Advies inzake de relatie tussen lozingsgebied en verspreiding van "afvalzuren" uit de titaandioxydeproduktie

More Info
expand_more

Abstract

Een studie is uitgevoerd naar de menging en verspreiding van afvalzuren uit de titaandioxydeproduktie. Daarbij is zowel ingegaan op de karakteristieken van het huidige lozingsgebied als op het mogelijke effekt van verplaatsing van de lozingslokatie op de belasting met lozingsmateriaal van kwetsbare gebieden zoals Waddenzee en Duitse Bocht. De studie leidt tot de konklusie, dat tot minimalisering leidt van een dergelijke belasting de kombinatie van de volgende faktoren: - lozing in de as van het resttransport, welke ruwweg samenvalt met het centrum van de zouttong die via het Kanaal de zuidelijke Noordzee binnendringt; - lozing zeewaarts van het waargenomen zwevende stof minimum, op +/- 50 km uit de Hollandse kust, zodat akkumulatie in de kustzone wordt vermeden; - lozing zo ver mogelijk noordwaarts, echter nog wel voldoende ver ten zuiden van het gestratificeerde gebied, zodat verdunning van het geloosde materiaal optimaal is (d.w.z. zeker niet ten noorden van +/- 53° 30' N.B.), en zo ver westwaarts dat tijdelijk relatief zware belasting van als kwetsbaar beschouwde gebieden wordt vermeden. Indien lozing van afzalzuren onvermijdelijk is en tevens de belangrijke visvoortplantingsgebieden in de zuidelijke Noordzee moeten worden ontzien, dan leveren bovenstaande argumenten als minst slecht lozingsgebied een gebied rond 53° N.B., 3°10' O.L. op.