); Vrijling, J.K. (mentor)","1997","The need for coastal structures, such as breakwaters, at great water depths is rapidly increasing as a result ofthe increasing draught of large vessels and off-shore land reclamations which can, for instance, be used for the benefit of the expansion of harbours and related industrial activities. In water depths greater than approximately 10 m vertical breakwaters may be the best alternative compared to ordinary rubble mound breakwaters, in terms of performance, total costs, environmental aspects, construction time and maintenance. However, these breakwaters with plane vertical front walls can be exposed to enormous hydraulic loads, such as wave impacts. Wave impacts are dynamical hydraulic loads with, for instance, a very short duration (in the order of magnitude of ms) and a very high peak force which can exceed the quasi-static wave load on a vertical breakwater more than 10 times. As it is described in chapter 1 ""Introduction"", this report contains the reflection of a research which has been performed on the effect of wave impact loads on the stability of vertical breakwaters. This Master's thesis is divided into three parts: A - Wave impact loads on vertical breakwaters In chapter 2 ""Hydraulic loads on vertical breakwaters"" different types of quasi-static and wave impact loads are described. Three types of wave impact loads can be distinguished depending on the amount of trapped air between the breaking wave and the plane vertical front wall of a breakwater. In chapter 3 ""Wave impact pressures"", chapter 4 ""Wave impactforces and momentum"" and chapter 5 ""Special attention to wave impacts with a trapped air pocket"" different formulae are presented which can be used to calculate the characteristics of wave impact loads on vertical breakwaters. In chapter 6 ""Vertical breakwater design formula and wave impacts"" short attention is being paid to the calculation of wave (impact) loads according to the most widely used prediction method for wave (impact) pressures on vertical breakwaters. B - Derivation of models which describe the dynamical behaviour of a vertical breakwater In chapter 7 ""Derivation of an analytical mass-spring model of a vertical breakwater"", in chapter 8 ""Derivation ofa mass-spring-dashpot TILLY model ofthe vertical breakwater"" and in chapter 9 ""Analysis ofthe structure andfoundation parameters ofthe vertical breakwater"" models which can be used to describe the dynamical behaviour and stability of a vertical breakwater which is exposed to wave impacts are treated. A lot of attention is being paid to the influence of the magnitude of the different dynamical properties (mass, stiffuess and damping) of such a model. C - Analysis of different types of wave impact loads on a vertical breakwater and conclusions The ""Analysis ofdifferent types ofwave impact loads on a vertical breakwater"" is reflected in chapter 10. ""Conclusions and recommendations"" can be found in chapter 11. It can be concluded that the stability of a vertical breakwater against wave impacts entirely depends on the type ofwave impact load which is to be expected (i.e. rise time, total duration, magnitude of the peak force, the amount of trapped air) and the dynamical properties of the vertical breakwater and its foundation soil (mass, stiffuess and damping). The maximum peak force of a wave impact does not necessarily induce the maximum dynamical response of a vertical breakwater. Wave impacts with relatively low peak forces and long total durations (relative to the eigenperiod(s) of a vertical breakwater, double peaked wave impact forces and wave impacts followed by low frequency force oscillations due to large trapped air pockets seem to be more dangerous for the stability of a vertical breakwater. The amount of momentum is one of the governing properties of a wave impact load concerning the response and stability of a vertical breakwater. The suggestion commonly found in the literature that wave impacts are totally not significant and should not be used for the design of vertical breakwaters could not be confirmed. A dynamical analysis of the behaviour of a vertical breakwater by means of a mass-(elastoplastic)- spring-dashpot computer model should become a necessary part ofthe design process of vertical breakwaters which are exposed to breaking wave loads. The characteristics ofthe wave impact loads to be expected and the foundation characteristics should be obtained form large scale hydraulic model tests and site investigations.","breakwater; caisson; vertical wall; wave forces","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:96857f16-4cbd-420b-87a4-b6e8df49cbc2","http://resolver.tudelft.nl/uuid:96857f16-4cbd-420b-87a4-b6e8df49cbc2","Planning, development and maintenance of transport infrastructure in developing countries (Suriname, the case)","Linger, A.R.","Keuning, I. (mentor); Wangsawirana, F. (mentor)","1997","","","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:550fbbc2-dd11-40e9-9319-bb44fe787927","http://resolver.tudelft.nl/uuid:550fbbc2-dd11-40e9-9319-bb44fe787927","Ontwikkeling van het voertuigsimulatieprogramma ADVANCE: Deel A: methodiek en opbouw en deel B: modellering en evaluatie","Verkiel, M.","van Herwerden, J.L. (mentor); Wilgenhof, J.D. (mentor)","1997","Door de steeds strengere milieuwetgeving wordt het voor ontwerpers van aandrijflijnen in voertuigen steeds belangijker cm een aandrijflijn te ontwerpen met het oog op een laag energieverbruik en een minimale hoeveelheid emissies. Hierdoor worden de toegepaste componenten en de opbouw van aandrijflijnen steeds complexer. Door gebruik te maken van computersimulaties kan men complexe aandrijvingen makkelijker doorrekenen. Hierdoor kunnen sneller ontwerpkeuzes gemaakt worden, waarmee veel ontwerpkosten bespaard worden. Ook kan de dimensionering van de verschillende componenten beter afgestemd worden op de ,gebruikseisen van het voertuig. Binnen TNO-Wegtransportmiddelen (TNO-WT) wordt reeds gebruik gemaakt van modellen. Dit zijn voornamelijk afzonderlijke aandrijflijncomponentmodellen 'en verkeersmodellen. De binnen TNO-WT gebruikte voertuigsimulatieprogramma's zijn niet modulair en kunnen niet universeel toegepast worden. De wens van TNO-WT is daarom om een voertuigsimulatieprogramma te ontwikkelen, dat prestaties, energiegebruik en emissiegedrag van voertuigen kan berekenen. Hierbij meet elke denkbare aandrijflijn op een modulaire manier opgebouwd kunnen worden uit individuele componentmodellen. Voor de ontwikkeling van het programma is een studie gemaakt van de mogelijke aandrijflijnen en de specifieke eisen aan een voertuigsimulatieprogramma die hieruit voortvloeien. Aan de hand van deze eisen zijn de mogelijke simulatiemethoden bestudeerd. Ook zijn de mogelijkheden voor het verbinden van de individuele componentmodellen onderzocht. Hierbij is voor mechanische en elektrische componenten de meest geschikte ,methode gekozen., Aan de hand van de eisen is het voertuigsimulatieprogramma Advance (Automotive DriVeline Analysis and Concept Evaluation) ontwikkeld. Het programma maakt gebruik van de oorzaak-gevolg simulatie-methode. Dit houdt in dat het voertuig door een chauffeurmodel naar de gewenste snelheid wordt geregeld. Met deze methode zijn voertuigmodellen universeel en modulair op te bouwen. De individuele componentmodellen zijn op een vastgelegde manier opgesteld, om een onderlinge verbinding zonder problemen mogelijk te maken. Er is voor gekozen om Advance te implementeren in de programmeeromgeving Matrixx-Systembuild. Hiermee is een grafische interface voorhanden, waardoor een duidelijk overzicht op' de modellen mogelijk is.","","en","master thesis","","","","","","","","2012-12-31","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Marine and Transport Technology","","Ship Design, Production and Operation","",""
"uuid:c7c0b31b-80a8-483c-88a8-26585bc6ff76","http://resolver.tudelft.nl/uuid:c7c0b31b-80a8-483c-88a8-26585bc6ff76","Automatisering van het tactisch planningsproces: Visum-OV & Omnibus","Solinger, A.D.","Bovy, P.H.L. (mentor); Egeter, B. (mentor); Janssen, J.A.L. (mentor); Wiggenraad, P.B.L. (mentor)","1997","Vanwege de snel veranderende vervoermarkt en de concurrentiepostie waar de VSN groep zich steeds meer in gaat bevinden, wordt gezocht naar manieren om de planning van openbaar vervoer netwerken sneller te laten verlopen. Dit wil de VSN groep onder meer doen met behulp van ondersteunende software-pakketten. In het verleden heeft de ""werkgroep strategische planningspakketten"" een schifting gemaakt in het aanbod van dit soort pakketten. Deze studie gaat hierop verder en maakt een keuze tussen ""VISUM ÖV"" en ""Omnibus"". Hiertoe wordt een programma van eisen opgesteld, teneinde de afweging te kunnen maken. Met deze pakketten wordt tevens een case-studie gedaan in de Gooi- en Vechtstreek; dit om in de praktijk te kunnen beoordelen en te zien waarde problemen zich voordoen. Het planningsproces ln het algemeen zijn er drie niveaus van planning te onderscheiden, namelijk het strategische, het tactische en het operationele niveau. Het strategische niveau is het niveau waar voor lange termijn vrij abstracte beleidsbeslissingen worden gemaakt. Deze beslissingen gelden voor een relatief groot gebied, op netwerkniveau. De wezenlijke netwerk-kenmerken, zoals halte-afstanden, infrastructuur, maaswijdte, doelgroep en soort vervoer worden bepaald. In het tactische niveau worden deze eisen uitgewerkt naar middellange termijn keuzes. Deze beslaan een kleiner gebied en geven invulling aan de strategische beslissingen. Frequenties, haltelocaties, tracering en het serviceniveau worden vastgelegd. In het operationele niveau vindt de uitwerking van de tactische beslissingen plaats. De precieze bepaling van dienstregelingen, kosten en chaffeursdiensten spelen hier de hoofdrol. Deze worden voor de termijn tot één jaar bepaald en spelen op lijn/halte niveau. Hier wordt bij VSN het software-pakket HASTUS voor gebruikt. Het tactische planningsproces De software-pakketten die worden onderzocht, zijn tactisch gerichte planningspakketten, die het ontwerp van lijnennetten ondersteunen. Dit ontwerp is een cyclisch proces (zie figuur). Men begint met de bestaande situatie en de eisen die uit het strategische niveau naar voren komen. Deze moet in het pakket gebracht worden. Daarbij is een vertaalslag onontkoombaar. Het model rekent de invoer door en geeft allerlei uitvoer. Deze uitvoer moet weer vertaald worden naar de (door de planner) gewenste uitvoer. Deze wordt gebruikt om met behulp van een bepaalde filosofie een variant te ontwikkelen. De variant wordt hierna doorgerekend en vergeleken met de bestaande situatie. Op die manier kan een ontwerp steeds worden verbeterd. Om een beoordeling van een variant mogelijk te maken, zijn twee kwaliteitscriteria opgesteld, nl. Qkiant (reisweerstand) en Qbedrijf (kostendekkingsgraad). Om Qkiant te berekenen, worden de reisweerstand en de reisafstand voor elke reiziger bepaald en op elkaar gedeeld. De reisweerstand wordt bepaald door alle onderdelen van een verplaatsing een bepaalde wegingsfactor toe te kennen. Wachten en overstappen worden hierbij zwaarder gewogen dan rijden. Verbindingen met veel overstappen en hoge wachttijden krijgen hierdoor een lagere kwaliteit. Qbedrijf wordt bepaald door de berekening van de kostendekkingsgraad. Dit gebeurt door de opbrengsten uit kaartverkopen te delen door de exploitatiekosten. Op die manier wordt met twee kentallen een indicatie gegeven van de kwaliteit van het beoogde netwerk en kan dit netwerk worden vergeleken met een eerdere variant. Programma van eisen Om nu te kunnen beoordelen wat de kwaliteit van de software-pakketten is, is een programma van eisen opgesteld, vanuit hiet oogpunt van de planningscyclus. De kwaliteitscriteria zijn vertaald naar gewenste uitvoereisen. Deze zijn weer vertaald naar berekenings- en invoereisen. Ook zijn er nog systeemeisen weergegeven, die meer als randvoorwaarden gelden waarin dit geheel moet werken, dan als oorzakelijke eis vanuit de kwaliteitscriteria. De software-pakketten worcien aan het programma van eisen getoetst door voor elk pakket het programma van eisen te doorlopen. Aan elk onderdeel wordt een score van nul tot twee toegekend. Bovendien wordt aan elke eis een gewicht toegekend. Op die manier worden belangrijke eisen zwaarder gewogen dan onbelangrijke eisen. Het pakket dat het beste aan de eisen voldoet scoort het hoogst en zal uiteindelijk wonden gekozen. Software-pakketten Voor zowel VISUM-ÖV als Omnibus is bekeken in hoeverre het pakket aan elke eis voldoet. Er is echter pas een hard oordeel aan verbonden nadat er in de praktijk een studie mee is gedaan. Daarna wordt pas echt duidelijk in hoeverre een pakket iets wel of niet goed aankan en kan een gefundeerde afweging worden gemaakt. Pilot studie Voor de pilot-studie is als studiegebied de Gooi- en Vechtstreek genomen. De twee pakketten zijn op hetzelfde studiegebied gezet, zodat ook de onderlinge verschillen duidelijk naar voren zijn gekomen. Deze studie liep al bij Midnet en werd bij Heidemij advies met behulp van VISUM ÖV uitgevoerd. Op die manier was de invoer van dit studiegebied in VISUM ÖV geen probleem meer, omdat de invoergegevens al voor handen waren. Alleen de vertaalslag van VISUM naar Omnibus was op deze manier nog nodig. Deze conversie is door Goudappel Coffeng uitgevoerd. Er is gekeken naar de correctheid van de nulsituatie. Vervolgens is een netwerk-variant ontwikkeld met behulp van de theorie van systeemopbouw. Qkiant is bepaald en de netwerken zijn met elkaar vergeleken. Qbedrijf kon niet worden bepaald door de pakketten, daarom is gewerkt met andere grootheden. Het variant-netwerk gaf ongeveer dezelfde reistijd-kwaliteit als de nul-variant, met inzet van veel minder voertuigkilometers. Waarde-oordeel Uit de studie en het programma van eisen komt naar voren dat de Windows-versie van VISUM en Omnibus even goed aan de wensen en eisen van de VSN groep voldoen. VISUM biedt extra mogelijkheden op het gebied van uitvoer, vergelijking met andere varianten en toedelingsmogelijkheden. Als het wordt aangeschaft moet wel gezorgd worden dat er twee onderdelen toe worden gevoegd, te weten: Herberekening van de HB-matrix met elasticiteiten of met een modal split-functie De kwaliteitsberekening Qk. Hier bestaat reeds een toezegging voor. Omnibus scoort beter op het gebied van aanschafkosten, uitwisselbaarheid en de mogelijkheid voor invoerfrequenties. Conclusies Geconcludeerd wordt: Er bestaat noodzaak voor de aanschaf van een tactisch planningspakket. Kostenbesparingen, snellere planning en betere kansen bij aanbesteding worden hierdoor mogelijk. De aanschaf van VISUM of Omnibus kan alleen op basis van persoonlijke voorkeur van de bedrijven geschieden. Het pakket moet in samenwerking met HASTUS gebruikt worden voor de kostenberekening (Qbedrijf) van netwerken. Met de hand kunnen wijzigingen in HASTUS worden ingebracht. Eens in de drie/vier Jaar is terugkoppeling met een vervoerwijzekeuzemodel nodig om een betrouwbare HB-matrix te onderhouden en hiermee goede voorspellingen te kunnen doen. Plannen blijft vooral mensenwerk. Hierdoor kunnen fouten ontstaan die door het model gewoon worden genegeerd. Het model is alleen een reken-instrument dat in de planningscyclus wordt ingezet. De kosten van het model zijn slechts een klein gedeelte van de totale kosten die het werken met een model met zich meebrengt. VISUM of Omnibus moet dan ook alleen worden aangeschaft als de bedrijven bereid zijn om deze bedragen hiervoor uit te trekken.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:b7021d7a-2c5c-4b8b-ae30-b827d4cc3444","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b7021d7a-2c5c-4b8b-ae30-b827d4cc3444","Optimisation of the depth of the navigation channel of the Musi river","Brans, R.P.","Groenveld, R. (mentor); Waals, F.A.J. (mentor); Ligteringen, H. (mentor)","1997","In this report a prediction has been made for the influence of water depth in the Musi river on the shipping costs for vessels that call the harbour of Palembang. To this day shallow parts remain in the navigation channel. Due to these shallow parts vessels often have to postpone their entry of the Musi river until the tide provides enough depth. The vessels which call Palembang harbour have relatively low payloads, because they reduce the payload in order to have lower waiting times. A larger depth can also lead to a higher payload. From 11.3 the conclusions can be drawn that an increase of water depth will lead to shorter waiting times on the Musi river and possibly to an increase in payload, thus making less calls necessary. From chapter 12 the conclusions can be drawn that the optimum water depth for the Musi river is around LWS -6.5 m. For this depth the line for the fleet with 30% draught increase is favourable (Figure 49). This means that the optimum cost reduction can be attained for a draught increase in the order of 30% where possible. The reduction for the shipping costs is in the order of 30 billion Rupiah per year.","Musi river; Palembang; siltation","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:90ea3874-e7df-4139-a62e-f8753f8dcdd3","http://resolver.tudelft.nl/uuid:90ea3874-e7df-4139-a62e-f8753f8dcdd3","Het efffect van een instantaan aangebrachte zijwaartse kracht op een vrij vallende bol","Althuisius, A.J.","Van den Akker, H.E.A. (mentor); Mudde, R.F. (mentor)","1997","De beschrijving van de omstroming van een deeltje door een fluïdum is complex, vooral wanneer instationaire situaties beschouwd worden. In dit onderzoek is de weerstandskracht op een instationair bewegend stalen bolletje met een diameter van 2 mm beschouwd. De met een éénparige snelheid verticaal vallende bol werd onderworpen aan een instantaan aangebrachte dwarskracht loodrecht op de valbeweging. Het bolletje viel in een bak met water, die op een stilstaande kar geplaatst was. De zijwaartse kracht werd opgewekt door de kar in zijwaartse richting te versnellen. Aan het begin van het werken van de zijwaartse kracht (tot circa 0.1 s) is er een weerstandsreductie in de zijwaartse richting te verwachten. Dit als gevolg van een relaxatietijd, waarin het zog achter het deeltje, dat aanvankelijk in het verlengde van de bewegingsrichting achter de bol ligt, moet verdraaien, zodat het wederom in het verlengde van de bewegingsrichting komt te liggen. Van de kar alsmede van de instationair bewegende kogel zijn met behulp van een CCDcamera met een frequentie van 750 Hz opnames gemaakt. Door middel van diverse beeldbewerkingsoperaties zijn uit de opnames van de kar en de bol plaats-tijd data verkregen. Via polynoomfits zijn uit deze data snelheden en versnellingen als functie van de tijd bepaald. De weerstandskracht van het water op de bol is met diverse coëfficiënten te modelleren. Deze hangen af van de snelheid en de versnelling van de kar en de bol. Door nu de coëfficiënten in de instationaire situatie met behulp van de experimenteel bepaalde snelheden en versnellingen als functie van de tijd te bepalen en te vergelijken met de waarden in de stationaire situatie, kan een uitspraak gedaan worden over een mogelijke reductie van de weerstandskracht. Ofschoon het exact kwantifiseren van de weerstandsreductie niet mogelijk is gebleken, is tijdens dit onderzoek de reductie van de weerstandskracht zowel kwalitatief als kwantitatief gevonden. Voor de omklaptijd van het zog, tzog, van een stalen bol met een diameter van 2mm is experimenteel gevonden: t,og = 46.3 ± 2.3 ms. Deze tijd is een maat voor genoemde relaxatietijd, waarin een weerstandsreductie te verwachten is. De belangrijkste conclusie uit dit onderzoek luidt dan ook, dat er inderdaad sprake is van een weerstandsreductie in zijwaartse richting, indien een éénparig vallende bol instant aan onderworpen wordt aan een zijwaartse kracht.