Vooroeversuppleties

More Info
expand_more

Abstract

Dit Hoofdrapport betreft een afstudeeronderzoek naar de effectiviteit van vooroeversuppleties. Bij vooroeversuppleties kan men denken aan een onderwaterberm op enige afstand van en evenwijdig aan de kustlijn. Het gestelde einddoel van dit onderzoek is een afweging van de kosten en baten van een aantal mogelijke uitvoeringsvarianten voor de Hollandse kust. Het oorspronkelijke werkplan voorzag in de volgende aanpak: - inventariseren van procesbeschrijvingen voor het verkrijgen van inzicht in de dwars- en langstransporten en het onderbouwen van de (a-priori) keuze van het toegepaste rekenmodel UNIBEST; - voorspellen van de effectiviteit van vooroeversuppleties, te weten de bijdrage aan de handhaving van de kustlijn, als functie van aanlegdiepte en aanleghoogte; - ramen van aanlegkosten van de onderzochte suppletievarianten voor de meest geschikte uitvoeringsmethoden; en - afwegen van kosten en baten van de onderzochte vooroeversuppletievarianten. In dit Hoofdrapport zijn de bevindingen van de aldus uitgevoerde activiteiten beschreven. In de twee bijgevoegde deelrapporten wordt nader ingegaan op de uitgevoerde literatuurstudie inzake de procesbeschrijvingen (Deelrapport I) en het uitgevoerde numerieke modelonderzoek (Deelrapport II). Op grond van het literatuuronderzoek is geconcludeerd dat de beschikbare studentversie van de rekenmodules UNIBEST-TC en UNIBEST-LT van het Waterloopkundig Laboratorium te Delft voldoende geschikt zijn om respectievelijk dwars- en langstransporten voor een uniforme rechte kust, met en zonder vooroeverberm, te berekenen, inclusief de te verwachten profielveranderingen over een periode van drie jaar. Als initieel dwarsprofiel is een continu aflopend "Dean evenwichtsprofieI" gekozen behorend bij een mediane korreldiameter van 200 µm. Dit profiel heeft een kenmerkende diepte van 8m op 800m uit de gemiddelde waterlijn. Als oorspronkelijke suppletievarianten zijn een 5-tal vooroeverbermen beschouwd met aanlegdieptes varierend van NAP-8m tot NAP-4m en met aanleghoogtes van NAP-3m tot NAP-7m. De aanlegvolumes van deze 5 bermen varieren tussen circa 100 m3 en 1200 m3 per strekkende meter kust. Voor een geschematiseerd golf- en getijklimaat zijn met UNIBEST-TC de bodemveranderingen in de tijd berekend van dit kenmerkende Hollandse kustdwarsprofiel, met en zonder vooroeverberm. Uit de resultaten van de systematisch opgezette berekeningen zijn twee opmerkelijke numerieke zaken naar voren gekomen: - bij scheve golfinval groeit het kustprofiel (met en zonder vooroeverberm) nabij de waterlijn aan, ongeacht de vorm van de vooroeverberm en ongeacht de steilheid van het initiele profiel; in de TC module domineert blijkbaar het kustwaartse dwarstransport onder deze golfcondities; daardoor ontstaat in de berekeningen aanzanding terwijl met name voor het relatief steile initiele profiel zonder berm erosie verwacht mag worden; - tevens blijken numerieke instabiliteiten op te treden bij de onderzochte situaties met vooroeverbermen; dit numerieke probleem kon middels "trial & error" ontweken worden door het kiezen van "geschikte" wrijvingsfactoren; doordat deze "geschikte" waarden per profielvorm verschillen is een exacte vergelijking van de diverse onderzochte profielen niet geheel mogelijk gebleken.