Beekinrichting

More Info
expand_more

Abstract

In Nederland vormen beken karakteristieke landschapselementen. Door verschillende ingrepen in het verleden zijn veel beken gekanaliseerd, genormaliseerd en/of gereguleerd. In de loop der tijd zijn problemen ontstaan, bijvoorbeeld door versnelde afvoer van neerslagwater en verminderde mogelijkheden voor retende van water is er in veel stroomgebieden sprake van verdroging. Op dit moment zijn er op allerlei beleid- en beheerniveaus plannen voor herinrichting, restauratie en herstel van beken en stroomgebieden. Een beek begint bij de bron en loopt via de bovenloop, middenloop en benedenloop richting een grotere beek of rivier. Er zijn verschillende typen beken. Indelingen zijn mogelijk op grond van de diepte van het grondwatersysteem, op basis van het ruimtelijk patroon van de watedopen of op basis van de gemiddelde terreinhelling in het stroomgebied. Een algemene benaming voor de beken die behandeld worden in het rapport is 'laaglandbeken'. Er bestaan binnen Nederland grote lokale en regionale verschillen in beken, die terug te voeren zijn op lokale/regionale typologische kenmerken van verschillende streken. Wanneer men de processen en patronen binnen het stroomgebied van een beek beschouwt, is er een grote verscheidenheid te zien. Gaande van het begin van een beek, naar de plaats waar de beek uitmondt in een groter beek of rivier, verandert de aard van hydrologische processen, de daarmee ten dele samenhangende samenstelling van de bodem, de hoeveelheid getransporteerd water en daarmee de afmedngen van de beek en het beekdal met daarin voorkomende levensgemeenschappen. De hydraulica bij kleine watedopen is vooral gericht op de stroming van water, het transport van sediment en de relade met de morfologische processen in een waterloop. Sedimentatie van zand geeft in bepaalde beektrajecten problemen. De bodem komt hoger te liggen en de kans op wateroverlast neemt toe. Het morfologisch proces van meanderende beken wordt bepaald door de volgende factoren: Afvoer, terreinhelling, sedimenttransport, oevermateriaal en de vegetatie in de beek. Beken vormen een belangrijk onderdeel van de kringloop van water. Het neerslagoverschot wordt afgevoerd naar de zee. Beken en nvieren zijn in dit proces de verzameltrechters. Om te kunnen bepalen welke hoeveelheden water door een watergang worden afgevoerd is inzicht in de hoeveelheid en de verdeling van de neerslag vereist. Waterstromen leggen dikwijls een lange reis door de ondergrond af alvorens het bodemoppervlak bereikt wordt. Tijdens die reis worden extra mineralen opgenomen. Kennis van de geologische opbouw van de ondergrond is van essendeel belang om de verblijftijd en de chemische samenstelling van grondwater te bepalen. Geologische processen uit het verleden hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan het bestaan van hoogteverschillen in ons land. Beekdalen zijn meestal ontstaan in laagten die door deze processen zijn gevormd. Een belangrijk proces van de kringloop van water is de hydrologie. De hydrologie wordt uitgesplitst in de volgende processen: Infiltratie van water in de bodem, transport van water door de bodem, uittreden van grondwater aan de oppervlakte en transport van water door watedopen. Het proces dat de laatste jaren steeds belangrijker is geworden, is de ecologie omtrent beken en beekdalen. Er wordt bij beken een duidelijke zonering aangetroffen van vissen, inverbraten en vegetatietypen. De beekdalvegetatie vertoont loodrecht op de beek eveneens een zonering, afhankelijk van de hydrologie, beekdalhelling, grondsoort en eventueel microreliëf van de beekdalbodem. Beken en beekdalen vormen toevluchtsoorden voor veel organismen. Daarnaast vormen ze belangrijke verbindingszones en trekwegen voor fauna èn flora. De vegetatie van de beekdalbodem wordt gestuurd door bodemsamenstelling, geohydrologie, overstromingsfrequentie, zuurgraad, macro-ionen en nutriëntenhuishouding. De beekfauna wordt primair gestuurd door hydraulische factoren, waarvan de stroomsnelheid de belangrijkste is. De reden voor het maken van een beekinrichdngplan is ten eerste de verandering in de waterhuishouding. Ten tweede is de verandering van de kwaliteit van het water een belangrijke reden om over te gaan tot een vernieuwde inrichdng van een beek. Het landelijk beleid voor het de herinrichdng of herstel van beken is omschreven in onder meer het 'Natuurbeleidsplan', de 'Derde Nota voor de Waterhuishouding' en de 'Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening'. Het provinciale beleid komt vooral ten uiting in de provinciale waterhuishoudingsplannen en de streekplannen. In enkele gemeenten wordt in het bestemmingsplan voor het buitengebied melding gemaakt van een herinrichdng van de aanwezige beken. Waterschappen leggen hun beleid vast in bijvoorbeeld waterbeheersplannen. Een belangrijk element in het stoppen van natuurverarming is de realisenng van de ecologische hoofdstructuur. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van natuurdoeltypen. Dit is een nagestreefde combinatie van biotische en abiotische kenmerken op een bepaalde ruimtelijke schaal. Een natuurdoeltype beschrijft een bepaalde natuurkwaliteit en wordt gebruikt als een toetsbare doelstelling voor een natuurterrein. In Nederland zijn in diverse beken maatregelen getroffen om bepaalde doelstellingen te verwezenlijken. Deze beekinrichtingsmaatregelen worden op de volgende manier ingedeeld. Ten eerste zijn er de maatregelen ten behoeve van de stroming. Deze maatregelen zijn vooral gericht op de grondwaterhuishouding en het afvoerpatroon. Ten tweede zijn er de maatregelen ten behoeve van structuren. Deze hebben primair tot doel het vergroten van de variatie van aanwezige structuren. Als laatste zijn er de maatregelen ten behoeve van stoffen. Deze richten zich enerzijds op het versterken van de beekeigen stofstromen en anderzijds op het verminderen van de toevoer van stoffen als gevolg van menselijke activiteiten. Het beoordelen of een bepaalde maatregel of combinatie van maatregelen in een stroomgebied leidt tot de gewenste verbetering van het functioneren van het beeksysteem is niet eenvoudig. Allereerst is een analyse van de problemen noodzakelijk. Een goede probleemanalyse maakt duidelijk welke factoren problemen veroorzaken. Vervolgens moet worden uitgezocht welke maatregelen mogelijk zijn om te sturen in de gewenste richting en hoe deze maatregelen in ruimte en tijd moeten worden toegepast.