Watervogels en zeezoogdieren in de Zoute Delta 2003/2004

More Info
expand_more

Abstract

In dit rapport worden resultaten gepresenteerd van de watervogel - en zeezoogdiertellingen in de zoute wateren van het Deltagebied van Zuidwest-Nederland (figuur 1) in de periode juli 2003-juni 2004 (verder aangeduid als 2003/2004). In een bijlage zijn tevens de nog niet eerder gepubliceerde tellingen uit het seizoen 2002/2003 opgenomen. De ‘Zoute Delta' omvat de Voordelta, het Grevelingenmeer, de Oosterschelde, het Veerse Meer en de Westerschelde. Dit rapport dient te worden beschouwd als aanvulling op eerdere rapportages. In voorliggend rapport worden de meest opmerkelijke recente ontwikkelingen in de watervogel- en zeezoogdierpopulaties van de Zoute Delta beknopt toegelicht. De maandelijkse tellingen worden verricht in het kader van het Biologisch Monitoringprogramma van de zoute Rijkswateren, uitgevoerd door het Rijksinstituut voor Kust en Zee (RIKZ) in nauwe samenwerking met andere organisaties en vrijwilligers. Uit de resultaten kan worden geconcludeerd dat voortdurend veranderingen optreden in aard en omvang van watervogelpopulaties in de zoute wateren van Zuidwest-Nederland. Geconstateerde aantalsveranderingen zijn vaak signalen uit het systeem, dat er veranderingen optreden in de functies voor vogels. Soms zijn er direct relaties te leggen met andere functies, zoals toenemend recreatief medegebruik en schelpdiervisserij. In het geval van onverwachte negatieve veranderingen kunnen deze aanleiding zijn voor nader onderzoek, waarvan de resultaten kunnen bijdragen aan een duurzaam beheer en gebruik van deze Deltawateren. In de wintermaanden zijn in de zoute Deltawateren tegenwoordig ruim 500 000 watervogels aanwezig. Het gebied is in alle maanden van het jaar van grote internationale betekenis voor watervogels. In totaal overschrijden één of meerdere deelpopulaties van 31 soorten jaarlijks de 1%- norm (1% of meer van een populatie aanwezig) in de Zoute Delta. Gemiddelde aantallen en normoverschrijdingen in dit rapport zijn gebaseerd op tellingen in de periode 2001/2002-2003/2004. In de Voordelta zijn de intergetijdengebieden van Westplaat en Kwade Hoek internationaal gezien de belangrijkste gebieden. De 1%-norm wordt in de Voordelta door vier soorten overschreden, in aflopende volgorde van belang zijn dit: Pijlstaart, Lepelaar, Slobeend en Drieteenstrandloper. Bij de herbivore eenden was 2003/2004 voor de Wilde Eend (1450), Wintertaling (1220), Pijlstaart (1000) en Krakeend (300) een seizoen met lagere aantallen. Bij de steltlopers nam het aantal overwinterende Scholeksters sterk toe, maar het aantal Tureluurs in mei (1800) was beduidend lager dan in de periode 1997/1998-2001/2002. Diverse viseters waren minder goed vertegenwoordigd dan in voorgaande jaren, zoals Roodkeelduiker, Fuut en Aalscholver. Ook de Lepelaar was in beduidend lagere aantallen aanwezig (max. 60). In het Grevelingenmeer wordt de hoogste normoverschrijding bereikt in de winter. Het gebied is van internationaal belang voor negen soorten, waarvan Brandgans, Kuifduiker en Lepelaar de belangrijkste zijn. Bij de viseters, de belangrijkste soortgroep in het Grevelingenmeer, hebben zich de laatste jaren opmerkelijke aantalsveranderingen voorgedaan. Het aantal Futen nam verder af (max. 3620), terwijl Geoorde Fuut, Kuifduiker en Dodaars een flinke toename vertoonden. Van Geoorde Fuut en Kuifduiker werden recordaantallen vastgesteld (resp. 8120 en 200). Na vier seizoenen met relatief lage aantallen kende ook de Middelste Zaagbek een goed seizoen: het aantal in februari (9260) was het hoogste aantal sinds het begin van de tellingen in 1987/1988. Bij de herbivore watervogels werd een toename vastgesteld bij de Brandgans, Krakeend en Meerkoet. De Oosterschelde is binnen de Zoute Delta het gebied met de meeste soorten die de 1%-norm overschrijden. Van de 18 soorten die hier in internationaal belangrijke aantallen voorkomen zijn Rosse Grutto, Slobeend, Kanoetstrandloper, Rotgans, Scholekster en Brandgans de belangrijkste. De belangrijkste soortgroep in de Oosterschelde is die van de steltlopers. Bij de Scholekster was sprake van een afname in alle deelgebieden, maar het sterkst in het westelijke en noordelijke deel. Daarentegen was het voor Kluut, Zilverplevier, Kanoetstrandloper, Drieteenstrandloper, Wulp en Tureluur een goed seizoen met hogere aantallen. Bij de Zilverplevier (9370), Drieteenstrandloper (1270) en Wulp (17 500) werden recordaantallen vastgesteld. Bij de herbivore watervogels vertoonden Wintertaling, Slobeend en Pijlstaart een afname, maar het aantal Brandganzen nam wederom sterk toe. Opvallend bij de viseters was de verdere toename van de Geoorde Fuut (max. 590 in oktober). De aantallen van Fuut, Aalscholver en Middelste Zaagbek zijn de laatste jaren stabiel. In het Veerse Meer, het kleinste watersysteem in de Zoute Delta, werd de 1%-norm alleen door de Smient overschreden. Bij de herbivoren, de belangrijkste groep watervogels in het Veerse Meer, werd bij veel soorten een afname vastgesteld. Rotgans, Wilde Eend, Smient, Wintertaling, Pijlstaart en Slobeend waren in lagere aantallen aanwezig dan in voorgaande seizoenen. Ook het aantal Meerkoeten nam verder af en het maximum (5000) bedraagt nog slechts een derde van de aantallen in de jaren negentig. Bij de viseters werd, met uitzondering van de Aalscholver, bij alle belangrijke soorten (Dodaars, Fuut, Middelste Zaagbek) een afname vastgesteld. In de Westerschelde werd door twaalf soorten de 1%-norm overschreden. De belangrijkste soorten waren Pijlstaart, Grauwe Gans, Bergeend, Smient en Drieteenstrandloper. In de Westerschelde zijn vooral steltlopers en herbivoren talrijk. Bij de steltlopers vertoonde het aantal Scholeksters geen herstel na de grote terugval in 1999/2000. Voor de Strandplevier, Bonte Strandloper, Tureluur en Zwarte Ruiter was het een seizoen met lagere aantallen, maar het aantal IJslandse Grutto’s nam daarentegen weer verder toe. Bij laatstgenoemde soort vormde het maximum in oktober (580) een recordaantal sinds 1987/1988. Bij de herbivoren waren de aantallen van Wilde Eend (21 000) en Smient (43 500) lager dan in voorgaande drie seizoenen. Opvallend was verder de afname van de Grauwe Gans: in 2003/2004 werden maximaal 42 000 ex. geteld, tegen 60 000-78 000 in de drie voorgaande jaren.

Files

Rikz2005011.pdf
(pdf | 2.22 Mb)
Unknown license