Luchthavenontwikkeling in de Rijn-Schelde Delta

Een Technische haalbaarheidsstudie

More Info
expand_more

Abstract

Tijdens de verdieping van de Westerschelde komen grote hoeveelheden baggerspecie vrij. Met deze baggerspecie zou een eiland gemaakt kunnen worden, geschikt voor verschillende eindbestemmingen. Deze studie onderzoekt de technische haalbaarheid van een luchthaven als eindbestemming van een eiland in de Rijn-Scheldedelta. Dit gezien de actualiteit van het vraagstuk van de Nederlandse luchvaartinfrastructuur. Er is onderzocht of een luchthaven gecombineerd kan worden met een depot voor vervuilde baggerspecie in de Rijn-Scheldedelta. Eerst is de mogelijkheid van het aanleggen van een start- landingsbaan getoetst. Hiervoor is gekeken naar een aantal criteria zoals aanvliegmogelijkheden, obstakelvrije ruimte, windrichting, geluidscontouren en beschikbare ruimte. Gebleken is dat het mogelijk is een baan aan te leggen met een capaciteit van 120.000 vliegbewegingen. Bij het aanvliegen zal echter over een scheepvaartgeul aangevlogen moeten worden. De maximale doorvaarthoogte zou dan 45 meter worden. Dit betekent dat in geval van uitzonderlijk grote schepen zoals boorplatforms, gedacht zou moeten worden aan het tijdelijk stil leggen van het vliegverkeer. De baan kan 99.5% van de tijd gebruikt worden en heeft bij een gebruik van 2 miljoen passagiers en 140.000 ton vracht (30.000 vliegbewegingen) de geluidscontouren volledig boven het water liggen. Vervolgens is een opzet voor een globaal ontwerp van een luchthaveneiland gemaakt. Gekozen is om de platen op te hogen tot het hoogwaterpeil en deze te beschermen tegen stormvloed door middel van dijken. Er bleek voldoende ruimte beschikbaar om een eiland van 570 ha aan te leggen voor een depot voor vervuilde baggerspecie en een complete luchthaven. De ontsluiting zal via een brugverbinding moeten plaatsvinden, zodat kan worden aangesloten op het snel wegennet. Het eiland zal op de Platen van Ossenisse gelegd worden, dit zijn platen midden in de Westerschelde, en gezien de morfologische dynamiek van de Westerschelde, zijn deze onderhevig aan erosie en sedimentatie. Geconcludeerd kan worden dat de beoogde platen zich iets naar het westen verplaatsen. Bij de bouw zal hier rekening mee gehouden moeten worden door middel van een geulrandverdediging. De uitvoering van het eiland kan in ieder geval vanaf de westkant plaatsvinden, waar allereerst een werkhaven gemaakt zal worden en vervolgens aan het vervuild baggerspeciedepot begonnen kan worden. Het eiland zelf kan binnen het tijdsbestek van twee jaar gemaakt worden. De aanleg zal analoog zijn aan de aanleg van de "Neeltje Jans", het tusseneiland van de Oosterschelde-stormvloedkering. Het eiland zou gemaakt kunnen worden voor ongeveer fl 88,- per m. Dit is inclusief de brugverbinding, maar zonder de infrastructuur.

Files