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:561fb02e-b8f5-40ac-8517-0bbea2a34e17","http://resolver.tudelft.nl/uuid:561fb02e-b8f5-40ac-8517-0bbea2a34e17","Beperking schutwaterverlies door aangepast schutregime","Perquin, M.J.","Groenveld, R. (mentor); Hiddinga, P.H. (mentor); Hermans, M.A. (mentor); Van Ham, J.C. (mentor); Ligteringen, H. (mentor)","1997","In deze simulatie-studie is onderzocht in welke mate het schutwaterverlies beperkt kan worden door een aanpassing in de bediening van de sluis. Op kanalen en gekanaliseerde rivieren spelen steeds meer belangen een rol, met elk hun eigen waterbehoefte. Peilhandhaving, behoud van natte natuurwaarden, drinkwatervoorziening, water ten behoeve van de agrarische sector (bv. irrigatie) en industrie (bv. proces- en koelwater), water ten behoeve van het schutproces, aan al deze waterbelangen is in het landelijk beleid een prioriteit toegekend. Hierbij is o.a. de scheepvaart (i.c. het schutproces) een lage prioriteit toegekend. In droge perioden is het dus gewenst dat het schutverlies wordt gereduceerd. Het onderzoek heeft zich gericht op het toepassen van zogenaamde schutregimes met behulp van het simulatie-pakket SIVAK van de Rijkswaterstaat. Het doel van het instellen van een schutregime is de gemiddelde kolkbenutting te verhogen, zodat het zelfde aantal schepen in minder schuttingen wordt geschut. Als altematief zou een teveel aan schutverlies teruggepompt kunnen worden. Globaal wordt bekeken welk van de twee qua kosten de voorkeur heeft in verschillende situaties. Een schutregime is een pakket van voorwaarden waaraan voldaan moet worden, voordat een schutting uitgevoerd mag worden. De twee belangrijkste schutcriteria zijn het kolkbenuttings-criterium en het wachtcriterium. Het eerste stelt eisen aan het in te nemen kolkoppervlak door de wachtende schepen (indien dit te laag wordt bevonden, wordt een schutting vooralsnog uitgesteld), en het tweede verbind een maximum aan de wachttijd voor de schepen. Tijdens het beoordelen van de kolkbenutting wordt gebruik gemaakt van zogenaamde vergelijkings-types, die het aanbod van schepen aan beide zijden van de sluis wegen en samenstellen tot een kolkbenuttingsgraad. De drie typen zijn lineair, blok en ellips, en in deze studie werd eveneens bekeken of een van deze drie lijntypes als 'beste' systeem-parameter gekozen kon worden. Het spreekt voor zich dat het toepassen van een schutregime dus tot langere wachttijden leidt. De scheepskosten zullen dan ook stijgen. Het opgeven van een maximale wachttijd zorgt ervoor dat deze kostenstijging niet buiten proporties zal zijn. Verder kan 'voorkennis' een beperkende invloed op de kostenstijging hebben. In een schutregime moet opgegeven worden of een sluismeester wel of geen voorkennis omtrent de in aankomst zijnde schepen heeft. Indien dit het geval is, zal een schutting die aan beide criteria (kolkbenutting- en wacht-) niet voldoet toch plaatsvinden als er binnen de resterende wachttijd geen schepen meer zullen arriveren. In deze studie wordt onderzocht wat het effect van schutten met voorkennis is op het schutverlies en de scheepskosten. Voor de selectie van vaarwegklassen en type sluizen is eerst gekeken naar de Nederlandse situatie: welke delen in het land en welk type vaarwegen hebben te maken met droge periodes, waarin het toepassen van een schutregime zinvol of wenselijk kan zijn. Hieruit kwam naar voren dat met name bij de Midden Limburgse en Noord-Brabantse kanalen de problematiek van 'waterschaarste' en te reduceren schutverliezen actueel is. Het betrof klasse II en klasse V vaarwegen, zodat de keuze gemaakt is om voor deze vaarwegklassen simulaties uit te voeren. Hiertoe zijn twee model-sluizen gedefinieerd, respectievelijk klasse II en klasse V, die karakteristiek zijn voor de hierboven genoemde kanalen. Tevens zijn van deze kanalen twee netwerken gemodelleerd, die eveneens gesimuleerd werden.","ship lock; locking procedure; lock simulation","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:1e74a38c-bec9-49e9-89ff-87e77e609367","http://resolver.tudelft.nl/uuid:1e74a38c-bec9-49e9-89ff-87e77e609367","Ontzilting van zeezand","Bekooy, M.","d'Angremond, K. (mentor); Van der Schrieck, G.L.M. (mentor); De Ridder, H.A.J. (mentor); Horstmeier, T.H.W. (mentor)","1997","","","nl","master thesis","TU Delft, Faculty of Civil Engineering and Geosciences, Hydraulic Engineering","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","","","","",""
"uuid:aa75355b-e53d-4acc-946a-191ee35f7ed5","http://resolver.tudelft.nl/uuid:aa75355b-e53d-4acc-946a-191ee35f7ed5","Uitvoering van Terre Armée kademuur","Meijerink, W.","Bezuyen, K. (mentor); Oostveen, J.P. (mentor); De Gijt, J.G. (mentor); Vrijling, J.K. (mentor)","1997","De aanleiding van dit onderzoek was de vraag of een gewichtsmuur van Terre Armee geschikt is om als kademuur in de Waalhaven te Rotterdam te kunnen functioneren. In de Waalhaven moet een nieuwe kadeconstructie met een kerende hoogte van minstens 15,15 meter komen. Gezien de weinig draagkrachtige bodem, die bovendien zeer inhomogeen van opbouw is, is de bouw van een kademuur middels conventionele methoden erg kostbaar. Vanwege het vermogen van gewapende grond om zettingsverschillen op te nemen, lijkt de voorgestelde funderingswijze een alternatief. Daarnaast behoeft voor de bouw van het gewapende grond massief niet eerst vanaf het maaiveld ontgraven te worden. Bij Terre Armee ontstaat middels de ontwikkelde wrijving tussen het niet 'cohesieve korrelig materiaal', zoals bijvoorbeeld zand en de stalen wapeningsstrippen, een samenhangend grondmassief. Als verticale begrenzing van het massief worden betonnen wandpanelen toegepast om erosie te voorkomen en het geheel een beter aanzicht te verschaffen. Voor het ontwerpen wordt gebruik gemaakt van de voorschriften zoals deze door de firma Terre Armee zijn voorgeschreven. Hoewel deze voorschriften op empirie gebaseerd zijn, geven ze een veilige schematisatie van de constructie. De vervormingen kunnen niet aan de hand van de voorschriften worden vastgesteld. I. v. m. de aanwezigheid van een kraanbaan zijn de vervormingen van de constructie wel van belang voor het ontwerp. Aan de hand van het door de heer Van Solkema ontwikkelde rekenmodel in het programma Lotus 123 -dat voldoet aan de voorschriften van Terre Armee- en het door Gemeentewerken Rotterdam opgestelde programma van eisen, is een ontwerp gemaakt. Om een massief te krijgen dat zowel extern als intern stabiel is, dat voldoende draagvermogen bezit, niet afglijdt en de bovenbelasting en kraanbelasting kan opnemen, voldoet een massief met een wandhoogte van 22,7 meter en een striplengte van 22,5 meter.","Terre Armée; Quay wall; Rotterdam","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Sectiion Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:0daac9df-5724-453b-b46e-f88cebe5e81d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0daac9df-5724-453b-b46e-f88cebe5e81d","Hard, zacht of een combinatie?: Kostenanalyse van de methoden voor kustverdediging","Ter Wengel, M.","Van de Graaff, J. (mentor); Roelse, P. (mentor); Visser, P.J. (mentor); D' Angremond, K. (mentor)","1997","Al eeuwenlang wordt er in Nederland gestreden met de zee. Erosie van de kust zorgt voor een grote bedreiging van het achterland van overstromingen met vaak grote schade tot gevolg. Om de steeds waardevollere infrastructuur in het achterland te beschermen, worden er steeds verdergaande maatregelen getroffen om de kust tegen overstromingen te beschermen. Na de watersnoodramp in 1953 zijn, in het kader van de Deltawerken, enorme constructies gebouwd om de kans op een vergelijkbare ramp in de toekomst te verkleinen. Bijna de gehele Nederlandse kust is nu Deltaveilig. De laatste jaren wordt ook steeds meer aandacht besteed aan het beheer van stranden en duinen. De stranden en duinen hebben niet alleen een functie als kustverdediging maar ook als natuur- en recreatiegebied en de duinen worden gebruikt voor het winnen van drinkwater. Betere methoden zijn ontwikkeld om de veiligheid van de duinen als kustverdediging te bepalen en nieuwe technieken worden gebruikt om de kust te beschermen. Het Regeringsbeleid is sinds kort gericht op handhaving van de kustlijn. Dit houdt in dat de kustlijn de basiskustlijn (BKL) niet mag overschrijden. De BKL is bepaald uit jaarlijkse metingen van de kustlijn van 1980 tot en met 1989. De lijn getrokken door deze metingen is geextrapoleerd naar 1 januari 1990 en uit de gevonden waarden is de BKL bepaald. Voor een aantal kustvakken heeft dit beleid grote gevolgen gehad. Het aantal suppleties is toegenomen en zal nog verder toenemen als in de toekomst rekening gehouden moet worden met zeespiegelstijging. De kosten voor kustbescherming zijn dan ook gestegen en het is daarom aantrekkelijk om nieuwe en betere methoden te ontwikkelen. Tegenwoordig wordt de erosie vooral bestreden met zandsuppleties. Deze hebben echter een beperkte levensduur van maximaal 10 jaar. Harde constructies als strandhoofden en golfbrekers vergen weliswaar een grote investering. maar hebben een veel langere levensduur. De vraag is ofmen een harde constructie kan ontwerpen, of een combinatie van een harde constructie met een zandsuppletie, die na een langere periode minstens zo effectief is maar bovendien goedkoper is dan alleen zandsuppleties. Allereerst is onderzocht op welke manieren de kust verdedigd kan worden. Deze manieren zijn gesplitst in 'zachte' kustverdedigingsmaatregelen, 'harde' kustverdedigingsmaatregelen en combinaties van 'harde' en 'zachte' kustverdedigingsmaatregelen. De meeste van deze maatregelen bestrijden de erosie op verschillende manieren en onder verschillende omstandigheden. Het is daarom erg moeilijk om de ene maatregel met de andere te vergelijken. In deze studie zijn de verschillende manieren van kustverdediging met elkaar vergeleken op basis van effectiviteit. Effectiviteit kan op vele manieren gedefinieerd worden en daarom is een goede definitie bepaald waarmee in de rest van de studie is gewerkt. Voor strandhoofden en offshore golfbrekers is de effectiviteit onderzocht met behulp van het softwarepakket UNIBEST van het Waterloopkundig Laboratorium. De benodigde invoergegevens zijn verzameld waarbij is uitgegaan van een situatie aan de Hollandse kust. Met UNIBEST is voor de situatie zonder kustverdediging de structurele erosie bepaald. Vervolgens is met simulaties van strandhoofden en offshore golfbrekers geprobeerd deze structurele erosie te bestrijden. Hierbij is vooral gelet op de relatie tussen effectiviteit en ontwerpparameters als lengte, onderlinge afstand, doorlatendheid en afstand uit de kust.","coatal protection; beach nourishment; groynes; coastal protection","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:a7bb2d68-4bcb-42d5-b7f7-65f04f78dfdd","http://resolver.tudelft.nl/uuid:a7bb2d68-4bcb-42d5-b7f7-65f04f78dfdd","Seiches in het Europoortgebied: Numerieke modellering van de zeerand in een ééndimensionaal model","Méndez Lorenzo, A.B.","Janssen, J.P.F.M. (mentor); Kernkamp, H.W.J. (mentor); Verspuy, C. (mentor); Battjes, J.A. (mentor); Stelling, G.S. (mentor)","1997","Seiches zijn opslingerende staande golven die in afgesloten havenbekkens kunnen ontstaan, wanneer vanaf zee golven met specifieke golflengtes de haven binnen dringen. In het Europoortgebied ontstaat een afgesloten bekken wanneer de stormvloedkering in de Nieuwe Waterweg en de Hartelkering worden gesloten. Seiches veroorzaken een extra verval over de stormvloedkering. Bij de Rijkswaterstaat (dienst Weg- en Waterbouwkunde (DWW) bestaat de vraag naar een ééndimensionaal waterbewegingsmodel waarmee seiches in het Europoortgebied kunnen worden weergegeven. De DWW heeft al een eendimensionaal model (ZWENDL) voor de berekening van seiches in gebruik, maar met name de modellering van de zeerand is in dat model nog niet correct. De amplitude van seiches wordt gedempt door uitstraling van energie naar zee, door wrijving en wervelvorrning en door overdracht van energie naar hogere harmonischen. De laatste drie hydrodynamische dempingsmechanismen warden zonder verdere modelvorrning berekend door niet-lineaire termen in de langegolfvergelijkingen. Dit onderzoek concentreert zich op de juiste weergave in een eendimensionaal model van de uitstraling van energie naar zee door rniddel van het opleggen van een correct gedefinieerde randvoorwaarde op de open rand in het model. In het rapport is aangenomen dat de uitstraling van energie naar zee correct wordt weergegeven door de Sommerfeld uitstralingsvoorwaarde. Deze uitstralingsvoorwaarde verondersteIt dat een golf komende uit een havenmond, zich radiaal expanderend voortplant en dat ver van deze havenmond de amplitude van de golf naar nul afneemt. Op de open rand in het gebied (op oneindig grote afstand van de havenmond) zijn dan alleen uitgaande golven aanwezig. De onderhavige studie heeft als doel het vinden van een antwoord op de volgende vraag: Indien wordt aangenomen dat een ééndimensionaal model geschikt is voor het weergeven van seiches, is dan ter plaatse van de open rand in het model een randvoonvaarde te definieren, zodanig dat de uitstraling van energie naar zee door die open rand correct wordt gemodelleerd? Uit het onderzoek is geconcludeerd dat de uitstraling van energie naar zee goed wordt gemodelleerd indien de 8-rand als randvoorwaarde wordt opgelegd op de open rand in het model. Het voordeel van de 8-rand is dat deze randvoorwaarde eenvoudig te implementeren is in een eendimensionaal model. De beperking ervan is echter dat alleen de voorafvastgestelde piek in de amplificatiefunctie op een bepaalde locatie in het bekken goed wordt berekend. Daarom wordt aanbevolen om bij gebruik van de 8-rand in een ééndimensionaal model niet een combinatie van frequenties op te leggen, maar slechts een enkele frequentie. Eventueel kan op de open rand een waterstand worden opgelegd. Uit de berekerung volgen dan frequenties waarbij opslingering optreed. Rondom de opgespoorde frequentie moet de berekening opnieuw worden gemaakt, maar dan met een 8-rand als randvoorwaarde opgelegd op de open rand. De (benaderde) plaats van de resonantiefrequentie wordt dan berekend met een waterstandsrand als randvoonvaarde. De hoogte van de amplificatiefactor ter plaatse van de resonantiefrequentie echter wordt verkregen uit een berekening met een 8-rand als randvoorwaarde. De algemene conclusie uit het onderzoek is dat een ééndimensionale modellering van seiches wel mogelijk is, maar dat een betere modellering waarschijnlijk wordt verkregen door een tweedimensionaal zeegebied aan het havenbekken te koppelen.","Seiches; one dimensional model; tidal model; Zwendl","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:bf69338d-606d-4779-b9e2-f4d8f717d585","http://resolver.tudelft.nl/uuid:bf69338d-606d-4779-b9e2-f4d8f717d585","Geluidsproductie van tandwielkasten","van Diermen, J.M.","","1997","Van tandwielkasten voor de maritieme sector worden over het algemeen slechts enkele identieke aantallen gebouwd. Mede gezien het feit dat het een kapitaalintensief produkt is, is het niet mogelijk een bepaald ontwerp ten aanzien van de geluidsproductie te testen en vervolgens te verbeteren. Het 'is dus wenselijk een voorspelling van de ,geluidsproductie vooraf te maken op basis van het .ontwerp. Met behulp van een mathematisch model van een tandwielkast kan de genoemde voorspelling gemaakt worden. In dit rapport wordt de voorspelling van 2eluid in twee delen opgesplitst. De tandwielkast als geheel bestaat uit een kastconstructie met daarin de draaiende delen. Verondersteld wordt dat het geluid wordt opgewekt door de draaiende delen die bestaan uit assen,, tandwielen en 'lagers. Daarnaast wordt verondersteld dat de kastconstructie het geluid doorleidt van de lagers naar de fundatie van het schip. Volgens deze -fysieke onderverdeling wordt tevens de probleemstelling opgesplitst.","","nl","master thesis","","","","","","","","2012-12-31","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Marine and Transport Technology","","Ship Design, Production and Operation","",""
"uuid:cfb067db-510a-43f8-aa51-9baf94a28c5e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:cfb067db-510a-43f8-aa51-9baf94a28c5e","Het morfologische effect van bochtverbeteringen in een rivier","Siers, J.","Havinga, H. (mentor); Wang, Z.B. (mentor); Stelling, G.S. (mentor); De Vriend, H.J. (mentor)","1997","In een rivierbocht treedt een zogenaamde spiraalstroming op, waardoor het typische dwarsprofiel van een rivierbocht ontstaat: diep in de buitenbocht en ondiep in de binnenbocht. Hierdoor is slechts over een kleine breedte voldoende vaardiepte aanwezig en vormen bochten in de Waal een knelpunt in de rivier voor de scheepvaart. In het Waalproject worden onder andere deze knelpunten aangepakt. Daarbij wordt gezocht naar nieuwe, kleinschalige maatregelen, omdat de traditionele rivierverbeteringen te grote gevolgen hebben voor zowel de rivier als voor de ecologie en het landschap. Doordat deze maatregelen innovatief van karakter zijn, zijn de effecten ervan nog onvoldoende bekend. In dit afstudeerproject zijn met behulp van het ID-programma SOBEK de grootschalige morfologische effecten van een vaste laag, bodemkribben en bodemschermen bepaald. Deze bochtmaatregelen vergroten de weerstand van de rivier, waardoor de waterstanden bovenstrooms worden opgestuwd. Dit heeft zowel boven- als benedenstrooms van de bochtmaatregel morfologische gevolgen. Voor het bepalen van die morfologische gevolgen is van het rivierensysteem Rijn, Waal en Pannerdens Kanaal een 'gladde' schematisatie gemaakt, dat wil zeggen dat zo weinig mogelijk discontinutteiten in geometrie en ruwheid op een riviertak voorkomen. Met deze schematisatie wordt bereikt, dat de bodemontwikkeling in langsrichting van de rivier geen zeer grote schommelingen vertoont, zoals dat in het door Rijkswaterstaat gebruikte Rijntakken-model het geval is en waardoor de morfologische gevolgen van bochtverbeteringen moeilijk te onderscheiden zijn van de overige morfologische veranderingen. Het model is geijkt op waterbeweging, sedimentbeweging en morfologie. Daarbij is er van uitgegaan, dat het uiteindelijke doel van het model het voorspellen van grootschalige morfologische ontwikkelingen ten gevolge van zomerbed ingrepen op met name de Waal is. Dit betekent dat, hoewel de waterbeweging redelijk goed is geijkt, het model niet geschikt is voor het voorspellen van locale waterstanden, omdat locale kenmerken in de geometrie van de rivier hierop veel invloed kunnen hebben en deze niet in het model zijn meegenomen. Om dezelfde reden is het model ook niet geschikt voor de voorspelling van zeer locale bodemontwikkelingen. De door SOBEK berekende sedimenttransporten komen goed overeen met de sedimenttransporten waarvan in het IVR project ( Rijkswaterstaat) wordt uitgegaan. De autonome bodemdaling in het ontwikkelde SOBEK-model is over het algemeen te klein. Benedenstrooms van een overgang van rivierbocht naar rechtstand treden oscillaties in de bodemligging op. De oscillaties benedenstrooms van een Waalbocht zijn analytisch benaderd met behulp van het twee-kanalen model. Benedenstrooms van een bocht waar een een vaste laag of bodemkribben zijn aangelegd, zijn de oscillaties sterker dan in de oorspronkelijke situatie. Dit wordt veroorzaakt door de erosiekuil die benedenstrooms van de bochtmaatregel ontstaat. Bij bodemschermen ontstaat geen erosiekuil en zijn de bodemoscillaties kleiner dan in de oorspronkelijke situatie.","river bend; river morphology; river training","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:b7ba5df6-4c96-4704-82fd-d4000bb9cfde","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b7ba5df6-4c96-4704-82fd-d4000bb9cfde","Water adsorption isotherms of enzymes in air and in near-critical carbon dioxide","Peters, S.M.","de Swaan Arons, J. (mentor); de Loos, Th.W. (mentor); Stevens, R.M.M. (mentor)","1997","The measurements and modelling of water adsorption isotherms of enzymes, in air and in near-critical carbon dioxide, are described. For comparison a literature survey of water adsorption isotherms of enzymes in air, in organic solvents, and in near-critical carbon dioxide is given. The original BET-equation for adsorption at the gas-solid interface is given, and is transformed for use in water adsorption on enzymes. It is known that water adsorption on enzymes can be described by the BET-equation, however it has not been used to describe and predict the water adsorption as a function of the water activity. Adsorption isotherms as a function of the water activity have been measured for Pseudomonas cepacia lipase (free and immobilised), Celite (support material), Novozym, Lipozyme, and Candida rugosa lipase immobilised on accurel Pl00 in air (293.15 K, 0.1 MPa) and for the free Pseudomonas cepacia lipase in carbon dioxide (313.15 K, 10 MPa). The amount of water adsorbed on the enzyme is analysed by Karl-Fischer titration. In air the water activity is related to the relative humidity of saturated salt solutions, above which the enzyme is equilibrated. In carbon dioxide the enzyme is mixed with a known amount of water, and pressurised in the reactor equipment. The water activity in the carbon dioxide is calculated from the molar fraction of water present in the system and the maximum solubility of water. The experimental adsorption data are obtained with an error generally below the 10%, which is mainly caused by inhomogeneity of the enzyme and of the support material. The adsorption behaviour of the enzyme can be satisfactorily described by the BET-equation, although the physical meaning of the constants can be doubted. When the water activity is used as a parameter to control the water content of the enzyme, it is shown that there is no significant difference between the isotherm in air and in carbon dioxide.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Anorganische Chemie en Thermodynamica","","","",""
