Print Email Facebook Twitter Rapportage in-situ proeven Title Rapportage in-situ proeven Author Muijs, J.A. Corporate name Rijkswaterstaat Project TAW/ENW Date 1987-02-05 Abstract De erosiegevoeligheid is in eerste instantie bepaald op monsters. Kleine cilindrische monsters zijn beproefd in het LGM-erosietoestel; grotere monsters: zoden van 0,3 x 0,3 m zijn beproefd in een sproei-opstelling. Mede omdat de met stroomdalvegetatie begroeide oppervlakten erg klein en kwetsbaar zijn, is besloten de erosiegevoeligheid in situ en gemeten over een groter oppervlak te bepalen. Het te beproeven oppervlak kan dan op zijn plaats blijven liggen. De proefopstelling moest verder zo min mogelijk schade aan het terrein toebrengen. De stroomdalvegetatie is de laatste jaren sterk achteruit gegaan, zodat nog slechts sporadisch kleine goed ontwikkelde vegetaties van dit type voorkomen. Deze kleine stukken moeten zo goed mogelijk in stand worden gehouden. De resultaten van de verschillende erosieproeven dienen voor een kwalitatieve vergelijking van verschillende vegetatietypen. De inzichten in de in werkelijkheid optredende erosiemechanismen schieten momenteel nog te kort om bijvoorbeeld de bij maatgevend hoogwater optredende erosie te kunnen kwantificeren. Dit rapport beschrijft de uitvoering van de in-situ-proef en de uitwerking van de resultaten. Subject gras Classification TPG130500 To reference this document use: http://resolver.tudelft.nl/uuid:72f75855-5ea9-4b6f-933a-5919844f344c Publisher Rijkswaterstaat, DWW Source TAW rapport A3 87.22 Part of collection Hydraulic Engineering Reports Document type report Rights © 1987 Rijkswaterstaat Files PDF A3_87_22In-situerosieproe ... leding.pdf 3.3 MB Close viewer /islandora/object/uuid:72f75855-5ea9-4b6f-933a-5919844f344c/datastream/OBJ/view