Stapelen

Een alternatieve spooruitbreiding van 2 naar 4 sporen

More Info
expand_more

Abstract

Inleiding De Nederlandse overheid is er veel aan gelegen het treingebruik te bevorderen. Enerzijds ontlast dat Schiphol, anderzijds zou het aantal files kunnen afnemen. Om dit doel te bereiken worden op een groot aantal locaties spoorlijnen van 2 naar 4 sporen uitgebreid. Omdat u it kostenoverweging vaak voor een uitbreiding op maaiveld wordt gekozen neemt de hinder voor de omgeving toe. Het gevolg ervan is dat gemeenten die met spooruitbreiding te maken krijgen zich sterk maken voor een tunnel. Het stapelen van spoorlijnen wordt zelden overwogen, mede doordat men er sceptisch over is. Een oplossing in een bebouwde omgeving waarbij de bestaande sporen blijven liggen en de twee nieuwe sporen ondergronds worden aangelegd (de Stapeloplossing) l i j k t een groot aantal voordelen te hebben. De kosten kunnen i n vergelijking tot de tunnel worden beperkt, en de meest hinderlijke treinen (sneltreinen en goederentreinen) verdwijnen i n tunnels. Daarnaast kan een lokaal station op maaiveld gehandhaafd blijven en kunnen spoorwegovergangen in de directe omgeving van het station die moeilijk tot ongelijkvloerse kruisingen kunnen worden omgebouwd gehandhaafd worden. In deze studie is uitgezocht of een dergelijk ontwerp inderdaad reëel kan zijn, en zo ja: wanneer (onder welke voorwaarden). Uitbreiding spoorcapaciteit Er is een aantal maatregelen denkbaar waarmee de capaciteit van spoorlijnen kan worden uitgebreid. Er zijn maatregelen aan het bestaande spoor waarbij er geen extra infrastructuur wordt aangelegd (nieuwe trajectbeveiliging, sluiten stations, treinsturing door computers, etc.) en maatregelen waarbij er wel extra infrastructuur wordt aangelegd (nieuw parallel traject, (lokale) spoorverdubbeling). I n deze studie is gekeken naar de mogelijkheden die er zijn om in een bebouwde omgeving het spoor van 2 naar 4 sporen te verdubbelen. Bij de inventarisatie geldt de ligging van het bestaande spoor ah uitgangspunt (verdiept, maaiveld of verhoogd). Met dit i n gedachten kunnen de nieuwe sporen op verschillende posities ten opzichte van het bestaande spoor worden aangelegd. Voorbeelden zijn (schuin) boven, (schuin) onder en ernaast. Hier komen de stapelmogelijkheden voor het eerst aan bod. Uit een eerste selectieronde, waarin de uitbreidingsmogelijkheden worden getoetst op onder andere dwarsrelaties, hinder en uitvoerbaarheid, bleek dat de stapelmogelijkheden voor bestaande lijnen op maaiveld of met een verhoogde ligging het grootst zijn. De varianten waarbij de nieuwe sporen (schuin) onder de bestaande sporen worden aangelegd lijken het meest kansrijk. De Stapeloplossing Bij de uitwerking van de kansrijke mogelijkheden van de Stapeloplossing zijn er drie basisconcepten te onderscheiden die afhankelijk zijn van de inrichting van de treindienst in de 4-sporige eindsituatie: - Richtingbedrijf met de snelsporen aan de binnenzijde - Richtingbedrijf met de snelsporen aan de buitenzijde - Lijnbedrijf Een belangrijke voorwaarde waaraan een spoorlijn i n de 4-sporige eindsituatie dient te voldoen om toepassing van de Stapeloplossing mogelijk te maken is dat er een volledige scheiding van de spoorfunctionaliteit bewerkstelligd moet kunnen worden. Dit houdt i n dat de doorgaande treinen en stoptreinen over aparte sporen rijden (de doorgaande treinen door de tunnel in de Stapeloplossing en de stoptreinen over maaiveld waarbij deze het station op maaiveld kunnen bedienen). De tunnellengte in de Stapeloplossing kan tot ruim 350 meter worden beperkt. Hiermee wordt het mogelijk boven de tunnel perrons met een lengte van 270 voor een stoptreinstation aan te leggen. Daarnaast b l i j f t er ruimte beschikbaar voor spoorwegovergangen aan de uiteinden van de perrons, en kunnen schachten worden aangebracht. De schachten zijn noodzakelijk om drukgolven in de tunnels voor de doorgaande treinen die ontstaan wanneer een trein (met hoge snelheid) een tunnel inrijdt te dempen. Voorwaarden voor toepassing Stapeloplossing Van belang is nu aan welke voorwaarden een locatie moet voldoen om toepassing van de Stapeloplossing mogelijk te maken. Er is een viertal voorwaarden waaraan een locatie dient te voldoen: - Ten eerste is de uitgangssituatie van belang. De bestaande l i j n dient op maaiveld te liggen, of verhoogd. - Er dient een relatie aanwezig te zijn tussen de gebieden aan weerszijden van het uit te breiden spoor waardoor er dwarsrelaties bestaan, en er moet sprake zijn van een bebouwde omgeving. - In de 4-sporige