"uuid:1365a05f-4930-4c48-938f-12680c98dc8c","http://resolver.tudelft.nl/uuid:1365a05f-4930-4c48-938f-12680c98dc8c","Kansrijke opties ter realisering van Randstadrail","Steenhuysen-Milhaylova, M.","Sanders, F.M. (mentor); Dijk, W.J. (mentor); Van der Sluis, E.R. (mentor); Van Eck, P. (mentor)","1997","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:ebfba369-256e-4ff4-b26f-11859c738eba","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ebfba369-256e-4ff4-b26f-11859c738eba","Risicoanalyse in grondexploitatieberekeningen","Bakker, W.L.","Sanders, F.M. (mentor); Van Eck, P. (mentor); Kribbe, W.J. (mentor); Vos, L. (mentor)","1997","Risicoanalyses in grondexploitatieberekeningen worden steeds belangrijker in het grondexploitatieproces. Er zijn verschillende risicomodellen, maar deze zijn vooral kwalitatief en zeggen weinig over de verwachte eindwaarde van een grondexploitatie. De modellen geven een grove indicatie over waar problemen zich kunnen voordoen in de grondexploitatie, zodat maatregelen getroffen kunnen worden. In dit rapport staat een model beschreven dat de mogelijkheid biedt om een kwantitatieve risicoanalyse uit te voeren. Met het resultaat kunnen gerichte maatregelen genomen worden om in te spelen op de risico's van een grondexploitatie. In elk hoofdstuk van dit rapport is een stap beschreven, die bij heeft gedragen tot het ontwikkelen van het model. De hoofdstukken of stappen, zijn in deze samenvatting opgenomen om snel een beeld te geven van de onderbouwing van het model.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:213c99b0-5f98-48b4-b366-591a337ed6e5","http://resolver.tudelft.nl/uuid:213c99b0-5f98-48b4-b366-591a337ed6e5","Telefonie via Internet Protocol (IP): Het effect op Bedrijfsnetwerken","Van der Steeg, H.","Van Till, J.W.J. (mentor); Nijhof, J.A.M, (mentor)","1997","Sinds 1995 zijn er diverse Produkten die het mogelijk maken om via IP-netwerken te telefoneren. Door de standaardisatie van deze produkten, de ontwikkeling van gateways naar het PSTN en het toevoegen van multimedia-features, wordt Telefonie via IP een steeds geschikter alternatief voor traditionele telefonie via telefoonnetten. Voordelen van Telefonie via IP zijn de lagere kosten voor lange-afstand verbindingen, de mogelijkheden voor nieuwe diensten en de mogelijkheid om spraak en data te integreren op één netwerk. Een belangrijk nadeel van Telefonie via IP wordt gevormd door de vertraging die het geluidssignaal oploopt in het netwerk. Om dit op te lossen, is de toevoeging van een prioriteiten-mechanisme aan het Internet Protocol noodzakelijk. Om de bandbreedte-belasting van telefonie op het IP-netwerk vast te stellen, zijn metingen uitgevoerd. Met name bij toepassing van zogenaamde low-bitrate spraak-codering is de belasting per spraakverbinding gering vergeleken met de grote bandbreedtes die op de meeste netwerken beschikbaar zijn. Ook wordt de spraak-informatie op een efficiëntere manier getransporteerd dan bij het “gewone” telefoonnetwerk het geval is. De meetresultaten zijn toegepast op de (denkbeeldige) situatie waarbij het telefoonverkeer binnen het Elektro-gebouw van de TU Delft via IP zou plaatsvinden. Een gevolg van het toepassen van Telefonie via IP binnen bedrijven is dat de PABX in zijn huidige vorm zal verdwijnen. De functies van dit systeem zullen verspreid worden over de ITinfrastructuur van het bedrijf.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:001bc85d-e91a-43dc-8b82-956455d03bb8","http://resolver.tudelft.nl/uuid:001bc85d-e91a-43dc-8b82-956455d03bb8","St.Felix doceert: Architectuurschool in een pakhuis","Vuijk, L.","Tomberg, N. (mentor); Van Stigt, J. (mentor); Luthi, P. (mentor)","1997","St.Felixstapelhuis te Antwerpen","","nl","master thesis","","","","","","","","","Architecture","architecture","","","",""
"uuid:d36c282f-b291-4550-b6a8-8243b24144cb","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d36c282f-b291-4550-b6a8-8243b24144cb","Bundelen van spoorwegen en autosnelwegen: Technische optimalisatie van de bundelingsvorm","De Vries, A.","Hansen, I.A. (mentor); Wiggenraad, P.B.L. (mentor); Den Boer, W.C.G. (mentor)","1997","Bij het ontwerpen van nieuwe tracés voor spoorwegen en autosnelwegen moet steeds vaker naar gebundelde altematieven worden gekeken. Hiervoor zijn echter geen standaard oplossingen voorhanden en ook een ontwerpmethodiek voor gebundelde tracés ontbreekt. In dit onderzoek is gezocht naar bundelingsconcepten. Dit zijn mogelijke oplossingen voor de bundeling, bestaande uit een dwarsprofiel met daarin aangegeven de bundelingsafstand en de elementen die zich in de bundeling bevinden. Tevens is een ontwerpmethodiek voor gebundelde tracés opgesteld. Het doel van het bundelen is het verkleinen van het ruimtegebruik en van de nadelige gevolgen voor de omgeving. Daarom is bundelen opgenomen in het regeringsbeleid. Om dit doel te bereiken is het wenselijk de spoorweg en de autosnelweg strak te bundelen. Wel dient altijd bekeken te worden of de negatieve effecten werkelijk kleiner zijn dan bij de niet-gebundelde tracés. Naast het verkleinen van de negatieve omgevingseffecten kan bundeling de volgende problemen met zich meebrengen: Restruimten en S-bogen in de infrastructuur om aansluitingen in te passen Restruimten of verlaging van de kwaliteit van het nieuwe tracé bij bogen in de bestaande infrastructuur met een kleinere boogstraal dan minimaal wenselijk voor het nieuwe tracé Onderlinge beïnvloeding: op elkaars baan geraken, verblinding, verandering van bereikbaarheid Noodzaak van dure kruisingen aan het begin en einde van de bundel Beperking van toekomstige uitbreidingsmogelijkheden Hinder tijdens de bouw voor het verkeer op de bestaande infrastructuur Noodzaak van (dure) faseringsplannen Het grootste probleem is de bundeling rondom aansluitingen in de autosnelweg. De oplossingen daarvoor bepalen het tracéontwerp voor een groot deel. Voor de op- en afritten is namelijk veel ruimte nodig, terwijl het wenselijk is om de spoorweg en de autosnelweg zeer dicht tegen elkaar aan te leggen. In de ontwikkelde ontwerpmethodiek wordt dan ook aangeraden om te beginnen met het ontwerp van de bundeling rondom aansluitingen. Het belang van de aansluitingen blijkt ook uit de case-studie HST-Oost/A12, waarin alternatieven zijn ontwikkeld voor de uitbreiding van de bundeling door Maarn-Maarsbergen. Bij de vier alternatieven met een zuidelijke omleiding om Maarn is de oplossing rondom de aansluitingen zelfs uitgangspunt voor het ontwerp geweest. In het algemeen is het belangrijk dat de oplossingen rondom aansluitingen en het gekozen bundelingsconcept voor de rest van het tracé goed op elkaar worden afgestemd. Om op de rest van het tracé wel strak te kunnen bundelen vormen S-bogen rondom aansluitingen een oplossing. Afhankelijk van de straal ervan en de afstand die opgeschoven moet worden, kunnen deze S-bogen zich over enkele honderden meters tot enkele kilometers van de aansluitingen uitstrekken. Wel leveren S-bogen moeilijk bruikbare restruimten op, zeker wanneer ze grote boogstralen hebben. Te kleine boogstralen zijn echter nadelig voor de kwaliteit van de infrastructuur. In plaats van S-bogen kan ook voor de volgende oplossingen gekozen worden: 1. Reconstructie van de aansluiting, zodat daar strakker kan worden gebundeld 2. Voortzetten van de mime bundelingsafstand van de aansluiting over het gehele tracé Bij een reconstructie kunnen de op- en afritten dichter tegen de autosnelweg aan worden gelegd, zoals in Nederland veel gebeurt. Dit kan echter nadelig zijn voor de situatie op de kruisende secundaire weg, indien de kruispunten met de op- en afritten te dicht bij elkaar komen te liggen of indien de vorm van de aansluiting verandert. In België worden de op- en afritten daarom over de sporen heen geleid, waarbij de rest van de aansluiting zoveel mogelijk zijn oude vorm behoudt. Hiermee worden de gewenste situatie op de secundaire weg èn een kleinere bundelingsafstand mogelijk gemaakt. Indien na een reconstructie nog steeds te grote S-bogen nodig zijn. kan de grotere bundelingsafstand rondom de aansluitingen ook daarbuiten worden voortgezet. Het ruimtegebruik neemt dan echter enorm toe. Uit de casestudie HST-Oost/A12 blijkt, dat ook bogen in het bestaande tracé problemen kunnen geven bij het ontwerp. Deze problemen treden op bij bogen die een hoek van 20° of meer maken en een boogstraal hebben die veel kleiner is dan gewenst voor het nieuwe tracé. Dit is het geval bij de vier alternatieven door Maarn op de plaats van de huidige bundeling. Om de gewenste boogstralen voor de HST daar mogelijk te maken moet de bestaande boog direct ten westen van Maarn worden 'afgesneden', waarbij de bebouwing wordt aangetast. Voor de vorm op de vrije baan. buiten de invloed van aansluitingen, haltes en dergelijke, zijn in dit onderzoek diverse bundelingsconcepten ontwikkeld. De keuze hiertussen hangt naast de voornoemde problemen grotendeels af van de eisen en wensen vanuit andere disciplines, zoals de inpassing in de omgeving en de kosten van constructies. Voor de bundelingsconcepten zijn drie manieren van bundelen mogelijk: 1. Ligging van de spoorweg en de autosnelweg naast elkaar 2. Middenbermligging 3. Gestapelde ligging. Voor bundeling met bestaande infrastructuur. zoals de HST-Oost/A12. moet in verband met faseringsproblemen meestal een ligging naast elkaar worden gekozen. In de casestudie NOV/Al 5 is gezocht naar een principeoplossing voor het gecombineerde ontwerp van de spoorweg en de autosnelweg. Aangezien beide nog niet bestaan is de middenbermligging zeer aantrekkelijk. Het belangrijkste voordeel ten opzichte van ligging naast elkaar is dat problemen met de aansluitingen worden voorkomen omdat deze aan de buitenzijde van de bundel liggen. Een nadeel van de middenbermligging is dat de spoorweg aan het begin en einde van de bundeling een flauwe kruising met (een helft van) de autosnelweg moet maken. Hiervoor zijn lange, dure kunstwerken nodig. De middenbermligging is daarom pas gunstig wanneer de bundeling langer dan ongeveer 25 km is. Dit is bijvoorbeeld het geval in de casestudie NOV/Al5. De gestapelde bundelingsconcepten komen alleen in beeld wanneer zeer weinig ruimte beschikbaar is. Het ruimtegebruik is ongeveer hetzelfde als bij één infrastructuurlijn. Omdat een tunnel of viaduct nodig is, zijn de gestapelde bundelingsconcepten verreweg het duurst. Eén van de alternatieven door Maarn bestaat uit een spoortunnel onder de autosnelweg. In verband met de fasering is dit alternatief echter nauwelijks uitvoerbaar. Tenslotte zijn er vele mogelijkheden om de ruimte tussen de spoorweg en de autosnelweg in te vullen. Zo kan een brede groenstrook of een aarden wal tussen de spoorweg en de autosnelweg worden gelegd. Maar meestal zal er alleen een sloot tussen de spoorweg en de autosnelweg in liggen, waarbij de bundelingsafstand circa 25 m is. Krappere dwarsprofielen zijn mogelijk door toepassing van geleiderails in plaats van botsveilige bermen of door geen onderhoudsweg voor het spoor aan te leggen. In verband met de kans dat voertuigen op elkaars baan geraken, wordt het weglaten van de sloot alleen aangeraden indien een barrière (keermuur) wordt gebouwd. Met een barrière kan de bundelingsafstand zelfs verkleind worden naar 5 m. Dat is vooral geschikt op plaatsen waar weinig ruimte beschikbaar is, zoals in stedelijke gebieden.","spoorwegen; autosnelwegen","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:8308378d-654b-4c89-9b9a-8ab1c5848a9a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:8308378d-654b-4c89-9b9a-8ab1c5848a9a","Samen de stad in: Het combineren van een persoon overstap- en goederen overslagcentrum in stedelijk gebied","Feenstra, T.W.","Bovy, P.H.L. (mentor); Van Binsbergen, A.J. (mentor); Wiggenraad, P.B.L. (mentor)","1997","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:d95505a3-57f9-43c0-ad2d-9a9309d3e7c3","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d95505a3-57f9-43c0-ad2d-9a9309d3e7c3","Recycling of Plastics: Plastic waste streams, separation methodes, end use markets for recycled plastics","Dekker, M.","Willemse, R. (mentor)","1997","This report is about plastics. It mentions the existing plastic solid waste streams, describes techniques for the mechanical separation of plastic mixtures into then- own species and discusses the problems of reprocessing recycled thermoplastics into new products…","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","Chemical Engineering and Material Science","","Recycling","",""
"uuid:29847ce8-f740-4d1d-b6ef-3311600688b5","http://resolver.tudelft.nl/uuid:29847ce8-f740-4d1d-b6ef-3311600688b5","The effect of deformation and annealing on the free volume of amorphous La50Al25Ni25","Van Aken, B.","De Hey, P. (mentor); Sietsma, J. (mentor); Thijsse, B.J. (mentor)","1997","","","en","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:be9e83f2-9dae-4272-a14a-6fe1c3d51526","http://resolver.tudelft.nl/uuid:be9e83f2-9dae-4272-a14a-6fe1c3d51526","De stand van zaken voor sortering, reiniging en opwerking van PVC afval tot herverwerkte produkten en de rol van maatschappelijke en economische randvoorwaarden","van der Weiden, M.J.","Willemse, R.C. (mentor)","1997","Vanuit de hoek van milieu aktivisten klinkt nog steeds de roep op een ban voor het gebruik van PVC, hoofdzakelijk vanwege de vermeende schadelijke effekten bij verbranden en storten. Vanuit het bedrijfsleven klinkt echter het geluid van een gezonde en zeer goed herverwerkbare plastic, waardoor veel tijd en geld gestoken wordt in verdergaande ontwikkelingen wat betreft produkt toepassingen en meer herverwerking naar hoogwaardige produkten. Deze scriptie behandeld het geheel van herverwerking van plastic afval, specifiek voor PVC afval. De jaarlijkse produktie cijfers van 5000 kton in West-Europa rechtvaardigen de gedachte dat grootschalig hergebruik mogelijk moet zijn.","","nl","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","","","Polymeerkunde","",""
"uuid:c42c191c-4f7f-48ea-87f4-e7077315d336","http://resolver.tudelft.nl/uuid:c42c191c-4f7f-48ea-87f4-e7077315d336","Laser Assisted Micro Arc Welding: A feasibility study","Moeniralam, Z.Z.","Den Ouden, G. (mentor)","1997","","","en","master thesis","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:d506ca00-8dc4-4f96-8c72-9fde21d3b885","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d506ca00-8dc4-4f96-8c72-9fde21d3b885","The recycling of mixtures of major plastics by using reactive extrusion","van der Weijst, J.W.B.","Willemse, R. (mentor); Posthuma de Boer, A. (mentor)","1997","The enormous growth of the plastic industry eventually contribute to the solid waste stream. One of the possibilities of working up this stream is by recycling it. In fact there is an enormous amount of literature available about the recycling of plastics. To limit the scope of this work, there has only been looked at the recycling of the major plastics (thermoplastics): PE (LDPE & HDPE), PVC, PS, PET, PP and nylon. The recycling of this commingled plastic wastes is often limited to the production of low value or specialised products (e.g., timber replacement). This can be related to the immiscibility and incompatibility of the majority of the polymers found in those wastes. In order to make a useful blend it has thus to be made compatible. This can be done with the use of a proper compatibilizer. This compatibilizer can be added to the blend as extra component, but can also be made in situ by the use of reactive extrusion. This work tries to give an overview about the use of reactive extrusion in order to make blends compatible for the recycling of some mixed plastic waste streams. It was found that reactive / functionalized polymers can lead to a compatible blend with improved mechanical properties. These reactive groups can already be present in the polymers (PET and nylon) or can be ‘put’ on the polymer; in this case the polymer is functionalized. In the major components of a waste stream, these functional groups are absent and compatibility is not possible with this method. In case of the polyolefins (PE / PP), which are the major components of a waste stream, the addition of a peroxide can lead to improved blend properties and mechanical properties.","","en","student report","","","","","","","","","Applied Sciences","","","Polymerscience","",""
