Monitoring van een grootschalige verstuiving van Limburg Stirumgebied Amsterdamse Waterleidingduinen

ontwikkeling 1995-1997

More Info
expand_more

Abstract

In 1995 is in de Amsterdamse Waterleidingduinen (AWD) een grootschalige verstuiving ontstaan in het gebied van het van Limburg Stirumkanaal. Het zuidelijk deel van dit extractiekanaal is in maart 1995 opgevuld met het oorspronkelijke zand, voor zover dat nog aanwezig was in "depots" die tijdens het uitgraven van het kanaal, circa 100 jaar geleden waren aangelegd. De situatie die na opvulling is ontstaan is voor het Nederlandse duingebied uniek. In een eerste rapportage werd de uitgangssituatie en de initiële ontwikkeling in 1995 beschreven (Arens & Deiller, 1996). Het tweede rapport beschrijft de ontwikkeling van het gebied tussen 1995 en 1996.Het geeft met name een vergelijking tussen ontwikkelingen aan de oost-kant (onderwerp van het eerste rapport) en ontwikkelingen aan de west-kant, waar in de winter van 1995-1996 belangrijke veranderingen zijn opgetreden. Dit derde rapport geeft een beschrijving van de ontwikkeling na 1996 en daarnaast een meer algemene evaluatie van de ontwikkeling van het gebied tussen 1995 en 1997. De verstuiving heeft zich tussen 1996 en 1997 verder uitgebreid. Over het algemeen is de uitbreiding beperkt tot een tiental meters, lokaal is de uitbreiding echter groter, tot circa 50 m. Dit betreft dan een uitbreiding van de overstuivingszone, waarbij de vegetatie nog steeds herkenbaar is. De grootste uitbreidingen bevinden zich, zoals te verwachten was, aan de oostzijde, vaak aan de noordoostzijde van vormen, blijkbaar ten gevolge van een zuidwestelijke wind. Op sommige lokaties zijn loopduinachtige vormen ontstaan, met storthellingen van een aantal meters hoog, die echter een dermate geringe verplaatsing hebben dat deze op de luchtfoto's nauwelijks waarneembaar is. De verwachting is dat deze vormen voorlopig actief blijven. Overstoven delen zullen geleidelijk aan weer dicht gaan groeien, omdat de mate van overstuiving in het grootste deel van het gebied zodanig is, dat de groei van de vegetatie de bedekking bij kan houden. Aan de westzijde zijn weinig veranderingen waarneembaar. De verstuiving lijkt zich hier niet noemenswaardig uitgebreid te hebben. Opvallend is dat in bijna het gehele gebied de oude grens van de begroeiing weer duidelijk zichtbaar is. De begraven begroeiing is blijkbaar voor een groot deel door de overstuiving heen gegroeid. Hierdoor is de grens onbegroeid/begroeid ten opzichte van 1996 in de richting van de verstuiving verplaatst. In vergelijking tot 1996 zijn aan de oostkant minder plekken waar de vegetatie volledig is begraven. Blijkbaar is ook hier de vegetatie door de overstuiving heen gegroeid.Tot nu toe is er slechts op een beperkt aantal plaatsen sprake van een vegetatiewaartse verschuiving ten gevolge van erosie van de grens begroeid/onbegroeid. In het noorden is het meest opvallende verschijnsel dat de afgeplagde duindoorn in het centrale deel door het uitlopen van de wortelstokken grotendeels het oppervlak heeft bedekt en gestabiliseerd.In het midden en zuidelijk deel is een deel van de oevervegetatie "teruggekeerd". Hier ontstaan lijnvormige duinen in riet, op de plaats waar voor invulling van het kanaal de oeverslagen.Merkwaardig genoeg blijkt het riet hier goed bestand tegen instuiving. Aan de hand van de verschillen tussen oost en west is het te verwachten dat de grootste ontwikkelingen zich aan de oostkant zullen blijven voordoen. Voor wat betreft de monitoring van het gebied wordt aanbevolen deze in ieder geval nog een aantal jaren voort te zetten. Indien zich binnen korte termijn (zeg de komende 5 jaar) een jaar voordoet met veel stormen, dan zal het effect hiervan op de ontwikkeling van de verstuiving zo spoedig mogelijk moeten worden onderzocht.

Files