Vis intrek in de Delta

Een inventarisatie van migratieknelpunten

More Info
expand_more

Abstract

Door de aanleg van kunstwerken zijn karakteristieke habitats en soorten in de voormalige zoet-zout overgangen sterk afgenomen en is de passagemogelijkheid voor migrerende vissoorten beperkt. Om zicht te krijgen op de omvang van deze problematiek in de Delta zijn in opdracht van Rijkswaterstaat directies Zuid-Holland en directie Zeeland de migratieknelpunten (barrières) voor diadrome vissen in kaart gebracht. De volgende uitgangspunten zijn daarbij gehanteerd: - de studie richt zich op het beheersgebied van de beide opdrachtgevers en omvat de kust van Katwijk tot de Belgische grens bij Cadzand. - het accent ligt op de diadrome vissoorten, omdat deze soorten voor hun voortbestaan afhankelijk zijn van een goede passage van zout naar zoet water en omgekeerd, omdat veel diadrome vissoorten bedreigd zijn en omdat diadrome vissoorten zeer gevarieerd zijn in migratiepatroon, habitatkeuze en zwemcapaciteit waardoor ze kunnen fungeren als gidssoort voor andere estuariene niet trekkende soorten. - alleen fysieke barrières zijn geïnventariseerd als migratieknelpunt. - alleen de eerste overgang naar het binnendijkse gebied is als barrière aangegeven (primaire barrières). - de barrières zijn ingedeeld in: a) gemaal-sluiscombinatie; b)gemaal; c) uitwateringssluis lozend onder vrij verval; d) doorlaat-/spuisluis/hevel tussen watersystemen van de Delta; e) scheepvaartsluis en f) keersluis. Voor RWS directie Zuid Holland sluit deze studie aan op het openstellen van het Haringvliet. Op 1 januari 2005 worden de Haringvlietsluizen namelijk op "een Kier" gezet waarmee mede een significante verbetering van de passagemogelijkheden voor trekvissen wordt beoogd. Deze studie geeft inzicht in de doortrekmogelijkheden. Voor RWS directie Zeeland sluit deze rapportage aan bij het project Blauwe Delta. In samenwerking met de provincie Zeeland wordt een lange termijn visie voor de Delta ontwikkeld voor de komende 30 jaar. Migratieknelpunten en versnippering van leefgebieden zijn daarbij belangrijke aandachtspunten. In totaal zijn in de Delta 150 primaire barrières geïnventariseerd. De barrières zijn ingedeeld naar type en naar grootte van het afwaterend oppervlak. Hierdoor kan een indicatie worden gegeven van de verantwoordelijke beherende instantie en de vissoorten die in principe zouden kunnen profiteren van het weer passeerbaar maken van specifieke barrières. Bij de barrières vormen gemalen in het algemeen een onneembare hindernis voor zowel stroomopwaarts als stroomafwaarts trekkende vis. Opvallend, en mogelijk kansrijk, is dat diverse grote afwateringsgebieden worden afgesloten door een combinatie van een gemaal en een sluis. De scheepvaartsluizen zijn met name talrijk als barrière tussen verschillende grotere watersystemen en vormen indirect een afsluiting van een bepaald afwaterend oppervlak. De meeste barrières blokkeren de doorgang naar een gebied van 1000 – 10.000 ha groot, en komen verspreid in het studiegebied voor. Herstel van migrerende vispopulaties spitst zich uiteraard niet alleen toe op migratieknelpunten of barrières. Wanneer, hoe en hoeveel vissen migreren wordt bepaald door de biologie van de vis (interne factoren); de invloed van externe prikkels (chemische, mechanische, thermische, fotoperiodieke, elektrische en magnetische prikkels) en het natuurlijke aanbod van vissen. Knelpunten kunnen zich ook voordoen door achteruitgang, onbereikbaarheid en verandering van geprefereerde habitats en verandering van natuurlijke stromingspatronen en leefomstandigheden door riviernormalisatie, waterverontreiniging, visserij, scheepvaart, regulatie van de stroomsnelheid en kunstwerken. Om hierin meer inzicht te krijgen is bij de soortbeschrijving voor diadrome soorten de algemene levenscyclus van de soort beschreven met de nadruk op de specifieke kenmerken die van belang zijn voor het migratieproces en het herstel van de populatie. Ook is aangegeven of de soort op de nationale rode lijst voor zoetwatervissen staat of is aangemerkt als prioritaire soort binnen de Habitatrichtlijn (internationaal). Deze inventarisatie van de migratieknelpunten en een globale beschrijving van de ecologische randvoorwaarden voor vis bieden een prima startpunt om de discussie met waterbeheerders aan te gaan over het verbeteren van passagemogelijkheden voor vis. De informatie kan worden gebruikt om, in overleg met betrokkenen, nadere keuzes te maken en prioriteiten te stellen welke intrekpunten te verbeteren. Gestoeld op de ervaringen in Noord- Nederland wordt aanbevolen om ook voor Zuid-West Nederland een werkgroep Visintrek ZW-Nederland in het leven te roepen met als deelnemers vertegenwoordigers van RWS (Directie Zuid-Holland, Directie Zeeland, RIKZ, RIZA) LNV, Provincies, Waterschappen, Beroeps- en sportvissersfederaties en inhoudelijke experts. Door de aanzienlijke hoeveelheid bestaande knelpunten voor visintrek zou het prioriteren van locaties, het stimuleren van initiatieven en het afstemmen van maatregelen en onderzoek een belangrijke taak kunnen zijn voor de werkgroep. Omdat veel passages onder beheer van de waterschappen vallen, zeker na de primaire passage, verdient het ook aanbeveling samenwerking tussen de waterschappen te bevorderen, alsmede monitoring en evaluatie van bestaande en eventueel aangepaste objecten.

Files