Getijcentrale in de Brouwersdam

Variantenstudie

More Info
expand_more

Abstract

Recentelijk bleek uit waarnemingen en onderzoek dat de afsluiting van het Brouwershavensche Gat ongewenste gevolgen heeft gehad voor de natuurwaarde van het gebied. Tevens wordt verwacht dat de situatie verder zal verslechteren wanneer geen corrigerende maatregelen worden genomen. Naar aanleiding hiervan is voorgesteld om de doorlaatcapaciteit van de Brouwersdam te vergroten en de getijwerking weer toe te laten in het Grevelingenmeer. Daarbij is voorgesteld om te onderzoeken of een getijcentrale op een maatschappelijk wenselijke wijze hierin kan worden ingepast. In deze studie zijn vier varianten gedefinieerd die variëren in locatie ten opzichte van de as van de Brouwersdam. Elk van deze varianten kent twee subvarianten met verschil in hydro-elektrische conversietechniek. Voor alle varianten en subvarianten zijn energieprestatie en kosten bepaald. De volledige benaming voor de subvarianten is hieronder getoond: (1a) Tweezijdig turbinerende getijcentrale met bulbturbines, aan te leggen in een droge bouwput ter plaatse van de oorspronkelijke caissons. (1b) Tweezijdig turbinerende getijcentrale met vrije stroomturbines, aan te leggen in een droge bouwput ter plaatse van de oorspronkelijke. (2a) Tweezijdig turbinerende getijcentrale met bulbturbines, aan te leggen in een droge bouwput aan de binnenzijde van de Brouwersdam. (2b) Tweezijdig turbinerende getijcentrale met vrije stroomturbines, aan te leggen in een droge bouwput aan de binnenzijde van de Brouwersdam. (3a) Tweezijdig turbinerende getijcentrale met bulbturbines, aan te leggen in den natte. (3b) Tweezijdig turbinerende getijcentrale met vrije stroomturbines, aan te leggen in den natte. (4a) Sifonoplossing met energieopwekking door waterturbines ter plaatse van de oorspronkelijke caissons. (4b) Sifonoplossing met energieopwekking door hydropneumatische turbines. Voor elk van de varianten zijn aandachtspunten geformuleerd, die gezien kunnen worden als aanbevelingen voor verder onderzoek. Resultaten hiervan kunnen een significante invloed hebben op de kostenraming, maar er wordt verwacht dat dit binnen de ± 50 % ligt.