Radioactieve stoffen in de zoute wateren

More Info
expand_more

Abstract

Monitoring van radioactieve stoffen De aanbeveling voor een aangepast monitoringprogramma voor radioactieve stoffen, zoals in dit rapport te vinden, is reeds in 1999 ingevoerd. Met dit rapport is het monitoringprogramma voor radioactieve stoffen volledig onderbouwd. Het rapport is gebaseerd op de bestudering van literatuur en historische meetgegevens. Tevens is er een brainstormsessie met vertegenwoordigers van verschillende disciplines aan vooraf gegaan. Evaluatie meetgegevens periode 1985 t/m 1997 Om de invloeden van de opwerkingsfabrieken in Le Havre (Frankrijk) en Sellafield (Groot-Brittannië) te monitoren worden tritium en 90Strontium gemeten. De meetresultaten van deze nucliden samen met de indicatieve parameters totaal-? en rest-? tonen de invloed van de opwerkingsfabriek in Le Havre aan. De concentraties van deze parameters nemen naar het noorden toe af. De invloed van de opwerkingsfabriek in Sellafield is niet aantoonbaar in de Nederlandse deel van de Noordzee. De verhouding tussen de concentraties en de streefwaarde (de toetsratio) varieert voor totaal-? van 0,89 in het zuidelijkste watersysteem tot 0,42 in het noordelijkste systeem. Voor rest-? varieert deze toetsratio minder duidelijk van 0,31 in de Voordelta tot 0,27 in de centrale Noordzee. Tritium en 137Cesium worden door kerncentrales geloosd. Het dalende concentratieverloop van tritium op de Westerschelde, waarbij de toetsratio van 1,30 daalt tot 0,26, wordt veroorzaakt door de kerncentrale in Doel. Bij Schaar van Ouden Doel wordt de streefwaarde voor tritium overschreden. 226Radium, 210Lood en 210Polonium zijn nucliden uit de uraanvervalketen die door de procesindustrie worden geloosd. Op de Westerschelde wordt de norm voor het zoete oppervlaktewater voor totaal-? overschreden met een factor 2. Voor de individuele nucliden zijn te weinig metingen beschikbaar om betrouwbare uitspraken te kunnen doen. Opzet monitoringprogramma 1999 t/m 2005 Voor de opzet van het meetnet is de monitoringscyclus gevolgd. Als eerste is in de informatiebehoefte een relatie gelegd tussen parameters en bronnen. De belangrijkste bronnen van radioactieve stoffen zijn: de opwerkingsfabrieken, kerncentrales en de procesindustrie. Voor het monitoringprogramma 1999 t/m 2005 is het nuclide 241Americium toegevoegd, als representant voor van opwerkingsfabrieken afkomstige plutonium- en curium-isotopen. Als tweede stap is de relatie tussen bronnen en de watersystemen gelegd. Alleen wanneer bronnen direct op een watersysteem lozen wordt intensief gemeten. Bij indirecte beïnvloeding door een bron wordt het watersysteem extensief gemeten. De gekozen locaties sluiten zoveel mogelijk aan bij historische reeksen. Verder is als randvoorwaarde gesteld dat de kosten van het nieuwe meetprogramma gelijk zijn aan het voorgaande.

Files