De morfologische effecten van de baggergeulen in de Zandmaas

More Info
expand_more

Abstract

Naar aanleiding van de hoogwatergolf op de Maas in 1993 werd door de Minister van Verkeer en Waterstaat de Commissie Boertien 11 ingesteld, met als opdracht te adviseren op welke wijze de hoogwateroverlast in het Maasdal in de toekomst beperkt kan worden. Het advies luidde in hoofdzaak een verbreding van de Grensmaas en een verdieping van de Zandmaas. De verdieping van de Zandmaas zou ongeveer drie meter moeten bedragen over het traject Linne(km 68)-Megen(km191). Omdat er in Nederland geen ervaring is met rivierverdiepingen op dergelijke schaal, heeft men in eerste instantie twee proefbaggergeulen op het traject Gennep(km 155)-Grave(km 175) gecreeerd. Bij deze geulen voert men een monitoringsonderzoek uit. Geul 1 loopt van km 155-km 164 en geul 2 loopt van km 166-km 174. Bij Mook (km 165) is een spoorbrug aanwezig en lopen veelleidingen onder de rivier. Omdat men wilde voorkomen dat deze constructies gevaar zouden lopen, heeft men de rivier onverdiept gelaten van km 164 tot km 166. Bij het monitoren kwam naar voren dat bij km 156 veel erosie optrad als gevolg van het blootleggen van een fijne laag. Zijn functie als rivierbeheerder brengt voor RWS o.a. de plicht met zich mee de hoogwateroverlast te beperken. Hiervoor is inzicht nodig in de toekomstige veranderingen in een rivier en inzicht in extreme situaties die zich in de rivier voordoen. Voor het debiet bij maatgevend hoogwater geldt QMHW = 3826 m3/s. Door de rivierverdieping is een waterstandsdaling bewerkstelligd. Als gevolg van de ingreep treden morfologische veranderingen op, zoals de sterke erosie bij de blootgelegde fijne laag. Door de morfologische veranderingen, warden de waterstanden be'invloed. Met het oog op het beperken van de hoogwateroverlast is het van belang te weten hoe dit zich in de toekomst ontwikkelt. Verder is het, LV.m. de veiligheid van de aanwezige spoorbrug en de onder de rivier lopende leidingen bij km 165 van belang te weten wat voor bodemveranderingen optreden. T.a.v. de spoorbrug had men de eis van een toelaatbare erosie van nul meter gesteld. In het afstudeerwerk is aandacht besteedt aan het verwerven van inzicht in de optredende morfologische veranderingen met het oog op de veiligheid van de constructies en de gevolgen van deze veranderingen op de waterstand bij QMHW. Gekeken is aan de hand van het 1D-programma SOBEK, met een versie die rekent met uniform sediment, hoe de situatie verandert in de periode 1997-2017. De gevoeligheid van het model is ook onderzocht. Alvorens het model kon worden gecreeerd, moesten eerst de monitoringsgegevens worden geanalyseerd om de benodigde parameters en de optredende bodemveranderingen te bepalen. Onderscheid is daarom gemaakt in een deel monitoringsgegevens en modeliering van het gebied.

Files