"uuid","repository link","title","author","contributor","publication year","abstract","subject topic","language","publication type","publisher","isbn","issn","patent","patent status","bibliographic note","access restriction","embargo date","faculty","department","research group","programme","project","coordinates"
"uuid:7cd49965-5106-4a28-8609-cbcb7aeec0d5","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7cd49965-5106-4a28-8609-cbcb7aeec0d5","Rural futures for young adults: Rural development and regeneration in the Netherlands","Koreman, M.C.J. (TU Delft Urban Development Management)","Korthals Altes, W.K. (promotor); Spaans, M. (copromotor); Delft University of Technology (degree granting institution)","2024","Young adults are essential in the future of rural municipalities. They can revive places in decline and create new opportunities. But what future dreams, plans and opportunities do they have? Embark on a journey through the Dutch countryside to uncover the future dreams of young adults. Delve into the dreams, plans, and obstacles shaping the future of rural municipalities. Through the vibrant tapestry of cultural festivals, witness the revitalization of once-declining communities. Additionally, examine the innovative re-use of vacant farm buildings, offering promising opportunities for regeneration, economic growth and entrepreneurship.
However, amidst these prospects lies a challenge: the political landscape, where urban interests often overshadow rural needs. Shedding light on these dynamics and navigating its complexities, this research aims to empower rural communities. It suggests how to pave the way towards better policies for rural municipalities in the Netherlands. Where young adults can build their rural futures.","Young adults; Rural municipalities; Personal futures; Community-led; Rural development; Spatial justice; The Netherlands","en","doctoral thesis","A+BE | Architecture and the Built Environment","978-94-6366-841-5","","","","","","2024-04-12","","","Urban Development Management","","",""
"uuid:810a8c53-abc8-4893-b114-abee5715073d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:810a8c53-abc8-4893-b114-abee5715073d","The climate barge: Heritage and climate adaptation in the Dutch province of South-Holland","Mostert, E. (TU Delft Water Resources)","","2024","In the project Heritage uncovered; Tow barge canals in a water management context, the future value of tow barge canals for climate adaptation has been studied. The project focused on the area between the cities Leiden, The Hague, Delft, Rotterdam and Gouda, with a surface area of km2, and the tow barge canals the Vliet, the Schie, the Gouwe and the Old Rhine. Until 900 CE the areas was mostly peat swamp. Since then, it has been drained for agriculture. This has resulted in economic growth and the development of cities in the 13th Century. A side effect of drainage was land subsidence. In addition, peat was mined to supply the cities with fuel. To limit waterlogging, large drainage canals were dug, such as the Vliet and the Schie. In the 17th Century, many of these were modified to function as tow barge canals connecting the major cities.
It is expected that the water management challenges in the area will increase as a result of climate change. According to the climate scenarios for 2100 of the Royal Meteorological Institute, both heavy rainstorms and periods without any rainfall will become more common. On top of this, there are plans to build many new houses.
To prevent an increase in flood and drought problems, more temporary water storage can be created, but no less than 34 mln m3 of additional storage would be needed. 7.5 mln m3 additional storage can be created in the different polders, primarily to cope with peak rainfall events, while east of the town of Zoetermeer a new lake with 26.5 mln m3 of temporary storage can be created to supply water in drought periods, called the Bent lake (Bentmeer). Assuming 2 m difference between the highest and the lowest water level, the Bent lake would need to have a surface area of 13.3 km2. It can offer excellent opportunities for recreation and nature.
To transport water in and out of the Bent lake, a connection to the Rotte river in the south and the Old Rhine (Oude Rijn) in the north has to be made. This would restore an old shipping route. For the connection to the Old Rhine three options have been explored and for one of these a spatial plan has been made. In this option the Bent lake is connected to the existing Benthuizer canal (Benthuizervaart) and the Benthuizer canal is connected via a new canal to the existing Hoogeveense canal (Hoogeveense vaart), (see figures 15 and 16). Along parts of the new canal futuristic “green” appartements will be built with a view either on the canal or over the surrounding polders. To limit height differences for boating, the new canal will be constructed above the level of the polder. The new apartment buildings along the canal will also be built at a higher level, which will make them less vulnerable to flooding (see figure 1).
In all options the old tow barge canals are essential for transporting water to and from the Bent lake and discharging excess water onto the main rivers and the North Sea. In addition, they are a good entry point for telling the history of the landscape and reflecting on possible futures. It is proposed to construct a tow path along the new canal and make a replica of an original tow barge. This barge will be called the “Climate Barge” (Klimaatschuit) and can be used as a floating exhibition space and a location for future discussions.
The proposals in this report have not yet been developed in detail and the future is still very uncertain. Yet, we cannot wait until there is certainty. If sooner or later large-scale temporary water storage in this part of the country will be needed, space for this has to be reserved quite soon. The costs will be high, but the costs of inaction will be high too. And it offers new opportunities.
In de toekomst zullen de waterproblemen in het gebied toenemen. Naar verwachting zullen in 2100 extreme regenbuien nog extremer worden en zullen er vaker lange periodes zonder regen zijn. Tegelijkertijd zijn er plannen om veel nieuwe huizen te bouwen. Dit alles kan leiden tot veel meer wateroverlast en grotere droogteproblemen.
In dit project is gekeken of extra tijdelijke waterberging een oplossing kan bieden voor deze problemen. Dat is zo, maar dan is er wel 34 miljoen m3 aan extra berging nodig. Voorgesteld wordt om in de verschillende polders 7,5 miljoen m3 aan nieuwe waterberging aan te leggen, vooral voor de opvang van piekbuien, en daarnaast ten oosten van Zoetermeer een Bentmeer aan te leggen met 26,5 miljoen m3 waterberging als extra bron van zoetwater tijdens droogtes. Uitgaande van twee meter verschil tussen het hoogste en het laagste waterpeil, zal het Bentmeer een oppervlakte moeten krijgen van 13,3 km2. Dit biedt uitgelezen kansen voor recreatie en natuurontwikkeling.
Om het water het Bentmeer in en uit te krijgen, zal een verbinding aangelegd moeten worden met de Rotte in het zuiden en de Oude Rijn in het noorden. Hierdoor zou een oude scheepvaartverbinding tussen de Rotte en de Oude Rijn hersteld worden. Voor de verbinding met de Oude Rijn zijn drie opties bekeken. Voor één van deze opties is een ruimtelijk schetsontwerp gemaakt. In deze optie wordt het Bentmeer verbonden met de Benthuizervaart en wordt de Benthuizervaart via een nieuw te graven vaart verbonden met de huidige Hoogeveense vaart. Deze laatste staat in verbinding met de Oude Rijn (zie de figuren 15 en 16). Langs een deel van denieuwe vaart zullen futuristische “groene” appartementen aangelegd worden met uitzicht over de polder of de vaart. Om de hoogteverschillen voor de scheepvaart niet te groot te maken, kan de Hoogeveense vaart verhoogd aangelegd worden. De appartementsgebouwen langs de vaart kunnen dan ook hoger aangelegd worden, wat ze minder kwetsbaar maakt bij overstromingen.
In alle drie de opties spelen de trekvaarten een essentiële rol voor het transport van water uit en naar het Bentmeer en voor het lozen van overtollig water uit het hele gebied op de Nieuwe Waterweg en de Noordzee. Daarnaast zijn de trekvaarten een goede insteek om de geschiedenis van het landschap te vertellen en te reflecteren op mogelijke toekomsten. Om die reden wordt voorgesteld om langs de nieuwe vaart een jaagpad aan te leggen zodat er met een trekschuit – de “Klimaatschuit” – op gevaren kan worden. Deze kan dienen als varende tentoonstellingsruimte en als locatie voor toekomstdiscussies.
De voorstellen in dit rapport zijn nog niet in detail uitgewerkt en de toekomst is onzeker. Wij kunnen echter niet wachten totdat er zekerheid is. Als we vroeg of laat grootschalige waterberging in Zuid-Holland nodig hebben, moeten we daar nu al over nadenken en snel ruimte reserveren. De kosten zullen hoog zijn, maar de kosten van inactie kunnen nog hoger zijn. Bovendien liggen er ook nieuwe kansen.","Climate change; Water management; heritage; Netherlands; polders; adaptation; tow barge canals","nl","report","Delft University of Technology","","","","","English translation available","","","","","Water Resources","","",""
"uuid:8d90896c-a188-4d33-928c-4f2a8054b9e3","http://resolver.tudelft.nl/uuid:8d90896c-a188-4d33-928c-4f2a8054b9e3","The Netherlands","Mostert, E. (TU Delft Water Resources)","Hellberg, Sofie (editor); Söderbaum, Fredrik (editor); Swain, Ashok (editor); Öjendal, Joakim (editor)","2024","","water; Netherlands; development; Dommel","en","book chapter","Routledge - Taylor & Francis Group","","","","","Green Open Access added to TU Delft Institutional Repository ‘You share, we take care!’ – Taverne project https://www.openaccess.nl/en/you-share-we-take-care Otherwise as indicated in the copyright section: the publisher is the copyright holder of this work and the author uses the Dutch legislation to make this work public.","","2024-05-21","","","Water Resources","","",""
"uuid:f58bf308-39b9-4053-bab3-6f0bc5a44cdb","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f58bf308-39b9-4053-bab3-6f0bc5a44cdb","Linking residential mobility with daily mobility: A three-wave cross-lagged panel analysis of travel mode choices and preferences pre–post residential relocation in the Netherlands","Tao, Y. (TU Delft Urban Studies)","","2024","The causal impact of the built environment on travel behaviours is a subject of debate. This debate especially concerns the independent effect of the built environment on the observed travel patterns after taking into account residential self-selection arising from pre-existing travel-related attitude. This study argues that travel attitude varies over time, and thus, is also reshaped by residential built environment and interrelated with residents? travel behaviours. Focusing on the event of residential relocation in the Netherlands, this study longitudinally investigated the interrelations between travel mode choices and preferences before, immediately after and a year after the relocation. Results from the random-intercept cross-lagged panel models substantiated the residential self-selection based on the pre-relocation preferences for motorised means of transport, including cars and public transport. Moreover, travel mode preferences varied to a greater extent than travel mode use pre?post relocation, and especially, frequent use of public transport or bicycles stimulated by the new place of residence had a one-year lagged effect on developing the mode preference. Therefore, the structural role of residential built environment manifests as (re)shaping travel mode choices as well as mode-specific preferences in the process of residential relocation.","longitudinal design; neighbourhood effects; Netherlands; residential self-selection; travel behavior","en","journal article","","","","","","","","","","","Urban Studies","","",""
"uuid:fdc7c6ef-1cbf-4af0-84ff-6053b719b87a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:fdc7c6ef-1cbf-4af0-84ff-6053b719b87a","State-of-the-art of Longitudinal Travel Surveys - A Comparison of the MOP and MPN","De Haas, Mathijs (KiM Netherlands Institute for Transport Policy Analysis); Ecke, Lisa (Karlsruhe Institut für Technologie); Chlond, Bastian (Karlsruhe Institut für Technologie); Hoogendoorn-Lanser, S. (TU Delft Corporate Innovations); Vortisch, Peter (Karlsruhe Institut für Technologie)","","2024","Longitudinal travel surveys are needed to capture individual travel behaviour changes. Only two longitudinal tavel surveys of national relevance are currently in operation, the German Mobility Panel (MOP) since 1994 and the Netherlands Mobility Panel (MPN) since 2013. This paper provides an overview of both panels' differences and similarities in design and data collection. Furthermore, representativeness, diary fatigue and non-random attrition are assessed in both panels to show the challenges panel surveys have to deal with. Overall, this paper shows important aspects of a panel survey that should be considered when designing a new longitudinal travel survey.","Data collection; German Mobility Panel (MOP); Longitudinal travel survey; Netherlands Mobility Panel (MPN); Panel data; Travel behaviour","en","journal article","","","","","","","","","","","Corporate Innovations","","",""
"uuid:08752acf-f898-4c41-ae7b-966f3a8fa17d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:08752acf-f898-4c41-ae7b-966f3a8fa17d","The conflicting geographies of social frontiers: Exploring the asymmetric impacts of social frontiers on household mobility in Rotterdam","Olner, Dan (University of Sheffield); Pryce, Gwilym (University of Sheffield); van Ham, M. (TU Delft Urbanism); Janssen, H.J. (TU Delft Urban Studies)","","2024","Social frontiers arise when there are sharp differences in the demographic composition of adjacent communities. This paper provides the first quantitative study of their impact on household mobility. We hypothesise that conflicting forces of white flight and territorial allegiance lead to asymmetrical effects, impacting residents on one side of the frontier more than the other due to differences in the range of housing options available to different groups, and different symbolic interpretations of the frontier. Using Dutch registry data for the city of Rotterdam we identify ethnic social frontier locations using a Bayesian spatial model (Dean et al., 2019), exploiting the data’s one hundred metre resolution to estimate frontiers at a very small spatial scale. Regression analysis of moving decisions finds that the ethnic asymmetry of the frontier matters more than ethnicity of individual households. On the ethnic minority side of the frontier, households of all ethnicities in the 28–37 age range have reduced probability of moving compared to non-frontier parts of the city. The opposite is true on the Dutch native side of the frontier. We supplement this analysis with flow models which again find strong frontier effects. Our findings illustrate how the study of social frontiers can shed light on local population dynamics and neighbourhood change.","geographical mobility; immigration; Netherlands; segregation; Social frontiers","en","journal article","","","","","","","","","","Urbanism","Urban Studies","","",""
"uuid:3ba89f65-06a5-43f2-8ddc-474a2e528ca3","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3ba89f65-06a5-43f2-8ddc-474a2e528ca3","Hoogbouw vraagt om interieurstedebouw","Harteveld, Maurice (TU Delft Urban Design)","","2023","Al decennia staren beleidsmakers en stedebouwkundigen zich blind op hoogbouwbeleid door middel van hoogteregulering. Ook al blijft dit vanuit gezondheid en welstand verstandig, dit is een eenzijdige benadering. Zeker nu er steeds meer openbare ruimtes binnen de hoogbouwprojecten ontworpen en gerealiseerd worden, rijst de vraag hoe we voorbij de gevel stedebouwkundig kunnen sturen. Interieurstedebouw kan antwoord geven op deze vraag door de verticale netwerken van openbare ruimtes in hoogbouwprojecten als fysiek en sociaal in verschillende vormen onderdeel van de stad te benaderen.
For decades, policymakers and urban planners have been obsessed with high-rise policy by means of height regulation. Even though this remains sensible from a health and welfare point of view, this is a one-sided approach. Especially now that more and more public spaces are being designed and realized within high-rise projects, the question arises of how we can steer beyond the facade in terms of urban design. Interior urbanism can answer this question by approaching the vertical networks of public spaces in high-rise projects as physically and socially part of the city in various forms.","public space; Public space; interior public space; interior urbanism; urban design; Urban design; interior architecture; high-rise; public sphere; public policy; Netherlands; urban development; city of the future","en","journal article","","","","","","","","","","","Urban Design","","",""
"uuid:842186db-b5a1-47de-a5ab-da2864a92a64","http://resolver.tudelft.nl/uuid:842186db-b5a1-47de-a5ab-da2864a92a64","Diagnosis of the implementation of smart grid innovation in The Netherlands and corrective actions","Norouzi, F. (TU Delft DC systems, Energy conversion & Storage); Hoppe, T. (TU Delft Organisation & Governance); Kamp, L.M. (TU Delft Energie and Industrie); Manktelow, C. (University of Exeter); Bauer, P. (TU Delft DC systems, Energy conversion & Storage)","","2023","With its potentially disruptive nature, the smart grid can be viewed from both a transformational and an innovation systems perspective. Synthesising these, a research approach is adopted in which a Technological Innovation System (TIS) analysis is combined with a transformational perspective to identify a broader range of success and failure factors. This study analyses smart grid innovation system development. The main research question is: What systemic and transformational failures are identified in the development of smart grid innovation in the Netherlands from 2001 to 2021 by combining TIS and a transformational perspective? The question is answered by mapping the events to TIS functions and identifying both ‘systemic failures’ and ‘transformational failures’. Transformational failures are linked to events outside the smart grid TIS that work against the alignment and harmonising of activities within the TIS. Results show that the smart grid innovation system experienced three periods and that it suffers from various structural and transformational failures. TIS functions like knowledge diffusion, and the creation of legitimacy were only fulfilled to a limited extent. Consequently, smart grid innovation is currently still not considered a mainstream technology in the energy transition, and there is little attention to the role of end-users. The study ends with suggestions for future research, including the suitability of the research approach for other contexts and when applied to other energy system innovations.","Smart grid; Systemic failures; System functions; Technological Innovation System; The Netherlands; Transformational failures","en","review","","","","","","","","","","","DC systems, Energy conversion & Storage","","",""
"uuid:be5bb59c-648c-43ab-afe9-01a6ca63e461","http://resolver.tudelft.nl/uuid:be5bb59c-648c-43ab-afe9-01a6ca63e461","Housing policies by young people, not for young people: Experiences from a co-creation project in Amsterdam","Hoekstra, J.S.C.M. (TU Delft Urban Development Management); Gentili, M. (TU Delft Urban Development Management)","","2023","For young adults on the Amsterdam housing market the accessibility of housing has been decreasing for years, due to soaring house prices and rents, the shrinkage and residualization of the social rental sector, and the precarization of the labor market. Consequently, many young people struggle to secure an affordable and adequate dwelling and are stuck in insecure and chaotic housing pathways. Current housing policies in Amsterdam are struggling to effectively respond to these challenges. In an effort to better understand and address the specific housing problems of young people, the Municipality of Amsterdam, housing association Lieven de Key, resident organization !Woon, Delft University of Technology and a group of local young people have started a co-creation process within the framework of the H2020 UPLIFT project. The goal of this co-creation process is to unravel the real-life experiences of young people and to co-create new or improved policy initiatives with them. This paper examines the results of said policy co-creation process in order to evaluate its methodology as well as its impact on the participating actors - young people in particular - and on the policymaking approach. We analyze the benefits and limits of this type of participatory practice in addressing housing issues and try to draw conclusions on its applicability in a larger context.","policy co-creation; Amsterdam (Netherlands); housing; inequality; young adults","en","journal article","","","","","","","","","","","Urban Development Management","","",""
"uuid:0c424cde-eb5d-4bb1-bc28-018b9982fa52","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0c424cde-eb5d-4bb1-bc28-018b9982fa52","Inhabiting Regional Geographical Practice in a Climate-Changing World","Taylor, Zac (TU Delft Urban Development Management)","","2023","Reflecting on the limits of the sovereign-state centricity of mainstream contemporary climate action, Peter Taylor calls for new forms of regional geographical analysis and intervention. What might these aims and ambitions look and feel like for geographers? With this commentary, I take up Taylor's propositions through personal reflection on the work of “doing regional geography” in this current juncture of transnational climate action and transformation. I engage with the analytical challenges associated with regional climate research today – in my case, by way of financialized climate governance puzzles in Florida and the Netherlands. I also discuss how deconstructive and reconstructive approaches to knowledge production enliven my regional geographical engagement, but also generate new personal and disciplinary dilemmas. With this brief note, I hope to reinforce continued reflection on how geographers might take up – or inhabit – timely calls for regional analysis and intervention in climate-changing regions.","Regional geography; climate change; knowledge production; Florida; The Netherlands; financialization","en","journal article","","","","","","","","","","","Urban Development Management","","",""
"uuid:1d10c425-c5a8-484d-941f-baa6b10dd7e1","http://resolver.tudelft.nl/uuid:1d10c425-c5a8-484d-941f-baa6b10dd7e1","Reinventing a Rural Area: A Case Study into Cultural Festivals in Oldambt, The Netherlands","Koreman, M.C.J. (TU Delft Urban Development Management)","","2023","The Oldambt area, in the northeast of the Netherlands, has recently suffered from depopulation and a negative image. However, four high-quality cultural festivals have been developed in or moved towards the area during the last decade. The festivals have different organisational models. This paper assesses how they contribute to rural regeneration through semi-structured interviews with stakeholders around the festivals and local youth. It adds to the existing literature by introducing the concept of rural regeneration, stemming from neo-endogenous rural development, into festival research and by conducting multiple case studies in one area. The paper investigates the festivals’ local legitimacy, rootedness, and ability to create interconnectedness. The findings suggest that the festivals are locally supported, use local resources, and benefit the area, notwithstanding their organisational model. The festivals also help to establish networks within and outside of Oldambt, and there is thus a positive effect on regeneration. The recent more positive developments in Oldambt may be related to the organisation of the festivals.","festivals; regeneration; cultural capital; community development; rural areas; The Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","","","Urban Development Management","","",""
"uuid:a6372484-3549-4d47-b9ba-8a55a138887b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:a6372484-3549-4d47-b9ba-8a55a138887b","Semicentennial Response of a Bifurcation Region in an Engineered River to Peak Flows and Human Interventions","Chowdhury, M. Kifayath (TU Delft Rivers, Ports, Waterways and Dredging Engineering); Blom, A. (TU Delft Rivers, Ports, Waterways and Dredging Engineering); Ylla Arbos, C. (TU Delft Rivers, Ports, Waterways and Dredging Engineering); Verbeek, Merel C. (Rijkswaterstaat); Schropp, Max H.I. (Rijkswaterstaat); Schielen, R.M.J. (TU Delft Rivers, Ports, Waterways and Dredging Engineering; Rijkswaterstaat)","","2023","A bifurcation in an engineered river system (i.e., fixed planform and width) has fewer degrees of freedom in its response to interventions and natural changes than a natural bifurcation system. Our objective is to provide insight into how a bifurcation in an engineered river responds to peak flows and human interventions. To this end, we analyze the change in hydraulics, bed level, and bed surface grain size in the region of two bifurcations in the upper Rhine delta in the Netherlands over the last century. We show that, over the last two decades, the water discharge in one bifurcate (the Waal branch) has steadily increased at the expense of the other. This gradual increase in the water discharge of the first branch is associated with its erosion rate being larger than the other branch. The quick succession of two or three peak flow events (1993, 1995, and 1998) caused rapid sediment deposition over the upstream part of the bifurcate that has gradually lost discharge, which seems to have triggered the slow change in flow partitioning.","River bifurcation; Rhine River; Netherlands; Flow partitioning; Peak flow; Engineered Rivers; Tipping point; Gravel bed rivers; Upper Rhine delta; Flood","en","journal article","","","","","","","","","","","Rivers, Ports, Waterways and Dredging Engineering","","",""
"uuid:079e36d8-1635-464f-bd9d-808b07944215","http://resolver.tudelft.nl/uuid:079e36d8-1635-464f-bd9d-808b07944215","Making post-war urban neighbourhoods healthier: involving residents’ perspectives in selecting locations for health promoting urban redesign interventions","Reijneveld, Sijmen A. (University Medical Center Groningen); Koene, Marijke (Rijksuniversiteit Groningen); Tuinstra, Jolanda (University Medical Center Groningen); van der Spek, S.C. (TU Delft Urban Design); Broekhuis, Manda (Rijksuniversiteit Groningen); Wagenaar, C. (Rijksuniversiteit Groningen)","","2023","Post-war urban neighbourhoods in industrialised countries have been shown to negatively affect the lifestyles of their residents due to their design. This study aims at developing an empirical procedure to select locations to be redesigned and the determinants of health at stake in these locations, with involvement of residents’ perspectives as core issue. We addressed a post-war neighbourhood in the city of Groningen, the Netherlands. We collected data from three perspectives: spatial analyses by urban designers, interviews with experts in local health and social care (n = 11) and online questionnaires filled in by residents (n = 99). These data provided input for the selection of locations to be redesigned by a multidisciplinary team (n = 16). The procedure yielded the following types of locations (and determinants): An area adjacent to a central shopping mall (social interaction, traffic safety, physical activity), a park (experiencing green, physical activity, social safety, social interaction) and a block of low-rise row houses around a public square (social safety, social interaction, traffic safety). We developed an empirical procedure for the selection of locations and determinants to be addressed, with addressing residents’ perspectives. This procedure is potentially applicable to similar neighbourhoods internationally.","intervention; Netherlands; post-war neighbourhood; urban design; Urban health","en","journal article","","","","","","","","","","","Urban Design","","",""
"uuid:1d138b19-127c-46a0-9000-a14bdc9000a5","http://resolver.tudelft.nl/uuid:1d138b19-127c-46a0-9000-a14bdc9000a5","Critical cartographies for assessing and designing with planning legacies: The case of Jaap Bakema’s Open Society in ‘t Hool, the Netherlands","Sanz Oliver, Juan (Student TU Delft); Bracken, G. (TU Delft Spatial Planning and Strategy); Muñoz Sanz, V. (TU Delft Urban Design)","","2023","The Open Society appeared as a concept in planning discourse at the Congrès
International d’Architecture Moderne (CIAM XI). It attempted to create urban
conditions which would allow society to prosper. Despite its good theoretical
intentions, the project did not always translate well into practice. We observe that
historic approaches and tools have tended to be neglected in urban regeneration
projects and discussions, yet we think that they can bring valuable urban
transformations. This paper therefore considers the extent to which historic
planning tools and theories can be useful for assessing built projects to provide
fresh approaches for urban renovation. This paper will reappraise the concept of
the Open Society empirically by analysing, critiquing, and imagining its relevance
in twenty-first-century planning projects and discourse. This research uses a
mostly qualitative approach through critical cartographies as a main medium and
to draw conclusions that highlight the power relations in the Dutch neighbourhood
of ‘t Hool (Eindhoven) as well as the local conditions and materials that can enable
them to plan for a more resilient future. We aim to bridge the gap between theory
and practice through a methodology that allows for a broader and deeper
understanding of place, history, potentials, and urgencies.","Jaap Bakema; Open Society; T Hool (the Netherlands); critical cartographies; modernist planning legacy","en","journal article","","","","","","","","","","","Spatial Planning and Strategy","","",""
"uuid:a4017437-77af-4ecd-9cb1-2c166da1fcef","http://resolver.tudelft.nl/uuid:a4017437-77af-4ecd-9cb1-2c166da1fcef","Organizing resilient infrastructure initiatives: A study on conceptualization, motivation, and operation of ten initiatives in the Netherlands","Lim, Y. (TU Delft Integral Design & Management); Ninan, Dr Johan (TU Delft Integral Design & Management); Nooteboom, Sibout (Erasmus Universiteit Rotterdam); Hertogh, M.J.C.M. (TU Delft Integral Design & Management)","","2023","Resilient infrastructure is critical to a sustainable and functioning society. Infrastructure management and (re)development are highly complex processes encompassing various stakeholders’ interests while they are pressured by the uncertainty of climate change and social transition. In response to these challenges, various resilience initiatives emerged with different motivations and approaches. The purpose of this research is to understand the interplay between motivations and organizational approaches as well as resilience conceptualization. This can provide insights into which domains of resilience have been focused on and what needs to be improved in their organizational approaches to realize motivations. This research specifically investigates ten resilient infrastructure initiatives in the Netherlands. By using scoping review and content analysis, our results highlight that resilience initiatives conceptualize resilience in different ways, mainly focusing on built and organizational resilience with a focus on long-term and wider geographic scope. Each initiative had several motivations, including 1) creating innovative solutions, 2) sharing knowledge, 3) promoting commitment and cooperation, and 4) promoting resilience. These motivations are reflected in the organizational approach. For example, there was a strong link between the motivation ‘creating shared knowledge’ and the organizational approach ‘research collaboration.’ Generic motivation such as ‘promoting resilience’ does not have one mainstreaming approach, which shows promoting resilience in practice is still in the exploration stage. This research provides major motivations and organizational approaches and their link within the resilient infrastructure initiatives which can contribute to better organizing similar initiatives aiming for resilient infrastructure.","Sustainable and resilient infrastructure; Initiative; Netherlands; Organization; Qualitative","en","journal article","","","","","","","","","","","Integral Design & Management","","",""
"uuid:ef6439f8-937a-4559-8c77-70c1c7650932","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ef6439f8-937a-4559-8c77-70c1c7650932","Numerical simulation of a managed aquifer recharge system designed to supply drinking water to the city of Amsterdam, The Netherlands","Pokhrel, Pranisha (Universiteit Utrecht; IHE Delft Institute for Water Education); Zhou, Yangxiao (Hebei University; IHE Delft Institute for Water Education); Smits, F.J.C. (TU Delft Water Resources; Waternet); Kamps, Pierre (Waternet); Olsthoorn, T.N. (Waternet)","","2023","Managed aquifer recharge (MAR) is increasingly used to secure drinking water supply worldwide. The city of Amsterdam (The Netherlands) depends largely on the MAR in coastal dunes for water supply. A new MAR scheme is proposed for the production of 10 × 106 m3/year, as required in the next decade. The designed MAR system consists of 10 infiltration ponds in an artificially created sandbank, and 25 recovery wells placed beneath the ponds in a productive aquifer. Several criteria were met for the design, such as a minimum residence time of 60 days and maximum drawdown of 5 cm. Steady-state and transient flow models were calibrated. The flow model computed the infiltration capacity of the ponds and drawdowns caused by the MAR. A hypothetical tracer transport model was used to compute the travel times from the ponds to the wells and recovery efficiency of the wells. The results demonstrated that 98% of the infiltrated water was captured by the recovery wells which accounted for 65.3% of the total abstraction. Other sources include recharge from precipitation (6.7%), leakages from surface water (13.1%), and natural groundwater reserve (14.9%). Sensitivity analysis indicated that the pond conductance and hydraulic conductivity of the sand aquifer in between the ponds and wells are important for the infiltration capacity. The temperature simulation showed that the recovered water in the wells has a stable temperature of 9.8–12.5 °C which is beneficial for post-treatment processes. The numerical modelling approach is useful and helps to gain insights for implementation of the MAR.","Infiltration capacity; Managed aquifer recharge; Numerical modelling; Recovery efficiency; The Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","","","Water Resources","","",""
"uuid:3fdd202f-1e2e-411d-a90f-5001508b3871","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3fdd202f-1e2e-411d-a90f-5001508b3871","Quantifying spit growth and its hydrodynamic drivers in wind-dominated lake environments","van Kouwen, Niels C. (Royal HaskoningDHV; Student TU Delft); Ton, A.M. (TU Delft Coastal Engineering); Vos, S.E. (TU Delft Coastal Engineering; Baars-CIPRO); Vijverberg, Thomas (Royal Boskalis Westminster); Reniers, A.J.H.M. (TU Delft Environmental Fluid Mechanics); Aarninkhof, S.G.J. (TU Delft Hydraulic Engineering)","","2023","Many sand spits are morphodynamically complex landforms, that are either analysed with complex and expensive computational models or at a conceptual level. Therefore, most case studies on spits in different environments are descriptive. A novel method based on the use of polar coordinates was devised to quantitatively analyse spit morphodynamics in a non-tidal, wind-dominated lake environment, using the Marker Wadden islands in Lake Markermeer, the Netherlands, as a case study. A high-resolution morphological data set allowed for the quantification of sedimentation processes around two spits, in two distinctive depth zones. Spit-platform growth is governed by alongshore currents that transport sediment over the spit-platform into deeper waters; the size of the spit-platform in turn affects the growth of the spit around the mean water level. Insight in this complex interplay of processes is crucial to understand spit behaviour in low-energy lake environments. At the Marker Wadden the submerged spit-platform grows during high energy wind events while the emerged spit part grows under mild to moderate energy conditions. With this new method we can quantitatively explore the role of different wave and flow conditions and predict spit growth direction in non-tidal, wind-dominated environments, beyond the level of conceptual descriptions.","Low-energy; Marker Wadden (Lake Markermeer, the Netherlands); Spit growth; Spit-platform","en","journal article","","","","","","","","","","Hydraulic Engineering","Coastal Engineering","","",""
"uuid:38520572-dad4-41e6-bfb2-8b78bcb4c7f7","http://resolver.tudelft.nl/uuid:38520572-dad4-41e6-bfb2-8b78bcb4c7f7","Re-using vacant farm buildings for commercial purposes: Two cases from the Netherlands","Koreman, M.C.J. (TU Delft Urban Development Management); Korthals Altes, W.K. (TU Delft Urban Development Management)","","2023","Across the European Union, farm modernisation results in vacant farm buildings in agricultural areas. This is an issue at the crossroads of rural development and spatial planning. The debate often revolves around the options of either demolishing these buildings or re-using them for residential purposes. There is less emphasis, however, on re-using vacant farm buildings to create new employment opportunities in rural areas. This article analyses two cases in the Netherlands to explore the commercial re-use of vacant farm buildings in relation to rural development. The analysis specifically focuses on governance issues, the contribution of different types of commercial re-use to rural communities, and how re-use helps in retaining or attracting young people. The findings suggest that commercial re-use of vacant farm buildings can attract new entrepreneurs, jobs, and liveliness to rural areas. This is likelier if local government efforts and local entrepreneurship align. The cases also show limitations of commercial re-use in relation to the potential for wider uptake and the risk of enhancing rural gentrification. This raises the question of whether the current planning systems can deal with the upcoming complex processes of rural transformation.","Property re-use; Farm buildings; Spatial planning; Youth; Rural development; The Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","","","Urban Development Management","","",""
"uuid:4416e32a-3172-4000-a354-fea4d2419048","http://resolver.tudelft.nl/uuid:4416e32a-3172-4000-a354-fea4d2419048","Exploring pro-environmental behaviour spilling effects in Dutch homeowner energy efficient renovations","Krutisch, L.N. (TU Delft Design & Construction Management); Qian, QK (TU Delft Design & Construction Management); Mlecnik, E. (TU Delft Real Estate Management); Visscher, H.J. (TU Delft Design & Construction Management)","Lopes, Marta (editor); Matschoss, Kaisa (editor); Bouman, Thijs (editor)","2023","Energy efficient renovation (EER) of the owner-occupied building stock is identified as a key effort to pursue in order to mitigate climate change. However, current renovation rates continuously fall behind and a need to foster EER uptake is apparent. As homeowners' behaviour and decision-making are crucial in the context of EER, behavioural research holds vast potential for policy design and ultimately increasing EER uptake. So-called ‘spilling effects’ in the domain of pro-environmental behaviour (PEB) continuously catch the attention of researchers. Therefore, this article proposes a conceptual framework of ‘spilling effects’ in the context of homeowner EERs based on an integrative literature study, facilitating policy design.","Behavioural Public Policy; Pro-environmental Behaviour; Energy Efficient Renovation; Spilling; Spillover Effect; Homeowner; Netherlands","en","conference paper","Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)","","","","","","","","","","Design & Construction Management","","",""
"uuid:bfceaa04-f03c-4811-ae97-88b17723c48d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:bfceaa04-f03c-4811-ae97-88b17723c48d","Dominant factors determining the hydraulic conductivity of sedimentary aquitards: A random forest approach","van Leer, Martijn D. (Universiteit Utrecht); Zaadnoordijk, Willem (TU Delft Water Resources; TNO); Zech, Alraune (Universiteit Utrecht); Buma, Jelle (TNO); Harting, Ronald (TNO); Bierkens, Marc F.P. (Universiteit Utrecht; Deltares); Griffioen, Jasper (Universiteit Utrecht; TNO)","","2023","Aquitards are common hydrogeological features and their hydraulic conductivity is an important property for various groundwater management issues. Predicting their hydraulic conductivity proves challenging, given its dependence on numerous variables. In this study, the dominant factors for predicting aquitard hydraulic conductivity are identified. To this end, a random forest model is trained on a dataset consisting of more than 1000 hydraulic conductivity measurements of core-scale sediment samples from a wide range of stratigraphic units and depths in the Netherlands. The dataset contains textural properties, such as the grain size distribution and porosity, as well as structural data, such as location, sampling depth, stratigraphical unit, lithofacies, organic carbon content, carbonate content and groundwater chloride concentration. Results show that clay fraction, stratigraphic unit, depth, lithofacies and x-coordinate are the most important features for predicting the hydraulic conductivity. Here, x-coordinate is presumably a proxy for distance from marine influence. Using a more detailed grain size distribution or using derived parameters such as the grain size percentiles does not improve the model any further. Our findings indicate that structural properties play a significant role in predicting aquitard conductivity, as they serve as indicators of processes such as compaction and soft-sediment deformation. The model is furthermore an effective method to estimate hydraulic conductivity for sediment samples without conducting costly and time-consuming hydraulic conductivity measurements.","Aquitards; Groundwater; Hydraulic conductivity; Machine learning; Parameterisation; the Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","","","Water Resources","","",""
"uuid:08f4a6dc-3033-44d6-a0d8-bd6ea3b74c89","http://resolver.tudelft.nl/uuid:08f4a6dc-3033-44d6-a0d8-bd6ea3b74c89","Heatwave vulnerability across different spatial scales: Insights from the Dutch built environment","Ahmed, Istiaque (TU Delft Urban Design); van Esch, M.M.E. (TU Delft Environmental Technology and Design); van der Hoeven, F.D. (TU Delft 100% Research; TU Delft Urban Design)","","2023","Heatwaves in urbanized areas, even in temperate regions like the Netherlands, are getting serious attention. The Royal Netherlands Meteorological Institute predicts more frequent and intense heat events in the future. Studies have explored how Dutch cities contribute to heatwaves and suggested design and planning responses to mitigate their effects. However, a review of heatwave research in the Netherlands specifically focusing on the built environment has hardly been reported in the literature. This study aims to provide such a review utilizing the vulnerability framework. Following the PRISMA protocol, 57 articles are analysed based on the components of exposure, sensitivity, and adaptive capacity within the vulnerability framework. Subsequently, findings have been classified into five built environment scales - block, neighbourhood, district, city, and region - to critically reflect upon the extent to which the studies address various vulnerability components and the specific scales they primarily focus on. Results demonstrate that most of the studies concentrate on the hazard itself and its spatial distribution from a macro perspective on a city and regional scale. The review underlines the necessity of micro-level research on the phenomena, incorporating people's everyday experiences and resilience during heat events to find context-specific adaptation and mitigation strategies.","Heatwave Hazard; Vulnerability; Built environment; the Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","","","Urban Design","","",""
"uuid:98dce95a-1860-494b-92b7-0c3c528aa7a5","http://resolver.tudelft.nl/uuid:98dce95a-1860-494b-92b7-0c3c528aa7a5","Urban political overrepresentation and access to public funding for municipalities in the Netherlands","Koreman, M.C.J. (TU Delft Urban Development Management)","","2023","Advantageous positions for politically overrepresented groups and rural political discontent are widely debated in academia. However, the role urban political overrepresentation may have in benefiting urban citizens and as an explanation for rural political discontent has hitherto received little attention. This paper addresses urban overrepresentation within national politics and suggests how this, in turn, engenders favorable policies for extremely urbanized municipalities. The paper refers to the Dutch context to illustrate how urban political overrepresentation operates, the access that municipalities with different degrees of urbanization have to public funding, and how they profit from the region deals between 2017 and 2020. The most urbanized municipalities in the Netherlands are found to be politically overrepresented at the national level and have relatively good access to public funding. This is likely to produce benefits for these municipalities and their inhabitants. This paper discusses how these benefits may be an explanation for political discontent in other municipalities.","Urban political overrepresentation; Local public finance; Distributive politics; Rural resentment; Region deals; The Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","","","Urban Development Management","","",""
"uuid:d21a2240-06ff-4f1e-a46e-77e9604f7d3f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d21a2240-06ff-4f1e-a46e-77e9604f7d3f","Experience From the 2021 Floods in the Netherlands: Household Survey Results on Impacts and Responses","Endendijk, Thijs (Vrije Universiteit Amsterdam); Botzen, W.J. Wouter (Vrije Universiteit Amsterdam; Universiteit Utrecht); de Moel, Hans (Vrije Universiteit Amsterdam); Aerts, Jeroen C.J.H. (Vrije Universiteit Amsterdam; Deltares); Duijndam, Sem J. (Vrije Universiteit Amsterdam); Slager, Kymo (Deltares); Kolen, B. (TU Delft Hydraulic Structures and Flood Risk; HKV); Kok, M. (TU Delft Hydraulic Structures and Flood Risk; HKV)","","2023","This study provides an overview of the impact of the 2021 Summer floods in the Netherlands and the assessment of the effectiveness of various adaptation measures, evacuation strategies, and their impact on society. The floods were characterized by record rainfall in the cross-border region of the Meuse and Rhine basins and resulted in devastating losses in the Netherlands, Germany and Belgium. The study reports on a household survey conducted with 1,509 households in the wake of the 2021 flood event in the southern part of the Netherlands (province of Limburg). Using a descriptive approach, we present household experiences during several stages of the disaster management cycle, reporting on experienced flood hazard and impacts, evacuation, flood damage mitigation measures, the compensation progress, risk perceptions, and stress. Our findings highlight the role of early warnings and flood risk information provision in flood risk management. Risk perceptions influence both adaptation and evacuation behavior, as respondents who were aware of flood risks beforehand took significantly more flood damage mitigation measures compared with those who were not aware. Flood damage mitigation measures, such as building with water-resistant materials and elevating valuables, reduced flood damage by 20% to 50%. Our survey shows that of those who received warnings, the majority actually evacuated. However, residents not aware of any evacuation advice evacuated significantly less. Additionally, the majority (75%) of respondents experienced high or very high stress during and after the flood, which is most likely related to the destructive flood impacts and the slow and uncertain compensation experienced by many respondents. This paper describes the flood event and its consequences to provide insights into Dutch disaster management and what can be learned for potential future disasters in other contexts.","flooding; Netherlands; preparedness; damage mitigation; survey","en","journal article","","","","","","","","","","","Hydraulic Structures and Flood Risk","","",""
"uuid:2441fc0f-66e9-4738-b43d-98f2651ed94b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:2441fc0f-66e9-4738-b43d-98f2651ed94b","Developing the transboundary Long Term Vision of the Scheldt Estuary–an untold story","Slinger, J (TU Delft Policy Analysis)","","2023","The development of the bilateral Long Term Vision for the Scheldt Estuary between 1999 and 2001 reveals that it is possible to move from a history of conflict to cooperation in just two years. A retrospective, insider perspective is used to analyse the integrated three-layer hybrid modelling at the heart of this groundbreaking agreement. We tell an untold story of the collaborative eco-morphological modelling activity that served as a boundary object supporting communication and contributing to a model-based metaphor of the intrinsic character of the estuary–its most lasting contribution.","Belgium; boundary object; conceptual ecological model; Scheldt Estuary; the Netherlands; three-layer hybrid modelling; transboundary decision-making; vision development","en","journal article","","","","","","","","","","","Policy Analysis","","",""
"uuid:537590d7-8fc6-424f-bb89-ae29e87412a8","http://resolver.tudelft.nl/uuid:537590d7-8fc6-424f-bb89-ae29e87412a8","Residential relocation as a key event in commuting mode shift","Tao, Y. (TU Delft Urban Studies); Petrović, A. (TU Delft Urban Studies); van Ham, M. (TU Delft Urbanism); Fu, Xingxing (Universiteit Utrecht)","","2023","Residential self-selection studies argue that pre-existing travel-related attitude overshadows the role of changes in residential built environment in (re)shaping travel behaviours. Our study contributes to this self-selection argument by including family- and job-related life events as another self-selection source, and accounting for the reverse causality from built environment to travel attitude as opposed to the attitude-induced self-selection. Using a two-wave sample of 1,038 Dutch residents before and after the relocation, we developed structural equation models to investigate longitudinal relationships between changes in residential built environment and job-housing distances, the occurrence of life events, and changes in commuting mode choices and preferences pre-post relocation. Results supported residential self-selection arising from pre-existing preferences for car and public transport commuting, while residents lowered the active commuting preference after moving to a more suburban neighbourhood. Life events concurrent with residential relocation, such as childbirth and job changes, also underlay greater demand for car use.","Built environment; Longitudinal designs; Mobility biographies; Netherlands; Residential self-selection; Travel behaviour","en","journal article","","","","","","","","","","Urbanism","Urban Studies","","",""
"uuid:da74a47b-5066-4862-890d-8dcc00fafcc6","http://resolver.tudelft.nl/uuid:da74a47b-5066-4862-890d-8dcc00fafcc6","Land Cover Control on the Drivers of Evaporation and Sensible Heat Fluxes: An Observation-Based Synthesis for the Netherlands","Jansen, Femke A. (Wageningen University & Research); Jongen, Harro J. (Wageningen University & Research); Jacobs, Cor M.J. (Wageningen University & Research); Bosveld, Fred C. (Royal Netherlands Meteorological Institute (KNMI)); Buzacott, Alexander J.V. (Vrije Universiteit Amsterdam); Heusinkveld, Bert G. (Wageningen University & Research); Kruijt, Bart (Wageningen University & Research); van der Molen, Michiel (Wageningen University & Research); Uijlenhoet, R. (TU Delft Water Resources)","","2023","Land cover controls the land-atmosphere exchange of water and energy through the partitioning of solar energy into latent and sensible heat. Observations over all land cover types at the regional scale are required to study these turbulent flux dynamics over a landscape. Here, we aim to study how the control of daily and midday latent and sensible heat fluxes over different land cover types is distributed along three axes: energy availability, water availability and exchange efficiency. To this end, observations from 19 eddy covariance flux tower sites in the Netherlands, covering six different land cover types located within the same climatic zone, were used in a regression analysis to explain the observed dynamics and find the principle drivers. The resulting relative position of these sites along the three axes suggests that land cover partly explains the variance of daily and midday turbulent fluxes. We found that evaporation dynamics from grassland, peatland swamp and cropland sites could mostly be explained by energy availability. Forest evaporation can mainly be explained by water availability, urban evaporation by water availability and exchange efficiency, and open water evaporation can almost entirely be explained by exchange efficiency. We found that the sensible heat flux is less sensitive to land cover type. This demonstrates that the land-atmosphere interface plays an active role in the shedding of sensible heat. Our results contribute to a better understanding of the dynamics of evaporation over different land cover types and may help to optimize, and potentially simplify, models to predict evaporation.","data-driven analysis; eddy covariance; evaporation; land cover; sensible heat flux; The Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","","","Water Resources","","",""
"uuid:cd0ea01e-8f03-4bb9-88b5-2fa39ba7c2b1","http://resolver.tudelft.nl/uuid:cd0ea01e-8f03-4bb9-88b5-2fa39ba7c2b1","Analyzing the Impact of Perceived Exertion on Walking for Short-Distance Trips: A Comparative Case Study of Malta and the Netherlands","Scerri, Karyn (University of Malta); Attard, Maria (University of Malta); Duives, D.C. (TU Delft Transport and Planning); Cats, O. (TU Delft Transport and Planning)","","2023","Understanding people’s travel behavior is key to creating spaces that discourage car use, especially for short, walkable distances. The scope of this study is to understand better people’s propensity to use a car rather than walk for short-distance trips by focusing on the concept of perceived exertion (PE). A comparison is performed of two case study locations: Malta, a Euro-Mediterranean island with a high car dependency, and the Netherlands, a European country with a high active mode share of walking and cycling. Surveys were distributed to two university populations in each of the case study locations to analyze the parallels and variations in travel behavior and perceptions. Applying a mediation model analysis, the results show a partial mediation (Malta) and a full mediation (Netherlands) of PE in the relationship between car use frequency (CF) and distance threshold (DT), that is, the distance people are willing to walk rather than use a car. The mean DT for walking varied significantly between the two samples, resulting in 15.18 min (1.2 km or 0.7 mi) in the Netherlands and 17.99 min (1.4 km or 0.9 mi) in Malta, despite the comparatively larger active mode share in the Netherlands. Complementing this, the ordinal logistic models for the two countries indicate that those that perceive walking for short trips to be more effortful and those with a high CF are less inclined to walk long distances. Findings are compared with previous research, and policy-relevant suggestions based on these findings are provided.","behaviors; human factors; Malta; Netherlands; pedestrians; perceived exertion; walking","en","journal article","","","","","","Green Open Access added to TU Delft Institutional Repository ‘You share, we take care!’ – Taverne project https://www.openaccess.nl/en/you-share-we-take-care Otherwise as indicated in the copyright section: the publisher is the copyright holder of this work and the author uses the Dutch legislation to make this work public.","","2023-11-08","","","Transport and Planning","","",""
"uuid:7356bf23-6e9e-4237-90f2-63be8b6a8a4c","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7356bf23-6e9e-4237-90f2-63be8b6a8a4c","At the crossroads of Architecture and Landscape: Preservation Strategies of Historic Military Systems: a Comparison between Italy and the Netherlands","Marulo, F. (TU Delft Heritage & Values)","Wagenaar, C. (promotor); van Thoor, M.T.A. (promotor); Russo, V. (promotor); Delft University of Technology (degree granting institution)","2022","In the context of rapid urban transformations, this thesis explores the possible preservation strategies for historic military systems that used to be embedded in extra-urban settings, but that now are absorbed in the development dynamics of complex metropolitan areas. The research stems from the main peculiarity of these heritage systems: namely, the coexistence of cultural and natural values, and their being at the crossroads of the architecture and landscape domains. Although the need to address nature-culture interlinkages has become a topical issue in the field of heritage preservation, military landscapes have been almost completely left out of this debate. Moreover, the lack of inter-scale strategies in current preservation practices for historic military systems further complicates the way nature-culture interlinkages are addressed. The development of a conceptual framework on this topic has required considering the diversity of existing approaches to landscape, architectural heritage and their interconnection. Italy and the Netherlands were selected as relevant contexts in Western Europe for comparison on this topic. Linking archival research, interviews and field observations, Italian and Dutch contemporary experiences with the revitalization and reuse of historic military systems (NL: New Dutch Waterline; IT: Entrenched Field of Mestre) were compared. Both national and international initiatives promoted in the frame of the World Heritage Convention were analysed. To understand the historical roots of the recent approaches, the evolution of landscape protection in the two contexts has been investigated, highlighting the different influences played by the national discourse on architectural heritage and spatial planning. This historical background, together with the cross-reading of the case studies, has led to the definition of a transnational conceptual framework on the possible preservation strategies for historic military systems with an inter-scale approach. Taking into account the peculiarities of each context, it provides a tool for facilitating the decision-making process, bringing historic military systems into the international discussion on nature-culture interlinkages. Ultimately, it can serve as a reference for other historic landscape systems sharing similar characteristics and preservation issues.","historic military systems; nature-culture interlinkages; Italy; Netherlands; heritage preservation","en","doctoral thesis","Delft University of Technology","978-94-6366-647-3","","","","A+BE | Architecture and the Built Environment. No. 22 (2022)","","","","","Heritage & Values","","",""
"uuid:85e7e4f5-77dd-40b1-bb87-084d12641630","http://resolver.tudelft.nl/uuid:85e7e4f5-77dd-40b1-bb87-084d12641630","Longitudinal Studies in Travel Behaviour Research","de Haas, M.C. (TU Delft Transport and Planning)","Hoogendoorn, S.P. (promotor); Chorus, C.G. (promotor); Kroesen, M. (promotor); Delft University of Technology (degree granting institution)","2022","Mobility is an important part of daily life. With modern mobility systems, people have access to a range of transport modes allowing them to basically reach any destination they want. Although people often have multiple options to choose from, personal mobility is dominated by motorized road transport in many countries and cities, also in the Netherlands, owing to the ease of use and high level of flexibility. This popularity poses challenges for governments to keep their countries and cities accessible, attractive, safe and liveable since motorized road transport comes with several negative effects such as increased congestion, damage to the environment, negative effects on human health due to emissions, inefficient use of space and reduced liveability of cities.
This thesis consists of studies on several mechanisms behind travel behaviour change towards sustainable travel modes, based on a large-scale longitudinal travel survey; the Netherlands Mobility Panel (MPN). As this panel has been operating for several years and collects a wide range of relevant information from its respondents, it allows studying numerous aspects of travel behaviour (change). This thesis will help policy makers understand how travel behaviour changes and provide them with knowledge to promote travel behaviour change towards a more sustainable mobility system. The focus is on four topics that are imperative to achieve this goal: the effects of life events on travel behaviour, new technologies to promote a mode shift away from car (in this case, the e-bike), the links between personal health and active travel and effects of the COVID-19 pandemic on mobility.
To correctly study these topics, longitudinal data is needed, as we want to infer the direction of effects from the data rather than making assumption on this direction, with the risk of drawing wrong conclusions (e.g., we do not know whether active travel has an effect on personal health or that the effect runs from personal health to active travel). While these longitudinal data are ideally suited to study travel behaviour changes, it is crucial that the data quality is guaranteed. To address one possible cause of low data quality, the thesis includes a fifth study focused on the notion of soft-refusal, which describes the tendency of some respondents to use a strategy to lower their response burden, e.g. by claiming they did not leave their house even though they actually did.
The main goal of this study is to assess the possible utilization of the full energy storage- and hydropower potential of the Meuse cascade within Dutch environmental regulations. The novelty of this study is the evaluation of the concept of using canalized river sections for pumped-storage purposes within conditions of fluctuating discharge and -water levels throughout the year.
In order to meet the goal of the study the relatively fish-friendly Archimedean screw has been selected as pump-turbine. Next a conceptual design of a pumped-storage hydropower plant equipped with screws has been compiled. By using this design, the assessment of utilizing the hydropower- and energy storage potential of the cascade has been carried out by constructing and applying a numerical model.
The study shows it is possible to utilize the full hydropower- and the majority of the energy storage potential of the Meuse cascade. The cumulative installed turbine capacity for the cascade turns out to be 81 MW. The Annual Energy Yield (AEY) from regular hydropower alone is 225 GWh. In addition, the yearly surplus power that can be processed for energy storage purposes is 137.2 GWh, of which 77.2 GWh is returned to the grid by a round-trip efficiency of 56.25 %. In total 302.2 GWh can be delivered to the grid which can power up to 75.000 households. The specific cost is relatively high: roughly 15,000 euro/kW.
