Strandlopers

Inventarisatie van strandgebruik aan de Noordzeekust en de relatie met natuurwetgeving

More Info
expand_more

Abstract

Bij Rijkswaterstaat en Directoraat Generaal Water liggen op dit moment vraagstukken op het gebied van de implementatie van (Europese) natuurwetgeving en de handhaving van de kustveiligheid. Er moeten afwegingen gemaakt worden op het gebied van de beschermingsplicht van diverse soorten en habitats enerzijds en kustonderhoud en andere activiteiten anderzijds. Hiertoe is het nodig kwantitatief inzicht te hebben in activiteiten op de zandige kust. Dit rapport is een inventarisatie van de bedoelde activiteiten in ruimte en tijd en hun relatie tot de te beschermen natuurwaarden en –gebieden. De inventarisatie en uitwerking kwam tot stand via het enquêteren van de kustgemeenten en het analyseren van beschikbare literatuur. Verspreid over de Nederlandse kust zijn er stranden die zijn aangewezen als speciale beschermingszones binnen het Natura 2000-netwerk. De te beschermen soorten en habitats zijn opgenomen in de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en voor Nederland doorgevoerd in de Natuurbeschermingswet en de Flora- en Faunawet. Het betreft hier diverse vogelsoorten, waaronder de drieteenstrandloper en een aantal habitattypen: bij eb droogvallende slikwadden en zandplaten (1140), éénjarige pioniersvegetatie (1310, zeekraal en andere zoutminnende soorten) en embryonale wandelende duinen (2110). Wat betreft het strand kunnen de Noordzeekustzone en de Voordelta, met de aangrenzende beschermde duingebieden, hierbij als “hoofdgebieden” worden aangemerkt. Binnen deze gebieden geldt er een restrictie wat betreft activiteiten die er al of niet plaats mogen vinden, waarbij de mogelijke nadelige gevolgen voor beschermde soorten en habitats een essentieel onderdeel zijn. Naar aanleiding van kustlijnmetingen worden er zandsuppleties uitgevoerd op locaties met een zwakke of achteruitgaande kust. Een algemene trend is de relatieve toename van onderwatersuppleties ten opzichte van suppleties op het strand. De Zeeuwse kust kent noodgedwongen nog veelal strandsuppleties. Naast locaties waar tot nu toe weinig of nooit is gesuppleerd is er een aantal locaties waar de afgelopen tien jaar elke vijf jaar of vaker een suppletie heeft plaatsgevonden. Dit geldt met name voor de Hollandse kust: op of nabij publieke stranden (bijvoorbeeld Bergen aan Zee, Egmond aan Zee en Hoek van Holland), maar ook in het gebied tussen Kijkduin en Hoek van Holland (één van de zwakke schakels in de Nederlandse kust). Op de Waddeneilanden is er vooral veel voor De Koog (Texel) gesuppleerd, evenals aan de Zeeuwse kust op Zuidwest-Walcheren en het strand van Vlissingen. Uit de inventarisatie komt naar voren dat een aantal van de herhaalde suppletielocaties overeenkomen met de locatie van drukbezochte badstranden. Bijvoorbeeld op Texel is juist het strand nabij De Koog erg druk bezocht. Hetzelfde geldt voor de stranden van Bergen aan Zee, Egmond aan Zee, Hoek van Holland, Zuidwest-Walcheren en Vlissingen. Daarbuiten zijn de stranden van Zandvoort en Scheveningen zeer drukbezochte stranden, zowel door reguliere badgasten als evenementen. Voor de meeste van deze stranden geldt bovendien dat ze (’s zomers) geregeld mechanisch worden gereinigd en dat er veel strandpaviljoens staan met de nodige bijbehorende activiteit. De algemene indruk is dat veel activiteiten aan elkaar gekoppeld zijn via het thema ‘recreatie’ en elkaar onderling in stand houden en stimuleren. Hierdoor ontstaat een aantal concentratiegebieden met een opeenstapeling van activiteiten, waarvan bekend is dat ze jaarlijks terugkeren. Op de stranden van de Waddeneilanden (Texel, Vlieland en Ameland) en de Zeeuwse eilanden (Goeree, Schouwen en Walcheren) vinden de activiteiten (suppleties, recreatie en aanverwanten) ook plaats binnen de grenzen van de speciale beschermingszones Noordzeekustzone en Voordelta. De menselijke activiteiten kunnen beschermde vogels zowel direct verstoren als indirect via het verwijderen en/of doden van voedselbronnen en het ongeschikt maken van de omgeving als broed- of rustgebied. De beschermde habitattypen kunnen worden geschaad of verwijderd door betreden en berijden, zandschuiven, mechanisch reinigen en suppleren. Stranden waar vaker dan eens per vijf jaar wordt gesuppleerd hebben mogelijk niet genoeg tijd om ecologisch gezien te herstellen. Het is van belang te onderzoeken of de effecten van de diverse activiteiten in (en buiten) de speciale beschermingszones significante gevolgen hebben voor de te beschermen natuurwaarden en hoe deze gevolgen beperkt kunnen worden. De huidige verdeling van activiteiten vindt plaats via concentratiegebieden. Binnen de grenzen van waarborgen van de kustveiligheid en de grote behoefte aan mogelijkheden voor recreatie aan het strand, kan de optimalisatie van de afstemming tussen bescherming van natuurwaarden en de bescherming van het achter de duinen gelegen land het best via zonering tot stand komen. Economisch belangrijke drukke stranden kunnen hun functie behouden (natuur heeft hier al weinig kans zich te ontwikkelen) en de meer natuurlijke en minder verstoorde stranden (waaronder die binnen de sbz’s Voordelta en Noordzeekustzone) kunnen zoveel mogelijk worden gevrijwaard van verstorende activiteiten.

Files