"uuid:769e8a8b-79b2-4c9d-af45-acf501a62d61","http://resolver.tudelft.nl/uuid:769e8a8b-79b2-4c9d-af45-acf501a62d61","The application of spectral analysis in the determination of wave loads on vertical breakwaters","Verweij, A.P.","Van der Meer, J.W. (mentor); Tutuarima, W.H. (mentor); Vrijling, J.K. (mentor)","1997","Vertical breakwaters are used in the design of harbours to create a protective area. This protective area can be an approach channel or the harbour itself. Because of large new projects, such as Maasvlakte 11 in the Netherlands and the increasing sizes of ships, many harbours have to be placed in deep water. Deep water requires higher breakwaters. For many years, in Europe the only breakwaters built were rubble mound breakwaters. They consists of rock material and have a more or less trapezoidal shape. With increasing depth this type of breakwaters becomes expensive and the vertical breakwaters seem to be the better alternative. To create new and better design tools for vertical breakwaters a research program has been initiated with financial support of the European Union. European research institutes and universities are doing extensive research in this program. This report presents the results of the research of an alternative method to determine horizontal wave forces on a vertical breakwater. Due to the horizontal wave forces many failure mechanisms, such as sliding and overturning, can occur. The alternative method, presented in this report, calculates with a given wave spectrum the wave force spectrum. A wave spectrum describes a wave field, by giving for a range of frequencies the contribution of each frequency (actually a regular wave with that frequency) to the total energy of the wave field. The waves that are subject of this study are long-crested, non-breaking waves, that approach the breakwater at a right angle. The wave spectrum is transferred into the wave force spectrum by multiplication with the so called transfer function. For this calculation it is assumed that there exists a linear relation between the incoming waves and the wave forces on the breakwater. This, however, is not entirely true. The transfer function is determined by calculating for a large number of regular waves with various periods the wave forces on the breakwater. The choice of the height for the regular waves poses difficulties which have been given extensive research. The pressure diagram on the front wall of the vertical breakwater at a wave crest can be divided into two parts: one part from the wave crest to mean water level and one part from mean water level to the bottom or, often, the top of the berm. From the latter part a linear behaviour can be recognised, however, the former part introduces a non-linearity. There remains a dependency on the size of the height for the regular waves. Therefore in the determination of the transfer function this wave height cannot be chosen arbitrarily. It can be stated that for a low wave height water depth ratio the non-linearity is small and the transfer function can be used easily, however for a large ratio the influence of the size of the chosen wave height cannot be neglected. Therefore two ways of calculating the transfer function are introduced in this study. One is a constant height for all regular waves in the determination of the transfer function. The other way takes the wave steepness constant over the frequency range. Some features of the latter way are that for low frequencies the values for the transfer function become unrealistically high and that for higher frequencies the influence of the non-linearity decreases. To study the transfer function and its application many comparisons have been made with results of model tests and with the General Wave Spectrum Model (GWSM). The model test are tests performed in the design of the Eastern Scheldt Storm Surge Barrier and model tests with caissons, both performed at Delft Hydraulics. The General Wave Spectrum Model enables the generation of a wave spectrum by chosing parameters (e.g. for energy, peak frequency and left and right flank). The generated wave spectrum allows to make calculations with different types of wave spectra. The model tests with caissons cannot give conclusive results to confirm the method of the transfer function. The tests give results for the transfer function that match the theoretical transfer function. The course of the measured transfer function seems to be best described by the transfer function with constant wave steepness. However the choice of which constant wave height or which wave steepness to use remains very difficult. The comparison with the model tests performed in the design of the Eastern Scheldt Storm Surge Barrier show that, also, the transfer function calculated with the constant wave steepness follows the course of the model test results better in a large frequency range. The values of the test results and the theoretical results deviate a lot, but that is probably due to the schematisation made for the theoretical results. Another comparison is made with the use of the GWSM. Beside the influence of the non-linearity of the transfer functions the influence of the shape of the spectrum is studied. The reason for this is the fact that other methods of determining the wave force neglect the influence of the shape of the wave spectrum, which appears to be not correct. Calculations with double-peaked wave spectra and wave spectra with varying steepness of the right flank prove the influence on the wave force. A method, that is widely used to determine the wave forces on vertical breakwaters, is the method of Goda. It is a method that includes both breaking and non-breaking waves. The calculation of the wave force is made by using a representative wave height and period. Various comparisons have been made between the method of the transfer function and Goda's method. The method of the transfer function takes the influence of the shape of the wave spectrum into account, opposite to the method of Goda. From comparative calculations with the method of Goda it shows that the influence of the shape of the wave spectrum is of importance. When more energy of a wave spectrum can be found at higher frequencies, because of a second, high frequency, peak or because of a less steep right flank, Goda gives relative high wave forces.","breakwater; vertical wall; caisson; wave forces","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:a29e0c6d-f4b3-4897-b004-fd335407d1eb","http://resolver.tudelft.nl/uuid:a29e0c6d-f4b3-4897-b004-fd335407d1eb","Three-dimensional phase-resolved Laser-Doppler measurements in a stirred tank","Doelman, M.S.","Van den Akker, H.E.A. (mentor); Derksen, J.J. (mentor)","1997","In this work, three-dimensional phase-resolved Laser-Doppler measurements were performed in a standard baffled stirred tank reactor, filled with water and driven by a Rushton turbine at a Reynolds number of 2.9-10''. By discrimination between data measured at different angles with respect to the impeller blades, averaged phase-resolved flow fields were obtained. The three-dimensional set-up facilitated an accurate velocity bias correction scheme and measurement of the full set of Reynolds stresses. Three-dimensional Laser-Doppler Anemometry (LDA) requires alignment of the six incident laser beams. To achieve accurate alignment a new, high resolution alignment system was developed. It consists of a small mirror, 50 fim in diameter, attached onto a sheet of glass and meets high demands concerning accuracy, time needed for alignment and water resistance. Due to strict demands on data validation, data rates were very low. To compensate for this as much as possible, several tests were carried out to optimize data quantity and quality. Velocity measurements were carried out in a dense grid in a vertical plane midway between two baffles. Velocity vector plots from three planes of view are presented and showed common features of the flow past Rushton impeller blades. The vorticity of the flow field was calculated to find the position of the core of the traihng vortices, which originate at the inner tips of the impeller blades. The Reynolds stress tensor was used to determine the rate of anisotropy of the turbulent flow according to the Lumley triangle. Turbulent flow in the vortex core tends to ID anisotropy. At larger radial distances and close to the impeller disc the fiow is more or less 3D isotropic.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:f834c622-2040-4105-81a8-19b776e2c34e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f834c622-2040-4105-81a8-19b776e2c34e","Slagsterktemechanismen in amorfe polymeren en blends","Groote Schaarsberg, M.J.B.","Posthuma de Boer, A. (mentor); Willemse, R.C. (mentor)","1997","Voor constructieve doeleinden is een goede slagsterkte erg belangrijk. De slagsterkte van polymeren is sterk afhankelijk van het deformatiemechanisme wat werkzaam is. De deformatiemechanismen die bij amorfe polymeren een rol spelen zijn crazing en zwichten. Of een polymeer deformeert via crazing of zwichten is afhankelijk van intrinsieke en extrinsieke parameters. Enkele intrinsieke parameter zijn de ketenstijfheid , entanglementdichtheid en vrij volume. De extrinsieke parameters zijn de temperatuur, deformatiesnelheid en spanningstoestand. De slagsterkte van polymeren kan verbeterd worden door er een disperse fase met een lage elasticiteitsmodulus aan toe te voegen. Crazing en in mindere mate zwichten is een gelokaliseerd proces. De functie van de disperse fase in een blend is het initiëren van deformatie in de hele matrix. Dit beeft tot gevolg dat de macroscopische rek van bet materiaal groter wordt voordat het faalt en dus een grotere slagsterkte van het materiaal. De belangrijkste parameters in een craze-proces zijn de spanningsconcentratie die een dispers deeltje oproept en de capaciteit van een deeltje om scheurvorming te voorkomen. In een zwichtende blend is de belangrijkste parameter de interparticle distance ofwel de matrix ligament dikte. Als de gemiddelde matrix ligament dikte boven een kritische waarde komt breekt de blend bros. Onder de kritische waarde kan het materaal deformeren via zwichten. De eisen die aan de disperse fase gesteld worden zijn daarom voor crazing en zwichten verschillend. De disperse fase in een richtende blend moet kunnen caviteren of onthechten van de matrix. In een crazende blend is een goede hechting van de disperse fase aan de matrix echter essentieel. Het deformatiemechanisme wat werkzaam is in een blend is in eerste instantie, zoals bij een homogeen polymeer, afhankelijk van de intrinsieke eigenschappen van de matrix en de extrinsieke omstandigheden. Het toevoegen van de disperse fase kan echter tot gevolg hebben dat bet deformatiemechanisme van de matrix verandert. Als de matrix ligament dikte van een crazende matrix onder een kritische waarde komt gaat het deformatiemechanisme over van crazing naar zwichten.","","","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","",""
"uuid:519252da-1690-40e1-a8f1-d8ca1d7f1830","http://resolver.tudelft.nl/uuid:519252da-1690-40e1-a8f1-d8ca1d7f1830","Het effect van brandingsruggen op de kust van Egmond aan Zee","Van Broekhoven, A.C.","Van de Graaff, J. (mentor); Visser, P.J. (mentor); D' Angremond, K. (mentor)","1997","In dit onderzoek wordt een gedeelte van de Hollandse kust beschouwd, namelijk het kustvak nabij Egmond aan Zee. In dit kustvak doet zich een vreemd verschijnsel voor; wanneer de mate van kustvooruitgang en kustachteruitgang langs de kust wordt uitgezet blijkt een golfachtig patroon op te treden met een kenmerkende golflengte van 2 km. Verder komen er in het kustvak nabij Egmond aan Zee een tweetal brandingsruggen voor. De meest zeewaartse brandingsrug komt voor op een waterdiepte van NAP -3,5 m tot NAP -4 m, de meest landwaartse brandingsrug ligt op een waterdiepte van NAP -1,5 m tot NAP -2 m. Deze twee brandingsruggen maken een hoek met de kustlijn van circa 9º. In deze studie wordt gezocht naar de invloed van de scheef op de kust staande brandingsruggen op het langstransport en welke invloed dit heeft op het erosie-sedimentatie-patroon van het kustvak. Allereerst is er nagegaan wat de invloed is van brandingsruggen op het langstransport met behulp van het simulatieprogramma Unibest-LT. Er zijn 15 tot 20 dwarsprofielen gemaakt met ieder een zelfde brandingsrug op een andere plaats. Unibest-LT veronderstelt deze dwarsprofielen uniform in langsrichting. Voor elk dwarsprofiel is het langstransport gegenereerd. Door nu alle dwarsprofielen naast elkaar te zetten en de bijbehorende langstransporten, in een transportzone van 100 tot 150 m uit de kust, erbij te zetten, ontstaat er een kust met een hierop scheefstaande brandingsrug. Het verschil in langstransport langs die kust veroorzaakt erosie of sedimentatie van de kust. Het langstransport neemt af naarmate de brandingsrug dichter bij de kust ligt. Indien de brandingsrug verder dan 600 m uit de kust ligt dan verdwijnt de invloed van deze brandingsrug op het langstransport. Uit de simulaties kwam ook naar voren dat de netto transport richting over het gehele profiel van noord naar zuid is gericht maar dat het netto transport dat plaatsvindt in een zone van 100 tot 150 m uit de kust een noordwaartse richting heeft. Uit de invloed van de brandingsruggen op het langstransport is bepaald wat de invloed van de scheefstaande brandingsrug is op het kustgedrag. Er blijkt sedimentatie plaats te vinden daar waar de brandingsrug het dichtst bij de kust ligt en waar de brandingsrug een hoek maakt met de kust die open staat naar het zuiden toe. Bij de overgang tussen twee brandingsruggen treedt erosie op. Vervolgens is met behulp van de gegevens uit het JARKUS-bestand de karakteristieke kustlijn en de karakteristieke brandingsrugligging bepaald voor het kustvak nabij Egmond aan lee. De karakteristieke kustlijn is bepaald met een kuberingsmethode. Hierbij is een bovengrens van NAP +2 m en een ondergrens van NAP -2 m aangehouden. De positie van de gemiddelde kustlijn in de tijd maakt een golfachtige beweging met een periode van ongeveer 10 jaar. Er blijkt dat in 41% van de onderzochte raaien sedimentatie plaatsvindt, in 44% van de raaien erosie plaatsvindt en dat 15% van de raaien nauwelijks voor- of achteruitgaan. De brandingsruggen bewegen in de tijd van de kust af, verdwijnen uiteindelijk, waarbij er weer een nieuwe brandingsrug ontstaat bij de kust. Deze periode duurt ongeveer 20 jaar. De uitkomsten uit de berekeningen met Unibest-LT zijn vervolgens vergeleken met de verwerkte gegevens uit het JARKUS-bestand. Allereerst zijn de jaarlijkse kustmetingen uitgezet per jaar, waarbij de kust is ""rechtgetrokken"" door de relatieve brandingsrugligging te bepalen. Vervolgens is de relatieve brandingsrugligging samen met het erosie-sedimentatie-verloop van de kustlijn in een grafiek gezet. Na het middelen van de relatieve brandingsrugligging ontstond er een rustiger beeld van de brandingsrugligging. Uit deze grafieken blijkt dat voor 14 verschillende jaren een periode van sedimentatie samenvalt met een ligging van de brandingsrug dicht bij de kust en een hoek van de brandingsrug met de kust die open staat naar het zuiden toe. Echter voor 7 verschillende jaren blijkt een periode van erosie ook samen te vallen met een brandingsrug dicht bij de kust en een hoek van de brandingsrug met de kust die open staat naar het zuiden toe. Vervolgens is getracht om in het verloop van de kust per raai een overeenkomst te vinden met de uitkomsten van de simulaties met Unibest-LT. Hiervoor is het gemiddelde kustlijnverloop uitgezet per raai. Uit alle grafieken met het gemiddeld kustlijnverloop zijn vier raaien gekozen die een duidelijke periode van sedimentatie laten zien en zijn er vier raaien gekozen die een periode van erosie laten zien. Voor de periodes van erosie en sedimentatie is bepaald wat de brandingsrugligging is. Deze brandingsrugliggingen zijn in een grafiek gezet met de periode van sedimentatie en erosie. De brandingsrugliggingen van naastgelegen raaien zijn ook in deze grafiek uitgezet. In 6 verschillende jaren blijkt een periode van sedimentatie overeen te komen met de uitkomsten van de simulaties met Unibest-LT, maar in 8 verschillende jaren blijkt een periode van erosie ook samen te gaan met een ligging van de brandingsrug dicht bij de kust en een hoek tussen de kustlijn en de rug die open staat naar het zuiden toe. Als slotconclusie van dit onderzoek kan gezegd worden dat er zeker overeenkomsten zijn gevonden tussen de uitkomsten van de simulaties met Unibest-LT en het JARKUS-bestand. De conclusie dat een periode van sedimentatie altijd gepaard gaat met een brandingsrugligging dicht bij de kust en een hoek tussen de brandingsrug en de kust die open staat naar het zuiden, gaat niet op.","shore connected ridges; Egmond aan Zee; coastal morphology; coastal dynamics","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:9d6d448a-4525-41c8-bd13-6601b3ba12b7","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9d6d448a-4525-41c8-bd13-6601b3ba12b7","A computational approach to curtain coating","Jansen, A.A.","Potjer, B.R. (mentor); Derksen, J. (mentor)","1997","In curtain coating, a falling liquid film impinges on a substrate that traverses underneath. In this thesis the flow in the area of impact, the so-called impingement zone, was investigated using the commercially available code NEKTON -Release 3.0-. The computational method used in this code is the spectral-element method and belongs to the class of variational methods. Since the flow is bounded by free surfaces, not only velocity and pressure have to be calculated but also the nodal position. Therefore, the following strategy has been implemented in NEKTON, the free surface boundary is fixed and the flow field is solved until convergence, then the geometry is updated. These steps are repeated till convergence. The simulations in this thesis cover two areas: * the influence of numerical parameters on the accuracy of the solution: the direct and iterative solvers in NEKTON were compared with regard to consistency, the polynomial order of the basis functions in the spectral-element method has been increased, and, finally, the grid in the heel zone has been refined. * the influence of physical parameters, such as web speed and dynamic contact angle, on the flow field. The outcome is compared to theoretical models found in the literature. Simulations have been complemented by experimental work covering four different areas. First, characterisation of the coating fluid; the data obtained has been used as input to the simulations. Second, both static as well as dynamic off-line experiments have been done to get a feel for the process and to study the achievable coating window. Third, results obtained in the off-line set-up have been verified with pilot coater experiments, to judge their consistency. Finally, the design of he edge guides, needed to maintain the curtain at full width, and related edge effects have been studied more closely.