The method developed here can be applied to evaluate the storage- and hydropower potential of other canalized rivers as well, such as the upper Mississippi.","Hydropower; Pumped Storage Power; Archimedean Screw; Meuse; River Cascade; The Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","","","Hydraulic Structures and Flood Risk","","",""
"uuid:3a48e008-61ad-426c-8596-2e934231235b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3a48e008-61ad-426c-8596-2e934231235b","The geomorphology of an ebb-tidal-delta linked to benthic species distribution and functionality","Holzhauer, H. (University of Twente); Borsje, B.W. (University of Twente); Herman, P.M.J. (TU Delft Environmental Fluid Mechanics; Deltares); Schipper, C.A. (Rijkswaterstaat); Wijnberg, K.M. (University of Twente)","","2022","As a response to climate change and sea-level rise, new nourishment strategies for low-lying sandy coasts are developed. These interventions affect the habitat quality of coastal ecosystems for benthic communities. Unraveling the relationship between benthic fauna and their environment facilitates the design of sustainable management strategies for the coastal ecosystem. At the ebb-tidal delta of Ameland, The Netherlands, a unique dataset of 166 benthic and sediment samples is collected and allowed for an investigation of the macrobenthic fauna distribution at the spatial scale of morphological features. The benthic community at the ebb tidal delta is composed of species capable of withstanding the dynamic nature of these sandy coastal ecosystems. Despite the dynamic environment, the geomorphology of the ebb-tidal delta is reflected in the benthic species distribution. Distinct species assemblages were identified, covering a gradient of physical stress from extremely exposed to waves or currents, to relatively low energetic environments such as found on the delta plane seaward of the ebb-tidal delta terminal lobe. This gradient is reflected in the median grain size, organic matter content, and oxygenation of the sediment. A second gradient distinguishes well-sorted, mainly wave-exposed sediments from less well-sorted, mainly current-exposed sites. The functional characteristics of the benthic fauna show a clear contrast between the three most exposed, and the three most sheltered assemblages. Small, short-lived, surface deposit-feeding, highly mobile, burrowing organisms dominate in the most exposed sites, whereas with increasing shelter also larger, long-lived, filter-feeding and sessile organisms become more dominant. The functional characteristics suggest that the fauna of the most exposed sites will likely show a fast recovery of disturbance by sand nourishments. A much longer-lasting effect can be expected on sheltered parts of the ebb-tidal delta.","Ameland; Benthos; Ebb-tidal delta; Geomorphology; Sediment composition; Species distribution; The Netherlands; Traits","en","journal article","","","","","","","","","","","Environmental Fluid Mechanics","","",""
"uuid:7c82e67f-b363-4e46-8d1f-e8d5c1f468f7","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7c82e67f-b363-4e46-8d1f-e8d5c1f468f7","An overview of induced seismicity in the Netherlands","Muntendam-Bos, A.G. (TU Delft Applied Geology); Hoedeman, Gerco (Staatstoezicht op de Mijnen); Polychronopoulou, Katerina (Seismotech S.A.); Draganov, D.S. (TU Delft Applied Geophysics and Petrophysics); Weemstra, C. (TU Delft Applied Geophysics and Petrophysics; Royal Netherlands Meteorological Institute (KNMI)); van der Zee, Wouter (Staatstoezicht op de Mijnen); Bakker, R.R. (TU Delft Reservoir Engineering; Staatstoezicht op de Mijnen); Roest, J.C. (Staatstoezicht op de Mijnen)","","2022","We present an overview of induced seismicity due to subsurface engineering in the Netherlands. Our overview includes events induced by gas extraction, underground gas storage, geothermal heat extraction, salt solution mining and post-mining water ingress. Compared to natural seismicity, induced events are usually small (magnitudes ≤ 4.0). However, due to the soft topsoils in combination with shallow hypocentres, in the Netherlands events exceeding magnitude 1.5–2.0 may be felt by the public. These events can potentially damage houses and infrastructure, and undermine public acceptance. Felt events were induced by gas production in the north of the Netherlands and by post-mining water ingress in the south-east. Notorious examples are the earthquakes induced by gas production from the large Groningen gas field with magnitudes up to 3.6. Here, extensive non-structural damage incurred and public support was revoked. As a consequence, production will be terminated in 2022 leaving approximately 800 billion cubic metres of gas unexploited. The magnitudes of the events observed at underground gas storage, geothermal heat production and salt solution mining projects have so far been very limited (magnitudes ≤ 1.7). However, in the future larger events cannot be excluded. Project- or industry-specific risk governance protocols, extensive gathering of subsurface data and adequate seismic monitoring are therefore essential to allow sustainable use of the Dutch subsurface now and over the decades to come.","fault reactivation; Induced seismicity; Netherlands; seismic hazard; subsurface engineering","en","journal article","","","","","","","","","","","Applied Geology","","",""
"uuid:332ce151-b4b5-435e-ab3e-35a18aee9e0e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:332ce151-b4b5-435e-ab3e-35a18aee9e0e","Sustainable business model of affordable zero energy houses: Upscaling potentials","Ebrahimigharehbaghi, S. (TU Delft Design & Construction Management); van der Heijden, H.M.H. (TU Delft Real Estate Management); Elsinga, M.G. (TU Delft Urban Development Management)","","2022","In 2018, the average number of occupants per dwelling is steadily decreasing, creating a demand for small, affordable housing. According to European Union energy targets, new small homes should be energy efficient. However, data clearly shows that energy efficient homes are mostly unaffordable and there is an urgent need to design and build small affordable zero energy homes. However, a sustainable business model for small affordable zero energy homes has not yet been developed in European countries. The Housing 4.0 Energy project explores the development of affordable zero energy homes in three countries: the Netherlands, Belgium and Ireland. This study explores the business models and potential for scaling up the five schemes (Ireland operates three schemes in different counties). The results of this study may be useful to practitioners, policy makers, and small families facing the problem of affordable zero energy homes. The Dutch scheme targets a market of self-builders of low-middle income households. In the Flemish scheme, non-profit social rental agencies provide the houses for low-income groups. In Ireland, local authorities provide social housing for applicants on waiting lists. The Business Model Canvas (BMC) is used to analyse the business models for affordable zero energy homes in these countries. Data is collected mainly through interviews and focus group meetings with experts. The results show that all schemes create environmental, social and economic sustainability values for low/low-middle income households by providing energy efficient, comfortable and affordable homes. Several barriers to the upscaling of these homes were identified, such as cultural barriers in design, building materials, as well as legal and technical barriers. The technical barriers can be addressed in a relatively short time, but overcoming cultural and behavioural barriers might be more difficult. Engaging government, market participants, and providers can accelerate the development of these schemes. Examples of different schemes and the courses developed during the project can be used to disseminate the results of the business models of these schemes. Finally, the business models of the schemes can be modified and adopted for the development of affordable zero energy homes in other countries.","Affordability; Belgium; Business model innovation; Digital platform; Ireland; The Netherlands; Zero energy housing","en","journal article","","","","","","","","","","","Design & Construction Management","","",""
"uuid:07f39f86-bab9-4776-8d4f-61b4ed843bb7","http://resolver.tudelft.nl/uuid:07f39f86-bab9-4776-8d4f-61b4ed843bb7","Unpacking notions of residents' responsibility in flood risk governance","Snel, Karin A.W. (Universiteit Utrecht); Hegger, Dries (Universiteit Utrecht); Mees, Heleen (Universiteit Utrecht); Craig, Robin Kundis (University of Southern California); Kammerbauer, Mark; Doorn, N. (TU Delft Ethics & Philosophy of Technology); Bergsma, Emmy (Universiteit van Amsterdam); Wamsler, Christine (Lund University)","","2022","Environmental disasters, and especially floods, are among today's biggest sustainability challenges. The number and intensity of floods are increasing, challenging current governance approaches. Governments worldwide are looking to diversify their flood risk management and adaptation strategies, among others, by increasing resident involvement in flood risk governance. Such involvement of individuals shifts responsibilities from public to private actors. A clear understanding of the extent and implications of this shift is difficult to reach as theoretical perspectives on the concept of responsibility vary. Similarly, grounds for attributing responsibility for flood preparedness and response differ across countries. This lack of analytical and empirical clarity complicates academic and policy discourses on what it actually means to ‘be responsible’. The current article systematises these different approaches to responsibility in flood risk governance. To improve current knowledge on residents' responsibilities in flood risk governance, we present a conceptual framework that distinguishes among four theoretical notions of responsibility: legal responsibility, accountability, perceived responsibility, and moral responsibility. These notions are elucidated with the help of examples of flood risk governance practices in the United States, Germany and the Netherlands. We find that the four notions are closely intertwined. In addition, this article documents divergences between what individuals perceive as their own responsibility in flood risk management and the responsibilities that governments assume. We conclude with a discussion on the tensions between perceived responsibilities and the other three notions. Explicit, transparent and open discussion on these tensions is needed to allow attribution of responsibility in flood risk governance and to reconsider residents' roles in particular.","climate adaptation; flood risk governance; Germany; Netherlands; residents; responsibility; United States","en","journal article","","","","","","","","","","","Ethics & Philosophy of Technology","","",""
"uuid:044e02e9-0436-415d-be11-9c8496bf6383","http://resolver.tudelft.nl/uuid:044e02e9-0436-415d-be11-9c8496bf6383","Benchmarking energy performance: indicators and models for Dutch housing associations","van der Bent, H.S. (TU Delft Design & Construction Management); Meijer, A. (TU Delft Building Energy Epidemiology); Visscher, H.J. (TU Delft Design & Construction Management); Mouter, N. (TU Delft Transport and Logistics)","","2022","Benchmarking is a method that can be used to measure progress and create awareness about the performance of organisations. Benchmarking the housing stock energy performance of Dutch housing associations can be used to measure and assess progress towards the decarbonisation of the housing stock. A new national climate agreement was signed in 2019, and in 2021 a new method to determine the theoretical energy performance of dwellings came into force in the Netherlands. To benchmark energy performance, a set of indicators is created that adequately represents the performance of Dutch housing associations according to the changed policies. A process involving key stakeholders is presented here to identify, assess and combine possible indicators. These were then integrated into four integrated models, which led to a final benchmark model. A model was chosen that consists of three indicators covering the energy performance of Dutch housing associations. The process and arguments that led to this final model are presented. While applicable within the Dutch context, the method and research results provide generalisable insights for the creation of energy performance benchmarks for building stocks.","benchmark model; building stock; energy performance; housing; housing associations; the Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","","","Design & Construction Management","","",""
"uuid:b1c9eec8-87fa-4b76-a939-67d8117a916a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b1c9eec8-87fa-4b76-a939-67d8117a916a","Benthic biodiversity near brine discharge sites in the Port of Rotterdam","Avramidi, Eleni (University of Aberdeen); García Gómez, Sergio Carlos (External organisation); Papaspyrou, Sokratis (University of Cadiz); Louca, Vasilis (University of Aberdeen); Xevgenos, Dimitris (TU Delft BT/Biotechnology and Society); Küpper, Frithjof C. (University of Aberdeen; San Diego State University)","","2022","The Port of Rotterdam is a heavily man-modified estuarine system, Europe's major seaport and home to a large number of chemical and petrochemical plants, many of which are supplied with distilled water from two demineralized water plants in Botlek and Maasvlakte. In this study, we assessed the ecological conditions near the brine outfalls and at a reference site unimpacted by brine, focusing on the benthic macrofaunal composition. Overall, the analysis of the communities and species revealed a similar macrobenthic composition, although with lower abundance and diversity compared to the nearby North Sea environment. The outfall area of the Botlek demineralized water plant, which is a dead-end entirely marine waterway with no to little currents in contrast to the well flushed brackish environment of the outfall of the Maasvlakte demineralized water plant, was characterized by the lowest abundance of benthic macroinvertebrates, species richness and Shannon diversity index. Higher biodiversity values at the Maasvlakte demineralized water plant compared to the reference site were also associated with the presence of a large biogenic reef of the Pacific oyster Crassostrea gigas with specimens of over 8 years estimated age being observed, however with many dead individuals recorded at the time of surveys. The outfall area of the Botlek demineralized water plant also had the highest disturbance levels according to the results of AZTI's Marine Biotic Index (AMBI) in conjunction with Benthos Ecosystem Quality Index (BEQI). Its community was dominated by the opportunistic native species Capitella capitata and Varicorbula gibba, and species typical for organic matter enrichment such as Alitta succinea (native), Streblospio cf shrubsolii (native) and Theora lubrica (invasive), which correlates well with higher levels of anthropogenic pollution in this area. Generalized linear model (GLM) and distance-based multivariate linear model (DistLM) showed that the distance from the outfalls was an important factor in terms of brine impacts however explaining a small part of the variation observed. Similarity percentage analysis (SIMPER), multivariate analysis, and permutational multivariate analysis (PERMANOVA) showed low similarity between and within study sites, confirming that high levels of heterogeneity exist within the estuarine system in terms of natural conditions and anthropogenic stress.","Benthic macroinvertebrates; Brine; Netherlands; Port of Rotterdam","en","journal article","","","","","","","","","","","BT/Biotechnology and Society","","",""
"uuid:82938626-e7f4-4780-8f93-71305bed2004","http://resolver.tudelft.nl/uuid:82938626-e7f4-4780-8f93-71305bed2004","Including local knowledge in coastal policy innovation: comparing three Dutch case studies","d’Hont, Floortje (TU Delft Policy Analysis); Slinger, J (TU Delft Policy Analysis; Rhodes University)","","2022","In the context of a growing emphasis on research and application of citizen engagement methods in environmental planning and management (e.g. Reed 2008; Von Korff et al. 2010), we compare three collaborative activities aimed at finding innovative coastal policy solutions in the Netherlands. In these activities, participants across the citizen, science and policy divide were involved in designing nature-based interventions for specific areas in the Netherlands. The activities are compared in terms of the theoretical promise stakeholder engagement holds for influencing participants’ understanding of the respective bio-geophysical systems, the actor networks and for effecting knowledge sharing. We find local knowledge offers the potential for crafting coastal policy solutions to fit the specific bio-geophysical and societal context. The empirical analysis revealed the deep competence of local people, who generally understand their lived environment in a systemic way, and the knowledge that can be harvested to broaden and enrich the design space for coastal solutions–in addition to a willingness on the part of the stakeholders to collaborate in developing local solutions for sustainable futures. Although measures to reduce power differences and enable local knowledge inclusion served to broaden the design space for innovative solutions in our case studies, they also constrained the scientific and technical quality of the contributions from professional experts such as bio-geophysical scientists, engineers, spatial planners and policy analysts. As such, future work addressing the dilemma of integrating high quality professional inputs into coastal policy solutions founded on local expertise is advocated.","Coastal management; nature-based solutions; participation; policy making; stakeholder engagement; the Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","","","Policy Analysis","","",""
"uuid:3dbc6a37-b5f5-48fc-9a20-9c929c387dd9","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3dbc6a37-b5f5-48fc-9a20-9c929c387dd9","Cities in interaction: Analysing the Dutch system of cities with computational methods","Peris, A.F.T. (TU Delft Urban Studies)","Meijers, E.J. (promotor); van Ham, M. (promotor); Delft University of Technology (degree granting institution)","2021","Cities never function in isolation but as nodes in overarching systems characterised by flows of goods, people, and information. To fully understand the evolution of cities, a relational approach is needed, which investigates cities in relation to other cities and urban regions. While a significant part of urban system research has focused on aspects such as the concentration of populations and economic activities, the understanding of the actual networks connecting cities and their impact is still limited. However, the required data is notoriously difficult to obtain. This dissertation contributes to knowledge on the relationship between cities in the Netherlands by exploiting – in novel ways – three data sources: web pages mentioning cities, local historical newspapers, and administrative registers. After providing an overview of the systems of cities literature, the toponym co-occurrences method is explored. This method aims at identifying patterns of relations between cities in a systematic way by looking at the co-mentions of cities in text documents (here in web pages). Using text as data appeared as a great direction for studying urban systems, and elements from this first exploration are used in the next section of the thesis where the past dynamics of the Dutch urban system is reconstructed using information flows retrieved from digitised historical newspapers. Finally in a last empirical part, the potential of information from individual-level registers about professional and residential trajectories for measuring relations between places at multiple spatial scales is investigated. This measure is then used to reveal the nested hierarchy of functional regions in the Netherlands.","System of cities; Netherlands; Flows and networks; Computational Social Science","en","doctoral thesis","A+BE | Architecture and the Built Environment","978-94-6366-400-4","","","","A+BE | Architecture and the Built Environment No. 07 (2021)","","","","","Urban Studies","","",""
"uuid:548c6de8-8f1b-4db8-8268-b98179119c92","http://resolver.tudelft.nl/uuid:548c6de8-8f1b-4db8-8268-b98179119c92","Pioneers in Dutch Architecture: The role of women in post-war housing innovations in the Netherlands","Tummers-Mueller, L.C. (University of Twente); Novas, María (TU Delft History, Form & Aesthetics; TU Delft Teachers of Practice / A)","","2021","This article approaches post-war housing innovation in the Netherlands from a feminist perspective, shedding light on the hitherto unkown roles played by women architects. It introduces the work of Dutch women architects, some of it acknowledged at the time of its creation, some completely unknown. First, Augustine Schreuder-Gratama, one of the first female students in Delft in the 1920s, and the Women Advisory Committee (VAC) for social housing ―specifically their role as model homes exhibitions developers in the context of housing industrialisation in the 1950s, in which other organizations have been considered pioneer. Then work of Luzia Hartsuyker-Curjel from the democratization period including the second feminist wave in the 1970s and 1980s is presented. Amongst others, she proposed a ‘non-hierarchical dwelling’ based on feminist critique of the nuclear family home. Finally, the article presents the work of Ineke Hulshof in the 1990s and early 21st century ―against a background of neo-liberalism she developed projects for affordable, sustainable housing and new architectural tools to design and co-create with residents’ groups. To conclude, this article argues that their contribution to the evolution of architecture in the Netherlands is underestimated and their role in housing innovation should be better articulated as part of the architectural records.","housing innovations; gender; architecture; Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","","","History, Form & Aesthetics","","",""
"uuid:0541a130-ca69-487d-b7cf-8716f59b1b9d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0541a130-ca69-487d-b7cf-8716f59b1b9d","Naturally air-conditioned nearly zero-energy housing: The Earth, Wind & Fire Case Study","Patidar, Y. (Student TU Delft); Bokel, R.M.J. (TU Delft Building Physics)","","2021","Dutch housing built before the 1990s consumes the highest percentage of
primary energy for heating and generally exhibits poor comfort. With the government targeting to convert 300,000 existing homes to become more energy-efficient every year, a renovation wave has started. How do we achieve this? This paper proposes a natural air-conditioning refurbishment strategy which not only provides energy savings but also contributes towards renewable energy harvesting to address the goal of a zeroenergy built environment.","Energy; Dwelling; Netherlands; Renovation; Earth, wind and fire; Design","en","journal article","","","","","","","","","","","Building Physics","","",""
"uuid:21c5cab5-93cd-43b3-a420-dc1afdffe6c5","http://resolver.tudelft.nl/uuid:21c5cab5-93cd-43b3-a420-dc1afdffe6c5","Monitoring energy performance improvement: insights from Dutch housing association dwellings","van der Bent, H.S. (TU Delft Design & Construction Management); Visscher, H.J. (TU Delft Design & Construction Management); Meijer, A. (TU Delft Building Energy Epidemiology); Mouter, N. (TU Delft Transport and Logistics)","","2021","The Energy Performance of Buildings Directive (EPBD) enhanced the sustainable improvement of dwellings in the European Union. Member states formulated measurable goals to improve the housing stock, and monitoring systems were developed to give insights into the improvements. In the Netherlands, non-profit housing associations agreed to improve the quality of their housing stock to an average Dutch energy label B (energy index (EI NV) = 1.40) by 2020. Research assessing this progress over time is presented using an annual monitoring system based on 2.0 million energy performance calculations of 264 Dutch non-profit housing associations between 2017 and 2020. The assessment includes: a detailed description of the development of the state of the stock over time; the effect of changes to the stock (construction and demolition) and changes within the stock (different types of retrofit measures); and the different characteristics of non-profit housing associations. Insights from this research show which specific retrofit and other measures are adopted and have substantial impact over time. This provides a useful frame of reference for building stock analysis and accelerating the improvement of the building stock. It also creates a baseline of information for the future sustainable development of this particular stock.","building stock; energy index; energy performance; housing associations; monitoring; retrofit; the Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","","","Design & Construction Management","","",""
"uuid:ba848fe2-50d5-4ac8-8462-090b5f4a4b5f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ba848fe2-50d5-4ac8-8462-090b5f4a4b5f","The impact of natural fractures on heat extraction from tight Triassic sandstones in the West Netherlands Basin: A case study combining well, seismic and numerical data","Boersma, Q.D. (TU Delft Applied Geology); Bruna, P.B.R. (TU Delft Applied Geology); de Hoop, S. (TU Delft Applied Geology); Vinci, Francesco (PanTerra Geoconsultants B.V.); Moradi Tehrani, Ali (CGG); Bertotti, G. (TU Delft Applied Geology)","","2021","The positive impact that natural fractures can have on geothermal heat production from low-permeability reservoirs has become increasingly recognised and proven by subsurface case studies. In this study, we assess the potential impact of natural fractures on heat extraction from the tight Lower Buntsandstein Subgroup targeted by the recently drilled NLW-GT-01 well (West Netherlands Basin (WNB)). We integrate: (1) reservoir property characterisation using petrophysical analysis and geostatistical inversion, (2) image-log and core interpretation, (3) large-scale seismic fault extraction and characterisation, (4) Discrete Fracture Network (DFN) modelling and permeability upscaling, and (5) fluid-flow and temperature modelling. First, the results of the petrophysical analysis and geostatistical inversion indicate that the Volpriehausen has almost no intrinsic porosity or permeability in the rock volume surrounding the NLW-GT-01 well. The Detfurth and Hardegsen sandstones show better reservoir properties. Second, the image-log interpretation shows predominately NW-SE-orientated fractures, which are hydraulically conductive and show log-normal and negative-power-law behaviour for their length and aperture, respectively. Third, the faults extracted from the seismic data have four different orientations: NW-SE, N-S, NE-SW and E-W, with faults in proximity to the NLW-GT-01 having a similar strike to the observed fractures. Fourth, inspection of the reservoir-scale 2D DFNs, upscaled permeability models and fluid-flow/temperature simulations indicates that these potentially open natural fractures significantly enhance the effective permeability and heat production of the normally tight reservoir volume. However, our modelling results also show that when the natural fractures are closed, production values are negligible. Furthermore, because active well tests were not performed prior to the abandonment of the Triassic formations targeted by the NLW-GT-01, no conclusive data exist on whether the observed natural fractures are connected and hydraulically conductive under subsurface conditions. Therefore, based on the presented findings and remaining uncertainties, we propose that measures which can test the potential of fracture-enhanced permeability under subsurface conditions should become standard procedure in projects targeting deep and potentially fractured geothermal reservoirs.","fracture networks; geothermal energy; temperature modelling; West Netherlands Basin","en","journal article","","","","","","","","","","","Applied Geology","","",""
"uuid:e7ec202d-f6ce-4823-a015-cb37bccac746","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e7ec202d-f6ce-4823-a015-cb37bccac746","Quality assessment of a nationwide data set containing automatically reconstructed 3d building models","Dukai, B. (TU Delft Urban Data Science; TU Delft Urbanism); Peters, R.Y. (TU Delft Urban Data Science; TU Delft Urbanism); Vitalis, S. (TU Delft Urban Data Science; TU Delft Urbanism); van Liempt, J.N.H. (TU Delft Urban Data Science); Stoter, J.E. (TU Delft Urban Data Science; TU Delft Urbanism)","","2021","Fully automated reconstruction of high-detail building models on a national scale is challenging. It raises a set of problems that are seldom found when processing smaller areas, single cities. Often there is no reference, ground truth available to evaluate the quality of the reconstructed models. Therefore, only relative quality metrics are computed, comparing the models to the source data sets. In the paper we present a set of relative quality metrics that we use for assessing the quality of 3D building models, that were reconstructed in a fully automated process, in Levels of Detail 1.2, 1.3, 2.2 for the whole of the Netherlands. The source data sets for the reconstruction are the Dutch Building and Address Register (BAG) and the National Height Model (AHN). The quality assessment is done by comparing the building models to these two data sources. The work presented in this paper lays the foundation for future research on the quality control and management of automated building reconstruction. Additionally, it serves as an important step in our ongoing effort for a fully automated building reconstruction method of high-detail, high-quality models.","3D City Models; Building Reconstruction; Data Quality; Metrics; Netherlands; Open Data","en","journal article","","","","","","","","","","Urbanism","Urban Data Science","","",""
"uuid:87b68279-26e8-4a71-a0ba-689bd706dcf4","http://resolver.tudelft.nl/uuid:87b68279-26e8-4a71-a0ba-689bd706dcf4","From imitation to acceptance to worldwide production of Schokbeton","Quist, W.J. (TU Delft Heritage & Technology)","Tostoes, Ana (editor); Yamana, Yoshiyuki (editor)","2021","The Dutch precast concrete company Schokbeton started activities in the early 1930’s, introducing well compacted concrete elements some of them plain, others mimicking the colour, details, and surface finishes of natural stone. Being a modern, industrially produced material with a traditional stone imitating look, Schokbeton served both traditional and modern architecture. This paper presents original research on the factories’ concrete recipes and products (1930–1970) and concludes on the development of the material from an imitation to a ‘real’ material in its own right. The paper discusses the relation between the patented production technology, the architectural products used in Modernist buildings and the concrete technology (recipes). The recipes show experiments with crushed stone and many different sands. At first, the mixtures seemed to be random, but looking closer it becomes evident that the post-war architectural developments highly relate to the use of certain aggregates in the concrete and therefore with the aesthetics. It is argued that the relation of the concrete mixture and production technology with the design of the concrete element has often been underestimated. It is clear that by the end of the nineteen fifties an International Style in precast-concrete was born. Schokbeton clearly played a role in this development, but based on recently discovered archive material it is questionable how big this influence has been.","Modern Movement; The Netherlands; Heritage; Precast concrete; Schokbeton","en","conference paper","DOCOMOMO","","","","","","","","","","Heritage & Technology","","",""
"uuid:4f5334e6-c7ee-490b-9eb8-d12e93913ab2","http://resolver.tudelft.nl/uuid:4f5334e6-c7ee-490b-9eb8-d12e93913ab2","Building with Nature & Beyond: Principles for Designing Nature Based Engineering Solutions","Slinger, J (TU Delft Policy Analysis)","","2021","This book is based upon the edX MOOCs Engineering: Building with Nature and Beyond Engineering: Building with Nature. The Engineering: Building with Nature MOOC explores the use of natural materials and ecological processes in achieving effective and sustainable hydraulic infrastructure designs, distilling Engineering and Ecological Design Principles. In the Beyond Engineering: Building with Nature course, the missing element of Social Design Principles is developed and taught.
Join us in exploring the interface between hydraulic engineering, nature and society!","Nature Based solutions; Transdisciplinary; Community based; Stakeholder inclusion; Integrated design; Social design principles; Building with Nature; Ecosystem based; Hydraulic engineering design principles; Ecological design principles; Game theory; Coalition building; Sustainable Ports in Africa; Co-design; Co-creation; Netherlands; Ecosystem Based Approach; Engineering with Nature","en","book","TU Delft OPEN Publishing","978-94-6366-458-5","","","","","","","","","Policy Analysis","","",""
"uuid:3bc81a77-5b73-4cdd-be3e-bee487ea5e3e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3bc81a77-5b73-4cdd-be3e-bee487ea5e3e","New Housing Concepts: Modular, Circular, Biobased, Reproducible, and Affordable","Oorschot, L.M. (TU Delft Housing Institutions & Governance); Asselbergs, M.F. (TU Delft Architectural Engineering)","","2021","For a moment, it seemed that the architect had disappeared from the construction supply chain for sustainable and affordable housing provided by Dutch housing associations. Large contractors were making direct agreements with housing associations and wanted to scale up production with their housing factories. However, with the ‘So You Think You Can BUILD’ challenge, architects, consultancies, and contractors reinvented themselves within the construction supply chain and acquired a position as providers of circular building concepts. The aim of this challenge is to stimulate providers of homes to design and produce (in great numbers) affordable and sustainable houses. This not only scales up building production in empty fields but also within difficult and dense build urban areas. A whole new generation of Dutch architects, consultancies, and contractors working in collaboration are now intensively involved with circular and biobased residential buildings, innovative materials and production processes. They are managing to provide attractive products for housing associations and other clients. In the first part of 2021, ‘So You Think You Can BUILD’ challenged teams of designers, engineers and contractors to develop new concepts, with the three winners applying the principles of the ‘passive house’, which is modular and circular, as well as a smart building skin and smart core with open floor space in between.","Affordable housing; Circular economy; Conceptual houses; Energy transition; Housing crisis; Modular houses; Smart homes; The Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","","","Housing Institutions & Governance","","",""
"uuid:4bf79d6c-4336-49d5-9192-d7ddcb1981be","http://resolver.tudelft.nl/uuid:4bf79d6c-4336-49d5-9192-d7ddcb1981be","E-bike user groups and substitution effects: evidence from longitudinal travel data in the Netherlands","de Haas, M.C. (KiM Netherlands Institute for Transport Policy Analysis); Kroesen, M. (TU Delft Transport and Logistics); Chorus, C.G. (TU Delft Transport and Logistics); Hoogendoorn-Lanser, S. (TU Delft Delft Projectmanagement); Hoogendoorn, S.P. (TU Delft Transport and Planning)","","2021","In recent years, the e-bike has become increasingly popular in many European countries. With higher speeds and less effort needed, the e-bike is a promising mode of transport to many, and it is considered a good alternative for certain car trips by policy-makers and planners. A major limitation of many studies that investigate such substitution effects of the e-bike, is their reliance on cross-sectional data which do not allow an assessment of within-person travel mode changes. As a consequence, there is currently no consensus about the e-bike’s potential to replace car trips. Furthermore, there has been little research focusing on heterogeneity among e-bike users. In this respect, it is likely that different groups exist that use the e-bike for different reasons (e.g. leisure vs commute travel), something which will also influence possible substitution patterns. This paper contributes to the literature in two ways: (1) it presents a statistical analysis to assess the extent to which e-bike trips are substituting trips by other travel modes based on longitudinal data; (2) it reveals different user groups among the e-bike population. A Random Intercept Cross-Lagged Panel Model is estimated using five waves of data from the Netherlands Mobility Panel. Furthermore, a Latent Class Analysis is performed using data from the Dutch national travel survey. Results show that, when using longitudinal data, the substitution effects between e-bike and the competing travel modes of car and public transport are not as significant as reported in earlier research. In general, e-bike trips only significantly reduce conventional bicycle trips in the Netherlands, which can be regarded an unwanted effect from a policy-viewpoint. For commuting, the e-bike also substitutes car trips. Furthermore, results show that there are five different user groups with their own distinct behaviour patterns and socio-demographic characteristics. They also show that groups that use the e-bike primarily for commuting or education are growing at a much higher rate than groups that mainly use the e-bike for leisure and shopping purposes.","Dutch national travel survey (OViN); E-bike; Latent class analysis; Netherlands Mobility Panel (MPN); Random Intercept Cross-Lagged Panel Model (RI-CLPM); Substitution; Travel mode choice","en","journal article","","","","","","","","","","Delft Projectmanagement","Transport and Logistics","","",""
"uuid:9484d68e-05e2-47c0-a0c2-dabbdcd7a76c","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9484d68e-05e2-47c0-a0c2-dabbdcd7a76c","Strategies for climate change adaptation: lessons learnt from long-term planning in the Netherlands and Bangladesh","van Alphen, Jos (Dutch Delta Commissioner); de Heer, Jaap (TwynstraGudde); Minkman, E. (TU Delft Organisation & Governance)","","2021","This paper evaluates long-term climate change adaptation strategies in the Netherlands and Bangladesh using the Organisation for Economic Co-operation and Development’s (OECD) Principles of Good Water Governance. Deltas face complex challenges, and adequate long-term planning is essential for these regions. However, experience with these long-term planning efforts and linkages with theoretical frameworks on water-related policy and strategy development remain limited. Both countries politically approved significant investment portfolios for a durable adaptive strategy. This paper highlights the similarities and differences in the resulting strategies. Using the learning assessment methodology, we propose to add risk-based approaches and long-term strategic perspectives as additional OECD Principles in the conclusion.","Bangladesh; Climate adaptation; long-term planning; the Netherlands; water governance","en","journal article","","","","","","","","2022-11-14","","","Organisation & Governance","","",""
"uuid:7de51079-d301-472f-a5c2-e1811d45a2b0","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7de51079-d301-472f-a5c2-e1811d45a2b0","The current state of synchromodality: An application of a synchromodal maturity model on case studies in the Netherlands and Belgium","Alons-Hoen, Kristel (Fontys University of Applied Sciences); Somers, Guy (Fontys University of Applied Sciences); van Duin, Ron (TU Delft Transport and Logistics; Rotterdam University of Applied Sciences)","","2021","This article shows the results of our study to determine the general level of synchromodal maturity for shippers and logistics service providers operating in The Netherlands and Belgium. A questionnaire was used to assess the maturity of synchromodal transport for 41. This research extends the literature by applying the model to a broader setting. Although 41 companies provide some good insight on the Key Performance Indicators (KPIs), generalization cannot be made on the findings. In this study most results were obtained for logistics service providers and shippers. It was observed that shippers in general are more mature in synchromodal transport, except for decision-making power. The higher score for data exchange for shippers seems to suggest that vertical collaboration is strongly supported by data exchange. Our study shows that most companies are more mature in the areas of decision-making power and transport planning. On the other hand, transport execution, pricing and type of relationships are lagging. The lagging of transport execution could be explained by absence of a frequent and dense intermodal transport network. Next to that, collaboration between different parties is critical for successful implementation of synchromodality. Comparing the scores between companies within the Netherlands and Belgium similar patterns can be observed when comparing shippers and logistics service providers. Future research will focus on further benchmarking the maturity levels of synchromodality in Europe.","synchromodal transport; Sustainable transport; Netherlands; Belgium","en","conference paper","Transportation Research Board (TRB)","","","","","","","","","","Transport and Logistics","","",""
"uuid:dc589e80-f32e-42f8-97d3-de45d1edb8ab","http://resolver.tudelft.nl/uuid:dc589e80-f32e-42f8-97d3-de45d1edb8ab","Dry port network model: Best practices in the EU with notes from the USA","Pratelli, A. (University of Pisa); van Duin, Ron (TU Delft Transport and Logistics; Rotterdam University of Applied Sciences); Souleyrette, R. (University of Kentucky); Bianchini, B. (Polytechnic of Milan); Marigo, D. (S.I.T.O spa, Interporto of Turin); Brocchini, L. (University of Pisa); Teng, W. (University of Kentucky)","","2021","The modern distribution of goods is highly complex, as it supports a closely linked globalized world. In the development of port terminals, competition is no longer only at the level of services. The increase in maritime transport and demand/supply in the hinterlands, with ensuing problems of capacity, distribution and movement, have called for renewed attention on adequate structures and infrastructures. This evolution, enabled by technology, commercial interests and public policies, can be considered as a stage in the ongoing development of containerization and intermodal transport. At this stage, it is important to consider port terminals and maritime navigation networks as a system, together with terrestrial goods transport. Increasingly, regions are developing so-called dry or inland ports, to better serve the demand. We set out to define a sustainable model for dry ports, beginning with a review of relevant literature focused on Italian, Dutch and selected USA examples. We first define dry port, in the context
of intermodal transport, ports in general and inland ports. Our investigation led to the identification of management tools and best practices. We report on visits and interviews to selected inland ports and identify key dry port activities, applications of innovative technologies and implications for different modes of transport. For the three countries studied, we identify strengths and weaknesses related to
infrastructure, structures, internal organization of yard, types of imported and exported goods, transport methods and related travel times and costs. In regards to resilience and sustainability, vulnerabilities such as congestion, climate issues and cyber-attacks are considered. Finally, a maturity model for assessing dry ports is proposed.","Container transport; Dry ports; Hinterland container transportation; Europe; Container terminal; Freight village; Maritime hinterland; The Netherlands; Container traffic; Inland container terminal; Italy","en","journal article","","","","","","","","","","","Transport and Logistics","","",""
"uuid:7320ee41-41ed-4113-b535-e82be5abecde","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7320ee41-41ed-4113-b535-e82be5abecde","Identification of the behavioural factors in the decision-making processes of the energy efficiency renovations: Dutch homeowners","Ebrahimigharehbaghi, S. (TU Delft Housing Quality and Process Innovation); Qian, QK (TU Delft Housing Quality and Process Innovation); de Vries, G. (TU Delft Organisation & Governance); Visscher, H.J. (TU Delft Housing Quality and Process Innovation)","","2021","Over half of all residential buildings in the Netherlands are owner-occupied. In this study, the influence of behavioural factors on individual decisions toward energy efficiency renovations (EERs) was investigated. This study focused on contextual (e.g. building characteristics), personal (e.g. awareness of energy consumption), and motivational factors (e.g. improving comfort). Logistic regression analyses were selected as the preferred method of analysis. The Netherlands’s housing survey energy modules, which was conducted in 2018, was the basis of these analyses. 2878 homeowners were surveyed. Behavioural factors that influence the homeowners’ decisions were investigated for four types of EERs: (1) double glazing, (2) insulation, (3) photovoltaic (PV) panel, and (4) sustainable heating. It was found that homeowners’ preferences for double glazing were mainly influenced by the characteristics of the building and household and motivation to adopt EERs. Similarly, insulation and PV panels were to be mainly influenced by building characteristics. For sustainable heating, a combination of building and household characteristics and personal factors (e.g. deliberate gas reduction) influenced the decisions regarding this EER. None of the personal factors had a significant impact on the decisions regarding installation of double glazing; in contrast, the installation of PV panels was found to be highly influenced by these factors.","behaviour-influencing factor; Energy efficiency; owner-occupied sector; renovation; residential sector; the Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","","","Housing Quality and Process Innovation","","",""
"uuid:4dd012cf-451c-4779-8cee-7362187ed443","http://resolver.tudelft.nl/uuid:4dd012cf-451c-4779-8cee-7362187ed443","Randstad: From a spatial planning concept to a place name","Zonneveld, W.A.M. (TU Delft Spatial Planning and Strategy)","Zonneveld, Wil (editor); Nadin, Vincent (editor)","2021","This chapter seeks to unravel the history of the Randstad planning concept and focuses on the national level as a lot of the thinking about the Randstad has been carried out within national planning organisations and trickled down to provincial and municipal planning. It begins with a short section about the very first visualisation of the Randstad which was created in the early 1920s. The chapter explains the gradual marginalisation of national spatial planning from the 2000s when comprehensive spatial planning gave way to project-based planning in which there was less interest in spatial concepts like the Randstad. In spite of the sensitive relationships with sectoral departments, it was the West which became the focus of national planning at the end of the 1940s and early 1950s. Efforts to plan the development of the Randstad were seemingly over with the finalisation of the growth centre policy in sight.","Spatial planning; Planning Concept; Randstad; Netherlands; Deltametropolis","en","book chapter","Routledge - Taylor & Francis Group","","","","","Green Open Access added to TU Delft Institutional Repository 'You share, we take care!' - Taverne project https://www.openaccess.nl/en/you-share-we-take-care Otherwise as indicated in the copyright section: the publisher is the copyright holder of this work and the author uses the Dutch legislation to make this work public.","","2021-06-30","","","Spatial Planning and Strategy","","",""
"uuid:77010f09-1b8a-4590-ba62-7968c706308b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:77010f09-1b8a-4590-ba62-7968c706308b","The role of travel-related reasons for location choice in residential self-selection","Faber, R.M. (TU Delft Transport and Logistics; KiM Netherlands Institute for Transport Policy Analysis); Merkies, Raimbard (Student TU Delft); Damen, Wouter (Student TU Delft); Oirbans, Leonard (Student TU Delft); Massa, Davide (Student TU Delft); Kroesen, M. (TU Delft Transport and Logistics); Molin, E.J.E. (TU Delft Transport and Logistics)","","2021","Residential self-selection (RSS) is the theoretical mechanism that explains that the impact of the built environment on travel behaviour is weaker than bivariate correlations suggest, because mode attitudes influence both the built environment and travel behaviour and therefore at least partially account for the bivariate relationship. Recently, the concept of travel-related reasons for residential choice has been introduced, which reflects the actual extent to which the travel-related characteristics of the built environment were considered during the relocation decision. In this paper, we hypothesize that travel-related location reasons are stronger predictors of the built environment choice than generic mode attitudes. This hypothesis is examined by estimating both a cross-sectional and a longitudinal Structural Equation Model using data gathered in the Netherlands. The results suggest that the travel-related location reasons are indeed stronger predictors for built environment location than travel mode attitudes and that the directions of causality between attitudes, travel-related location reasons, the built environment, and travel behaviour often run in both directions. Substantively, our findings indicate that public transport use is most strongly affected by the built environment (after controlling for both stated reasons and attitudes), while car and bicycle use are hardly affected. From a practical point of view, this suggests that transforming the built environment to be more friendly to public transport may increase the use of public transport, but that, at least in the Netherlands, such a strategy would not work well if the aim were to reduce car use or increase bicycle use.","Attitudes; Mobility panel Netherlands; Residential self-selection; Structural equation modelling; Travel behaviour; Travel-related reasons","en","journal article","","","","","","","","","","","Transport and Logistics","","",""
"uuid:9cf59108-ba2a-460d-bc42-9eed5b24803d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9cf59108-ba2a-460d-bc42-9eed5b24803d","Investigating human behaviour using sensors measuring the indoor climate and energy performance of three Dutch residential dwellings","Dugar, Y. (HE Adviseurs); Bokel, R.M.J. (TU Delft Building Physics); Schipper, H.R. (TU Delft Applied Mechanics); Wiedenhoff, F.J. (ABT)","","2021","","Energy demand; Measurements; dwellings; Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","","","Building Physics","","",""
"uuid:148f3364-4d32-4281-a732-b4bda8758e7b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:148f3364-4d32-4281-a732-b4bda8758e7b","Developing a locally balanced energy system for an existing neighbourhood, using the ‘Smart Urban Isle’ approach","Jansen, S.C. (TU Delft Building Services); Mohammadi, S. (TU Delft Building Services); Bokel, R.M.J. (TU Delft Building Physics)","","2021","This paper describes a step-by-step approach for generating various energy concepts for neighbourhoods, based on local renewable resources. The approach is developed within the European research project ‘Smart Urban Isle’ (SUI). While much literature is focussed on comparison or optimization of predefined configurations, the SUI approach adds to the existing knowledge by introducing a systematic step-by-step approach that supports the first step of the development phase, i.e., the generation of various - potentially innovative - energy system configurations for neighbourhoods, which in the following phase can be optimized using optimization methods. First, the five steps of the approach are introduced, and secondly, these are applied to an existing residential neighbourhood in the Netherlands. The resulting preferred energy concept for the case study consists of a local, ultra-low temperature heat grid, heated by decentralised heat production from PV-thermal (PVT) collectors on individual roofs and connected to a collective seasonal underground storage (ATES). This paper demonstrates the usefulness of the approach for generating various alternative innovative energy concepts for neighbourhoods, based on the local demands and energy potentials, and also describes the resulting energy concept developed for the case study. This innovative energy concept can also be applied to similar residential neighbourhoods.","5GDH; Energy retrofitting; Local energy balance; Low-temperature heat grid; Neighbourhood energy system; The Netherlands; Urban energy transition","en","journal article","","","","","","","","","","","Building Physics","","",""
"uuid:d013ff0d-c29a-47d0-8f20-13711e8fd7a6","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d013ff0d-c29a-47d0-8f20-13711e8fd7a6","Planning for Urban Social Sustainability: Towards a Human-Centred Operational Approach","Janssen, C. (TU Delft Practice Chair Urban Area Development); Daamen, T.A. (TU Delft Urban Development Management); Verdaas, J.C. (TU Delft Practice Chair Urban Area Development)","","2021","In Europe, growing concerns about social segregation and social stability have pushed calls to make cities ‘inclusive, safe, resilient and sustainable’ higher on policy agendas. However, how to approach such generic policy objectives and operationalise them for planning practices is still largely unclear. This article makes a conceptual contribution to the operational understanding of social sustainability in urban planning practices. The article argues that, between theoretical concept and operational forms, different evaluative approaches towards social sustainability may be taken. Evaluating three dimensions of policy operationalisations in The Netherlands, we argue that Amartya Sen’s capability approach provides a promising conceptual framework for operationalising social sustainability in cities in Europe and beyond. We compare capabilities with a more commonly applied resource-based conception to show that the former is more accurate and potentially more effective, because it shifts the evaluative space of social sustainability from means (i.e., urban resources) to ends the eventual well-being of urban citizens","Capability approach; Operationalisation; Social sustainability; The Netherlands; Urban planning practices","en","journal article","","","","","","","","","","","Practice Chair Urban Area Development","","",""
"uuid:6a70c822-7f75-49dd-9f77-b704637800e1","http://resolver.tudelft.nl/uuid:6a70c822-7f75-49dd-9f77-b704637800e1","A study on office workplace modification during the COVID-19 pandemic in The Netherlands","Hou, H. (TU Delft Real Estate Management); Remøy, H.T. (TU Delft Real Estate Management); Jylhä, T.E. (TU Delft Real Estate Management); Vande Putte, H.J.M. (TU Delft Real Estate Management)","","2021","Purpose
Triggered by public concerns over office workplace safety during the COVID-19 pandemic, this study sheds light on the office workplace environment and aims to investigate how organisations respond to forces from the external environment (impacted by the COVID-19 pandemic) and how they modify their office workplace management strategically and operationally to suit the stakeholders’ needs and future development in the post COVID-19 period.
Design/methodology/approach
A desktop study was conducted to provide the framework for the in-depth interviews with five corporate real estate (CRE) managers and three workplace consultants. Thematic analysis including coding technique was adopted to analyse the qualitative data.
Findings
The findings show that during the COVID-19 pandemic, most of the intended and implemented office workplace modifications are mainly related to two types of risk control: administrative control and personal protection. At a strategic level, organisations react to the external forces by re-modelling their businesses and working towards re-orienting their CRE strategies, such as portfolio transformation, agile portfolio strategies and redesign of the office workplace, etc.
Originality/value
This is a topical and timely study that presents the general practice of office workplace modification during the COVID-19 pandemic, as well as the related CRE management (CREM) strategies developed for the new normal. The findings obtained through in-depth interviews have well supported the CREM strategic alignment theory. It is foreseen that office workplace management will encounter other challenges due to uncertainties of the COVID-19 pandemic. The findings of this study provide a practical lens to look at the future changes of office workplace environment.
143Nd/144Nd and -16.0 to 2.6 εNd), with neodymium concentration data available for 23 individuals (ranging between 0.1 and 21.0 ppb). For 37 individuals the dental elements have also been analyzed for strontium isotopes. All analyses were performed on a Thermo Scientific Triton Plus TIMS. Neodymium analyses were performed using 1013 Ω resistors, with samples reanalyzed using 1011 Ω resistors if enough sample was available. Strontium analyses were performed using 1011Ω resistors. A discussion about the applicability of the analysis technique and the results can be found in the article “Evaluation of neodymium isotope analysis of human dental enamel as a provenance indicator using 1013 Ω amplifiers (TIMS)”. This dataset is available for verification of the provenance capability of neodymium isotope analysis in archaeological and forensic mobility studies. To ensure the interoperability and reusability of the data, the data is available on the IsoArcH (https://isoarch.eu/) data repository.","Enamel; Forensic provenancing; Human; Isotope; Neodymium; Strontium; the Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","","","Management Support","","",""
"uuid:c959ffa9-5585-44af-95b5-65cb55333e99","http://resolver.tudelft.nl/uuid:c959ffa9-5585-44af-95b5-65cb55333e99","Distributed memory parallel groundwater modeling for the Netherlands Hydrological Instrument","Verkaik, J. (Deltares; Universiteit Utrecht); Hughes, J.D. (U.S. Geological Survey Integrated Modeling and Prediction Division); van Walsum, P.E.V. (Wageningen Environmental Research); Oude Essink, G. H. P. (Universiteit Utrecht; Deltares); Lin, H.X. (TU Delft Mathematical Physics; Universiteit Leiden); Bierkens, M.F.P. (Universiteit Utrecht; Deltares)","","2021","Worldwide, billions of people rely on fresh groundwater reserves for their domestic, agricultural and industrial water use. Extreme droughts and excessive groundwater pumping put pressure on water authorities in maintaining sustainable water usage. High-resolution integrated models are valuable assets in supporting them. The Netherlands Hydrological Instrument (NHI) provides the Dutch water authorities with open source modeling software and data. However, NHI integrated groundwater models often require long run times and large memory usage, therefore strongly limiting their application. As a solution, we present a distributed memory parallelization, focusing on the National Hydrological Model. Depending on the level of integration, we show that significant speedups can be obtained up to two orders of magnitude. As far as we know, this is the first reported integrated groundwater parallelization of an operational hydrological model used for national-scale integrated water management and policy making. The parallel model code and data are freely available.","Distributed memory; Groundwater; Integrated modeling; Netherlands Hydrological Instrument; Numerical modeling; Parallel computing","en","journal article","","","","","","","","","","","Mathematical Physics","","",""
"uuid:b36dee37-44ab-4b3c-9368-10ab31ba6ac8","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b36dee37-44ab-4b3c-9368-10ab31ba6ac8","Housing wealth and aged care: asset-based welfare in practice in three OECD countries","Wood, Gavin A. (Royal Melbourne Institute of Technology University); Ong, Rachel (Curtin University); Haffner, M.E.A. (TU Delft Housing Institutions & Governance)","","2020","The transition of the baby boomer bulge into old age and their increasing longevity will lift the numbers of elderly in residential aged care. Population ageing and associated fiscal pressures have motivated governments to shift responsibility for the financing of aged care to the individual. We consider policies that include owner-occupiers’ housing wealth and imputed rental incomes in means tests that determine co-contribution charges for residential aged care. Differences in how housing wealth is included in the residential aged care resource tests of three OECD countries–Australia, England and the Netherlands–are documented. We find some neglected equity implications as tenants in all three countries typically pay higher co-payments for their residential aged care than homeowners with similar wealth holdings. These outcomes are a consequence of the concessional treatment of owners’ housing equity stakes, and of wider significance given the growing importance of asset-based welfare strategies. England has relatively progressive asset and income tests that offer more limited concessions.","Australia; England; Netherlands; owner-occupation; residential aged care","en","journal article","","","","","","","","","","","Housing Institutions & Governance","","",""
"uuid:73f6506d-c07e-481a-8f43-735a5ea87a43","http://resolver.tudelft.nl/uuid:73f6506d-c07e-481a-8f43-735a5ea87a43","The impacts of climate change on cultural heritage in the Netherlands: A preliminary assessment of exposure","Teruel Cano, D. (TU Delft Water Resources); Fatorić, Sandra (TU Delft History, Form & Aesthetics); Manders, Martijn (Universiteit Leiden)","","2020","Cultural heritage provides a wide range of economic, socio-cultural and environmental benefits for current and future generations. Globally, scientific evidence shows that climate change is adversely affecting diverse tangible and intangible cultural heritage [1; 2]. Yet, in the Netherlands, there is a need for a greater understanding of the cultural heritage vulnerability to climate change hazards. Understanding the vulnerability of cultural heritage to climate change hazards is of paramount importance to inform and guide proactive climate change adaptation planning and to reduce the potential damage or loss of heritage [3; 4; 5].
