Tussenrapportage onderzoeksprogramma Rampenbeheersingsstrategie overstromingen Rijn en Maas
More Info
expand_more
Abstract
Naar aanleiding van de hoge waterstanden in 1993 en 1995 is vastgesteld dat er rekening moet worden gehouden met hogere rivierafvoeren. Er is wettelijk vastgelegd dat een Rijnafvoer van 16.000 m3/s bij Lobith veilig moet kunnen worden afgevoerd. Voor de Maas geldt, dat een afvoer van 3.800 m3/s bij Borgharen veilig afgevoerd moet kunnen worden. Er is door het kabinet besloten dat uiterlijk in het jaar 2015 aan deze wettelijke norm voldaan moet zijn. De doelstelling van het project is als volgt geformuleerd: Vind de maatschappelijk meest gewenste en noodzakelijke strategie voor het indammen van de risico’s van grootschalige rivieroverstromingen. Het gaat hierbij om situaties die kunnen optreden door een maatgevende afvoer hoger dan waarop het riviersysteem veilig is ingericht na uitvoering van Ruimte voor de rivier en de uitvoering van de Maaswerken. De eerste fase in dit project, uitvoeren van onderzoek en verzamelen van informatie, is in juni 2004 gestart met het opstellen van een plan van aanpak en een toetskader. Op 1 oktober is het onderzoeksprogramma daadwerkelijk van start gegaan, waarvan dit document nu een tussenstand geeft van de resultaten tot nu toe. In het najaar van 2005 zal het onderzoek worden afgerond met een Eindrapportage. In deze fase van het onderzoek zijn diverse opties beoordeeld a.d.h.v. het toetskader. Over de optie met als inzet noodoverloopgebieden blijken de noodoverloopgebieden voor de Rijn als twijfelachtig rendabel (Rijnstrangen) of niet rendabel (Ooijpolder) uit de kosten-batenanalyse te komen. Het onderzoeksprogramma heeft verder voorlopig aangetoond dat alle varianten van de Beersche overlaat voor de Maas met de overstromingskansbenadering als niet rendabel uit de kosten-batenanalyse komen. De onzekerheden zijn echter nog groot. Als er gekeken wordt naar de optie internationale afstemming kan er geconcludeerd worden dat grootschalige fysieke maatregelen zowel in Duitsland als in België niet aan de orde zijn. Alleen indien in onderling overleg met België tot de inzet van grote stuurbare bekkens, gericht op de Nederlandse maatgevende afvoersituatie kan worden besloten, dan zou een afvoerreductie van ongeveer 100 m3/s mogelijk zijn. Meer afvoerreductie, ook op de langere termijn, lijkt niet kansrijk. Daarentegen lijkt de optie met organisatorische maatregelen wel kansrijk. Echter dekken deze maatregelen slechts een deel van het resterende veiligheidsrisico af. Ze zullen daarom gecombineerd moeten worden met maatregelen als compartimenteren, normen verhogen en noodoverloopgebieden, maar dit vereist wel een andere voorbereiding. De optie normen verhogen in beide uitwerkingen, meer rivierverruiming en meer dijkversterking, is een effectieve oplossing voor zowel de bovenmaatgevende afvoeren als de andere faalmechanismen, waarbij meer meer rivierverruiming het beste scoort. De kostenramingen van deze optie is nog niet voldoende onderbouwd en vergt nadere studie. In het vervolg van het onderzoeksprogramma zal ingezet worden op verdere internationale afstemming, organisatorische maatregelen en het verbeteren van de toetscriteria voor de definitieve toetsing. Verder wordt nader onderzocht of de Beersche overlaat rendabel zou kunnen zijn, aangezien de resultaten nog onvolledig en onzeker zijn en de optie met compartimenten zal worden aangescherpt.