Toetsing uitgangspunt rivierdijkversterkingen - deelrapport 1, veiligheid tegen overstromingen

More Info
expand_more

Abstract

In dit deelrapport worden de effecten onderzocht van alternatieven voor het verschaffen van bescherming tegen overstroming voor de gebieden langs de Rijntakken en de Maas buiten de invloed van het getij. In het rapport wordt getracht een antwoord te geven op een van de vragen gesteld door de Minister van Verkeer en Waterstaat in haar brief aan de Tweede Kamer op 24 juli 1992. Zij vroeg daarbij na te gaan, of er elementen waren in de afweging die ten grondslag ligt aan de keuze van de veiligheidsnorm voor de rivierdijkversterkingen die zodanig veranderd zijn sinds de vaststelling van de norm in 1978, dat dit zou kunnen leiden tot een andere keuze. De huidige norm is gebaseerd op de bevindingen van de Commissie Rivierdijken (1977), die als aanbeveling gaf de dijken zodanig te ontwerpen dat 'waterstanden kunnen worden gekeerd die behoren bij een maatgevende Rijnafvoer te Lobith van 16.500 m3/s. Deze afvoer wordt overschreden met een kans van 1/1250 per jaar.' Bij het uitvoeren van de dijkversterkingen volgens deze nieuwe norm namen de protesten tegen de schadelijke effecten van de versterkingen op de landschappelijke, natuur- en cultuurwaarden sterk toe. De toenemende discussie over de uitgangspunten voor de rivierdijkversterkingen bij ieder project was aanleiding voor de Minister van Verkeer en Waterstaat voor de instelling van de Commissie 'Toetsing uitgangspunten rivierdijkversterking' (de Commissie Boertien) en het geven van een opdracht aan het Waterloopkundig Laboratorium (WL) en RAND'S European-American Center for Policy Analysis (EAC) om de uitgangspunten voor de rivierdijkversterkingen te toetsen.