The aim of this study is to evaluate and visualise the potential exposure of nationally significant cultural heritage (national monuments or Rijksmonumenten) to multiple climate change hazards in the Netherlands. The climate change hazards assessed in this study include coastal and river flooding, urban pluvial flooding, drought and heat. The assessment is presented in a series of tables, graphs and maps for ease of use. Importantly, the presented exposure of monuments to climate change hazards is not a measure of actual risk or impact, but the first scan of different levels of exposure of monuments to climate change hazards using a scientific database of Climate Impact Atlas.","Climate change risks; Exposure assessment; Cultural heritage; Netherlands; Prioritization; Climate change adaptation; National monument; Rijksmonumenten; Klimaatverandering","en","report","Delft University of Technology","","","","","","","","","","Water Resources","","",""
"uuid:65721ab7-acdb-4527-afde-124f83c0d45d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:65721ab7-acdb-4527-afde-124f83c0d45d","Impacts of progressive urban expansion on subsurface temperatures in the city of Amsterdam (The Netherlands)","Visser, P.W. (TU Delft Geo-engineering; Wetsus, European Centre of Excellence for Sustainable Water Technology; KWR Water Research Institute; ARCADIS Nederland); Kooi, Henk (Deltares); Bense, Victor (Wageningen University & Research); Boerma, Emiel (Ministry of Infrastructure and the Environment)","","2020","Subsurface temperatures are substantially higher in urban areas than in surrounding rural environments; the result is a subsurface urban heat island (SUHI). SUHIs and their drivers have received attention in studies world-wide. In this study, a well-constrained data set of subsurface temperatures from Amsterdam, The Netherlands, is presented. The study demonstrates that, through modeling of centuries-long (from fourteenth to twenty-first century) urban development and climate change, along with the history of both the surface urban heat-island temperatures and ground surface temperatures, it is possible to simulate the development and present state of the Amsterdam SUHI. The results provide insight into the drivers of long-term SUHI development, which makes it possible to distinguish subterranean heat sources of more recent times that are localized drivers (such as geothermal energy systems, sewers, boiler basements, subway stations or district heating) from larger-scale drivers (mainly heat loss from buildings and raised ground-surface temperatures due to pavements). Because these findings have consequences for the assessment of the shallow geothermal potential of the SUHIs, it is proposed to distinguish between (1) a regional, long-term SUHI that has developed over centuries due to the larger-scale drivers, and (2) local anomalies caused by anthropogenic heat sources less than one century old.","Geothermal potential; Groundwater temperature; Numerical modeling; Subsurface urban heat island; The Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","","","Geo-engineering","","",""
"uuid:af649668-b587-4a29-84dd-9f75f2d47fcc","http://resolver.tudelft.nl/uuid:af649668-b587-4a29-84dd-9f75f2d47fcc","Evaluation and Comparison of the Public Construction Legislations of Turkey and the Netherlands in the Context of Project Planning and Control","Ökmen, Ö. (TU Delft Integral Design & Management); Bosch-Rekveldt, M.G.C. (TU Delft Integral Design & Management); Hombergen, L.P.I.M. (TU Delft Integral Design & Management)","","2020","Completion of public-owned construction projects successfully is quite important for Turkeyas a rapidly developing country. However, schedule delays and budget overruns arefrequently encountered in such projects. One of the major reasons of this situation is thenonexistence of legislative provisions enforcing project parties to utilize advanced projectplanning and control methods in their projects. This paper firstly introduces the results of aninvestigation conducted on the public construction legislation in force in the Netherlands andrelated practices. Secondly, the results of a review on public construction legislation in forcein Turkey are given to reveal the deficiencies in the regulations from the perspective ofproject planning and control. Subsequently, a number of legislative amendments areproposed to eliminate these deficiencies. Finally, to give some international context to thestudy, the two countries were compared. The findings showed that the legislation of theNetherlands also does not contain obligatory terms towards the implementation of advancedproject planning and control methods. However, the usage of these methods are ensuredthrough the quality control systems applied tightly based on the regulations put into forcewithin the scope of contracts. Future research could focus on including more countries in thecomparative study.","project control; project planning; public construction legislation; the Netherlands; Turkey","en","conference paper","","","","","","","","","","","Integral Design & Management","","",""
"uuid:ee07ace6-2c5e-4d3c-ab33-264f1eb64c3e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ee07ace6-2c5e-4d3c-ab33-264f1eb64c3e","Information diffusion between Dutch cities: Revisiting Zipf and Pred using a computational social science approach","Peris, A.F.T. (TU Delft Urban Studies); Meijers, E.J. (TU Delft Urban Studies; Universiteit Utrecht); van Ham, M. (TU Delft Urbanism; University of St Andrews)","","2020","News travels fast and far, and the general idea is that the spatial extent of news coverage has increased over time. Information flows are always involved in systems of interdependent cities. This is the reason why George Zipf and Allan Pred, both pioneers of the urban systems literature, were eager to obtain data on these relations to understand urban system dynamics. However, because of limited resources in data acquisition, they restricted their studies to small samples of cities or short periods of time. By using novel computational social science techniques on a digital archive of historical newspapers, we could map and explore changes in the spatial extent of news coverage in the Netherlands at an unprecedented detailed scale for a period of 62 years. In this paper, we analyse 24 million news items mentioning 312 different cities and towns in a sample of 31 local newspapers. Thanks to this data, we were able to reconstruct the information field of urban readerships from different cities and how it changed over time. By analysing their evolution, we find evidence of space-time contraction with an increasing coverage of faraway places in the period ranging from 1869 to 1930. However, this coverage is not evenly distributed but is characterized by a hierarchical selection process. Coverage of the largest cities in the Randstad increased at the expense of information flows from intermediate provincial cities. More generally, this paper shows how computational social science approaches may offer new ways of looking at urban dynamics with large text corpora such as digital archives of historical newspapers.","System of cities; Information flows; Gravity model; Netherlands; Historical newspapers","en","journal article","","","","","","","","","","Urbanism","Urban Studies","","",""
"uuid:4c01d56b-bb3b-46de-92e6-980aa7228441","http://resolver.tudelft.nl/uuid:4c01d56b-bb3b-46de-92e6-980aa7228441","Cohesion Policy and the citizens’ perceptions of the EU: the role of communication and implementation","Dabrowski, M.M. (TU Delft Spatial Planning and Strategy); Spaans, M. (TU Delft Land Development); Fernandez Maldonado, A.M. (TU Delft Spatial Planning and Strategy); Rocco, Roberto (TU Delft Spatial Planning and Strategy)","","2020","EU Cohesion Policy has arguably the most tangible impact on the citizens’ environment and livelihoods and can potentially boost their attachment to the European project. Beyond the cross-national transactionalist hypothesis, Cohesion Policy spending has a local impact and may affect the lives of citizens who do not benefit directly from cross-national transactions, like education, work, investment and travel in other European countries. One could thus expect that Cohesion Policy has a significant positive impact on the ways in which citizens perceive the EU. But what happens when a country is a net contributor to the EU’s budget receiving a relatively small amount of Cohesion Policy funding, the bulk of it being invested in poorer European territories? Building on the cases of two Dutch regions–Flevoland and Limburg–this paper investigates the extent to which the citizens are aware of Cohesion Policy interventions and how the features of communication on and implementation of Cohesion Policy affect this awareness.","Cohesion Policy; EU identification; EU support; European Union; the Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","","","Spatial Planning and Strategy","","",""
"uuid:8f49377c-5bc1-4ede-9c62-413dd28f10b0","http://resolver.tudelft.nl/uuid:8f49377c-5bc1-4ede-9c62-413dd28f10b0","Exploring mainland chinese and dutch high school students' conceptions of learning technology: A phenomenographic analysis","Wu, Xia (Capital Normal University; Fangshan Teachers Training College, Fangshan); de Haan, S. (TU Delft Science Education and Communication); de Vries, M.J. (TU Delft Science Education and Communication; TU Delft Ethics & Philosophy of Technology); Ding, Bangping (Capital Normal University)","","2020","The aims of the study were to investigate high school students' conceptions of learning technology (COLT) in mainland China and the Netherlands, and tried to explain the differences from different educational and social backgrounds. The phenomenographic method was used, interviewing 85 students from both counties. The findings of the research shows that COLT in this study is conceptualized as (1) learning knowledge, (2) learning technology skills, (3) learning technology methods and abilities, (4) using knowledge into practice, (5) doing research, and (6) preparing the exams and getting the credits. There are only a few differences found in the kinds of COLT between Chinese and Dutch students, and reasons behind them are explored.","Conceptions of learning technology; High school students; Mainland China; Phenomenography; The Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","","","Science Education and Communication","","",""
"uuid:2e00da3e-68ab-44df-864d-26f2eba290c3","http://resolver.tudelft.nl/uuid:2e00da3e-68ab-44df-864d-26f2eba290c3","Law and Politics in River Basin Management: The Implementation of the Water Framework Directive in The Netherlands","Mostert, E. (TU Delft Water Resources)","","2020","This article discusses the implementation of the Water Framework Directive (WFD) in the Netherlands and shows how law and politics combine in river basin management. Initially, the implementation of the WFD in the Netherlands was approached as a technical and administrative issue, handled by water quality and ecology experts, but, in 2003, this approach was broken open by the agricultural sector, who feared stricter regulation. Subsequently, the environmental objectives of the WFD were set as low as possible and they play no role when authorising new projects. In July 2015, however, the European Court of Justice determined that the environmental objectives have a binding effect and that Member States have to refuse authorisation of projects that jeopardise the achievement of these objectives. This example shows the important role that law as a social phenomenon or “field” can play in river basin management, provided the courts enjoy sufficient social and political support and function relatively independently, as they do in the Netherlands. The article discusses the origin of the juridical field and its relation with politics and concludes that, to understand river basin management fully, it is essential to understand how (water) law functions.","European Union; Politics; The Netherlands; Water framework directive; Water law","en","journal article","","","","","","","","","","","Water Resources","","",""
"uuid:d2e7d329-44de-49ec-9ef7-901f17174f6d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d2e7d329-44de-49ec-9ef7-901f17174f6d","Insecure tenure in Amsterdam: who rents with a temporary lease, and why? A baseline from 2015","Huisman, C.J. (TU Delft Housing Management; Rijksuniversiteit Groningen); Mulder, Clara H. (Rijksuniversiteit Groningen)","","2020","Given that insecure leases impact negatively on ontological security and subjective well-being, and given increasing pressure on European housing markets, more insight into insecure leases is timely. In this article, we assess the occurrence of temporary leases in the city of Amsterdam in 2015, and explore the characteristics of the tenants. We employ hitherto underused local survey data (N = 17,803). Although permanent contracts are still dominant, the majority of young adults aged 18–23 are renters with a temporary lease. Students, those with a Western migration background, those who moved because their previous rental contract was terminated or because the previous dwelling was too expensive, and those who moved from abroad were particularly likely to have a temporary lease. Families were unlikely to have a temporary lease. Given recent developments–in 2016 temporary leases were legally established as a regular tenure in the Netherlands–the number of temporary leases may increase sharply from the reported baseline of 2015.","multinomial logistic regression; policy; rental housing; Security of tenure; temporary contracts; the Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","","","Housing Management","","",""
"uuid:910e7327-5216-4e27-81d5-1eec59fbb3be","http://resolver.tudelft.nl/uuid:910e7327-5216-4e27-81d5-1eec59fbb3be","Status of National Open Spatial Data Infrastructures: a Comparison Across Continents","Mulder, A.E. (Student TU Delft); Wiersma, M.G. (Geonovum); van Loenen, B. (TU Delft Geo Information)","","2020","The increasing need for geospatial information demands for well-organised management among all levels of society. A Spatial Data Infrastructure (SDI) is a multidisciplinary and dynamic instrument that facilitates access and sharing of geospatial information. The current trend towards open data initiatives is influencing the development of these infrastructures. In order to examine this effect, this article addresses the following question: what is the current state of SDI openness of four best practice open data countries Canada, The Netherlands, Australia and Brazil, and how do they compare? The question is answered through a qualitative literature study and the application of a newly developed Open SDI Assessment Framework to the countries. The Netherlands and Canada show a high performance on all assessment dimensions; data discovery, data access and data properties. Australia and Brazil show a poor open SDI performance, as they could not meet the requirements set for the assessed datasets. General conclusions of the assessment are that data is currently fragmented and scattered among the web in all four countries, which strongly negatively influences the user experience. It is crucial that a strict legal framework is embedded in a country, which ensures that current SDI objectives and propositions regarding an user-centred approach and open data availability are achieved.","open data; spatial data infrastructure; assessment framework; open SDI; User-Centric; Argentina; Australia; Canada; Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","","","Geo Information","","",""
"uuid:f249f95d-ddf7-4384-b8ec-dc8fdce60351","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f249f95d-ddf7-4384-b8ec-dc8fdce60351","The ideal type of valuer: expert, service provider or reporter? An investigation into prevailing role types in commercial valuation","Klamer, Pim (Hogeschool Utrecht; Universiteit Utrecht); Gruis, V.H. (TU Delft Management in the Built Environment); Bakker, Cok (Universiteit Utrecht)","","2020","Purpose: The purpose of this paper aims to disclose shared beliefs and understandings about the concept of professionalism amongst Dutch commercial real estate valuers. It examines prevailing logics of action in a mature European valuation industry and reflects on the potential influence of these logics on the occurrence of judgement bias in valuation. Design/methodology/approach: The underlying study adopted a grounded theory approach to facilitate reflexive in-depth interview sessions with 20 experienced valuation professionals in the Netherlands. Emerging data on core categories of professionalism were initially identified and grouped; and subsequently conceptualised into ideal role types of valuers using institutional logics theory. Findings: Three different ideal types appear to guide Dutch valuation practice: the expert, the service provider and the reporter. The expert emphasises professional standards and technical quality, while the service provider advocates commercial quality and the reporter aims to uphold procedural quality. The authors find that the attention for technical quality associated with the expert role may be at risk of underexposure, fostering concerns about judgement quality and associated bias risks. Research limitations/implications: The potential impact of both commercial and bureaucratic logics on valuation quality may raise authoritative and educational concerns over judgement bias effects. However, while trends in professionalism may transcend national boundaries, the specifics of local real estate market structures and regulations require replication of results in other markets. Originality/value: Institutional logics provide an alternative, socio-economic perspective on present-day valuer behaviour that progresses the understanding of the valuer–client relationship, thereby advancing the knowledge base on valuer judgement and client influence. Furthermore, the authors' role typology offers future research opportunities in terms of measurement and explanation of differences.","Asset valuation; Behaviour; Professional services; The Netherlands","en","journal article","","","","","","Green Open Access added to TU Delft Institutional Repository 'You share, we take care!' - Taverne project https://www.openaccess.nl/en/you-share-we-take-care Otherwise as indicated in the copyright section: the publisher is the copyright holder of this work and the author uses the Dutch legislation to make this work public.","","2021-06-04","","Management in the Built Environment","","","",""
"uuid:31cea3c4-e478-44e5-a1ef-e4664541add1","http://resolver.tudelft.nl/uuid:31cea3c4-e478-44e5-a1ef-e4664541add1","Exploring the impacts of an emission based truck charge in the Netherlands","de Bok, M.A. (TU Delft Transport and Planning; Significance); Bal, Ivar (Student TU Delft); Tavasszy, Lorant (TU Delft Transport and Planning; TU Delft Transport and Logistics); Tillema, Taede (KiM Netherlands Institute for Transport Policy Analysis)","","2020","In this paper we explore the possible impacts of a distance- and emission-class based truck charge in The Netherlands. Earlier studies suggest that shifts may occur towards heavy vehicles, due to the relative inefficiency of lighter vehicles types. However, these studies have not taken into account the effects of changes in shipment size, as a response to pricing measures. Also, these studies have not considered emission-class dependent charges. Thirdly, no empirical disaggregate models or studies are available for the Netherlands for this problem. We present a discrete choice model for the joint choice of vehicle type and shipment size, estimated on a large dataset of disaggregate carrier freight trip data. The model explains variations in vehicle type choice for different transport purposes and contexts (e.g. commodity type, long-haul, urban transport, to/from logistic nodes). The analysis of emission based truck charging schemes shows that substitution towards low emission vehicles can be expected within the same vehicle class. It is also not likely that the truck charge will lead to a significant increase of shipment sizes or to substitution between vehicle types: a distance based truck charge increases transport costs but inventory costs restrain a shift to larger shipment sizes. This result points to a limited capability of supply chains to absorb transport cost increases by logistics re-organisation.","Emission based truck charge; Freight transport demand; Pricing policies; The Netherlands; Vehicle type and shipment size choice","en","journal article","","","","","","Green Open Access added to TU Delft Institutional Repository ‘You share, we take care!’ – Taverne project https://www.openaccess.nl/en/you-share-we-take-care Otherwise as indicated in the copyright section: the publisher is the copyright holder of this work and the author uses the Dutch legislation to make this work public.","","2020-11-21","","","Transport and Planning","","",""
"uuid:caefcfef-5c13-4699-b006-38683b8f4dbf","http://resolver.tudelft.nl/uuid:caefcfef-5c13-4699-b006-38683b8f4dbf","Spatial patterns in 87Sr/86Sr ratios in modern human dental enamel and tap water from the Netherlands: Implications for forensic provenancing","Kootker, Lisette M. (Vrije Universiteit Amsterdam; Co van Ledden Hulsebosch Center for Forensic Science and Medicine); Plomp, E. (TU Delft Management Support; Vrije Universiteit Amsterdam); Ammer, Saskia T.M. (Universidade de Coimbra); Hoogland, Vera (Vrije Universiteit Amsterdam); Davies, Gareth R. (Vrije Universiteit Amsterdam; Co van Ledden Hulsebosch Center for Forensic Science and Medicine)","","2020","The analysis of strontium isotope ratios in human dental enamel has become important in the fields of archaeological and forensic science for determining provenance and hence mobility. The prerequisite for the approach relies on a correlation between dietary Sr intake and the underlying local geology. This premise is brought into question for anthropological forensic investigations by the increasing globalisation of food supply, the establishment of nation-wide or international supermarket chains, and increasing urbanisation. To better understand the processes that cause spatial variation of Sr isotope ratios in the modern environment, this study determines the range of 87Sr/86Sr ratios in the modern Dutch environment based on 296 modern human dental enamel and tap water samples. Tap water 87Sr/86Sr from the Netherlands range from 0.70837 to 0.71278 (ΔSrmax – min = 0.0044) and modern human enamel from 0.70847 to 0.70995 (ΔSrmax – min = 0.0015). The 87Sr/86Sr ratios of tap water are predominantly determined by the underlying bedrock geology at the sampling point. In contrast, the human enamel data record an insignificant, weak correlation with water supply or local geology. Hence, the main principle behind the application of 87Sr/86Sr as a proxy for mobility appears invalid in the modern globalised Dutch context. The range of 87Sr/86Sr in modern Dutch humans that can be used for anthropological forensic investigations is between 0.7085 and 0.7100 (n = 153), with 98.0% of individuals between 0.7088 and 0.7099.","Forensic provenancing; Human enamel; Strontium isotopes; Tap water; The Netherlands","en","journal article","","","","","","Green Open Access added to TU Delft Institutional Repository ‘You share, we take care!’ – Taverne project https://www.openaccess.nl/en/you-share-we-take-care Otherwise as indicated in the copyright section: the publisher is the copyright holder of this work and the author uses the Dutch legislation to make this work public.","","","","","Management Support","","",""
"uuid:d4a30810-efb7-4984-a449-93d2948df2d4","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d4a30810-efb7-4984-a449-93d2948df2d4","Transaction costs as a barrier in the renovation decision-making process: A study of homeowners in the Netherlands","Ebrahimigharehbaghi, S. (TU Delft Building Energy Epidemiology); Qian, QK (TU Delft Housing Quality and Process Innovation); Meijer, F.M. (TU Delft Architecture OTB); Visscher, H.J. (TU Delft Housing Quality and Process Innovation)","","2020","The renovation of housing stock in the Netherlands has the potential to help achieving the country's climate change targets. However, there are non-monetary Transaction Cost (TC) factors, such as searching for information and finding a reliable professional/contractor, that present barriers to householders when making the decision to renovate or not. This study evaluates the impact of the transaction costs on the renovation decision-making process for two groups of householders, current renovators and potential renovators, and for three types of renovations, exterior renovations, interior renovations, and energy efficiency renovations. The study analyses householder renovation decisions in relation to TC barriers at different stages of the renovation processes. The data was collected from a survey of 3,776 homeowners in the Netherlands. The main identified TC barriers were found to be at the consideration, decision, and execution phases of the renovation decision-making process, and are: finding a reliable professional/contractor to do exterior renovations, determining costs for interior renovations, and finding ways to increase the energy efficiency of the house using energy-saving renovations. The main sources of information for householders are construction stores/Do It Yourself (DIY), installations and maintenance companies for exterior and energy efficiency renovations, while for interior renovations it is construction stores/DIY companies, Internet, and recommendations from family/friends. The findings from this study contribute to more effective management and distribution of both information and financial resources in relation to the renovation of housing stock.","Decision-making; Energy efficiency renovation; Homeowner; Information barrier; Renovation; The netherlands; Transaction cost (TC)","en","journal article","","","","","","","","","","","Building Energy Epidemiology","","",""
"uuid:0d0331f7-be0c-4f21-81b8-ed4d9b628c05","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0d0331f7-be0c-4f21-81b8-ed4d9b628c05","Spatializing household energy consumption in the Netherlands: Socioeconomic, urban morphology, microclimate, land surface temperature and vegetation data","Mashhoodi, B. (TU Delft Environmental Technology and Design); Stead, D. (TU Delft Spatial Planning and Strategy); van Timmeren, A. (TU Delft Environmental Technology and Design; TU Delft Amsterdam Institute for Advanced Metropolitan Solutions)","","2020","Household energy consumption (HEC) is affected by a variety of determinants. In addition to the level of HEC in 2612 residential zones in the Netherlands (the so-called wijk) in 2014, this dataset provides a geographically-referenced data of 11 determinants of HEC on: (1) socioeconomic characteristics - namely income per capita, household size, population density; (2) urban morphology –namely buildings' surface to volume ratio, building age; (3) microclimate factors –namely number of summer days, number of frost days, humidity, wind speed at 10 m height; (4) land surface temperature; (5) normalized difference vegetation index (NDVI). The dataset is initially prepared for an analysis titled as “Land surface temperature and households' energy consumption: who is affected and where?” [1].","Household energy consumption; Land surface temperature; Micro climate; Netherlands; Socioeconomic characteristics; Urban morphology; Vegetation","en","journal article","","","","","","","","","","Amsterdam Institute for Advanced Metropolitan Solutions","Environmental Technology and Design","","",""
"uuid:eb1b5110-1f63-4956-be6e-7485e0959541","http://resolver.tudelft.nl/uuid:eb1b5110-1f63-4956-be6e-7485e0959541","Land surface temperature and households’ energy consumption: Who is affected and where?","Mashhoodi, B. (TU Delft Environmental Technology and Design); Stead, D. (TU Delft Spatial Planning and Strategy); van Timmeren, A. (TU Delft Environmental Technology and Design; TU Delft Amsterdam Institute for Advanced Metropolitan Solutions)","","2020","It is widely accepted that land surface temperature (LST) affects household energy consumption (HEC). There is, however, no previous study available that clarifies whether LST's impact is similar in each and every area, or if it varies from one location to another. Analysing the impact of LST on HEC of 2612 residential zones of the Netherlands in 2014, this study concludes that HEC of 50% of the zones is affected by LST, accounting for 0.8% of overall consumption on average. It is obtained that energy-intensive, high-income and large-size households are more likely to be affected by LST. The results show that the effect is likely to be significant in the zones with relatively milder air temperature, and higher levels of humidity and wind. It is obtained that the effect intensifies when the buildings are less compact and the zones are less urbanised. Ultimately, this study urges for a shift in the approach of the existing studies on the impact of LST by putting forward a proposition: the impact of LST on HEC could not be spatially generalised, and one cannot enhance the associations unless location-specific circumstances of the areas in question are taken into consideration.","Geographically weighted regression; Household energy consumption; Land surface temperature; Netherlands; Remote sensing; Urban heat island","en","journal article","","","","","","Green Open Access added to TU Delft Institutional Repository ‘You share, we take care!’ – Taverne project https://www.openaccess.nl/en/you-share-we-take-care Otherwise as indicated in the copyright section: the publisher is the copyright holder of this work and the author uses the Dutch legislation to make this work public.","","2020-05-29","","Amsterdam Institute for Advanced Metropolitan Solutions","Environmental Technology and Design","","",""
"uuid:d9f5dba1-bf3a-4e22-ab52-dceee1c0c1d1","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d9f5dba1-bf3a-4e22-ab52-dceee1c0c1d1","Drivers’ range anxiety and cost of new EV chargers in Amsterdam: A scenario-based optimization approach","Mashhoodi, B. (Wageningen University & Research); van der Blij, N.H. (TU Delft DC systems, Energy conversion & Storage)","","2020","Due to the sharp growth in the adaptation of electric vehicles (EV) in the Netherlands and the objectives of the Dutch Climate Accord is to encourage electric mobility, in the coming decades a substantial number of new EV charging facilities needs to be provided. Efficient planning of EV charging infrastructure is coupled with the notion of range anxiety, which is likely to be severely high in case of soon-to-be EV drivers. This study aims to estimate the cost of developing a new charging infrastructure under five scenarios of range anxiety in Amsterdam East. Employing a Linear Integer Programming optimization model, on the basis of geographic data on car registration, existing EV chargers, and electricity substations, it is obtained that if drivers use 90% of their battery before using a charging facility, the existing charging infrastructure needs to be expanded by only 31% to accommodate almost seven times larger number of EVs–the threshold set by the European Union (EU) legislation on the deployment of alternative fuel infrastructure. If drivers use only 30% of the batteries; however, an increase of 167% in infrastructure is inevitable (accounting for almost five million euro of cost). Second, at any point along the range anxiety spectrum, if the interval between charging session increases for 1 day, the overall cost decreases by more than 30%. These findings are discussed, and two policy approaches are proposed: (1) information technology approach; (2) demand-response approach, on the basis of EU legislation on energy efficiency and deployment of alternative fuel infrastructure.","charging infrastructure; Electric vehicle; linear integer programming; Netherlands; range anxiety; spatial optimization","en","journal article","","","","","","","","","","","DC systems, Energy conversion & Storage","","",""
"uuid:3d03f5d3-9c6e-4fa9-9307-be0ed7df7685","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3d03f5d3-9c6e-4fa9-9307-be0ed7df7685","The Institutionalisation of a Creative Practice: Changing Roles of Regional Design in Dutch National Planning","Balz, Verena Elisabeth (TU Delft Spatial Planning and Strategy); Zonneveld, W.A.M. (TU Delft Spatial Planning and Strategy)","Lingua, Valeria (editor); Balz, Verena (editor)","2020","This chapter discusses the organisational setting of regional design in the realms of spatial planning and territorial governance. As a starting point, it argues that rules on how imagined design solutions function in an abstract, simplified ‘planning world’ are an important regional design product. When focusing on these rules, regional design practice resembles discretionary action. As such, it aims to improve planning decisions by judging the implications of planning frameworks when applied to particular situations. This implies that the involvement of actors in design practice requires careful consideration. As in any form of legitimate rule-building, a critical distance between those who initiate practices and conduct design, and those who judge the quality and relevance of design outcomes is essential. On the basis of these considerations the chapter investigates regional design practices that occurred between the 1980s and 2010s in the context of Dutch national planning. It shows how they transformed from being a form of professional advocacy, criticising planning, into a practice that was pragmatically used to implement a national planning agenda. The chapter concludes by discussing this institutionalisation of a creative practice in the Netherlands, reflecting upon the implications of these outcomes for territorial governance in particular.","Regional design; Spatial planning; Territorial governance; The Netherlands","en","book chapter","Springer","","","","","Green Open Access added to TU Delft Institutional Repository 'You share, we take care!' - Taverne project https://www.openaccess.nl/en/you-share-we-take-care Otherwise as indicated in the copyright section: the publisher is the copyright holder of this work and the author uses the Dutch legislation to make this work public.","","2021-04-23","","","Spatial Planning and Strategy","","",""
"uuid:696d42f5-dbd0-4ddf-aaec-8c5128991736","http://resolver.tudelft.nl/uuid:696d42f5-dbd0-4ddf-aaec-8c5128991736","Reframing social mix in affordable housing initiatives in Italy and in the Netherlands: Closing the gap between discourses and practices?","Costarelli, I.S. (TU Delft Urban Studies; University of Milano-Bicocca); Kleinhans, R.J. (TU Delft Urban Studies); Mugnano, Silvia (University of Milano-Bicocca)","","2019","European countries are facing rising demand for affordable housing by a widespread and differentiated audience. Both in Italy and in the Netherlands policy-makers and practitioners address this emerging need by implementing new social housing projects targeting diverse social groups – such as students, young households, welfare dependents, and refugees – which results in a fine-grained social mix. This paper discusses the development of these initiatives within wider trends in housing policies and in relation to the domestic debate on social mix in the two countries. Drawing on Magic Mix and Housing Sociale projects as case studies, respectively in the Netherlands and in Italy, we aim to explore and unfold the contemporary meanings and the practices attached to the idea of social mix. In so doing, this paper paves the way for a new conceptualization of social mix in the current post-crisis and hyper-diversified European scenario. We discuss traces of continuity and discontinuity between these forms of social mix and the mainstream idea of tenure mix, which has been a cornerstone of area-based urban renewal policy in many European countries. This paper contributes to the existing literature by offering insights into new practices of social mix in housing sphere.","Social mix; Housing Sociale; Magic Mix; Italy; The Netherlands","en","journal article","","","","","","Green Open Access added to TU Delft Institutional Repository ‘You share, we take care!’ – Taverne project https://www.openaccess.nl/en/you-share-we-take-care Otherwise as indicated in the copyright section: the publisher is the copyright holder of this work and the author uses the Dutch legislation to make this work public.","","2019-08-19","","","Urban Studies","","",""
"uuid:21339ed4-0de8-41a7-8785-c21c1492e70b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:21339ed4-0de8-41a7-8785-c21c1492e70b","Local and national determinants of household energy consumption in the Netherlands","Mashhoodi, B. (TU Delft Environmental Technology and Design; TU Delft OLD Urban Compositions); Stead, D. (TU Delft Spatial Planning and Strategy); van Timmeren, A. (TU Delft Environmental Technology and Design; TU Delft Amsterdam Institute for Advanced Metropolitan Solutions)","","2019","The policies of Third National Energy Efficiency Action Plan for the Netherlands, regarding the reduction of household energy consumption (HEC), were made based on the unwritten presumption that the stimuli of HEC are similar in each and every location of the Netherlands, and that it therefore is possible to formulate an identical set of incentives and regulations that are optimally suitable in all the locations of the country. The objective of this study is to examine the validity of this presumption by formulating two research questions: what are the national determinants of HEC, i.e. the stimuli that trigger the same response across the whole country? What are the local determinants of HEC, i.e. the stimuli which trigger different responses across the country? To identify local and national determinants of HEC, the impact of nine determinants of HEC in 2 462 neighbourhoods of the Netherlands is assessed by employing the geographical variability test. The results show that two of the determinants are national: (1) the number of frost-days, (2) wind speed. The results indicate that seven of the determinants are local: (1) income, (2) household size, (3) building age, (4) surface-to-volume ratio, (5) population density, (6) number of summer days, and (7) land surface temperature. By employing a semi-parametric geographically weighted regression analysis, the impact of the local and global determinants of HEC is estimated and mapped.","Energy policy; Household energy consumption; Mixed geographically weighted regression; Netherlands; Semi-parametric geographically weighted regression","en","journal article","","","","","","","","","","Amsterdam Institute for Advanced Metropolitan Solutions","Environmental Technology and Design","","",""
"uuid:f612e3ac-ce6f-4b5e-9b14-0fad4338ed30","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f612e3ac-ce6f-4b5e-9b14-0fad4338ed30","Housing Deprivation Unravelled: Application of the Capability Approach","Haffner, M.E.A. (TU Delft Housing Institutions & Governance; Royal Melbourne Institute of Technology University); Elsinga, M.G. (TU Delft Housing Institutions & Governance; Tongji University)","","2019","The capability approach as a normative approach to wellbeing focuses on the real freedoms of people to choose the life they want to live (Sen, 1999). This approach is regarded as an alternative to the needs-based approach of paternalistic welfare states in Europe and seems to match well with the ambitions of the European Commission ‘to show a more social face’ and the Dutch government to make the participation society work.
The RE-InVEST project 1 aimed to both advance theoretical thinking as well as empirical testing of the capability approach. The RE-InVEST philosopher team developed an application of three anthropological roles that a human being can adopt: the doer, the receiver and the judge (Bonvin and Laruffa, 2017a; Bonvin and Laruffa 2017b). We explored this approach among Rotterdam citizens who had difficulties making ends meet. These vulnerable participants were able to indicate in which roles they had become more vulnerable in recent years and in which roles they identified opportunities of reducing their situation of housing deprivation. The capability approach as elaborated in the three roles allows for housing policies to start from the definition of wellbeing of the individual instead of from ‘paternalistic’ policy aims, which are mostly based on countering monetary deprivation.","Anthropological roles; capabilities; doer; housing; judge; receiver; The Netherlands; vulnerability","en","journal article","","","","","","","","","","","Housing Institutions & Governance","","",""
"uuid:88e7df5d-2a90-42e4-82df-0f62ddc973aa","http://resolver.tudelft.nl/uuid:88e7df5d-2a90-42e4-82df-0f62ddc973aa","Understanding sediment bypassing processes through analysis of high-frequency observations of Ameland Inlet, the Netherlands","Elias, Edwin P.L. (Deltares-USA); van der Spek, A.J.F. (Deltares; Universiteit Utrecht); Pearson, S.G. (TU Delft Coastal Engineering; Deltares); Cleveringa, Jelmer (ARCADIS Nederland)","","2019","Ameland inlet is centrally located in the chain of West Frisian Islands (the Netherlands). A globally unique dataset of detailed bathymetric charts starting in the early 19th century, and high-resolution digital data since 1986 allows for detailed investigations of the ebb-tidal delta morphodynamics and sediment bypassing over a wide range of scales. The ebb-tidal delta exerts a large influence on the updrift and downdrift shorelines, leading to periodic growth and decay (net erosion) of the updrift (Terschelling) island tip, while sequences of sediment bypassing result in shoal attachment to the downdrift coastline of Ameland. Distinct differences in location, shape and volume of the attachment shoals result from differences in sediment bypassing, which can be driven by morphodynamic interactions at the large scale of the inlet system (O(10 km)), and through interactions that originate at the smallest scale of individual shoal instabilities (O(0.1 km)). Such shoal instabilities would not be considered to affect the ebb-tidal delta and inlet dynamics as a whole, but as we have shown in this paper, they can trigger a new sediment bypassing cycle and result in complete relocation of channels and shoals. These subtle dynamics are difficult, if not impossible, to capture in existing general conceptual models and empirical relationships. These differences are, however, essential for understanding tidal inlet and channel morphodynamics and hence coastal management.","Ameland Inlet; Coastal morphodynamics; Ebb-tidal delta; Sediment bypassing; The Netherlands; Tidal inlet; Wadden Sea","en","journal article","","","","","","Green Open Access added to TU Delft Institutional Repository ‘You share, we take care!’ – Taverne project https://www.openaccess.nl/en/you-share-we-take-care Otherwise as indicated in the copyright section: the publisher is the copyright holder of this work and the author uses the Dutch legislation to make this work public.","","2019-12-04","","","Coastal Engineering","","",""
"uuid:f17a461c-d711-4ae5-8c21-a4467235681d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f17a461c-d711-4ae5-8c21-a4467235681d","Reflections on the European Social Housing Model and Opportunities for Collaborative Housing from a Dutch Perspective","Gruis, V.H. (TU Delft Management in the Built Environment)","Vergara, Luz María (editor); Robertson, Cristián (editor); Czischke, Darinka (editor); Schlack, Elke (editor); Tapia, Rodrigo (editor)","2019","By way of introduction, this chapter explains the main differences and convergences in housing provision paradigms in European and Chilean cities. From housing as part of Welfare State models, both societies have seen the replacement of the right to housing by the financialization of housing. The chapter highlights a red thread in this book, namely the presence of “cultures of the collective” in the provision of housing, which responds to different traditions and contexts in cities in the global north and in the global south. However, despite these differences, both relate to the essential question on how urban dwellers decide on how they want to live.","Housing cooperatives; Housing corporations; Path dependency; Social housing; The Netherlands","mul","book chapter","TU Delft OPEN Publishing","","","","","","","","","Management in the Built Environment","","","",""
"uuid:9dea513d-23c1-4c2a-9846-f78459528eea","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9dea513d-23c1-4c2a-9846-f78459528eea","Aanvullingswet grondeigendom: continuïteit ondanks de filosofie van de Omgevingswet","Korthals Altes, W.K. (TU Delft Land Development)","","2019","The Environment and Planning Act is developed as a sequel to the Crisis and Recovery Act. In the context of the Global Financial Crisis, market players hardly realised buildings. In the rare case that a market player was willing to invest, the legal system should not limit investments, but facilitate initiative. Based on this thinking, the Environment and Planning Act is not aiming to facilitate public authorities to secure development based on public interest, but to facilitate takers of initiative that aim to construct even in time of crisis. This thinking has its consequences for the Complementary Act on Land Ownership. The Complementary Act incorporates legal arrangements form the Compulsory Purchase Act, the Municipal Pre-emption Act, the Act on Disposition of Rural Areas and the Spatial Planning Act to fit these in its system. These legal arrangements are made to connect plans with actual development on the ground and the issue is that the philosophy of planning by invitation of the Environment and Planning Act does not match with a public authority that aims to ensure that certain developments, such as the construction of sufficient affordable dwellings, actually take place. The local environment and land use plan in this new Act is not restricted, as prescribed by previous legislation, to developments that are feasible to be realised in the next 10 years, but the plan may be an unrealistic long term vision of the future. Such an unrealistic plan is too weak as legal ground for the taking of private property rights, which involves that it will be harder to use these legal arrangements.","Planning; Netherlands; Land Ownership; Planning Law; Takings","nl","journal article","","","","","","Green Open Access added to TU Delft Institutional Repository 'You share, we take care!' - Taverne project https://www.openaccess.nl/en/you-share-we-take-care Otherwise as indicated in the copyright section: the publisher is the copyright holder of this work and the author uses the Dutch legislation to make this work public.","","2020-06-01","","","Land Development","","",""
"uuid:87e46a98-2c6f-4021-9be6-9dc691dc6131","http://resolver.tudelft.nl/uuid:87e46a98-2c6f-4021-9be6-9dc691dc6131","The housing market in The Netherlands as a driver for social inequalities: proposals for reform","Boelhouwer, P.J. (TU Delft Housing Systems)","","2019","The Dutch housing market suffered more than many other West-European housing markets from the global financial crisis. After some stimulation measures at the beginning of the crisis, the market was hit hard by several government policies in both the rented and the owner-occupied sectors. Against this background this paper pays attention to the disfunctioning of the Dutch housing market and to current housing issues which are high on the political agenda. The paper argues that the contemporary Dutch housing market serves as an engine for social inequality and leads to sharp divisions and instability in society, in social, political and in economic terms. The paper then offers some solutions for these significant housing market problems.","home ownership; housing market reform; Housing policies; Netherlands; renting; social inequalities","en","review","","","","","","","","","","","Housing Systems","","",""
"uuid:ff7a2ab9-e3d2-4765-bf31-61f0c62066ce","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ff7a2ab9-e3d2-4765-bf31-61f0c62066ce","Population, diversity, and restaurants: trends in the geography of cuisine variety in the Netherlands","de Vos, D.W. (TU Delft Urban Studies); Meijers, E.J. (TU Delft Urban Studies)","","2019","Over the past two decades, research in regional science has paid considerable attention to the benefits of urban density and proximity, even though there has been tremendous progress within the same period in technologies that ease the friction of distance (e.g. mobile communication, high-speed internet). Many scholars argue that in spite of falling transportation costs for tradable goods and the proliferation of information and communication technology cities will always have a vital edge in facilitating face-to-face communication. We argue that even if this is the case, there still remains a host of benefits that have come to rely less on urban density and this will have implications for the future of cities. In the current study we focus on one particular type of benefit associated with urban size and density – namely, the availability of a specialized array of urban amenities. More precisely, we use regional data on the distribution of restaurants in the Netherlands, and differentiate them according to their cuisine type. We explore how the presence of cuisine variety relates to population density and diversity, and whether these relationships vary across different city sizes. We find that the explanatory power of population density and diversity diminishes over time, especially in smaller cities. We argue that these trends support the hypothesis that a reduction of spatial information frictions reduces the need for urban density, as benefits associated with larger cities – such as cuisine variety – can be increasingly found in smaller cities.","agglomeration; economies of consumption; local product variety; restaurants; information technology; Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","","","Urban Studies","","",""
"uuid:7f933069-6eb4-4539-b65e-1e61def6d04c","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7f933069-6eb4-4539-b65e-1e61def6d04c","Considerations for a Contemporary 3D Cadastre for our Times","Stoter, J.E. (TU Delft Urban Data Science); Ho, Serene (Royal Melbourne Institute of Technology University); Biljecki, Filip (National University of Singapore)","","2019","A significant number of studies has been carried out to establish 3D cadastre solutions to improve the registration of multi-level property. Since the inception of research on 3D cadastres (about 20 years ago), the world around us has changed significantly and this also partly changes the context regarding 3D cadastre: technology (e.g. visualisation of 3D information), acquisition techniques and BIM data availability, and policy and organisational structures. This paper aims to explore the implications of these changes on 3D cadastre research with a view to discussing considerations for a contemporary 3D cadastre for our times. The paper draws on social and technical trends, challenges, and gaps around 3D cadastre practices from three jurisdictions: the Australian state of Victoria, the Netherlands, and Singapore. The cases have been selected as examples of well-functioning and highly trusted cadastres and land registries committed to innovation in this area, and whose practitioners and researchers are leading the research in this domain. This set provides a breadth of insight that informs our discussion. However, we acknowledge the limitations of the findings as the research undertaken in these jurisdictions is not complicated by other issues with registration or cadastres as they may occur in other countries.","3D Cadastre; 3D Land Administration; Singapore; The Netherlands; Victoria (Australia)","en","journal article","","","","","","","","","","","Urban Data Science","","",""
"uuid:546481d3-266a-4a4c-ad02-08982c802760","http://resolver.tudelft.nl/uuid:546481d3-266a-4a4c-ad02-08982c802760","Calibrating Route Choice Sets for an Urban Public Transport Network using Smart Card Data","Shelat, S. (TU Delft Transport and Planning); Cats, O. (TU Delft Transport and Planning); van Oort, N. (TU Delft Transport and Planning); van Lint, J.W.C. (TU Delft Transport and Planning)","","2019","Identifying the set of alternatives from which travellers choose their routes is a crucial step in estimation and application of route choice models. These models are necessary for the prediction of network flows that are vital for the planning of public transport networks. However, choice set identification is typically difficult because while selected routes are observed, those considered are not. Approaches proposed in literature are not completely satisfactory, either lacking transferability across networks (observation-driven methods) or requiring strong assumptions regarding traveller behaviour (uncalibrated choice set generation methodologies (CSGM)). Therefore, this study proposes a constrained enumeration CSGM that applies the non-compensatory decision model, elimination-by-Aspects, for choice set formation. Subjective assumptions of traveller preferences are avoided by calibrating the decision model using observed route choice behaviour from smart card data, which is becoming increasingly available in public transport systems around the world. The calibration procedure also returns two key insights regarding choice set formation behaviour: (i) the ranking of different attributes by their importance, and (ii) the acceptable detours for each attribute. To demonstrate the methodology and investigate choice set formation behaviour, the tram and bus networks of The Hague, Netherlands are used as a case study.","choice set generation; public transportation; route choice; smart card; The Netherlands","en","conference paper","Institute of Electrical and Electronics Engineers (IEEE)","","","","","Green Open Access added to TU Delft Institutional Repository ‘You share, we take care!’ – Taverne project https://www.openaccess.nl/en/you-share-we-take-care Otherwise as indicated in the copyright section: the publisher is the copyright holder of this work and the author uses the Dutch legislation to make this work public.","","2020-04-28","","","Transport and Planning","","",""
"uuid:aa28b912-e51e-4e74-97af-eec34adb3adb","http://resolver.tudelft.nl/uuid:aa28b912-e51e-4e74-97af-eec34adb3adb","How client attachment affects information verification in commercial valuation practice","Klamer, Pim (Hogeschool Utrecht; Universiteit Utrecht); Gruis, V.H. (TU Delft Management in the Built Environment); Bakker, Cok (Universiteit Utrecht)","","2019","Purpose: Information verification is an important factor in commercial valuation practice. Valuers use their professional autonomy to decide on the level of verification required, thereby creating an opportunity for client-related judgement bias in valuation. The purpose of this paper is to assess the manifestation of client attachment risks in information verification. Design/methodology/approach: A case-based questionnaire was used to retrieve data from 290 commercial valuation professionals in the Netherlands, providing a 15 per cent response rate of the Dutch commercial valuation population. Descriptive and inferential statistics have been used to test research hypotheses involving relations between information verification and professional features that may indicate client attachment such as an executive job level and brokerage experience. Findings: The results reveal that valuers acting at partner level within their organisation obtain lower scores on information verification compared to lower-ranked valuers. Also, brokerage experience correlates negatively to information verification of valuation professionals. Both findings have statistical significance. Research limitations/implications: The results reflect valuers’ reasoning behaviour rather than actual behaviour. Replication of findings through experimental design will contribute to research validity. Practical implications: Maintaining close client contact in a competitive environment is important for business continuity yet may foster client attachment. The associated downside risks in valuation practice call for higher awareness of (subconscious) client influence and the development of attitudinal scepticism in valuer training programmes. Originality/value: This paper is one of the few that explore possible sources of valuer judgement bias by relating client-friendly valuer features to a key area of valuation i.e. information verification.","Job level; Judgement bias; The Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","","Management in the Built Environment","","","",""
"uuid:061be7a7-fc11-4dc7-a658-89e217da4584","http://resolver.tudelft.nl/uuid:061be7a7-fc11-4dc7-a658-89e217da4584","Room for Rivers: Risk Reduction by Enhancing the Flood Conveyance Capacity of The Netherlands’ Large Rivers","Klijn, F. (TU Delft Policy Analysis; Deltares); Asselman, Nathalie (Deltares); Wagenaar, Dennis (Deltares)","","2018","The Netherlands has just finished implementing the Room for the Rivers program along the Rhine and Meuse Rivers in response to increasing river discharges. Recently, making more room for the river is, however, being challenged for future application because the flood defenses are assessed to be too weak and will need reinforcement anyway. To be able to decide on the most desirable policy for the remainder of the century, we require knowledge of all benefits and costs of individual interventions and strategic alternatives for flood mitigation. In this paper, we quantify some benefits of making more room for the rivers. We recognize and quantify two risk-reducing effects and provide results of analyses for the Rhine and Meuse Rivers in The Netherlands. Making room for rivers was originally advocated because it (1) reduces the consequences of flooding, as well as (2) reduces the probability of failure of the embankments. We have now quantified these effects allowing translation into risk reduction proper. Moreover, larger floodplain surface area may influence the relationship between discharge and flood level, which implies that rivers with widened floodplains are less sensitive to uncertainties about future river discharges. This does not reduce risk proper, but makes the river system more robust, as we shall argue in the discussion where we present risk reduction and robustness as complementary perspectives for assessing strategic alternatives for flood risk management","flood mitigation; room for rivers; conveyance; flooding; flood probability; flood consequence; flood risk; robustness; Rhine River; Meuse River; Netherlands; OA-Fund TU Delft","en","journal article","","","","","","","","","","","Policy Analysis","","",""
"uuid:38ec9294-6c5e-42dc-8c6f-d65ad6b069d3","http://resolver.tudelft.nl/uuid:38ec9294-6c5e-42dc-8c6f-d65ad6b069d3","Potential of peer-to-peer bike sharing for relieving bike parking capacity shortage at train stations: an explorative analysis for the Netherlands","van Goeverden, C.D. (TU Delft Transport and Planning); Correia, Gonçalo (TU Delft Transport and Planning)","","2018","In the Netherlands, many (mainly larger) train stations suffer from capacity shortages for bicycle parking as the result of a large increase in the use of the bicycle as a feeder mode. Sharing of parked bicycles with arriving train passengers who are in need of a bicycle for some time would decrease the number of parked bicycles and reduce the capacity shortage. The paper explores to which extent sharing of these bicycles relieves the capacity problem by investigating the maximum potential for reducing the peak of parked bicycles. This is the potential of the case when all considered participants (bicycle owners and those who are in need for a bicycle) are willing to share. The analyses are based on data of the Dutch National Travel Survey. The main result is that the potential is likely to be modest. The estimated maximum is for the large stations between 13% and 50%, the actual potential is likely to be significantly lower. The large range for the maximum can partly be explained by the uncertainty about the number of arriving train passengers that might shift to the bicycle for the last mile if sharing increases bicycle availability. A second result is that sharing can have a significant effect on the distribution of parked bicycles over the day. The current peak halfway the day can turn into a dip between two peaks in the traditional morning and evening peak hours.","access/egress; bicycle parking; capacity; railway station; the Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","","","Transport and Planning","","",""
"uuid:90b14100-9e0b-4210-9389-3862bdd8b91d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:90b14100-9e0b-4210-9389-3862bdd8b91d","A multimodal transport chain choice model for container transport","de Bok, M.A. (TU Delft Transport and Planning; Significance); de Jong, Gerard (Significance; ITS Leeds); Tavasszy, Lorant (TU Delft Transport and Planning; TU Delft Transport and Logistics); Van Meijeren, Jaco (TNO); Davydenko, Igor (TNO); Benjamins, Michiel (Demis); Groot, Noortje (Ministry of Infrastructure and the Environment); Miete, Onno (Ministry of Infrastructure and the Environment); Van den Berg, Monique (Ministry of Infrastructure and the Environment)","","2018","A large part of freight transport movements are part of a multimodal transport chain, in particular for port-related containerized transport flows. Because data of multimodal transports are unavailable it is challenging to develop a multimodal transport chain models. This paper describes the development of a new module for multimodal transport chains for modelling container transport within the Dutch strategic freight transport model “BasGoed”. The choice model distinguishes unimodal, bi-modal or tri-modal transport chains, depending on whether the transport chain is port-related. A direct road chain is available between each production and consumption combination; direct barge or rail transport is only available between seaports. A route enumeration module generates a choice set for each observed uni- or multimodal container transport. Since no directly observed PC data are available, a synthetic dataset was constructed with container flows between locations of production and consumption, using uni-modal observed transport data. Main assumption is that each container transported by rail or barge requires a road leg at the side of destination and/or origin, to complete the multimodal transport chain. Discrete choice models were estimated with different model structures. The best choice model that was found was a multinomial logit model, segmented by port dependency. The results show that a choice model can be estimated with significant parameters, and with plausible model sensitivities.","Freight transport demand models; multi modal freight transport; The Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","","","Transport and Planning","","",""
"uuid:d7c2f828-74a4-4d98-a4b7-f9c0f102722d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d7c2f828-74a4-4d98-a4b7-f9c0f102722d","Taking on a wider view: public value interests of construction clients in a changing construction industry","Kuitert, L. (TU Delft Public Commissioning); Volker, L. (TU Delft Public Commissioning); Hermans, M.H. (TU Delft Public Commissioning)","","2018","For financial and strategic reasons, public and semi-public construction clients increasingly depend on private parties to carry out public service delivery. They subcontract operational responsibilities to private parties while remaining socio-politically responsible for ensuring public values. Public administration literature mainly addresses the importance of procedural and performance values in safeguarding public values. However, safeguarding the quality of the built environment also requires a focus on product values. In this study, we aim to increase the understanding of the meaning and significance of public values in the daily practice of public construction clients and identify the challenges they face in commissioning these seemingly opposing values. A set of semi-structured interviews with the public administrators of a variety of public and semi-public construction client organizations in the Netherlands shows that both internal and external factors influence the collaborative practices between clients and contractors. This causes a value shift from an emphasis on procedural values to managing performance and product values, indicating that clients need to take on a wider view on public values. Six main public value dilemmas were found that complicate the task of developing an open, transparent and sustainable long-term client–contractor relationship. The current contractual system, however, lacks the flexibility to facilitate this product-based value view in construction.","public clients; public service delivery; Public value; the Netherlands; value conflict","en","journal article","","","","","","","","","","","Public Commissioning","","",""
"uuid:1d8c963e-6ea6-4f14-9a48-b2e3a6f77c71","http://resolver.tudelft.nl/uuid:1d8c963e-6ea6-4f14-9a48-b2e3a6f77c71","Spatial dynamics of household energy consumption and local drivers in Randstad, Netherlands","Mashhoodi, B. (TU Delft Environmental Technology and Design; TU Delft OLD Urban Compositions)","","2018","This study is an attempt to bridge an eminent knowledge gap in the empirical studies on Household Energy Consumption (HEC): the previous studies implicitly presumed that the relationships between HEC and the geographic drivers is uniform in different locations of a given study-area, and thus have tried to disclose such everywhere-true relationships. However, the possible spatially varying relationships between the two remain unexplored. By studying the performance of a conventional OLS model and a GWR model -adjusted R 2 , randomness of distribution of residual (tested by Moran's I), AIC and spatial stationary index of the geographic drivers, ANOVA test of residuals-this study demonstrates that the GWR model substantially provides a better understanding of HEC in the Randstad. In this respect, the core conclusion of this study is: the relationships between HEC and geographic drivers are spatially varying and therefore needed to be studied by means of geographically weighted models. Additionally, this study shows that considering spatially varying relationships between HEC and geographic drivers, by application of hierarchical clustering, the areas of the Randstad can be classified in four clusters: building age and income impact areas, building density impact areas, population density and built-up impact areas, household size and income impact areas.","Geographically weighted regression; Household energy consumption; Netherlands; Randstad","en","journal article","","","","","","Accepted Author Manuscript","","2020-01-30","","","Environmental Technology and Design","","",""
"uuid:ff6261e6-c7a6-4d4b-be4b-888acd632afb","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ff6261e6-c7a6-4d4b-be4b-888acd632afb","Societal costs and benefits of high-value open government data: a case study in the Netherlands","Welle Donker, F.M. (TU Delft OLD Geo-information and Land Development); van Loenen, B. (TU Delft OLD Geo-information and Land Development)","Mansourian, Ali (editor); Pilesjö, Petter (editor); Harrie, Lars (editor); van Lammeren, Ron (editor)","2018","Much research has emphasised the benefits of open government data, and especially high-value data. The G8 Open Data Charter defines high-value data as data that improve democracy and encourage the innovative reuse of the particular data. Thus, governments worldwide invest resources to identify potential high-value datasets and to publish these data as open data. However, while the benefits of open data are well researched, the costs of publishing data as open data are less researched. This research examines the relationship between the costs of making data suitable for publication as (linked) open data and the societal benefits thereof. A case study of five high-value datasets was carried out in the Netherlands to provide a societal cost-benefit analysis of open high-value data. Different options were investigated, ranging from not publishing the dataset at all to publishing the dataset as linked open data. In general, it can be concluded that the societal benefits of (linked) open data are higher than the costs. The case studies show that there are differences between the datasets. In many cases, costs for open data are an integral part of general data management costs and hardly lead to additional costs. In certain cases, however, the costs to anonymize /aggregate the data are high compared to the potential value of an open data version of the dataset. Although, for these datasets, this leads to a less favourable relationship between costs and benefits, the societal benefits would still be higher than without an open data version.","Open Data; cost benefit analysis; high value datasets; open government data; high-value data; societal cost-benefit analysis; case study; Netherlands","en","conference paper","Association of Geographic Information Laboratories for Europe (AGILE)","","","","","","","","","","OLD Geo-information and Land Development","","",""
"uuid:141134c5-485d-4c77-8e3b-e155066fb4ea","http://resolver.tudelft.nl/uuid:141134c5-485d-4c77-8e3b-e155066fb4ea","How do customer journeys regarding energy investments look like?","Nieboer, N.E.T. (TU Delft OLD Housing Quality and Process Innovation); Straub, A. (TU Delft Public Commissioning)","","2018","It is generally acknowledged that the existing housing stock plays a vital role in attaining national and international energy efficiency targets. As for new building, mandatory regulations can be (and are) developed to attain energy-efficient homes, but energy improvements in the existing stock are, because of property rights, strongly dependent on the voluntary cooperation and participation of the owners.
For many years, governments have been developing instruments for stimulating energy investments among homeowners. This is a subject of persistent concern, as many regulations and policy initiatives are not very successful, and good examples are scarce.
Particularly regarding the owner-occupied sector, the term ‘customer journey’ is frequently used to denote the decision-making process from an initial interest in a good or service towards the purchase of it. The process is rarely straightforward and can have many pitfalls; there is a high risk that a willingness to invest is eventually not materialised in actual investments.
On the basis of literature review, this paper outlines what the notion of a ‘customer journey’ includes. How can be process be described and analysed? What are the ‘stops’ in this journey, where critical decisions are taken? What kind of decisions are these? Which types of journeys can be distinguished? The paper reviews models and designs for customer journeys and addresses the policy implications.
information’. More than two decades later, open data in The Netherlands has matured with the assignment of a responsible Ministry for open data, an open data vision and an open data action plan. The scope of government data that should or could be provided as open data was extended from only basic information of the democratic constitutional state, to public data available in electronic format, to a policy of all data publicly accessible, unless. This has resulted in usage statistics of several billion hits per year for some datasets. However, there are still a significant number of Dutch government datasets waiting to be reused. These are unknown to many, including government. Others are well known but financial interests of government, technical and legal barriers, among others, frustrate their reuse.","open data; Netherlands","en","book chapter","TMC Asser Press","","","","","Green Open Access added to TU Delft Institutional Repository 'You share, we take care!' - Taverne project https://www.openaccess.nl/en/you-share-we-take-care Otherwise as indicated in the copyright section: the publisher is the copyright holder of this work and the author uses the Dutch legislation to make this work public.","","2019-04-26","","","Geo Information","","",""
"uuid:e31185df-08cb-4b0a-94ed-4b567f905846","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e31185df-08cb-4b0a-94ed-4b567f905846","An exploration of concepts and polices on ‘affordable housing’ in England, Italy, Poland and The Netherlands","Czischke, D.K. (TU Delft Housing Management); van Bortel, G.A. (TU Delft Housing Management)","","2018","The term ‘affordable housing’ has been rapidly gaining currency over the last decade across Europe, both in policy and research circles. While it is often used as a synonym or close relative of the term ‘social housing’, more recently it is finding its own definition and policy instruments in specific cities and countries. However, boundaries between both concepts remain unclear. To shed light on recent developments of each of these terms, this paper presents findings from a study commissioned by the European Investment Bank, which investigated current trends in definitions, programmes and policies both in social housing and affordable housing. This paper focuses on findings for England, Italy, Poland and The Netherlands. Methods used included desk research and interviews with key informants in each of the four countries. In addition, in-depth information about Italy and The Netherlands was gathered through stakeholder workshops carried out between September and November 2016. Findings show that affordable housing in all four countries is becoming a more distinct field, in parallel to developments in social housing. In addition, the paper describes some innovative policies undertaken to develop affordable housing solutions. The paper concludes with a reflection on scenarios for future policy developments and an agenda for further research.","Affordable housing definition; Affordable housing policies; England; International comparative research; Italy; Poland; Social housing; The Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","","","Housing Management","","",""
"uuid:63400039-d52c-4d64-920f-36afb22031fd","http://resolver.tudelft.nl/uuid:63400039-d52c-4d64-920f-36afb22031fd","Woonschool: Dutch cities try once more to school anti- and weak social families to live like decent citizens","van der Hoeven, F.D. (TU Delft 100% Research; TU Delft OLD Urban Design)","","2018","The Dutch embraced in the 1920s the idea that they could improve society by forcing antisocial families in so-called housing schools. Slums were cleared under the pre-text of urban renewal, and vulnerable families were put under supervision in special projects that became known as “Woonschool”. This government interference into the lives of citizens resulted after WWII into the deportation of two thousand people from the larger Dutch cities to remote provinces to be trained in becoming decent citizens, starting with the forced removal of victims of the German bombardment of Rotterdam. Shifting opinions on what deviant social behaviour is and what the role of the government should be in society gradually eroded the support for housing school practices in the late 1950s, early 1960s.
The fact that the approach hasn’t been successful did help. However, a new generation of populist politicians was able to breathe new life into this old concept: smaller in scale than previously and now marketed under the Danish name “Skaeve Huse”. Once more, cities test the boundaries how far the government can go with intervening in the lives of individuals for the benefit for society.","Woonschool; Skaeve Huse; Netherlands; antisocials; the government interference into the lives of citizens","mul","journal article","","","","","","","","","","","100% Research","","",""
"uuid:641e3326-2c87-4aa6-aa78-ec392ddc06bf","http://resolver.tudelft.nl/uuid:641e3326-2c87-4aa6-aa78-ec392ddc06bf","Transformations of Planning Rationales: Changing Spaces for Governance in Recent Dutch National Planning","Balz, Verena Elisabeth (TU Delft Spatial Planning and Strategy); Zonneveld, W.A.M. (TU Delft Spatial Planning and Strategy)","","2018","Dutch national planning has acquired an international reputation because it provides strong planning guidance while simultaneously being responsive to the particular spatial and political circumstances of different regions and areas. Spatial concepts, like the Randstad, are important vehicles for sustaining this approach. Such concepts incorporate select spatial planning rationales that justify operational decisions. Concepts can, however, also be ambiguous, and this can allow for different interpretations and deliberations about how guidance should take effect in different situations. In this paper we assess the degree of ambiguity contained in concepts outlined in Dutch national plans between 1988 and 2012. By focusing on the dimensions of spatial concepts, and the room for interpretation these create, we demonstrate how concepts were modified to accommodate a shifting appreciation of deliberation and, as a result, collaboration and governance. On a theoretical level, we propose a method that analyses in detail the ambiguity (“fuzzyness” or “softness”) of spatial concepts. We argue that such sophisticated understandings contribute to explaining the variety of governance responses that these geographies produce in practice. On an empirical level we seek to increase understanding of change in recent Dutch national planning.","Indicative planning; regional governance; spatial concepts; the Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","","","Spatial Planning and Strategy","","",""
"uuid:37c5a0d8-99ab-4616-918d-6034fa70f7b3","http://resolver.tudelft.nl/uuid:37c5a0d8-99ab-4616-918d-6034fa70f7b3","Complexity in valuation practice: an inquiry into valuers’ perceptions of task complexity in the Dutch real estate market","Klamer, Pim (Hogeschool Utrecht); Bakker, Cok (Universiteit Utrecht); Gruis, V.H. (TU Delft Management in the Built Environment)","","2018","The aim of this paper is to examine valuer judgement behaviour, by exploring the manifestation of task complexity in Dutch commercial valuation practice. For this purpose, we adopted a grounded theory approach and undertook 18 in-depth interviews with senior valuation professionals across the Netherlands. Our findings indicate a strong presence of situational task complexity in commercial valuation practice, as professionals operating in large valuation teams perceive different elements of task complexity throughout commercial valuation practice in comparison to peers working in small valuation teams or self-employed valuers. Further, coping strategies used to deal with task complexity vary substantially by type of valuer as well. From our data, we deducted three types of task environment constructs in which valuers operate, which basically represent the various levels of professional standards required by clients as well as organisational settings composed to meet client standards. As such, we found that task environment settings strongly coincide with perceptions of task complexity. The presence of situational task complexity in commercial real estate valuation practice points to the need for customisation of professional valuer’s development programs to facilitate valuers to deal with task complexity in different stages of valuation practice and hence contribute to advancing valuer judgement skills.","Commercial property; heuristics; the Netherlands; valuer judgement","en","journal article","","","","","","","","","","Management in the Built Environment","","","",""
"uuid:38a4860e-fe24-4b5f-b0e6-5166de0376c3","http://resolver.tudelft.nl/uuid:38a4860e-fe24-4b5f-b0e6-5166de0376c3","Thermal comfort, IAQ and Energy use in bedrooms","Bokel, R.M.J. (TU Delft Building Physics); Cai, Jiahui (Student TU Delft); Nanda, Priya (Student TU Delft); Rouwenhorst, Tessa (Student TU Delft)","","2018","The research question of this report is “Is it possible to save energy by lowering the bedroom temperatures in winter”. In this paper first the literature on optimum sleeping temperatures is investigated. Then bedroom temperatures and CO2 levels in a cold week in March 2018 are investigated in 16 bedrooms of students of the Master course Technoledge Climate Desing in 2017-2018 of the faculty of Architecture and the Built Environment of the Delft University of Technology. This study shows that it must be possible to save energy by lowering the bedroom temperature in winter. The measured indoor temperatures were much higher than the 16-18°C recommended by several authors, and with appropriate bed covering and bed clothing could be much lower than 18°C and a period of lower temperatures could be more healthy. The thermal sensation of the occupants also suggest that lower temperatures are possible as more occupant perceive the indoor temperature as slightly warm or warm then slightly cool or cold, even when the outside temperatures are below 10 °C.
The amount of energy that can be saved depends on the ‘home’ climate of the occupants, with occupants with a warmer ‘home’ climate preferring higher temperatures. The amount of energy that can be saved also depends on
the energy label of the building. A better energy label means that there is less energy necessary to heat the room.
A better scheduling or control system might supply healthier and lower temperatures as night due to a longer time that the heating is turned of. Opening windows to lower the indoor temperature, which might have health benefits, was not preferred by the students because the room would cool down to much, due to safety concerns or due to noise from outside.","Thermal Comfort; Bedroom; IAQ; Energy; Netherlands","en","conference paper","","","","","","","","","","","Building Physics","","",""
"uuid:f2816c60-c9ca-4d1f-bf69-2b4fde5e2db9","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f2816c60-c9ca-4d1f-bf69-2b4fde5e2db9","Housing vulnerabilities unravelled: impact of housing policy changes on Dutch households that have difficulties making ends meet","Haffner, M.E.A. (TU Delft OLD Housing Systems; Royal Melbourne Institute of Technology University; University of Cambridge); Elsinga, M.G. (TU Delft OLD Housing Systems; Tongji University)","","2018","While Dutch housing policy has been moving towards ‘more market’ influences in this century, in response to the triple recession that the Netherlands underwent in the period 2009-2013, government started promoting a participation society. In order to analyse the impact in practice of these developments on vulnerabilities of households, a Dutch case study of the RE-InVEST1 project (Horizon 2020) studied their (perceived) housing choices. Rotterdam citizens who had difficulty making financial ends meet participated in the study, which aimed to determine their perceptions of the impact of these developments on their capabilities; e.g., their freedoms to choose their (future) housing.
