Onderzoek naar de afmetingen van een overlaat langs de Waal

More Info
expand_more

Abstract

Van oudsher heeft Nederland te maken met rivieroverstromingen. Door de eeuwen heen werd er voortdurend strijd tegen het water gevoerd. Bedijkingen moesten de bedreiging van overstromingen beheersbaar maken met als gevolg dat sedimentatie en dus ophoging van het land nu plaats vindt in het winterbed van de rivieren. De rivieren komen hierdoor steeds hoger te liggen ten opzichte van het te beschermen land en de dijken moeten steeds verder worden opgehoogd. Bovendien zal de verwachte maximum afvoer van de rivieren de komende decennia toenemen als gevolg van klimaatsveranderingen (RIZA, WL-Delft en KNMI, 2000). De hogere dijken, hoger liggende rivieren en het dalende land leiden tot steeds grotere gevolgen voor de veiligheid, de economie en de maatschappij bij een dijkdoorbraak. Naar aanleiding van de hoogwaters van 1993 en 1995 heeft de regering in 1996 de beleidslijn "Ruimte voor de Rivier" vastgesteld. Een van de hieruit voortkomende acties is het onderzoeken of een hogere rivierafvoer veilig kan warden opgevangen met rivierverruimende maatregelen in plaats van met een nieuwe ronde van dijkversterking. Het project "Ruimte voor Rijntakken" onderzoekt maatregelen waarmee de stijging van de maatgevende afvoer bij Lobith van 15.000m3/s naar 16.000m3/s veilig kan worden afgevoerd. Een mogelijke maatregel is het aanleggen van een retentiepolder. Voor nog hogere afvoeren kunnen noodoverloopgebieden worden aangewezen die dienst moeten doen als binnendijks bergingsgebied. De Commissie Noodoverloopgebieden, ook wel Commissie Luteijn genoemd, werd april 2001 ingesteld om hiernaar onderzoek te doen. Medio mei 2002 zal de Commissie advies uitbrengen over de mogelijkheden en consequenties van noodoverloopgebieden. Het principe van retentiepolders en noodoverloopgebieden is in technisch opzicht hetzelfde. Het zijn beide gebieden die bij extreme afvoeren tijdelijk worden gebruikt voor de opvang van rivierwater. Het verschil is dat retentiepolders onderdeel uitmaken van de maatregelen om de rivierwaterstand beneden de maatgevende waterstand te houden, noodoverloopgebieden worden pas ingezet als de waterstand boven de maatgevende waterstand dreigt uit te komen. Doel van beide maatregelen is rivierwater zijdelings af te voeren in daarvoor aangewezen gebieden om hoge waterstanden benedenstrooms te voorkomen. Hierdoor neemt de kans op overstroming verder benedenstrooms af en kan schade in bijvoorbeeld stedelijke gebieden worden voorkomen. Dit onderzoek concentreert zich op onderstaande drie aspecten met betrekking tot noodoverloopgebieden en retentiepolders. De nadruk ligt op het onderzoeken van mogelijke afmetingen van de overlaat, de verlaging in de waterkering waarover het rivierwater zijdelings wordt afgevoerd naar de retentiepolder of noodoverloopgebied. - Hoe kunnen de benodigde afmetingen van een overlaat worden bepaald? - Wat zijn de voor- en nadelen van de mogelijke alternatieven voor de afmetingen van de overlaat? - Hoe groot is het effect van de overlaat, de waterstandsdaling, langs de rivieras?

Files