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:21a519f5-235c-4838-9f99-49153ed03dff","http://resolver.tudelft.nl/uuid:21a519f5-235c-4838-9f99-49153ed03dff","Extreme waves and Newman's model for the 'Ringing' of large diameter offshore structures","Van Beek, B.A.W.J.","Battjes, J.A. (mentor); Vugts, J.H. (mentor); Taylor, P.H. (mentor); Massie, W.W. (mentor)","1997","When large steep waves interact with a dynamically sensitive structure, the extreme responses sometimes include a burst of significant structural dynamics: 'Ringing', which is like the vibration of a bell struck by a hammer. This behaviour indicates that the excitation is nonlinear. To explain this behaviour a third order fluid loading model has been proposed by Professor J.N. Newman. Given the Newman force model, the dynamical behaviour of a large diameter dynamically sensitive column structure in a real ocean has been modelled. It is found that ringing significantly increases structural deflections (and stresses) in a severe seastate. In a realistic wave simulation, the higher order forces generated by the Newman model represent a very small contribution as far as the force maxima are concerned. However, for the excitation of the structure these small higher order forces couple very efficiently to the structural dynamics. Constrained elevation simulation is used to calculate extreme structural response. This is a computationally efficient method to simulate large and asymmetric waves in a random seastate. We find that Newman's forcing model predicts a significant role for dynamics in the extreme structural responses. For a realistic model problem the extreme response in a hundred hour seastate predicted using the Newman force model is 65% bigger than the extreme response predicted using the linear inertia force model. It is therefore recommended that Newman's forcing model is integrated in future reliability analysis on large diameter offshore structures.","fluid loading model; extreme structural response","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:a29eb370-dd3d-4d76-b264-f4719f664cb4","http://resolver.tudelft.nl/uuid:a29eb370-dd3d-4d76-b264-f4719f664cb4","De toepasbaarheid van LDPE/PP-blends bij de herverwerking van afvalstromen: De invloed van de morfologie op de mechanische eigenschappen van LDPE/PP-blends, De invloed van het toevoegen van PS op de morfologie en de mechanische eigenschappen van LDPE/PP-blends","Langeraar, A.","Posthuma de Boer, A. (mentor); Willemse, R.C. (mentor)","1997","Kunststofafval wordt vaak ongezuiverd aangeboden en bevat meerdere typen polymeren. Een probleem bij het herverwerken van dit soort stromen is dat de verschillende polymeren niet compatibel met elkaar zijn. Vermengd kunststofafval heeft vaak slechte mechanische eigenschappen, waardoor het alleen gebruikt kan worden voor laagwaardige producten zoals bermpaaltje en bloembakken. Om hoogwaardige producten van het afval te kunnen maken moeten de verschillende kunststoffen van elkaar gescheiden worden. Bij een kunststofmengsel van LDPE en PP is dit een zeer moeilijke scheidingsstap door de nauw overeenkomende dichtheden en daardoor is het ook vaak een zeer dure scheidingsstap. In een mengsel van twee polymeren kunnen verschillende morfologieen gevormd worden. De structuur kan bestaan uit gedispergeerde bol of vezel-vormigefase in een matrix fase of uit een co-continue structuur, waarbij beide fasen als een netwerk door elkaar heen lopen. De morfologie heeft grote invloed op de mechanische eigenschappen. In dit afstudeeronderzoek, een onderdeel van een IOP-project, is gekeken naar de invloed van morfologie op de mechanische eigenschappen van LDPE/PP-blends. Er is gekeken naar de elasticiteitsmodulus, de zwichtspanning en de slagsterkte van blends met verschillende samenstellingen en verschillende soorten LDPE en PP. Daarnaast is gekeken naar de invloed van het toevoegen van een derde fase, in dit geval 30% PS. Met de verkregen gegevens is gekeken in welke samenstellingsgebieden LDPE/PP-blends concurrerend zijn met puur PP en puur LDPE en in welke samenstellingsgebieden PS toegevoegd moet worden om de LDPE/PP-blends concurrerend te maken. Uit het onderzoek bleek dat een mengsel van LDPE met 0-30% PP concurrerende mechanische eigenschappen had met puur LDPE. De slagvastheid bleef hoog en de E-modulus van het materiaal werd hoger door de hoeveelheid PP. In dit samenstellingsgebied moet men geen PS toevoegen, omdat dan de slagvastheid in zal storten. Een mengsel van PP met 0-30% LDPE had een lagere E-modulus dan puur PP. De slagvastheid was laag in dit samenstellingsgebied. Door 30% PS toe te voegen kreeg het materiaal een even hoge E-modulus als puur PP. De slagvastheid van het mengsel bleef laag. De stijfheid van een mengsel van 30-70% PP in LDPE werd wel vergroot door PS toe te voegen maar de mechanische eigenschappen konden niet concurrerend worden met die van puur LDPE of puur PP.","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technologie voor Macromoleculaire Stoffen","","","",""
"uuid:7f2fab4d-5b50-4e3d-897a-ac5820cf5be3","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7f2fab4d-5b50-4e3d-897a-ac5820cf5be3","Modellering van het jetten van slappe menggronden t.b.v. waterinjectibaggeren","Schuurman, K.A.D.","Van der Schrieck, G.L.M. (mentor); Kranenburg, C. (mentor); Van der Meulen, T. (mentor); D' Angremond, K. (mentor)","1997","Een eenvoudige en relatief goedkope baggertechniek voor het verwijderen van met name sliblagen (slappe menggronden van klei/zand en slib) is het waterinjectiebaggeren. Door middel van lage drukjets (0.1 MPa) wordt water met hoge snelheid (15 m/s) in de bodem gespoten waardoor de grond loskomt en opwoelt om vervolgens als een dichtheidsstroom weg te stromen. Het grote voordeel van deze methode is de beperking van slijtage doordat het materieel niet in aanraking komt met het grond-water mengsel. Het waterinjectiebaggerproces kan worden opgesplitst in de volgende deelprocessen: Het jetten (proces 1), waarmee de straalindringing in de bodem wordt bedoeld, de opwerveling van bodemmateriaal in de straal (proces 2) en als laatste deelproces het transport en de sedimentatie van de opgewervelde gronddeeltjes (proces 3). De modelleringen van met name de eerste twee deelprocessen van het waterinjectiebaggeren zijn tot nu toe blijven steken op voornamelijk empirische relaties. Voor het laatste deelproces, het afstromen, is recentelijk een theoretisch onderbouwd rekenmodel opgesteld (Verweij, 1996). Het doel van deze studie is het maken van een theoretisch onderbouwde modellering voor het eerste proces, de jetindringing in een slibbodem. Hiertoe is een literatuuronderzoek verricht naar bestaande theorieën en modelleringen voor de straalontwikkeling en de indringing van een straal in de bodem. Voor de straalontwikkeling worden formules gebruikt die gelden voor een straal in zuiver water, eventueel een wandstraal. De diepte waarover een jet in de bodem indringt verschilt per grondsoort. Er zijn empirische formules voor de indringdiepte in zand, vaste klei en slib en er is een computerprogramma voor de berekening van de indringdiepte van een jet in zand. Over het algemeen behandelen bestaande modellen slechts de jetindringing in zand, terwijl voor het waterinjectiebaggeren de indringing in zwak cohesief materiaal interessant is. Daarbij gaat het om slib met een ongedraineerde schuifspanning (cohesie) van ongeveer 2 kPa, dit is materiaal met een watergehalte rond de vloeigrens. Van de bestaande modelleringen komt alleen het computermodel in aanmerking voor een aanpassing met een erosiefunctie voor slib. Daarom is een aantal nieuwe modelleringen ontwikkeld om bij gegeven jet- en slibeigenschappen de indringdiepte te bepalen. Deze nieuwe modelleringen zijn gebaseerd op een indringvoorwaarde die samenhangt met het optreden van bulkerosie boven een kritieke stroomsnelheid of met de effectieve jetdruk die nodig is om (verder) in te kunnen dringen, gebaseerd op een energiebeschouwing of gebaseerd op erosie van de 'wand' van de straal zolang de wandschuifspanning groter is dan de kritieke Binghamse schuifspanning. Vervolgens zijn jetproeven op slib uitgevoerd in de baggergoot van de HAM zodat theorie en experiment vergeleken kunnen worden. De proeven zijn uitgevoerd met een translerende jet boven een kunstmatig aangemaakt slibbed. Hiervoor is het kunstslib kaoliniet, ook wel China Clay genoemd, gebruikt. Het kunstslibpoeder is direct aangemaakt met water op de gewenste sterkte (cohesie ongeveer 2 kPa). Voor verschillende jetdebieten, voortgangssnelheden en slibeigenschappen is telkens de indringdiepte gemeten. Daaruit bleek dat een toename van de verhouding uitstroomsnelheid / voortgangssnelheid over het algemeen een grotere indringdiepte tot gevolg heeft. Bovendien levert een grotere verhouding stuwdruk / cohesie ook een grotere indringdiepte op. Enkele van de nieuw ontwikkelde modellen en de bestaande, empirische formules voor indringing in vaste klei en slib zijn vergeleken met het experiment. De bestaande formule voor slib en de modellen met de verschillende indringvoorwaarden voldoen redelijk. De indringdiepten die met deze modellen berekend worden zijn van dezelfde orde van grootte als de gemeten indringdiepten van het experiment. Een groot nadeel echter van deze modelleringen is dat de voortgangssnelheid van de jet niet in het model is opgenomen. Terwijl uit het experiment een duidelijke invloed van de voortgangssnelheid op de indringdiepte naar voren is gekomen. De modellering gebaseerd op een energiebeschouwing voldoet totaal niet, de berekende indringdiepten zijn veel te groot. Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkelde modellen voor de jetindringing in een slibbodem een goede aanzet geven voor het berekenen van indringdiepten. Er zijn nog aanpassingen en verfijningen nodig, met name de inbreng van de voortgangssnelheid in de modellering is van groot belang. Bovendien is verder onderzoek nodig naar de kritieke stroomsnelheid voor het optreden van bulkerosie en naar de benodigde stuwdruk voor het (begin van) indringen.","water injection dredging; jetting; mixed soils","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:edd3bce6-d388-44a9-93f9-0dfd83cc941e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:edd3bce6-d388-44a9-93f9-0dfd83cc941e","Joint Angle and Delay Estimation Algorithm","Pham, V.T.P.","Prasad, R. (mentor); Van der Veen, A.J. (mentor)","1997","This report investigates the recently proposed signal processing algorithm JADE. JADE (Joint Angle & Delay Estimation) is a closed-form sub- space algorithm capable of simultaneously estimating the direction of arrival and delay of signals received by an antenna array and automatically pairing the estimated parameters. The performance of JADE is largely unknown. Therefore the purpose of this report is to explore the performance of JADE. Two aspects of the performance envelope of JADE are investigated; The performance under ideal conditions and the performance with diffuse scattering that is considered a less than ideal condition. This is done by using computer simulations. From the simulations one can conclude that JADE performs very well under ideal conditions, the variance of its estimates are very close to the theoretically lower bound, which is the Cramer-Rao bound. Also evident from the simulation is that diffuse scattering degrades the performance of JADE, but the variances of the angle and delay estimates are still less than the angular width and delay spread of the received ray, respectively. The performance of JADE improves by making the data matrix large with shifted and conjugated copies of itself. Although the results are positive, JADE is not fully developed, improvements like incorporating Doppler shifts estimation and fading estimation are some of the possibilities.","Shift-invariance; ESPRIT; antenna arrays; direction of arrival, delay; adaptive antennas; signal processing algorithms; space-time processing","en","master thesis","","","","","","","","","Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science","Telecommunicatie- en Verkeersbegeleidingssystemen","","","",""
"uuid:383a4cb1-4bd8-4a63-b984-54371c8b7377","http://resolver.tudelft.nl/uuid:383a4cb1-4bd8-4a63-b984-54371c8b7377","Vervoercorridors: Conceptvorming en uitwerking","De Koning, N.C.","Sanders, F.M. (mentor); Mook, P. (mentor); Egeter, B. (mentor)","1997","De beleidslijnen die de afgelopen jaren zijn ontwikkeld op het gebied van ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer en milieu leggen allen de nadruk op een duurzaam ruimtegebruik en verkleining van de mobiliteitsproblematiek. Bundeling van infrastructuur oftewel vervoercorridors kunnen hierin een bijdrage leveren. Het bundelen van infrastructuur in vervoercorridors heeft een aantal potentiële nadelen. Deze nadelen hangen onder meer samen met een toename van de hinder in de directe omgeving van een vervoercorridor en de zeldzaamheid van een tracé dat voor meerdere infrastructuurlijnen aantrekkelijk is. Daarom wordt in deze studie onderzocht onder welke voorwaarden de toepassing van vervoercorridors een bijdrage kan leveren aan een duurzaam ruimtegebruik en verkleining van de mobiliteitsproblematiek. Deze voorwaarden vormen tezamen het vervoercorridorconcept. Aangezien de bijdrage aan een duurzaam ruimtegebruik en verkleining van de mobiliteitsproblematiek het meest effectief is bij bundeling van infrastructuur van nationaal schaalniveau wordt als definitie van een vervoercorridor vastgesteld: 'De bundeling van een traject van het hoofdwegennet met een andere soort nationale hoofdinfrastructuur (spoorwegen, waterwegen, hoogspanningsleidingen en buisleidingen) in een zone van maxirnaal ééri kilometer breed. Het te ontwikkelen concept heeft dus betrekking op deze vervoercorridors","","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:b4a365d9-51a7-4710-94db-8c610f29123d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b4a365d9-51a7-4710-94db-8c610f29123d","Alternatieven voor bouwkuipwanden: Diepwand versus stalen damwand","Rebel, P.J.","Vrijling, J.K. (mentor)","1997","De Noord/Zuidlijn is een metroverbinding tussen Amsterdam-Noord en Amsterdam-Zuid welke deels bovengronds en deels ondergronds zal worden aangelegd. Indien alles volgens plan verloopt zal de Iijn in 2005 operationeel zijn. Het ondergrondse deel van de lijn zal worden geboord. De tunnelbuis dient hierbij zo ver mogelijk verwijderd te blijven van de reeds bestaande funderingen. Door de gemeente is een voorkeurstrace bepaald waarin een aantal diepgelegen stations opgenomen zijn: Centraal Station, Station Rokin, Station Vijzelgracht, en Station Ceintuurbaan. Deze stations dienen in diepe bouwputten te worden gebouwd. In dit afstudeerverslag is gekeken naar de constructie van de bouwkuip van Station Vijzelgracht waarbij het accent ligt op de toe te passen wanden (staal versus beton). Aan de hand van grondonderzoek (een boring en twee sonderingen) ter plaatse van het toekomstig station zijn parameters bepaald welke benodigd zijn voor een damwandberekening. Deze berekening is gemaakt met behulp van een elasto-plastisch rekenpakket DAMWAND. Met DAMWAND zijn twee berekeningen gemaakt. Sij de eerste berekening is uitgegaan van een (betonnen) diepwand en bij de tweede berekening is uitgegaan van een conventionele combiwand. Sij beide typen wanden is uitgegaan van een vergelijkbare stijfheid (El), wandlengte en stempelconfiguratie. Door optimalisatie van eerder genoemde stempelconfiguratie en ontgravingsstappen is bepaald aan welke eisen de keerwand met betrekking tot stijfheid, weerstandsmoment en lengte dient te voldoen. Naast de berekening met DAMWAND is een soortgelijke berekening met MSHEET gemaakt. Door verschillen in modellering (het bleek niet mogelijk bij MSHEET eenzelfde modellering van de ongedraineerde Eemklei aan te houden als bij DAMWAND) geeft deze berekening, met name bij de uitbuiging, aanzienlijke afwijkingen (tot 67%). Uitgegaan zal worden van de berekening met DAMWAND. Door de grote lengte van de in te brengen elementen 37,2 bestaat het gevaar voor uit het slot lopen waardoor de waterdichtheid van de wand niet meer gewaarborgd is. Hierom is gekozen een buispalenwand met alternatieve slotprofielen nader te onderzoeken. Vervolgens is gekeken in hoeverre een buispalenwand kan worden toegepast in een stedelijke omgeving als de Vijzelgracht. Hierbij zijn voor zowel heien, trillen afs drukken berekeningen gemaakt in welke mate de elementen tijdens het inbrengen puntweerstand en mantelwrijving ondervinden en of dit met bestaand materieel kan worden overwonnen. Hieruit blijkt dat slechts door middel van heien de buispalenwand op diepte kan worden gebracht. Met dit materieel wordt echter niet aan de trillingseis voldaan welke wordt opgelegd door de belendingen. Voor het inbrengen van de buispalen kan dan ook slechts gebruik worden gemaakt van minder zwaar materiee!. Vergelijking van de kosten van de verschillende combinaties met een diepwand laten zien dat deze slechts in zeer geringe mate van elkaar afwijken. Hierbij spelen de kosten van de aanvullende maatregelen slechts een marginale rol in het geheel. Deze kosten compenseren weer de hogere kosten van de diepwand. Geconcludeerd kan worden dat een bUispalenwand een goed alternatief kan zijn in vergelijking met een diepwand. Zeker wanneer gekozen zou worden voor de inzet van meerdere heistellingen. Wel zou in de praktijk onderzocht moeten worden in welke mate de aanvullende maatregelen de inbrengweerstand reduceren alsmede de met het inbrengen gepaard gaande trillingen.","deep wall; Amsterdam; Noord-zuid lijn; building pit","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:142d7526-7db4-49bf-aa26-b9d805832fe0","http://resolver.tudelft.nl/uuid:142d7526-7db4-49bf-aa26-b9d805832fe0","Een onderzoek naar de verbreding van röntgendiffractielijnprofielen gemeten aan kogelgemalen molybdeenpoeder","Huisman, M.","Bor, T.C. (mentor); Delhez, R. (mentor); Mittemeijer, E.J. (mentor)","1997","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:20f6ce79-3c92-41c4-8346-4eebe02f4b35","http://resolver.tudelft.nl/uuid:20f6ce79-3c92-41c4-8346-4eebe02f4b35","Ultrasoon torsielassen van aluminiumlegeringen: Nauwkeurigheid en sterkte van de lasverbinding","Liebreks, M.W.H.M.","Luijendijk, T. (mentor); Van Engen, P. (mentor)","1997","","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Technische Materiaalwetenschappen","","","",""