By describing the impact based on the three anthropological roles developed by Bonvin and Laruffa (2017a, b) – the doer, the receiver and the evaluator – the vulnerabilities in relation to the capabilities were unravelled. The participants were able to indicate in which roles they had become more vulnerable and in which roles they identified opportunities to reduce their situation of housing deprivation. Especially, in the role of the evaluator, voicing their concerns about the real housing choices and building support for these concerns remained a wish. More generally, basing housing policy on capabilities and the elaboration of the roles allows to depart from the wellbeing definition of the individual instead of ‘paternalistic’ policy aims. Moreover, it allows to go beyond the monetary and non-monetary deprivation measure that are relevant for the receiver role to the doer and judge roles.","Capability; Netherlands; Poverty; Recipient; Rotterdam","en","conference paper","ENHR","","","","","Green Open Access added to TU Delft Institutional Repository 'You share, we take care!' - Taverne project https://www.openaccess.nl/en/you-share-we-take-care Otherwise as indicated in the copyright section: the publisher is the copyright holder of this work and the author uses the Dutch legislation to make this work public.","","2019-02-01","","","OLD Housing Systems","","",""
"uuid:7e7a7c50-26d1-444a-b4a7-d00d18336765","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7e7a7c50-26d1-444a-b4a7-d00d18336765","Housing vulnerabilities unravelled: impact of housing policy changes on Dutch households that have difficulties making ends meet","Haffner, M.E.A. (TU Delft OLD Housing Systems); Elsinga, M.G. (TU Delft OLD Housing Systems)","","2018","","Capability; Netherlands; Poverty; Recipient; Rotterdam","en","abstract","","","","","","","","","","","OLD Housing Systems","","",""
"uuid:b6fc3e09-5ce5-42e5-bc18-8b8bee589138","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b6fc3e09-5ce5-42e5-bc18-8b8bee589138","Local determinants of household gas and electricity consumption in Randstad region, Netherlands: application of geographically weighted regression","Mashhoodi, B. (TU Delft Environmental Technology and Design; TU Delft OLD Urban Compositions); van Timmeren, A. (TU Delft Environmental Technology and Design; AMS)","","2018","The previous studies on household energy consumption (HEC) are based on an implicit assumption: the impact of geographic determinants on HEC is uniform across a given region, and such impacts could be unveiled regardless of geographic location of households in question. Consequently, these studies have searched for global determinants which explain HEC of all areas. This study aim at examining validity of this assumption in Randstad region by putting forward a question regarding households’ gas and electricity consumption: are the determinants global, stationary across all the areas of the region, or local, varying from one location to another? By application of geographically weighted regression, impact of socioeconomic, housing, land cover and morphological indicators on HEC is studied. It is established that the determinants of HEC are local. This result led to second question: what are the main determinants of gas and electricity consumption in different neighborhoods of Randstad? The results show that variety of factors could be the most effective determinant of gas consumption in different neighborhoods: building age, household size and inhabitants’ age, inhabitants’ income and private housing tenure, building compactness. Whereas, in case of electricity consumption the picture is more deterministic: in most of the neighborhoods the most effective factors are inhabitants’ income and private tenure.","Household energy consumption; Geographically weighted regression; Gas; Electricity; Randstad; Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","","","Environmental Technology and Design","","",""
"uuid:de62f27a-e849-4650-8a33-3f5b355bc35f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:de62f27a-e849-4650-8a33-3f5b355bc35f","Analysing the trip and user characteristics of the combined bicycle and transit mode","Shelat, S. (TU Delft Transport and Planning); Huisman, Raymond (Goudappel Coffeng); van Oort, N. (TU Delft Transport and Planning; Goudappel Coffeng)","","2018","Several cities around the world are facing mobility related problems such as traffic congestion and air pollution. Although limited individually, the combination of bicycle and transit offers speed and accessibility that can compete with automobiles by complementing each other's characteristics. Recognising the potential benefits with regard to accessibility, health, and sustainability, several studies have investigated policies that encourage integration of these modes. However, the actual users and trips of the combined bicycle and transit mode have not been extensively studied empirically. This study addresses this gap by (i) reviewing empirical findings on related modes, (ii) deriving user and trip characteristics of the combined bicycle and transit mode in the Netherlands, and (iii) applying latent class cluster analysis to discover prototypical users based on their socio-demographic attributes. Most trips by this combined mode are found to be for relatively long commutes where transit is in the form of trains, and bicycle and walking are access and egress modes respectively. Furthermore, seven user groups are identified and their travel behaviour is discussed. Transport authorities may use these empirical results to further streamline integration of bicycle and transit for its largest users as well as to tailor policies to attract more travellers.","Bicycle; Bicycle-transit integration; Latent class cluster analysis; Netherlands; Transit","en","journal article","","","","","","","","2020-12-01","","","Transport and Planning","","",""
"uuid:c4546f1d-d379-42f5-94ba-7686830c85c5","http://resolver.tudelft.nl/uuid:c4546f1d-d379-42f5-94ba-7686830c85c5","Robust river systems: on assessing the sensitivity of embanked rivers to discharge uncertainties, exemplified for the Netherlands' main rivers","Klijn, F. (TU Delft Policy Analysis); Asselman, Nathalie (Deltares); Mosselman, E. (TU Delft Rivers, Ports, Waterways and Dredging Engineering)","","2018","There is increasing attention for the robustness of systems, in view of more frequent and more extreme weather events. Calls to increase a system's robustness are usually motivated by the resulting reduced sensitivity to extreme events and uncertainties about their probability of occurrence. The concept has been elaborated for flood risk systems, but recently questions have arisen about whether subsystems, such as flood defences or rivers, should and could also be assessed on their robustness. Against the background of a recent debate in the Netherlands about whether to raise the embankments again or to make more room for the rivers in anticipation of increasing extreme river discharges into the future, we propose to define the robustness of embanked alluvial rivers by their sensitivity to uncertainties in flood discharge, expressed by the relationship between discharge and flood water level. We assess the Rhine River branches and Meuse River in the Netherlands and show how their planform, as defined by the location of the embankments and the presence of obstacles in the floodplains, causes remarkable differences in robustness per river and per river stretch. We finally discuss what this might entail for policy planning.","conveyance capacity; flood hazard; robustness; room for rivers; Rhine River; Meuse River; stage-discharge relationship; Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","","","Policy Analysis","","",""
"uuid:26f02202-f994-4887-81c3-241ea1986546","http://resolver.tudelft.nl/uuid:26f02202-f994-4887-81c3-241ea1986546","A sensitivity analysis of freight transport forecasts for The Netherlands","de Bok, M.A. (TU Delft Transport and Planning); Wesseling, Bart (Significance); Kiel, Jan (Panteia); Miete, Onno (Ministry of Infrastructure and the Environment); Francke, Jan (KiM Netherlands Institute for Transport Policy Analysis)","","2018","Strategic freight transport models can be used for a quantitative analysis of long term forecasts. This paper discusses an analysis of the bandwidth of freight transport forecasts for The Netherlands with the strategic freight transport model ‘BasGoed’. This model was developed over the past years as a basic model, satisfying the needs of policy making, based on proven knowledge and available transport data. Starting point for the analysis are the long-term scenarios for The Netherlands developed recently by CPB Netherlands Bureau for Economic Policy Analysis and PBL Netherlands Environmental Assessment Agency (WLO scenarios: Future outlook on welfare, prosperity and the human environment). The scenarios describe two base cases: The High and Low scenario. Both scenarios include a consistent set of assumptions on economic development (domestic growth by industry sector and international trade), infrastructure development, fuel prices, and logistic efficiency. The bandwidth of freight forecasts is further explored in five distinctive sensitivity analyses: different development in fuel prices, energy markets, CO2-pricing, dematerialization and modal shift in the port of Rotterdam. The sensitivity analysis provides more insight in the level of importance of each scenario assumption and it can be useful in estimating a bandwidth for freight transport demand. This is valuable in providing insight in the robustness of the freight transport forecasts for policy studies.","freight transport demand; long term freight forecast; scenario analysis; sensitivity analysis; The Netherlands","en","journal article","","","","","","Accepted Author Manuscript","","","","","Transport and Planning","","",""
"uuid:25e6a5f6-a261-4460-a6b1-f7555a97a27f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:25e6a5f6-a261-4460-a6b1-f7555a97a27f","Spatial homogeneity and heterogeneity of energy poverty: a neglected dimension","Mashhoodi, B. (TU Delft Environmental Technology and Design; TU Delft OLD Urban Compositions); Stead, D. (TU Delft Spatial Planning and Strategy); van Timmeren, A. (TU Delft Environmental Technology and Design; Amsterdam Institute for Advanced Metropolitan Solutions (AMS))","","2018","Since the 1970s, a variety of studies has searched for the sociodemographic, housing and economic determinants of energy poverty. A central question, however, has not been answered by any of the previous studies: what are the national-level determinants, i.e. the determinants that homogeneously provoke a high level of energy poverty in all areas of a country? What are the neighbourhood-specific determinants, i.e. the characteristics that have a heterogeneous impact across the neighbourhoods of a country? This study seeks to answer these questions by analysing the level of energy poverty, the percentage of households’ disposable income spent on energy expenditure, in 2473 neighbourhoods of the Netherlands in 2014. By employing a semi-parametric geographically weighted regression analysis, the effects of two of the determinants of energy poverty are found to be spatially homogeneous: (i) percentage of low-income households and (ii) percentage of pensioners. The results indicate that the impacts of six of the determinants are spatially heterogeneous: (i) household size, (ii) percentage of unemployment, (iii) building age, (iv) percentage of privately rented dwellings, (v) number of summer days and (vi) number of frost days. Subsequently, the effects of spatially homogeneous and heterogeneous determinants are estimated and mapped; the results are discussed and some policy implications are proposed.","energy poverty; household energy consumption; Household energy expenditure; Netherlands; semi-parametric geographically weighted regression","en","journal article","","","","","","","","","","","Environmental Technology and Design","","",""
"uuid:87b7bf00-2ed2-4f7d-8eb7-d5618f4a80c5","http://resolver.tudelft.nl/uuid:87b7bf00-2ed2-4f7d-8eb7-d5618f4a80c5","Stakeholder analysis of the governance framework of a national SDI dataset–whose needs are met in the buildings and address register of the Netherlands?","Coetzee, Serena (University of Pretoria); Odijk, Martijn (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties); van Loenen, B. (TU Delft OLD Geo-information and Land Development); Storm, Janette (Kadaster); Stoter, J.E. (TU Delft Urban Data Science; Kadaster)","","2018","National spatial data infrastructures are key to achieving the Digital Earth vision. In many cases, national datasets are integrated from local datasets created and maintained by municipalities. Examples are address, building and topographic information. Integration of local datasets may result in a dataset satisfying the needs of users of national datasets, but is it productive for those who create and maintain the data? This article presents a stakeholder analysis of the Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG), a collection of base information about addresses and buildings in the Netherlands. The information is captured and maintained by municipalities and integrated into a national base register by Kadaster, the Cadastre, Land Registry and Mapping Agency of the Netherlands. The stakeholder analysis identifies organisations involved in the BAG governance framework, describes their interests, rights, ownerships and responsibilities in the BAG, and maps the relationships between them. Analysis results indicate that Kadaster and the municipalities have the highest relative importance in the governance framework of the BAG. The study reveals challenges of setting up a governance framework that maintains the delicate balance between the interests of all stakeholders. The results provide guidance for SDI role players setting up governance frameworks for national or global datasets.","Address data; data governance; Netherlands; SDI; spatial data infrastructure; stakeholder analysis","en","journal article","","","","","","Accepted Author Manuscript","","2019-09-20","","","OLD Geo-information and Land Development","","",""
"uuid:c7fcd3b9-6799-4521-85e0-dbabba3d7202","http://resolver.tudelft.nl/uuid:c7fcd3b9-6799-4521-85e0-dbabba3d7202","Past, Present and Future of Transit-Oriented Development in three European Capital City-Regions","Pojani, Dorina (University of Queensland); Stead, D. (TU Delft Spatial Planning and Strategy)","Shiftan, Yoram (editor); Kamargianni, Maria (editor)","2018","The concept of Transit-Oriented Development—development near, and/or oriented to, mass transit facilities—has generated much interest in Europe over the last decade. Coined in the United States in the 1990s, the term “TOD” is frequently assumed to be a recent American import and a reaction to the consequences of mass motorization and sprawl. However, TOD is based on much older ideas of rail-based urban development that took place in many European cities during the 19th and 20th centuries. Arguably, the modern reincarnation of TOD is more focused on urban aesthetics. Other tenets, such as accessibility, density, and mixed-use, have remained more or less unchanged.
This article examines how planning policies in three European capital city-regions—Amsterdam, Stockholm, and Vienna—have been shaped by the ideas and principles underlying TOD. The three case studies were selected because all are located in European countries with mature systems of spatial planning: the Netherlands (Western Europe), Sweden (Northern Europe), and Austria (Central Europe). The article examines the extent to which planning policies from the mid-20th century to the present have reflected TOD principles. The analysis is based on secondary sources (articles, books, and planning reports), and the focus of the study is on policy rather than measurements and metrics. The last three decades are explored more in depth as material is more readily available.
The first part of the analysis summarizes the development of spatial planning in the Netherlands, Sweden, and Austria since WWII, with an eye to highlighting policies that could be considered to be, or might affect, TOD. The second part deals with the implications of these policies in terms of past, present, and future TOD planning and practice in the respective capital city-regions: Amsterdam, Stockholm, and Vienna.","Transit-Oriented Development; Planning; Netherlands; Sweden; Austria; City-regions","en","book chapter","Elsevier","","","","","Green Open Access added to TU Delft Institutional Repository ‘You share, we take care!’ – Taverne project https://www.openaccess.nl/en/you-share-we-take-care Otherwise as indicated in the copyright section: the publisher is the copyright holder of this work and the author uses the Dutch legislation to make this work public.","","2019-03-28","","","Spatial Planning and Strategy","","",""
"uuid:00e6598d-ef9a-44ad-9c7c-9ed1daef7b2d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:00e6598d-ef9a-44ad-9c7c-9ed1daef7b2d","Responsible research and innovation in contrasting innovation environments: Socio-Technical Integration Research in Hungary and the Netherlands","Lukovics, Miklós (University of Szeged); Flipse, S.M. (TU Delft Science Education and Communication); Udvari, Beáta (University of Szeged); Fisher, Erik (Arizona State University)","","2017","Recently, the notion of responsible research and innovation (RRI) has been gaining momentum in policy and practice. The main claim of RRI is that social, ethical and environmental aspects should be taken into consideration in scientific research and innovation activities. Socio-Technical Integration Research (STIR) is one of the first tools emerging from RRI research that is designed to help research, development and innovation actors practically implement key aspects of RRI in their daily work. Since its inception in 2006, results from multiple international studies have demonstrated the possibility and utility of STIR, albeit in developed countries. In 2015, a STIR pilot study was conducted in the developing region of Szeged, Hungary. Its results are similar, but far from those achieved in developed countries. In this paper we explore what, if any, role the innovation environment plays in the outcomes of the implementation of RRI practices such as STIR. We analyze STIR results and effectiveness in the wider context of the national innovation environments of Hungary and the Netherlands. Our findings suggest that the innovation environment can affect the success and effectiveness of approaches such as STIR. As a policy recommendation, we therefore recommend that RRI approaches such as STIR be adapted to the innovation environment of the country concerned.","Hungary; Innovation environment; Responsible research and innovation; Socio-Technical Integration; The Netherlands","en","journal article","","","","","","","","2019-09-19","","","Science Education and Communication","","",""
"uuid:f61997bf-e482-4d9b-91e5-fb293fccc59f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f61997bf-e482-4d9b-91e5-fb293fccc59f","An exploration of freight transport forecasts for The Netherlands with BasGoed","de Bok, M.A. (TU Delft Transport and Planning)","","2017","This paper discusses an analysis of the bandwidth of freight transport forecasts for The Netherlands with the strategic freight transport model ‘BasGoed’. The strategic freight transport model Basgoed was developed over the past years as a basic model, satisfying the basic needs of policy making, based on proven knowledge and available transport data. Starting point for the analysis are the recent long term scenarios for the Netherlands of CPB Netherlands Bureau for Economic Policy Analysis and PBL Netherlands Environmental Assessment Agency (WLO scenarios: Future outlook on welfare, prosperity and the human environment). These scenarios describe two base cases: the High and Low scenario. Both scenarios include a consistent set of assumptions on economic development (domestic growth by industry sector and international trade), infrastructure development, fuel prices, and logistic efficiency. The bandwidth of freight forecasts is further explored in five distinctive sensitivity analyses: different development in fuel prices, energy markets, CO2-pricing, dematerialization and modal shift in the port of Rotterdam.","freight transport demand; long term freight forecast; scenario analysis; The Netherlands","en","conference paper","","","","","","","","","","","Transport and Planning","","",""
"uuid:62bc508c-9b2e-4e39-97fd-a6c65bf920a9","http://resolver.tudelft.nl/uuid:62bc508c-9b2e-4e39-97fd-a6c65bf920a9","Between arguments, interests and expertise: the institutional development of the Dutch water boards, 1953-present","Mostert, E. (TU Delft Water Resources)","","2017","The Dutch water boards perform essential tasks for the Netherlands and generally effectively, yet they have often been called old-fashioned, ineffective and expensive. This paper describes and analyses the discussions on the water boards since 1953 in order to increase insight in the factors that influence institutional change in water management. In this period the water boards have changed a lot: their number has been reduced from 2670 to 24, they got new tasks, and more groups are now represented and contribute financially. But they have also successfully resisted proposals to abolish them or cancel the reserved seats for specific groups. Change occurred when groups with a vested interest in the water boards, such as agriculture, saw the change as strengthening the boards, and when these groups were relatively weak and could be overruled. In other cases there was continuity. One of the factors influencing the strength of these groups was their influence on public discourse via, for instance, the many advisory bodies with water board experts on them.","The Netherlands; water boards; governance; Institutional development; Agriculture","en","journal article","","","","","","","","","","","Water Resources","","",""
"uuid:b5df09c6-7224-4221-bfa5-1d0048b98e76","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b5df09c6-7224-4221-bfa5-1d0048b98e76","How to redesign a rent rebate system?: Experience in the Netherlands","Priemus, H. (TU Delft OLD Support RES; TU Delft OLD OTB – Research for the Built Environment); Haffner, M.E.A. (TU Delft OLD Housing Systems; TU Delft OLD OTB – Research for the Built Environment)","","2017","In 2006, responsibility for implementing the Dutch housing allowance system was transferred from the Ministry of Housing to the Tax Authority. It has since been renamed, and is now known as the ‘rent rebate system’. A number of dilemmas have become evident since the 2006 changes. Attention has shifted to how to implement the system effectively: how to limit the overconsumption of housing services, how to avoid moral hazard, how to reduce outright fraud, how to reduce the poverty trap, and how to prevent the escalation of public spending. These new dilemmas have led to the central research question in this article: how to redesign a system of rent rebates? The discussion of these dilemmas points to further changes. Proposals for a redesign of the rent rebate system in the Netherlands are presented. These proposals could also be relevant for other countries.","fraud; housing allowances; moral hazard; overconsumption; poverty trap; the Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","","OLD OTB – Research for the Built Environment","OLD Support RES","","",""
"uuid:154a5dd5-3296-4939-99c7-776e3ba54745","http://resolver.tudelft.nl/uuid:154a5dd5-3296-4939-99c7-776e3ba54745","Development and transport implications of automated vehicles in the Netherlands: Scenarios for 2030 and 2050","Milakis, D. (TU Delft Transport and Planning); Snelder, M. (TU Delft Transport and Planning; TNO); van Arem, B. (TU Delft Transport and Planning); van Wee, G.P. (TU Delft Transport and Logistics); Correia, Gonçalo (TU Delft Transport and Planning)","","2017","Automated driving technology is emerging. Yet, little is known in the literature about when automated vehicles will reach the market, how penetration rates will evolve and to what extent this new transport technology will affect transport demand and planning. This study uses scenario analysis to identify plausible future development paths of automated vehicles in the Netherlands and to estimate potential implications for traffic, travel behaviour and transport planning on a time horizon up to 2030 and 2050. The scenario analysis was performed through a series of three workshops engaging a group of diverse experts. Sixteen key factors and five driving forces behind them were identified as critical in determining future development of automated vehicles in the Netherlands. Four scenarios were constructed assuming combinations of high or low technological development and restrictive or supportive policies for automated vehicles (AV …in standby, AV …in bloom, AV …in demand, AV …in doubt). According to the scenarios, fully automated vehicles are expected to be commercially available between 2025 and 2045, and to penetrate the market rapidly after their introduction. Penetration rates are expected to vary among different scenarios between 1% and 11% (mainly conditionally automated vehicles) in 2030 and between 7% and 61% (mainly fully automated vehicles) in 2050. Complexity of the urban environment and unexpected incidents may influence development path of automated vehicles. Certain implications on mobility are expected in all scenarios, although there is great variation in the impacts among the scenarios. Measures to curb growth of travel and subsequent externalities are expected in three out of the four scenarios.","Automated vehicles; Development; Implications; Scenarios; The Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","","Transport and Planning","Transport and Planning","","",""
"uuid:2cc59071-a69e-4eb8-911a-ffe8d724d489","http://resolver.tudelft.nl/uuid:2cc59071-a69e-4eb8-911a-ffe8d724d489","Assessment of nature-based flood defences' implementation potential: development and application of a game theory based method","Janssen, S.K.H. (TU Delft Policy Analysis); Hermans, L.M. (TU Delft Policy Analysis)","","2017","Nature-based flood defence (NBFD) by means of vegetated foreshores is an innovative flood protection strategy. In contrasts with traditional hard structures it combines nature and flood protection functions and employs natural dynamics. Introducing such an innovation into actual flood protection projects requires not just proper understanding of the physical aspects of the approach. Equally important is the understanding of governance implications as NBFD decision-making implies involvement of different actors and actor interactions and requires alternative governance arrangements to enable implementation. Moreover NBFD implementation is far from self-evident; in fact most of the time traditional solutions are preferred. In this report we look into the actor interactions that are associated with NBFD and aim to improve understanding of NBFD implementation in flood defence projects. For that purpose we develop and apply a game theory based research approach. The objective is to: 1) systematically describe actor interactions in NBFD decision-making and the benefits of potential actor coalitions in NBFD projects; 2) identify exemplary NBFD games; and 3) understand solutions to the NBFD games and factors that may foster NBFD implementation. The approach is applied it three Dutch NBFD case studies: the Sand Engine, Markermeer dikes and the Afsluitdijk.","nature-based flood defence; game theory; implementation; rational-choice theory; Netherlands","en","working paper","Delft University of Technology","","","","","","","","","","Policy Analysis","","",""
"uuid:501db44c-4a1f-4243-ae8f-a8ec1c813290","http://resolver.tudelft.nl/uuid:501db44c-4a1f-4243-ae8f-a8ec1c813290","Networks of entrepreneurs driving the Triple Helix: two cases of the Dutch energy system","Werker, C. (TU Delft Economics of Technology and Innovation); Ubacht, J. (TU Delft Information and Communication Technology); Ligtvoet, A. (Technopolis Group)","","2017","Entrepreneurs are often envisioned as small private start-up firms operating against all odds. Here, we investigate how in the context of the Triple Helix various entrepreneurs form communities and drive institutional and technological change. To theoretically shape a socialized view of entrepreneurship, we use the Triple Helix approach. Our empirical basis is a highly regulated sector driven by various agents, i.e. the Dutch energy system. As it depends very much on natural gas and relies less on renewables compared to similar countries, we analyse two cases where entrepreneurs drove the uptake of renewable energy sources.
In our paper, we investigate how entrepreneurs from the private, public and
academic sectors drive the evolution of the Triple Helix. From our results, two
general features of entrepreneurship in the Triple Helix emerge. First of all, private stand-alone enterprises do not mirror entrepreneurs at large. Second, networks of various entrepreneurs are much more common and much more complex than usually anticipated. More specifically, we find that there are rather divergent developments in Dutch energy systems. Whereas in the case of Aardwarmte Den Haag, a number of key players collaborated in order to realize one specific technology, in the LochemEnergie case, we see a project-to-project approach supported by subsidies. In both cases, a variety of entrepreneurs from the private, public and academic sectors with different roles, goals, incentives, resources, knowledge and policy levers drive the development of their energy system. It depends on the actual situation on who has the incentives and resources to be in charge and act and to include others when it seems necessary.
Entrepreneurs in such a set-up require particular skills including the ability to engage with their (knowledge) network, identify gaps, attract new participants and motivate the new and existing participants. Entrepreneurs managing these networks handle a whole range of semi-unpredictable actors and environmental factors that also influence each other; therefore, they can be defined as truly complex sociotechnological systems. As the development of local energy initiatives unfold along the way, entrepreneurs have to be flexible and open to organizational change. While large organizations such as municipalities or large multinational companies are usually less flexible, they might create space for smaller entrepreneurial activities by supporting individuals, start-ups or academics in finding novel solutions. At the same time, a major role for public entrepreneurs lies in stimulating and subsidizing entrepreneurs and their networks.The analytical framework provided here can be used to study the principles of the Triple Helix concept in a dynamic environment in which technological innovation requires the expertise and capabilities of multiple types of actors. Its function is not only to identify roles and types of entrepreneurs and their incentives, but to also assess which resources (knowledge, skills, subsidies) they can contribute to the initiative.","Entrepreneurs; Complexity; Technological systems; energy system; The Netherlands; Triple Helix","en","journal article","","","","","","","","","","","Information and Communication Technology","","",""
"uuid:ce53e8ba-8fe9-4d51-b18d-8db6b3c612a8","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ce53e8ba-8fe9-4d51-b18d-8db6b3c612a8","Home ownership under changing labour and housing market conditions: tenure preferences and outcomes among freelancers and flex workers","Dol, C.P. (TU Delft OLD Housing Systems); Boumeester, H.J.F.M. (TU Delft OLD Housing Systems)","","2017","Increasingly, policy-makers regard flexible labour as a condition for a well-functioning economy, while they also tend to regard home ownership as the superior tenure. These two goals appear to be contradictory, as mortgage lenders prefer clients with a permanent, uninterrupted income stream. For the Dutch context, multivariate analysis shows that flexworkers on temporary/zero hour contracts have smaller chances of moving into home ownership than those on permanent contracts. They also tend to express less preference for home ownership. Because flexworkers often experience spells of unemployment, risk aversion appears to play a role. Our findings show, in the Netherlands at least, that self-employed freelancers do not experience too many problems in accessing home ownership, possibly because of more stable and higher incomes. However, the role of flexible labour is on the rise and policy-makers might consider methods to promote access to home ownership, ranging from mortgage guarantee schemes to mortgage payment insurances. Our research findings may not always be valid for other countries because of international variation in institutional arrangements, such as unemployment benefits, mortgage insurance and guarantee schemes, etc., but, nonetheless, sheds considerable light on this policy issue.","Home ownership; flexiblilisation of labour; the Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","","","OLD Housing Systems","","",""
"uuid:e4edad47-1ba4-468a-a5fd-384f48b399a9","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e4edad47-1ba4-468a-a5fd-384f48b399a9","Improving energy performance of Dutch homes: coping with general investment behaviours","Nieboer, N.E.T. (TU Delft OLD Housing Quality and Process Innovation)","","2017","Purpose: Recent findings from a monitor containing around 1.5 million homes in the Dutch non-profit rental sector show that the improvement of the energy performance of the respective homes is mostly carried out in small steps: single measures per dwelling dominate and deep energy renovations are rare. From the way in which housing providers conceive and implement their portfolio and asset management strategies, the purpose of this paper is to explain for the dominance of the small interventions and investigate the argument for a more concentrated allocation of budget resources. Design/methodology/approach: In total, 12 housing providers with different energy investment policies were selected and interviewed. Findings: Results show that energy investments, as most other investments, must fit in regular investment schemes and have to follow general decision criteria such as the lifespan of the respective building element and the market position of the respective dwelling. As these schemes are limited in budget and time, the room for a more concentrated allocation of budget resources is small. Research limitations/implications: The number of organisations interviewed is obviously not statistically representative, but gives a good indication of the investment planning practice in the Dutch non-profit housing sector. Originality/value: Much has been written about the (slow) progress of the energy performance in the housing sector, but not about the more structural organisational forces behind this progress.","Asset management; Energy performance; Housing; Non-profit; Portfolio management; The Netherlands","en","journal article","","","","","","Accepted Author Manuscript","","","","","OLD Housing Quality and Process Innovation","","",""
"uuid:5bc7e318-3d9f-4b7c-8abd-b154f6884847","http://resolver.tudelft.nl/uuid:5bc7e318-3d9f-4b7c-8abd-b154f6884847","The moderating effect of higher education on the intergenerational transmission of residing in poverty neighbourhoods","de Vuijst, E. (TU Delft OLD Urban Renewal and Housing); van Ham, M. (TU Delft OLD Urban Renewal and Housing; University of St Andrews); Kleinhans, R.J. (TU Delft OLD Urban Renewal and Housing)","","2017","It is well-known that socioeconomic outcomes and (dis)advantage over the life course can be transmitted from parent to child. It is increasingly suggested that these intergenerational effects also have a spatial dimension, although empirical research into this topic remains scarce. Previous research from Sweden and the United States shows that children who grow up in disadvantaged neighbourhoods experience long-term exposure to such neighbourhoods in their adult lives. This study contributes to the literature by examining to what extent educational attainment can break the link between parental neighbourhood disadvantage and the neighbourhood experiences of children as adults up to 12 years after leaving the parental home. We use longitudinal register data from the Netherlands to study a complete cohort of parental home leavers, covering 119,167 individuals who were followed from 1999 to 2012. Using sequence analyses as a visualisation method, and multilevel logit models, we demonstrate that children who lived in deprived neighbourhoods with their parents are more likely to live in similar neighbourhoods later in life than children who grew up in more affluent neighbourhoods. We find that intergenerational neighbourhood patterns of disadvantage can be discontinued when individuals attain higher education over time. Discontinuation is however less prevalent among individuals from ethnic minority groups.","intergenerational inequality; neighbourhood effects; deprived neighbourhoods; neighbourhood histories; educational attainment; longitudinal data; sequence analysis; the Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","","","OLD Urban Renewal and Housing","","",""
"uuid:30bea261-d4cc-46be-ac8b-10f404822e66","http://resolver.tudelft.nl/uuid:30bea261-d4cc-46be-ac8b-10f404822e66","Heritage as sector, factor and vector: conceptualizing the shifting relationship between heritage management and spatial planning","Janssen, Joks (Wageningen University & Research); Luiten, E.A.J. (TU Delft Landscape Architecture; Ministry of Infrastructure and the Environment); Renes, Hans (Vrije Universiteit Amsterdam; Universiteit Utrecht); Stegmeijer, Eva (Cultural Heritage Agency of the Netherlands)","","2017","Heritage is a highly malleable concept that is constantly in flux and whose substance and meaning are continuously being redefined by society. From such a dynamic perspective, it is inevitable that new approaches and practices have developed for dealing with heritage in the context of planned development. While most scholars acknowledge the existence of various heritage approaches, one of the major defining features is often neglected: their distinctive outlook on spatial dynamics. In this article, the shifting role and purpose of heritage conservation in Dutch spatial planning is analysed. A conceptual framework is introduced that frames three approaches to the planning treatment of heritage; the sector, factor and vector approach, respectively. Although these approaches have developed in a historical sequence, the new did not replace the old but rather gained ground amongst different actors. Thus, three quite different ways of treating the past in the present now coexist in Dutch planning practice. Although this coexistence can raise conflict, we argue that contemporary heritage planning does not call for a one-size-fits-all approach, but rather for a mixed-mode model.","conservation; Heritage management; spatial planning; the Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","","","Landscape Architecture","","",""
"uuid:8aa7b79a-cc79-4cec-90ab-309d382fd140","http://resolver.tudelft.nl/uuid:8aa7b79a-cc79-4cec-90ab-309d382fd140","Reregulation and Residualization in Dutch social Housing: a critical Evaluation of new Policies","Hoekstra, J.S.C.M. (TU Delft OLD Housing Systems)","","2017","The Dutch social rental sector often serves as an example for other countries as a result of its large share and good quality housing. However, many things have changed in the sector in recent years. After 2011, the central government has regained its control over the housing associations. This was needed after the unacceptable amount of scandals that characterized Dutch social housing after 2000. Unfortunately, some of the new housing policies direct the sector into the direction of a residualization (the sector becomes smaller and there is a larger concentration of lower income groups). This is undesirable because the challenges that housing associations have to face are bigger than ever. Housing shortages are increasing, housing affordability is under pressure and spatial segregation is growing.","social rental housing; the Netherlands; housing policy; residualization","en","journal article","","","","","","","","","","","OLD Housing Systems","","",""
"uuid:f34250f0-b961-4fb0-bf8c-cf707564212a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f34250f0-b961-4fb0-bf8c-cf707564212a","Afwijkplanologie","Korthals Altes, W.K. (TU Delft OLD Geo-information and Land Development)","","2017","Niet omgevingsplannen maar afwijkactiviteiten zullen centraal staan in de besluitvorming over nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen na invoering van de Omgevingswet. Het omgevingsplan (als opvolger van onder andere het bestemmingsplan) zal vooral als beheersregeling functioneren. De gemeenteraad is verplicht afwijkactiviteiten hierin op te nemen. Afwijkactiviteiten kunnen snel en zonder instemming van de gemeenteraad mogelijk worden gemaakt. Dit zorgt voor afwijkplanologie.","Planning; Netherlands; Omgevingsplan; Omgevingswet","nl","journal article","","","","","","","","","","","OLD Geo-information and Land Development","","",""
"uuid:7aa1ce87-eefd-41a2-b25d-2dc41dc76bb5","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7aa1ce87-eefd-41a2-b25d-2dc41dc76bb5","Bilateral collaboration in built heritage material research and resource maintenance supportive to smart and sustainable cities","Quist, W.J. (TU Delft Heritage & Technology); Clarke, Nicholas (TU Delft Teachers of Practice; University of Pretoria); van Hees, R.P.J. (TU Delft Heritage & Technology; TNO)","Conradie, D.C.U. (editor); du Plessis, C. (editor); van den Dobbelsteen, A.A.J.F. (editor)","2017","Built heritage contains value on many scales. On the most basic level it represents the investment of building materials following a constructional logic. As the use of once-predominant materials goes out of fashion due to changing technological regimes and architectural styles, knowledge about them is lost. Yet retaining and maintaining their embodied energies in place is an important aspect of resource efficiency. Waste management, circularity and in situ retention of built fabric as useful resource is a sustainability ambition for built environment systems in general and for heritage conservation in particular.
The Netherlands and South Africa have a long historic association. Therefore commonality is to be found in the constructional logic of the shared built heritage of both countries. This historic association brought the transfer of construction components through material streams as well as the transfer of knowledge from the Netherlands to climatically different South Africa. It is expected that the historic transfer of knowledge and materials from the Netherlands to South Africa has led to climate adaptive and practical alterations of Dutch principles. These hold potential to shed valuable new light on retaining built fabric in the Netherlands average temperatures are increasing. Dutch knowledge on maintenance and repair can augment the rather scant South African body of knowledge on material maintenance and repair.
This paper will explore the possibilities for collaborative research on material maintenance and repair from the perspective of Smart and Sustainable Cities, identifying opportunities for collaboration in the commonalities that exists between the Netherlands and South Africa.","maintenance; material resources; repair; shared built heritage; the Netherlands-South Africa","en","conference paper","CSIR","","","","","","","","","","Heritage & Technology","","",""
"uuid:91291ae6-d835-4c14-ab3a-4d78210fa211","http://resolver.tudelft.nl/uuid:91291ae6-d835-4c14-ab3a-4d78210fa211","Are we moving fast enough? The energy renovation rate of the Dutch non-profit housing using the national energy labelling database","Filippidou, F. (TU Delft OLD Housing Quality and Process Innovation); Nieboer, N.E.T. (TU Delft OLD Housing Quality and Process Innovation); Visscher, H.J. (TU Delft OLD Housing Quality and Process Innovation)","","2017","The existing housing stock plays a major role in meeting the energy saving targets set in the Netherlands as well as in the EU. Existing buildings account for 38% of the final energy consumption in the European Union (EU), and they are responsible for 36% of the CO2 emissions. Energy renovations in dwellings offer unique opportunities to reduce both energy consumption and greenhouse gas emissions. In this article, the renovation rates for the non-profit housing stock of the Netherlands are presented, based on the changes in the energy performance of 856,252 dwellings for the period of 2010–2014. The data necessary are drawn from a monitoring system that contains information about the energy performance of approximately 60% of all dwellings in the sector. The method used follows the changes of the dwellings’ physical properties and reported energy performance. The results show that although many energy improvements have been realized, they result in small changes of the energy efficiency of the dwellings. Deep energy renovation rates are very low. If this pace continues, the progress is too little to reach national and international policy targets. The renovation rates are not high enough and the trends seem difficult to reach.","Big data; Energy efficiency; Housing; Monitoring; Renovation rate; The Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","","","OLD Housing Quality and Process Innovation","","",""
"uuid:55c4bcac-b781-48aa-84f2-2d66839d1df9","http://resolver.tudelft.nl/uuid:55c4bcac-b781-48aa-84f2-2d66839d1df9","Strategies for sustainable private sector-led urban development projects in the Netherlands","Heurkens, E.W.T.M. (TU Delft Urban Development Management)","","2017","Strategies and partnerships for delivering sustainable private sector-led urban development projects are yet to be effectuated. Despite the fact that actors in real estate development increasingly incorporate sustainability features into decision-making, it seems that developing sustainable urban areas – taking into account more complex social, environmental, economic issues at a bigger scale with potential wider benefits – is far from common practice in Western countries. Nevertheless, some promising climate-adaptive and circular urban development projects are currently being initiated in Dutch practice. This paper explores two contrasting sustainable private sector-led urban development strategies by drawing lessons from case studies in Amsterdam and Rotterdam.","Urban development; Sustainability; Strategies; Partnerships; Netherlands","en","conference paper","Pacific-Rim Real Estate Society","","","","","","","","","","Urban Development Management","","",""
"uuid:2a8211f4-ebdb-42a9-aa44-60feb5b9bb31","http://resolver.tudelft.nl/uuid:2a8211f4-ebdb-42a9-aa44-60feb5b9bb31","The role of government and financial institutions during a housing market crisis: a case study of the Netherlands","Boelhouwer, P.J. (TU Delft OLD Housing Systems)","","2017","The generous mortgage tax relief enjoyed in the Netherlands and the possible existence of a house price bubble cannot explain the sharp decrease of house prices in the Netherlands in the period from 2011–2013. This sharp decline can, however, be explained by the rigorous adjustments to mortgage lending criteria after 2011. Key financial institutions in the Netherlands were more directly responsible for the deep crisis of the home-ownership market during this period. This was largely due to the specific interests of these organisations, mainly based on macro-economic considerations and the desire to enlarge the equity of the banks, which outweighed the problems on the housing market.","financial institutions; house prices; housing bubble; housing market; housing policy; Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","","","OLD Housing Systems","","",""
"uuid:7fd238b3-8c4f-43dc-a289-f97ffccc2d1b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7fd238b3-8c4f-43dc-a289-f97ffccc2d1b","Sustainable renewal of the everyday Modern","de Jonge, W. (TU Delft Heritage & Design)","","2017","Listed or not, many Modern-era buildings deserve our appreciation for their architectural merit, whether it be for the social developments that these buildings represent or for the innovative technologies applied and used in their making. Early preservation projects of Modern ‘icons’ carried out in the 1980s–1990s provided valuable information about Modern-era materials and technologies. Professional debate on the preservation approaches for modern buildings and the development of particular research methodologies has since developed further, and conclusions are now available to assist us in our efforts for the preservation of everyday Modern buildings. The key to the preservation and continued (re)use of such structures is the issue of climate control, which is inseparably linked to the repair and upgrade of the ‘light’ facades that are emblematic of many buildings of the Modern era. This issue is increasingly topical in view of the challenges we face in terms of energy savings and sustainability. Various approaches can be distinguished and compared to assist in the decision-making needed to find a balanced solution for the continued use of buildings of this era.","adaptive reuse; climate control; curtain wall; DOCOMOMO; functionality; glazing; Modern Movement; the Netherlands cultural heritage agency; Van Nelle; ventilation; Zonnestraal","en","journal article","","","","","","","","","","","Heritage & Design","","",""
"uuid:be7ac474-aef7-4164-98fc-eaeb0fc66808","http://resolver.tudelft.nl/uuid:be7ac474-aef7-4164-98fc-eaeb0fc66808","House prices and long-term equilibrium in the regulated market of the Netherlands","Tu, Q. (TU Delft OLD Housing Systems); de Haan, J. (TU Delft OLD Housing Systems; Statistics Netherlands (CBS)); Boelhouwer, P.J. (TU Delft OLD Housing Systems)","","2017","This paper establishes a simple affordability model that implicitly incorporates the major Dutch market features to elucidate long-run house prices under a regulatory environment. The results reveal a long-run relationship for house prices under strict regulations. The association among house prices, income, interest rates, and inflation is verified using an aggregated dataset. In the long-run, incomes and interest rates function as the two prime forces driving price dynamics, whereas the role of inflation is limited.","House prices; long-run equilibrium; regulations; the Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","","","OLD Housing Systems","","",""
"uuid:cb8303b5-59a3-4542-b45a-73d0c1824f63","http://resolver.tudelft.nl/uuid:cb8303b5-59a3-4542-b45a-73d0c1824f63","The Support Paradox in Community Enterprise Experiments in the Netherlands","Kleinhans, R.J. (TU Delft OLD Urban Renewal and Housing); van Ham, M. (TU Delft OLD Urban Renewal and Housing)","","2017","In many European countries, community-based entrepreneurship is increasingly considered as a means to initiate small-scale urban regeneration. However, residents in deprived neighbourhoods are often viewed to lack key entrepreneurial skills. Most research on community entrepreneurship support is based on cross-sectional studies and overly focused on government support. This paper extends current knowledge by reporting a unique national experiment in the Netherlands with community enterprises receiving support from a private foundation. The paper aims to investigate how active citizens perceive the benefits and drawbacks of this support. Using a unique longitudinal approach, the paper analyses transcriptions of repeated semi-structured interviews (panel design) from community enterprises in several neighbourhoods. While positive feedback is found, the study provides strong evidence for a support paradox: the support that was intended to overcome a number of entry barriers and difficulties on the road to community entrepreneurship has significantly hampered progress among several community enterprises.","community entrepreneurship; community enterprise; social enterprise; austerity; active citizenship; urban regeneration; self-organisation; neighbourhoods; support; The Netherlands","en","journal article","","","","","","Accepted Author Manuscript","","2018-01-21","","","OLD Urban Renewal and Housing","","",""
"uuid:9e9fa82e-06c1-4d0d-9e20-5620259a6c65","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9e9fa82e-06c1-4d0d-9e20-5620259a6c65","Nationaal plan open science","van Wezenbeek, W.J.S.M. (TU Delft TU Delft Library); Touwen, H.J.J. (TU Delft TU Delft Library); Versteeg, A.M.C. (TU Delft Library Policy and Relations Coordination); van Wesenbeeck, Astrid (National Library of the Netherlands)","","2017","This National Plan Open Science sets out what the Dutch parties involved in creating this Plan are already doing and what they plan to do to grasp the opportunities and at the same time make science even more accessible to others. A major boost is required if these initiatives are to be coordinated and the great ambition realised. That is why this Plan lists the ambitions and provides details of the parties intending to take action, as well as the timeframes within which they believe they can realise their objectives. The key ambitions are: (1) Full open access to publications in 2020: Continue the Dutch approach for all Dutch research organisations and research areas whilst recognising their differences and similarities; (2) To make research data optimally suited for reuse: To set clear and agreed technical and policy-related preconditions to facilitate reuse of research data, including provision of the necessary expertise and support; (3) Recognition and rewards: To examine together how open science can be an element of the evaluation and reward system for researchers, research groups and research proposals; and (4) To promote and support: To establish a ‘clearing house’ for all information regarding all available research support. With the ambitions set out in this plan the Netherlands is responding to the Amsterdam Call for Action on Open Science published in 2016, the conclusions of the Competitiveness Council in May 2016, and to the in the letter to Parliament concerning open science confirmed question by the State Secretary for Education, Culture and Science (January 2017). Open access to publications and optimal reuse of research data are becoming the standard for all knowledge institutes and research areas. The motto here is as open as possible, as closed as necessary. - These reports are available under a CC-BY 4.0 license (https://creativecommons.org/licenses/by/4.0/).","Nationaal Plan Open Science; Netherlands; Open Science; National Plan Open Science","mul","report","Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap","","","","","","","2017-02-08","","TU Delft Library","Library Policy and Relations Coordination","","",""
"uuid:0f9eb9e3-7728-4964-a4a0-9ba48194b0aa","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0f9eb9e3-7728-4964-a4a0-9ba48194b0aa","An evaluation of interferences in heat production from low enthalpy geothermal doublets systems","Willems, C.J.L. (TU Delft Reservoir Engineering); Nick, H.M. (TU Delft Reservoir Engineering; Technical University of Denmark); Weltje, G.J. (Katholieke Universiteit Leuven); Bruhn, D.F. (TU Delft Reservoir Engineering; Helmholtz Centre Potsdam - GFZ German Research Centre for Geosciences)","","2017","Required distance between doublet systems in low enthalpy geothermal heat exploitation is often not fully elucidated. The required distance aims to prevent negative interference influencing the utilisation efficiency of doublet systems. Currently production licence areas are often issued based on the expected extent of the reinjected cold water plume on the moment of thermal breakthrough. The production temperature, however, may not immediately drop to non-economic values after this moment. Consequently, heat production could continue increasing the extent of the cold water plume. Furthermore, the area influenced by pressure because of injection and production spreads beyond the cold water plume extent, influencing not only the productivity of adjacent doublet systems but also the shape of cold water plumes. This affects doublet life time, especially if adjacent doublets have different production rates. In this modelling based study a multi parameter analysis is carried out to derive dimensionless relations between basic doublet design parameters and required doublet distance. These parameters include the spacing between injector and producer of the same doublet, different production rates, aquifer thickness and minimal required production temperature. The results of this study can be used to minimize negative interference or optimise positive interference aiming at improving geothermal doublet deployment efficiency.","Common pool resource; Direct use geothermal energy; Hot sedimentary aquifers; West Netherlands basin","en","journal article","","","","","","","","","","","Reservoir Engineering","","",""
"uuid:75a10ab5-c15a-4d6f-84b2-97b4b6600690","http://resolver.tudelft.nl/uuid:75a10ab5-c15a-4d6f-84b2-97b4b6600690","Population Estimation Using a 3D City Model: A Multi-Scale Country-Wide Study in the Netherlands","Biljecki, F. (TU Delft Urban Data Science); Arroyo Ohori, G.A.K. (TU Delft Urban Data Science); Ledoux, H. (TU Delft Urban Data Science); Peters, R.Y. (TU Delft Urban Data Science); Stoter, J.E. (TU Delft Urban Data Science)","","2016","The remote estimation of a region’s population has for decades been a key application of geographic information science in demography. Most studies have used 2D data (maps, satellite imagery) to estimate population avoiding field surveys and questionnaires. As the availability of semantic 3D city models is constantly increasing, we investigate to what extent they can be used for the same purpose. Based on the assumption that housing space is a proxy for the number of its residents, we use two methods to estimate the population with 3D city models in two directions: (1) disaggregation (areal interpolation) to estimate the population of small administrative entities (e.g. neighbourhoods) from that of larger ones (e.g. municipalities); and (2) a statistical modelling approach to estimate the population of large entities from a sample composed of their smaller ones (e.g. one acquired by a government register). Starting from a complete Dutch census dataset at the neighbourhood level and a 3D model of all 9.9 million buildings in the Netherlands, we compare the population estimates obtained by both methods with the actual population as reported in the census, and use it to evaluate the quality that can be achieved by estimations at different administrative levels. We also analyse how the volume-based estimation enabled by 3D city models fares in comparison to 2D methods using building footprints and floor areas, as well as how it is affected by different levels of semantic detail in a 3D city model. We conclude that 3D city models are useful for estimations of large areas (e.g. for a country), and that the 3D approach has clear advantages over the 2D approach.","census; population density; Netherlands; geographic information; statistical data; demography; housing; interpolation; OA-Fund TU Delft","en","journal article","","","","","","","","","","","Urban Data Science","","",""
"uuid:f1feaf39-0b35-4320-8a8a-9297edaf8f8a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f1feaf39-0b35-4320-8a8a-9297edaf8f8a","The Political Economy of Architectural Research: Dutch Architecture, Architects and the City, 2000-2012","Djalali, A. (TU Delft OLD Public Buiding)","","2016","The status of architectural research has not yet been clearly defined. Nevertheless, architectural research has surely become a core element in the profession of architecture. In fact, the tendency seem for architects to be less and less involved with building design and construction services, which are more efficiently taken care of by engineering firms. On the contrary, the production and dissemination of knowledge is becoming central to the work of architects, who are more and more differentiating their activity throughout a variety of media such as exhibitions, publications, events, studios and workshops. The Dutch case is particularly instructive, since the Netherlands provided a vast network of public funding institutions for non-academic architectural research initiatives. In in the aftermath of the 2008 crisis, this network acted as a true welfare institution, allowing architects to find work opportunities after the shrinkage of the traditional architecture job market. Yet, this public spending is not to be seen just as a simple welfare policy, but it acted as a new model of urban development, triggering a series of urban renewal projects based on the injection of “creative” activities in vacant buildings and problematic neighborhoods. The public funding model is probably destined to an end. In 2011, the Dutch government approved cuts for 200 million euros to cultural activities, which led to the disappearance of internationally renowned architecture research institutions, such as the Berlage Institute. Nevertheless, the effects of the economic crisis seem to have brought permanent structural and anthropological transformations in the profession of architecture. In this process, new institutions and new subjectivities are emerging. The figure of the Dutch architect is today far from that of the 1990s, which was epitomized by the figure of the Superdutch—a cynical, brutally optimist white male able to surf on top of the waves of the Dutch “Golden Age”. This article attempts to sketch the portrait of the new architect-researcher as a knowledge worker, caught between contrasting forces of precarity of employment, budget cuts, populism, co-optation and gentrification.","architectural research; koolhaas; netherlands; unsolicited architecture; precarity; cognitive labour; cynicism; affective theory","en","journal article","","","","","","","","","","","OLD Public Buiding","","",""
"uuid:401eab1e-633d-49ee-bed3-775179fc9a19","http://resolver.tudelft.nl/uuid:401eab1e-633d-49ee-bed3-775179fc9a19","Modeling centuries of estuarine morphodynamics in the Western Scheldt estuary","Dam, G. (TU Delft Coastal Engineering; IHE Delft Institute for Water Education; Svašek Hydraulics; Dam Engineering); van der Wegen, M. (TU Delft Hydraulic Structures and Flood Risk; IHE Delft Institute for Water Education; Deltares); Labeur, R.J. (TU Delft Environmental Fluid Mechanics); Roelvink, D. (TU Delft Coastal Engineering; IHE Delft Institute for Water Education; Deltares)","","2016","We hindcast a 110 year period (1860-1970) of morphodynamic behavior of the Western Scheldt estuary by means of a 2-D, high-resolution, process-based model and compare results to a historically unique bathymetric data set. Initially, the model skill decreases for a few decades. Against common perception, the model skill increases after that to become excellent after 110 years. We attribute this to the self-organization of the morphological system which is reproduced correctly by the numerical model. On time scales exceeding decades, the interaction between the major tidal forcing and the confinement of the estuary overrules other uncertainties. Both measured and modeled bathymetries reflect a trend of decreasing energy dissipation, less morphodynamic activity, and thus a more stable morphology over time, albeit that the estuarine adaptation time is long (approximately centuries). Process-based models applied in confined environments and under constant forcing conditions may perform well especially on long (greater than decades) time scales.","estuary; hindcast; long term; morphodynamics; Netherlands; Western Scheldt","en","journal article","","","","","","","","2016-11-10","","","Coastal Engineering","","",""
"uuid:5eb5b44a-7c94-4fa2-b3ae-fdd55065ca17","http://resolver.tudelft.nl/uuid:5eb5b44a-7c94-4fa2-b3ae-fdd55065ca17","BALANCE 4P: Balancing decisions for urban brownfield regeneration – people, planet, profit and processes","Hooimeijer, F.L.; Tummers, L.","Maring, L. (contributor)","2016","Urban designers are not used to taking the subsurface into a holistic perspective on spatial development. Nevertheless, the subsurface accommodates numerous functions crucial to urban life, such as infrastructure, carry capacity, heat, water, etc.. Moreover, it also carries the natural system crucial for urban quality and health. In the light of the current climate change, energy transition and the financial crisis these issues are more important for different reasons. The subsurface stores water, plays a role in cooling the city, provides geothermal warmth as renewable energy, and smart use of the subsurface can save considerable money. Besides, urban renewal (brownfield development) is the preferred option over taking new land (greenfield development). Brownfields do not have an unexplored soil system, it is already used in many ways. Therefore ‘Urban design with the subsurface’ should be considered a new frontier in urban planning and design. The neglect of the subsurface in spatial planning is due to the fact that responsibilities, tools and knowledge of subsurface engineering and urban planning and design are not integrated, they work on the same locations but divided into sectors. The urban designer is usually dealing with the opportunities for socio-economic benefits whereas the subsoil engineer deals with the technical challenges. Both on a practical level of building the city, as well as at policy level, ‘subsurface’ and ‘surface’ are separate realms. The aim of this report is to discuss this segregation in three countries that are active in integrating subsurface in urban development: Sweden, Netherlands and Flanders (Belgium). The main research questions are: What characterises these planning systems? How is the subsurface framed in these countries? A comparison is performed as the first step in learning and proposing better ways of integrating subsurface in urban planning and design, and vice versa.","subsurface; planning systems; sweden; belgium; netherlands","en","report","","","","","","","","","Architecture and The Built Environment","Urbanism","","","",""
"uuid:875dc7a9-c8bc-4255-95d7-23249ac38748","http://resolver.tudelft.nl/uuid:875dc7a9-c8bc-4255-95d7-23249ac38748","Water and chemical budgets of gravel pit lakes: Case studies of fluvial gravel pit lakes along the Meuse River (The Netherlands) and coastal gravel pit lakes along the Adriatic Sea (Ravenna, Italy)","Mollema, P.N.","Stuyfzand, P.J. (promotor); Antonellini, M. (promotor)","2016","Gravel pit lakes form when gravel is excavated from below the water table of a phreatic or shallow confined aquifer. Typically many of these lakes are concentrated along naturally occurring sedimentary gravel deposits in areas where gravel is needed for construction. Most gravel pit lakes are relatively young features: most are less than 50 years old. The subject of this PhD thesis is to determine how gravel pit lakes change the hydrology and hydrochemistry of an aquifer, a watershed or a drainage basin. Hereto I studied gravel pit lakes in a fluvial freshwater setting of the Meuse Valley (the Netherlands) and gravel pit lakes excavated in ancient beach deposits, filled with brackish water along in the Adriatic coastal zone near Ravenna (Italy). One of the Dutch lakes is used for artificial recharge and drinking water production (DLV Lake) while some other gravel pit lakes are used for recreational purposes (swimming, sailing, scuba diving). The surface water of the lakes and other surface waters (wetlands, rivers) as well as groundwater up and downstream of the lakes was sampled and analyzed for major ion chemistry, trace elements and stable water isotopes. Chemical and water budgets were calculated. The excavation of many gravel pit lakes adds a large surface water area to a watershed. In the Dutch study site 71 lakes between the towns of Maastricht and Asselt add 20 km2 of surface water which is 0.26 % percent of the Dutch part of the Meuse watershed. In the Italian drainage basin thirteen lakes with a total surface of 684 hectares cover 6.6% % of the drainage basin. This increase causes a loss of freshwater since surface water evaporation rates in temperate and Mediterranean climates are usually higher than evapotranspiration rates of the pre-existing grassland and forest. The drainage pattern of a watershed changes in presence of gravel pit lakes causing fluctuations of the water table over a large area. In a low lying coastal zone, as the Italian study area, these fluctuations and the fact that the lakes form a constant head surface below sea level enhance salt water intrusion into the aquifer. Gravel pit lakes can be flow-through lakes where groundwater moves through the lake downstream towards a river or other draining feature (for instance a well field) or, alternatively, they may be in direct connection with a river. The gravel pit lakes that I studied in detail have in common that the water budget of the lakes is strongly determined by artificial drainage. In the Dutch DLV Lake, the artificial drainage is caused by pumping wells that extract water for drinking water production downstream of the lake. In the Italian case, the artificial drainage is induced by the land reclamation works that protect the low-lying land from flooding. Watersheds with multiple gravel pit lakes are more sensitive to changes in climate than watersheds without gravel pit lakes because surface water evaporation rates are more sensitive to changes in climate than evapotranspiration. Especially in groundwater fed gravel pit lakes, evaporated water is replaced by groundwater. Instead evapotranspiration of soil moisture in a watershed without gravel pit lakes, can increase only to certain extend as soil moisture is only fed by precipitation and not by groundwater flow. Water budget and conservative tracer modeling showed that because artificial drainage plays such a large role that changes in pumping rates needed to prevent flooding due to higher sea levels (The Italian study site) will affect evapo-concentration more than changes in surface water evaporation caused by climate change. Precipitation on the Italian gravel pit lakes is immediately mixed with brackish gravel pit lake water and can no longer recharge the fresh-brackish rainwater lenses in the upper part of the aquifer. Both the Dutch and the Italian gravel pit lake water has a high alkalinity, a high pH, and metal and trace element concentrations that differ from the groundwater in their respective watersheds. Differences do exist among the specific trace element concentrations, and their budgets in the lakes and the respective watersheds. This stems from the influence of sea water in the Italian case study and the specific soil chemistry of both settings. As and Ba, for example, show up in high concentrations in groundwater and gravel pit lake water in Italy but not in the Netherlands, where Ni, Zn and Al are more important. Differences in chemistry (Fe, SO4, HCO3, Ni etc. and pH) between gravel pit lake water and groundwater and variations along flow lines show that redox reactions in the soil near the gravel pit lakes occurred in both study sites. These reactions, enhanced by fluctuating water tables and/or denitrification of fertilized soils, have mobilized metals including Fe, Zn, and Ni and other elements such as Al and As. In part, these elements have been adsorbed again by the soil, as is the case for As in the Dutch site, in part they reach the gravel pit lakes where they precipitate on the lake bottom (for example, Fe, Zn, Ni, Al) and some elements remain (partly) in solution in the gravel pit lake water (e.g. As in the Italian lakes). The gravel pit lakes are strongly influenced by the land use and climate of their watershed. If circumstances change that would lead to less available oxygen either as DO or in NO3 or that would lead to a lower pH of the lake water, then the reactions that initially caused the deposition of the metals and trace elements on the lake bottom may be reversed. Metals and trace elements could go again into solution, possibly creating a toxic environment for plants, animals, and humans. These changes may be brought about by a change in land use, for example a reduction in the use of fertilizers, or a change in climate (less recharge of the aquifer), or slow leaching processes such as decalcification of the soil. On the other hand, an increasing eutrophication and primary production stimulated by high temperatures or less lake water circulation, would cause an increase in organic and fine grained material deposition to the lake bottom, which would help to fix the metals and trace elements in the lake bottom sediments. The rate of these processes may change over time since gravel pit lakes have formed only recently while land use and climate change play a role in their current and future evolution. The fixation of metals, C, nutrients and other elements in gravel pit lakes changes also the hydrochemistry of the estuary downstream of the lakes by preventing discharge of dissolved chemical elements into rivers and the sea. In order to assess and evaluate a watershed with gravel pit lakes for its safe use, it is necessary to monitor not only the lake water but also the groundwater, the water budget and the evolution of hydrochemical processes as climate and land use change.","hydrology; hydrochemistry; gravel pit lakes; The Netherlands; Italy; Fresh water; Salt water; Groundwater; Flow-through lake; water budget; chemical budget; metals; nutrients; acidity; alkalinity; aquifer; fluvial deposits; beach deposits","en","doctoral thesis","","","","","","","","2017-02-12","Civil Engineering and Geosciences","Department of Geoscience and Engineering","","","","51.192415, 5.899367 and 44.353211, 12.255810"
"uuid:4391d12a-dd0c-4bcf-b85e-647c494aa294","http://resolver.tudelft.nl/uuid:4391d12a-dd0c-4bcf-b85e-647c494aa294","European Diversity: A Building Site Experience","Ruben, P.A.","Chao-Duivis, M.A.B. (contributor); Lang, M. (contributor); Garcés, J. (contributor); Dekker, E. (contributor)","2016","Dutch and French construction law show fundamentally different approaches. This internship report aims to illustrate the impact which legislation has on building site interactions. Part of the research was a 5 week internship for Garcés-de Seta-Bonet, the Catalan architect office awarded with the renovation and partial reconstruction of the Palais de Justice, Strasbourg, France. The report starts with an analysis of the the historic development, present differences and responses to modern challenges. A general introduction to standards of French public projects and a glossary of major technical terms precedes the case study. The latter one discusses specific power distribution, relations of among parties and their respective interests. For instance, a range of standardized processes (e.g. validation of plans, payment) involving different actors is illustrated with documents such as technical drawings. The closing part focusses on contrasting architectural practices by interviewing French, Dutch and Spanish architects. Finally, conclusions about the architect's professions and prospects are drawn on a European level.","construction law; building site; internship; France; The Netherlands; Spain; Strasbourg; Palais de Justice; renovation; heritage","en","report","","","","","","","","","Architecture and The Built Environment","Honours Programme Bachelor","","","","48.588217, 7.747781"
"uuid:73c7454f-d9dc-4c5d-ab42-1d7df1627196","http://resolver.tudelft.nl/uuid:73c7454f-d9dc-4c5d-ab42-1d7df1627196","Scenarios about development and implications of automated vehicles in the Netherlands","Milakis, D.; Snelder, M.; Van Arem, B.; Van Wee, G.P.; Homem De Almeida Rodriguez Correia, G.","","2016","Automated driving technology is emerging. Yet, less is known about when automated vehicles will hit the market, how penetration rates will evolve and to what extent this new transportation technology will affect transportation demand and planning. This study identified through scenario analysis plausible future development paths of automated vehicles in the Netherlands and estimated potential implications for traffic, travel behavior and transport planning on a time horizon up to 2030 and 2050. The scenario analysis was performed through a series of three workshops engaging a group of diverse experts. Sixteen key factors and five driving forces behind them were identified as critical in determining future development of automated vehicles in the Netherlands. Four scenarios were constructed assuming combinations of high or low technological development and restrictive or supportive policies for automated vehicles (AV
in standby, AV
in bloom, AV
in demand, AV
in doubt). According to the scenarios, fully automated vehicles are expected to be commercially available between 2025 and 2045, and to penetrate market rapidly after their 17 introduction. Penetration rates are expected to vary among different scenarios 1between 1% and 11% (mainly conditionally automated vehicles) in 2030 and between 7% and 61% (mainly fully automated vehicles) in 2050. Complexity of the urban environment and unexpected incidents may influence development path of automated vehicles. Certain implications on mobility are expected in all scenarios, although there is great variation in the impacts among the scenarios. It is expected that measures to curb growth of travel and subsequent externalities will be necessary in three out of the 24 four scenarios.","automated vehicles; scenarios; development; implications; The Netherlands","en","conference paper","TRB","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:30731df3-5bd2-44de-84d6-2b74244d56c6","http://resolver.tudelft.nl/uuid:30731df3-5bd2-44de-84d6-2b74244d56c6","The Support Paradox in Community Enterprise Experiments in The Netherlands (discussion paper)","Kleinhans, R.J.; Van Ham, M.","","2016","In many European countries, community entrepreneurship is increasingly considered as a means to initiate small-scale urban regeneration. However, residents in deprived communities are often viewed to lack key entrepreneurial attributes and skills. This paper reports a unique experiment in the Netherlands with nascent community enterprises which received start-up support from a private foundation. This paper investigates how active citizens perceive the benefits and drawbacks of this support. In depth analysis of transcriptions of repeated semi-structured interviews (panel design with the same respondents) with representatives of established community enterprises and resident groups were analysed. While we find positive feedback on provided support, our research provides strong evidence for a ‘support paradox’: the support that was intended to overcome a number of entry barriers and difficulties on the road to community entrepreneurship has in fact significantly hampered progress among several of the studied CEs.","community enterprises; community entrepreneurship; active citizenship; support; urban regeneration; self-organisation; The Netherlands","en","journal article","Forschungsinstitut zur Zukunft der Arbeit/ Institute for the Study of Labor (IZA)","","","","","","","","Architecture and The Built Environment","OTB","","","",""
"uuid:1150c781-6155-46ba-8618-0ae470364630","http://resolver.tudelft.nl/uuid:1150c781-6155-46ba-8618-0ae470364630","House Price Risk and Sub-District House Price Dynamics: The Case of Amsterdam","Teye, A.L. (TU Delft OLD Housing Systems); de Haan, J. (TU Delft OLD Housing Systems); Elsinga, M.G. (TU Delft OLD Housing Systems)","","2016","The recent Global Financial Crisis has lent even greater urgency to the need for households to understand the risks and dynamics of the residential property market better. This paper uses a rich dataset on individual residential property transactions between 1995 and 2014 in Amsterdam to study the risks and the inter-dependency of house prices in the sub-district housing markets. The paper also examines the impact of house price growth in Amsterdam on the wider national trend. Simple summary statistics are adopted to characterise the dynamics and to compute the risks, while the inter-dependencies and the city-wide impact are analysed using Granger causality and cointegration techniques. The analysis establishes that house prices are generally higher, growing at faster and more volatile rates as we move from the peripheral to the districts into the central area. Furthermore, the appreciation rate of property prices in Amsterdam has a significant impact on the national trend, while there is limited systematic inter-dependency among the sub-markets themselves.","Cointegration; Financial crisis; Granger causality; Housing market; Risk; The Netherlands","en","report","OTB - Research for the Built Environment","","","","","","","","","","OLD Housing Systems","","",""
"uuid:273b4f2c-f607-40de-824d-dbd22d801655","http://resolver.tudelft.nl/uuid:273b4f2c-f607-40de-824d-dbd22d801655","Ethnic differences in family trajectories of young adult women in the Netherlands: Timing and sequencing of events","Kleinepier, T. (TU Delft OLD Urban Renewal and Housing); van de Valk, H.A.G. (Rijksuniversiteit Groningen; Vrije Universiteit Brussel)","","2016","Background: Despite extensive research on the family behavior of young adults, family dynamics of children of migrants remain largely unexplored. This is unfortunate as family transitions are strongly interlinked with transitions in other domains (e.g., education, work) and predictive for outcomes later in life.
