Verkenning beheersproblematiek bij rivierdijken, zeedijken en oeverbeschermingsconstructies langs vaarwegen

More Info
expand_more

Abstract

In hoofdstuk 1 wordt een conceptueel kader geschetst voor de onderhoudsplanning van infrastructuur. Het kader weerspiegelt een beleidsanalytische benadering, hetgeen inhoudt dat een onderhoudsplan wordt gekozen uit een beperkt aantal alternatieve onderhoudsplannen. Dit ruim gekozen kader wordt in de daarop volgende hoofdstukken geprojecteerd op een specifieke beheersproblematiek, d.w.z. in hoofdstuk 2 op oeverbeschermingsconstructies langs vaarwegen en in hoofdstuk 3 op rivier-, meer- en zeedijken. Nagegaan is, voor zover bekend uit de beschikbare literatuur en de geraadpleegde bronnen, hoe de beheersactiviteiten in de praktijk worden verricht. Daarna zijn op basis van de vergelijking tussen theoretisch conceptueel kader en praktijk conclusies geformuleerd. In geval de huidige beheerspraktijk niet voldoende in de literatuur is beschreven, is nadere informatie verkregen uit interviews met een negental beheerders. Duidelijk is geworden dat men in de praktijk beperkter opereert dan in het conceptueel kader is geschetst. Wat betreft de oeverbeschermingsconstructies zijn de bevindingen als volgt samen te vatten. Er zijn weinig geconcretiseerde eisen waaraan de kwaliteit van een oeverbeschermingsconstructie kan worden getoetst. Dit geldt des te sterker indien de oeverbescherming niet direct een functie vervult in verband met de veiligheid tegen overstroming. Een systematische inspectiemethode, gerelateerd aan de grenstoestanden van de oeverbeschermingsconstructie, is in de praktijk niet aanwezig. De inspectie is vrijwel uitsluitend beperkt tot de uitwendige geometrie van de oever, de bodemligging van de vaarweg en de schadebeelden van de oever op basis van visuele waarnemingen. Er is behoefte aan een systeem om op eenvoudige en goedkope wijze een (bij voorkeur geautomatiseerde) legger samen te stellen. Uit zowel de geraadpleegde literatuur als uit de interviews blijkt niet dat de beheerder bewust gebruik maakt van gedragsmodellen om het toekomstig gedrag van de constructie te voorspellen. De gangbare praktijk is gebaseerd op een nagenoeg volledig empirische benadering, waarbij sterk wordt geanticipeerd op schadebeelden die visueel waarneembaar zijn. Het genereren van onderhoudsplannen vindt slechts in beperkte mate plaats. Wel worden bij kostbare vervangingsmaatregelen vaker verschillende constructieve (ontwerp)oplossing beschouwd. De aanpak waarmee de beheerder de onderhouds- en ontwerpvarianten opstelt is sterk op empirische leest geschoeid; het voortbouwen op de eigen ervaring van de beheerder speelt daarbij een overwegende rol. De keuze van het "beste" onderhoudsplan wordt in de praktijk sterk beïnvloed door de restrictie van de financiële middelen. Rationele optimalisatietechnieken, gebaseerd op risico-analytische grondslag, worden niet expliciet toegepast, waardoor de onderbouwing van onderhoudsplannen een diffuus gebeuren is.