Verkenning draagkracht Oosterschelde

Onderzoek naar veranderingen en trends in de Oosterschelde in de periode 1990 t/m 2000

More Info
expand_more

Abstract

Na de voltooiing van de Oosterscheldewerken in 1987 werd de toevoer van zoetwater, en daarmee van de voor de groei van het fytoplankton benodigde nutriënten stikstof, fosfaat en silicaat, naar de Oosterschelde sterk verminderd. Vanaf dat moment zijn de concentraties stikstof en silicaat gaan afnemen; de afname van de fosfaat-concentraties zette pas vanaf ongeveer 1990 in. Tijdens de negentiger jaren beginnen de stikstofen silicaat concentraties weer te stijgen, en wel zo sterk, dat voor stikstof en silicaat over de gehele periode 1990 t/m 2000 een significante stijgende trend wordt gevonden. De afname van de fosfaat-concentraties gaat echter door tot in de tweede helft van de jaren negentig en na 1997 nemen ook de fosfaat-concentraties weer langzaam toe; voor de gehele periode 1990 t/m 2000 wordt voor fosfaat nog een significante dalende trend gevonden. Aan het einde van de jaren negentig nemen de concentraties dus weer toe, maar zijn nog aanzienlijk lager dan de concentraties vóór 1987. De grootteverdeling van het fytoplankton is vanaf 1994 t/m 1998 gewijzigd. Verhoudingsgewijs komen er steeds meer kleine (20 ?m). Dit wordt veroorzaakt door vooral een afname van de grotere soorten en een toename van de kleinere soorten. Er werden geen aanwijzigingen gevonden dat deze verandering samenhangt met abiotische factoren (nutriënten, doorzicht, saliniteit en temperatuur). Het ziet er eerder naar uit dat de verandering in de grootteverdeling van het fytoplankton een biotische oorzaak als verklarende factor heeft; mogelijk hangt de verandering samen met de grote toename van Japanse oesters. De verminderde nutriëntenbelasting heeft niet geleid tot een zichtbare afname van de schuimalg Phaeocystis. Het aantal bloeien en de lengte van de voorjaarsbloeien (dagen met meer dan 1 miljoen Phaeocystis cellen/l) op de locaties Hammen Oost en Wissenkerke waren in de negentiger jaren van dezelfde orde van grootte als aan het eind van de tachtiger jaren. De primaire productie van het fytoplankton in het centrale en oostelijke deel van de Oosterschelde is in de tweede helft van de negentiger jaren significant afgenomen. De afname in primaire productie is niet het gevolg van een afname in nutrië nten en nutriëntlimitatie komt slechts gedurende een zeer korte periode voor. De afname in primaire productie hangt wel samen met een significante afname van het doorzicht. Op dit moment bestaat het vermoeden dat de afname van het doorzicht veroorzaakt wordt door een toename van humuszuren uit blootliggende veenpakketten, uit een verhoogde aanvoer van polderwater en een toename van de concentraties in aangevoerd water uit het Krammer-Volkerak. Uit deze verkenning blijkt eveneens dat een grotere zoetwatertoevoer, en daarmee een grotere aanvoer van nutriënten nauwelijks zal leiden tot een verhoging van de primaire productie. Met de afnemende primaire productie is de draagkracht van de Oosterschelde voor het zoöplankton en filtrerende schelpdieren vermoedelijk wel aan het afnemen. Toch hebben de totale aanwezige kokkelbestanden aan het einde van de jaren negentig weer toe kunnen nemen tot hetzelfde niveau als begin jaren negentig, terwijl ook Japanse oesters in aantal in de jaren negentig eveneens aanzienlijk hebben kunnen toenemen. Sterk sturende factor voor de primaire productie is nog steeds de snelle regeneratie van nutriënten, samenhangend met de graas door schelpdieren als mossels, kokkels en Japanse oesters. Over de rol van het zoöplankton in de begrazing en regeneratie van nutriënten is voor de huidige situatie niets bekend. Uit eerdere modelberekeningen is geconcludeerd dat een grotere zoetwatertoevoer naar de Oosterschelde slechts tot een geringe verhoging van de primaire productie van het fytoplankton zou kunnen leiden. Uit de in dit rapport gepresenteerde resultaten blijkt dat een grotere zoetwatertoevoer niet zal leiden tot een hogere primaire productie, omdat licht een belangrijker sturende factor blijkt te zijn dan nutriënten. De verminderde nutriëntenbelasting heeft dus niet geleid tot een verandering in de samenstelling en productiviteit van het Oosterschelde fytoplankton.

Files