Objective: We provide a comprehensive insight into ethnic differences in family behavior of young adults, focusing on Turkish, Moroccan, Surinamese, and Antillean second-generation women and native Dutch women. Moreover, we assess the importance of mixed parentage for family behavior.
Methods: Using rich administrative micro data, we apply sequence analysis and follow an entire birth cohort of second-generation women and a native Dutch comparison group from age 16 to 30. Logistic regression analyses are carried out to examine ethnic differences in the prevalence of different family trajectories.
Results: We found more between-person diversity in family behavior among second-generation women than among native Dutch women, particularly during the early twenties. Turkish and Moroccan women were found to start family formation relatively early in the life course, although many had left the parental home to live alone independently. Family trajectories of Surinamese and Antillean women were characterized by unmarried cohabitation and single motherhood. Native Dutch women generally opted for premarital cohabitation and postponed marriage and childbearing. Children from mixed couples behaved more like the majority population.
Contribution: We cover multiple family events simultaneously by following women of diverse origin for 15 years through young adulthood. Additionally, we study differences between children of two foreign-born parents and children of mixed couples.
five drivers for improvement as a result of this benchmark are identified: ‘learning effect’, ‘enhanced transparency’, ‘managed competition’, ‘avoidance of negative consequences’ and ‘personal honour of director’. Different developments have caused stagnation of further improvement: the variation on the benchmarked performance indicators has
decreased, participation in the benchmark became mandatory for all Dutch drinking water supply organizations, it lacks a focus on the future, and participating organizations experience high financial pressure. These developments decrease the influence of the drivers. Four possible new impulses for the benchmark are identified and their influence on the effect of the drivers is analysed. The two most promising new impulses are tomake the benchmark adaptive and to involve consumers in the process of benchmarking, both have a positive influence on the effect of almost all drivers.
This study contributes to the understanding of how benchmarking leads to improvement and to the analysis of the impact of design choices, leading to well-founded decisions for re-design of the Dutch drinking water benchmark.","Adaptive benchmark; Benchmarking; Consumer involvement; Drinking water supply; The Netherlands","en","journal article","","","","","","","","2017-05-31","","","Sanitary Engineering","","",""
"uuid:956ef9ae-6848-476b-9a23-7f660cff8b77","http://resolver.tudelft.nl/uuid:956ef9ae-6848-476b-9a23-7f660cff8b77","Planning reform beyond planning: the debate on an integrated Environment and Planning Act in the Netherlands","Korthals Altes, W.K. (TU Delft OLD Geo-information and Land Development)","","2016","Land-use plans serve a dual function. On the one hand, they are programmes for future development, plans for action. On the other hand, they have a regulative function in relation to construction and land use. This paper investigates how the interplay between these functions is playing a role in the current debate about the new integrated Environment and Planning Act (Omgevingswet) in the Netherlands. Initially, the government proposed abolishing local landuse plans and replacing them with a system of by-laws. However, this proposal did not survive the debate on this bill. This paper will shed light on the relationships between planning and regulation by analysing that debate.","Planning reform; planning system; development control; spatial planning; Netherlands","en","journal article","","","","","","","","2017-12-30","","","OLD Geo-information and Land Development","","",""
"uuid:ca8d134c-3f92-4e99-92ba-66fb1f05ec59","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ca8d134c-3f92-4e99-92ba-66fb1f05ec59","'Optimal conditions for group-dynamic challenges': The results of mock-up research on group-dynamics during the January 2014 Juuka Finland ‘Ice Dome’ building by university students initiated by the Eindhoven Technical University","Sanders, F.C. (TU Delft Environmental Technology and Design); Overtoom, M.E. (TU Delft Landscape Architecture)","","2016","Society counts a growing number of group-dynamic challenges like civilian movements, resident initia-tive, self steering teams on the work floor and innovation team challenges. The basis driving force is governments that draw back, increasing competition in business and empowerment of people. Exam-ples are the Juuka regional economic development and the Dutch sustainable city-developments as they depend on peoples’ initiatives. For the prosperity of such initiatives a mock-up research is done on an Ice-building in Juuka, Finland (FL) project. The conclusions are: ‘Making results’ and ‘leaders to follow’ are more important motivators for the participants than fun-making and problem-solving. Front-runners inspire participants inside the initiative group. During the running time the ideal front-runner changes from locals and support people in general towards leading personalities being notable and leader type locals and participants. For such group-dynamic challenges the advice is: set clear notable targets and connect leader-type front-runners to the project, for extra motivation of the par-ticipants: built on ‘social togetherness’ (instead of social cohesion) for achieving results.","group-dynamics; process-development; motivators; action-prospects; Finland-Netherlands","en","conference paper","","","","","","","","","","","Environmental Technology and Design","","",""
"uuid:a58666f0-d924-486f-9fc3-d192537024e7","http://resolver.tudelft.nl/uuid:a58666f0-d924-486f-9fc3-d192537024e7","The mismatch between conventional house price modeling and regulated markets: insights from The Netherlands","Tu, Q. (TU Delft OLD Housing Systems); de Haan, J. (TU Delft OLD Housing Systems; Statistics Netherlands (CBS)); Boelhouwer, P.J. (TU Delft OLD Housing Systems; TU Delft OLD OTB – Research for the Built Environment)","","2016","House price modeling has been frequently used to investigate the dynamics of housing markets, especially competitive markets; yet less attention has been given to markets that have experienced considerable interventions. The aim of this study is to demonstrate a mismatch between conventional house price models and the case of the Netherlands and to provide reasons of such mismatch. We first describe and classify the conventional house price models into asset-pricing house price model, stock-flow model, multi-period utility model, and repayment model. These models are subsequently applied to the Netherlands, where considerable government interventions took place. As expected, the empirical results are unsatisfactory to explain the Dutch house price development. The degree of mismatch of the repayment model and the multi-period utility model, however, seems to be fairly limited.","House prices; Intervention; Mismatch; Modeling; The Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","","OLD OTB – Research for the Built Environment","OLD Housing Systems","","",""
"uuid:08bb182e-b16c-45a0-a763-40b73ce43e9a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:08bb182e-b16c-45a0-a763-40b73ce43e9a","A time-series analysis framework for the flood-wave method to estimate groundwater model parameters","Obergfell, C.C.A. (TU Delft Water Resources); Bakker, M. (TU Delft Water Resources); Maas, Kees (KWR Water Research Institute)","","2016","The flood-wave method is implemented within the framework of time-series analysis to estimate aquifer parameters for use in a groundwater model. The resulting extended flood-wave method is applicable to situations where groundwater fluctuations are affected significantly by time-varying precipitation and evaporation. Response functions for time-series analysis are generated with an analytic groundwater model describing stream–aquifer interaction. Analytical response functions play the same role as the well function in a pumping test, which is to translate observed head variations into groundwater model parameters by means of a parsimonious model equation. An important difference as compared to the traditional flood-wave method and pumping tests is that aquifer parameters are inferred from the combined effects of precipitation, evaporation, and stream stage fluctuations. Naturally occurring fluctuations are separated in contributions from different stresses. The proposed method is illustrated with data collected near a lowland river in the Netherlands. Special emphasis is put on the interpretation of the streambed resistance. The resistance of the streambed is the result of stream-line contraction instead of a semi-pervious streambed, which is concluded through comparison with the head loss calculated with an analytical two-dimensional cross-section model.","The Netherlands; Time series analysis; Groundwater/surface-water relations; Analytical solutions; Numerical modeling","en","journal article","","","","","","","","","","","Water Resources","","",""
"uuid:1ed22666-83f5-42e9-815c-2cd80358dc44","http://resolver.tudelft.nl/uuid:1ed22666-83f5-42e9-815c-2cd80358dc44","The relation between well spacing and Net Present Value in fluvial Hot Sedimentary Aquifer geothermal doublets: a West Netherlands Basin case study","Willems, C.J.L. (TU Delft Reservoir Engineering); Goense, T. (TU Delft Reservoir Engineering); Nick, H.M. (TU Delft Reservoir Engineering); Bruhn, D.F. (TU Delft Reservoir Engineering)","","2016","This paper analyzes the relation between well spacing and Net Present Value of a Hot Sedimentary Aquifer geothermal doublet. First, a sensitivity analysis is carried out to evaluate the effect of uncertainty of geological and production parameters on the Net present Value. Second a finite-element approach is utilized to study the effect of fluvial facies architecture on geothermal energy production. For this purpose detailed fluvial facies architecture models are created utilizing a process-based facies modelling approach. These models and reservoir properties are based on a geological dataset of the Lower Cretaceous Nieuwerkerk Formation in the West Netherlands Basin (WNB). Results of the sensitivity analysis show that a 10% variation in well spacing from a 1000m base case scenario could vary the NPV by 10%. The minimal required well spacing is dependent on the reservoir thickness, flow rate and the allowed production temperature drop. The simulations results show that the theoretical advantage of a reduction in well spacing could be balanced by a poor well connectivity between the wells because of the characteristic of fluvial reservoir architecture.","Hot Sedimentary Aquifers; Net Present Value; West Netherlands Basin; Direct Use; Reservoir Engineering","en","conference paper","","","","","","","","","","","Reservoir Engineering","","",""
"uuid:b297991c-3e21-45ce-bcdc-be20ee192b85","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b297991c-3e21-45ce-bcdc-be20ee192b85","The conservation of modernist urban ensembles: Case studies from Amsterdam","Clarke, Nicholas (TU Delft Teachers of Practice; University of Pretoria)","Hein, Carola (editor)","2016","Urban conservation, notably in Western Europe, grew from a reaction to the large Modernist monofunctional sub-urban expansion projects and programmes aimed at rationalising messy multifunctional historic cities. Conservationists responded reactively by celebrating the diversity and multi-layered character of the historic city. In the Netherlands a pragmatic urban conservation approach was developed which found its most clear expression in the Town- and City renewal programmes of the last quarter of the Twentieth Century. Concurrent to this a new dynamic was emerging: an awakening appreciation of Modernist ensembles, built according to the principles of the Modern Movement and the CIAM. The same pragmatic approach has helped to ensure the conservation of these expansive areas, albeit through somewhat radical means. This paper explores in brief the history of the urban conservation movement in the Netherlands, following which novel approaches to the conservation of Modernist utopian townscapes will be presented through recent and current projects from Amsterdam.","Urban conservation; The Netherlands; Modernist social housing ensembles; energy sustainability; Amsterdam; Landlust; Bosleeuw; Jeruzalem-Frankendaal; Slotermeer","en","conference paper","TU Delft OPEN Publishing","","","","","","","","","","Teachers of Practice","","",""
"uuid:d7b3412a-dba3-4bc0-85ae-e338f5733f31","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d7b3412a-dba3-4bc0-85ae-e338f5733f31","The volcanic foundation of Dutch architecture: Use of Rhenish tuff and trass in the Netherlands in the past two millennia","Nijland, TG (TNO); van Hees, R.P.J. (TU Delft Heritage & Technology; TNO)","","2016","Occasionally, a profound but distant connection between volcano and culture exists. This is the case between the volcanic Eifel region in Germany and historic construction in the Netherlands, with the river Rhine as physical and enabling connection. Volcanic tuff from the Eifel comprises a significant amount of the building mass in Dutch built heritage. Tuffs from the Laacher See volcano have been imported and used during Roman occupation (hence called Römer tuff). It was the dominant dimension stone when construction in stone revived from the 10th century onwards, becoming the visual mark of Romanesque architecture in the Netherlands. Römer tuff gradually disappeared from the market from the 12th century onwards. Early 15th century, Weiberner tuff from the Riedener caldera, was introduced for fine sculptures and cladding; it disappears from use in about a century. Late 19th century, this tuff is reintroduced, both for restoration and for new buildings. In this period, Ettringer tuff, also from the Riedener caldera, is introduced for the first time. Ground Römer tuff (Rhenish trass) was used as a pozzolanic addition to lime mortars, enabling the hydraulic engineering works in masonry that facilitated life and economics in the Dutch delta for centuries.","Eifel; Natural stone; The Netherlands; Trass; Tuff","en","journal article","","","","","","","","","","","Heritage & Technology","","",""
"uuid:0d090b61-f42f-4818-83f3-0c59a3c99e5f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0d090b61-f42f-4818-83f3-0c59a3c99e5f","The Moderating Effect of Higher Education on Intergenerational Spatial Inequality (discussion paper)","De Vuijst, E.; Van Ham, M.; Kleinhans, R.J.","","2015","It is well-known that socioeconomic outcomes and (dis)advantage over the life course can be transmitted from parent to child. It is increasingly suggested that these intergenerational effects also have a spatial dimension, although empirical research into this topic remains scarce. Previous research from Sweden and the United States shows that children who grow up in disadvantaged neighbourhoods experience long-term exposure to such neighbourhoods in their adult lives. This study contributes to the literature by examining to what extent educational attainment can break the link between parental neighbourhood disadvantage and the neighbourhood experiences of children as adults up to 12 years after leaving the parental home. We use longitudinal register data from the Netherlands to study a complete cohort of parental home leavers, covering 119,167 individuals who were followed from 1999 to 2012. Using sequence analyses as a visualisation method, and multilevel logit models, we demonstrate that children who lived in deprived neighbourhoods with their parents are more likely to live in similar neighbourhoods later in life than children who grew up in more affluent neighbourhoods. We find that intergenerational neighbourhood patterns of disadvantage can be discontinued when individuals attain higher education over time. Discontinuation is however less prevalent among individuals from ethnic minority groups.","intergenerational inequality; neighbourhood effects; deprived neighbourhoods; neighbourhood histories; educational attainment; longitudinal data; sequence analysis; the Netherlands","en","journal article","Forschungsinstitut zur Zukunft der Arbeit/ Institute for the Study of Labor (IZA)","","","","","","","","Architecture and The Built Environment","OTB","","","",""
"uuid:aa73718a-265a-40e1-a237-4a75a8617f60","http://resolver.tudelft.nl/uuid:aa73718a-265a-40e1-a237-4a75a8617f60","Who should do what in environmental management? Twelve principles for allocating responsibilities","Mostert, E.","","2015","In environmental management there is often discussion on the allocation of responsibilities. Such discussions can continue for a long time and can form an obstacle for effective action. In this article twelve normative principles for the allocation of responsibilities are identified, coming from three different sources: the arguments used in discussions on responsibilities, Dutch and European law, and the environmental management literature. The principles are 1) capacity, 2) lowest social costs, 3) causation, 4) interest, 5) scale, 6) subsidiarity, 7) structural integration, 8) separation, 9) solidarity, 10) transparency, 11) stability (but not standstill), and 12) acquired rights. These principles point to fundamental tensions in environmental management and sometimes conflict with each other. At the same time they may help to resolve conflicts by providing common points of reference that are independent from the often conflicting interests of the discussants.","institutions; decentralisation; polycentric governance; integration; Netherlands; water","en","journal article","Elsevier","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Water Management","","","",""
"uuid:2df91309-304d-4f6a-b417-75d3f24e7697","http://resolver.tudelft.nl/uuid:2df91309-304d-4f6a-b417-75d3f24e7697","Waardestelling in de Nederlandse monumentenzorg 1981-2009","Van Emstede, C.I.C.","Meurs, P.H. (promotor); De Vries, D.J. (promotor)","2015","The special value that is attributed to historic buildings and structures is the foundation of built heritage conservation and preservation. National guidelines and international charters state that the cultural-historical values attributed to a monument must be leading in drawing up and assessing preservation plans for a monument. To indicate the values, an art-, architectural-, cultural-historical or building archaeological research is carried out and a value assessment is drawn up. Recent social-cultural, political, economic and scientific developments, in and outside the field of conservation, call for a new organization and multidisciplinary approach of conservation and preservation and for an adjustment of the notion of value and the process of valuation. This research presents a description and analysis of the emergence and development of value assessment and of the part a value assessment plays in drawing up and assessing preservation plans. This gives insight in the requirements for a value assessment, in terms of content and process, that result from the recent changes in conservation and preservation theory and practice. The conceptual approach of ‘values-centered preservation’ in combination with the approach developed within the field of art conservation, offers interesting points of departure for a new set-up for value assessment. A combination of literature studies and a multiple case study led to the development of a model for a customized manner for value assessment. This model encourages to broaden the scope of value assessment and to transcend disciplinary boundaries, thus supporting a multidisciplinary approach for built heritage conservation and preservation.","value assessment; heritage values; architectural heritage; conservation; preservation; the Netherlands; waardestelling; erfgoedwaarden; gebouwd erfgoed; monumentenzorg; instandhouding; Nederland","nl","doctoral thesis","A+BE - TU Delft","","","","","","","2015-10-27","Architecture and The Built Environment","Heritage & Architecture","","","",""
"uuid:f9d2fa6b-13a4-4eeb-bfb8-be4c2fe09fba","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f9d2fa6b-13a4-4eeb-bfb8-be4c2fe09fba","An integrated approach to flood risk management and spatial quality for a Netherlands’ river polder area","Nillesen, A.L.; Kok, M.","","2015","","flood risk management; local individual risk; integrated approach; spatial quality; room for the river approach; dike-ring 16; Netherlands; Rhine-Meuse-Scheldt delta","en","journal article","Springer","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:9cacdf4f-b564-431a-bf98-6ac281217ef3","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9cacdf4f-b564-431a-bf98-6ac281217ef3","The continued retreat of non-profit housing providers in the Netherlands","Nieboer, N.E.T.; Gruis, V.H.","","2015","After the abolishment of object subsidies for housing construction and renovation in the mid 1990s, Dutch housing associations, the main non-profit housing providers in the country, heavily relied on market activities, such as selling homes to owner occupiers, to generate income for their social activities and to contribute to urban development policies. This worked well, which was one of the main reasons that these housing providers could adopt a wide field of operations, including not only the management and development of affordable housing for low-income groups, but also housing in other market segments, plus activities regarding care, welfare, local economy, employment and education. Recent economic and political developments, however, have caused housing associations to return on this path. Central in this paper is a research among Dutch housing associations about their values, strategic positioning and strategies. The research was executed in two waves (conducted in 2010/2011 and in 2013/2014, respectively), each consisting of a panel survey and interviews with selected panellists. This paper presents the results of the second wave. It is expected that after the first wave of the research, new regulations, such as the national implementation of European rules on state support and the introduction of a new property tax, have resulted in a further retreat from non-social housing activities. The analysis shows that this is indeed the case, but that the main shifts in priorities have not taken place directly after the credit crunch, but in later years.","organisational strategy; non-profit; social housing; The Netherland","en","journal article","Springer","","","","","","","","Architecture and The Built Environment","","","","",""
"uuid:c22db456-b61a-4908-b2f6-51d16d5708f8","http://resolver.tudelft.nl/uuid:c22db456-b61a-4908-b2f6-51d16d5708f8","Development of automated vehicles in the Netherlands: Scenarios for 2030 and 2050","Milakis, D.; Snelder, M.; Van Arem, B.; Van Wee, G.P.; Homem de Almeida Correia, G.","","2015","This study identified through scenario analysis plausible future development paths of automated vehicles in the Netherlands and estimated potential implications for traffic, travel behaviour and transport planning on a time horizon up to 2030 and 2050. Four scenarios were constructed assuming combinations of high or low technological development and restrictive or supportive policies for automated vehicles (AV
in standby, AV
in bloom, AV
in demand, AV
in doubt). According to the scenarios, fully automated vehicles are expected to be commercially available between 2025 and 2045, and to penetrate market rapidly after their introduction. Complexity of urban environment and unexpected incidents may influence development path of automated vehicles. Development of automated vehicles is expected to have implications on mobility in all scenarios. Hence, the Dutch government is expected to take measures (e.g., travel demand management) to curb growth of travel and subsequent externalities in three out of the four scenarios.","automated vehicles; scenarios; development; implications; The Netherlands","en","report","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport & Planning","","","",""
"uuid:02229840-ee95-49d6-9f75-94b214d96552","http://resolver.tudelft.nl/uuid:02229840-ee95-49d6-9f75-94b214d96552","Current practices in solid biomass terminals in the Netherlands","Dafnomilis, I.","Lodewijks, G. (advisor)","2015","","wood pellet; m handling; storage; terminal; the Netherlands","","conference paper","","","","","","","","","Mechanical, Maritime and Materials Engineering","Marine and Transport Technology","Transport Engineering and Logistics","","",""
"uuid:0076d78a-70fa-4a4f-9da1-8dc3e61df888","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0076d78a-70fa-4a4f-9da1-8dc3e61df888","Dwelling on Courtyards: Exploring the energy efficiency and comfort potential of courtyards for dwellings in the Netherlands","Taleghani, M.","Van den Dobbelsteen, A.A.J.F. (promotor); Tenpierik, M.J. (promotor)","2014","The urban heat island (UHI) phenomenon and the dependency of buildings on fossil fuels were the two main issues that formed this dissertation. UHI results in higher air temperatures in dense urban areas compared with their suburbs and rural surroundings. This phenomenon affects human health through thermal discomfort and air pollution. Furthermore, in the Netherlands, it is estimated that by 2050 the air temperature could be up to 2.3°C warmer as compared to the period of 1981-2010. Besides, the energy consumption of buildings is responsible for 30 to 45% of CO2 emissions. 31% of this consumption belongs to residential buildings. Residential buildings can play a major role in reducing the CO2 emissions caused by fossil fuel consumption. One of the passive architectural design solutions is the courtyard building form. Courtyards have been used for thousands of years in different climates in the world. In hot climates they provide shading, in humid climates they cause a stack effect helping ventilation, in cold climates they break cold winds and protect their microclimate. In temperate climates (such as of the Netherlands), the thermal behaviour of courtyards has been studied less. In this study, low-rise residential courtyard buildings were therefore studied among (and along) different urban block types in the Netherlands. As the first step, computer simulations were done as a parametric study for indoor and outdoor thermal comfort. Field measurements were done in actual urban courtyards and in dwellings alongside urban courtyards in the Netherlands (and in a similar temperate climate in the US). A scale model experiment later followed the simulations. Some of these field measurements were used to validate the simulation models. These efforts answered the two main research questions: 1) To what extent is a dwelling alongside an urban courtyard more efficient and thermally comfortable than other dwellings? 2) To what extent do people have a more comfortable microclimate within an urban courtyard block on a hot summer day than within other urban fabric forms? To answer the first question, the energy performance of and thermal comfort inside dwellings in three types of urban blocks in the Netherlands (each with 1, 2 and 3 stories) were analysed (with an identical floor area). The main objective of the research was to clarify the effect of building geometry on annual heating energy demand, heat loss, solar gains through external windows and on overheating in summer). The buildings have different surface to volume ratios owing to different shapes: single, linear and courtyard shape. The single shape model is more exposed to its outdoor environment and has the highest surface to volume ratio. The linear models consist of a row of dwellings, which leads to a smaller area exposed to the outdoor environment, and this amount is the lowest for the courtyard models. The single dwelling has a higher surface to volume ratio and this model has the highest solar gains. The average amount of energy demand for heating in a year for the single shape is the highest among the models. However, the lighting energy demand for the single shape is the lowest. The linear and courtyard models are very similar in lighting energy demand. The courtyard shape has the lowest energy demand for heating since it is more protected. Considering thermal comfort hours in free running mode, the courtyard shape has the lowest number of discomfort hours among the models. Reducing the external surface area exposed to the climatic environment leads to higher energy efficiency and improved summer thermal comfort performance. Therefore, this analysis showed that the courtyard shape proves to be more energy efficient and thermally comfortable than other dwellings. For the second research question, the microclimate within the urban forms previously studied (singular, linear and courtyard) were simulated, each with two different orientations (E-W and N-S, except for the courtyard). To explore their microclimates the simulations were done in ENVI-met for the hottest day in the Netherlands (19th June 2000) according to the temperature data set provided in NEN5060. The results showed that the singular forms provide a long duration of solar radiation exposure for the outdoor environment. This causes the worst comfort situation among the models at the centre of the canyon for a hot summer day. In contrast, the courtyard provides a more protected microclimate which has less solar radiation in summer. Considering the physiological equivalent temperature (PET), the courtyard has the highest number of comfortable hours on a summer day. Regarding the different orientations of the models and their effect on outdoor thermal comfort, it is difficult to specify the differences between the singular E-W and N-S forms because they receive equal amounts of insolation and are equally exposed to wind. Nevertheless, the linear E-W and N-S forms are different in their thermal behaviour. The centre point at the linear E-W form receives sun for about 12 h. In contrast, this point at the linear N-S form receives 4 h of direct sunlight per day. Therefore, in comparison with the E-W orientation this N-S orientation provides a cooler microclimate. To sum up the above findings, it should be said that this study showed that courtyard buildings as a passive design solution (originally from hot and arid climates) can do both. This building archetype can reduce energy demands for cooling, as a result being a good alternative form for the expected warmer future of the Netherlands. The most efficient way of using courtyards in this temperate climate is to design urban courtyards. Designing small scale courtyards (single-family house) needs attention in winter. Courtyards provide more indoor and outdoor comfort in comparison with linear and singular forms. With this knowledge, it could be said that design strategies taken from one climate may be applicable in other climates but with serious attentions and modifications. Different disciplines and sciences can perform valuable roles to make this transition beneficial for the fragile ecosystem and people.","courtyard buildings; thermal comfort; energy efficiency; The Netherlands","en","doctoral thesis","","","","","","","","","Architecture and The Built Environment","Architectural Engineering + Technology","","","",""
"uuid:88011119-fe9a-4bef-9495-ed85b0497162","http://resolver.tudelft.nl/uuid:88011119-fe9a-4bef-9495-ed85b0497162","Considerations in designing an evaluation system for adaptive delta management","Hermans, L.M.; Maat, J.; Haasnoot, M.; Kwakkel, J.H.","","2014","New planning approaches put new requirements on evaluation. A recent innovation in the water domain is adaptive delta management (ADM). ADM supports long-term planning in the face of uncertainty. This paper discusses the main considerations for the design of an evaluation system for ADM, departing from literature on evaluation systems, adaptive management and a case on Dutch delta management.","evaluation systems; adaptive Delta Management; monitoring; multi-actor systems; The Netherlands","en","conference paper","","","","","","","","","Technology, Policy and Management","Multi Actor Systems","","","",""
"uuid:d7800916-f035-4206-ad67-2606936886d7","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d7800916-f035-4206-ad67-2606936886d7","Understanding culture in territorial management and its implications for spatial planning: The case of floodplain management in urbanised delta regions in the Netherlands and Thailand","Rongwiriyaphanich, S.","Nadin, V. (promotor); Rocco de Campos Pereira, R.C. (copromotor)","2014","Previous experiences have shown that the implementation of planning policy does not always lead to the originally intended territorial management outcomes. This issue is particularly crucial when policy ideas, institutions, models and programmes are transferred into places with different cultural settings without adaptations (Knieling and Othengrafen 2009b; Sanyal 2005). These unexpected consequences in planning practice and management outcomes have brought a significant amount of attention to the importance and roles of culture on shaping decision-making in territorial management process and determining transferability of a policy (Friedmann 2005a, 2005b; de Jong and Mamadouh 2002; Sanyal 2005; Ostrom 2005a; Knieling and Othengrafen 2009b). However, conceptual frameworks that seek to understand the roles of culture and its implications for spatial planning are still rather limited. This study presents and applies an integrative conceptual framework which is used to explain how culture, planning policy and territorial management outcomes are interrelated, and what the implications are for spatial planning. The framework integrates relevant theories and ideas from anthropology, organisational management and political sciences to understand influences of culture on spatial planning. The integrative framework suggests a way of characterising territorial management in the form of ideal types. This helps simplify cultures regarding territorial management to make them comparable. It enables an analysis of ‘cultures’ that includes a broader scope of culture than existing frameworks that focus primarily on ‘planning cultures’ expressed in forms of planning systems, organisations and instruments. This broader scope includes also the implicit expressions of culture in informal forms, such as ideas, customs and social behaviours shared by involved actors in the management of a given territory. The framework also offers two analytical perspectives to investigate whether culture is an important element (or context variable) explaining planning practices and territorial management outcomes in different settings. These perspectives are the analysis that assumes a stable state of culture (a synchronic perspective) and the analysis that considers culture as dynamic and interrelating with other context variables (a diachronic perspective). Findings derived from the analysis of the case studies based on these two perspectives help draw theoretical conclusions about how planners may deal with culture in order to improve planning practices. The study investigates territorial development processes in the context of floodplain management in urbanised delta regions. This specific context is selected because of its strong relations between physical attributes and spatial planning activities. The analysis is carried out based on a comparative approach at two levels. At the cross-national level, the Rhine-Meuse delta region in the Netherlands and the Chaophraya delta region in Thailand are used as case studies. The comparative approach is useful for this study because culture can be best understood in a relative form. The sub-national analysis emphasises comparison of floodplain management in three selected districts in the Chaophraya delta region. The two levels of analysis are carried out in order to understand whether the influences of cultures on planning practices and territorial management outcomes at different scales of development are affected by similar elements. Besides the theoretical contribution, this study also contributes methodologically through development of a common conceptual framework that can be applied to the analysis of various issues in territorial management, which is not limited only to the subject studied here. The framework is also expected to be applicable for the analysis of territorial management in a diverse range of cultural settings. The findings derived from a synchronic analytical approach validates arguments given by previous studies (such as de Jong and Mamadouh 2002; Stead et al. 2008) regarding the importance of ‘conformity’ between policy content and local cultures for enhancing achievement of policy implementation and transfer. The findings from a diachronic perspective contribute to understanding of dynamic dimensions of culture as interrelating to other context variables. It reveals that cultures regarding floodplain management can be categorised into two parts – (i) the part that is significantly affected by core values and (ii) the experiential part of culture with close relationships with physical environments. Each dimension of culture regarding floodplain management is sensitive to each part of culture to different degrees. Furthermore, the analysis reveals two fundamental conditions required to promote effective management of collective tasks. They are (i) a unified perception towards shared problems and solutions; and (ii) management that acknowledges local institutions throughout planning process. In short, the conceptual framework proposed in this study proves to be helpful in gaining a better understanding of culture regarding territorial management and its implications for spatial planning. The findings imply that despite the significant influences of cultural preconditions in shaping planning practices and territorial management outcomes, planners may use spatial intervention mechanisms to ensure that outcomes match initial policy objectives. This could be done through the promotion of caution and cultural sensitivity in policy design, and in selecting appropriate implementation mechanisms to match the local preconditions.","floodplain management; planning culture; delta region; the Netherlands; Thailand","en","doctoral thesis","A+BE","","","","","","","2014-09-04","Architecture and The Built Environment","Urbanism","","","",""
"uuid:609a2cb4-f56a-408f-b8f7-eee8821a5ee1","http://resolver.tudelft.nl/uuid:609a2cb4-f56a-408f-b8f7-eee8821a5ee1","Building pathology in the Netherlands – main problems and results through research and practice.","Thomsen, A.F.","","2014","This report is dedicated to the main problems of building pathologies in the Netherlands and the main solutions through research and practice as questioned by the CIB W086 Building Pathology Commission for its 2014 meeting in Sao Paulo, Brazil. Objective is to contribute to the Research Roadmap 2014-2016 as communicated in January 2014. The content is based on a quick scan of Dutch practice in the field of building pathology and interviews with some key experts. In the Netherlands, building pathology is not a formally acknowledged separate discipline nor profession and the term building pathology or its Dutch equivalents are not widely known nor used. Explicitly labelled pathological practice, research and education is very limited and mainly applied on heritage conservation and legal liability assessment. As a consequence, knowledge dissemination is weak and fragmented. On the other hand, pathology based knowledge combined with life cycle costing and sustainable adaptation has become an essential part of nowadays professional real estate portfolio management. Since new construction in the Netherlands has dropped to a marginal level, tomorrow’s needs and changing demands have to be accommodated in a fast ageing stock. Combined with increasing requirements regarding energy efficiency and sustainable life cycle extension, the adaptation and improvement of the building stock will be a huge task and the need for integrated holistic pathology based knowledge and skills will keep growing.","building pathology; building diagnostics; quality assessment; deficiencies; condition measurement; Netherlands","en","conference paper","CIB W086 Building Pathology Commission","","","","","","","","Architecture and The Built Environment","OTB","","","",""
"uuid:cf61c28f-c8c9-4a12-a545-ca3b499e8fe2","http://resolver.tudelft.nl/uuid:cf61c28f-c8c9-4a12-a545-ca3b499e8fe2","Energy transitions in Built Environment of Netherlands: A System Dynamics approach to diffusion of Solar boilers and Insulation","Muhaimin, T.A.; Nikolaos, M.","","2014","In context of rising demand for energy amidst limited resources, energy efficiency is one of the major concerns of a modernized world. Gas consumption in the built environment constitutes for more than 30% of the overall energy consumption in the world. Hence, energy transitions and their preferences in the built environment demand urgent attention by policy makers in order to implement cost-effective and long-term sustainable policies. However, the highly dynamic nature of decision making adopted by households involves complex interaction between various factors. Therefore, in this study, a modified Bass diffusion structure was used in a System Dynamics model to examine energy transitions and subsequent reductions in overall gas consumption in the built environment of Netherlands. Specifically, the gas consumption by different types of owner-occupied houses was studied by considering the probability of adoption of solar boilers and/or insulation by these households. Also, the effect of different policy measures such as subsidies, demolition, innovation driving, and increased advertisement/awareness, under different scenarios, was evaluated. These experiments confirmed that there is great potential for energy saving in the building sector. Moreover, policies that focus on changing people’s behavior were found to be more effective in the energy transitions process.","System Dynamics; energy transition; gas consumption; solar boilers; insulation; Built Environment; Netherlands","en","conference paper","System Dynamics Society","","","","","","","","Technology, Policy and Management","","","","",""
"uuid:ffd7666c-5005-45bc-a071-ffda9ca97699","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ffd7666c-5005-45bc-a071-ffda9ca97699","Between state and market: The relationship between non-profit housing organisations and the state in three national contexts","Mullins, D.W.; Milligan, V.; Nieboer, N.E.T.","","2014","This paper presents the results of an international collaborative study5 of non-profit housing; one of the main alternatives to public housing developed in many countries. The study involved researchers6 in three countries using a common methodology to engage the leaders of non-profit organisations themselves in the research process. The paper draws on earlier work on the hybridisation of social housing provision and the competing logics of state, market and third sector. It explores the hypothesis that despite the rhetoric of independence from government and the discourse of social enterprise, the relationship of non-profits with the state has been one of the key influences on the scope for action and forms of hybridity in each country studied. It uses a modified Delphi methodology to collect information from leaders of non-profit housing organisations in three countries about how their organisations are negotiating hybrid influences on their strategy and operations. This method involves collation of responses to scaled surveys from panels of 20-31 organisations in each country, playing back the results to the participants and follow up depth interviews with samples of respondents to explore and interpret the meanings of their responses7. The paper is intended to provoke comments8 on the approach by displaying preliminary findings in relation to state influences on hybridity; reflecting on methodology and drawing out some tentative conclusions in relation to the paper’s hypothesis. Contrary to Koppell’s (2001) warning in another domain of housing hybrids, it appears that state influence and control over social housing hybrids remains a key influence on their scope and action","Delphi method; hybridity; organisational strategy; non-profits; role of the state; social housing; Australia; England; the Netherlands","en","conference paper","International Sociological Association (ISA)","","","","","","","","Architecture and The Built Environment","OTB Research","","","",""
"uuid:1b5e3ea1-e232-4a2e-842c-b6ef641f47ea","http://resolver.tudelft.nl/uuid:1b5e3ea1-e232-4a2e-842c-b6ef641f47ea","Housing and positive European integration: Permissible state aid for improving the urban environment","Korthals Altes, W.K.","","2014","Housing is not one of the European Union (EU’s) formal competences, but European integration does affect member states’ housing policies to a significant extent. Without the establishment of EU-level competence, housing cannot become a field of positive integration and the Europeanisation of housing policies will continue to occur through negative integration, i.e. removing housing policy barriers to the establishment of the single European market. This paper analyses a state aid case relating to housing development in the city of Apeldoorn, the Netherlands. The case would suggest that the Commission concludes, on the one hand, that policies which use state funds to provide land for housing distort competition and yet, on the other hand, it views the improvement of the urban environment and quality of life in the neighbourhood as a well-defined EU objective that may make such aid permissible. This case is examined in the context of other state aid decisions on the Joint European Support for Sustainable Investment in City Areas programme and on services of general economic interests, as well as a comparable case in which state aid was not allowed. It concludes that an EU competence has developed on the urban environment and quality of life and that, as such, positive integration on housing issues exists.","housing development; state aid; Netherlands; Europeanisation","en","journal article","Springer","","","","","","","","Architecture and The Built Environment","OTB","","","",""
"uuid:e6f5a6b8-9fe0-4b22-8010-de77d5f3a5b2","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e6f5a6b8-9fe0-4b22-8010-de77d5f3a5b2","The continued retreat of non-profit housing providers in The Netherlands","Nieboer, N.E.T.; Gruis, V.H.","","2014","After the abolishment of object subsidies for housing construction and renovation in the mid1990s, Dutch housing associations, the main non-profit housing providers in the country, heavily relied on market activities, such as selling homes to owner-occupiers, to generate income for their social activities and to contribute to urban development policies. This worked well, which was one of the main reasons that these housing providers could adopt a wide field of operations, including not only the management and development of affordable housing for low-income groups, but also housing in other market segments, plus activities regarding care, welfare, local economy, employment and education. Recent economic and political developments, however, have caused housing associations to return on this path. This paper presents the results of the second wave of a research among Dutch housing associations, consisting of a panel survey and interviews with selected panellists. Central in the research are the values, the strategic positioning and the strategies of these housing providers. It is expected that after the first wave of the research, held in 2010/2011, new regulations, such as the national implementation of European rules on state support and the introduction of a new property tax, have resulted in a further retreat from non-social housing activities. The paper reveals to what extent this is the case.","organisational strategy; non-profit; social housing; the Netherlands","en","conference paper","ENHR","","","","","","","","Architecture and The Built Environment","OTB","","","",""
"uuid:5093b8a5-e0d6-4fb1-975f-b53b294af76b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:5093b8a5-e0d6-4fb1-975f-b53b294af76b","Between state and market: Non-profit housing organisations in three national contexts","Mullins, D.W.; Milligan, V.; Nieboer, N.E.T.","","2014","This paper presents the results of an international collaborative study5 of non-profit housing involving researchers6 in three countries using a common methodology to engage the leaders of non-profit organisations themselves in the research process. The paper draws on earlier work on the hybridisation of social housing provision and the competing logics of state, market and third sector. It explores the hypothesis that despite the rhetoric of independence from government and the discourse of social enterprise, the relationship with the state has been one of the key influences on scope for action and hybridity in each country studied. It uses a modified Delphi methodology to collect information from leaders of non-profit housing organisations in three countries about how their organisations are negotiating these hybrid influences on their strategy and operations. This method involves collation of responses to scaled surveys from panels of 20-31 organisations in each country, playing back the results to the participants and follow up depth interviews with samples of respondents to explore and interpret the meanings of their responses7. The paper is intended to elicit comments on the approach by displaying preliminary findings in relation to state influences on hybridity; reflecting on methodology and drawing out some tentative conclusions in relation to the paper’s hypothesis. Contrary to Koppell’s (2001) warning in another domain of housing hybrids, it appears that state influence and control over social housing hybrids remains a key influence on their scope and action.","Delphi method; hybridity; organisational strategy; non-profits; social housing; Australia; England; the Netherlands","en","conference paper","ENHR","","","","","","","","Architecture and The Built Environment","OTB Research","","","",""
"uuid:a8b7b3bf-3f13-4444-abd9-5448411f1ed4","http://resolver.tudelft.nl/uuid:a8b7b3bf-3f13-4444-abd9-5448411f1ed4","The influence of fluvial reservoir architecture on geothermal energy production in Hot Sedimentary Aquifers","Willems, C.J.L.","","2014","Currently six geothermal doublets are realized in the WNB. Five of these doublets target the same Lower Cretaceous fluvial sandstone interval, the Nieuwerkerk Formation. About 40 exploration licences are granted. Many of them also have sandstones in the same fluvial interval, the Nieuwerkerk Formation as a target. To successfully and efficiently produce geothermal energy from this fluvial sandstone interval, the distribution and internal architecture of the sandstone bodies must be better understood.