"uuid:5e4a30ce-b813-4766-92bd-c1c204691233","http://resolver.tudelft.nl/uuid:5e4a30ce-b813-4766-92bd-c1c204691233","Morfologisch gedrag van vooroeversuppleties","Halbertsma, B.","Van de Graaff, J. (mentor); Roelvink, J.A. (mentor); Visser, P.J. (mentor); D' Angremond, K. (mentor)","1997","Als men de Nederlandse geschiedenis bekijkt dan is er een steeds terugkerend element te ontdekken: de strijd tegen de zee. Er is in het verleden veelland veroverd op het water, maar er moet constant voor gezorgd worden dat het gewonnen land behouden blijft. Als er niet actief zou worden ingegrepen dan zou binnen afzienbare tijd de kustlijn sterk achteruitgaan, een waddeneiland als Texel zou binnen de kortste keren een groot deel van zijn oppervlakte verliezen. Nu zijn er verschillende manieren om een bestaande kustlijn te handhaven. De zogenaamde ""harde"" maatregelen bestaan uit het bouwen van kunstwerken of kustverdedigingen om de oorzaak van het probleem aan te pakken. Een nadeel van deze methode is vaak dat het probleem zich verplaatst naar een verder gelegen gebied. De ""zachte"" maatregelen bestaan uit het bestrijden van de gevolgen van de achteruitgang van een kust. Hieronder vallen de zandsuppleties. De methode die het meest gebruikt wordt is de strandsuppletie waarbij het zand direct op het strand wordt gedeponeerd om zo het verloren deel terug te winnen. Een andere, slechts weinig toegepaste methode is de vooroeversuppletie. Hierbij wordt het suppletiemateriaal op enige meters diepte op de vooroever geplaatst, waama door golven en stroming het zand wordt getransporteerd naar de kust. Een voordeel van deze methode is dat de recreatie er geen hinder van ondervindt, ook is het storten van zand op een bepaalde diepte eenvoudiger (goedkoper) dan het opspuiten van een strand. Deze studie is erop gericht inzicht te verkrijgen in het effect dat een vooroeversuppletie heeft op de morfologie van een kust. Als uitgangspunt wordt een kustprofiel bij Egmond aan Zee genomen, waarin een aantal verschillende vooroeversuppleties wordt aangebracht. Er wordt gebruik gemaakt van UNIBEST, een simulatieprogramma ontwikkeld door het Waterloopkundig Laboratorium. Dit programma maakt onderscheid tussen het dwarstransport (loodrecht op de kustlijn) en het langstransport (evenwijdig aan de kustlijn). Als eerste wordt gekeken naar de effecten van de suppleties op bepaalde stromingsverschijnselen. Sterke stroming en opwoeling van zand op de suppletie zorgen voor veel dwarstransport. Doordat golven gaan breken op de suppleties zal er een sterke langsstroom op de suppleties ontstaan. Deze stroom veroorzaakt zandtransport. Daama zijn de volumes van het getransporteerde zand onderzocht. Er is gekeken naar de transporten onder invloed van een golfveld gedurende 1 jaar. Bij het dwarstransport blijkt dat de suppleties die het dichtst bij de kust liggen het meeste zand naar de kust transporteren. Bij de hoogste suppletie is dit iets minder dan de helft. De suppletie die het verst van de kust af ligt heeft nauwelijks invloed op het zandtransport, deze werkt vooral als golfbreker. Als laatste zijn de gevonden tranSPOrten omgezet naar morfologische veranderingen van de kust. Door dwarstransport verplaatsen de suppleties zich in zeewaartse richting en neemt de hoogte sterk af Hoe dieper de suppletie ligt, hoe kleiner de verplaatsing en hoogte afname zijn. Door het langstransport verplaatsen de suppleties zich evenwijdig aan de kust en verspreiden ze zich. De grootste verplaatsing is minder dan 10% van de initieIe lengte van de suppletie, de verspreiding is in de orde van de halve suppletielengte evenwijdig aan de kustlijn. Als laatste is gekeken naar de invloed van de suppleties op het langstransport aan landzijde van de suppleties (tussen de suppleties en de kustlijn). De suppleties die het dichtst bij de kust liggen geven de meeste aanzanding en erosie, deze komen voor bij de uiteinden van de suppleties.","beach nourishment; coastal morphology; unibest","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:c5a52434-067d-41f7-b531-cf4fa19b5d89","http://resolver.tudelft.nl/uuid:c5a52434-067d-41f7-b531-cf4fa19b5d89","Economic optimal design of vertical breakwaters","Voortman, H.G.","D' Angremond, K. (mentor); Vrouwenvelder, A.C.W.M. (mentor); Tutuarima, W.H. (mentor); Van Gelder, P.H.A.J.M. (mentor); Vrijling, J.K. (mentor)","1997","In Europe the interest in and the importance of vertical breakwaters is growing. A central point is the optimal geometry, e.g. the width and height of the breakwater caisson chosen such that the total costs over the lifetime of the structure are minimized. Probabilistic design tools provide several methods to determine the probability of failure of a structure. In a design process however, the designer of the structure is faced with the problem of defining the acceptable probability of failure. In general there are three ways to determine the optimal probability of failure: Consider the probability of dying of an individual due to collapse of the structure (individual point of view); Consider the probability of occurrence of a certain number of casualties in case of failure of the structure (societal point of view); Minimize the sum of initial investment and capitalized risk over the lifetime of the structure (economical optimization). In the case of a breakwater without amenities the probability of loss of life due to failure is very small, but the economic losses can be severe. Therefore the application of the economical optimization is suitable. In this study a framework for the optimization of vertical breakwaters is developed. The optimization procedure has been implemented in a numerical model. In this model three failure modes are considered: Sliding of the caisson over the rubble foundation (ultimate limit state); Overturning of the caisson (ultimate limit state); Wave transmission (serviceability limit state). Several calculations have been made with the computer program. The results of the calculations show the following: The capitalized risk has a large influence on the optimal geometry of the structure; In general only one mechanism largely determines the probability of failure of an optimal designed vertical breakwater. This mechanism is in general the one which is most expensive to strengthen the breakwater for. In the situation chosen in this stUdy, this is rotation failure of the caisson. The caisson width is the most expensive design variable; The optimal design is influenced by all random variables used in the design; Wave transmission influences the optimal geometry of a breakwater towards higher and narrower caissons. In the situation chosen in this study, a caisson height such that no wave transmission occurs seems optimal. The developed model provides a good starting point for the development of more advanced optimization models.","breakwater; vertical wall; economic optimization","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:e8800b4d-5743-4bf8-8766-bc83bd107f28","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e8800b4d-5743-4bf8-8766-bc83bd107f28","Stability of stones in the surf zone","Ottenheim, E.S.A.P.","Fontijn, H.L. (mentor); Schiereck, G.J. (mentor); D' Angremond, K. (mentor)","1997","Much research has been done on the stability of stones in breaking waves, but up to now, most of these studies were based on experiments with slopes varying from 1: 1 to 1:7. The stability of stones on mild slopes, slopes not steeper than 1: 10, has not yet been researched very extensively. Applications of mild slopes in practice are for example landfalls of oil pipelines and outfalls of sewage systems. The objective of this study is to improve the theoretical knowledge of the stability of stones on mild slopes in the surf zone by researching the flow in breaking waves. The stability relations for stones on mild slopes established so far, followed the trend of experimental results quite well in a qualitative way, but the difference in stability for spilling breakers and plunging breakers was predicted too small by the relations. Probably the main reason of this imperfection is the influence of the plunging jet in a plunging breaker. Therefore, the processes which take place in plunging breakers are studied. From a study by Basco (1985) it was concluded that processes in spilling and plunging breakers are similar, albeit that the vortex systems in plunging breakers are of a much larger scale. Experiments were carried out in the large wave flume of the Laboratory of Fluid Mechanics for a better understanding of the stability of stones on a slope subjected to wave attack. The model structure consisted of a 1: 10 impermeable slope, on which a layer of stones (Dnso =1.21 cm) was laid. Only regular waves were used, because these wave are more suitable for researching the flow in a particular wave. For three waves with different wave steepnesses, incipient motion of the stones was determined. SUbsequently, in the breaking regions of these waves, velocity measurements were carried out by means of LDV and video recordings. From the damage experiments it was concluded that maximum damage was located at about h/Ho =0.6 and that the direction of displacement of the stones depends on the breaker parameter. Furthermore, the stone displacement in upslope direction seemed to be caused by the plunging jets of the breaking waves. The velocities in the plunging jet were equivalent for the three different waves, which is in line with the fact that these waves cause incipient motion. The plunging jets of the breaking waves cause incipient motion of the stones. Up to now no theories were available for the stone stability in plunging jets. Therefore, an attempt was made to model the stone stability in a plunging jet. Two different models were considered, which both schematize the plunging jet on a stone as static forces on a single cubical stone. From the modelling it was concluded that the results deviate from experimental results. The missing of the turbulent fluctuations of the jet and to a less extent the dynamic characteristics of the stone stability were probably the main reasons of this deviation. Nevertheless, the modelling can improve the theoretical understanding of the stone stability in plunging jets. The numerical results of the stability relation by Izbash for uniform flow are close to the experimental results. Therefore, it seems that stone stability in a plunging jet is not as unfavourable as expected, compared to stone stability in uniform flow. The resulting stability equations for the stone stability in plunging breakers is in conformance with existing relations.","stone stability; Izbash; incipient motion; breaking waves","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:d6ca6799-0f26-45d3-97d7-db1eab27d083","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d6ca6799-0f26-45d3-97d7-db1eab27d083","Slibafzetting op een steenslagbed als fundering voor een afgezonken tunnel","Bos, G.","Oostveen, J.P. (mentor); Van Roode, F.C. (mentor); Van Raalte, G.H. (mentor); Van Tol, A.F. (mentor); D' Angremond, K. (mentor)","1997","","siltation; bed protection; submerged tunnels; Oresund","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:c7975f02-31ee-4a79-8758-2ebaa4608da5","http://resolver.tudelft.nl/uuid:c7975f02-31ee-4a79-8758-2ebaa4608da5","Positron emission particle tracking in interconnected fluidized beds","Vlek, J.","Van den Akker, H.E.A. (mentor); Van den Bleek, C.M. (mentor); Mudde, R.F. (mentor); Stellema, C.S. (mentor)","1997","The Interconnected Fluidized Beds (IFB) reactor is a compact solids circulation system to be used for continuous gas/solid acceptation/regeneration processes. The IFB reactor consists of four compartments, two reactors (risers) and two transport beds (downcomers) connected to each other by two overflow weirs and two orifices. The difference in gas velocities between the fluidized or aerated IFB compartments is the driving force for the solids flow. A Positron Emission Particle Tracking (PEPT) system consisting of two non collimated circular gamma cameras is developed to enable the solids flow in the IHB to be investigated. The PEPT system is able to reconstruct the trajectory of a single radiotracer particle which is moving through the IFB. A tracer particle is specially produced to have a density equal to the glass ballotini of the bed material and consists of a certain glass type with a high copper content. Irradiating the tracer in the IRI nuclear reactor wiU tum a part of the copper into a positron emitter, *''Cu. A positron annihilates into two back to back collinear 511 keV gamma quanta. The principle of PEPT is based on the detection of the two coincident 511 keV gamma quanta that result fi-om a single positron annihilation. The tracer particle is located somewhere on the line connecting the two incidence positions at the gamma cameras. From several lines the location of the tracer particle can be reconstructed. Due to some non-idealities in the emission, the interaction with the medium and the detection of the gamma's, corrupt hnes will occur as well. An iterative filtering procedure is used to select the best lines to reconstruct the tracer particle location. Best results were obtained by using a double energy window to include both Compton scattering events at the crystal as well as the fiill energy interactions. The tracking fiequency of a tracer particle inside the IFB is 20 positions per second with a location accuracy ax,y,z=5 mm or 40 positions per second with cr x,y,z=10 mm. For the analysis of the average flow fields, the IFB was covered by a grid of 10x10x10 mm^ voxels. After a 32 hours measurement, every voxel contains on average 100 data points and the average error of the ensemble averaged velocities amounts to 15%. Characteristic flow elements like the orifice flow, circulation vortices, and bubble bursts can be visualized well. The circulation rate of solids and the residence time distributions are easy to determine.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie","","","",""
"uuid:53495376-0048-40f4-9d69-57b49bce66bb","http://resolver.tudelft.nl/uuid:53495376-0048-40f4-9d69-57b49bce66bb","Short Fibre Composites: The effect of surface charges on the formation of short fibre UHMWPE-Composites","Kersten, M.J.E.","Hofsté, J.M. (mentor); Pennings, A.J. (mentor); van Turnhout, J. (mentor); van Heek, G. (mentor)","1997","The mechanical properties of ultra high molecular weight polyethylene (UHMWPE) can be enhanced by adding short fibres. The viscosity of UHMWPE is that high that it is not possible to mix the short fibres into the melt. So, the solids have to be mixed instead. The quality of the fibre dispersion in a powder mixture significantly influences the mechanical properties of the composite. When the mixing is insufficient, premature failure occurs. This prompted us to investigate the mixing of UHMWPE powders with fibres in the solid state to produce a homogeneous composite. Electrostatic forces play a very important role in the dispersion of fibres in a UHMWPE-powder mixture. The particles are getting charged when they come into contact with each other. This is known as tribo-electrification. Mixing aramid- or UHMWPE -fibres with the matrix powder gives a homogeneous mixture. The capacitor experiment has shown that the fibres are charged negatively and the UHMWPE-powders positively. Charging of the components does not occur in a mixture containing PE -fibres. PE -fibres contain a conducting layer (avivage) which opposes electrical charging and an inhomogeneous mixture is obtained. Powders are hardly charged by PET-fibres. Mixing UHMWPE -powders with PET-fibres results in an inhomogeneous mixtures too. The inhomogeneous fibre dispersion in the composite can be noticed during stress/strain testing as partially breakage before total failure is observed. However, this kind of failure is absent in the aramid- and UHMWPE-fibre composites and a normal stress/strain curve is observed. If the components of the PET(7.2)-fibre composite are charged by corona separately before mixing, a normal stress/strain curve is observed during mechanical testing. The components can be charged by corona either positively or negatively, depending on the settings of the home-built corona apparatus. All fibres mix excellently with oxidised UHMWPE-powders. When the UHMWPE-powders are oxidised, hydrogen bridging between the particles causes the powder-particles not to segregate. The powders form already a structured fluid wherein fibres are embedded. Preventing of segregation occurs too due to the possible hydrogen-bridging between the powders and the aramid-, PET- and PEN-fibres. Several mechanical properties of homogeneous composites have been tested, the E-modulus, the yield stress, the stress at break and the strain at break. The mechanical properties are improved by adding fibres to the matrix resulting in a higher yield stress and E-modulus. The stress at break and strain at break are lowered at a certain extent, this depends on the fibre content in the matrix, the difference in fibre/matrix adhesion related to the nature of the fibres, the E-modulus and the aspect-ratio of the fibres. Fibres of the same nature with a higher aspect-ratio a have less adverse influence on the stress at break. The aramid-fibre with the smallest diameter shows the best mechanical properties.","","en","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Polymer Technology","","","",""
"uuid:6e2a8601-636b-4630-ac69-796130e24b8a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:6e2a8601-636b-4630-ac69-796130e24b8a","Modelling the effects of submerged breakwaters in a wave basin: 2DH simulations of tests with Delft2D-MOR","Schaap, J.","D'Angremond, K. (mentor); Booij, N. (mentor); van de Graaf, J. (mentor); Roelvink, J.A. (mentor); van der Biezen, S.C. (mentor)","1997","This report is the result of a master thesis ofthe author, student at Delft University ofTechnology, Faculty of Civil Engineering. In this report a simulation oftests with submerged breakwaters, parallel to the shoreline, in a wave basin, are carried out with the morphodynamic model Delft2D-MOR. This 2-dimensional horizontal model was developed by DELFT HYDRAULICS. The aim of this thesis is to find out whether and how this model is able to simulate these tests with submerged breakwaters, and to investigate the effects of these breakwaters on profile development. The conditions ofthe experiments are used as input for the model. One simulation without breakwaters and two simulations with different breakwater configurations are carried out. Comparison of model results with measurement data rom the experiments shows that the model is able to simulate some hydrodynamic and morphological processes induced by the submerged breakwaters. Wave heights in the vicinity ofthe obstacles are reduced because of wave dissipation over the breakwaters. Flow circulation patterns occur induced by water level gradients. Sediment is mainly transported from behind the breakwaters towards and through the gaps seaward. However, there are still quite some differences between model and experimental results. Large amounts of sediment are eroded near the shoreline and close behind the breakwaters, which was not measured during the experiments. Apparently inaccuracies in modelling appear at the boundary of sea and land (original dry points remain dry, bottom gradients are irrealistic large), and at the location of submerged breakwaters where the modelling ofwave behaviour is not adequate. Also problems with resolution of computational grid arise at the location of submerged breakwaters. A higher resolution is needed in order to compute realistic flow velocities close behind the submerged breakwaters. Obviously a lot ofwork has to be done to improve the 2DH model results such that it can be a useful tooI for modelling the effects of submerged breakwaters on a beach profile.","breakwater; offshore reef; delft3d; wave basin","en","master thesis","TU Delft, Civil Engineering and Geosciences, Hydraulic Engineering","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","","","","",""
