Toetsing uitgangspunten rivierdijkversterkingen - eindrapport (commissie Boertien)

More Info
expand_more

Abstract

Het onderzoek 'Toetsing uitgangspunten rivierdijkversterkingen' geeft antwoord op de vragen van de Minister van Verkeer en Waterstaat, zoals verwoord in haar brief aan de Tweede Kamer der Staten Generaal van 24 juli 1992: a. 'Zijn er elementen in de afweging die ten grondslag ligt aan de keuze van de norm, die nu zodanig veranderd zijn dat dat zou kunnen leiden tot een andere keuze? b. Zijn er op technisch/wetenschappelijk gebied zodanig nieuwe inzichten dat die kunnen leiden tot andere uitkomsten van berekeningen? c. Zijn er in de commentaren van de laatste tijd nieuwe elementen boven gekomen die eveneens tot een andere keuze of uitkomsten kunnen leiden en die niet in de voorgaande twee vragen zijn vervat?'Voor de beantwoording van de eerste vraag moeten de elementen worden genoemd die van belang zijn bij de vaststelling van de veiligheidsnorm. De bepaling van een norm voor de veiligheid (gedefinieerd als de kans op een ernstige schade door overstroming) ligt in het maatschappelijke spanningsveld tussen de schade door overstroming (persoonlijk, materieel) enerzijds en de schade als gevolg van de rivierdijkversterkingen (verlies aan waarden en functies) en de kosten van dijkversterking anderzijds. Het antwoord op de tweede vraag luidt eveneens bevestigend. De nieuwe inzichten hebben betrekking op de bepaling van de maatgevende afvoer van de Rijn, de invloed van ijsdammen en het grondmechanisch ontwerp. Het antwoord op de derde vraag valt in vijf delen uiteen. Het gaat daarbij om de aspecten: verlaging van de maatgevende hoogwaterstanden door maatregelen in het rivierengebied, 'uitgekiend' ontwerpen, de afstemming van de functie waterkering met andere functies en waarden van rivierdijken, de financiering van en de procedures voor het tot stand komen van dijkversterkingen.