Fluvial sandstone reservoirs are composed of stacked meander belts and floodplain fines. Net-to-gross, orientation and stacking pattern of the channel belts is of major importance for the connectivity between the injection and production wells in fluvial sandstone reservoirs","Hot sedimentary aquifer; reservoir architecture; West Netherlands Basin","en","poster","","","","","","","","","","","Applied Geology","","",""
"uuid:1e7c1d58-2aa3-47ea-8c2f-33d11b9f9983","http://resolver.tudelft.nl/uuid:1e7c1d58-2aa3-47ea-8c2f-33d11b9f9983","Delivering change: Towards fit-for-purpose governance of adaptation to flooding and drought","Rijke, J.S.","Zevenbergen, C. (promotor)","2014","This book addresses pressing challenges of policy makers, planners and project managers in the water sector to successfully implement adaptation action. It draws on case studies about water sensitive urban design (WSUD) in Australia and the Room for the River flood protection programme in the Netherlands. The book explains a procedure for establishing effective governance of adaptation and shows how this procedure can be implemented to enhance adaptation projects during different stages of system transformation. In addition, it describes how planned adaptation projects in multi-stakeholder settings can be managed effectively. With this, it links governance for strategic planning and the delivery of adaptation to flooding and drought.","governance; adaptation; flooding; drought; implementation; policy; project management; innovation; Australia; Netherlands; WSUD; transition","en","doctoral thesis","CRC Press/Balkema","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:1fba31fe-679a-4af1-b434-ca457a57d9e7","http://resolver.tudelft.nl/uuid:1fba31fe-679a-4af1-b434-ca457a57d9e7","Maturation of the Dutch social housing model and perspectives for the future","Boelhouwer, P.J.","","2014","The Dutch social rented sector has acquired an international reputation because of its social nature and the way it has evolved. With around 32% of the total stock, the size of the sector is much bigger than in other western European countries. Also the development after the second world war is unique. This current position is deter-mined by the specific structure of the Dutch welfare state and the country’s distinct housing policy. It is also the result of the shifting balance of supply and demand in the national housing policy. In this paper we explain the development of the Dutch social rented sector on the basis of the above mentioned characteristics. We start with an international comparison in which the position of the Dutch sector is positioned. We will also pay attention to the background of the successful develop-ment of this sector: the financing system, the unique guarantee system and the interplay between the central government and the local housing associations. The contribution concludes with an exploration of the future of the social rented sector in the Netherlands. The sketch is specifically concerned with the development options for the social rented sector in the next few years. Due to all kind of processes and developments, the social rented sector in the Netherlands is nowadays on a crossroad and important policy decisions have to be made.","housing policy; housing systems; the Netherlands; welfare systems; housing associations","en","report","Delft University of Technology, OTB Research Institute for the Built Environment","","","","","","","2014-02-06","Architecture and The Built Environment","OTB Research for the Built Environment","","","",""
"uuid:93d0775d-94b5-4ae7-96aa-931b55e561b5","http://resolver.tudelft.nl/uuid:93d0775d-94b5-4ae7-96aa-931b55e561b5","Stakeholder values and platform wars: smart meters in the Netherlands","Ligtvoet, A. (TU Delft Economics of Technology and Innovation); van de Kaa, G. (TU Delft Economics of Technology and Innovation); Fens, T.W. (TU Delft Economics of Technology and Innovation); van den Hoven, M.J. (TU Delft Values Technology and Innovation); van Beers, Cees (TU Delft Economics of Technology and Innovation); Herder, P.M. (TU Delft Energie and Industrie)","","2014","The interconnected nature of the different components of smart grids is a prime example of complexity in technological systems. Developing such systems is highly dependent on the wishes and needs of end-users and other stakeholders. We argue that stakeholder values should be taken into consideration during the design and standardisation of complex infrastructures, and illustrate this with a case of smart meters and home energy management systems. We base our argument on the literature in the technology management fields, particularly those strands related to standardisation. We conduct a case study of the acceptance of smart meters (standards) in the Netherlands, based on stakeholder interviews. We use q-methodology to analyse the most salient values in this case. The Dutch smart meter case arguably demonstrates that a lack of consideration for stakeholder values led to the postponed roll-out of smart meters in the Netherlands. By not addressing privacy issues, economic advantages, and the need for informed consent, the roll-out of smart meters was delayed for several years. This lead to a more gradual approach and increased stakeholder involvement. This case may serve as an example for other European countries who also face public concern regarding the impact of advanced metering infrastructures.","smart meter; smart grid; values; responsible innovation; case study; Netherlands; home energy management","en","conference paper","","","","","","","","","","Values Technology and Innovation","Economics of Technology and Innovation","","",""
"uuid:f8402491-35f8-43da-96b9-3b7401bd2ac4","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f8402491-35f8-43da-96b9-3b7401bd2ac4","Towards the best value tender: The smart assessment tool","Booij, A.; Hillen, M.M.; Santema, S.C.","","2013","SMART formulation is an essential aspect of the Best Value philosophy to demonstrate performance, evaluate proposals and is required for the continuous improvements within organizations. Based on an evaluation of projects that have been tendered with the BVP award mechanism, it was concluded that both for the tender documents, as the interviews in the procurement process, SMART formulation allows for significant improvement. This study proposes the SMART assessment tool, which is a straightforward and effective method to assess tender documents on their degree of SMART formulation and is illustrated by application on the studied tenders.","Best Value Procurement; BVP; private partys perspective; SMART assessment tool; the Netherlands","en","journal article","CIB W117","","","","","","","","Industrial Design Engineering","Product Innovatie Management","","","",""
"uuid:e10f13e4-c1b8-4a6c-8294-dc3338e02e89","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e10f13e4-c1b8-4a6c-8294-dc3338e02e89","Supporting policy analysis in the Dutch rail sector using System Dynamics","Mannaerts, A.; Van Daalen, C.; Van Luipen, J.; Meijer, S.A.","","2013","With a sizeable expected growth of demand for rail transport in the Netherlands in the coming decades, and limited resources for expansion of the rail network, intensified utilization of the infrastructure is to be expected. To adequately manage this growth, appropriate tools for policy analysis are needed. The possibilities and pitfalls of using System Dynamics for policy analysis in the Dutch rail system have been explored by performing a modelling study into the interrelations of modal split, mobility and operations using System Dynamics. Additional scrutiny is placed on the method, because of the unstructuredness of many problems in the rail sector, and decision-making in a network type environment. Results show that the reliability of infrastructure is a major component in the extent of delays. Furthermore, the effect of unreliability in a train trip and the characteristics of a car trip are important for the choice between train and car. Although classical policy analysis has proven to be possible, modelling the operational part of the system has proven challenging due to the spatial and discrete characteristics of parts of the system. Recommendations are given to improve the model and model use to better suit the unstructuredness of the problems.","rail system; Netherlands; policy analysis; system dynamics","en","conference paper","System Dynamics Society","","","","","","","","Technology, Policy and Management","Multi Actor Systems","","","",""
"uuid:31098da0-bcd3-450f-b7ab-704f9beb691f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:31098da0-bcd3-450f-b7ab-704f9beb691f","The unexpected stable market share of the bicycle in The Netherlands","Van Goeverden, C.D.; Van Arem, B.; Godefrooij, T.","","2013","In the Netherlands, the share of the bicycle as the main mode in all person trips has been highly constant in the past three decades (about 27%). A constant share is remarkable because a number of developments in this period were unfavourable for bicycle use, like ageing of the population, growing number of immigrants, increasing car ownership, and a tendency to travel larger distances. The analysis of the paper confirms that the observed trend differs from the estimated trend, considering the autonomous developments. Possible reasons for the gap are other kinds of developments that might have encouraged cycling, and changed modal preferences in favour of the bicycle. Differences in trends in urbanised and not urbanised areas suggest that increased competiveness of the bike compared to the car in urban areas is a factor that explains part of the gap. Probably, the long-term bicycle-friendly policy of the Dutch national and local governments explains another part. The analysis of the paper gives no clear evidence of changed modal preferences. The impression is, that the policy and the increasing road and parking congestion in cities explain to a large extent why the bicycle retained its market share in an adverse world.","bicycle; the Netherlands; modal choice; logistic regression","en","conference paper","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport and Planning","","","",""
"uuid:e76f70cb-9ab8-4266-993e-55ac058e68e7","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e76f70cb-9ab8-4266-993e-55ac058e68e7","Neighbourhood Selection of Non-Western Ethnic Minorities: Testing the Own-Group Preference Hypothesis Using a Conditional Logit Model (discussion paper)","Boschman, S.E.; Van Ham, M.","","2013","The selective inflow and outflow of residents by ethnicity is the main mechanism behind ethnic residential segregation. Many studies have found that ethnic minorities are more likely than others to move to ethnic minority concentration neighbourhoods. An important question which remains largely unanswered is to what extent this can be explained by own group preferences, or by other neighbourhood or housing market factors. By using longitudinal register data from the Netherlands, this study contributes to the literature on neighbourhood selection by ethnic minorities in two ways. First, it distinguishes between different ethnic minority groups where most studies look at the group as a whole. Second, it takes into account multiple dimensions of neighbourhoods where most other studies look at neighbourhoods one-dimensionally, which allows us to test the own group preferences hypothesis. Using a conditional logit model we find that housing market constraints can partly explain the selection of ethnic minorities into minority concentration neighbourhoods. Also own-group preferences are found to be important in explaining neighbourhood selection. There are, however, differences between ethnic minority groups. Own-group preferences and housing market constraints together explain why Surinamese and Antilleans select into minority concentration neighbourhoods. When these factors are taken into account, Turks and Moroccans are still found to select into concentration neighbourhoods of ethnic minorities other than their own ethnic group.","segregation; neighbourhood selection; ethnicity; own-group preference; conditional logit; the Netherlands","en","journal article","Forschungsinstitut zur Zukunft der Arbeit/ Institute for the Study of Labor (IZA)","","","","","","","","OTB Research Institute for the Built Environment","","","","",""
"uuid:098a3824-c999-42ec-b648-b2f07bedbca1","http://resolver.tudelft.nl/uuid:098a3824-c999-42ec-b648-b2f07bedbca1","The position of social tenants in the Netherlands","Zijlstra, S.","","2013","The continuing financial crisis effects the financial, labour and housing market. Governments are forced to take action to ensure welfare amongst its citizens. Four aspects can be regarded as basic criteria of social housing: affordability, availability, accessibility and quality. Along these criteria the effects of the crisis can be assessed and the effects of regulation, or the intended effects of proposed housing market regulations can be evaluated. This paper explores the effects of the crisis, implemented regulations and proposed regulations for the housing market according to the four basic criteria. Previous focus in housing market regulations was put on privatisation, strengthening the position of the tenants and supporting individual choice. Recently the focus seems to have moved away from a focus on privatisation and shifted towards a more government controlled social sector. At the same time, continuing housing market problems are approached with liberal housing market policies, thus shifting towards individual choice but probably weakening the tenants positions. Crisis related governmental policies, aimed at cutting expenditures, introduced several measures that impact the housing market as well, both social rented sector as owner occupied sector. Examples of implemented and proposed regulations are the ‘social housing providers levy’, ‘right to buy’, ‘mortgage tax relief moderations’, ‘rent increase according to household income’ and others. The effects on the four basic criteria of social housing are assessed and the conclusion addresses the position of tenants in the social rented sector and their outlook. A careful conclusion is that in general the position of social rented tenants is not improving and that especially the living quality comes under even more pressure in already threatened neighbourhoods.","the Netherlands; housing associations; privatisation; centralisation; basic criteria","en","conference paper","ENHR","","","","","","","","Architecture","Real Estate and Housing","","","",""
"uuid:049295ca-e209-4359-ba56-3d275edb22ff","http://resolver.tudelft.nl/uuid:049295ca-e209-4359-ba56-3d275edb22ff","Social housing in the Netherlands: The development of the Dutch social housing model","Hoekstra, J.S.C.M.","","2013","The Dutch model of social rental housing is often seen as a good practice for other European coun-tries. This is due to the fact that the Dutch social rental sector has a large size, offers dwellings of a relatively good quality and functions without receiving substantial subsidies. However, current poli-cies, both at the European and the national level, are threatening its unique characteristics.","social housing; Netherlands; EU-regulations","en","conference paper","University of Barcelona, Institute of Environmental Science and Technology","","","","","","","","OTB Research Institute for the Built Environment","OTB Research","","","",""
"uuid:ef8f6cca-66ff-4dbb-80a3-fec50766eb74","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ef8f6cca-66ff-4dbb-80a3-fec50766eb74","Development of cycling and influential demand factors in the Netherlands","Van Goeverden, C.D.; Godefrooij, T.; Van Arem, B.; Van Nes, R.","","2013","In the Netherlands, the share of the bicycle as the main mode in all person trips has been highly constant in the past three decades (about 27%). A constant share is remarkable because developments in this period were mainly unfavourable for bicycle use, like ageing of the population, growing number of immigrants, increasing car ownership, and a tendency to travel larger distances. The analysis of the paper confirms that, if only the autonomous developments on the demand side of the modal choice market are considered, a large majority of these is adverse for bicycle use. Estimations with a model show that, indeed, a decreasing trend in the market share of the bicycle could be expected, while a stable trend is observed. Probably, supply-side developments, in particular the long-term bicycle-friendly policy of the Dutch national and local governments, had a significant positive influence on bicycle use.","bicycle; the Netherlands; modal choice; long-term development","en","conference paper","BIVEC-GIBET","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport and Planning","","","",""
"uuid:fd6c2801-91e3-41f4-9039-c6c85b8d4437","http://resolver.tudelft.nl/uuid:fd6c2801-91e3-41f4-9039-c6c85b8d4437","Social and cultural drivers of incentive effectiveness in infrastructure projects","Rose, T.M.; Volker, L.","","2013","Formal incentives systems aim to encourage improved performance by offering a reward for the achievement of project-specific goals. Despite argued benefits of incentive systems on project delivery outcomes, there remains debate over how incentive systems can be designed to encourage the formation of strong project relationships within a complex social system such as an infrastructure project. This challenge is compounded by the increasing emphasis in construction management research on the important mediating influence of technical and organisational context on project performance. In light of this challenge, the research presented in this paper focuses on the design of incentive systems in four infrastructure projects: two road reconstructions in the Netherlands and two building constructions in Australia. Based on a motivational theory frame, a cross case analysis is conducted to examine differences and similarities across social and cultural drivers impacting on the effectiveness of the incentive systems in light of infrastructure project context. Despite significant differences in case project characteristics, results indicate the projects’ experience similar social drivers impacting on incentive effectiveness. Significant value across the projects was placed on: varied performance goals and multiple opportunities to across the project team to pursue incentive rewards; fair risk allocation across contract parties; value-driven tender selection; improved design-build integration; and promotion of future work opportunities. However, differences across the contexts were identified. Results suggest future work opportunities were a more powerful social driver in upholding reputation and establishing strong project relationships in the Australian context. On the other hand, the relationship initiatives in the Dutch context seemed to be more broadly embraced resulting in a greater willingness to collaboratively manage project risk. Although there are limitations with this research in drawing generalizations across two sets of case projects, the results provide a strong base to explore the social and cultural influences on incentive effectiveness across different geographical and contextual boundaries in future research.","incentives; collaboration; infrastructure project; Australia; The Netherlands","en","conference paper","International Council for Building (CIB)","","","","","","","","Architecture and The Built Environment","Real Estate and Housing","","","",""
"uuid:e8355ac9-ce23-4db1-b4e5-a6fdbedc81cb","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e8355ac9-ce23-4db1-b4e5-a6fdbedc81cb","Competences in Context: Knowledge and capacity development in public water management in Indonesia and The Netherlands","Kaspersma, J.M.","Alaerts, G.J.F.R. (promotor)","2013","International cooperation for reaching development goals has expanded gradually since the 1950s. The effectiveness of the Overseas Development Aid (ODA) has become a topic of great public interest. A growing body of experience exists to demonstrate that finance alone is not sufficient for development, and capacity and knowledge are increasingly seen as the constraints to proper decision making, adsorption of funds, and effective results on the ground. This book presents the investigation into the role of Knowledge and Capacity Development (KCD) in public water management in Indonesia and the Netherlands. The two cases indicate that the institutional environment matters for the type of knowledge and capacities that are allowed and also determines the formal organisational structure and KCD mechanisms in use. They further show the importance yet the low valuation of tacit knowledge, while the Indonesian case also shows that tacit knowledge is the most important asset gained from international post-graduate education. The conceptual model introduced in this book has provided a measure of knowledge and capacity at three nested levels: the institutional, organisational and individual level. It provides insight in the numerous contextual factors that influence knowledge and capacity and KCD mechanisms present.","knowledge; capacity; international development; Indonesia; The Netherlands; water sector; Rijkswaterstaat; higher education; institution","en","doctoral thesis","Taylor and Francis Group","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Water Management","","","",""
"uuid:760a9eb1-8078-4e68-ba7f-62f02fe90446","http://resolver.tudelft.nl/uuid:760a9eb1-8078-4e68-ba7f-62f02fe90446","Collective Innovation: A new approach for dealing with society induced challenges: A case study in the Dutch Bakery Sector","De Graaf, R.; Van der Duin, P.M.","","2013","Since many of today's problems are becoming ever more complex, the way we look for and manage innovations to solve these problems should also be innovated. We introduce the ‘Collective Innovation’ approach to deal with these kind of ‘wicked problems’ that require the input of many different parties. Furthermore, in Collective Innovation it is crucial not to define the solution space upfront, but to take the time to look for creative, innovative solutions that come from a wide range of angles. A case study in the Dutch bakery sector illustrates this approach and shows that it yields better results than other innovation approaches, such as Open Innovation and Collaborative Engineering. In this approach, the role of the facilitator of the Collective Innovation process is crucial. Also, we adopt a contingency approach to innovation, which means that the Collective Innovation approach is not suitable for every innovation problem or challenge, but only for those that have many dimensions (technical, economical, environmental, and social).","collective innovation; bakery sector; The Netherlands; open innovation; contingency","en","journal article","Elsevier","","","","","","","","Technology, Policy and Management","Innovation Systems","","","",""
"uuid:93072dd5-4f40-48ee-a447-b06165663c9f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:93072dd5-4f40-48ee-a447-b06165663c9f","Planning the horticultural sector: Managing greenhouse sprawl in the Netherlands","Korthals Altes, W.K.; Van Rij, H.E.","","2013","Greenhouses are a typical example of peri-urban land-use, a phenomenon that many planning systems find difficult to address as it mixes agricultural identity with urban appearance. Despite its urban appearance, greenhouse development often manages to evade urban containment policies. But a ban on greenhouse development might well result in under-utilisation of the economic value of the sector and its potential for sustainability. Specific knowledge of the urban and rural character of greenhouses is essential for the implementation of planning strategies. This paper analyses Dutch planning policies for greenhouses. It concludes with a discussion of how insights from greenhouse planning can be applied in other contexts involving peri-urban areas.","greenhouses; peri-urban land-use; the Netherlands; land-use planning; horticulture","en","journal article","Elsevier","","","","","","","","OTB Research Institute for the Built Environment","","","","",""
"uuid:987fafd0-cd76-4230-be0e-be8843cae08e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:987fafd0-cd76-4230-be0e-be8843cae08e","Historic Concrete: From Concrete Repair to Concrete Conservation","Heinemann, H.A.","Van Hees, R.P.J. (promotor)","2013","Concrete like materials were already applied during the Roman Empire. After the decline of the Roman Empire, a wide scale application of concrete only reappeared in the 19th century. Here lies also the origin of modern (reinforced) concrete. Since then, both concrete application and composition have significantly changed. Today, concrete from the 19th and early 20th century is considered as historic concrete. In this thesis, we study historic concrete in the Netherlands, that is to say the concrete dating back from the middle of the 19th century up to the 1960s. Within this period, the application and properties of concrete varied, due to increasing technological insight and social acceptance of concrete as a building material. Although the application of concrete in the Netherlands was late compared with neighbouring countries, there are quite specific and interesting developments and innovations in Dutch concrete, especially with regard to surface finishes. Historic concrete in the Netherlands is thus specific enough to require a dedicated study. Inaddition to this, the commonality of the history of concrete in different countries makes the relevance of this study broader than the Dutch case. Knowledge on historic concrete is increasingly relevant, as conservation of historic buildings dating from the 19th and 20th century internationally emerges as a new field within heritage care. This period is characterised by both architectural and structural innovations and by novel construction materials, of which (reinforced) concrete is probably the most important. Although a growing number of concrete buildings is listed as monuments, conservation specialists have still to become acquainted with the history and properties of historic concrete. Even though the structural history is frequently addressed, only little is known about the composition and surface finish of historic concrete. For the conservation of historic concrete buildings, generally ordinary repair techniques, which have been developed for modern concrete, are applied. From a technical point of view, their performance is not always satisfactory, as the properties of historic concrete can deviate from modern concrete. From a conservation point of view, additional threats exist, because requirements such as respecting the historic material and heritage values are commonly not considered. An uncritical application of repair approaches and a lack of knowledge on historic concrete induce the risk of loss of historic evidence and historic material. Therefore, the aim of this thesis is to develop a real concrete conservation approach, which takes into account the specific properties and the heritage values of historic concrete. The main research questions are therefore the following: - How can historic concrete be preserved together with its ascribed heritage values? - How can a proposed conservation strategy be evaluated for its impact on both the heritage values and the technical performance? - How can we balance the technical demands and the preservation of heritage values, when heritage values and durability issues originate in the same material properties? The structure of the thesis reflects its aim to achieve a dedicated conservation strategy for historic concrete: Part I - Understanding and characterisation of historic concrete The first part offers a compendium of historic concrete addressing the development of design rules and standards in the Netherlands, and in particular the constituents used (binders, aggregates, mixing water), mix design, reinforcement, and surface finishes applied. This part is illustrated with Dutch examples, supporting both technical and historical surveys in the field, and offers historical background information for further (material) investigation. Part II - Interpretation and evaluation of historic concrete The second part gives guidance to identify risks for both material and heritage values. This includes methods to correlate heritage values with the historic concrete and the state of conservation. Additionally, the risks and benefits of different repair techniques are evaluated from a conservation point of view. The new approach is applied to three case studies: Fort Bezuiden Spaarndam (1897-1901), the Hofplein railway viaduct (1900-1908, A.C.C.G. van Hemert), and the earth retaining walls for the unfinished Groot Museum (1921, H. van der Velde). Part III - Development and evaluation of dedicated conservation strategy The concluding part addresses the decisions to be made when developing a dedicated conservation strategy. The proposed approach considers balancing the preservation of heritage values and technical demands. Case specific criteria are formulated, which allow the characterisation of possible conservation strategies. This thesis presents new knowledge on historic concrete, combining historical developments with material properties. Different periods within the life in service of concrete are linked: the past by explaining its possible significance and durability, the present by evaluating its in practice performance and state of conservation, and the future by supporting decisions on an appropriate conservation strategy. This thesis aims to strongly support the necessary transition from concrete repair to concrete conservation.","historic concrete; binders; reinforcement; aggregates; mix design; concrete repair; conservation; restoration; architecture; surfaces; iron; degradation; heritage values; the Netherlands; 19th century; 20th century","en","doctoral thesis","","","","","","","","","Architecture","Architectural Engineering and Technology","","","",""
"uuid:02afa8b9-2833-4ad8-a883-2cf8364daf4a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:02afa8b9-2833-4ad8-a883-2cf8364daf4a","Floriade 2012: Event review","Jauslin, D.T.","","2012","Review of the once-a-decade extravaganza, Horticultural World Expo Floriade.","Horticultural World Expo Floriade; Venlo; The Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","Architecture","Urbanism","","","",""
"uuid:d25c4eed-30b2-47c3-b773-ba6d98cb115f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d25c4eed-30b2-47c3-b773-ba6d98cb115f","Kostenoverschrijdingen in transportinfrastructuurprojecten in Nederland en wereldwijd: Kenmerken en determinanten van kostenoverschrijdingen","Cantarelli, C.C.; Flyvbjerg, B.; Molin, E.J.E.; Van Wee, G.P.","","2012","In Nederland komen kostenoverschrijdingen minder vaak voor en is de gemiddelde overschrijding lager dan in andere landen. Het grootste deel van de kostenoverschrijding komt voor in de fase voor de start van de bouw. De gemiddelde kostenoverschrijding is het kleinst voor spoorwegen gevolgd door wegen en kunstwerken. Spoorwegen en bruggen in Nederland presteren beter dan projecten in andere Noordwest Europese landen of projecten in andere geografische gebieden. Bij het verklaren van kostenoverschrijdingen dient de geografische locatie meegenomen te worden. Kleine projecten hebben de grootste gemiddelde kostenoverschrijding maar in netto totale overschrijding dragen grote projecten het meeste bij. Wereldwijd onderzoek laat zien dat kostenoverschrijdingen groot zijn voor alle projectgroottes. De lengte van de implementatiefase en voornamelijk de lengte van de fase voor de start van de bouw is een belangrijke determinant voor de mate van kostenoverschrijdingen. Dit nieuwe inzicht kadert (in ieder geval voor Nederland) het probleemgebied van kostenoverschrijdingen af.","cost overruns, Netherlands, transport infrastructure","nl","journal article","Stichting Vervoerswetenschap","","","","","","","","Technology, Policy and Management","Infrastructures, Systems and Services","","","",""
"uuid:0b71ec78-2a7d-4651-82ee-ef6ae73a7449","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0b71ec78-2a7d-4651-82ee-ef6ae73a7449","Incentive mechanisms in infrastructure projects: A case-based comparison between Australia and the Netherlands","Volker, L.; Rose, T.M.","","2012","Despite a general belief that incentive mechanisms can improve value for money during procurement and performance during project execution, empirical research on the actual effects is nascent. This research focuses on the design and implementation of incentive mechanisms in four different infrastructure projects: two road reconstructions in the Netherlands and two building constructions in Australia. Based on an analytical framework of key motivation drivers, a cross cases analysis is conducted in view of performance on the contract assumptions, selection phase, execution phase and project contract performance. It was identified that despite significant differences in the project characteristics, results indicate that they experience similar contextual drivers on the incentive effectiveness. High value was placed on risk allocation and relationship building in the selection and construction phase. The differences can be explained from both contextual and project related characteristics. Although there are limitations with this research in drawing generalizations across two sets of case projects, the results provide a strong base to explore the nature of incentive systems across different geographical and contextual boundaries in future research.","incentives, collaboration, infrastructure projects, Australia, the Netherlands, project performance","en","conference paper","Engineering Project Organizations Conference","","","","","","","","Technology, Policy and Management","Energy and Industry","","","",""
"uuid:a25c7efc-a34f-4068-87dd-95901606d9ed","http://resolver.tudelft.nl/uuid:a25c7efc-a34f-4068-87dd-95901606d9ed","The best value approach in the Netherlands: A reflection on past, present and future","Van de Rijt, J.; Santema, S.C.","","2012","More than 15 years ago Dean Kashiwagi created a process called BVP/PIPS (Best Value Procurement/Performance Information Procurement System) at Arizona State University. PIPS is a procurement method that aims to select the most suitable vendor for the job, to spur this vendor on to highest performance, and to reduce the client’s management and control tasks (Kashiwagi, 2009b). Kashiwagi developed the method for several years with the objective of improving the procurement and management of construction projects by reducing risk in selecting the top performer. The method (herein BV approach) has a number of steps, each built around a specific ""filter”, which focuses on a different element to separate high and low performers. The early phase of the adoption of the process in the Netherlands has been described by Van de Rijt and Witteveen (2011) in the special issue of the Journal for the Advancement of Performance Information and Value. In this paper an update is given and future developments are described. The paper covers the BV approach, a brief history of PIPS in the Netherlands, technology adoption theory, adoption and adaptation of the technology and future developments.","best value; BVP/PIPS; Netherlands; technology adoption","en","journal article","CIB W117","","","","","","","","Industrial Design Engineering","Product Innovation Management","","","",""
"uuid:ad95b2ae-438e-48e3-8203-6d49ca5eb80c","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ad95b2ae-438e-48e3-8203-6d49ca5eb80c","Water Management on the Island of IJsselmonde 1000 to 1953: Polycentric Governance, Adaptation, and Petrification","Mostert, E.","","2012","One of the central tenets of adaptive management is polycentric governance. Yet, despite the popularity of the concept, few detailed case studies of polycentric governance systems exist. In this paper, we aim to partly fill this gap. We describe water management between the years 1000 and 1953 on the Dutch island of IJsselmonde in the Netherlands near Rotterdam, and then use this case to reflect on the theory of polycentric governance. Despite the small size of the island, water management on IJsselmonde was the responsibility of no fewer than 31 local jurisdictions and some 65 polders. In addition, some supra-local arrangements were made, such as joint supervision of dikes. According to the theory, such a polycentric system should have many advantages over more centralized management systems, and indeed there is some evidence of this. Yet, there is also evidence of a disadvantage that is not mentioned in the literature: petrification. IJsselmonde's water management system was often slow to adapt to changing conditions, and at times it provided an answer to yesterday's challenges rather than today's. We conclude that the theory of polycentric governance needs to be developed further because it now lumps together too many different systems under the heading of polycentric governance. This calls for more longitudinal case studies on the evelopment and effectiveness of individual polycentric governance systems within their changing context.","adaptive management; drainage; flood management; island of IJsselmonde, Netherlands; petrification; polycentric; governance; water resources management","en","journal article","Resilience Alliance","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Water Management","","","",""
"uuid:456e0e1a-9df1-4499-aea3-8c15da1e6389","http://resolver.tudelft.nl/uuid:456e0e1a-9df1-4499-aea3-8c15da1e6389","Employer Attitudes towards Peak Hour Avoidance","Vonk Noordegraaf, D.M.; Annema, J.A.","","2012","Peak Hour Avoidance is a relatively new Dutch mobility management measure. To reduce congestion frequent car drivers are given a financial reward for reducing the proportion of trips that they make during peak hours on a specific motorway section. Although previous studies show that employers are not eager to support mobility management measures, employers are nevertheless an important stakeholder. They can provide their employees with alternatives such as other travel times, work locations or travel modes and encourage their use. This paper investigates the attitudes of Dutch employers towards Peak Hour Avoidance. Exploring the factors that influence these attitudes may help to fully utilise employer support. The data from 103 employers were collected through a web questionnaire. A structural equation model on the employer support for Peak Hour Avoidance was estimated. The results demonstrate that the size of the organisation and sector only have an indirect effect on the support for Peak Hour Avoidance. Results reveal that most support for Peak Hour Avoidance can be expected from organisations who feel responsible for influencing the commuting behaviour of employees, that have human resource managers with a positive attitude towards Peak Hour Avoidance, with flexible working times and that have already implemented mobility management measures. The largest contribution to PHA that can be expected from employers is providing employees with flexible working times and encouraging employees to fully utilise this option as an alternative for driving in peak hours. This would not only be beneficial for PHA but for a wide range of mobility management initiatives as well.","employer attitudes; mobility management; peak hour avoidance; pricing; structural equation modelling; The Netherlands","en","journal article","Delft University of Technology","","","","","","","","Technology, Policy and Management","Infrastructures, Systems and Services","","","",""
"uuid:a40cdc44-fa7f-4f57-99d3-9053fb07aa85","http://resolver.tudelft.nl/uuid:a40cdc44-fa7f-4f57-99d3-9053fb07aa85","Private Sector-led Urban Development Projects: Management, Partnerships & Effects in the Netherlands and the UK","Heurkens, E.W.T.M.","De Jonge, H. (promotor)","2012","Subject of study is Private Sector-led Urban Development Projects. Such projects involve property developers taking a leading role and local authorities adopting a facilitating role in the management of the development of an urban area, based on a framework of public requirements and a formal contractual public-private role division. Such a development strategy is quite common in Anglo-Saxon urban development practices but is less known in Continental European practices. Nonetheless, since the beginning of the millennium such a development strategy also occurred in the Netherlands in the form of 'concessions'. However, remarkably little empirical knowledge is available about how public and private actors collaborate on and manage such projects and what the effects of their actions are. This dissertation provides a conceptual and empirical understanding of the various characteristics of private sector-led urban development projects by conducting empirical case study research in the Dutch and UK planning context. Important conclusions are that private sector-led urban development requires various complementary types of public-private management, and additional informal forms of public-private collaboration besides the formal contractual role division, and results in positive effects in terms of effectiveness and spatial quality. Besides this the research contains specific organisational and managerial recommendations for practice and science. Private sector-led urban development is a promising development strategy for spatial projects in the Netherlands at a time in which governments focus their attention towards facilitating private sector initiatives and investments in the city.","urban development; management; public-private partnerships; Netherlands; UK; international; comparative; lessons; real estate; spatial planning","en","doctoral thesis","A+BE","","","","","","","2012-10-02","Architecture","Real Estate & Housing","","","",""
"uuid:3b839737-8290-438a-9fff-1aaa207032cf","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3b839737-8290-438a-9fff-1aaa207032cf","Water Law and Organization (Dutch version)","Mostert, E.","","2012","Lecture notes in DUTCH for course CIE5500, providing a detailed overview of Dutch and European water law concerning surface and groundwater, the North Sea and the Wadden Sea, water services, flood protection, spatial planning, nature protection, water management organizations (e.g. the water boards), financing and legal protection. Nederlandstalig dictaat voor de cursus waterrecht en -organisatie (CIE5500). Dit geeft een gedetailleerd overzicht van het Nederlandse en Europese waterrrecht met betrekking tot oppervlakte- en grondwater, de Noordzee en de Waddenzee, drinkwatervoorziening, riolering en afvalwaterbehandeling, overstromingsrisicobeheer/ wateroverlast en hoogwaterbescherming, ruimtelijke ordening, natuurbescherming, de beheersorganisatie (onder andere de waterschappen), financiering en rechtsbescherming.","water; law; netherlands; flood protection; European Union; water quality; irrigation; drainage; policy; sanitation; groundwater; drinking water; financing; spatial planning; nature protection; water boards; wastewater; sewers; polders; dykes","nl","journal article","Delft University of Technology","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Water Management","","","",""
"uuid:f1d05fc2-4fa0-455d-9bbb-a4b52b6c2ef8","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f1d05fc2-4fa0-455d-9bbb-a4b52b6c2ef8","The Netherlands: Adaptation of the carefully planned structure. Neighbourhood centres in Europe, yesterday, today, tomorrow","Wassenberg, F.","","2012","The facility structure in post-war areas of The Netherlands is probably one of the most intricate in the world, with facilities clustered in neighbouhood units that are functionally ordered across the cities. However, developments in society threatened the viability of the hierarchic structure and forced the adaptation or dismantling of neighbourhood centres at the base of the pyramid, a process still continuing. Economic viability competes with the social desirability of a neighbourhood centre as a heart of the neighbourhood.","neighbourhood centres; neighbourhood planning; neighbourhood unit; urban planning; the Netherlands","en","journal article","Alexandrine Press","","","","","","","","OTB Research Institute for the Built Environment","","","","",""
"uuid:2bb5dfa1-782d-497c-9f48-d34d7356ada9","http://resolver.tudelft.nl/uuid:2bb5dfa1-782d-497c-9f48-d34d7356ada9","A programme management approach for supporting a transition to integrated flood management in the Netherlands","Rijke, J.S.; Van Herk, S.; Zevenbergen, C.; Ashley, R.","","2012","In the Netherlands and many other developed countries, flood management is transitioning from sectoral engineering approaches to more integrated approaches. The 2.3 billion Euro Room for the River programme plays an important role in this transition, because it is the first large scale infrastructure programme in the Netherlands that breaks with a long history of reducing the space for river to flow and that has adopted a multi?level governance approach. Based on a document analysis, face?to?face interviews (n=55) and a quantitative survey (n=151), this paper explores the strengths and weaknesses of a programme management approach, such as is applied in Room for the River, to influence a transition to integrated flood management in the Netherlands. We conclude that the case of the Room for the River programme shows that a goal?oriented programme management style can provide a valuable contribution to transition management. The performance of the programme to establish integrated output relies on a balanced combination of centralised and decentralised governance approaches. However, we have identified that the programme management faces difficulties to successfully transfer the lessons to other water infrastructure programmes. This could slow down a transition to integrated flood management. We recommend combining research insights from programme management and transition management to address this challenge.","governance; integrated flood management; multi?level governance; Netherlands; programme management; Room for the River; transition","en","conference paper","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:fb0cd9e1-67b5-4fbf-87ad-66bffc2b53bd","http://resolver.tudelft.nl/uuid:fb0cd9e1-67b5-4fbf-87ad-66bffc2b53bd","Dutch social housing sector reforms: Exploring the effects on low income households","De Groen, A.; Pruyt, E.; Boumeester, H.J.F.M.","","2012","Social rental housing ought to function as safety net for the lower income groups in the housing system. However, the Dutch housing system has a relatively large social housing stock in relation to other housing systems in Europe – larger than would be required for a safety net for lower income groups. Hence, households which are financially able to purchase market housing occupy social dwellings. The Dutch government proposed four policy changes to improve the accessibility of the social housing market for low income families. The effects of these policy changes are uncertain due to unpredictable housing move behaviour of households (which is also influenced by economic and demographic uncertainty). A system dynamics model, taking this unpredictability to some extent into account, was created to explore the effects of the policy changes until 2020. Latin Hypercube simulations suggest that these measures improve the allocation of low income households to the social housing sector, while the uncertainty ranges of the absolute number of low income households of in the social housing sector do not differ among scenarios.","housing move behaviour; Netherlands; Randstad; social housing; system dynamics","en","conference paper","System Dynamics Society","","","","","","","","Technology, Policy and Management","Multi Actor Systems","","","",""
"uuid:4f1e95c1-7b6a-4f6a-a9b6-869034cc9236","http://resolver.tudelft.nl/uuid:4f1e95c1-7b6a-4f6a-a9b6-869034cc9236","Fighting a losing battle? Neighbourhood-based social mobility in times of retrenching social interventions","Kleinhans, R.J.; Veldboer, A.P.M.","","2012","Social mobility is a key concept in neighbourhood-based policies in Europe and the US. The Dutch neighbourhood approach often implies physical restructuring combined with a range of economic and social mobility strategies such as counselling, citizenship courses, debt relief, work training / placement programs and language courses. However, the financial crisis has caused substantial cutbacks in government funding. This adds to the general retrenchment of the welfare state. A broader issue is how these larger developments precipitate in local contexts and to what extent they will harm local social interventions to support upward steps in education, employment and housing. Which elements (if any) of local interventions should be maintained in order to prevent crumbling of positive results of regeneration efforts to date? We will address these issues by a longitudinal panel study of residents in Hoogvliet, a borough of Rotterdam. After the 2007 baseline measurement, the follow-up study is currently conducted. The main objective of this study is to assess social mobility patterns and outcomes of various social and physical interventions with regard to social mobility of Hoogvliet residents, especially individuals receiving long-lasting support or counselling, which is now reduced or completely stopped. As this research project is only in its very early stages, the paper will do several things. First, we provide a literature review which focuses on larger societal trends which affect social mobility strategies, such as the ‘Big Society’ concept. Secondly, we briefly describe the results of the baseline measurement of 2007 and the design of the follow-up study. Then, the research design of the follow-up study is described. The paper concludes with preliminary conclusions.","urban renewal; social mobility; welfare state; interventions; Big Society; The Netherlands","en","conference paper","","","","","","","","","OTB Research Institute for the Built Environment","OTB Research","","","",""
"uuid:a9c20bde-5059-499d-9dce-b0394b991b53","http://resolver.tudelft.nl/uuid:a9c20bde-5059-499d-9dce-b0394b991b53","Policy and Concentration of Activities: The Case of Dutch Nanotechnology","Cunningham, S.; Werker, C.","","2012","Geographical concentration of economic activities has been widely discussed. However, the insights into other kinds of concentration such as technological and organizational concentration have been scarce. Here, we analyze organizational, technological and geographical concentration of nanotechnology activities in the Netherlands. We discuss our results in the light of the Dutch strategy to concentrate nanotechnology research organizationally, technologically and geographically during the last decade. Currently, this strategy is successful but will only be so if it remains open to changes in the technology itself and its environment.","concentration; collaborations; nanotechnology; The Netherlands","en","conference paper","","","","","","","","","Technology, Policy and Management","Multi Actor Systems","","","",""
"uuid:0e07b5ab-462c-45b0-8af3-1cb906d9cf0f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0e07b5ab-462c-45b0-8af3-1cb906d9cf0f","Design in the context of fragmented regional governance: Studio South Wing (abstract + presentation)","Balz, V.E.; Zonneveld, W.A.M.","","2012","In European regions, such as the Randstad Holland, emerging patterns of interaction and movement result in increasing spatial fragmentation. This development creates enormous challenges for the governance of territories. Classic forms of government, based upon clear-cut divisions in terms of administrative levels, policy sectors and the public and private domains become less relevant. One outcome is a rapid accumulation of consultation, coordination and partnership structures. Another outcome is the emergence of more flexible forms of governance, working around traditional arrangements and formal jurisdictions which do not coincide with actual spatial relationships and levels of functional integration. The result is a complex pattern over overlapping governance regions, characterized by fuzzy territorial boundaries and interrelationships between public and private actors.","regional governance; planning concepts; design; The Netherlands","en","conference paper","","","","","","","","","Architecture","Urbanism","","","",""
"uuid:bd80f9f0-f4f7-458a-9ed9-dcd38ea84916","http://resolver.tudelft.nl/uuid:bd80f9f0-f4f7-458a-9ed9-dcd38ea84916","Housing system reform: The opinion of advisory boards versus political reality in the Netherlands","Boelhouwer, P.J.; Priemus, H.","","2012","This paper describes to what extent a more or less collective feeling of urgency to reform the Dutch housing market is addressed in the political arena. By doing that, it sheds some light on the effectiveness and influence of academic research and recommendations on the political decision making process. We conclude that the suggestion of several advisory bodies to start a serious reform of the housing system in the Netherlands is, due to coalition considerations, almost fully neglected by the Dutch Government. Although there is a common understanding among experts and interest organisations in the Netherlands that the current housing systems needs radical changes, coalition politics in the Netherlands are apparently more important to explain current housing policies. We conclude that the effectiveness and influence of academic research and recommendations on the political decision making process was quite modest in the last couple of years and try to explain the gap between academic research and political decision-making on Dutch housing policy.","housing policy reform; The Netherlands; housing systems","en","journal article","Springer","","","","","","","","Architecture","Real Estate & Housing","","","",""
"uuid:4a00a3a8-d4de-4318-887a-2459e3565a5b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:4a00a3a8-d4de-4318-887a-2459e3565a5b","Supporting the Constructive Use of Existing Hydrological Models in Participatory Settings: A Set of “Rules of the Game”","Bots, P.W.G.; Bijlsma, R.; Von Korff, Y.; Van der Fluit, N.; Wolters, H.","","2011","When hydrological models are used in support of water management decisions, stakeholders often contest these models because they perceive certain aspects to be inadequately addressed. A strongly contested model may be abandoned completely, even when stakeholders could potentially agree on the validity of part of the information it can produce. The development of a new model is costly, and the results may be contested again. We consider how existing hydrological models can be used in a policy process so as to benefit from both hydrological knowledge and the perspectives and local knowledge of stakeholders. We define a code of conduct as a set of “rules of the game” that we base on a case study of developing a water management plan for a Natura 2000 site in the Netherlands. We propose general rules for agenda management and information sharing, and more specific rules for model use and option development. These rules structure the interactions among actors, help them to explicitly acknowledge uncertainties, and prevent expertise from being neglected or overlooked. We designed the rules to favor openness, protection of core stakeholder values, the use of relevant substantive knowledge, and the momentum of the process. We expect that these rules, although developed on the basis of a water-management issue, can also be applied to support the use of existing computer models in other policy domains. As rules will shape actions only when they are constantly affirmed by actors, we expect that the rules will become less useful in an “unruly” social environment where stakeholders constantly challenge the proceedings.","case study; conflict; hydrological model; institutions; Netherlands; participation; policy process; water management","en","journal article","Resilience Alliance","","","","","","","","Technology, Policy and Management","Multi Actor Systems","","","",""
"uuid:f5255dde-8e53-4d09-a67d-0bdf30f3faad","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f5255dde-8e53-4d09-a67d-0bdf30f3faad","Metropolitan landscapes in the Netherlands: Effects of policy shifting","Tisma, A.","","2011","The landscape of the Netherlands is a man-made, cultural landscape, mainly flat, apart from regions in the eastern and southern extremities, lying between -6 and 20 meters above sea level. Since the beginning of the last millennium, settlers, farmers, city dwellers and engineers have created a system of dykes, barriers and locks defending a part of the inner land, as well as the coastline of the whole country. The abundance of land units with a man-controlled water level has made the word ""polder"" a Dutch contribution to many languages of the world.","landscape policy; metropolitan parks; leisure landscapes; Netherlands","en","conference paper","Serralves Foundation, Oporto, Portugal","","","","","","","2012-01-25","Architecture","Urbanism","","","",""
"uuid:cf2a5d75-6a59-4434-96a8-b3434dd27c8e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:cf2a5d75-6a59-4434-96a8-b3434dd27c8e","Bringing University Knowledge to Market: Experiences in the Netherlands on the Project Level","Van Geenhuizen, M.S.","","2011","In the knowledge-based economy, the pivotal role of commercialization of university knowledge is increasingly recognized by researchers and policymakers dealing with national and regional economies. Knowledge commercialization is the process in which value is added to new knowledge in its transformation into new (improved) products, processes, methods, or services on the way to market. The channels are manifold, among others licenses sold to firms, university–firms research alliances, university-firms collaboration in projects, and formation of spin-off firms. Collaboration between universities and firms in research projects, in contrast to other channels, has received relatively small attention, causing a lack of understanding of determining factors of the outcome of these projects. To fill this gap, this chapter attempts to characterise the outcomes of commercialization of research projects at university, in terms of success, delay and failure, and to identify the determining factors. The Netherlands, despite its small size, is facing different regional innovation systems which - according to theoretical insights - provide different circumstances in knowledge creation and commercialization. The chapter draws on a database of 370 research projects covering two different regions in the Netherlands and on in-depth data of approximately 50 of such projects representing these regions.","university; knowledge commercialization; project level; barriers; The Netherlands; regions","en","conference paper","","","","","","","","","Technology, Policy and Management","Innovation Systems","","","",""
"uuid:ff96dd88-92fa-41a8-b858-6e1ce1ac6309","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ff96dd88-92fa-41a8-b858-6e1ce1ac6309","Entrepreneurial university activity can field or living labs be supportive?","Van Geenhuizen, M.S.","","2011","Field labs? (living labs?) are explored to determine their role in bringing new knowledge from university to market. The case is the Netherlands, a country facing an innovation system in which much new knowledge is created by universities but small amounts are brought to market, apparently caused by various missing links. To arrive at a better understanding of such missing links the paper first explores failure/success of valorization at universities using data on the project level. The attention then moves to the concept of field labs? currently en vogue? in increasing efficiency of knowledge valorization. A state-of-the-art analysis of stakeholders and aims, and of key-characteristics of the concept is followed by an inventory of what is not known about concepts and practice but should be known to get field labs? properly structured and implemented. A preliminary assessment of their benefits in the context of valorization of university knowledge closes the analysis.","university; knowledge valorization; project level; The Netherlands; field labs; living labs","en","conference paper","","","","","","","","","Technology, Policy and Management","Innovation Systems","","","",""
"uuid:577db98d-1366-46a0-b619-20dadc31d01d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:577db98d-1366-46a0-b619-20dadc31d01d","Area-based asset management by Dutch housing associations","Van Overmeeren, A.","","2011","Since Dutch housing associations are independent organisations which have to take their own decisions on their housing stock, many housing associations develop asset management plans to secure that their portfolio meets company goals and market demand. However, in practice decisions of housing associations are often not the direct result of these plans, but of incidents at the neighbourhood level or of emerged opportunities. Next to that, housing associations nowadays do not only focus on the quality of their own housing stock, but also on the physical, economical and social quality of the whole neighbourhood, which implies cooperation with a wide variety of local actors. Therefore, housing associations in the Netherlands are increasingly taking decisions on their housing stock on the scale of the neighbourhood, as opposed to the scale of the portfolio. In taking these decisions, they take into account the characteristics of the area and the plans and wishes of other actors present in the areas. This way of decision-making combines various planning methods, of which the rational and collaborative planning methods seem to most important. In this paper the results of a case study of a housing association working in an urban renewal neighbourhood are presented. The planning process of this housing associations will be described and explained using theories of planning.","asset management, The Netherlands, area-based, urban renewal, housing association","en","conference paper","ENHR","","","","","","","","Architecture","Real Estate and Housing","","","",""
"uuid:8ba923f4-dc16-4a80-9ad8-db3d21dd9c87","http://resolver.tudelft.nl/uuid:8ba923f4-dc16-4a80-9ad8-db3d21dd9c87","Housing system reform: Expert opinions and political reality in the Netherlands","Boelhouwer, P.; Priemus, H.","","2011","This paper describes to what extent a more or less collective feeling of urgency to reform the Dutch housing market is addressed in the political arena. By doing that, it sheds some light on the effectiveness and influence of academic research and recommendations on the political decision making process. We conclude that the suggestion of several advisory bodies to start a serious reform of the housing system in the Netherlands is, due to coalition considerations, almost fully neglected by the Rutte-Cabinet. Although there is a common understanding among experts and interest organisations in the Netherlands that the current housing systems needs radical changes, coalition politics in the Netherlands are apparently more important to explain current housing policies. We conclude that the effectiveness and influence of academic research and recommendations on the political decision making process was quite modest in the last couple of years and try to explain the gap between academic research and political decision-making on Dutch housing policy.","housing policy reform; the Netherlands; housing stems","en","conference paper","ENHR","","","","","","","","OTB Research Institute for the Built Environment","","","","",""
"uuid:0ddd08cc-ddf0-4b2b-8e41-589e0c4b8d5c","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0ddd08cc-ddf0-4b2b-8e41-589e0c4b8d5c","Housing wealth in retirement strategies: Towards understanding and new hypotheses","Toussaint, J.","Elsinga, M.G. (promotor); Boelhouwer, P.J. (promotor)","2011","What is the current role of housing wealth in household retirement strategies across the European Union member states? And could this role be extended? This question is often raised by researchers and policymakers, since governments search for ways to cut pensions expenditure in response to ageing populations and the global financial crisis. Housing wealth could potentially be part of a solution as the retired are often rich in terms of housing wealth. The existing theory shows that owner-occupation can be regarded as a form of pension: once the mortgage has been repaid, housing expenses are substantially lower and also housing wealth can be cashed in either by selling or using equity release schemes. However, converting housing assets into cash appears a much less common strategy than expected. This thesis contributes to the existing knowledge by relating household strategies to broader national contexts. The countries included in the study are Belgium, Finland, Germany, Hungary, Portugal, Slovenia, Sweden and United Kingdom, while the Netherlands is the subject of particular attention. The study suggests that owner-occupation will become more relevant in the near future when pension systems become less generous. At the same time it shows that owner-occupation is not the clear-cut solution that governments might have hoped for. Generally, European households appear averse against cashing in housing wealth: they distrust complex financial products and their providers. Moreover, in some countries it would seriously undermine family solidarity; and households who are most likely to need extra pension income are least likely to be owner-occupiers. Additionally, an ageing society has a negative effect on the affordability of a pension system, yet at the same time it has an impact on housing markets. Shrinking populations typically coincide with decreasing house prices and hence reduce the options of cashing in housing wealth.","housing wealth; home ownership; retirement; pension; ageing; financial planning; mortgage; European Union; the Netherlands","en","doctoral thesis","IOS Press","","","","","","","","OTB Research Institute for the Built Environment","Housing Systems","","","",""
"uuid:ee4bfcbd-a323-45eb-b4be-f9d7210668a4","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ee4bfcbd-a323-45eb-b4be-f9d7210668a4","Embedding energy saving policies in the Dutch non-profit housing sector","Nieboer, N.; Kroese, R.; Straub, A.","","2011","Many studies on policy implementation have emphasized the difficulties of putting policies into practice. The paper presents several ways in which Dutch non-profit housing providers incorporate their energy saving policies in their regular housing management regarding the existing stock, such as planned preventive maintenance, renovations and other physical improvements. Several housing associations were selected that have formulated an energy saving policy and that have at least some experience in implementing these policies. Inter-views were held with managers of asset and maintenance management and with policy staff of housing associations. It is investigated to which extent the policy ambitions, both at the portfolio level and at the project level, are carried out, and in which way these ambitions are embedded in the organisations regular working processes. In addition, the main stimuli and barriers for the implementation of the energy saving policies are identified. Special attention has been paid to the feasibility of combinations of energy saving measures with other physi-cal improvements in the housing stock. Results show that the implementation of energy saving policies in annual improvement and maintenance plans is in most cases not problematic, and that the most significant problems arise during the preparation of individual investment pro-jects.","energy saving; implementation; social housing; the Netherlands","en","conference paper","","","","","","","","","","","","","",""
"uuid:b0661354-8ba4-4e25-8998-1faa80eeb9d8","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b0661354-8ba4-4e25-8998-1faa80eeb9d8","The area-based planning process of Dutch housing associations","Van Overmeeren, A.","","2011","Dutch housing associations are important actors in the field of urban planning. They are independent social enterprises, which take their own decisions on this stock. Many housing associations work with asset management plans to secure that their portfolio meets company goals and market demand. However, in practice decisions of housing associations are often not a direct result of these plans, but of incidents at the neighbourhood level, or of emerged opportunities. Next to that, housing associations nowadays do not only focus on the quality of their own housing stock, but also on the physical, economical and social quality of the whole neighbourhood, which implies cooperation with a wide variety of local actors. As a result housing associations in the Netherlands are increasingly employing an area-based approach towards asset management. In order to analyse the different ways housing associations implement this area-based approach, the concept of planning is used. Five planning types are identified (rational, incremental, collaborative, political and advocacy planning) and transformed into propositions that are tested in a survey among housing managers. From this survey a diffuse picture arises. Housing associations use different elements from different planning types. However, emphasis is on the elements of the rational and collaborative types.","housing; planning; the Netherlands; asset management","en","conference paper","","","","","","","","","","","","","",""
"uuid:34cba371-7c69-474c-9211-933c4073aaa6","http://resolver.tudelft.nl/uuid:34cba371-7c69-474c-9211-933c4073aaa6","The area-based planning process of Dutch housing associations","Van Overmeeren, A.","","2011","Dutch housing associations are important actors in the field of urban planning. They are independent social enterprises, which take their own decisions on this stock. Many housing associations work with asset management plans to secure that their portfolio meets company goals and market demand. However, in practice decisions of housing associations are often not a direct result of these plans, but of incidents at the neighbourhood level, or of emerged opportunities. Next to that, housing associations nowadays do not only focus on the quality of their own housing stock, but also on the physical, economical and social quality of the whole neighbourhood, which implies cooperation with a wide variety of local actors. As a result housing associations in the Netherlands are increasingly employing an area-based approach towards asset management. In order to analyse the different ways housing associations implement this area-based approach, the concept of planning is used. Five planning types are identified (rational, incremental, collaborative, political and advocacy planning) and transformed into propositions that are tested in a survey among housing managers. From this survey a diffuse picture arises. Housing associations use different elements from different planning types. However, emphasis is on the elements of the rational and collaborative types.","housing, planning, the Netherlands, asset management","en","conference paper","Delft University of Technology","","","","","","","","Architecture","Real Estate and Housing","","","",""
"uuid:79c1d422-9c5f-4044-b1ec-6ef64467feb1","http://resolver.tudelft.nl/uuid:79c1d422-9c5f-4044-b1ec-6ef64467feb1","Embedding energy saving policies in the Dutch non-profit housing sector","Nieboer, N.; Kroese, R.; Straub, A.","","2011","Many studies on policy implementation have emphasized the difficulties of putting policies into practice. The paper presents several ways in which Dutch non-profit housing providers incorporate their energy saving policies in their ‘regular’ housing management regarding the existing stock, such as planned preventive maintenance, renovations and other physical improvements. Several housing associations were selected that have formulated an energy saving policy and that have at least some experience in implementing these policies. Inter-views were held with managers of asset and maintenance management and with policy staff of housing associations. It is investigated to which extent the policy ambitions, both at the portfolio level and at the project level, are carried out, and in which way these ambitions are embedded in the organisations’ regular working processes. In addition, the main stimuli and barriers for the implementation of the energy saving policies are identified. Special attention has been paid to the feasibility of combinations of energy saving measures with other physi-cal improvements in the housing stock. Results show that the implementation of energy saving policies in annual improvement and maintenance plans is in most cases not problematic, and that the most significant problems arise during the preparation of individual investment pro-jects.","energy saving; implementation; social housing; the Netherlands","en","conference paper","Delft University of Technology","","","","","","","","OTB Research Institute for the Built Environment","","","","",""
"uuid:494664ee-da82-40a1-8262-df6995fd9394","http://resolver.tudelft.nl/uuid:494664ee-da82-40a1-8262-df6995fd9394","Sustainability and office building conversions: A comparison of Dutch and Australian practices","Remøy, H.T.; Wilkinson, S.J.","","2011","Local Authorities worldwide are encouraging adaptation to reduce building related energy consumption and greenhouse gas emissions. The City of Melbourne is promoting the retrofit of 1,200 CBD properties before 2020 with sustainability measures as part of their policy to become a carbon neutral city, and the City of Amsterdam aims at cutting their CO2 emissions with 40% by 2025. In Amsterdam, the oversupply of office space makes across use adaptation, conversion from offices into housing, an interesting development. The concept of adaptation is well developed in Europe, though the scale of some of the post war developments has created different forms of building perhaps less adaptable or suited to change. The need to adapt buildings and to reduce environmental footprints becomes more pressing over time as global concentrations of carbon dioxide increase. Moreover, the ageing workforce and the new way of working lead to a decline in the demand of office space, and so conversion becomes a possibility for dealing with obsolete offices. Applying knowledge of adaptation to examine the adaptation potential of office buildings in Melbourne and Amsterdam, it is possible to learn where similarities and differences exist and where new practices can be shared. This paper addresses the question; what are the possibilities for building conversions in Melbourne and Amsterdam? Using Amsterdam and the Melbourne CBD as case studies, the research analysed the across use adaptation potential of office buildings in Amsterdam and in Melbourne CBD. The outcomes of this research show where similarities and differences exist and are relevant to all urban areas where adaptation of existing office buildings can mitigate the impacts of climate change and enhance the city for another generation of citizens and users.","office; sustainability; building adaptation; Australia; the Netherlands","en","conference paper","","","","","","","","","Architecture","Real Estate and Housing","","","",""
