Morfologische analyse van de ontwikkeling van het Nieuwe Schulpengat en de aangrenzende kust

More Info
expand_more

Abstract

In dit rapport staat een analyse van de interactie van de buitendelta van het Zeegat van Texel met de aanliggende kust van Noord-Holland. Het studiegebied omvat het kustgedeelte vanaf Den Helder tot Julianadorp, waarbij de interactie tussen de geul Nieuwe Schulpengat en de aanliggende kust centraal staat. De ontwikkeling van de buitendelta wordt onderverdeeld in drie perioden, op basis van het grootschalige buitendeltagedrag en de variabiliteit in sedimentatie-erosie patronen. De eerste periode, voor afsluiting van de Zuiderzee, wordt gekenmerkt door het "natuurlijke", dynamisch gedrag van de buitendelta. Gedurende de tweede periode, 1933-1975, zijn er grote veranderingen opgetreden in geul- en plaatligging op de buitendelta. Deze veranderingen zijn voornamelijk het gevolg van de effecten van de afsluiting van de Zuiderzee (Elias, 2003b). Tijdens de derde periode, vanaf 1975, zijn de veranderingen veel kleiner, met relatief stabiele posities van geulen en platen op het zuidelijke gedeelte van de buitendelta. Op de schaal van de kust en het zuidelijke gedeelte van de buitendelta hebben de vorming van de grote, diepe getijdegeulen Schulpengat en later Nieuwe Schulpengat en de interactie van de geulen met de kust van Noord-Holland het kustgedrag gedomineerd. Door de ontwikkeling van het Nieuwe Schulpengat heeft sterke erosie en versteilling van de vooroever plaatsgevonden. De dominante veranderingen vonden plaats tot ongeveer 1990. Deze trend wordt duidelijk weerspiegeld door een sterk terugschrijdende kustlijn en een afnemend zandvolume in het kustvak. Na 1990 zijn de veranderingen in zowel de geul als het aangrenzende kustvak klein. Het Nieuwe Schulpengat heeft een maximale lengte bereikt en de positie blijft redelijk stabiel. In combinatie met de uitgevoerde strandsuppleties heeft dit als gevolg dat de kustlijn is gestabiliseerd. Het totale zandvolume van het gehele kustvak neemt sinds 1990 zelfs iets toe. Voor de beschrijving van het huidige kustgedrag wordt de relatief korte periode na 1990 beschouwd. Op korte termijn worden geen grote veranderingen verwacht ten opzichte van de trend sinds 1990. Op langere termijn (meer dan 25 jaar) is de ontwikkeling van de buitendelta onzeker. De huidige ligging van geulen en platen is “onnatuurlijk” als gekeken wordt naar de historische ontwikkelingen en is waarschijnlijk mede het resultaat van aanpassingen na de afsluiting van de Zuiderzee. Met het oog op mogelijk (positieve en negatieve) veranderingen is het hoofdadvies om de huidige monitoring van de buitendelta te handhaven. Bij mogelijk noodzakelijke ingrepen verdienen “zachte” ingrepen (zandsuppleties) de voorkeur boven “harde” constructies, omdat de zachte ingrepen ruimte laten voor natuurlijke positieve ontwikkelingen en een bijdrage leveren aan het kustfundament van de Nederlandse kust. Op grond van de morfologie en de kustontwikkeling is het gebied opgedeeld in 4 gebieden. Voor elk deelgebied geldt een aangepast advies voor de kustlijnzorg. DEELGEBIED 1, BREEWIJD In het noordelijke deel ligt de geul direct tegen de kust. De aanwezige kustbescherming (steenbestortingen) gaan erosie en verplaatsing tegen. Na 1990 lijken zowel de Helsdeur als het noordelijke gedeelte van de Breewijd gestabiliseerd te zijn in diepte en breedte ontwikkeling. Strandsuppleties blijven noodzakelijk om het zandvolume van het strand en de ondiepe vooroever op peil te houden. Op het moment is er geen directe indicatie dat op korte