"uuid:b47a7baf-6cb5-4ef8-ab3f-aa04a7ff8c7c","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b47a7baf-6cb5-4ef8-ab3f-aa04a7ff8c7c","Grain size and gradation effects on sediment transport under sheet-flow conditions, data analysis","Van der Hout, G.","Dunsbergen, D.W. (mentor); Van de Graaff, J. (mentor); Janssen, C.M. (mentor); Ribberink, J.S. (mentor); D' Angremond, K. (mentor)","1997","This study consists of three sections: - experiments on sand transport in oscillatory sheet flow with two sands (D50 = 0.21 and 0.32 mm) - verification of three existing sediment transport models - extension of these models to include the gradation of the sediment The experiments are performed in the Large Oscillating Water Tunnel (see also data report: Z2137, part I). Comparison between these data and data from earlier experiments with finer sand shows the effect of the grain size and the unsteadiness on the transport rate for relatively uniform sand. Verification of three existing sediment transport models (Bailard, 1981; Ribberink, 1994; Dibajnia & Watanabe, 1992) shows that the model of Bailard largely overpredicts the measured transport rates, especially for fine sand. The model of Ribberink shows reasonably good results for all sands, except when unsteady effects become too important. In the model of Dibajnia & Watanabe unsteady effects are included. Therefore the net transport rates for fine sand are predicted well by this model, but the net transport rates for coarser sand are overpredicted. The gradation of the sediment is included into the models by using a size-fraction method. Moreover, hiding and exposure corrections are included in the model of Ribberink. Based on the results of the grain-size effect in uniform sand, a sensitivity study is performed, which shows the following results: Bailard predicts larger net transport rates than for uniform sand due to an overprediction in transport rate for the fine fractions. The transported material is finer than the bed material. For Dibajnia & Watanabe the transported material is coarser than the bed material and the net transport rate may either increase or decrease. For Ribberink the net transport rate is almost the same as for uniform sand and the transported material is hardly different from the bed material. The width of the gradation has a large effect on the difference between the net transport of uniform sand and that of a mixture with the same mean grain diameter.","sheet flow; grain size; sediment transport","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:05e53889-022a-45fa-b4ba-0cf5dc1d503a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:05e53889-022a-45fa-b4ba-0cf5dc1d503a","Inpassing mengbekken en uitbreiding oppervlaktewaterzuivering bij het GWG","Oterdoom, S.P.","Van Dijk, J.C. (mentor); De Koning, J. (mentor); Rietveld, L.C. (mentor); Van der Velde, R.T. (mentor)","1997","Voor de uitbreiding van de oppervlaktewaterzuivering zijn de alternatieven diepinfiltratie en ultrafiltratie onderzocht.","diepinfiltratie; ultrafiltratie","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Watermanagement","","Sanitary Engineering","",""
"uuid:9b7528e6-d796-4730-98df-89ab6cec58a8","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9b7528e6-d796-4730-98df-89ab6cec58a8","Stabiliteit van co-continue morfologieën tijdens spuitgieten: Een onderzoek naar de invloed van verschillende spuitgietcondities op de stabiliteit van co-continue morfologieën in LDPE/PS blends","Doelam, R.","Posthuma de Boer, A. (mentor); Willemse, R.C. (mentor)","1997","Het afstudeeronderzoek werd uitgevoerd in het kader van het IOP*-recycling project ""Herverwerking van gemengd kunststofafval"". Het doel van dit IOP-project is het verkrijgen van een co-continue morfologie in een polyolefine afvalstroom met een toevoeging van 20 tot 30 gew% PS. Op dit moment is het mogelijk om blends met co-continue morfologieën te vervaardigen. Verdere verwerking leidt tot aanzienlijke vergrovingen en zelfs tot een verlies van co-continuïteit. De zogenaamde ’direct’ extrusie processen lijken de enige verwerkings methoden te zijn, waarbij co-continuïteit behouden blijft. Deze methode is echter beperkt tot het produceren van palen, buizen en profielen. Voor het vervaardigen van voorwerpen is spuitgieten verreweg de meest toegepaste techniek. In dit afstudeerproject is onderzocht waar in het spuitgietproces de co-continue morfologie verloren gaat. Onderzocht is wat de invloed van de transportschroefsnelheid, de injectiesnelheid, de spuitmonddiameter en de verblijftijd op de morfologie is. Tevens is de invloed van het gebruik van een Sulzer mengelement in de spuitgietmachine op de morfologie bestudeerd. Het doel van dit onderzoek is om door een juiste keuze van de procesparameters co-continuïteit tijdens spuitgieten te behouden. Uit het onderzoek is gebleken dat de morfologie verandering gedurende het spuitgieten grotendeels wordt veroorzaakt door de verblijftijd in de verwarmingscilinder van de spuitgietmachine. De morfologie van de blends wordt, naarmate de verblijftijd toeneemt, grover. De transportschroef, injectiesnelheid en de spuitmonddiameter blijken geen of weinig invloed op de morfologie te hebben. De invloed van de injectiesnelheid en de spuitmonddiameter wordt alleen merkbaar bij zeer hoge injectiesnelheden. Door het plaatsen van de Sulzer menger in de spuitgietmachine worden de vergrovingen, die ontstaan gedurende het verblijf in spuitgietmachine, teruggebracht tot de oorspronkelijke afmetingen waarbij co-continuïteit behouden blijft. Verder is naar voren gekomen dat als co-continuïteit door opbreken verloren gaat deze niet meer te herstellen is.","","","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en Materiaalkunde","","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","",""
"uuid:5e81ca64-f2ab-4cde-a445-15287513b68b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:5e81ca64-f2ab-4cde-a445-15287513b68b","Nanofiltratie efficienter en goedkoper","Riemersma, M.","Van Dijk, J.C. (mentor); Verberk, J. (mentor); De Koning, J. (mentor); Van der Meer, W.G.J. (mentor)","1997","Membraanfiltratie is een waterzuiveringstechniek die in Nederland terrein aan het winnen is.","membraan filtratie","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Watermanagement","","Sanitary Engineering","",""
"uuid:77c4e42c-6b1a-433e-b18c-90c7feec136e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:77c4e42c-6b1a-433e-b18c-90c7feec136e","EDR te Leiduin","de Koning, M.","Van Dijk, J.C. (mentor); Verberk, J. (mentor); Nederhof, M.M. (mentor); Van der Hoek, J.P. (mentor)","1997","Voor capaciteitsuitbreiding van Gemeentewaterleidingen Amsterdam (GWA) te Leiduin wordt onderzoek verricht naar drie verschillende technieken. Om de haalbaarheid van ED voor capaciteitsuitbreiding te bepalen is proefinstallatie onderzoek verricht met deze techniek.","elektrodialyse reversal","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Watermanagement","","Sanitary Engineering","",""
"uuid:2ba9ae93-6120-426a-823a-54f853a47b51","http://resolver.tudelft.nl/uuid:2ba9ae93-6120-426a-823a-54f853a47b51","Consolidatie aspecten bij het ontwerp van bergingslocaties voor verontreinigde baggerspecie","Zwang, L.W.A.","Barends, F.B.J. (mentor); Verruijt, A. (mentor); Wichman, B.G.H.M. (mentor); Van der Schrieck, G.L.M. (mentor)","1997","In de nabije toekomst zullen grote hoeveelheden vervuild baggerslib worden geborgen in grootschalige bergingen in Nederland. In de MER-studies is een nauwkeurige voorspelling van depotcapaciteit en uitstroom van porie water naar de omgeving benodigd. Naast de eigengewichtsconsolidatie spelen ook andere processen een rol bij de berging van slib in depots. In dit afstudeeronderzoek zijn de andere processen niet beschouwd, omdat ze alleen in de bovenwaterfase voorkomen of een veel kortere tijdsduur hebben dan het consolidatieproces. De belangrijkste conclusies uit dit onderzoek zijn: Een één-dimensionaal consolidatiemodel is nuttig voor monitoringsprogramma's. Ondanks de vereenvoudigingen t.o.v. de werkelijkheid zijn de resultaten voor redelijk homogeen slib bruikbaar. Het effect van de slib soort op debieten en kentallen is belangrijker dan het effect van gas op het consolidatieproces mits het gemiddeld gasgehalte laag is. Dit geldt ook voor de slibhoogte mits deze verhoogd wordt met een volumevergrotingsfactor voor gas. Dit betekent, dat voor gelaagd slib met weinig gas een verzadigd meerlagenmodel betere resultaten zal geven dan een enkellaagsmodel, waarin gas is geïmplementeerd. De belangrijkste aanbevelingen zijn: Uit de simulaties is gebleken, dat vooral het lage spanningsgebied van de parameter relaties van belang is voor het consolidatieproces. In dit gebied zouden nog meer metingen gedaan moeten worden, om betere parameter sets te kunnen samenstellen. Daar er een correlatie lijkt te bestaan tussen afwijkende ef-waarden en het gasprofiel, is het nuttig te onderzoeken of er een verband bestaat tussen classificatie eigenschappen (de gelaagdheid van het slib) en het gasgehalte. Tevens moet hierbij de gasproductie worden betrokken. De invloed van een gasproductiekromme (gasmodus 4) op het consolidatieproces is een interessant onderwerp voor toekomstig onderzoek. Daarvoor is het nodig een gasproductiekromme te implementeren in het computermodel.","consolidatie; baggerspecie; berginslocatie; opslagdepot; slib; consolidatieproces; FSCONGAS","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","Hydraulic Engineering","",""
"uuid:ec67caba-352b-42e4-8acb-c1826f9200f0","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ec67caba-352b-42e4-8acb-c1826f9200f0","Grading control on quarried rock","Sint Nicolaas, W.","Meermans, W. (mentor); Kalff, F.R. (mentor); Vrijling, J.K. (mentor)","1997","Probabilistic analysis of the control of grading of quarried rock, using the Rosin-Rammler distribution. with case study for the breakwaters of the port of Ennore, India","Rosin-Rammlet; Quarry; grading control","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:1cfb3767-cc56-4d43-8cbb-193553441e31","http://resolver.tudelft.nl/uuid:1cfb3767-cc56-4d43-8cbb-193553441e31","Reologie van Gesmolten Thermoplast/ Poly (ether-ester) Multiblok Copolymeer Blends: Reologie en morfologie evolutie in dynamische afschuifstroming in het lineair visco-elastische domein en in stationaire afschuifstroming na plotselinge verhoging van de afschuifsnelheid","Hoogvliet, R.M.","Posthuma de Boer, A. (mentor); Veenstra, H. (mentor)","1997","Het afstudeerproject had tot doel, om de reologische eigenschappen van gesmolten niet-mengbare semi-geconcentreerde blends, bestaande uit een thermoplast (polystyreen) en een poly (ether-ester) multiblok copolymeer (Arnitel), met bol-matrix morfologie te bepalen. De reologische eigenschappen zijn bepaald in dynamische afschuifstroming in het lineair visco-elastische domein en in stationaire afschuifstroming na plotselinge verhoging van de afschuifsnelheid. M.b.v. experimenten in het eerstgenoemde stromingsregime kunnen bepaalde (specifieke) blendparameters (boldiameter, grensvlakspanning, etc.) bepaald worden. Tijdens het verwerken van polymeren blends is het materiaal veelal onderhevig aan snel wisselende stromingsprofielen. Het is interessant om de reologische eigenschappen en de morfologie evolutie in stationaire afschuifstroming na plotselinge verhoging van de afschuifsnelheid te bestuderen, omdat de mechanische eigenschappen van niet-mengbare blends geoptimaliseerd kunnen worden als de blend morfologie, zoals die zich vormt tijdens verwerking, gecontroleerd kan worden…","","nl","master thesis","","","","","","","","","Applied Sciences","Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde","","Technologie van Macromoleculaire Stoffen","",""
"uuid:5e73c8fe-d887-4337-94f7-620de675abea","http://resolver.tudelft.nl/uuid:5e73c8fe-d887-4337-94f7-620de675abea","Jabotabek spatial development study: Executed at the Ministry of PubHc Works of Indonesia in co-operation with Delft Hydraulics","Zondag, B.","Sanders, F.M. (mentor); Verhaeghe, R.J. (mentor); Van der Krogt, W. (mentor); Ruiter, W. (mentor); Van Eck, P. (mentor)","1997","In front of you lies the report of the thesis project 'Jabotabek spatial development study'. The thesis project is the fmal part of the Delft University of Technology curriculum. The project was executed in co-operation with Delft Hydraulics at the subdirectorate of river basin planning at the Ministry of Public Works of Indonesia (Jakarta). The Jabotabek region faces a fast development with an explosive population growth. Jabotabek is an artificial name for Jakarta and the surrounding regions of Bogor, Tangarang and Bekasi. The current population figure of the region of aroimd 20 million is expected to double in the next 25 years. Besides the population sector the industrial and commercial sector will face a similar development. Projections of the number and spatial distribution of the activities in the region are necessary to calculate the spatial dispersion of the water demand or waste load production. These figures are required as input data for water management or water quality studies. The aim of this study is to generate the future number, kind and spatial distribution of activities in the Jabotabek region.","","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:b5fa2f7a-dff7-4979-9c52-a7f7f27f9ae3","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b5fa2f7a-dff7-4979-9c52-a7f7f27f9ae3","Steenstabiliteit in overstortende straal","Hakenberg, R.","Fontijn, H.L. (mentor); Schiereck, G.J. (mentor); Franken, A.F. (mentor); D' Angremond, K. (mentor)","1997","Recentelijk zijn in Nederland twee waterkeringen ontworpen en uitgevoerd die bij maatgevende (storrnvloed)omstandigheden overstromen: de Hartelkering in het Hartelkanaal nabij Rotterdam en de Zeesluizen in het Noordzeekanaal nabij IJmuiden. Omdat niet voldoende theoretische kennis en ervaring voorhanden is om het stroombeeld te kunnen beschrijven is in beide gevallen ten behoeve van de dimensionering van de bodembescherrning onderzoek verricht met behulp van schaalmodellen. Het is wenselijk om voor het ontwerpen van soortgelijke constructies in de toekomst een algemeen toepasbare ontwerprelatie voor de toplaag van het stortebed voorhanden te hebben in plaats van telkens ad hoc onderzoek te verrichten. De doelstellingen van dit afstudeerwerk zijn derhalve: 1. Verkrijgen van inzicht in het stroombeeld boven het stortebed ten gevolge van een overstortende straal. 2. Bepalen van ligging en omvang van het zwaarst aangevallen gebied. 3. Vergroten van de kennis over de steenstabiliteit onder een overstortende straal met behulp van de resultaten van experimenten. 4. Opstellen van een meer algemeen toepasbare ontwerprelatie voor de dimensionering van de toplaag van een granulair","stone stability; Izbash; jet flow","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:736bcd04-a421-4365-b315-184cfeaa8a22","http://resolver.tudelft.nl/uuid:736bcd04-a421-4365-b315-184cfeaa8a22","Metrostations in het boortunneltracé","Van Beek, J.S.","Horvat, E. (mentor); Baldée, A. (mentor); Visser, J. (mentor); Vrijling, J.K. (mentor); Van Tol, A.F. (mentor)","1997","In dit afstudeerverslag wordt getracht een antwoord te geven op de volgende vragen : Welke interactie vindt plaats tussen ondergrondse stations en boortunnels ? Welke alternatieve bouwmethoden zijn mogelijk voor een ondergronds station? Welke bouwmethoden zijn toepasbaar voor het ondergrondse station op de Vijzelgracht te Amsterdam? Welke dimensies krijgt het station indien het station ondergronds wordt uitgebouwd danwel vanaf maaiveld wordt gebouwd ? Voor de beantwoording van deze vragen is het verslag als volgt opgezet : In deel I is een overzicht van de resultaten van het ontwerpproces en de technische deelstudies gegeven. Deze resulaten zijn een samenvatting van de resulaten zoals deze volgen uit de overige drie delen en geven direct antwoord op de bovenstaande vragen. Naast deze resultaten is in deel I het algemene voorwoord en de inhoudsopgave van het gehele afstudeerverslag gegeven. In deel II zijn twee onderdelen te vinden : 1. De resultaten van een Iiteratuurstudie betreffende de technische aspecten van boortunnels en de verschillende methoden voor de bouw van een ondergronds station 2. Een persoonlijke uitwerking aan de hand van de Iiteratuurstudie waarin is onderzocht welke interactie optreedt tussen boortunnels en stations. In deel III wordt voor het ondergrondse station op de Vijzelgracht, dat gelegen is in het trace van de Noord/Zuid-lijn in Amsterdam, behandeld aan welke ontwerp-eisen dit station moet voldoen en welke bouwmethoden voor het station mogelijk zijn. Hierbij worden de ontwerp-eisen opgesteld aan de hand van twee mogelijke uitvoeringswijzen, de ondergrondse uitbouw en de bouw vanaf maaiveld van het station. De mogelijke bouwmethoden, welke voor de beide uitvoeringswijzen zijn opgesteld, worden in dit deel III beoordeeld op de bruikbaarheid voor inzet op de locatie, waarbij de ontwerpeisen de dimensies voor het station opleggen. In deel IV zijn twee alternatieve bouwmethoden uitgewerkt, de buizenmethode en de luchtdrukmethode. De buizenmethode betreft een toepassing waarbij ondergrondse uitbouw plaatsvindt, de luchtdrukmethode betreft een toepassing voor de bouw vanaf maaiveld.","bored tunnels; metro stations; Vijzelgracht","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:7c445438-815a-49df-891c-5fe787c82589","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7c445438-815a-49df-891c-5fe787c82589","Ontwerp van een verplaatsbare caissongolfbreker voor Maasvlakte 2","Spanjers, C.M.","Tutuarima, W. (mentor); De Gijt, J.G. (mentor); Vrijling, J.K. (mentor)","1997","Voorstudie Om de leidende rol die de haven van Rotterdam in de wereldhandel heeft te kunnen handhaven is het noodzakelijk voor de komende decennia ruimte te creeren in de nabijheid van de haven. Dit kan door het aanleggen van een tweede Maasvlakte, een landaanwinning in zee. Het is mogelijk gebleken deze Maasvlakte 2 technisch, morfologisch, milieuhygienisch en ecologisch op een verantwoorde manier in te passen in de huidige situatie. Ben referentieontwerp voor 2000 ha netto haventerrein in zee kost ongeveer 6.6 miIjard gulden. Een groot aantal mogelijkheden is geopperd voor de aanleg van het terrein en de benodigde zeeweringen en golfbrekers. Enkele reele oplossingen daarvan komen in aanmerking voor nadere bestudering. Als uitgangspunt voor het verdere ontwerp is voor de realisering van Maasvlakte 2 gekozen voor een met zand opgespoten terrein, dat wordt beschermd door een zeewering of golfbreker bestaande uit caissons. Door Projectorganisatie Maasvlakte2 is een viertal principevarianten voor de situering van Maasvlakte 2 beschreven, vergeleken en beoordeeld. Het is uit oogpunt van kosten en onbetrouwbaarheid van economische voorspellingen gewenst om Maasvlakte 2 gefaseerd aan te leggen. Daarom is onderzocht in welke van de beschreven varianten caissons, die in eerste instantie worden gebruikt als zeewering of golfbreker, opnieuw kunnen worden gebruikt als zeewering, golfbreker of kademuur bij de aanleg van een volgende fuse. Een caissonzeewering die in een volgende aanlegfase als kademuur wordt gebruikt lijkt in alle principevarianten een interessante optie. Verplaatsing van een caissongolfbreker bij een gefaseerde aanleg van de zogenaamde noordelijke aanlegvariant lijkt financieel aantrekkelijk en praktisch goed toepasbaar. Deze optie wordt in de vervolgstudie nader onderzocht. Enkele uitvoeringsaspecten die van belang zijn bij het verplaatsen van een caisson worden in het slot van deze voorstudie globaal besproken. Een aantal van deze aspecten wordt in het vervolgonderzoek verder uitgewerkt. Tevens worden in dit onderzoek de te verplaatsen caissons ontworpen. Eindrapport Voor de gefaseerde aanleg van de zogenaamde noordelijke aanlegvariant van Maasvlakte 2 is een golfbreker ontworpen, bestaande uit caissons die op een drempel van stortsteen worden geplaatst. De methode voor uitvoering en plaatsing van de caissons is zo gekozen dat de caissons bij de aanleg van een volgende fase eenvoudig kunnen worden verplaatst om er elders een nieuwe golfbreker mee te bouwen. De caissons worden gebouwd op een terrein dat wordt opgespoten langs de kust van Maasvlakte 1. Dit terrein zal later deel uitmaken van Maasvlakte 2. De betonnen bakken worden vanaf dit terrein op pontons gevijzeld en getransporteerd naar plaats van bestemming. Het caisson wordt vervolgens met een kraanschip, dat speciaal is ontworpen voor werkzaamheden in ondiep water, van het ponton getild en op de drempel geplaatst. Door gaten onder in de wanden vult het caisson zich met water. Na plaatsing wordt het caisson