"uuid:2789dd4f-1de8-49b4-9a9a-72e4c682c5dc","http://resolver.tudelft.nl/uuid:2789dd4f-1de8-49b4-9a9a-72e4c682c5dc","Can living labs solve the knowledge paradox? A case study of the Netherlands","Van Geenhuizen, M.S.","","2011","The Netherlands is facing a situation in which much knowledge is created at universities but small amounts are brought to market. Various indicators point to missing links in knowledge valorization in this country. To arrive at a better understanding of knowledge valorization the paper presents an exploration of failure/success on the project level, including an exploration of hampering factors. The attention then moves to the concept of ‘living labs’ currently ‘en vogue’ in enhancing speed and efficiency of knowledge valorization. A state-of-the-art analysis is followed by an inventory of what is not known about ‘living labs’ and a preliminary assessment of their benefits.","university; knowledge valorization; project level; The Netherlands; living labs","en","conference paper","","","","","","","","","Technology, Policy and Management","Innovation Systems","","","",""
"uuid:c03b76b0-78dd-4b6c-945d-b88de720a90d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:c03b76b0-78dd-4b6c-945d-b88de720a90d","Climate adaptive urban planning and design with water in Dutch polders","Schuetze, T.","Chelleri, L. (contributor)","2011","The existing water management in Dutch polders is based on independent water systems for each polder. These are featuring artificial stabilized ground and surface water levels. As a result of the local climate the water levels in the polders are not continuously at a constant level. To maintain a stable water table in the polders, the surplus of relatively clean rainwater has to be pumped away during the cold seasons into canals or rivers, which are located on a higher level. During the summer relatively polluted water from these waterways is led into the polders to top up the declining water levels. This procedure leads to various problems regarding water quantity and water quality. The described existing system is not adaptable to climate change and includes the risk of flooding, particularly from torrential rain. Therefore it is crucial to develop, preferably self-sufficient, rainwater management systems in the polders. They should allow the fluctuation of the water levels inside the polders for seasonal storage and flood control. The described concept is adopted in the present water policy in the Netherlands as well as in research and recent urban development projects in Dutch polders.","climate adaptability; Netherlands; polders; rainwater management; urban design","en","journal article","IWA Publishing","","","","","","","2012-05-16","Architecture","Urbanism","","","",""
"uuid:8a84d219-fc08-4a59-9feb-5d3cfda37663","http://resolver.tudelft.nl/uuid:8a84d219-fc08-4a59-9feb-5d3cfda37663","User Costs and Housing Expenses: Towards a more Comprehensive Approach to Affordability","Haffner, M.E.A.; Heylen, K.","","2011","Recently housing affordability has reached the agenda in Flanders and the Netherlands, giving a good reason to present a review of the concept of affordability and different definitions. The concept of short-term affordability, which is concerned with financial access to a dwelling and is based on cash flows, is combined with the concept of long-term affordability, which is about the costs of housing consumption. The use of these concepts is illustrated for Flanders and the Netherlands. They show that each concept has its own uses and that they are not interchangeable. However, both concepts indicate that in 2005 higher-income households, and especially homeowners (with a mortgage), were relatively better off than lower-income households, particularly renters. Homeowners' higher income levels on average more than compensate for their higher expenses in comparison with tenants; they also receive higher explicit subsidization and in times of rising prices they also receive expected returns on housing.","affordability; expenses; Flanders; housing; the Netherlands; user costs; OA-Fund TU Delft","en","journal article","Taylor & Francis","","","","","","","","OTB Research Institute for the Built Environment","OTB Research","","","",""
"uuid:7fcd6322-069f-423c-94c3-d0cce9a2f6b0","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7fcd6322-069f-423c-94c3-d0cce9a2f6b0","From ivory Tower to living lab? Unlocking university knowledge in the regional economy","Van Geenhuizen, M.S.","","2011","The valorization of knowledge created at universities is recognised as the third mission of many universities in the developed world today. For this reason researchers and policy makers have started to give much attention to performance of universities in terms of patent applications, licenses, research joint ventures and alliances, and the formation of spin-off firms. In contrast, knowledge valorization starting from research projects has received small attention to date, causing a lack of knowledge on determining factors of success and failure of such projects. The current paper is an attempt to fill this gap by picturing the trajectory of university research projects in terms of success, delay and failure in market introduction, and by identifying major obstacles. The country taken as an example is The Netherlands. A difference is made between university cities in the western metropolitan area (Randstad) and those in other regions in the country. A causal model of knowledge valorization is explored by distinguishing between the following factors: (1) internal factors referring to characteristics of the invention, the project and the organizational context at university, (2) interaction factors concerning the relation between university researchers and firms, (3) external factors typical for the region, and (4) external factors typical for the country (national system). The study draws on a database of almost 370 research projects and in-depth data of approximately 35 projects. The results indicate that failure (closure of projects without market introduction) is faced by a minority of projects (around 30%) whereas success in terms of market introduction is also faced by a minority of projects (22% among older projects and 15% among younger ones). Overall, the main hampering factors in valorisation turn out to reside in the organizational context at university and in university-industry interaction. Shortcomings in the region today mainly refer to financial incentives and to lack of ‘critical mass’ in the business ecosystem. In order to make knowledge valorization more successful and accelerate speed of the processes involved, many universities and local/regional government today step into network constructions like ‘living labs’ aimed at ‘open innovation’. The paper critically evaluates the new concepts in terms of responding to hampering factors in valorization.","university; knowledge valorization; project level; The Netherlands; regions; Living Labs","en","conference paper","","","","","","","","","Technology, Policy and Management","Innovation Systems","","","",""
"uuid:0ee9699e-9fe8-44ad-b745-cd89e6e40745","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0ee9699e-9fe8-44ad-b745-cd89e6e40745","Sustainability and within use office building adapations: A comparison of Dutch and Australian practices","Wilkinson, S.J.; Remøy, H.T.","","2011","Local Authorities worldwide are encouraging adaptation as a means of reducing building related urban energy consumption and greenhouse gas emissions. The City of Melbourne is promoting the retrofit of 1,200 CBD properties before 2020 with sustainability measures as part of their policy to become a carbon neutral city. Australian cities date from 1837 to the present day whereas some European cities have been inhabited for over two millennia. The concepts of adaptation and evolution of buildings and suburbs is well developed in Europe, though the scale of some of the post war developments has created different forms of building perhaps less adaptable or suited to change. The need to adapt buildings and to reduce environmental footprints becomes more pressing over time as global concentrations of carbon dioxide increase. Is it possible for Europeans to learn from Australian practices and vice averse? Through examination of office building adaptation in Melbourne and Amsterdam, it is possible to learn where similarities and differences exist and where new practices can be shared. This paper addressed the questions; What are the key attributes influencing adaptations in Melbourne and Amsterdam office buildings, and what are the similarities and differences? Using the Melbourne CBD and Amsterdam as a case study, the research analysed 7393 commercial building adaptations in Melbourne and 98 office buildings in Amsterdam where adaptations were completed. The outcomes of this research show where similarities and differences exist and are relevant to all urban areas where adaptation of existing office buildings can mitigate the impacts of climate change and enhance the city for another generation of citizens and users.","Amsterdam; Melbourne; office; sustainability; refurbishment; building adaptation; Australia; the Netherlands","en","conference paper","","","","","","","","","Architecture","Real Estate and Housing","","","",""
"uuid:b92342b1-6463-476a-9028-28c5730d6a33","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b92342b1-6463-476a-9028-28c5730d6a33","Field research concerning contra-flow as a measure for massive evacuation","Knapper, A.S.; Brookhuis, K.A.","","2010","The present study concerns a practice test that aimed at investigating to what extent contra flow or reverse laning (Dutch: tegenverkeer) works well in the Netherlands and how participating car drivers evaluate it. Reverse laning may be a solution for a capacity problem in case all lanes of roads are needed to evacuate large areas. To that end, the lanes of the Bornholmstraat (an entry / exit street near the Euroborg Soccer Stadium in Groningen) were reversed in one, outward-bound direction after a selected FC Groningen soccer match. The coincidental participants received a short questionnaire that contained a few questions concerning their behavior, opinions and feelings about the evacuation. To maximize the response rate a bonus was announced; if they returned the questionnaire, it gave them a chance of winning VIP tickets for a FC Groningen match. The 690 useful respondents who had driven in the reversed lanes situation thought that the test setup was safe and understandable; 79.3% had chosen the right lane corresponding to their stated destination, 79.2% had felt safe. Capacity gains by an extra traffic lane in the outward-bound direction were estimated at 50 to 80%, leading to the conclusion that reverse laning may well be used in Dutch evacuation plans. Recommendations are made to that purpose.","contraflow; reverse laning; evacuation; traffic; tegenverkeer; Netherlands","en","journal article","Elsevier","","","","","","","","Technology, Policy and Management","Engineering, Systems and Services","","","",""
"uuid:f65657f2-be11-46fb-9310-e240ec526bc6","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f65657f2-be11-46fb-9310-e240ec526bc6","The integrated renewal of Amsterdam’s Bijlmermeer high-rise","Wassenberg, F.","","2010","In recent years, there has been a growing interest all over the world in improving the large housing estates of the 1960s and 1970s. Highrise estates are associated with problematic living conditions, deprived areas, isolated locations, a poor population, a negative image, social isolation, pollution and crime. In short: they are not the most popular areas in town. One of the finest and most well-known examples is the Bijlmermeer high-rise, located in the south-east extension of Amsterdam (the Netherlands). Over the years there has been only one thing constant in this area: the ongoing call for change. In the beginning, in the 1960s, the area was promoted as the most modern place to live, with its daring and innovative design influenced by the ideas of the CIAM-movement (“Congrès Internationaux d’Architecture Moderne”). Later on, the area became well known for its numerous problems. The media found it easy to report time after time about disappointed residents, pollution, drugs, crime and other misery. Since the 1980s, the Bijlmermeer has continuously received attention because of a wide range of innovative measures and promising experiments to improve the living conditions. Nowadays, the Bijlmermeer is in the limelight because of an integral, very radical solution. This paper reports on the approaches used to improve this famous high-rise estate over the last 30 years. We distinguish several phases: upgrading the environment, improving the management, fighting crime and safety, setting up participation projects and formulating integral approaches. The last phase results in demolition on a large scale. The Bijlmermeer is renewing its own future and stands out as the leading example of Dutch renewal policy, not only because of the size of the operation, but primarily because of its integral approach. Without doubt the solutions and experiences in the Bijlmermeer provide ideas and useful knowledge for many other problematic large-scale housing estates.","large housing estates; Bijlmermeer; Netherlands; high-rise estate; urban renewal","en","journal article","Bundesamt fur Bauwesen und Raumordnung","","","","","","","","OTB Research Institute","","","","",""
"uuid:336985bd-86db-422c-bfb0-1a37460e8e23","http://resolver.tudelft.nl/uuid:336985bd-86db-422c-bfb0-1a37460e8e23","Voice, exit and efficacy: Dealing with perceived neighbourhood decline without moving out","Van der Land, M.; Doff, W.","","2010","Residents of deprived urban neighbourhoods with a changing population often experience an increase in insecurity. If they judge the change as decline, they are likely to become less satisfied with their residential situation and exhibit coping tactics. This paper combines Hirschman’s Exit, Voice and Loyalty theory with insights on personal and collective efficacy drawn mainly from the work of Bandura and Sampson in order to describe and interpret three coping tactics: (partly) withdraw, accept and adapt, and show voice. Neighbourhood loyalty can partly explain why residents choose a particular tactic. This loyalty relates to residents’ place attachment and local social ties, but can sometimes be more or less forced when it results from of a lack of possibilities to move away. Those who cannot or do not want to move tend to exit by withdrawing from places or people in the neighbourhood. Their coping tactics contribute to feelings of personal efficacy but might harm collective efficacy. Exit-based tactics are often accompanied by a high degree of distrust towards other residents and/or local formal institutions. The more residents deploy exit-based coping tactics and the higher the degree of distrust among residents, the higher the pressure on collective efficacy and social control mechanisms in the neighbourhood.","Housing choice; Coping tactics; Efficacy; Deprived neighbourhoods; The Netherlands","en","journal article","Springer","","","","","","","","OTB Research Institute for the Built Environment","","","","",""
"uuid:213207a8-9341-4f06-8ba3-46e16bdf1f9e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:213207a8-9341-4f06-8ba3-46e16bdf1f9e","Innovation process and needs of sustainability driven small firms","Molenaar, N.; Keskin, D.; Diehl, J.C.; Lauche, K.","","2010","Traditional approaches to sustainable consumption and production emphasized addressing issues related to the natural environment and sustainability through optimizing existing products, processes and businesses. Even though the conventional wisdom suggests that young and new firms have greater advantages in innovation, there are few studies that address exploiting sustainable product ideas through new organizations. Therefore, this paper seeks to explore and characterize the innovation process of sustainability-driven small and young firms in the Netherlands, and reports on the results of an explorative study that involves the use of generative techniques during individual semi-structured interviews with entrepreneurs and intermediary organizations. The results suggest that the novelty and radicalness of an innovation and the development phase of a firm are important factors that influence how firms organize for innovation, manage their network and in-source knowledge necessary for the innovation.","sustainable product development; small firms; entrepreneurs; intermediaries; the Netherlands","en","conference paper","","","","","","","","","","","","","",""
"uuid:33945eed-8a7c-46a5-85ba-d7cbd8c16e0a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:33945eed-8a7c-46a5-85ba-d7cbd8c16e0a","Innovation process and needs of sustainability driven small firms","Molenaar, N.; Keskin, D.; Diehl, J.C.; Lauche, K.","","2010","Traditional approaches to sustainable consumption and production emphasized addressing issues related to the natural environment and sustainability through optimizing existing products, processes and businesses. Even though the conventional wisdom suggests that young and new firms have greater advantages in innovation, there are few studies that address exploiting sustainable product ideas through new organizations. Therefore, this paper seeks to explore and characterize the innovation process of sustainability-driven small and young firms in the Netherlands, and reports on the results of an explorative study that involves the use of generative techniques during individual semi-structured interviews with entrepreneurs and intermediary organizations. The results suggest that the novelty and radicalness of an innovation and the development phase of a firm are important factors that influence how firms organize for innovation, manage their network and in-source knowledge necessary for the innovation.","sustainable product development; small firms; entrepreneurs; intermediaries; the Netherlands","en","conference paper","","","","","","","","","Industrial Design Engineering","","","","",""
"uuid:5d2395aa-7c73-4ede-bf8e-f69adf5aa454","http://resolver.tudelft.nl/uuid:5d2395aa-7c73-4ede-bf8e-f69adf5aa454","Demolition in Europe: Volume, motives and research approach","Thomsen, A.F.; Van der Flier, C.L.","","2010","What determines the life span of dwellings? Much is known about the initial phase of buildings. The vast majority of scientific knowledge is concentrated on the building initiative, the programming, design and in particular the construction. Knowledge about the utilization phase, including management, transformation and redesign is growing. But applicable knowledge about the end of life is still scarce. As the housing is ageing and the deliberation between life cycle extension or demolition is getting more and more important, knowledge about demolition, the decisive motives, the pro and cons and the consequences is getting just as necessary as the initial phase. In the last decade we did a series of surveys on demolition in the Netherlands, directed at the social rented as well as the private stock. Based on these surveys we developed a conceptual model of demolition and underlying decisive motives. In search to what extend our findings are also viable in a broader area, we also looked at demolition data in other EU countries and found similarities as well as differences. Underlying an emerging European research cooperation, the paper explains the relevancy of a Europe wide survey, defines the research objectives, problem definition and main research questions, and proposes a conceptual model and an outline for a broad comparative research.","demolition; dwellings; life cycle; life span; housing management; decision making; motives; comparative research; Netherlands; Europe","en","conference paper","IAHS","","","","","","","","OTB Research Institute for the Built Environment","OTB onderzoek","","","",""
"uuid:07e6f3d4-b219-424a-9c2a-57ccf6bd62c3","http://resolver.tudelft.nl/uuid:07e6f3d4-b219-424a-9c2a-57ccf6bd62c3","Dealing with living in poor neighbourhoods","Kleinhans, R.; Van der Land, M.; Doff, W.","","2010","In this prologue to the special issue, the guest editors place the contributions in the context of current debates on living in concentrated poverty neighbourhoods. These debates concern two broad categories of residents: poor households that are assisted to move from concentrations of poverty to lower-poverty areas (movers); and households (not exclusively the poor) that cannot move out of poor neighbourhoods or are not willing to do so, for various reasons (stayers). For the first category, the main issue is whether housing vouchers provide movers only with better housing or also with other social, psychological and economic benefits. A wealth of (partly contradictory) evidence justifies exploring a fundamental question: What should housing vouchers do? With regard to those unwilling or unable to move out of poor neighbourhoods, we focus on how residents cope with the recurrent problems and stressful circumstances in poor neighbourhoods. Here, four interrelated concepts are central to our discussion: place attachment, coping tactics, territoriality, and social network formation. Our discussion paves the way for the subsequent five papers, each dealing with one of the selected topics. The aim of this special issue is to provide new evidence that underpins or questions the current debates on living in or leaving neighbourhoods with concentrated poverty. The research reported here was done in the United States, Great Britain and the Netherlands.","Poverty; Deprivation; Neighbourhoods; Residential mobility; Housing vouchers; Place attachment; Social networks; United States; Great Britain; The Netherlands","en","journal article","Springer","","","","","","","","OTB Research Institute for the Built Environment","","","","",""
"uuid:f06d1139-a3cb-4aa5-bbd5-fa417cacab20","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f06d1139-a3cb-4aa5-bbd5-fa417cacab20","The Affordability of Housing in the Netherlands: An Increasing Income Gap Between Renting and Owning?","Haffner, M.E.A.; Boumeester, H.J.F.M.","","2010","Housing became more expensive in the Netherlands between 2002 and 2006, a trend which has been demonstrated using various measures of affordability. The expenditure-to-income ratios calculated for households confirm that the average cost of housing rose for tenants and homeowners, as well as for most income groups generally. This contribution analyses the development of various components of household expenditure which contributed to these higher ratios. One of the most important considerations here is the fact that average household disposable incomes either fell (tenants) or remained stable (homeowners) during the four-year period under review. This leads to the question of whether these increasing income differences between renting and owning can be attributed to the business cycle alone, or whether they are part of a longer-term trend that will eventually result in a rental sector that provides housing for those on lower incomes. The findings suggest that a longer-term or structural widening of the income gap between renting and owning may indeed be taking place.","expenditure-to-income ratio; income inequality; the Netherlands; affordability; OA-Fund TU Delft","en","journal article","Taylor & Francis","","","","","","","","","OTB onderzoek","","","",""
"uuid:b0f7839b-5e55-444b-b758-826f609f05b2","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b0f7839b-5e55-444b-b758-826f609f05b2","House Price, House Quality and Economic Growth","De Vries, P.; Boelhouwer, P.J.","","2010","The literature on housing markets suggest that periods of economic growth are characterised by a demand for better housing quality and increasing prices. The basic principles of the theory are that the short-run price fluctuations occur due to market imperfection, while over the long term, causality with such fundamentals as income will recover. Affordability of the higher quality then becomes a problem in the subsequent period of economic stagnation. This article seeks to identify the mechanism in which quality and affordability are weighed against each other, showing that the price-quality relationship changes with the economic growth. We do this against the background of the Dutch housing market. Our analysis shows that in a high-growth economy households search for better quality of property and are prepared to pay for it. In a stagnant economy the demand for quality takes second place to the demand for affordable homes. It also appears that appreciation of quality varies in particular between the low-growth phase and the medium-growth phase. The price-quality relationship barely varies between the medium-growth and high-growth phases.","house prices; house quality; housing market; economic growth; The Netherlands","en","conference paper","Università Bocconi","","","","","","","","OTB Research Institute","OTB onderzoek","","","",""
"uuid:5921ecd6-69b6-4334-9b46-7593ed780def","http://resolver.tudelft.nl/uuid:5921ecd6-69b6-4334-9b46-7593ed780def","A budget approach for comparing housing affordability","Heylen, K.; Haffner, M.","","2010","In this paper the affordability of housing in the Belgian region of Flanders and the Netherlands is analyzed, using both the expense-to-income ratio and residual income as indicators of affordability. Residual income is obtained by deducting net housing expenses from disposable income, whereas the former is the ratio of net housing expenses to disposable income. For both indicators we apply affordability standards. In case of residual income we use minimum budget standards excluding housing - that allow for decent participation in society. Regarding the expenditure-to-income ratio we apply the internationally frequently used 30% benchmark. In the methodological section the features of both methods are compared, resulting in a preference for the combination of residual income and budget standards. Then the results for both methods are presented, using Flanders and the Netherlands as our cases. Thirdly, a further analysis using the budget approach is carried out for both countries with emphasis on the differences between tenures and socio-economic groups.","affordability, residual income, budget standards, Flanders, the Netherlands","en","conference paper","","","","","","","","","","","","","",""
"uuid:7126c54d-41c5-49a2-811f-342fb079e61b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7126c54d-41c5-49a2-811f-342fb079e61b","Health issues and the building stock","Hasselaar, E.","","2009","","building stock; dwellings; evidence-based strategy; health risk; housing policy; housing stock; public health; the Netherlands","en","journal article","Taylor & Francis","","","","","","","","OTB Research Institute","Housing Quality and Process Innovation","","","",""
"uuid:336987fe-46e7-40a1-891a-ac21d4ddcfb7","http://resolver.tudelft.nl/uuid:336987fe-46e7-40a1-891a-ac21d4ddcfb7","Deadlocks and breakthroughs in urban renewal: A network analysis in Amsterdam","Haffner, M.E.A.; Elsinga, M.","","2009","Urban renewal in the Netherlands has become a matter of ‘networking’. Housing associations, Dutch social landlords, became financially independent in the 1990s and have a responsibility in urban renewal. It is a joint responsibility in which local authority, social landlord and tenants are dependent on each other. This situation is rather new and needs some getting used to, as the two case studies show. The paper concludes that taking account of the complexity of networks could improve the chances of gaining support for problem definitions and solutions. This would result in agreement about goals and win–win package deals for actors, and ultimately in ‘more’ progress in urban renewal.","Complex networks; Governance networks; Housing associations; Networks; The Netherlands; Urban renewal","","journal article","","","","","","","","","OTB Research Institute","","","","",""
"uuid:75bb78a9-9b6a-46ca-855f-692794c84468","http://resolver.tudelft.nl/uuid:75bb78a9-9b6a-46ca-855f-692794c84468","Strategic urban projects in Amsterdam and New York: Incomplete contracts and good faith in different legal systems","Van der Veen, M.; Korthals Altes, W.K.","","2009","Contracts between local government and private investment agencies play an important role in strategic urban projects. Real estate cycles provide only a narrow window of opportunity within which to draft such contracts. A legal system should therefore not impede the possibility of reaching an agreement quickly; instead, it should facilitate efficient ways of reaching an agreement. Lengthy contracting may contribute to the persistence of real estate market cycles. This paper explores the question of whether the civil-law principle of good faith facilitates the drafting of incomplete contracts, which may be efficient in situations of high uncertainty and complexity, as was the case with two strategic inner-city projects: the South Axis in Amsterdam and Battery Park City in New York City. The paper further establishes that good faith does play a considerable role in the differences in contracting practice.","home ownership; house prices; mortgage interest deduction; the Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","OTB Research Institute for the Built Environment","","","","",""
"uuid:a90d59ad-071c-44eb-a9bb-ae909626accc","http://resolver.tudelft.nl/uuid:a90d59ad-071c-44eb-a9bb-ae909626accc","Taxing land for urban containment: Reflections on a Dutch debate","Korthals Altes, W.K.","","2009","Excessive land use regulations aimed at containing urban sprawl have been criticised, because they may overcompensate for the external effects of uncontrolled greenfield development and contribute to stagnation in house building. Taxes on building in green spaces may be an instrument for balancing urban growth and the protection of the landscape. This paper discusses development tax and puts it in the context of other planning instruments. It reviews a recent policy debate in the Netherlands relating to the introduction of an open space tax and the research into this tax . It also investigates the policy process, which resulted in the tax not being introduced. Finally, conclusions are drawn as to whether the taxation of development may be a useful instrument to complement other planning measures.","development planning; taxation; urban sprawl; Netherlands; open spaces","en","journal article","","","","","","","","","OTB Research Institute","","","","",""
"uuid:63710b7a-7753-4fbb-ab19-d23b4eaab8f3","http://resolver.tudelft.nl/uuid:63710b7a-7753-4fbb-ab19-d23b4eaab8f3","Equilibrium between interest payments and income in the housing market","De Vries, P.; Boelhouwer, P.J.","","2009","The literature on housing markets suggests that house prices in almost all western economies can be explained by short-run demand-oriented variables and a long- run term. The basic principles of the theory are that the short-run fluctuations, which are based on recent price developments (shocks), occur due to market imperfection, while over the long term, causality with such fundamentals as income will recover. Nonetheless, many of the interesting questions in housing economics concern adjustments toward equilibrium. This paper seeks to identify a long-run equilibrium between interest payments and household income (interest-to-income ratio) instead of between house prices and income (price-to-income ratio).","House prices; Interest payments; Error-correction model; Housing market equilibrium; Household income; The Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","OTB Research Institute","","","","",""
"uuid:c53f0f71-da54-4591-879e-618b9d69421b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:c53f0f71-da54-4591-879e-618b9d69421b","Key elements of creative city development: An assessment of local policies in Amsterdam and Rotterdam","Romein, A.; Trip, J.J.","","2009","The creative city thesis states that creativity — a creative milieu — is an important precondition for innovation to flourish. Yet, the creative city is often considered a hype, something momentary. This raises the question of whether this thesis has any long-term value. This paper reflects on this question from a local policy perspective. It first presents key elements (success factors) of the creative city as emphasised in academic literature, including an assessment of the extent to which these can be applied in local policies. Next, it analyses their practical application in the two main Dutch cities, Amsterdam and Rotterdam. By assessing these cases against the background of the listed success factors, the paper concludes with some implications for local policy.","creative city; creative industries; quality of life; local policy; the Netherlands","en","conference paper","Universidad Rey Juan Carlos of Madrid","","","","","","","","OTB Research Institute","Urban studies","","","",""
"uuid:27c5f728-ca67-4ab7-b3b4-e4aac7762d76","http://resolver.tudelft.nl/uuid:27c5f728-ca67-4ab7-b3b4-e4aac7762d76","Selling houses to (presumably) low-income tenants. Can owner-occupation lead to empowerment of former social housing tenants?","Kleinhans, R.J.","","2009","","owner-occupation; home ownership; empowerment; social housing; housing associations; the Netherlands","","conference paper","The Institute of Sociology of the Academy of Sciences of the Czech Republic, Department of Social Geography Charles University and Faculty of Economics and Public Administration, University of Economics","","","","","","","","OTB Research Institute","","","","",""
"uuid:f950db5e-1cd4-4c5b-97b6-e453b7fe72d4","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f950db5e-1cd4-4c5b-97b6-e453b7fe72d4","The regulation of social housing outcomes: A micro examination of Dutch and Austrian social landlords since financing reforms","Lawson, J.M.; Nieboer, N.","","2009","Since the 1990s, significant changes affecting financial arrangements have permeated both the Dutch and Austrian system of social housing provision. Potentially, these changes could have influenced the role and performance of social landlords in both countries. This paper explores the actual impact of these changes in terms of their social performance and production outcomes. In doing so, it brings together two complimentary perspectives: one examining the institutional developmental processes of regulation, supervision and financing and the second focusing on the organisational level. Following an outline of the broad shifts encountered by providers, this paper takes a closer look at day to day influences currently mediating the development priorities and outcomes. It focuses on a number of housing outcomes in terms of production levels, tenure outcomes and affordability. It also postulates the causal mechanisms which may have generated differences between each case by examining both the wider institutional environment and the day to day constraints affecting the project development and the portfolio management process.","social housing; regulation; finance; organisational behaviour; Austria; the Netherlands","en","conference paper","The Institute of Sociology of the Academy of Sciences of the Czech Republic, Department of Social Geography Charles University and Faculty of Economics and Public Administration, University of Economics","","","","","","","","OTB Research Institute","","","","",""
"uuid:d9b2fbbe-f3a3-4a78-b7fc-f63f0911275e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d9b2fbbe-f3a3-4a78-b7fc-f63f0911275e","Dutch standard for condition assessment of buildings","Straub, A.","","2009","Purpose – This paper aims to provide insight into the use of a standard for condition assessment. Design/methodology/approach – The paper is based on a literature review, an analysis of the development, content and practical use of the Dutch Standard for Condition Assessment of Buildings, and the findings of several research projects about condition assessment and maintenance planning by Dutch housing associations. Findings – By using the standard for condition assessment, building inspectors can provide property managers with objective data about the condition status of building components. Aggregated condition data could be used for setting condition targets for built assets and for benchmarking. It is anticipated that as a result of the standardisation, condition surveys will become more reliable and as a consequence more popular among large-scale property owners. Research limitations/implications – The standard has been introduced recently. At present there is little experience of the use of (aggregated) condition data for maintenance planning and benchmarking built assets. Practical implications – The standard is a tool to assess the technical status of the properties to underpin the long-term maintenance expectations. Condition assessment is not meant for preparing the annual maintenance budget and planning of the work. Supplementary information is needed in the phase of preparing for the execution of remedial work. Originalit","Condition monitoring; Surface defects; Maintenance; Standardization; Buildings; The Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","OTB Research Institute","","","","",""
"uuid:cc125196-9903-4d26-a5bb-ee74b171b5b4","http://resolver.tudelft.nl/uuid:cc125196-9903-4d26-a5bb-ee74b171b5b4","Dutch house price fundamentals","Haffner, M.E.A.; de Vries, P.","","2009","This paper discusses house price developments in the Netherlands, specifically focussing on the question whether current house prices in the Dutch owner-occupied market are likely to decrease. We analyse three aspects of the question based on a literature review: (1) whether there is a house price bubble ready to burst; (2) whether house prices will decline in response to the credit crisis that started in 2007; and (3) whether it is likely that house prices will decrease as a result of reforms in the tax treatment of home owners. The outcomes of the two available Dutch models predict that even without fiscal reform (and before any effects of the global financial crisis make themselves felt) prices in the housing market will probably come under pressure in the sense that contrary to the previous decades growth of real prices will be zero. Changing the fiscal treatment of owneroccupiers would cause real house prices to decline over the next years. The timing of such measures may be considered most unfortunate now that the global credit crunch seems to be affecting the Dutch economy as well.","home ownership; house prices; mortgage interest deduction; the Netherlands","en","conference paper","University of Melbourne","","","","","","","","OTB Research Institute","","","","",""
"uuid:91a1acf5-3cd4-43e6-b92b-ccf1901db021","http://resolver.tudelft.nl/uuid:91a1acf5-3cd4-43e6-b92b-ccf1901db021","Creative city development in the Lisbon strategy: Evidence from Dutch ERDF allocation","Trip, J.J.","","2009","Creativity is considered a main factor of urban competitiveness nowadays. However, while local policies increasingly reflect the ideas of Richard Florida, Charles Landry and others, the influence of the creative city concept on higher level policies is not clear. The paper takes this issue to the European Union’s Lisbon strategy, intended to make Europe the most competitive economy by 2010. It addresses the questions to what extent the main characteristics of the creative city are part of the Lisbon objectives, and to what extent they are reflected by structural funds allocation. The first is analysed by confronting the objectives formulated in EU policy documents with the key elements of creative city development; the latter by means of a case study of the allocation of Dutch European Regional Development Fund (ERDF) expenditure in the 2007-2013 period.","Lisbon strategy; structural funds; creative city; innovation; the Netherlands","en","conference paper","Universidad Rey Juan Carlos of Madrid","","","","","","","","OTB Research Institute","Urban studies","","","",""
"uuid:1c5686c2-d2ab-4b18-beb5-a32a680dcec4","http://resolver.tudelft.nl/uuid:1c5686c2-d2ab-4b18-beb5-a32a680dcec4","Labour market emancipation results in booming Dutch owner-occupied housing market","Boumeester, H.J.F.M.","","2009","During the 1970s and 1980s, the proportion of dual-income households in the Netherlands increased rapidly. Dutch society lagged a little behind other Western societies in terms of the emancipation of women in the labour market, but women began to enter the labour market more often and continue working while raising children. Households with a stable dual-income became more common. Mortgage lenders reacted to this situation by introducing new mortgage products onto the market. From the year 1993 onwards, the ‘dual-income’ mortgage made it possible to take out a mortgage against the income of both partners. The owner-occupied market became accessible for many more households and the potential demand for housing in this sector of the market rose sharply. However, since there was no corresponding expansion in the supply of new housing, house prices also rose strongly during the 1990s. The rising trend in house prices created a huge increase in equity for households that already owned their home. The combination of this increase in equity, new forms of mortgages and relatively low interest rates led to a growth in the demand for owner-occupied dwellings in the middle and upper end of the housing market in the late 1990s and the first two years of this century. The owner-occupied market boomed. The average house price rose by 10% to 15% per year, the number of transactions climbed up from 70,000 in 1990 to 130,000 in 2002. The number of newly built dwellings in the owner-occupied sector grew to around 70,000 units per year in the late 1990s, with a shift to more expensive houses. However, the effect of the dual-income mortgage introduction on the housing demand fades away into the early years of this century. Additionally, the sharp rise in the house prices made owner-occupied dwellings less affordable and the sector less accessible for first-time buyers. The continuing growth in the potential demand for owner-occupied housing is now slowing and in some sectors and regions there has even been a drop in demand. The ‘credit crunch’ of 2008 has only served to reinforce this slow-down, which was already underway.","house price; housing demand; owner-occupied sector; the Netherlands","en","conference paper","The Institute of Sociology of the Academy of Sciences of the Czech Republic, Department of Social Geography Charles University and Faculty of Economics and Public Administration, University of Economics","","","","","","","","OTB Research Institute","Housing Systems","","","",""
"uuid:33aeb608-1944-4321-a87f-cc2844f1c4e8","http://resolver.tudelft.nl/uuid:33aeb608-1944-4321-a87f-cc2844f1c4e8","National Water Plan","Anonymus, N.N.","Rijkswaterstaat","2009","In the last decade, the Fourth National Policy Document on Water Management (Vierde Nota waterhuishouding), the Water Management in the 21st Century Advisory Committee (Commissie Waterbeheer 21e eeuw) and the National Administrative Agreement on Water (Nationaal Bestuursakkoord Water) represented an important impulse for water management. With this first National Water Plan, which is also a framework vision based on the Water Act (Waterwet) and the Spatial Planning Act (Wet ruimtelijke ordening) and which was drafted for the 2009-2015 planning period, we are entering a new phase. Because we want future generations to be able to enjoy the Netherlands as a safe and affluent land of water, we have to find answers now to developments in climate, demography and economy, and invest in sustainable water management. Effective flood defences, the prevention of flooding and waterlogging and drought wherever possible, and good water quality are basic preconditions for prosperity and well-being. These are achievements that the Netherlands owes, in large measure, to water, to its favourable location and to the excellent supply of freshwater. The Netherlands, an attractive country with an abundance of water and high levels of safety, contributes positively towards the quality of the living environment and the conservation of biodiversity. Water is wonderful and the Dutch love it. The aim is crystal clear: the Netherlands, a safe and liveable delta, now and in the future. In this context, a draft Delta Act was formulated in 2009, which regulates the legal basis of the Delta Programme as well as the tasks and powers of the Delta Commissioner (Deltacommissaris) and the Delta Committee. The Delta Commissioner was appointed in 2009. The National Water Plan presents an initial elaboration of the Delta Programme. The aim of the Delta Programme is to achieve sustainable water safety and a sustainable freshwater supply by means of an efficient, resolute and comprehensive approach to the major water tasks the Netherlands will be facing in the coming decades. A start has been made on the organisational structure for the concrete development and elaboration of the programme in nine sub-programmes. These are the generic programmes Water Safety, Freshwater Supply and New Construction and Reorganisation, and the area-based sub-programmes Coast, Wadden Area, southwest Delta, the Rijnmond and Drechtsteden region, the Rivers, and the IJsselmeer area. Expenditure for the Delta Programme has not been included in the National Water Plan and will be worked out in the planning period. Comprising fixed, stable and substantial funding amounting to at least one billion euros annually from 2020 onward, the Delta Fund will enable the forceful implementation of the Delta Programme.","Watermanagement; water framework directive; Waterplan; Netherlands","en","report","Ministerie V&W","","","","","","","","","","","","",""
"uuid:fd7480cf-1b06-4b92-9775-dc4cd244cec6","http://resolver.tudelft.nl/uuid:fd7480cf-1b06-4b92-9775-dc4cd244cec6","The credit crunch: Impacts on the housing market and policy responses in the Netherlands","Priemus, H.","","2009","This contribution deals with the impact of the credit crunch on the Dutch housing market and the policy responses of the Dutch government so far. Reinhart and Rogoff have presented an overview of credit crises after WW II: what are the general characteristics and impacts? Also in the Netherlands, banking problems were imported from the US. The open economy of the Netherlands appeared to be very vulnerable to the worldwide credit crunch. Also in this country the real economy worsened. Housing construction fell sharply, while prices of residential properties fell more gradually. After giving an overview of the Dutch government’s current policies to stimulate housing construction and renovation, we consider whether the Dutch economy is following the general pattern sketched by Reinhart and Rogoff. If so, we could expect a continuation of the crisis on the housing and construction market for another 4 years.","Credit crisis; Housing market; Secondary mortgage market; Housing construction; House price; The Netherlands","en","journal article","Springer","","","","","","","","OTB Research Institute for the Built Environment","","","","",""
"uuid:9fbba587-8541-4b2a-b42d-51683d004608","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9fbba587-8541-4b2a-b42d-51683d004608","Performance assessment of housing associations","Van Overmeeren, A.J.; Gruis, V.H.; Haffner, M.E.A.","","2009","This article analyzes the function, design, and effects of a method to assess the performance of housing associations in the Netherlands. First, the roles of performance assessment are discussed from three perspectives: the association as an agent for the central government; the association as a facilitator of local stakeholders’ needs; and the association as an autonomous social entrepreneur. From each of these stereotypical perspectives, we derive the approaches to and functions of performance assessment. The resulting theoretical archetypes of performance assessment are then employed to analyze the method that was in place in 2005 in the Netherlands. The performance assessment system is also analyzed using the director, detector, and effector elements drawn from cybernetic theory. Furthermore, the Dutch performance assessment method is briefly compared with the English inspection system. This provides a better understanding of the types of performance assessment. In light of the identified perspectives on housing associations, we conclude that the Dutch method performs poorly on the director and effector element and that the English method performs relatively well on all elements. Nevertheless, in both countries adjustments in the performance assessment system can increase learning and improve the performance of housing associations.","performance assessment; inspection; governance; housing associations; The Netherlands; England","en","journal article","Springer","","","","","","","","OTB Research Institute","OTB onderzoek","","","",""
"uuid:e0547254-73ba-4aa6-b85b-1d834b45e498","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e0547254-73ba-4aa6-b85b-1d834b45e498","Crossing borders with planners and developers and the limits of lesson-drawing","Spaans, M.; Louw, E.","","2009","As a result of new legislation and regulations, changing governance structures and other trends such as globalisation spatial planning and development practices change. Although many countries face the same trends, these are often translated on a tailor-made basis into planning practice. Can we learn from each other? In this paper we compare cross-national lesson-drawing and international comparative research in literature. On the basis of research on the Dutch and the English planning and development practices in area development we explore the possibilities and barriers to cross-national lesson-drawing in planning policies and practices.","area development; international comparative research; lesson-drawing; England; the Netherlands","","conference paper","Universidad Rey Juan Carlos, Madrid","","","","","","","","OTB Research Institute","","","","",""
"uuid:e632d903-4d05-4cea-a8ab-29eaf43089c5","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e632d903-4d05-4cea-a8ab-29eaf43089c5","Het lange koord tussen portefeuillebeleid en investeringen van woningcorporaties","Nieboer, N.","Boelhouwer, P.J. (promotor); Visscher, H.J. (promotor)","2009","Sinds de financiële verzelfstandiging van de Nederlandse sociale-huursector in de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw hebben woningcorporaties een grotere beleidsverantwoordelijkheid gekregen wat betreft de ontwikkeling van hun woningbestand. Dit heeft geleid tot een verhoogde activiteit in het ontwikkelen van portefeuillebeleid en tot de opkomst van systematische methoden om dit beleid te concretiseren in investeringskeuzen op complex- of woningniveau, zoals renoveren, verkopen, slopen of ‘gewoon’ onderhouden. Dit boek gaat in op de vraag, in hoeverre het ontwikkelde portefeuillebeleid van woningcorporaties is terug te vinden in de uiteindelijke investeringskeuzen. Ook komt aan de orde, welke rol de genoemde methoden daarin spelen. Voor dit boek is veldwerk uitgevoerd onder verschillende corporaties die in de sector qua beleidsontwikkeling tot de voorlopers gerekend kunnen worden. Mede op grond van dit veldwerk toont het boek enkele tekortkomingen in de gangbare modellen voor strategische planning en draagt het verbeteringen daarvoor aan.","social housing; strategic planning; investment; the Netherlands; organisational behaviour","nl","doctoral thesis","IOS Press","","","","","","","2009-10-06","OTB Research Institute","Housing Quality and Process Innovation","","","",""
"uuid:999be8fe-c35d-4e9a-af9f-d867d74c6308","http://resolver.tudelft.nl/uuid:999be8fe-c35d-4e9a-af9f-d867d74c6308","Het lange koord tussen portefeuillebeleid en investeringen van woningcorporaties","Nieboer, N.","","2009","Sinds de financiële verzelfstandiging van de Nederlandse sociale-huursector in de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw hebben woningcorporaties een grotere beleidsverantwoordelijkheid gekregen wat betreft de ontwikkeling van hun woningbestand. Dit heeft geleid tot een verhoogde activiteit in het ontwikkelen van portefeuillebeleid en tot de opkomst van systematische methoden om dit beleid te concretiseren in investeringskeuzen op complex- of woningniveau, zoals renoveren, verkopen, slopen of ‘gewoon’ onderhouden. Dit boek gaat in op de vraag, in hoeverre het ontwikkelde portefeuillebeleid van woningcorporaties is terug te vinden in de uiteindelijke investeringskeuzen. Ook komt aan de orde, welke rol de genoemde methoden daarin spelen. Voor dit boek is veldwerk uitgevoerd onder verschillende corporaties die in de sector qua beleidsontwikkeling tot de voorlopers gerekend kunnen worden. Mede op grond van dit veldwerk toont het boek enkele tekortkomingen in de gangbare modellen voor strategische planning en draagt het verbeteringen daarvoor aan.","social housing; strategic planning; investment; the Netherlands; organisational behaviour","nl","book","IOS Press","","","","","","","","OTB Research Institute","Housing Quality and Process Innovation","","","",""
"uuid:2c764fac-e7e9-4621-87d6-3cc072685b0a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:2c764fac-e7e9-4621-87d6-3cc072685b0a","ICESat Full-Waveform Altimetry Compared to Airborne Laser Scanning Altimetry Over The Netherlands","Duong, H.; Lindenbergh, R.; Pfeifer, N.; Vosselman, G.","","2009","Since 2003, the full-waveform laser altimetry system onboard NASA's Ice, Cloud and land Elevation Satellite (ICESat) has acquired a worldwide elevation database. ICESat data are widely applied for change detection of ice sheet mass balance, forest structure estimation, and digital terrain model generation of remote areas. ICESat's measurements will be continued by a follow-up mission. To fully assess the application possibilities of the full-waveform products of these missions, this research analyzes the vertical accuracy of ICESat products over complex terrain with respect to land cover type. For remote areas, validation of individual laser shots is often beyond reach. For a country with extensive geo-infrastructure such as The Netherlands, excellent countrywide validation is possible. Therefore, the ICESat full-waveform product GLA01 and the land elevation product GLA14 are compared to data from the Dutch airborne laser altimetry archive Actual Height model of the Netherlands (AHN). For a total population of 3172 waveforms, differences between ICESat- and AHN-derived terrain heights are determined. The average differences are below 25 cm over bare land and urban areas. Over forests, differences are even smaller but with slightly larger standard deviations of about 60 cm. Moreover, a waveform-based feature height comparison resulted in feature height differences of 1.89 m over forest, 1.48 m over urban areas, and 29 cm over low vegetation. These results, in combination with the presented processing chain and individual waveform examples, show that state-of-the-art ICESat waveform processing is able to analyze waveforms at the individual shot level, particularly outside urban areas.","actual height model of The Netherlands (AHN); digital terrain models (DTMs); feature height; full waveform; Ice, Cloud and land Elevation Satellite (ICESat); laser altimetry","en","journal article","IEEE","","","","","","","","Aerospace Engineering","Remote Sensing","","","",""
"uuid:554f9a4b-25fa-44f4-b0f5-800fc7491afb","http://resolver.tudelft.nl/uuid:554f9a4b-25fa-44f4-b0f5-800fc7491afb","Tidal flat nematode responses to hypoxia and subsequent macrofauna-mediated alterations of sediment properties","Van Colen, C.; Montserrat, F.; Verbist, K.; Vincx, M.; Steyaert, M.; Vanaverbeke, J.; Herman, P.M.J.; Degraer, S.; Ysebaert, T.","","2009","To assess the role of macrofauna-mediated sediment changes on nematode community recovery, we examined the temporal development of macrobenthos, nematode communities and sediment properties following hypoxia in 16 m2 replicated plots over a 6 mo period. Hypoxia drastically changed nematode community composition (i.e. reduced diversity and abundances of all dominant nematodes, except Odontophora spp.), but complete mortality, as was the case for the macrobenthos, did not occur. Macrofauna diversity recovered slowly, but community composition approached that of control communities after several months. In contrast, nematode diversity recovered to control values within 1 mo but, subsequently, decreased again; hence, no clear convergence towards the control community composition was apparent. This diversity decline and lack of community recovery was mainly attributed to abundance overshoots of the epistrate feeding nematodes Chromadora spp., Daptonema spp. and Ptycholaimellus ponticus in the treatments, which dominated the treatment community after 2 mo. Nematode community reassembling was strongly related to the coupled macrobenthos-environmental temporal development. The dynamics of 2 sediment characteristics, which were both mediated by the colonizing macrobenthos, are presented as possible determinant factors for this relationship: (1) low nematode post-settlement resuspension resulting from stable sediments at early macrofauna recovery stages and (2) enhanced nematode reproduction and settlement success in a dense microphytobenthos mat in relation to the temporal variation in macrobenthos grazing pressure and bioturbation. In conclusion, the strong relationships between macrobenthos recovery, environmental development and nematode community development after hypoxia highlight the importance of macrobenthos–sediment interactions in the recovery and structuring of nematode communities.","benthic community recovery; macrofauna-meiofauna interactions; sediment dynamics; hypoxia; intertidal mudflat; Westerschelde estuary; The Netherlands","en","journal article","Inter-Research","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:e0170210-8cbf-4c17-a93d-f04a6534256f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e0170210-8cbf-4c17-a93d-f04a6534256f","Personalization in non?territorial offices: A study of a human need","Brunia, S.; Hartjes-Gosselink, A.M.","","2009","Purpose – Personalization and the non-territorial office seem to be contradicting concepts. It is generally accepted that it is not possible to personalize workplaces in environments where no fixed individual workplaces are allocated. However, people seem to have a human need of personalization. Personalization can be done in different ways and for different reasons. Based on a literature review and a qualitative case study at a Dutch governmental organization, the purpose of this paper is to explain why and how personalization occurs in environments where non-territorial office concepts are introduced. Design/methodology/approach – Qualitative interpretative research design, in which literature study, document analysis, observations and talking, and interviews are combined, to understand the actor’s perspective and behavior in the non-territorial office of organization X. Findings – Conclusions of the study indicate personalization to be a relevant factor for consideration when implementing a non-territorial office design: when objects are prohibited to personalize your work environment, people seek several additional ways to make the environment familiar and comfortable for them and to mark their identity in the organization. Research limitations/implications – Access to organization X went via top management, which makes it possible that the position of the independent researcher was not clear to people. The research took place in three months, but not full time. Missing important behaviors is amongst possible consequences for the findings. Since this is one case study, further research is recommended. Practical implications – Balanced decisions and rules between organizational policy and human needs help the acceptance of own workplace lost in non-territorial offices. Originality/value – Personalization is a well-researched subject; as applied in non-territorial offices, it is not well researched yet. This research paper suggests that aspects of emotion and psychological need should be considered as well in the development of a non-territorial office.","workplace; work identity; office layout; The Netherlands; Center for People and Buildings","en","journal article","Emerald","","","","","","","","Architecture and The Built Environment","Real Estate and Housing","","","",""
"uuid:a1e48ac4-5249-44b3-ae05-7bb13951620e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:a1e48ac4-5249-44b3-ae05-7bb13951620e","Improving institutions for green landscapes in metropolitan areas","Van Rij, H.E.","Korthals Altes, W.K. (promotor); Zevenbergen, J.A. (promotor)","2008","Dutch city dwellers take accessible green areas for granted. They might easily forget that considerable resources and regulations have been applied to protect and improve these areas. This dissertation considers the implications if, in line with the neo-liberalization of the state, this approach changes. A multi-theory approach based on Grounded Theory was developed as a methodological basis to the investigation. The limited applicability of Transaction Cost Theory was also explored. The analysis addresses why in many cases, cross-subsidizing green areas with built developments is not a viable financing solution. It explains why a combination of hierarchical and network-oriented approaches works best in practice. It investigates tensions between strategic spatial planning, operational spatial planning, and operational land development and their consequences for green metropolitan areas. It also explains why ""Slow Planning"" can help to preserve dynamic green areas near cities, and why this requires incremental institutional change.","planning; the Netherlands; green areas; institutions; transaction cost theory; urban containment","en","doctoral thesis","IOS Press","","","","","","","","OTB","","","","",""
"uuid:13c1f616-5607-487b-988a-39064257648f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:13c1f616-5607-487b-988a-39064257648f","Key players in urban renewal in the Netherlands, Chapter 12","Wassenberg, F.","","2008","The social housing sector in the Netherlands is the largest in Europe. Social housing dominates in many urban neighbourhoods, and contemporary urban renewal in the Netherlands focuses on areas where housing associations own the majority of the stock. At the same time, urban renewal means more than just renewal of housing; rather, it is characterised by an integrated approach. Unlike in other European countries, or in previous years, housing associations have an important, even leading, role in urban renewal and this role is expected to grow. This chapter describes the tasks of the major players in urban renewal in the Netherlands, particularly housing associations.","urban renewal; renewal policy; urban policy; key players; housing associations; the Netherlands","en","book chapter","LSE, London School of Economics","","","","","","","","OTB Research Institute","","","","",""
"uuid:f1b2c65a-2d37-4129-86f8-e2b373adeb85","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f1b2c65a-2d37-4129-86f8-e2b373adeb85","Learning from history: Changes and path dependency in the social housing sector in Austria, France and the Netherlands (1889-2008), Chapter 3","Lévy-Vroelant, C.; Reinprecht, C.; Wassenberg, F.","","2008","European social housing history can be interpreted through the combination of two complementary notions: path dependency and change. Socio-political experiences and practices at the national, regional or municipal level are potentially powerful determinants of historical developments—an idea known as path dependency. However, they do not stop unexpected and sometimes rapid change. Change is produced by the combination of inherited experiences and mutations in specific demographic, political, social and economic circumstances. Different institutional contexts in different countries, and the varying interplay of actors in each, means that the history of social housing reflects a complex patchwork of disparate legislative, financial and architectural realities rather than a linear evolution. Our paper will therefore not offer a chronology of social housing but a descriptive and analytical view of the main historical sequences in which the fundamental ideas of social housing were implemented and the most significant configurations of actors and institutions that emerged. The article’s general thesis is backed up by a specific examination of three countries where the social housing sector has traditionally been large, and where it still accounts for a significant percentage of the whole housing supply: Austria, France, and the Netherlands. All three countries share a strong tradition of municipal power in their biggest cities, where social housing makes up a huge percentage of the total housing stock. The development of social housing is deeply rooted in the political history of each country and its development of the modern welfare state. The comparative approach thus offers an opportunity to observe the different administrative and geographical layers of social housing policies, and the changing structure of social propriety produced by the actors’ interplay.","path dependency; social housing; housing policy; the Netherlands; Austria; France","en","book chapter","LSE, London School of Economics","","","","","","","","OTB Research Institute","","","","",""
"uuid:af79991f-31e7-47a4-a6ef-bfd54ca59c57","http://resolver.tudelft.nl/uuid:af79991f-31e7-47a4-a6ef-bfd54ca59c57","Working together with water: A living land builds for its future","Deltacommissie ","Veerman, C.P. (contributor); Stive, M.J. (contributor)","2008","The government asked the Delta Committee to come up with recommendations on how to protect the Dutch coast and the low-lying hinterland against the consequences of climate change. The issue is how the Netherlands can be made climate proof over the very long term: safe against flooding, while still remaining an attractive place to live, to reside and work, for recreation and investment. The task at hand, then, involved looking further than just flood protection. The Committee’s vision therefore embraces interactions with life and work, agriculture, nature, recreation, landscape, infrastructure and energy. The strategy for future centuries rests on two pillars: flood protection and sustainability. The report also emphasises the opportunities for Dutch society/the Netherlands as a whole. Water safety is at the centre of this report, and includes both flood protection and securing fresh water supplies. Achieving water safety prevents casualties and social disruption, while avoiding damage to our economy, landscape, nature, culture and reputation. In their report, the Delta Committee assumes that a safe Netherlands is a collective social good for which the government is and will remain responsible. The level of flood protection must be raised by at least a factor of 10 with respect to the present level. English translation of ""Samen Werken met water. Een land dat leeft, bouwt aan zijn toekomst"" http://repository.tudelft.nl/view/ir/uuid%3A6bb16d66-94c6-44eb-bb6b-e389283c1e82","Netherlands; flooding; flood risk; climate change","en","report","Deltacommissie","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:f5bbfaa7-a678-4d56-a68c-060e51a712fe","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f5bbfaa7-a678-4d56-a68c-060e51a712fe","Competitive tendering in The Netherlands: Central planning vs. functional specifications?","Van de Velde, D.M.; Lutje Schipholt, L.R.; Veeneman, W.W.","","2008","The competitive tendering regime introduced in The Netherlands in 2001 aims at stimulating innovation in service design. One can observe, in the meantime, a variety of arrangements as transport authorities vary considerably in the level of service design freedom they give to operators, both in tendering and within contracts. This paper presents facts and problems encountered and uses the results of a stakeholder evaluation of current practices to formulate perspectives for further improvements of the, by and large, current positive results of competitive tendering in public transport.","Competitive tendering; Functional tendering; Public transport; The Netherlands; Contracting; Service design","en","journal article","Elsevier","","","","","","","","Technology, Policy and Management","Multi Actor Systems","","","",""
"uuid:6fed5d4a-25df-47ff-be62-dd3c74eb873f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:6fed5d4a-25df-47ff-be62-dd3c74eb873f","Social Housing in the Netherlands, Chapter 10","Elsinga, M.; Wassenberg, F.","","2007","Nowhere else in Europe does social housing dominate the housing market as it does in the Netherlands. Over one third of all households rent a social-sector dwelling. There are 2.4 million social rented dwellings, a number that has been stable during the last decade. Almost all social housing is owned by housing associations. These have to act on a commercial basis, but are required to use their profits for meeting general housing need - that is, for housing those people who are not able to find decent housing themselves. Housing associations are able to operate in a very flexible (or arbitrary) way. Much of the current discussion in the Netherlands surrounds the use of this flexibility.","social housing; the Netherlands; housing associations; housing policy","en","book chapter","LSE, London School of Economics","","","","","","","","OTB Research Institute","","","","",""
"uuid:f5821d4b-5299-4af9-baad-176dbf1daabb","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f5821d4b-5299-4af9-baad-176dbf1daabb","Map making and map use in a multi-actor context: Spatial visualizations and frame conflicts in regional policymaking in the Netherlands","Carton, L.J.","Thissen, W.A.H. (promotor)","2007","In this thesis, the practice of map-making and map use is studied among actors involved in spatial planning and water management. The socio-technical mechanisms between knowlegde production and policymaking in Dutch regional planning make up the central object of study, with map images as observable artefacts. In many instances, maps seem to be magnets for conflict. Map images and their digital version embedded in geographic information systems (GIS) are generally described as helpful instruments that serve for supporting decision-making: but in many examples where multiple actors are involved, the policy maps that are used are surrounded by a lot of discussion. Connecting the literature fields of policy analysis and theory on (GIS-) cartography, Carton develops a framework of analysis with the concepts of frames and framing as central notions. With an argumentative research approach two cases are studied in-depth, to empirically analyze the functionality and effectiveness of maps from different actor perspectives. The first case reconstructs the making of a new long-term water policy in the region of water board Delfland. In the second case, a simulation game has been played with multiple actors of the province Brabant about a regional (urban/rural) spatial strategy. From the cases, three different frames of reference are identified, each with unique dominant values and inherent logic. These frames have either: - a scientific background where the map is considered a research model (analysis frame); - an attitude as creator or innovator where the map is considered to be a language to express one's ideas (design frame); - a political or negotiation attitude with corresponding assumptions and values where the map is considered a strategic agenda for making decisions (negotiation frame). It is argued that the differences between the three generalized frames 'analysis', 'design' and 'negotiation' explain many controversies over maps in the Netherlands that cannot be explained by 'simpler' explanations such as conflicting interests or information imbalance. Carton argues that this division of frames is part of the Dutch deliberative policymaking culture (referred to as ""polder model""), and difficult to change. Furthermore, five strategies are identified how actors in practice cope with emerging map conflicts. On the basis of these findings, a number of recommendations are given for map makers/policy analysts in their work to support multi-actor policymaking.","map use; participatory decision-making; geographic information systems (gis); cartography; cartography; planning practice; water management; Netherlands; polder culture; policy analysis; conflicts over maps; arguments in maps; frames; framing","en","doctoral thesis","","","","","","","","","Technology, Policy and Management","","","","",""
"uuid:a4cd0ce8-b8b0-479e-af1e-f0cb11bcce4c","http://resolver.tudelft.nl/uuid:a4cd0ce8-b8b0-479e-af1e-f0cb11bcce4c","Optimal Redesign of the Dutch Road Network","Snelder, M.; Wagelmans, A.P.M.; Schrijver, J.M.; Van Zuylen, H.J.; Immers, L.H.","","2007","The Dutch national road network has been developed over several decades. In the past, roads were constructed according to the then current spatial and transportation planning philosophies. Because the existing road network is a result of a long process of successive developments, the question can be asked whether this network is the most appropriate from the current point of view, especially taking in consideration the current socio-economic structure of the Netherlands. To answer this question an optimization algorithm for designing road networks has been developed. With this algorithm the Dutch road network has been redesigned based on minimization of the travel and infrastructure costs and by taking into account the socio-economic structure of the Netherlands. A comparison between the existing network and the new design shows that the redesigned Dutch national road network has significantly lower total costs than the existing road network. It is found that the construction of less roads with more lanes on different locations leads to a reduction of the total travel time and the total vehicles kilometers traveled.","Network Design Problem; road network; Netherlands; redesign; scratch; motorway","en","conference paper","Transportation Research Board","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Transport and Planning","","","",""