termijn andere interventies nodig zijn. Mocht de Breewijd landwaarts verplaatsen, dan is verlenging van de steenbestorting in zuidelijke richting een optie zijn. Een alternatief hiervoor is het toepassen van geulwandsuppleties, daar waar de Helderse Zeewering overgaat in de zandige kust. DEELGEBIED 2: NIEUWE SCHULPENGAT In deelgebied 2 is sprake van structurele kusterosie ter plaatse van het knikpunt in het Nieuwe Schulpengat, aan de zuidelijke zijde van de Bollen van Kijkduin (profiel 409). De erosie is gerelateerd aan de uitbochting van de geul, waardoor deze bij het knikpunt landwaarts verplaatst. De landwaartse verplaatsing lijkt te zijn afgenomen na 1995, maar de beschouwde periode is te kort om vast te stellen of de afname blijvend of tijdelijk is. De kustprofielen in dit kustvak wordt gekenmerkt door een steile overgang rond de –15 m, die mogelijk gerelateerd is aan de aanwezigheid van resistente lagen in de ondergrond. Eventuele resistente lagen beperken de verplaatsingssnelheid naar de kust. Het ondiepe deel van het profiel vormt een platform, dat als buffer fungeert tussen geul en kust. De huidige breedte van het platform betekent dat, uitgaande van de huidige landwaartse verplaatsings snelheid, het nog tientallen jaren duurt voordat de geul direct onder de kust ligt. De kustveiligheid is de komende tien jaar in ieder geval niet in het geding. Door de aanwezigheid van het platform is er geen directe bedreiging van de waterkering. Het platform tussen kustprofiel en geul biedt de mogelijkheid tot het uitvoeren van onderwatersuppleties. Een onderwatersuppletie kan daarom een belangrijke bijdrage leveren aan de zandbalans van de aangrenzende deelgebieden, maar zal waarschijnlijk geen bijdrage leveren aan het zandvolume van strand en ondiepe onderwateroever. DEELGEBIED 3: NIEUWE LANDSDIEP EN FRANSCHE BANKJE In dit deelgebied wordt de vooroever gedomineerd door ondieptes met de kleine getijdegeul Nieuwe Landsdiep. De golfbreking op de ondieptes resulteert in een luwtezone aan de kust, waar uitbouw plaats vindt. De getijdegeul het Nieuwe Landsdiep verplaatst langzaam landwaarts en verdiept en door landwaartse verplaatsing van het Franse Bankje neemt de breedte van de geul af. Ook in de toekomst zal de interactie tussen de geul en het Franse Bankje in grote mate de verdere kustlijn ontwikkeling in dit gebied bepalen. De kustontwikkelingen in dit gebied zijn nog ongewis. In het deelgebied is voldoende ruimte in het kustprofiel voor het uitvoeren van vooroeversuppleties, wanneer de MKL-ontwikkeling daar aanleiding toe geeft. Wanneer de getijdegeul Nieuwe Landsdiep in de toekomst verder naar de kust beweegt en een potentiële bedreiging voor de kustveiligheid oplevert kunnen andere maatregelen overwogen worden. De noodzaak hiervoor wordt overigens niet binnen vijf jaar verwacht. Een mogelijke ingreep is het aanbrengen van een zanddam dwars op de kust, waarmee het Nieuwe landsdiep geheel of gedeeltelijk afgedamd wordt. Verdere landwaartse migratie van de getijdegeul Nieuwe Landsdiep wordt daarmee voorkomen en het verhelen van het Fransche bankje met de kust wordt versneld. DEELGEBIED 4: "ONGESTOORDE KUST" Ten zuiden van het Fransche Bankje ligt de kust nog in het bereik van de buitendelta van het Zeegat van Texel, de kustlijnontwikkelingen lijken wel sterk op de ontwikkelingen van de ‘normale’ Hollandse kust. De reguliere zandsuppleties volstaan wanneer de MKL-ontwikkeling aanleiding geeft tot het uitvoeren van suppleties. Zandsuppleties worden bij voorkeur onder water uitgevoerd.

Files

Rikz2003040.pdf
(pdf | 3.43 Mb)
Unknown license