Erosiebepalingen in het Haringvliet tijdens hoge afvoer (december 1993)

More Info
expand_more

Abstract

In opdracht van de Directie Zuid-Holland heeft het RIZA een onderzoek naar het erosiegedrag van het Haringvliet voorbereid en uitgevoerd. Het doel van dit onderzoek was het bepalen van de kritieke snelheid voor erosie; in modellen werd tot nu toe een geschatte waarde van 0.33 m/s (0.2 à 0.3 N/m2) aangehouden. Het onderzoek heeft op twee manieren plaatsgevonden. Ten eerste is er door het Waterloopkundig Laboratorium een laboratoriumonderzoek uitgevoerd op in het veld gestoken ongeroerde monsters. Dit leverde een kritieke schuifspanning voor erosie op van 0.5 à 1 N/m2. Dit is veel hoger dan de geschatte waarde. Door problemen bij de uitvoering van de proeven is het resultaat slechts gebaseerd op enkele waarnemingen. Het tweede deel van het onderzoek is een veldmeting naar erosie in het Haringvliet tijdens hoge afvoer. De stroomsnelheden in het Haringvliet liepen daarbij op tot 0.7 m/s. Ook de zwevend stof concentratie tijdens de meting liep op van ongeveer 30 mg/l tot 80 à 100 mg/l. Aangezien deze stijging in concentratie niet verklaard kon worden uit de aanvoer, moet er sprake zijn van lokale erosie. Uit de nadere analyse blijkt dat erosie optreedt bij stroomsnelheden boven 0.5 m/s (~0.5 N/m2). In de nota wordt de veldmeting besproken en worden de resultaten bediscussieerd. Er is een vergelijking gemaakt tussen de veldsituatie en de laboratorium-metingen. Hierbij is gebruik gemaakt van simulaties met het slibtransportmodel WAQUA-SINODE. Binnen de marges van de parameters, zoals bepaald in het laboratorium, kan een goede overeenkomst bereikt worden met de veldsituatie. Vastgesteld kan worden dat de oorspronkelijk aangenomen waarde voor erosie van 0.33 m/s te laag is geweest. Dit is een zeer conservatieve inschatting geweest van het slibtransport. Een kritieke grens voor erosie bij 0.5 m/s is een meer realistische waarde.