De ecologie van de zandige kust van Nederland

Inventarisatie van het marcobenthos van zand en brandingszone

More Info
expand_more

Abstract

Al vele eeuwen worden de duinen en het voorliggende strand met brandingszone gebruikt ter bescherming van het land tegen overstroming door de zee. De zandige kust is echter meer dan alleen een zandvoorraad, een natuurlijk verdedigingswerk tegen de zee. Het is een waardevol ecosysteem dat bescherming verdient. De bescherming van het kustmilieu is vastgelegd in (inter)nationale wet- en regelgeving, zoals de EU KaderrichtlijnWater en de EU Vogel- en Habitatrichtlijn en in internationale verdragen en aanbevelingen. Voorbeelden zijn het mondiale Biodiversiteitsverdrag en de aanbeveling tot aanwijzing van een internationaal netwerk van beschermde kust- en zeegebieden ter bescherming van het mariene milieu. Volgens een recente EU-aanbeveling zal het beheer van de kust bovendien moeten zijn gebaseerd op een ecosysteembenadering. Om dat kustmilieu te kunnen beschermen moet je er wel kennis over hebben: hoe ziet het eruit, welke functies vervult het en welke organismen leven er? Voor de Nederlandse kust veronderstellen we dat de belangrijkste bedreigingen op de langere termijn samenhangen met de klimaatveranderingen in combinatie met het sociaal-economisch ruimtegebruik van het land direct in of achter de duinen. Op de korte termijn vormen zandsuppleties, die nodig zijn om erosie tegen te gaan, het mechanisch schoonmaken van stranden en verstoring, beide laatsten als gevolg van een toenemende recreatiedruk, belangrijke potentiële bedreigingen. De invloed van de verrijking van het kustwater met voedingsstoffen heeft in de afgelopen decennia vermoedelijk een rol gespeeld, die nog niet is uitgespeeld. Onder het motto Strand is meer dan zand werd in het jaar 2000 gestart met het beschikbaar maken en ontwikkelen van kennis over de ecologie van de zandige kust. In 2001 en 2002 werd door het Rijksinstituut voor Kust en Zee onderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van bodemdieren op 9 verschillende stranden langs de Nederlandse kust en op 2 raaien in de brandingzone voor de Hollandse kust. Uit de strandinventarisatie blijken duidelijke verschillen tussen de stranden van de Hollandse kust en die van de Waddeneilanden. Hoewel er grote locale verschillen optreden laten de stranden van de Waddeneilanden zich kenmerken door fijn, kalkarm zand met een goede doordringbaarheid. Het sediment is slecht gesorteerd, hetgeen betekent dat zandkorrels van allerlei maten door elkaar voorkomen. Deze stranden zijn vlak en herbergen veel soorten in hoge dichtheden. De stranden langs de Hollandse kust zijn steiler en bestaan uit grover zand dat beter is gesorteerd. Voor zover ten zuiden van Egmond gelegen bevatten ze meer kalk. De doordringbaarheid, de soortenrijkdom en het aantal individuen is kleiner dan op de stranden van de Waddeneilanden. Door de resultaten van alle 9 stranden bij elkaar te nemen werd het mogelijk de ruimtelijke variatie op het strand, dwars op de kust, te beschrijven. Hoog op het strand, rond de hoogwaterlijn is de korrelgrootte het kleinst, de sortering het slechtst, het kalkgehalte het laagst en de kracht die nodig is om in de bodem door te dringen het grootst. Voor organismen die tussen de zandkorrels in de bodem leven betekent dit dat de omstandigheden op de lager gelegen delen van het strand beter zijn dan op de hoger gelegen delen. In de richting van de laagwaterlijn kenmerkt het sediment zich namelijk door een gemakkelijkere doordringbaarheid door een grotere waterinhoud, een goede sortering en een grotere gemiddelde korrelgrootte. Een en ander is terug te vinden in het aantal soorten dat toeneemt in de richting van de laagwaterlijn. Het aantal individuen is laag rond de hoogwaterlijn en het hoogst in het gebied van gemiddeld tij. Voor vogels die foerageren op het strand is een gemakkelijke doordringbaarheid voor de snavel in het zand en de beschikbaarheid van voedsel zoals de Gemshoornworm, van belang. Het