Normstelling voor bioassays

More Info
expand_more

Abstract

In de Vierde Nota Waterhuishouding (NW4, 1998) wordt het regeringsvoornemen voor een ruimere inzet van biologische effectmetingen (bioassays) in het waterkwaliteitsbeheer, als aanvulling op de klassieke chemische stofbeoordeling, aangekondigd. In de nota zijn voor het eerst criteria opgenomen waaraan de in bioassays gemeten effecten kunnen worden getoetst. In aanvulling op de Vierde Nota en de motie Augusteijn-Esser heeft de regering een voorstel geformuleerd voor een nieuwe waterkwaliteitsparameter voor ecotoxicologische effectbeoordeling. Gesteld wordt dat uiterlijk in 2006 deze nieuwe effectparameter opgenomen dient te zijn in de normering van de waterkwaliteit. In de Vierde Nota wordt tevens het verschijnen van een achtergronddocument aangekondigd, waarin ‘het omgaan met bioassays’ aan de orde komt. Beoogd wordt de ontwikkeling van een maatlat voor bioassays, waarmee de resultaten uit de verschillende testen te schalen zijn en een overschrijding van de gewenste milieukwaliteit inzichtelijk wordt. Het voorliggende document geeft invulling aan deze maatlat voor bioassays. De ontwikkelde maatlat heeft betrekking op bioassays die ingezet worden in de kwaliteitsbeoordeling van zoet en zout water en zoete en zoute waterbodem (sediment). Daarnaast wordt zijdelings aandacht geschonken aan ontwikkelingen in normstelling, nationaal en internationaal, voor soortgelijke testen voor andere milieucompartimenten (landbodem, effluenten en zoete en zoute baggerspecie). Ook worden de resultaten getoond van een eerste exercitie, waarbij de nieuw ontwikkelde maatlat wordt toegepast op twee bestaande datasets. Dit document richt zich op de beleidsmakers: het betreft een technischwetenschappelijk rapport waarin de keuze voor bepaalde maatlatten voor bioassays wordt toegelicht en verantwoord. Het doel van dit document is geen beleidsnota en geen handleiding voor de waterkwaliteitsbeheerder. Beide trajecten (inbedding in het beleid en toepassing in de praktijk) dienen op basis van dit document nog in gang te worden gezet. In het rapport zijn de volgende maatlatten geformuleerd: 1. maatlat voor oppervlaktewater met ‘preliminary effect assessment’ (Cf: factor waarmee het monster geconcentreerd wordt ten opzichte van het onbehandelde monster, het ‘as is’ monster; dit kan gezien worden als de ‘assessment factor’ toe te passen bij 3 acute of chronische testen uit verschillende taxonomische groepen. 2. maatlat voor oppervlakte water met ‘refined effect assessment’ (PAF-benadering) 3. maatlat voor sediment met behulp van alleen een MTE- en een EE-niveau en geen VE-niveau. In dit document is de noodzaak tot en de afleiding van wetenschappelijke maatlatten voor oppervlaktewater en sediment weergegeven. Daarmee zijn de maatlatten nog niet klaar voor gebruik. Inbedding in beleid en het ontwerpen van een leidraad voor de praktijkuitvoering moet nog in gang worden gezet. Ook de aansluiting van de effectgerichte beoordeling bij internationale ontwikkelingen, zoals de EU Kaderrichtlijn Water, die consequenties zal hebben voor de Nederlandse wetgeving op dit gebied, moet geconcretiseerd worden.

Files