Rapportage in-situ proeven

More Info
expand_more

Abstract

De erosiegevoeligheid is in eerste instantie bepaald op monsters. Kleine cilindrische monsters zijn beproefd in het LGM-erosietoestel; grotere monsters: zoden van 0,3 x 0,3 m zijn beproefd in een sproei-opstelling. Mede omdat de met stroomdalvegetatie begroeide oppervlakten erg klein en kwetsbaar zijn, is besloten de erosiegevoeligheid in situ en gemeten over een groter oppervlak te bepalen. Het te beproeven oppervlak kan dan op zijn plaats blijven liggen. De proefopstelling moest verder zo min mogelijk schade aan het terrein toebrengen. De stroomdalvegetatie is de laatste jaren sterk achteruit gegaan, zodat nog slechts sporadisch kleine goed ontwikkelde vegetaties van dit type voorkomen. Deze kleine stukken moeten zo goed mogelijk in stand worden gehouden. De resultaten van de verschillende erosieproeven dienen voor een kwalitatieve vergelijking van verschillende vegetatietypen. De inzichten in de in werkelijkheid optredende erosiemechanismen schieten momenteel nog te kort om bijvoorbeeld de bij maatgevend hoogwater optredende erosie te kunnen kwantificeren. Dit rapport beschrijft de uitvoering van de in-situ-proef en de uitwerking van de resultaten.