Zeezoogdieren in de Westerschelde

Knelpunten en kansen

More Info
expand_more

Abstract

AANTALLEN EEN SCHIM VAN VROEGER Rond 1900 kwamen in de Westerschelde ca. 1000 Gewone Zeehonden (6000-11 000 in het hele Deltagebied) en honderden Bruinvissen voor. Tegenwoordig is het aantal Zeehonden beperkt tot ca. 50 (ca. 150 in de Delta) en komt de Bruinvis slechts sporadisch, maar in toenemende mate, voor. Er zijn tot op heden nog 18 andere soorten zeezoogdieren waargenomen in de Westerschelde, maar het betreft slechts kleine aantallen en de soorten planten zich hier niet voort. De meeste van deze soorten komen alleen voor als ‘dwaalgast’ in de Westerschelde of zijn alleen bekend omdat ze dood zijn aangespoeld. HABITATEISEN EN HISTORISCH GEBRUIK VAN DE WESTERSCHELDE Gewone Zeehonden zijn tijdens laagwater hoofdzakelijk te vinden op droogvallende zandplaten met een steile rand langs vrij diep of diep water. Rond 1900 werden de meeste jongen geboren op de Spijkerplaat. Na 1900 nam deze plaat echter in hoogte af waardoor ze niet meer droogviel tijdens laagwater. Vanaf 1930 verbleven de grootste aantallen Gewone Zeehonden bij de Hooge Springer. In de jaren tachtig verdween de soort nagenoeg uit de Westerschelde. Sinds het herstel vanaf de jaren negentig zijn de Platen van Valkenisse veruit favoriet. Hier worden sinds 1994 ook kleine aantallen jongen geboren. De Bruinvis komt normaal voor in open water. Wanneer zij pasgeboren jongen hebben geven ze veelal de voorkeur aan enigszins beschutte, visrijke wateren met een geringe (kustwaarts) gerichte stroming. Over voorkeurslocaties in de Westerschelde is niets bekend. Het aantal waarnemingen in de Westerschelde neemt sinds 1995 langzaam toe. Het meest frequent worden ze in de monding waargenomen. INVLOED VAN DE MENS IN DE LOOP DER JAREN Het aantal Gewone Zeehonden in de Westerschelde werd van de 16e tot in de 20e eeuw sterk beperkt door jacht. In de 20e eeuw heeft de toenemende belasting met toxische stoffen en verstoring (scheepvaart, recreatie) een grote invloed gehad op de aantalsontwikkeling. Daarnaast hebben veranderingen in vispopulaties in de 20e eeuw onder invloed van vervuiling waarschijnlijk een rol gespeeld. Zo wordt het verdwijnen van de Bruinvis uit de Westerschelde in de jaren dertig mede toegeschreven aan het verdwijnen van de Haring uit het gebied. De aantalsontwikkeling van de Gewone Zeehonden in de Westerschelde staat sinds het eind van de jaren negentig sterk onder invloed van het uitzetten van gerevalideerde dieren (1998-2003 40 dieren uitgezet). KNELPUNTEN EN KANSEN De populatieontwikkeling van Gewone Zeehond en Bruinvis in de Westerschelde vertoont overeenkomst met die in andere gebieden. De waterkwaliteit van de Westerschelde is echter beduidend slechter dan die van bijvoorbeeld de Oosterschelde en de Waddenzee. De groei van het aantal Gewone Zeehonden en Bruinvissen in de Westerschelde is sterk afhankelijk van immigratie vanuit andere gebieden. De grootste beperkende factor voor de populatieontwikkeling van de Gewone Zeehond in de Westerschelde lijkt de verontreiniging van het ecosysteem met milieuvreemde stoffen te zijn. Met name de nog steeds aanwezige hoge concentratie PCB’s in combinatie met een hoog cadmiumgehalte en organotinverbindingen werkt belemmerend op de voortplanting. Bij een toenemende populatie kan ook verstoring van ligplaatsen een beperking gaan vormen. Indien de vervuiling en verstoring tot een minimum beperkt wordt, zou het aantal Gewone Zeehonden in de Westerschelde in de komende decennia toe kunnen nemen tot enkele honderden exemplaren. De populatie van de Bruinvis in de Nederlandse sector van de Noordzee (NCP) is rond het midden van de 20e eeuw sterk afgenomen, maar lijkt sinds 1995 herstellende. Met een verder herstel van de populatie in de zuidelijke Noordzee zal ook het aantal bezoeken van Bruinvissen aan de Westerschelde toe kunnen nemen. De toegenomen scheepvaartintensiteit en het ontbreken van een haringpopulatie zijn waarschijnlijk de meest beperkende factoren. De aantallen zullen daarom voorlopig waarschijnlijk gering blijven. De Westerschelde biedt in principe ruimte voor minimaal 1000 Gewone Zeehonden en enkele honderden Bruinvissen (de aantallen van rond 1890). Gezien de beschreven knelpunten kunnen er tegenwoordig slechts ca. 180 Gewone Zeehonden en 20 Bruinvissen in de Westerschelde leven. De in dit rapport beschreven resultaten kunnen worden gebruikt bij het formuleren van de instandhoudingsdoelstellingen in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn.

Files