Afsluiting Brouwershavense Gat

Zuidelijk sluitgat, deel IV: Verslag modelonderzoek

More Info
expand_more

Abstract

In het detailmodel van het zuidelijke sluitgat van het Brouwershavense Gat (M 675) is reeds enige jaren geleden een vergelijkend onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden van een caissonsluiting en een geleidelijke sluiting van genoemd sluitgat, waarbij de konsekwenties ten aanzien van de bodemaantasting in de omgeving van het sluitgat een belangrijk kriterium vormden (zie rapport M 675 - deel III). Nadat mede op grond van dit onderzoek besloten was in het zuidelijke sluitgat van het Brouwershavense Gat een geleidelijke sluiting toe te passen, zijn in het model meer gedetailleerde proeven verricht ter bepaling van de volgorde der opbouwfasen van de sluitkade, de dimensionering van de bodemverdediging, de keuze van het tracé van de kabelbaan, de stabiliteit van het stortmateriaal en de tijdens de sluitingsprocedure te verwachten ontgrondingen. Al deze proeven, die eveneens beschreven zijn in het rapport M 675 - deel III, zijn uitgevoerd onder de als maatgevend beschouwde konditie van maximale vloed. Om er zeker van te zijn dat het op deze wijze tot stand gekomen uitvoeringsplan voor de afsluiting ook voldoet ten opzichte van de minder sterke maar langer durende ebstroom, met name wat de te verwachten ontgrondingen betreft, werd besloten dit in het model te toetsen, zodat indien nodig nog detail-wijzigingen zouden kunnen worden aangebracht. Hiertoe moest het model worden verbouwd en worden ingericht voor eb-omstandigheden. Van deze gelegenheid kon worden gebruik gemaakt om het model aan te passen bij de nieuwe situatie, die was ontstaan met het ingebruiknemen van het overzichts-getijmodel van het Brouwershavense Gat M 886. Aan dit nieuwe overzichtsmodel konden namelijk voor het ebonderzoek de randvoorwaarden worden ontleend, mits de bodemligging in M 675 op dezelfde peilingen werd gebaseerd als die in M 886.