"uuid:2a5baea6-a6fb-4abb-916f-2c38d86cc117","http://resolver.tudelft.nl/uuid:2a5baea6-a6fb-4abb-916f-2c38d86cc117","The limited potential of the creative city concept: Policy practices in four Dutch cities","Kooijman, D.; Romein, A.","","2007","The creative economy is considered to be crucial for urban growth in the twenty-first century. Many professionals and academics emphasise the dynamic role played by creative production in the urban economy, and in particular the production of commercialised cultural goods and services. Others attribute importance to the roles played by amenities, leisure, entertainment and a thriving cultural life. They consider consumption to be either a direct source of urban economic performance, or something that adds quality of place and attracts businesses and professionals. Richard Florida is an exponent of the latter thesis. His ideas (Florida, 2002, 2005) have provoked a lively debate in the Netherlands, and some cities have suddenly developed ambitions to become creative cities. This paper explores how Floridas thesis has impacted on recent urban policy in the Netherlands. It does so by means of case studies of the four largest Dutch cities: Amsterdam, Rotterdam, The Hague and Utrecht. These case studies suggest that the impact of Floridas thesis has been very limited, and this is linked to the more general lack of potential in Floridas thesis for implementation in practice.","Creative city; urban policies; the Netherlands; Richard Florida","","journal article","Delft University of Technology Faculty of Architecture","","","","","","","","Architecture","","","","",""
"uuid:d2bac3f9-a46b-4122-94c6-e501fbca93bf","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d2bac3f9-a46b-4122-94c6-e501fbca93bf","Exploring controversies regarding planning and spatial development in practice","Van Rij, H.E.","","2007","","public private partnerships; spatial development planning; planning institutions; implementation; coupling-decoupling-recoupling; spatial planning; the Netherlands","en","conference paper","The Association of European Schools of Planning AESOP","","","","","","","","OTB","","","","",""
"uuid:d88c151c-8be7-4e19-868f-17afb505e0f2","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d88c151c-8be7-4e19-868f-17afb505e0f2","Housing policy and community: A Dutch perspective","Sanders, F.C.","","2007","It is widely acknowledged that housing conditions have an enormous influence on the health of residents. Poor housing is consistently associated with high rates of mortality and morbidity, specifically with an increase in infectious and chronic diseases, stunted development in children and poor mental health (Krieger and Higgins, 2002). The importance of housing in assuring both physical and mental well-being is further underlined by the fact that adequate housing is considered a human right and as such is protected by numerous international laws including the Universal Declaration of Human Rights (Thiele, 2002). In the Netherlands, the right to adequate housing is considered a fundamental right and as such is protected by the Dutch Constitution.1 While the bearing of housing conditions on health is unattested, the potential negative impact of housing, though adequate, but nevertheless not meeting the needs of residents, is poorly understood. This gap in our knowledge has resulted in districts and neighborhoods filled with houses that are adequate but also unimaginative, monotonous or both. The recognition of the importance, not only of sufficient housing but above all of housing that corresponds with the needs of the residents lies at the heart of this article. In the coming paragraphs I will sketch the current state of (public) housing in the Netherlands, focusing on the role of housing associations in creating and maintaining communities that comply with the needs of modern housing consumers. Whilst the focus of the article is on the Dutch context, I believe that lessons can be drawn for Ukrainian housing policy all the same.","social-housing; communities; the Netherlands; trends; social-cohesion","en","journal article","Medical faculty, Odessa, Ukraïne","","","","","","","","Architecture","Real Estate & Housing","","","",""
"uuid:20a8be63-6523-421d-aa0b-85db2ed27176","http://resolver.tudelft.nl/uuid:20a8be63-6523-421d-aa0b-85db2ed27176","Place-based and race-based exclusion from mortgage loans: New evidence from the Netherlands","Aalbers, M.B.","","2006","Workshop 1. Session A. Abstract. In most West-European countries outright ownership is the exception and most households are highly dependent on mortgage loans to be able to become and to sustain homeownership. Do place and race matter in mortgage loan applications? This paper presents evidence from mortgage markets in the Dutch cities of Arnhem, The Hague and Rotterdam, suggesting that place, and to a lesser extent also race, do matter. In general, race and place are not factors of direct exclusion, but (1) zip codes are included in credit scoring systems, and (2) both place and race are significant factors in the assessments by loan officers because applicants who do not meet all formal criteria are more often accepted (overrides) for indigenous Dutch and low-risk neighbourhoods than for ethnic minorities and high-risk neighbourhoods. In addition, a national mortgage guarantee is compulsory for loan applications in high-risk neighbourhoods and thereby used as a substitute for redlining, comparable to the compulsoriness of private mortgage insurance in the US. Some lenders also engage in direct redlining by rejecting low-risk national mortgage guarantee loans in high-risk neighbourhoods, a practice potentially explained by transaction cost economizing. Since the high-risk neighbourhoods in all three cities accommodate relatively large shares of ethnic minority groups, they are hit twice: through place-based and through race-based exclusion. In other words, place-based disparate treatment results in race-based disparate impact. The paper ends with some policy implications focusing in particular on how the state can monitor and prevent both forms of exclusion, thereby removing possible barriers to homeownership.","mortgage market, credit, exclusion, redlining, homeownership, housing market discrimination, ethnic minorities, the Netherlands","en","conference paper","","","","","","","","","","","","","",""
"uuid:6781e9dd-1468-4b31-bf88-ee1fbfffe4a1","http://resolver.tudelft.nl/uuid:6781e9dd-1468-4b31-bf88-ee1fbfffe4a1","Developing geographic information infrastructure: The role of information policies","Van Loenen, B.","De Jong, J. (promotor)","2006","Within information societies, information availability is a key issue affecting societyâs well being. The infrastructure underlying the foundation of the information society may be referred to as the information infrastructure. A geographic information infrastructure (GII) supports the information infrastructure with regard to geographic information. A GII facilitates the availability of and access to geographic information for all levels of government, the commercial sector, the non-profit sector, academia and citizens in general (see Onsrud 1998). It encompasses the policies, organizational remits, information, technologies, standards, delivery mechanisms and financial and human resources necessary to ensure that those working at the local, national, regional or global scale are not impeded in meeting their objectives (GSDI 1997). Within the context of a GII access-to-government-information policies are important for the availability and successful use of the information, and the success of the GII itself. However, few access policy researches have been executed from the perspective of GII development. This PhD research has evolved around the following question: What is the role of access policies in the development of a geographic information infrastructure (GII)? Government has an important role in GII development. It is both provider and user of geographic information, and in many instances government agencies lead GII development. Especially in its role as provider of geographic information, government may both decide what information is collected and through its access policies determine the extent to which a dataset can be used. Two access doctrines are dominant in the literature: open access policies and cost recovery policies. The open access approach assumes that government information is available for a price not exceeding the cost of reproduction and distribution, with as few restrictions in the use as possible. In the cost recovery approach, the price of government information covers at least the cost of creation and dissemination, and may include a return on investment. The use of the information is restricted and government may even choose to have exclusive arrangements. Many researches have compared open access policies with the cost recovery model. Most studies compare the open information policies of the federal U.S. government with the restrictive policies of European countries and conclude that the open access policies of the federal United States should be implemented in other countries because it may lead to significant macro-economic benefits. However, few of the access policy researches have been executed from the perspective of GII development. Accomplished research on government access policy has not, or only briefly addressed the impact of an access policy on the quality of a dataset. Most research in comparing access policies ignore differences in scale in both datasets and economies, and most do not specify between specific user groups, making these researches less useful than currently acknowledged. Since it is crucial for the development of a GII to understand the role information policies may have on the information qualities in general and on the GII more specifically, this study has researched access policies from the perspective of the development of the GII. It provides policy makers paving the strategy for GII development guidelines about which access policy should be in place in order to promote the use of geographic information and to develop the GII so that the GII can perform the infrastructural function it needs to have in the information society.","geographic information infrastructure; spatial data infrastructure; access policy; development; Netherlands; Denmark; Massachusetts; Northrhine Westphalia; Metropolitan region of Minneapolis and St. Paul","en","doctoral thesis","Delft University Press","","","","","","","","OTB","","","","",""
"uuid:8b6c75e0-8752-4eb9-833f-93bf752ab9e8","http://resolver.tudelft.nl/uuid:8b6c75e0-8752-4eb9-833f-93bf752ab9e8","Energy efficiency and low-carbon technologies in urban renewal","Sunikka, M.M.","","2006","","building stock; carbon reduction; energy efficiency; housing, public policy; renovation; urban renewal; the Netherlands","en","journal article","Routledge","","","","","","","","OTB Research Institute for the Built Environment","","","","",""
"uuid:e64f289b-3f36-4fed-8d54-8eaa59f753fb","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e64f289b-3f36-4fed-8d54-8eaa59f753fb","Residential choice and neighbourhood experiences in a Dutch urban poverty area; draft version","Van der Land, M.","","2005","Workshop 1. Session 1.1: Poverty and identity","residential choice,; neighbourhood experience; poverty areas; The Netherlands","en","conference paper","","","","","","","","","","","","","",""
"uuid:58b4de1e-39cf-405c-899d-9a7ba8c400c4","http://resolver.tudelft.nl/uuid:58b4de1e-39cf-405c-899d-9a7ba8c400c4","Coal mining in the Netherlands: The need for a proper assessment","De Jong, T.P.R.","","2004","In the Netherlands several billion tonnes of mineable coal remained after closure of all mines in 1974. Mining activities in Dutch Limburg were suspended relatively early in comparison to surrounding basins, of which only DSK’s Ruhr mines are still producing. In retrospective this saved the costs of uneconomic exploitation and limited further depletion. On the other hand, associated knowledge base and mining expertise virtually disappeared from the Netherlands. Almost 30 years later this may arise some fundamental questions: How far is coal depleted in the Netherlands? How do the remaining inland reserves benchmark compared to other basins? What factors determine technical, environmental and economic feasibility of coal production? How are productivities developing with the progress of automation? How do applicable production costs relate to market prices and what are the expected trends in future? Which production costs are fundamental (e.g. of geological origin) and which may be overcome by technological progress? After giving a concise overview of the “old” basin and its exploitation history, the remaining coal-bearing areas in the Netherlands are briefly described with regard to their technical mineability. Some factors affecting the current economic, technical and environmental boundary conditions of coal mining are discussed.","mining; coal; energy resources; reserves, depletion; Netherlands; Limburg; staatsmijnen","en","conference paper","Réseau des Bibliothèques de l'Université de Liège","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Raw Materials Processing","","","",""
"uuid:d7c5551f-9d10-46c4-b35f-2559f302452a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:d7c5551f-9d10-46c4-b35f-2559f302452a","The Changing Effect of Home Ownership on Residential Mobility in the Netherlands, 1980-98","Helderman, A.C.; Mulder, C.H.; Van Ham, M.","","2004","In most western countries, homeowners are much less likely to change residence than renters are. In the last few decades, the rise in home ownership in the Netherlands has been spectacular. This would imply that the population has become less mobile, which has consequences for the functioning of the housing market – at least, if the relationship between home ownership and residential mobility has not changed. This research addresses the question whether the effect of home ownership on the probability of residential mobility has changed over the last few decades and if so, how. Using data from the 1981-1998 Netherlands Housing Demand surveys and logistic regression models, we find that the difference between homeowners and renters in residential mobility has changed over time. The results indicate a decrease in the effect of home ownership with an interruption in 1984-85. This finding might indicate stability in the effect of home ownership, except for periods of booms or busts on the housing market.","home ownership; residential mobility; housing market; The Netherlands","en","journal article","Taylor & Francis","","","","","","","","OTB Research Institute for the Built Environment","","","","",""
"uuid:84d2765c-5910-4f06-b5af-626262a1be42","http://resolver.tudelft.nl/uuid:84d2765c-5910-4f06-b5af-626262a1be42","Refining Green Plants to Protein Cakes and other useful products in the African country Zambia","Chen, T.; Jiang, S.; Ma, S.; Ros, C.H.; Pfeiffer, T.V.; Suijker, J.M.; Wichmann, A.","","2004","","greenplant(s); refinery; sustainability; proteins; fibres; grass; ethanol; legumes; biofuel; electricity; Zambia; China; the Netherlands","en","report","Delft University of technology","","","","","","","2014-01-06","Applied Sciences","DelftChemTech","","","",""
"uuid:9955f074-a5bd-4cf1-9392-4ebb881969b6","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9955f074-a5bd-4cf1-9392-4ebb881969b6","Renewing stigmatised estates in the Netherlands: A framework for image renewal strategies","Wassenberg, F.","","2004","Like in so many other European countries, the large housing estates of the post-World War II generation in the Netherlands did not fulfil the great and often Utopian expectations. Nowadays they are confronted with the effects of a negative image, a stigma. Images differ according to the persons asked for an opinion. Internal images, elicited from insiders, may overlap with external images but may also contradict them. The external image of many large estates accelerates their decay and lowers their reputation. All across Europe stigmatised large housing estates are subject to major renewal processes. The Amsterdam high-rise area of the Bijlmermeer is a good example. Once cheered by planners and politicians, later on criticised by inhabitants, avoided by outsiders and stigmatised by the media, the area is now an example of an impressive renewal programme. The question arises whether urban renewal will change a negative reputation. A stigma tends to stick, even after actual renewal activities are finished. Images of neighbourhoods can actively be promoted, just like a commercial product. Image promotion can be a supplementary strategy, which is seldom used in renewal processes. Which strategy would be the best depends on local circumstances, but strategies should be aimed at improving existing internal and external images. Image promotion may be directed to internal participants, to convince them the situation really is improving, or to outsiders, to promote the area and to counterbalance prejudices. Image promotion should not take the place of real improvements, but it is useful to work on a stigma and to give active image promotion explicit attention in any renewal process.","image; large housing estates; reputation; the Netherlands; urban renewal; stigma","en","journal article","Kluwer","","","","","","","","OTB Research Institute","","","","",""
"uuid:7d2832d5-2ced-4e2f-85c5-88b5a6314d68","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7d2832d5-2ced-4e2f-85c5-88b5a6314d68","Strategic housing management: An asset management model for social landlords","Gruis, V.H.; Nieboer, N.E.T.","","2004","","social housing management; asset management; business planning; the Netherlands","en","journal article","Emerald","","","","","","","","Architecture","","","","",""
"uuid:b2f3337a-bce5-42ef-9b9f-10624bdce30e","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b2f3337a-bce5-42ef-9b9f-10624bdce30e","Spatial data infrastructure and policy development in Europe and the United States","Van Loenen, B.; Kok, B.C.","OTB Research Institute for Housing, Urban and Mobility Studies (contributor)","2004","Many national governments throughout the world are involved in developing spatial data infrastructures (SDI) to facilitate the availability of information in such a way that the needs of the agencies, organization, citizens, commerce, and society in general are met. This book covers some of the most prevalent policy issues evolving around spatial data infrastructure development. First, the book addresses a variety of European SDI projects aiming at the creation of a regional spatial data infrastructure. Secondly, insights are provided on how two different legal and economic SDI settings can still allow for and serve very similar infrastructure functions. Through the publication of this book, the Global Spatial Data Infrastructure (GSDI) Legal and Economic Working Group provides a communication channel and an organized understanding of a sampling of policy and legal frameworks for the development of spatial data infrastructures. Stakeholders working on SDIs development in other or similar SDI settings may use this book for the benefit of their SDI.","spatial data infrastructures; development; legal and economic; Europe; United States; Netherlands","en","book","DUP Science","","","","","","","","OTB","","","","",""
"uuid:abc60b90-e11b-4224-81a8-1961557efbdf","http://resolver.tudelft.nl/uuid:abc60b90-e11b-4224-81a8-1961557efbdf","Measurement of housing preferences: A comparison of research activity in the Netherlands and Finland","Kersloot, J.; Kauko, T.","","2004","Increased affluence and individual lifestyles have widely spread across western countries in recent decades. We expect this development to coincide with the use of more qualitative and more disaggregated research methods (the so called Mode 2 research methods) because these tools enable coping with a growing diversity of housing preferences. However, the usefulness of this partial explanation remains embedded in power relationships among relevant actors; theoretically also the infl uence of politicians, researchers and the building industry can explain this outcome. A successful diffusion of research methods depends on the research interest of all relevant actors (science, policy, consumption or industrydriven agenda) in relation to the target housing market characteristics (quantitative or qualitative perspective). An empirical investigation of two countries: Finland and the Netherlands, shows some striking parallels in this respect but also some significant differences.","power relationships; housing preferences; quantitative and qualitative research methods; Finland; the Netherlands","en","journal article","","","","","","","","","OTB","","","","",""
"uuid:8d0713d2-3cf3-40c8-b307-c8d739f8d3c4","http://resolver.tudelft.nl/uuid:8d0713d2-3cf3-40c8-b307-c8d739f8d3c4","The search for the most eco-efficient strategies for sustainable housing construction; Dutch lessons","Klunder, G.","","2004","","eco-efficiency; eco-Quantum; environmental benefits; environmental impacts; environmental performance; housing; LCA; sustainability; the Netherlands","en","journal article","Springer","","","","","","","","OTB","","","","",""
"uuid:f6336c79-7da2-4c53-a01f-12b976d943ab","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f6336c79-7da2-4c53-a01f-12b976d943ab","Costs and benefits of flexible workspaces: work in progress in The Netherlands","van der Voordt, Theo (TU Delft Real Estate Management)","","2004","The last decade has witnessed the introduction of non‐territorial offices with desk sharing and desk rotation linked to different job functions and working processes. This paper discusses the motives behind the application of these new concepts, potential costs and benefits and data on accommodation costs. A framework of potential costs and benefits is presented and illustrated by data from cost analyses and post‐occupancy evaluations of new offices. The author advocates the creation of an integral framework of (potential) costs and benefits, structured according to the principles of the balanced score card. This may help decision makers to set priorities in objectives and to anticipate on effects of interventions in office accommodation. Empirical data on costs and benefits of innovative workplace design are scarce. The framework according to the balanced score card should be explored further by interviewing experts from different organisations. The integral framework is new. The conceptual framework and data from empirical research may support decision making.","Innovation; Facilities; Costs; Benefits; The Netherlands","en","journal article","","","","","","Accepted Author Manuscript","","","","","Real Estate Management","","",""
"uuid:39bad9ef-3cbc-4785-b2a8-955fb02477c2","http://resolver.tudelft.nl/uuid:39bad9ef-3cbc-4785-b2a8-955fb02477c2","Basis of Design for a process to refine green plants","Chen, T.; Jiang, S.; Ma, S.; Ros, C.H.; Pfeiffer, T.V.; Suijker, J.M.; Wichmann, A.","","2003","","greenplant(s); refinery; sustainability; proteins; fibres; grass; ethanol; legumes; biofuel; electricity; Zambia; China; the Netherlands","en","report","Delft University of technology","","","","","","","2013-10-24","Applied Sciences","DelftChemTech","","","",""
"uuid:872ef2e1-5bfa-4954-ad02-d686a1c4bbda","http://resolver.tudelft.nl/uuid:872ef2e1-5bfa-4954-ad02-d686a1c4bbda","Environmental policies and efforts in social housing: The Netherlands","Sunikka, M.M.; Boon, C.","","2003","","building stock; environmental policy; housing associations; management; social housing; sustainable built environment; the Netherlands","en","journal article","Spon Press","","","","","","","","OTB","","","","",""
"uuid:0f06dad4-ff1c-4007-a337-386aa5446e28","http://resolver.tudelft.nl/uuid:0f06dad4-ff1c-4007-a337-386aa5446e28","Estrogens and xeno-estrogens in the aquatic environment of the Netherlands: Occurence, Potency and Biological Effects","Vethaak, A.D.; Rijs, G.B.J.; Schrap, S.M.; Ruiter, H.; Gerritsen, A.; Lahr, J.","Belfroid, A.C. (contributor); De Boer, J. (contributor); Bulder, A.S. (contributor); Kuiper, R.V. (contributor); Legler, J. (contributor); Murk, A.J. (contributor); De Voogt, P. (contributor); Van der Velde, E.G. (contributor); Verhaar, H.J.M. (contributor); Rijkswaterstaat","2002","The National investigation into the occurrence and effects of estrogenic compounds in the aquatic environment (Dutch acronym, LOES), is a base-line study that provides a picture of the occurrence of a number of natural and synthetic estrogens in the aquatic environment as well as a view of the associated estrogenic effects in fish in surface water. The results of the study are described in this report. They provide an objective assessment of the nature and scope of the concentrations measured and the effects on the aquatic environment. A subjective statement on whether a particular effect is bad or unacceptable from an environmental perspective will be covered in various policy frameworks at a later stage.","estrogens; aquatic; environment; occurence; policy; biological; Netherlands","en","report","Rijkswaterstaat, RIKZ","","","","","","","","","","","","",""
"uuid:8ac0c962-158d-4942-8068-5a7ff9ebdaa6","http://resolver.tudelft.nl/uuid:8ac0c962-158d-4942-8068-5a7ff9ebdaa6","Dutch NGII on course: a practical approach on implementing a vision","van Loenen, B. (TU Delft (OLD) CITG Section Geo-Information and Land-Development); Kok, B.C. (TU Delft (OLD) CITG Section Geo-Information and Land-Development)","","2002","Many countries are developing or starting to develop National Geographic Information Infrastructures (NGIIs). The Netherlands Council for Geo-information stimulates the development and further implementation of the NGII in the Netherlands. The publication of the visionary Ravi-document Structuurschets in 1992, promoting the establishment of four uniquely defined and interlinked core datasets (registration of parcels, natural persons, enterprises, and buildings) pushed the development of the Dutch NGII. In 2001 the original vision has almost completely been brought into practice. This accomplishment may be explained by the close interaction between the geo-information sector and the broader
national political arena. This paper presents an overview of the interaction between policy makers within the national government and the geo-information sector. It will show that the geo-sector's focus should not only be on creating consensus within the sector but also should be aimed at influencing the national political arena at large. The paper will give attention to the concept of Authentic registers (registers of core datasets). This concept is to a large extent based on the framework of the Dutch NGII and is now a key component of the national egovernment policy.","NSDI; Netherlands; Spatial Data Infrastructure","en","conference paper","International Federation of Surveyors (FIG)","","","","","CD ROM, TS3.5","","","","","(OLD) CITG Section Geo-Information and Land-Development","","",""
"uuid:ced1511f-074a-4297-893c-7d4cb6f68fa7","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ced1511f-074a-4297-893c-7d4cb6f68fa7","Policies and regulations for sustainable building: A comparative study of five European countries","Sunikka, M.","Onderzoeksinstituut OTB (contributor)","2001","","sustainable building; policy measures; regulations; The Netherlands; Germany; France; United Kingdom; Finland","en","book","Delft University Press","","","","","","","","OTB","","","","",""
"uuid:667ea131-2cc7-4664-b566-ef9b675a610c","http://resolver.tudelft.nl/uuid:667ea131-2cc7-4664-b566-ef9b675a610c","Machine en Theater. Ontwerpconcepten van winkelgebouwen","Kooijman, D.C.","Priemus, H. (promotor); De Jonge, H. (promotor); Van Zeijl, G. (promotor)","1999","Machine and Theater, Design Concepts for Shop Buildings is a richly illustrated study of the architectural and urban development of retail buildings, focusing on six essential shop types: the passage and the department store in particular in Germany and France in the nineteenth century; supermarkets and malls and their relation to the suburbanisation and the emerging car use; and the peripheral retail park and location-free virtual store as the most recent developments. On the basis of a large number of Dutch and international examples, the author provides insight into the architectural features, design conditions, modes of consumption and history of different store designs.","shop architecture; retail; leisure; history; The Netherlands","nl","doctoral thesis","010 Publisher, Rotterdam","","","","","","","","Architecture","","","","",""
"uuid:37ee0a02-632e-4bf3-8e98-fb7e5667d374","http://resolver.tudelft.nl/uuid:37ee0a02-632e-4bf3-8e98-fb7e5667d374","Economie Impact Study (EIS®) for the Maritime Sector of the Netherlands Antilles; cruise and container markets","Peeters, C.; Couvreur, L.; De Monie, G.; Hendrickx, F.; Joos, K.; Van der Linden, J.","","1998","","maritime; cruise; container shipping; Netherlands Antilles","en","book","Delft University Press","","","","","","","","","","","","",""
"uuid:e0d1b653-795b-45a9-b96b-db6e37599885","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e0d1b653-795b-45a9-b96b-db6e37599885","Economic Impact Study (EIS®) for the Maritime Sector of tbe Netherlands Antilles; conclusions and recommendations","Peeters, C.; Couvreur, L.; De Monie, G.; Hendrickx, F.; Joos, K.; Van der Linden, J.","","1998","","maritime; economic impact study; Netherlands Antilles","en","book","Delft University Press","","","","","","","","","","","","",""
"uuid:fabe3f6c-e709-40f2-812d-934b9c571cdb","http://resolver.tudelft.nl/uuid:fabe3f6c-e709-40f2-812d-934b9c571cdb","Classical HPCN geared to application in industry","Verwer, J.; Loeve, W.; Snijdoodt, E.; ten Dam, A.","","1997","In The Netherlands as a result of a national HPCN initiative a Foundation HPCN was established in 1995. The purpose of this Foundation is to stimulate structural and lasting cooperation of universities, technological institutes and industry in economically relevant applications of HPCN. Projects have been selected and since the beginning of 1996 projects are being executed. In the present paper an overview is given of the eight projects that are being executed. The principles of the HPCN program in The Netherlands is illustrated for flow simulation projects in which the use of the most powerful existing computer servers is essential and made feasible for industry including SMEs. The approach is based on integration of local workstations with remote servers for information management and computing tasks.","applications of mathematics; computational fluid dynamics; computer networks; computerized simulation; distributed processing; environment pollution; multiple access; Netherlands; research projects; software tools; supercomputers; training simuolators","en","report","Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium","","","","","","Campus only","","","","","","",""
"uuid:68627b12-c031-4829-b64c-1840fdbc2acc","http://resolver.tudelft.nl/uuid:68627b12-c031-4829-b64c-1840fdbc2acc","The Allocation of Tasks and Competencies in Dutch Water Management: Discussions, developments and present state","Mostert, E.","","1997","This report discusses subsidiarity in Dutch water management and forms the Dutch contribution to the Water 21 Phase II report on subsidiarity. Rather than discussing the Dutch interpretations of the concept (the concept is used almost exclusively in relation to the European Union), this report discusses the substantive issue to which “subsidiarity” refers: the allocation of tasks and competencies. The present allocation is the result of discussions on six topics: - The role of the waterboards as a form of “functional” (specialised) government; - Centralisation versus decentralisation; - The role of “intermediary organisations” (NGOs); - Public participation; - Public versus private water management, especially with respect to waste water treatment and public water supply; and - The relation between the Netherlands on the one hand and the EU and international river basin commissions on the other. (Section 2) Presently, nearly all water management is done by government, but this may change. Central government sets the framework, which is subsequently filled in by the lower level governments, both “general” (provinces and municipalities) and “functional” (waterboards). Water management is institutionally separated from environmental management, land-use planning and agricultural policy, but much co-ordination takes place. Non-governmental organisations participate extensively in water management, but they do not fulfil public functions on their own. Individual water users are less influential, but they too can participate. Privately owned companies play no significant role. Finally, the European Union, river basin treaties and river basin commissions are gaining importance. The Netherlands is not passive in this respect and contributes actively to the development of international water management. (Section 3) In the future the allocation of tasks and competencies will change. Waterboards managing water quality and waterboards managing water quantity will continue to merge. Furthermore, the waterboards will probably get more competencies in groundwater management. The future of the water supply companies, presently owned by government, is still unclear, but there is a drive towards more competition in water supply. Similarly, more competition may be introduced in wastewater treatment. (Section 4) The different discussions and developments give much food for thought and suggest several conclusions on the relation between the concept of subsidiarity and the concept of sustainability. It is clear that in practice the allocation of tasks and competencies is not determined solely by the notion of sustainability. Still we can postulate three criteria that the allocation of tasks and competencies should meet in order to promote sustainability: - The allocation should be such that all aspects of sustainability get due attention; - The allocation should reflect the scale of the different tasks and facilitate the necessary co-ordination; this implies that the allocation should be simple and transparent; and - The bodies to which tasks and competencies are allocated should posses the necessary capacity. (Section 5.1) Dutch water management meets these criteria reasonably well. (Section 5.2) Several lessons can be drawn from the Dutch experiences. First, the Dutch waterboards show that specialised water authorities can effectively ensure sustainability, provided the relation between water management and other policy sectors is handled well. Furthermore, the Dutch experiences show that decentralised management requires effective co-ordination between the smaller management units and may require concentration if the units are too small. Finally, the Dutch experiences show that the division of powers in practice may differ quite a lot from the formal division of powers. This should be born in mind when studying subsidiarity and sustainability. (Section 5.3)","water management; Netherlands; policy; subsidiarity","en","report","RBA Centre on River Basin Administration, Analysis and Management, Delft University of Technology","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Water management","","","",""
"uuid:52285484-7d63-418f-806e-ebc61db8bbf2","http://resolver.tudelft.nl/uuid:52285484-7d63-418f-806e-ebc61db8bbf2","Coastal management: Global change. global observation?","Stive, M.J.F.; Baarse, G.; Misdorp, R.","","1997","","netherlands","en","conference paper","Elsevier","","","","","","","","","","","","",""
"uuid:42a624a7-721a-4b12-a06c-b1254e16fff4","http://resolver.tudelft.nl/uuid:42a624a7-721a-4b12-a06c-b1254e16fff4","A proposal for 4D seismic imaging","Fokkema, J.T.; Dillen, M.W.P.; Wapenaar, C.P.A.","","1997","","development earthquakes elastic waves equations Europe four dimensional models geologic hazards geophysical methods Green function heavy oil induced earthquakes land subsidence measurement while drilling monitoring natural gas Netherlands northern Netherl","en","conference paper","European Association of Geoscientists and Engineers (EAGE), International","","","","","","","","","","","","",""
"uuid:21a2ba8f-1997-45c9-a227-bbb2c21dc232","http://resolver.tudelft.nl/uuid:21a2ba8f-1997-45c9-a227-bbb2c21dc232","Impact of sea level rise on groundwater flow regimes: A sensitivity analysis for the Netherlands","Oude Essink, G.H.P.","Van Dam, J.C. (promotor)","1996","","sea level rise; the Netherlands; groundwater flow; modelling","en","doctoral thesis","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","","","","",""
"uuid:693a33cb-de73-4d45-8d0c-64e6f09678f1","http://resolver.tudelft.nl/uuid:693a33cb-de73-4d45-8d0c-64e6f09678f1","Telematica en informatietechnologie in het verkeer: Telematica and information technology in transports","Minderhoud, M.M.; Bovy, P.H.L.","","1996","","Conference 8525 telecommunication 9117 data processing 8655 traffic 0655 transport 1155 technology 3855 efficiency 5911 comfort 1379 passenger information 8581 driver information 8572 netherlands 8078 Traffic and transport planning (72) traffic control (7","nl","conference paper","COLLOQUIUM VERVOERSPLANOLOGISCH SPEURWERK, LEGMEERSTRAAT 62/2H, AMSTERDAM, 1058 NG, NETHERLANDS","","","","","","","","","","","","",""
"uuid:07f67ef0-45a5-498f-8272-2690e8b3b9e1","http://resolver.tudelft.nl/uuid:07f67ef0-45a5-498f-8272-2690e8b3b9e1","Impacts of sea-level rise on the Ebro Delta: A first approach. Coastal zone management in the Mediterranean","Sanchez-Arcilla, A.; Jimenez, J.A.; Stive, M.J.F.; Ibanez, C.; Pratt, N.; Day, J.W.J.; Capobianco, M.; Ozhan, E.","","1996","","Ebro River Spain sea level salinity temperature natural resources deltas climate global change physical models changes of level eustacy coastal environment shorelines landform evolution ecology economics modern Riviere Ebre Espagne Niveau marin Salinite T; netherlands","en","journal article","","","","","","","","","","","","","",""
"uuid:43215204-b961-4ff8-929d-44274ddc4be3","http://resolver.tudelft.nl/uuid:43215204-b961-4ff8-929d-44274ddc4be3","Commissions for Environmental Impact Assessment: Their contribution to the effectiveness of Environmental Impact Assessment","Mostert, E.","Wessel, J. (promotor)","1995","","environment; Environmental Impact Assessment; policy; Netherlands; Poland; Hungary","en","doctoral thesis","Delft University Press","","","","","","","","Technology, Policy and Management","","","","",""
"uuid:49f9b794-5a59-4d7d-abea-44da79ba9d0f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:49f9b794-5a59-4d7d-abea-44da79ba9d0f","On Medium Distance Intermodal Rail Transport: A Design Method for a Road and Rail Inland Terminal Network and the Dutch Situation of Strong Inland Shipping and Road Transport Modes","Rutten, B.J.C.M.","van Holst, M. (promotor)","1995","","intermodal transport; The Netherlands; terminals (transport); network analysis","en","doctoral thesis","","","","","","","","","Mechanical Maritime and Materials Engineering","","","","",""
"uuid:c5c03954-b324-4315-846b-2770d3cac034","http://resolver.tudelft.nl/uuid:c5c03954-b324-4315-846b-2770d3cac034","Holocene Storm-Surge Signatures in the Coastal Dunes of the Western Netherlands","Jelgersma, S.; Stive, M.J.F.; Van der Valk, L.","","1995","","netherlands","en","journal article","","","","","","","","","","","","","",""
"uuid:f1c658cc-abb1-4b91-900e-9de5662642a2","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f1c658cc-abb1-4b91-900e-9de5662642a2","Eeerlijke ruimte, over ruimtebeslag door deelstelsels; Fair Space: Space occupancy by modes","Erkens, A.; Bovy, P.H.L.","","1995","","Conference 8525 transport mode 1145 evaluation assessment 9020 fuel consumption 0179 emission 2442 land use 0356 road network 2743 capacity road, footway 0643 traffic concentration 0673 netherlands 8078 Traffic theory (71) traffic and transport planning (","nl","conference paper","COLLOQUIUM VERVOERSPLANOLOGISCH SPEURWERK, GEERDINKHOF 237, AMSTERDAM, 1103 PZ, NETHERLANDS","","","","","","","","","","","","",""
"uuid:ed02ccfd-e8c7-4ba6-b3cc-622f64850584","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ed02ccfd-e8c7-4ba6-b3cc-622f64850584","A theoretical and experimental approach to the geophone-ground coupling problem based on acoustic reciprocity","Vos, J.; Cremers, B.B.; Drijkoningen, G.G.; Fokkema, J.T.","","1995","","acoustical waves coupling data acquisition data processing Europe experimental studies field studies geophones geophysical methods geophysical surveys ground methods instruments Netherlands seismic methods surveys theoretical studies Western Europe 20 App","en","conference paper","Society of Exploration Geophysicists","","","","","","","","","","","","",""
"uuid:33142fd2-80f3-4fc3-9255-f59b30f8e6cd","http://resolver.tudelft.nl/uuid:33142fd2-80f3-4fc3-9255-f59b30f8e6cd","EEN DYNAMISCH PARKEERRESERVERINGSSYSTEEM VOOR AUTOLUWE BINNENSTEDEN.; A DYNAMIC PARKING SPACE RESERVATION SYSTEM FOR CITY CENTRES","Minderhoud, M.M.; Bovy, P.H.L.","","1995","","Conference 8525 telecommunication 9117 data processing 8655 car park 0916 urban area 0313 traffic restraint 0633 location 9061 simulation 9103 pay parking 0933 traffic control 0658 selection 9072 efficiency 5911 netherlands 8078 Traffic and transport plan","nl","conference paper","COLLOQUIUM VERVOERSPLANOLOGISCH SPEURWERK, GEERDINKHOF 237, AMSTERDAM, 1103 PZ, NETHERLANDS","","","","","","","","","","","","",""
"uuid:72050b9a-8bfc-4776-9db8-188e2428e8ab","http://resolver.tudelft.nl/uuid:72050b9a-8bfc-4776-9db8-188e2428e8ab","NASA-NLR long-line experiment; a first step to connected Air Traffic Management research facilitiest","van den Bos, J.C.","","1994","A data-communication link via Internet has been established between the Crew-Vehicle Systems Research Facility (CVSRF) at the NASA Ames Research Center and the CTAS/NARSIM Simulation Facility (CNSF) at the NLR. Multiple simulated arrival flights of the Advanced Concepts Flight Simulator (ACFS) for Amsterdam Airport Schiphol in the Netherlands Airspace were conducted. The NASA ACFS was controlled by human pilots on basis of data-link clearances from the fully automated CTAS configured for the Netherlands Airspace at the NLR. Additional, automatically controlled, air traffic was generated by the NLR ATC Research Simulator (NARSIM). The ATC functionality for the experiment reflects near-future ATC planning and control functions and procedures. The ATC system consists of CTAS planning and control functions. This simulated ATC system works as fully automated system, without any assistance of a human operator. All air-ground communications take place through a simulated SSR Mode S datalink connection between air and ground systems. The Long-line development and experiment have provided for several enhancements to both the NASA CVSRF and in the NLR CTAS/NARSIM environment. These enhancements will allow for continuation to explore joint NASA-NLR research on air-ground-systems integration and human factors for ATM. The joint NASA-NLR Long-line experiment proved the concept of linked testbed operations while maximizing the research capabilities at both locations.","Air traffic control; Computerized simulation; Flight simulators; Ground-air-ground communication; Messages; Netherlands; Voice communication; Approach control; Data links; Flight plans; International cooperation; National airspace system; Pilot performance","en","report","Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium","","","","","","Campus only","","","","","","",""
"uuid:9e0a206e-cd2b-4a83-ba7d-d808ac797912","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9e0a206e-cd2b-4a83-ba7d-d808ac797912","THE NETHERLANDS: GROUND TRANSPORT BELOW SEA LEVEL","Korver, W.; Jansen, G.R.M.; Bovy, P.H.L.","","1993","","Textbook 8526 netherlands 8078 economics 0165 public transport 1165 vehicle ownership 0315 modal split 0675 government national 0153 policy 0143 statistics 6555","en","book chapter","KLUWER ACADEMIC PUBLISHERS, PO BOX 17, DORDRECHT, 3800 AA, NETHERLANDS","","","","","","","","","","","","",""
"uuid:419f4dc9-474b-4399-897c-be7193fcbb6a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:419f4dc9-474b-4399-897c-be7193fcbb6a","Safeguarding both accessibility and the environment: The Dutch view on infrastructure","Bovy, P.H.L.; Van Der Hoorn, A.; Van Wee, G.P.","","1992","","Netherlands 8078 vehicle ownership 0315 control 3874 policy 0143 congestion traffic 0632 pollution 5227 road network 2743 development 9013 rail bound transport 1173 Traffic and transport planning (72)","en","journal article","","","","","","","","","","","","","",""
"uuid:b3f5752a-60db-4313-84bb-0fc41b91456f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b3f5752a-60db-4313-84bb-0fc41b91456f","SUBSTITUTION OF TRAVEL DEMAND BETWEEN CAR AND PUBLIC TRANSPORT: A DISCUSSION OF POSSIBILITIES","Bovy, P.H.L.; Van Der Ward, J.; Baanders, A.","","1991","","Conference 8525 car 1243 public transport 1165 transport mode 1145 selection 9072 improvement 9108 attitude psychol 2267 journey 0698 netherlands 8078 policy 0143 traffic restraint 0633 Traffic and transport planning (72)","en","conference paper","PTRC EDUCATION AND RESEARCH SERVICES LTD, GLENTHORNE HOUSE, HAMMERSMITH GROVE, LONDON, W6 0LG, UNITED KINGDOM","","","","","","","","","","","","",""
"uuid:08f406dc-f450-49e8-ada4-9c06df13216a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:08f406dc-f450-49e8-ada4-9c06df13216a","Internationaal zakelijk verkeer van en naar Nederland: International business travel of the Netherlands","Jansen, G.R.M.; Bovy, P.H.L.; Korver, W.","","1991","","Conference 8525 international 9034 car 1243 occupation work 2271 transport mode 1145 train 1268 speed 5408 aircraft 1258 tunnel 3374 interview 0107 modal split 0675 congestion traffic 0632 selection 9072 mobility pers 9105 europe 8034 netherlands 8078 Tra","nl","conference paper","Colloquium Vervoersplanologisch Speurwerk","","","","","","","","","","","","",""
"uuid:7c6c408c-b90f-4524-9d99-d827dcccb70f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:7c6c408c-b90f-4524-9d99-d827dcccb70f","THE M10 AMSTERDAM ORBITAL MOTORWAY: EFFECTS OF OPENING UPON TRAVEL BEHAVIOUR","Loos, A.L.; Bovy, P.H.L.; Van Der Hoorn, T.","","1991","","Netherlands 8078 motorway 2752 ring road 2729 congestion traffic 0632 before and after study 0170 demand econ 0169 selection 9072 transport mode 1145 journey time 0697 traffic flow 0671 capacity road, footway 0643 journey to work 0621 traffic concentratio","en","conference paper","PTRC EDUCATION AND RESEARCH SERVICES LTD, GLENTHORNE HOUSE, HAMMERSMITH GROVE, LONDON, W6 0LG, UNITED KINGDOM","","","","","","","","","","","","",""
"uuid:6fbf7300-da4c-465c-afa1-3e0abed08a8c","http://resolver.tudelft.nl/uuid:6fbf7300-da4c-465c-afa1-3e0abed08a8c","Nederlands volkshuisvestingsbeleid in Europees perspektief; achtergronddokument ten behoeve van het kongres 'Hoe eigentijds is de woningwet?' op 30 oktober 1991 in De Doelen te Rotterdam","Boelhouwer, P.J.; Van der Heijden, H.M.H.; Papa, O.A.","","1991","","ZMT / Huisvestingsbeleid: Nederland / Housing policy: the Netherlands Nederland huisvesting woningwet","nl","book","Onderzoeksinstituut voor Technische Bestuurskunde","","","","","","","","","","","","",""
"uuid:2a1c800f-8828-431a-8304-93c1cf5b8503","http://resolver.tudelft.nl/uuid:2a1c800f-8828-431a-8304-93c1cf5b8503","A new coastal defence policy for the Netherlands","Anonymus, A.","Rijkswaterstaat","1990","Translation of two Dutch governmental reports about the decision to maintain the Dutch coastline by means of artificial beach nourishment and to maintain the coastline of 1990 (so in fact compensate all erosion by artificial beach replenishment).","artificial beach nourishment; Netherlands; coastal morphology","en","report","Rijkswaterstaat, RIKZ","","","","","","","","","","","","Kustnota",""
"uuid:9caa1d14-108b-4831-8b48-0f57b93c3a4f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9caa1d14-108b-4831-8b48-0f57b93c3a4f","Large-scale coastal behaviour in relation to coastal zone management","Stive, M.J.F.","","1990","The development of coastal erosion management - addressing typical traditional erosion problems - towards coastal zone management addressing the evaluation of alternative solutions to guarantee a variety of coastal zone functions on their economic time scale - has necessitated the formulation of large-scale coastal evolution (LSCE) models. Using the coastal evolution of the Netherlands in the Holocene up to the present as an example and a test case, Stive et al (1990) formulated such a LSCE concept. The (more generally applicable) model applies to quasi-uniform coastal stretches. It accounts for morphodynamic processes from the shelf to the first dune-row, and integrates over coastal units of approximately 10 km alongshore length. The added value, compared to earlier published concepts or models, lies in the full inclusion of cross-shore and alongshore processes, and in the distinction between a - with respect to sealevel rise - instantaneously responding active zone and a noninstantaneously responding central shoreface zone. Relevant differences have been found to exist between coastal cells on the ""closed"" and the ""interrupted"" coast. An important conclusion is that the crossshore effective Bruun-effect is only of limited importance. This is especially true in the case of the interrupted coast. Longshore sand transport gradients are very large there. This is mainly related to the sand demand which is placed on coastal stretches adjacent to estuary mouths of those estuaries which tend to follow the sea-level rise.","coastal zone management; Netherlands; coastal development","en","conference paper","","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:ac1adaff-fa2c-49a7-ae39-109cbcd11868","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ac1adaff-fa2c-49a7-ae39-109cbcd11868","Large-Scale Coastal Evolution Concept","Stive, M.J.F.; Roelvink, D.A.; De Vriend, H.J.","","1990","","53 Waterways (CE); CIVIL; Coastal Engineering; Coastal Morphology; Coastal Processes; Estuaries; evolution; netherlands; Sand Transport; Sea Level","en","conference paper","American Society of Civil Engineers","","","","","","","","","","","","",""
"uuid:3c0275e7-cde8-46ff-a06c-02e47014e5f4","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3c0275e7-cde8-46ff-a06c-02e47014e5f4","Large-scale coastal evolution concept. The Dutch coast. Paper No. 9","Stive, M.J.F.; Roelvink, D.A.; De Vriend, H.J.","","1990","","Coastal zones GEOLOGY Netherlands OCEANOGRAPHY Sea Level Changes FLOW OF WATER Sediment Transport Coastal evolution coastal processes holocene period cross shore flow longshore transport 471 (Marine Science and Oceanography) 481 (Geology and Geophysics) 6; evolution; netherlands","en","conference paper","","","","","","","","","","","","","",""
"uuid:9334552b-d70e-445b-b644-9d9a9e61b8cf","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9334552b-d70e-445b-b644-9d9a9e61b8cf","Effects of sea level rise on coastal evolution","Stive, M.J.F.","","1990","Using the Dutch coastal evolution in the Holocene upto the present as an example and a test case, a coastal evolution concept is proposed and materialized with which shoreline position changes for different sea level rise scenarios are predicted. The (more generally applicable) model applies to (quasi-)uniform coastal stretches. It accounts for morphodynamic processes from the shelf to the first dune-row, and integrates over coastal units of approximately 10 km alongshore length. The added value compared to earlier published concepts or models lies in the full inclusion of cross-shore and alongshore processes, and in the distinction between a - with respect to sea level rise - instantaneously responding active zone and a noninstantaneously responding central shoreface zone. Relevant differences have been found to exist between closed and interrupted coastal stretches. An important conclusion is that the cross-shore effective Bruun-effect is only of limited importance. This is especially true in the case of the interrupted coast. Longshore sand transport gradients are very important there. This is mainly connected with the sand demand which is placed on coastal stretches adjacent.","changes of level; sea water; coastal environment; holocene Landform evolution; transport; sand; Netherlands; North Sea; sea level rise","en","conference paper","Balkema","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:3d6a588a-ba13-4634-8b38-aac1b5e2a24b","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3d6a588a-ba13-4634-8b38-aac1b5e2a24b","Kwaliteitsbeleid voor de Nederlandse woningvoorraad: Historie, methodiek, toepassingen, beleidsopties","Houben, J.M.J.F.","Priemus, H. (promotor)","1989","","building physics: general; housing policy: the Netherlands","nl","doctoral thesis","","","","","","","","","","","","","",""
"uuid:ee78e456-bb32-49da-8980-277262b46829","http://resolver.tudelft.nl/uuid:ee78e456-bb32-49da-8980-277262b46829","A short review of the Dutch coast","Dillingh, D.; Stolk, A.","Rijkswaterstaat","1989","This report about the Dutch coast was written in the context of the experimental phase of the programme CORINE of the Commission of the European Communities. The programme CORINE (COoRdination of INformation on the Environment) is a programme for the gathering, coordinating and ensuring of the environment and natural sources in the Community. The objective of the project ' coastal erosion', as part of the CORINE-programme, is to provide a cartography and a database of the risks of coastal erosion in the Community. This report has grown out of the objectives of the project and the activities and agreements of the working group involved. However, some parts of the contents may be interesting to a wider group. In the text you will often find the notation NUTS followed by a number. The NUTS (Nomenclature of Territorial Units for Statistics) is an interlocking system of territorial units at three levels. The used level III is the finest one.","Netherlands; coastal morphology; coastal protection","en","report","Rijkswaterstaat, RIKZ","","","","","","","","","","","","Corine",""
"uuid:f1613c12-6b88-408f-abc4-341b9d7dcca5","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f1613c12-6b88-408f-abc4-341b9d7dcca5","GELUIDHINDER IN STEDLIJK GEBIED: WAAR, IN WELKE MATE, BIJ WIE?; NOISE HINDRANCE IN URBAN AREA: WHERE, IN WHICH WAY, AND BY WHO?","Van Der Zande, M.J.M.; Bovy, P.H.L.","","1989","","Conference 8525 traffic 0655 sound 6748 sound level 6747 pollution 5227 method 9102 forecast 0122 evaluation assessment 9020 environment 9018 planning 0133 traffic engineering 0657 prevention 1670 program computer 8646 urban area 0313 netherlands 8078 Veh","nl","report","","","","","","","","","","","","","",""
"uuid:e665e23f-cd4c-4168-8f9d-5e5e5df6867f","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e665e23f-cd4c-4168-8f9d-5e5e5df6867f","Variability in mode choice in home-to-work travel","Van Vuren, T.; Bovy, P.H.L.","","1989","","Conference 8525 journey to work 0621 transport mode 1145 decision process 2248 selection 9072 itinerary 0699 netherlands 8078 occupation work 2271 planning 0133 journey time 0697 traffic survey 0676 program computer 8646 modal split 0675 Traffic and trans","en","conference paper","PTRC EDUCATION AND RESEARCH SERVICES LTD, GLENTHORNE HOUSE, HAMMERSMITH GROVE, LONDON, W6 0LG, UNITED KINGDOM (18.00#)","","","","","","","","","","","","",""
"uuid:a61b992f-6447-4d25-857f-0262905097d4","http://resolver.tudelft.nl/uuid:a61b992f-6447-4d25-857f-0262905097d4","INTERNATIONAAL VRACHTVERKEER OVER DE WEG.; INTERNATIONAL FREIGHT TRAFFIC BY ROAD.","Loos, A.L.; Bovy, P.H.L.; Van Roon, J.J.","","1989","","Conference 8525 international 9034 highway 2755 location 9061 information documentation 8555 traffic survey 0676 interview 0107 origin destination traffic 0687 netherlands 8078 freight transport 1122 land use 0356 Traffic and transport planning (72)","nl","conference paper","COLLOQUIUM VERVOERSPLANOLOGISCH SPEURWERK, GEERDINKHOF 237, AMSTERDAM, 1103 PZ, NETHERLANDS","","","","","","","","","","","","",""
"uuid:09899052-17c7-4ac1-84be-90983b754fb9","http://resolver.tudelft.nl/uuid:09899052-17c7-4ac1-84be-90983b754fb9","Flight testing in the Netherlands, an overview","van Doorn, J.T.M.; van der Velde, R.L.","","1988","This report gives an overview of the flight test activities and capabilities in The Netherlands. A general description of the flight test programs of the last decades with civil and military aircraft, helicopters and research aircraft will be given. Some of the highlights of the more recent programs will be presented, i.e. the type certification of the Fokker 50 and Fokker 100 civil transport aircraft, evaluation and certification trials with the military F16 fighter aircraft, helicopter-ship compatibility testing and the determination of the mathematical model of the Cessna Citation 500 for a Phase II flight simulator. Furthermore a short description will be given of the flight test instrumentation and flight test techniques that have become available in The Netherlands during the last decade. Presented at the 73rd Symposiuim of the Flight Mechanics Panel of AGARD; ""Flight Test Techniques"", held at Edwards Air Force Base, USA, 17-20 October 1988.","flight tests; flight test instruments; Netherlands; Fokker Aircraft; research facilities; certification; trajectory measurement; data acquisition; distance measuring equipment","en","report","Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium","","","","","","Campus only","","","","","","",""
"uuid:f387211a-6018-49cf-ab19-8cdfa6948346","http://resolver.tudelft.nl/uuid:f387211a-6018-49cf-ab19-8cdfa6948346","VERVOERMIDDELENGEBRUIK IN HET WOON-WERKVERKEER VAN INWONERS UIT KLEINE KERNEN.; TRAVEL PATTERNS AND MODE USE OF COMMUTERS FROM SMALL TOWNS.","Gommers, W.; Bovy, P.H.L.","","1988","","Conference 8525 transport 1155 inter urban 0388 low density area 0376 journey to work 0621 transport mode 1145 private transport 1136 public transport 1165 congestion traffic 0632 urban area 0313 journey 0698 population 0335 netherlands 8078 Traffic and t; flow","nl","conference paper","COLLOQUIUM VERVOERSPLANOLOGISCH SPEURWERK, GEERDINKHOF 237, AMSTERDAM, 1103 PZ, NETHERLANDS","","","","","","","","","","","","",""
"uuid:4a8cf2ed-4be7-491d-a3a9-cc5b1c46abb9","http://resolver.tudelft.nl/uuid:4a8cf2ed-4be7-491d-a3a9-cc5b1c46abb9","Wijzigingen verkeersintensiteiten door Delfts fietsrouteplan I","Bovy, P.H.L.","","1988","","Bicycle; Delft; Netherlands","nl","journal article","","","","","","","","","","","","","",""
"uuid:58977284-c947-470f-b40b-292e7f94f81d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:58977284-c947-470f-b40b-292e7f94f81d","RAMING VAN WOON-WERKVERKEER VIA ARBEIDSKRACHTENTELLINGEN; COMMUTER FLOW ESTIMATION USING THE LABOUR FORCE SURVEY","Bovy, P.H.L.; Van Vuren, T.","","1988","","Conference 8525 journey to work 0621 statistics 6555 transport 1155 planning 0133 data bank 8614 modal split 0675 mathematical model 6473 transport mode 1145 peak hour 0612 vehicle ownership 0315 public transport 1165 use 9084 netherlands 8078 Traffic the; flow","nl","conference paper","COLLOQUIUM VERVOERSPLANOLOGISCH SPEURWERK, GEERDINKHOF 237, AMSTERDAM, 1103 PZ, NETHERLANDS","","","","","","","","","","","","",""
"uuid:58d123d5-bb0b-4370-a20a-d2c5cfcf3369","http://resolver.tudelft.nl/uuid:58d123d5-bb0b-4370-a20a-d2c5cfcf3369","Studie naar de opzet van een nationaal ERS-1 datacentrum - Phase-A/B study of a national ERS-1 data centre","van Swol, R.W.","","1987","Within the framework of the National Remote Sensing Programme and under contract with the Netherlands Remote Sensing Board (BCRS), the National Aerospace Laboratory NLR has carried out a Phase-A/B study of a national ERS-1 data and information centre. The first European Remote Sensing Satellite (ERS-1) is due to be launched by the European Space Agency (ESA) in 1990. In this study an investigation was made of the requirements with respect to the reception and the dissemination of the ERS-1 data products in the Netherlands. An inventory was made of the ERS-1 data products, of the dissemination methods to be used by ESA and of the Dutch users. It appears that real-time application of the Low Bit Rate data in regional forecasting models forms the most important operational application in the Netherlands. Therefore, it is recommended in this report to receive the real-time data by the Dutch meteorological office KNMI, which is the principle user of these data. Furthermore, it is recommended that the NLR, as the National Point of Contact (NPOC) for Landsat data and as the official SPOT data distributor, also takes care of the handling of requests for and the off-line distribution of ERS-1 data products.","Satellite; ERS-1 (ESA satellite); Remote sensing; Data acquisition; Real time operation; User requirement; Information dissemination; Earth resources information system; Ground stations; Netherlands; Oceanographic parameters; Meteorological parameters","en","report","Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium","","","","","","Campus only","","","","","","",""
"uuid:8910bdec-8051-4181-b400-bfd132fdbe56","http://resolver.tudelft.nl/uuid:8910bdec-8051-4181-b400-bfd132fdbe56","Kustgenese, grootschalige vorming en ontwikkeling van de Nederlandse kust, vorming en toetsing van hypotheses (hoofdrapport en 4 deelrapporten)","Stive, M.J.F.; Kollen, J.; Wind, H.G.; Stolk, A.; Wiersma, J.; Zitman, T.J.; Reinalda, R.","","1987","Hoofdstuk 1. Inleiding Naast een algemene inleiding op het projekt Kustgenese en de werkwijze binnen het projekt zijn hierin een samenvatting en de konklusies opgenomen. Hoofdstuk 2. Waargenomen kustontwikkelingen De waargenomen ontwikkeling en vorming van de kust worden hier beschreven onderscheiden naar de tijdsperioden beschouwd door de drie Taakgroepen. Naast het geven van een beknopt overzicht is het voornaamste doel te wijzen op die ontwikkelingen waarvoor de hypothesen een verklaring moeten vinden. Hoofdstuk 3. Hypothesen kustvorming en kustontwikkeling In de loop van het projekt zijn verschillende hypothesen naar voren gekomen zowel vanuit de bestaande literatuur als vanuit de ideeen en diskussies ontstaan in het projekt zelf. In een van de deelrapporten (Deelrapport 3) worden alle gegenereerde hypothesen toegelicht. Voor het Hoofdrapport zijn deze hypothesen tot een achttal gekondenseerd; in dit hoofdstuk worden deze acht hypothesen geformuleerd en toegelicht. Hoofdstuk 4. Vergelijkende analyse hypothesen In dit hoofdstuk worden de hypothesen onderling vergeleken, zodat konklusies kunnen worden getrokken over welke hypothesen op dit moment van belang worden geacht voor de grootschalige kustontwikkeling in de toekomst. De aspekten die hierbij een rol spelen zijn de zekerheden en onzekerheden met betrekking tot de processen van kustvorming en -ontwikkeling (systeem), de benodigde randvoorwaarden en externe invloeden (input) om het proces te kunnen laten plaatsvinden, de mate waarin een hypothese verklarend is voor de waargenomen kustontwikkeling (output) en de relevantie die een bepaalde hypothese heeft voor de huidige en toekomstige kustontwikkeling (relevantie).","Coastal development; Coastal morphology; Netherlands; beach formation; dune formation","nl","report","Rijkswaterstaat","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:8549f2f0-ed1a-44f6-9bfa-f2c5b6369547","http://resolver.tudelft.nl/uuid:8549f2f0-ed1a-44f6-9bfa-f2c5b6369547","Crop identification with microwaves (SLAR-data of 1985)","Uenk, D.; Binnenkade, P.","","1986","Microwaves (i.e. X-band SLAR) have been used in The Netherlands for many years within ROVE to identify agricultural crops. This report deals with data acquisition, preprocessing and classification of agricultural crops in The Netherlands using the Dutch Digital SLAR. With internal and external calibration of the instrument satisfactory results have been achieved in identifying the main agricultural crops in The Netherlands (wheat, sugarbeets and potatoes)","Crop identification; Remote sensing; Airborne equipment; Side looking radar; Data acquisition; Classifications; Preprocessing; Farm crops; Netherlands","en","report","Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium","","","","","","Campus only","","","","","","",""
"uuid:57eb4f10-1fc1-4bda-aeb0-498f3d758f79","http://resolver.tudelft.nl/uuid:57eb4f10-1fc1-4bda-aeb0-498f3d758f79","Canals and locks in the Netherlands","Glerum, A.","","1983","History of navigational canals in the Netherlands","inland navigation; canal; Netherlands; history","en","report","TU Delft, Section Hydraulic Engineering","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""
"uuid:e79ae6ea-d95e-4e6d-ad27-973957fc227a","http://resolver.tudelft.nl/uuid:e79ae6ea-d95e-4e6d-ad27-973957fc227a","De invloed van CAD op research","Loeve, W.; van den Dam, R.F.","","1983","NLR has developed an infrastructure of hardware and software for support of aerodynamic design of aircraft. Organizational and technical aspects of this development are described.","computer aided design; Netherlands; technology utilization; research and development; international cooperation research facilities; aerodynamic configurations user requirements; aircraft design; standardization; aircraft industry; project management","en","report","Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium","","","","","","Campus only","","","","","","",""
"uuid:aa8d1c6e-f546-4e9e-b42c-fa62375f1ce2","http://resolver.tudelft.nl/uuid:aa8d1c6e-f546-4e9e-b42c-fa62375f1ce2","CAD-systemen voor overdracht van kennis","Loeve, W.; van den Dam, R.F.","","1983","The NLR in the Netherlands renders scientific support and technical assistance for the design and operation of aircraft and spacecraft. The approach of NLR can be characterized by integration of experimental and theoretical investigations. For this an integrated computer and terminal network has been developed that links both NLR laboratory sites. Based on this development, knowledge transfer to other organizations at the moment is realized mainly via computer-based information systems. The CAD systems that belong to these systems have proven to be ideal carriers of technical knowledge. CAD systems to be used in an organization have to be integrated in the existing infrastructure for information processing. As a result, NLR is active in combining the aspects of automation and organization that are relevant for the realization of an integrated infrastructure for information processing.","systems engineering; computer aided design; CAD; aircraft design; technology transfer; computer programs; technology utilization; CDC cyber 170 series computers; research facilities; user requirements; computer networks; Netherlands; mathematical models","nl","report","Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium","","","","","","Campus only","","","","","","",""
"uuid:3bd498d9-a15e-42df-a579-4ef2740647e8","http://resolver.tudelft.nl/uuid:3bd498d9-a15e-42df-a579-4ef2740647e8","Policy analysis of water management for the Netherlands. Vol II: Screening and managerial tactics","Walker, W.E.; Veen, M.A.","Rijkswaterstaat","1981","This volume describes one of the first steps in the evaluation of alternative policy options for water management the screening of technical and managerial tactics. In this step, a large number of possibilities for changing the movement and storage of water throughout the Netherlands (tactics) were evaluated in terms of a small number of impact measures in order to screen out those that are clearly not attractive. The output from this step is relatively small list of tactics that are sufficiently sensible and beneficial, relative to their costs, that they deserve a more thorough examination. The volume discusses tactics mainly concerned with alleviating problems caused by shortages of surface water (including low flows and levels in waterways) and water salinity (which refers to the concentration of chloride ions in the water).","watermanagement; Netherlands; PAWN","en","report","Rand corporation","","","","","","","","","","","","PAWN",""
"uuid:bf118a7d-fc18-40a2-be62-23d4b931d6d8","http://resolver.tudelft.nl/uuid:bf118a7d-fc18-40a2-be62-23d4b931d6d8","Cost estimation and management control of software development in scientific/technical projects","Posthuma de Boer, U.","","1978","Cost estimation of software development.and the monitoring and control of factors which affect the development cost is difficult due to the lack of uniformity in the development approach, to the lack of a standard terminology and due to the limited and difficult to access cost data bases. This report presents a cost estimation approach, together with a survey of factors affecting the cost of software development, illustrated with figures. To keep these cost factors manageable, a configuration management system is proposed, partly based on procedures and tools already in use for hardware development. Procedures and tools for software configuration management and for related aspects as software testing are described and illustrated with examples from software development projects at the National Aerospace Laboratory NLR.","costs; cost estimates; computer programming; computer systems programs; product development; management systems; configuration management; project management; aerospace systems; productivity; quality control; check out; Astronomical Netherlands Satellite; interfaces","en","report","Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium","","","","","","Campus only","","","","","","",""
"uuid:1557da20-64bc-4fea-842f-ef74240ac416","http://resolver.tudelft.nl/uuid:1557da20-64bc-4fea-842f-ef74240ac416","Preliminary investigation into the application of magnetic ruhher inspection (M.R.I.)","de Graaf, E.A.B.","","1976","The present report gives a brief description of the principles and probable advantages of the magnetic rubber inspection technique. The results of a first demonstration of the method at the NLR are discussed. It is concluded that the method needs further evaluation.","nondestructive tests; inspection; magnetic rubber; aircraft parts; Netherlands","en","report","Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium","","","","","","Campus only","","","","","","",""
"uuid:12bd9acc-b990-4d92-9c0d-1660a9c866f9","http://resolver.tudelft.nl/uuid:12bd9acc-b990-4d92-9c0d-1660a9c866f9","In-orbit experiment with an attitude control algorithm for ANS based on modern control principles","Prins, J.J.M.","","1976","The existing fine attitude system of the Astronomical Netherlands Satellite was designed on the basis of conventional digital control techniques. The possibility of a more advanced approach is presented in this report. As an example, an alternative control algorithm for the scan mode has been developed with the use of state estimation and state variable feedback techniques. The results of computer simulations and in-orbit tests are presented. The in-orbit test results show a marked performance improvement in terms of reduced settling time after slew and reduced sensitivity to disturbance torques. Computer simulations indicate a potential for further performance improvement s.","Astronomical Netherlands Satellite; Kalman-fliters; observers; in-orbit test; attitude control; satellite attitude control; airborne/spacebome computers; digital techniques; reaction wheels; algorithms; computerized simulation; horizon sensor","en","report","Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium","","","","","","Campus only","","","","","","",""
"uuid:b570c0e0-10a8-4b9c-be87-a008f4588930","http://resolver.tudelft.nl/uuid:b570c0e0-10a8-4b9c-be87-a008f4588930","Wonen - kreativiteit en aanpassing. Deel 1","Priemus, H.","Brouwer, H. (promotor); De Groot, A.D. (promotor)","1968","","Residential buildings: general; Sociology of culture; Housing policy: the Netherlands","nl","doctoral thesis","","","","","","","","","","","","","",""
"uuid:00a7c57d-29b2-493a-af09-a39a30aae387","http://resolver.tudelft.nl/uuid:00a7c57d-29b2-493a-af09-a39a30aae387","Wonen - kreativiteit en aanpassing. Deel 3 bijlagen","Priemus, H.","Brouwer, H. (promotor); De Groot, A.D. (promotor)","1968","","Residential buildings: general; Sociology of culture; Housing policy: the Netherlands","en","doctoral thesis","","","","","","","","","","","","","",""
"uuid:9533f160-5ae7-473f-a33f-6a474cd48e0d","http://resolver.tudelft.nl/uuid:9533f160-5ae7-473f-a33f-6a474cd48e0d","Wonen - kreativiteit en aanpassing. Deel 2 onderzoek en evaluatie","Priemus, H.","Brouwer, H. (promotor); De Groot, A.D. (promotor)","1968","","Residential buildings: general; Sociology of culture; Housing policy: the Netherlands","en","doctoral thesis","","","","","","","","","","","","","",""
"uuid:36f8f5ce-583c-44e5-81cd-5724000c05c9","http://resolver.tudelft.nl/uuid:36f8f5ce-583c-44e5-81cd-5724000c05c9","Selected Aspects of Hydraulic Engineering: Liber Amicorum dedicated to Johannes Theodoor Thijsse, on occasion of his retirement as professor","Van Douwen, A.A.","Thijsse, J.T. (contributor)","1963","- Biography of Johannes Theodoor Thijsse - British Hydraulic Engineering and Research - Probleme der Donau in Österreich - Évolution, depuis trente ans, de la Normalisation Internationale des Mesures de Débits en Conduite - L' Association Internationale d'Hydrologie Scientifique - Activities of Dutch Civil Engineers Abroad - Drawdown due to Ground-water Abstraction with Straight Lines of Wells - Hydraulic Research for the Zuiderzee works - Waves of Long and Short Period - The International Course in Hydraulic Engineering - Trends in Hydraulics Laboratory Research in the Netherlands - Some Aspects of the Delta Project - Problèmes géohydrologiques des Travaux du Zuiderzee","hydraulic research; Netherlands; Thijsse","en","book","TU Delft, Section Hydraulic Engineering","","","","","","","","Civil Engineering and Geosciences","Hydraulic Engineering","","","",""