eindsituatie moet een volledige scheiding van de spoorfunctionaliteit mogelijk zijn zodat alle doorgaande treinen door de tunnel(s) kunnen worden geleid. - Er dient ruimte te zijn in zowel de lengterichting als in de breedterichting van het spoor om uitvoering van de Stapeloplossing mogelijk te maken. Ruimtegebrek in de lengterichting van het spoor wordt veroorzaakt door dwangpunten zoals grootschalige infrastructuur. Dit ruimtegebrek kan eventueel worden opgelost door de locatie van de Stapeloplossing te verschuiven langs het spoor, door het ontwerp zodanig aan te passen dat de totale lengte van de Stapeloplossing beperkt wordt, of door de tunnels voor de doorgaande treinen te verlengen, zodat er meer gelijkvloerse kruisingen in de stopsporen (op maaiveld) gerealiseerd kunnen worden. Ruimtegebrek in de breedterichting kan door sloop van bebouwing die de beschikbare ruimte beperkt worden opgelost. Belangrijk is dat bovenstaande eisen bij het toetsen van een locatie op de toepasbaarheid van de Stapeloplossing niet alleen voor de Stapeloplossing gecheckt worden. Ook voor andere uitbreidingsvarianten (tunnel, maaiveld, eventueel verhoogd) dient die check plaats te vinden omdat daarmee een goede vergelijking gemaakt kan worden. Vergelijking 4 sporen op maaiveld - 4-sporige tunnel - Stapeloplossing Om te kunnen toetsen of de Stapeloplossing inderdaad een reëel alternatief is, is een case gedaan. Als casus is Vleuten gekozen, een kern langs de spoorlijn Woerden - Utrecht. Voor deze locatie is bepaald hoe een uitbreiding van 2 naar 4 sporen op maaiveld, een uitbreiding tot een 4-sporige tunnel en een uitbreiding tot de Stapeloplossing eruit zien. Deze varianten zijn op verschillende aspecten vergeleken. Op het gebied van aanlegkosten blijkt de verhouding maaiveld - Stapeloplossing - tunnel ongeveer gelijk te zijn aan 1 ; 2 : 3. Op het gebied van hinder (geluid, trilling en visueel) scoort de 4-sporige tunnel het best, gevolgd door de Stapeloplossing. De 4 sporen op maaiveld scoren beduidend slechter. De sociale veiligheid voor reizigers is in de 4-sporige tunnel het slechtst. De ondergrondse ligging van het stoptreinstation is daarvan de oorzaak: er is een zeer beperkte toezicht vanuit de omgeving mogelijk. De maaivelduitbreiding en de Stapeloplossing scoren relatief gunstig. Doordat i n de Stapeloplossing gelijkvloerse kruisingen boven de tunnel gehandhaafd kunnen blijven (die worden alleen nog door stoptreinen gekruist) scoort de Stapeloplossing net als de 4-sporige tunnel gunstig op het gebied van dwarsrelaties. De maaivelduitbreiding daarentegen scoort slecht omdat kruisingen ongelijkvloers dienen te worden gemaakt. De totale breedte van de Stapeloplossing (maximaal 29 meter) is kleiner dan die van de 4- sporige tunnel, en iets groter dan die van de 4 sporen op maaiveld. Op het gebied van ruimtebeslag liggen de scores van de verschillende uitbreidingsvarianten dicht bij elkaar. Op het gebied van uitvoering scoren de Stapeloplossing en de 4-sporige tunnel wat uitvoeringstijd betreft ongunstig. De aanleg van de tunneldelen kost veel t i j d . Echter, wat uitvoerbaarheid betreft scoren de Stapeloplossing en de 4-sporige tunnel gunstig. De aanleg van ongelijkvloerse kruisingen voor kruisend verkeer (die bij een uitbreiding op maaiveld noodzakelijk zijn) kan zeker in een bebouwde omgeving veel problemen opleveren. Uit de vergelijking is gebleken dat de Stapeloplossing een interessant alternatief kan zijn hij een spooruitbreiding van 2 naar 4 sporen in een bebouwde omgeving. Quick Scan Tenslotte zijn de voorwaarden waaraan een locatie moet voldoen om toepassing van de Stapeloplossing mogelijk te maken verwerkt i n een stappenschema (Quick Scan). Na het doorlopen ervan geeft deze Quick Scan globaal aan of de Stapeloplossing op een bepaalde locatie wel o f niet interessant kan zijn. De Quick Scan is op een aantal locaties toegepast. Hieruit bleek dat de Stapeloplossing in Rijswijk (waar inmiddels een tunnel ligt) en Houten mogelijk kan zijn, en dat deze in Culemborg en Best niet interessant lijken. Ook Utrecht Lunetten en Geldermalsen lijken voor de toepassing van de Stapeloplossing niet geschikt. Conclusie Uiteindelijk kan worden geconcludeerd dat de Stapeloplossing met twee sporen op maaiveld (voor stoptreinen) en twee ondergronds (voor doorgaande treinen) in een bebouwde omgeving zeker reëel en interessant kan zijn, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. In de planvormingsfase van spooruitbreidingsprojecten mag deze uitbreidingsvariant dan ook niet zonder meer worden gepasseerd.