vol met zand gepompt en afgesloten met betonnen platen. Bij verplaatsing van de golfbreker worden de dekplaten en het ballastzand verwijderd en worden de caissons met het kraanschip weer op pontons geplaatst. De voordelen die het bouwen met een kraanschip biedt ten opzichte van het bouwen met drijvende caissons die in een dok worden geconstrueerd zijn talrijk: Het graven van een dok en het baggeren van een vaargeul is niet nodig. De tijd die nodig is voor het plaatsen van de caissons is veel korter, omdat de positionering van een caisson snel en nauwkeurig is en het transport en de plaatsing minder afhankelijk zijn van de weersomstandigheden. Het verplaatsen van een caisson is eenvoudiger. Een afgezonken caisson moet waterdicht worden afgesloten en worden opgedreven, hetgeen ingewikkelder is dan het optillen van een caisson met een kraanschip. De golfbreker is in eerste fase 7500 meter lang en wordt gebouwd in water met een diepte varierend van NAP -17.5 meter tot NAP -22.2 meter. De stortstenen drempel heeft een aanleghoogte van NAP -16 meter. De drempel is zo laag mogelijk ontworpen omdat blijkt dat over de diepte gezien een meter caisson goedkoper is dan een meter drempel en omdat een hoog caisson de haalbaarheid van de fasering en verplaatsing vergroot (het drempelmateriaal wordt verondersteld niet te worden hergebruikt). Voor het ontwerp van de caissons zijn twee computerprogramma's geschreven. Naast de beschrijving van en de berekening met deze programma's wordt aandacht besteed aan een groot scala van uitvoeringsaspecten die bij het bouwen van een caissongolfbreker aan de orde komen. Het eerste programma heeft als doel het bepalen van de hoogte en breedte van de caissons aan de hand van respectievelijk een golftransmissieberekening en stabiliteitsberekeningen voor verschillende faalmechanismen. De invloed van diverse ontwerpvariabelen op de benodigde hoogte en breedte kan met dit programma worden bepaald. Uit de berekeningen blijkt dat bezwijken van de ondergrond het maatgevende faalmechanisme is. De berekende hoogte van de caissons is 23.7 meter. De bij deze hoogte benodigde breedte is 26.0 meter. Het tweede programma berekent de goedkoopste oplossing voor de afmetingen van de cellen in het caisson, de caissonlengte en de bijbehorende dikte van de voorgespannen betonnen wanden en vloer van het caisson. Hierbij worden de kosten en hoeveelheden van het gewapend beton, de voorspanning, de bekisting, de ballast en de plaatsingskosten van het caisson beschouwd. In deze berekening is een maximaal ledig caissongewicht van 12.000 ton gehanteerd, gelijk aan de maximale hefcapaciteit van het kraanschip. Uit de berekeningen volgt dat de goedkoopste oplossing gerealiseerd wordt met caissons met een lengte van 51 meter. Deze caissons hebben een kostprijs van ruim fl 69.000,- per strekkende meter. De kosten voor transport en plaatsing van het caisson bedragen slechts 7% van dit bedrag. Inclusief de kosten voor de drempel, BTW en overige kosten kan de golfbreker in de eerste fase worden gebouwd voor fl Qf.500 per strekkende meter. Een gefaseerde aanleg van Maasvlakte 2 waarbij na 15 jaar 4000 meter golfbreker wordt verplaatst en 2000 meter wordt bijgebouwd blijkt technisch goed haalbaar en levert een besparing op van ruim 130 miljoen gulden ten opzichte van de aanleg van de gehele golfbreker ineens.","breakwater; caisson; removable breakwater; Rotterdam; Maasvlakte","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:45677dbc-f882-4b22-b4b7-474525f3758b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:45677dbc-f882-4b22-b4b7-474525f3758b","Bodemverdediging onder zware ontwerpomstandigheden","Van Bree, B.","Schiereck, G.J. (mentor); Tutuarima, W. (mentor); Ariëns, E.E. (mentor); D' Angremond, K. (mentor)","1997","Momenteel wordt onderzocht of het technisch haalbaar is de Golf van Khambhat, een zee-arm in het noordwesten van India, af te sluiten. Bij de afsluiting van dit estuarium treden, door het enorme reservoiroppervlak en het grote getijverschil, enorm hoge stroomsnelheden op. Uit deze haalbaarheidsstudie kwam de meer algemene vraag naar voren of het mogelijk is onder zwaardere omstandigheden dan in het Oosterschelde-project (waarbij met name gedacht moet worden aan grotere waterdiepten en hogere stroomsnelheden in zowel uitvoerings- als gebruiksfase van de bodemverdediging) de bodemverdediging te realiseren met bestaande methoden en technieken of dat een nieuw concept toegepast moet worden. Het beantwoorden van deze vraag is het doel van dit afstudeerwerk. Om deze vraag te beantwoorden is een uitvoerig literatuuronderzoek gedaan naar de bodemverdedigingsalternatieven die zijn toegepast bij de stormvloedkering in de Oosterschelde, te weten de betonblokkenmat, de steenasfaltmat en de asfaltmastiekmat. Hiernaast is ook gekeken naar gabions en Reno-matrassen. Uit de analyse van de literatuurgegevens is gebleken dat de stabiliteit van de randen van bovenstaande matconstructies bij hoge stroomsnelheden alleen bereikt kan worden door deze af te storten met gabions of Reno-matrassen. Dit zijn staaldraadkorven die gevuld worden met steen, waarbij de gabions ongeveer gelijke hoogte, breedte en lengte hebben en bij Reno-matrassen de dikte aanzienlijk kleiner is dan de lengte en breedte. Beide kunnen gebruikt worden om de randen te verzwaren en kunnen, door de veel grotere stabiliteit ten opzichte van losgestorte steen, een aanzienlijke reductie in de kosten van het ballastmateriaal geven. De huidige methoden van aanbrengen van gabions en Reno-matrassen schieten echter tekort als grote oppervlakten bedekt moeten worden bij grote waterdiepten en hoge stroomsnelheden, zodat het uitwerken van een alternatieve uitvoeringsmethode aanbevolen wordt. De opgedane kennis is tenslotte toegepast in een case-study, de bodemverdediging van de Golf van Khambhat. Hieruit is naar voren gekomen dat het inderdaad mogelijk is de bodemverdediging aldaar aan te leggen met dezelfde methoden en technieken zoals deze in het Oosterschelde-project toegepast zijn. Hiermee is de doelstelling van het afstudeerwerk bereikt.","bed protection; matress; gabions; stone asphalt mat; asphaltic mastic; block mat","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:83420745-5b29-489f-ac64-28f6642e68a6","http://resolver.tudelft.nl/uuid:83420745-5b29-489f-ac64-28f6642e68a6","Stabiliteit van steenzettingen: Beschouwing van een dijkbekleding als een verend ondersteunde buigligger","Gerressen, B.","Schiereck, G.J. (mentor); Bakker, H.L. (mentor); Vrijling, J.K. (mentor)","1997","Bij het bepalen van de sterkte van een dijkbekleding wordt tot nu toe uitgegaan van een losliggend blok als ondergrens voor de stabiliteit. In dit rapport wordt een steenzetting als een ligger beschouwd, waarbij er een normaalkracht opgebouwd wordt, die voor een aanvullende sterkte van de bekleding zorgt. De mate waarin dit gebeurt, is weergegeven in dit rapport. Voor het bepalen van de belasting op de ligger is de maatgevende situatie gebruikt, waarbij net voor het breken van een golf over de steen vlak voor het golffront het maximale drukverschil optreedt. Aan de hand van een vereenvoudigde aanname van het verloop van de belasting over de steenzetting geeft een evenwichtsbeschouwing over het maatgevende blok een reeds bekende formule. In deze formule komt de stabiliteitsparameter 5 dgr to shore normal) fade the effect of the initial rip channel away. Small angles of wave incidence stimulate the development of a rip. On the one hand because the longshore current is much stronger than the current only generated by differences in set-up. On the other hand because, the longshore current drops sediment from the nearshore zone not directly at the offshore end of the rip channel but more downstream. In the initial rip, the breaking of the waves due to the depth at the bar face, coincides with the maximum current velocity. This results in an increase in the dissipation intensity more than a shift of the dissipation peak down stream. So the wave dissipation, as observed on ARGUS images from rips in Noordwijk, is strongly related to the development of sill at the rip head. Morphodynamic simulations show the deposition of a sill at the downstream end of the rip and a slight growth of the rip channel. The morphological development of the rip, resulting from simulations is strongly dependent on the course of the morphodynamic computation. Frequent feedback shows a splitting of the current and sideward discharge. Longer morphological time steps between calling of the hydrodynamic modules show that the rip current is excavating through the sill. Addition of wave mass flux formulations to the model does not modify the flow pattern of the initial rip current significantly. Differences resulting from taking wave mass fluxes into account, arise from other computed shear stresses, because these are based on a different defined velocity. Computations with wave mass flux cause an increase of the sediment transport rates. This effect is not confined to the rip so the whole beach profile strongly changes.","rip currents; Coastal morphology; sediment transport; Argus video system; beach changes","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:4cf2e5b2-491e-4026-a150-f46621074333","http://resolver.tudelft.nl/uuid:4cf2e5b2-491e-4026-a150-f46621074333","Planform changes and overbank flow in meandering rivers: The river Allier","Blom, A.","Wang, Z.B. (mentor); Crosato, A. (mentor); De Vriend, H.J. (mentor)","1997","In this study the river migration model MIANDRAS has been applied to simulations of the planform changes of the river Allier, a tributary of the river Loire in France. The Allier is a very dynamic and natural river system with braided and meandering river sections. Two meandering reaches of the Allier, located between Varennes-sur-Allier and Moulins, have been examined in the present study. MIANDRAS is a numerical model that simulates meandering processes in shallow alluvial rivers with erodible banks. In MIANDRAS the river is schematised as a single meandering channel, as the floodplains are assumed non-conveying. For the prediction of river planform changes, the rate and direction of bank erosion are computed by coupling a steady-state flow and bed topography model with a time-dependent bank erosion model. Sediment gradation, timedependent variations of the bed topography (i.e. migrating bars) and flow exchanges between the main channel and the floodplains are not taken into account. MIANDRAS did not perform satisfactorily in predicting the planform changes of the Allier. The 2(and 3-) dimensional flow processes in flood periods, caused by floodplain constrictions and flow exchange between the main channel and the floodplains, appeared to be an important feature influencing the bank erosion. Therefore, the influence of overbank flow was studied in more detail. The 3-dimensional flow model DELFT3D-FLOW (TRISULA) was used to simulate overbank flow processes in one of the examined reaches of the Allier. The results of the MIANDRAS computations can be explained reasonably well from the results of the overbank flow computations. Near the upstream floodplain constriction, where high bank erosion rates were observed in the prototype river, high velocities occurred in the overbank flow computations. At this location high bank erosion coefficients had to be adopted in the MIANDRAS computations. The relatively low erosion rates at the downstream boundary can be explained by the low velocities occurring in overbank flow. These are due to backwater effects near the downstream floodplain constriction. The small erosion rates at this location resulted in small erodibilities in the MIANDRAS computations. Floodplain bed roughness appears to have a significant influence on velocity directions and magnitudes. The velocity field is correlated to the flow exchange between the main channel and the floodplains. This flow exchange strongly decreases in the case of a higher floodplain bed roughness. These results agree with the results of scale model experiments performed in the Flood Channel Facility at HR Wallingford, England. The results of this study give new indications for the range of applicability of MIANDRAS. Besides the possibility to use MIANDRAS in case of rivers with mainly inbank flow, the model can also be applied to rivers with overbank flow periods, provided that the flow exchange between the main channel and the floodplains is small. A small flow exchange occurs in case of a high floodplain bed roughness, a straight floodplain and main channel, or relatively small flood discharges.","river bends; meanders; Allier; sedimentation","en","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:53685329-9626-46a8-a0e1-58f9cf0ef1b4","http://resolver.tudelft.nl/uuid:53685329-9626-46a8-a0e1-58f9cf0ef1b4","Verruiming van de toegangsgeul naar Tees Port","Wolters, M.A.","Groenveld, R. (mentor); Van de Graaff, J. (mentor); Van Doorn, J. (mentor); Ligteringen, H. (mentor)","1997","In deel A wordt beschreven hoe de benodigde geulbreedte kan worden bepaald. De benodigde geulbreedte is bepaald met behulp van een fast-time simulatie model: SHIPMA . SHIPMA is een fast-time simulatieprogramma, waarmee gesimuleerd wordt hoe goed een schip de gewenste route kan afleggen onder verschillende omstandigheden. De geulbreeedte die het schip nodig heeft kan uit de door het schip gevolgde route bepaald worden. Het grootste schip dat de haven (met een geulbreedte van 244 m) kan bezoeken volgens de SHIPMA berekening is een schip van 310 m lang en 55 m breed. Ter vergelijking is er ook een geulbreedte bepaald met behulp van richtlijnen van het PIANC. Volgens de PIANC-richtlijnen kan een iets breder schip, namelijk 55,5m breed, toegelaten worden. Men wil met schepen varen met een breedte van maximaal 55m. De huidige geul is dus breed genoeg om aan die wensen te voldoen. In deel B van dit afstudeerwerk wordt nagegaan wat de benodigde underkeel clearance is voor de voorgedragen schepen. Om de geuldiepte te kunnen bepalen moet eerst de benodigde underkeel clearance van de schepen worden bepaald. In dit onderzoek is er voor gekozen om met een semi-probabilistische methode te werken, de methode van Kimon. Met de methode van Kimon is underkeel clearance berekend, die hoort bij een kans dat het schip tijdens de passage de bodem raakt, van 1%. benodigde underkeel clearance varieert van 1,82m tot 2,08m voor een schepen met een diepgang van respectievelijk 17m en 23m, bij golven tot 2,25m hoog. Voor de toelating van schepen met een diepgang van meer dan 17,5m moet de vaargeul verdiept worden. In deel C is onderzocht wat de effecten zijn van de geulverdieping op de hoeveelheid sedimentatie in de vaargeul. De geulvarianten die onderzocht worden zijn de een geul met de huidige geulafmetingen en twee verdiepte varianten, die respectievelijk 2m en 6m dieper zijn dan de huidige geul. Om het sedimenttransport over een gebaggerde geul te berekenen heeft Bijker een eenvoudige transportformule bedacht. Met een eenvoudige berekening kan de hoeveelheid sedimenttransport, onder stroming en golven, buiten de geul en boven de geul worden berekend. Het verschil tussen beide hoeveelheden is de hoeveelheid gesedimenteerd materiaal in de geul. Deze hoeveelheid sediment moet gebaggerd worden om de benodigd geuldiepte voor de scheepvaart te kunnen garanderen. Uit de berekening blijkt duidelijk dat de hoeveelheid sediment in de approach channel (het stuk geul buiten de golfbrekers) bij geulverdieping zal toenemen. Zeker bij een geulverdieping van zes meter is de toename groot, namelijk meer dan 100%. Deze toename voor het onderhoudsbaggerwerk zal extra kosten met zich meebrengen en ook hinder voor de scheepvaart. Dit zijn ongewenste effecten. Op de river channel (het beschutte gedeelte van de geul) zal de hoeveelheid sediment nauwelijks veranderen. Het sediment dat daar wordt afgezet komt voor 70% met de vloedstroom mee. Bij een geulverdieping blijft de grootte van de vloedstroom ongeveer gelijk en zo ook de getransporteerde hoeveelheid sediment. De andere 30% sediment wordt aangevoerd door de rivier. Ook aan deze hoeveelheid zal door geulverdieping niet veel veranderen.","Tees; United Kingdom; entrance channel; channel dimensions; nautical requirements","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:b36671d5-b974-4230-9941-005c3d265b5f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b36671d5-b974-4230-9941-005c3d265b5f","Vermindering aanslibbing jachthavens: Case study Drimmelen","Van den Berge, A.","Kranenburg, C. (mentor); Schiereck, G.J. (mentor); Winterwerp, J.C. (mentor); Battjes, J.A. (mentor)","1997","Havens gelegen aan stroomvoerende waterwegen ondervinden last van aanslibbing. Om te voorkomen dat de havens dichtslibben moet er vaak gebaggerd worden. Doordat de laatste jaren de wetgeving voor de behandeling van baggerspecie is verscherpt, worden de kosten voor de jachthavenbeheerders steeds hoger. Hierom is er een landelijk onderzoek gestart, geïnitieerd door de Stichting Anti-Slib i.o., naar mogelijkheden om de aanslibbing van jachthavens en vaarwegen te verminderen. De sedimentatie in een haven wordt in grote mate bepaald door de waterbeweging voor en in de havenmond. Deze waterbeweging resulteert in een netto transport van sediment de haven in en aanslibbing van de haven. Bij dit probleem zijn twee hoofdmechanismen te onderscheiden: Uitwisseling tengevolge van een snelheidsverschil tussen de snelheid op de rivier en de snelheid in de havenmond; horizontale turbulente uitwisseling. Uitwisseling tengevolge van een netto stroming de haven in (bv., getij). Door het loslaten van de stroming ontstaat er een menglaag waardoor het water uit de rivier in de haven belandt. Daarnaast stroomt er water de haven in door de komberging tengevolge van het getij. Om oplossingen te vinden om de aanslibbing voor jachthavens te verminderen is gebruik gemaakt van een schaalmodel van het havencomplex Drimmelen. Dit schaalmodel is gebouwd bij het Waterloopkundig Laboratorium (WL), waar de metingen ook zijn uitgevoerd. Het havencomplex Drimmelen bestaat uit twee havens: de Oude Haven en de Nieuwe Jachthaven. BIke haven is met een eigen havenmond met de rivier verbonden. Hierdoor bestaat het onderzoek in feite uit twee afzonderlijke delen. Er zijn metingen uitgevoerd met verscheidene varianten die ontworpen zijn om de aanslibbing te doen verminderen. Hierbij werd bijvoorbeeld gebruik gemaakt van een paalscherm, een pier en een s-scherm. Door de varianten wordt een rustiger stroombeeld voor en in de havenmond gecreeerd, waardoor er minder aanslibbing optreedt. De metingen werden uitgevoerd bij de gemiddelde stroomcondities in de rivier, aangezien deze representatief zijn voor de aanslibbing in een jaar. Bij de Oude Haven werden reducties van aanslibbing gevonden varierend van 35 % tot 65 %. De grootste reductie werd bereikt met een palenpier aan de bovenstroomse kop van de havenmond. Bij de Nieuwe Jachthaven wordt 75% van de aanslibbing veroorzaakt door de komberging. Hierdoor zal er maximaal een reductie van 25 % optreden wanneer het stroombeeld tengevolge van een variant gewijzigd wordt. Ben oplossing om de aanslibbing bij de Nieuwe Jachthaven te doen verminderen is een rietveld voor de bovenstroomse oever van de havenmond. Dit is echter een nog niet volledig uitgewerkt idee en er zal nader onderzoek naar verricht moeten worden.","siltation; marina; Drimmelen","nl","master thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""