Richtlijnen Onderwatersuppleties

More Info
expand_more

Abstract

Hieronder volgen richtlijnen voor het ontwerpen van onderwateren strandsuppleties. Het uitgangspunt voor deze richtlijnen is een optimaal onderhoud van het kustprofiel. Indien andere doelstellingen voorop staan resulteert dit in andere richtlijnen. Deze richtlijnen zijn gebaseerd op de huidige inzichten in het functioneren van suppleties. Deze inzichten zijn hypothesen welke afgeleid zijn uit de beschikbare waarnemingen. Op dit moment kunnen nog veel vragen over het functioneren van suppleties niet beantwoord worden. De meest relevante vragen zullen in de komende tijd nader onderzocht worden. • Suppleer onder water. Het kustprofiel reageert snel op het aanbrengen van een suppletie rond de –5m NAP. Indien een suppletie van dezelfde ordegrootte als de aanwezige banken aangelegd wordt op of vlakbij de locatie waar de meest zeewaartse bank verdwijnt, zullen in het eerste jaar na uitvoering banken en troggen landwaarts schuiven, met als netto resultaat een toename van het zandvolume in de ondiepe brandingszone en in de stranden duinzone. • Een vergelijkbare ontwikkeling is waargenomen in een gebied waar geen banken aanwezig zijn. De suppletie vervormt tot een bank en induceert een trog. Doordat het profiel zich instelt op deze nieuwe vorm treedt er een netto zandverplaatsing op richting landzijde. • Alleen indien er sprake is van zeer snelle erosie waarbij de BasisKustLijn (BKL) flink wordt overschreden, wordt geadviseerd een strandsuppletie aan te brengen. Locale morfologie zoals een geul vlak onder het strand maakt het suppleren onderwater soms onmogelijk of inefficiënt. • Het volume van de aan te brengen suppletie dient aan te sluiten bij het volume van de banken die van nature aanwezig zijn in het profiel. • Houd er bij het ontwerp rekening mee dat de positieve invloed van een suppletie met een lengte van ordegrootte 3 km zich uitstrekt tot (maximaal) ongeveer 2 km ter weerszijden van de locatie. Afwijkend is het Waddengebied, zie hieronder bij Specifieke situaties. • Waddengebied – Door de oost-west oriëntatie van de Waddenkust zorgen (sterke) westelijke winden voor kustlangse effecten. De invloed van een suppletie is daardoor sterk oostwaarts gericht. De aanleg van een suppletie dient daarom westwaarts uitgevoerd te worden t.o.v. de zone waar netto zandwinst gewenst is. • Zeeland - Hier liggen vaak geulen dicht onder de kust. Onderwatersuppleties op een geulwand zijn nu een aantal malen aangebracht, met als doel de geul uit de kust te houden en eventueel strandsuppleties te voorzien van een ondersteunend zandlichaam. Richtlijnen voor geulwandsuppleties zijn er door de korte evaluatieperiode nog niet.