Probabilistische analyses van aanbestedingsonzekerheden

More Info
expand_more

Abstract

De aanleiding voor dit afstudeerwerk was de constatering van Holland Railconsult dat hun begrotingen vaak lager waren dan het laagste bod bij een aanbesteding en dat zij vermoedden dat er een grotere marge rondom de begroting benodigd is om met een bepaalde betrouwbaarheid het laagste bod te vangen dan men in eerste instantie dacht. Men wilde graag weten of dit bij andere ingenieursbureaus eveneens het geval is. Tevens was men geïnteresseerd in de scherpte en nauwkeurigheid van de eigen begrotingen en die van concurrerende ingenieursbureaus. Enerzijds beweren aannemers vaak dat zij beter kunnen calculeren dan een ingenieursbureau. Zij hebben de uitvoeringservaring en moeten het werk ook echt maken voor de prijs die zij indienen. Anderzijds menen ingenieursbureaus dat zij juist nauwkeuriger kunnen calculeren omdat ze het ontwerp, dat zij zelf hebben gemaakt, beter kennen. De uiteindelijke begroting van de opdrachtgever en de bieding van een aannemer bestaan uit de kostprijs plus onder andere de winst. Welk winstpercentage een aannemer in rekening brengt is voor een opdrachtgever echter vaak moeilijk in te schatien. Dit is onder meer afhankelijk van de marktsituatie, maar ook van de situatie binnen het bedrijf zelf. In dit rapport zijn de scherpte en nauwkeurigheid van begrotingen van Holland Railconsult, DHV en de Bouwdienst van Rijkswaterstaat bepaald. Tevens is met behulp van modellen nagegaan wat de invloed is geweest van vooroverleg op de biedingen van de aannemers. Ook is onderzocht of een second opinion bij de bepaling van de begroting voor een hogere nauwkeurigheid kan zorgen. De nauwkeurigheid en de scherpte van begrotingen. Voordat verder wordt ingegaan op de scherpte en de nauwkeurigheid van de begroting wordt eerst toegelicht wat hieronder wordt verstaan. Scherpte is een relatief begrip, indien een begroting lager is dan een bieding, dan is de begroting scherper dan dat bod en het bod minder scherp dan de begroting. In dit rapport is de scherpte van de begrotingen van de drie bedrijven onderzocht ten opzichte van het gemiddelde bod bij een aanbesteding. Onder nauwkeurigheid wordt de variatiecoHficient rondom de betreffende begroting (of bieding) verstaan. Hoe kleiner deze is, des te nauwkeuriger de begroting (of bieding) is. De nauwkeurigheid en scherpte van de begroting bleken voor de ter beschikking gestelde projecten per ingenieursbureau behoorlijk te verschillen. De nauwkeurigheid van de begrotingen van Holland Railconsult, DHV en Rijkswaterstaat waren vóór Zembla (de televisie-uitzending van 9 november 2001 waarin dhr. Bos zijn onthulling deed) respectievelijk 11 %, 10 % en 21 % terwijl de variatiecoHficient van de biedingen 5 % was. De reden voor het grote verschil tussen de variatiecoHficient van de biedingen voor Zembla en de variatiecoëfficient van de begroting van de ingenieursbureaus is vermoedelijk het bij laten zakken van de biedingen door de aannemers. Het grote verschil in variatiecoHficient tussen Rijkswaterstaat enerzijds en Holland Railconsult en DHV anderzijds wordt mogelijk veroorzaakt door het feit dat Rijkswaterstaat de marktsituatie niet meeneemt in de begroting. DHV en Holland Railconsult doen dit namelijk meestal wel. Ook de scherpte van de begroting verschilde per bedrijf. Holland Railconsult zat gemiddeld 7 % onder het gemiddelde bod, DHV 12 % daarboven terwijl Rijkswaterstaat er gemiddeld 6 % onder zat.