Over de cyclus der zogenaamde drempelgeulen in de oostelijke uitloop van de Zimmermangeul

More Info
expand_more

Abstract

Reeds jarenlang vormt het Nauw van Bath in het bovenstroomse deel van de Westerschelde een der moeilijkst te bevaren geulgedeelten van de scheepvaartweg van en naar Antwerpen. Als gevolg van het verrichten van omvangrijke baggerwerken langs de noordoostelijke rand van de Plaat van Saaftinge (bijlage 1) heeft de in scheepvaartkringen beruchte Bocht van Bath de laatste jaren een wat gunstiger ligging verkregen. Het aan de benedenstroomse zijde van het Nauw van Bath optredende vloedstroombeeld (dwarsstromingen vanuit de Zimmermangeul) vormt echter een omstandigheid waarmee ook thans nog terdege rekening moet worden gehouden. In het begin van 1963 vond in het Nauw van Bath ter hoogte van de uitloop van de Zimmermangeul een ernstige scheepsramp plaats. De bewuste uitloop vertoonde toendertijd een opmerkelijk sterke ontwikkeling met een vooral bij springtij zeer ongunstige stromingssituatie. Voor de Antwerpse Zeediensten was de toenemende ontwikkeling van de Zimmermangeul overigens reeds in oktober 1962 reden een onderzoek naar het in dit gebied optredende stroombeeld te verrichten. De opgetreden scheepsramp vormde voor de Studiedienst Vlissingen de aanleiding een onderzoek naar de ontwikkelingen in ing. D. de Looff ir. J. van Malde dit gebied in te stellen.

Files