Golfhoogte-waterstandrelaties t.p.v. de NAP-20 m lijn langs de Nederlandse kust

More Info
expand_more

Abstract

Voor extreme omstandigheden zijn er onvoldoende golfwaarnemingen beschikbaar om b.v. door middel van extrapolaties betrouwbare verwachtingen van golfhoogtewaterstandsrelaties te verkrijgen. In notitie WWKZ-82G.259 is een methode gepresenteerd voor de berekening van golfhoogte-waterstandrelaties. In de betreffende notitie is voor de lokatie Hoek van Holland t.p.v. de NAP-20 m lijn de voorwaardelijke kansverdeling van golfhoogten berekend ten behoeve van de leidraad duinafslag. De resultaten van de simulatieberekeningen van de voorwaardelijke kansverdelingen van Hs voor de verschillende locaties en een drietal overschrijdingsfrequenties van h zijn in de bijlagen 16 t/m 21 weergegeven. Uit de figuren en enkele eenvoudige tests blijkt dat de verdelingen bij benadering normaal zijn. In bijlage 22 is het verloop van Hs als functie van h voor de vijf locaties geschetst. Tevens is een indicatie van de te verwachten standaardafwijking van de verdelingen aangegeven. Het is ter verduidelijking nuttig enige opmerkingen te wijden aan de verschillen met het model zoals gepresenteerd in notitie WWRZ-82G.259. - Er is in dit model geen aparte voorziening voor deining getroffen. Deining is hier te beschouwen als zeegang die honderden kilometers van de Nederlandse kust is ontstaan en gedurende vele uren aan de inwerking van eenzelfde windveld heeft blootgestaan. Dit model is daarom uitsluitend bruikbaar onder omstandigheden waarbij deining geen belangrijke rol speelt (b.v. stormomstandigheden). - In plaats van een uniforme verdeling van de mogelijke fetches is de kans van voorkomen van een bepaalde fetch gekoppeld aan de stormduur, waarbij een exacte definitie van het begrip stormduur achterwege blijft. - In de formules van Bretschneider is de diepte afhankelijk van de waterhoogte gekozen. Een gevolg is, dat de toename van HS met toenemende h minder snel afneemt dan in het geval van een constante diepte. - Doordat de diepte als vrije parameter is opgevoerd is het mogelijk bij het beschikbaar komen van nieuwe meetresultaten het model steeds fijner af te regelen. De eerste afregeling is vrij grof gedaan op grond van enkele GONO-resultaten. Met name de relatie tussen de locale windsnelheid en Hs, zou bij de ijking nader dienen te worden bekeken. Een zinvolle verbetering van, de thans gebezigde afregeling zou zijn de invoering van de schematisatie volgens Weenink (2). Bijlage 22 waarin de eindresultaten zijn verwerkt laat het volgende beeld zien: Den Helder en Borkum hebben voor eenzelfde overschrijdingsfrequentie sterk verschillende hoogwaterstanden, maar ongeveer dezelfde gemiddelde significante golfhoogte terwijl het verloop van de lijn van het Eierlandsche Gat die van Den Helder dicht benaderd. In geval van Vlissingen is er op grond van een visuele beschouwing van het bodemprofiel en van GONO-berekeningen gekozen voor een belangrijk ondiepere bodemschematisatie. Ter vergelijking is de in notitie WWKZ-82G.259 voor HvH gepresenteerde lijn eveneens in bijlage 22 opgenomen.