Golfhoogte-overschrijdingskromme in Deltagoot en Scheldegoot

More Info
expand_more

Abstract

In Klein Breteler (2007) staat dat bij sommige proeven de golfhoogteoverschrijdingskromme van de inkomende golven niet correct lijkt. De golfhoogteoverschrijdingskromme laat een overmaat (Scheldegoot) of tekort (Deltagoot) aan zeer hoge inkomende golven zien. In het huidige document is gekeken naar beide situaties: proef P25 in de Deltagoot, en proef T308 in de Scheldegoot. Er is niet naar andere proeven gekeken. De oorzaak van het probleem voor de Deltagootproef zit in onnauwkeurigheden in de scheiding van inkomende en gereflecteerde golven, uitgaande van het gemeten totale golfsignaal. Deze onnauwkeurigheden zijn te wijten aan de aanwezigheid van ruis (‘noise’). De ruisterm bevat zowel meetruis als gevolgen van nietlineaire effecten zoals golfbreken of generatie van hogere en lagere harmonischen. Omdat niet-lineaire effecten niet uit te schakelen zijn, betekent dat het niet altijd mogelijk is om de ruis voldoende klein te houden. Men zal hiermee dus moeten leren leven. De oorzaak voor het probleem voor de Scheldegootproef zit in de gebruikte definitie van de golf. Er is gebruik gemaakt van upcrossings om de golf te definiëren. Als er gebruik gemaakt wordt van downcrossings, is het probleem verdwenen. De precieze oorzaak hiervoor is vooralsnog onbekend. We merken op dat de IAHR (1986) het gebruik van downcrossings aanbeveelt, met als belangrijkste reden dat een golf die de constructie belast gekarakteriseerd kan worden als een muur van water met een bepaalde hoogte, dus van golfdal naar de opvolgende golftop.