verband tussen het voorkomen van organismen en enkele sedimentkarakteristieken, zoals dat voor de Nederlandse stranden is gevonden, is in overeenstemming met hetgeen uit de literatuur over de ecologie van zandige kusten elders in de wereld bekend is. Op grond van een clusteranalyse van de strandgegevens kan worden aangenomen dat de soortengemeenschap boven de hoogwaterlijn zich onderscheidt van de gemeenschap die zich bevindt tussen de hoogwaterlijn en de laagwaterlijn. Boven de hoogwaterlijn betreft het vooral terrestrische organismen, zoals insecten en de strandvlo. Op grond van clusteranalyse, kite-diagrammen en de verdeling van het aantal soorten over de verschillende locaties dwars op het strand, kan worden aangenomen dat er een specifieke groep organismen boven de hoogwaterlijn voorkomt. Mogelijk is er een tweedeling van het getijdenstrand in een zone boven de gemiddelde waterstand en een zone beneden de gemiddelde waterstand. De organismen in de bovenste zone worden in de onderste zone aangevuld met extra soorten. Op het strand komen vooral vertegenwoordigers van Amphipoda, Polychaeta en Isopoda voor. Verkennend onderzoek in de brandingzone voor de Hollandse kust toont aan dat er zich twee brekerbanken bevinden. Eén op circa 150 meter vanuit de kust gerekend vanaf laagwaterlijn en één op circa 400 meter met daar tussen een trog met een diepte van ruim 5 meter beneden NAP. Het sediment in de trog kenmerkt zich door grofkorrelig, goed gesorteerd zand met een hoog kalk- en slibgehalte. Clusteranalyse op het voorkomen van macrobenthos geeft aan dat er drie groepen te onderscheiden zijn: een groep organismen zeewaarts buiten de buitenste brekerbank; een groep organismen in de brandingszone en tenslotte nog daarbinnen een groep in de trog die vooral bestaat uit grote aantallen schelpkokerwormen. Deze kokerwormen spelen vermoedelijk een belangrijke rol in het vasthouden, het stabiliseren van het sediment en daarmee de kust. In de soortenarme maar individurijke brandingszone tussen het strand en de buitenste brekerbank zijn de Polychaeten dominant. De zone zeewaarts van de buitenste brekerbank gelegen bevat veel meer soorten. Deze zijn vooral uit de hoofdgroepen Amphipoda, Bivalvia en Echinoïdea afkomstig. Met het nieuw verworven inzicht dat onze zandige kust uit meer bestaat dan alleen zand, wordt het mogelijk om de bescherming van het land én de bescherming van het mariene milieu te combineren tot ‘kustbescherming’ in de ware zin van het woord. Daarmee kan een belangrijke stap voorwaarts worden gezet in het streven te komen tot ‘integraal kustbeheer’, waarin menselijke activiteiten zoals het suppleren van zand, zijn gebaseerd op een ecosysteembenadering. Bij het opstellen van maatlatten, een beoordelingssysteem voor de Kaderrichtlijn Water en advisering over de effecten van kustingrepen in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn is reeds gebruik gemaakt van de nieuw verworven kennis. De meest voorkomende soort op het strand, de Gemshoornworm, is een belangrijke voedselbron voor de Drieteenstrandloper, die wordt beschermd onder de Vogelrichtlijn. De bodemfauna in de 1-mijls zone voor de kust wordt beschermd via de Kaderrichtlijn Water. Het natte strand, de brandingszone en een deel van de ondiepe kust vallen binnen deze beschermingszone. Door de kennis die is opgedaan is het nu mogelijk een eerste beschrijving van de diversiteit van het bodemleven in deze verschillende delen van de zandige kust te geven. Bovendien kan nu voorzichtig worden ingeschat welke functie de verschillende organismen in het ecosysteem van de zandige kust kunnen hebben, welke rol ze spelen voor de stabiliteit van de kust, voor de processen van sedimentatie en erosie. Tenslotte zal de kennis over de ecologie van de zandige kust zeer bruikbaar zijn voor het beheer van de speciale beschermingszones langs de kust waarvoor Rijkswaterstaat in het kader van de Natuurbeschermingswet als uitvloeisel van de Vogel- en Habitatrichtlijn de beheerplannen moet gaan opstellen.

Files