Korte Termijn Advies Voedselreservering Oosterschelde

Samenvattende Rapportage in het kader van EVAII

More Info
expand_more

Abstract

Dit rapport is een uitgebreide samenvatting van de resultaten van een korte termijn studie naar de onderbouwing van het voedselreserveringsbeleid in de Oosterschelde. Detail informatie over gebruikte datasets, uitwerking van onderzoeksvragen, resultaten en referenties staan in het bijbehorende rapport 'Werkdocument Korte Termijn Advies Voedselreservering Oosterschelde'. De volgende beleidsvraag is richtinggevend geweest voor het formuleren van de onderzoeksvragen: Geven de meest recente inzichten over de ontwikkelingen van scholeksters en schelpdiervoorraden in de Oosterschelde aanleiding om het huidige regime van voedselreservering voor scholeksters in de Oosterschelde bij te stellen? Naar aanleiding van deze beleidsvraag zijn de volgende onderzoeksvragen geformuleerd: 1. Is de voorraad kokkels in de Oosterschelde afgenomen? 2. Wat zijn de mogelijke oorzaken van die afname? 3. In hoeverre wordt de afname van de Scholeksters veroorzaakt door de afname van de kokkelbestanden of zijn er andere oorzaken aan te duiden zoals de aanleg van de Oosterscheldekering of de verplaatsing van de mosselpercelen? 4. Wat is het effect van het huidige voedselreserveringsbeleid op de voedselbeschikbaarheid voor scholeksters? CONCLUSIES • Er is een duidelijke relatie vast te stellen tussen de voorraad schelpdieren en de aantallen scholeksters. • In de periode 1985-1999 is de voedselvoorraad in de Oosterschelde voor de scholekster structureel verminderd door een afname van de kokkelbestanden met 71 % en het vrijwel geheel verdwijnen van de mossel van de platen. • Sinds begin van de jaren negentig is er sprake van een voedseltekort in de Oosterschelde voor de scholekster en dit voedseltekort is de oorzaak van de afname van de aantallen scholeksters. • Het voedselreserveringsbeleid heeft geleid tot een verbetering van de voedselsituatie voor scholeksters in die zin dat werd afgezien van een verdergaande kokkelvisserij en aldus een deel van de voedselbehoefte van scholeksters veilig werd gesteld. Dit beleid kan de regelmatig optredende voedselschaarste echter niet voorkomen zolang er geen sterke jaarklasse kokkel optreedt in de Oosterschelde. • Beleid m.b.t. het verbeteren van de kokkelbroedval is pas mogelijk als een duidelijker beeld is van de factoren en processen die deze broedval bepalen en indien deze factoren en processen mogelijkheden bieden voor menselijke beïnvloeding. • De gevolgde berekeningsmethode over de voedselreservering is gebaseerd op de modernste inzichten over de beschikbaarheid van kokkels voor scholeksters (niet alle kokkels zijn oogstbaar). De berekening levert een exact getal, maar om te voorkomen dat dit getal te sterk verabsoluteerd zou worden, gegeven de onzekerheden in de berekening, is er voor gekozen in de conclusies alleen grenswaarden te presenteren: Uitgaande van een structurele verlaging van de referentie-aantallen scholeksters met 15%, i.v.m. het wegvallen van de mosselen, en een bijdrage van alternatieve prooien aan het dieet van scholeksters van 0%, moet er in totaal ca 4.6-9.1 miljoen kg kokkelvlees gereserveerd worden, aanzienlijk meer dan de pure vleesbehoefte van de vogels. Hierbij moet worden opgemerkt dat deze ouderejaars kokkels ook in dichtheden lager dan 50 per m-2 mogen voorkomen. Indien wordt uitgegaan van 40% alternatieve prooien dan is deze range 2.7-5.5 miljoen kg vlees. De bijdrage van alternatieve prooien aan het dieet van de scholeksters in de Oosterschelde is niet direct vastgesteld voor de scholeksterpopulatie als geheel. Op basis van kennis over het foerageergedrag van de scholekster, de seizoensveranderingen in de beschikbaarheid van de prooidieren en de omvang van de bestanden van de verschillende schelpdieren is voor de huidige Oosterschelde berekend dat deze bijdrage echter eerder richting 0% dan richting 40% gezocht moet worden.

Files