Technisch rapport voor controle op het mechanisme piping bij rivierdijken

More Info
expand_more

Abstract

In deze notitie wordt de conceptversie van de nieuwe rekenregel voor de controle op het mechanisme piping bij rivierdijken gepresenteerd. Het is de bedoeling om deze rekenregel in een aantal projecten te gaan toepassen ender directe begeleiding van werkgroep B van de TAW. Na deze eerste fase kan de definitieve regel warden opgesteld en via de TAW kanalen warden verspreid. De rekenregel is een implementatie van het rekenmodel van Sellmeijer, aangevuld met een aantal procedures voor het bepalen van de in dit model te hanteren parameterwaarden op basis waarvan tot voldoend veilige beoordelingscriteria wordt gekomen. Tot op heden worden ontwerpaanpassingen bij waterkeringen ten aanzien van het mechanisme piping gebaseerd op klassieke empirische rekenregels. De meest gebruikte is de regel van Bligh, die bepaalt dat de leklengte tenminste gelijk moet zijn aan een factor, de "creep"coefficient van Bligh, maal het ontwerpverval over de kering. De leklengte is de horizontale afstand, door de grondlaag ender een ondoorlatende waterkeringsconstructie tussen het "intreepunt" op de vooroever en het "uittreepunt", meestal een sloot achter de kering. De coefficient van Bligh varieert tussen 5 en 18, afhankelijk van een kwalitatieve klassificatie van het materiaal in de laag die aan erosie blootstaat (zie tabel I). Door Lane is een alternatieve regel opgesteld, waarmee het mogelijk is om verticale componenten in de lekweg (bijvoorbeeld het effect van kwelschermen) mee te nemen. Voor Nederlandse omstandigheden varieert de coefficient van Bligh die meer worden toegepast tussen 15 en 18. Het gebruik van deze regel leidt tot schattingen van de benodigde leklengte (dus tot schattingen van de benodigde bermbreedte van dijken) die als "voldoende veilig" warden beschouwd.