Pompaccumulatiecentrale IJsselmeer. Deelrapport 1

Bekkendijken

More Info
expand_more

Abstract

Uitgangspunt voor de vergel ijkende studie naar bekkendijken vormt het projectplan, later aangevuld met twee hogere bekkens, 5 hoofdvar ianten worden onderscheiden, nml. bekkens met een hoog en laag waterstand van: + 18/+ 12 m; + 25/+ 16 m; + 40/+ 26.5 m; + 50/+ 40 m; + 60/+ 47.5 m. Hoofdeis te stellen aan de bekkendijk is waterkering met voldoende zekerheid. Lekverlies aient zoveel mogelijk beperkt te worden waardoor energieverlies gereduceerd wordt. Bouwmateriaal zal hoofdzakelijk zand dienen te zijn, omdat andere materiaaltoepassingen behoudens mengvormen van een zandterp met een kruinelement in beton of gewapende grond niet tot economisch haalbare oplossingen leiden. De genoemde mengvormen zijn concurrerend in prijs ten opzichte van een volledige dijk; nadere studie is echter vereist met betrekking tot de sprecifieke problemen van deze oplossingen. In hoeverre zandwinning in het bekken toelaatbaar is hangt af van de invloed van de verstoring van de holocene- en Eemkleilagen en de mogelijkheid om de bekkenbodem na zandwinning weer voldoende waterafsluitend te kunnen maken. Zo lang geen diep grondonderzoek gedaan is en daarmee dat probleem bestudeerd, moet ervan uitgegaan worden dat er geen zandwinning binnen het bekken mogelijk is. De ontwikkeling van alternatieven is erop gericht de hoofdfunctie (waterkering) te waarborgen met een vergelijkbaar veiligheidsniveau. Een groot aantal sub-alternatieven is daarnaast ontwikkeld met een aantal functionele elementen zoals taludbekledingen, filters, drainagesystemen en controlesystemen, die, indien toegepast, de faalkans zullen verminderen. De noodzaak van toepassing hiervan is thans zo goed mogelijk ingeschat, maar dient uiteindelijk te volgen uit een meer gedetailleerde faalkansbeschouwing inclusief inspectie, reparatie en beheersmogelijkheden. Eerste verkennende berekeningen tonen aan dat de volgens het Projectplan geeiste veiligheid van 10-6 vermoedelijk haalbaar is. De thans gepresenteerde varianten, voldoen op basis van de aangenomen grondparameters, aan de volgende minimumeisen: a. - technische realiseerbaarheid b. - vergelijkbaarheid van kostenramingen t.a.v. aanleg c. - de vereiste veiligheid lijkt haalbaar voor alle varianten. De technische realiseerbaarheid is nagegaan door middel van verkennende berekeningen betreffende: (a)stabiliteit van taluds afhankelijk van de taludhelling, grondparameters, hoogteligging van de freatische lijn in het damlichaam en wijze van fundatie van het damlichaam. Indien gebouwd op grondverbetering kunnen steilere taludhellingen worden toegepast dan bij fundatie op holoceen (al dan niet gedraineerd). (b) kwelberekeningen van kwel door het daml ichaam en door de ondergrond zijn uitgevoerd. Aangetoond is dat het talud aan de bekkenzijde waterdicht uitgevoerd dient te worden ter beperking van kwelverlies. Het aanbrengen van kwel remmende voorzieningen op de bekkenbodem is minder effectief dan op de dijk, doch is in de noordelijke locatie nodig als de bodem geheel uit zand bestaat. Kwelremmende voorzieningen over de gehele bekkenbodem mogen uit kostenoogpunt slechts uit relatief goedkope afdichtingen bestaan. Een andere mogelijkheid is het aanbrengen van een (betere) afdichting over een beperkte strookbreedte langs de bekkendijk. Een (evt. additionele) kwelbeperking kan ook verkregen worden door het plaatsen van diepwanden - langs de binnenomtrek van het bekkendijk - tot in de dieper gelegen afsluitende lagen. Dit is echter pas zinvol indien de diepere afsluitende klei- of keileemlagen onder de gehele bekkenlocatie voorkomen, overal van voldoende kwelbeperkende kwaliteit zijn en op een niet al te grote diepte voorkomen (10 à 20 m diep). Naarmate bekkens hoger zlJn worden hogere eisen gesteld aan de afsluitende lagen van de bekkenbodem om het kwelverlies op een gelijk laag nivo te houden. In het zuiden leidt dit tot de wens het bekken boven de Eemklei voorkomens te bouwen. Daar kan dan zowel het Holoceen als de Eemklei als bekkenbodemafdichting benut worden. In deze rapportage is steeds één bekkenbodemafdichting toegepast om de voorkeursoplossingen vergeli jkbaar te houden. Bij de bouw van de dam rechtstreeks op het Holoceen zullen zettingen optreden die na 30 jaar tot 40 à 60% van de oorspronkelijke dikte kunnen zijn opgelopen" Bij het bouwen op zand kunnen deformaties tot enkele decimeters optreden, het aanbrengen van overhoogte compenseert deze deformaties. Ook een eerste maal vullen van het bekken kan deformaties van enkele decimeters tot gevolg hebben, de dagelijkse peilschommelingen in het bekken hebben deformaties van centimeters tot gevolg. In de deelrapportage Kosten zijn kosten meegenomen ten behoeve van kwelbeperkende maatregelen vanuit het bekken (indien nodig) en tevens kosten van aanpassingswerken rond het gehele IJsselmeer vanwege peilfluctuaties en erosiebescherming op een deel van de bekkenbodem bij het lage en het middel bekken. Technische criteria, die thans nog niet in kosten zijn uit te drukken, maar die vergelijkenderwijs in de volgende studiefase beoordeeld worden, zijn: bedrijfszekerheid; kosten van onderhoud; herstelbaarheid bij schade; uitvoeringsproblemen; gevoeligheid voor uitvoeringsfouten. Voor alle gepresenteerde oplossingen geldt dat het in de deelrapportage Kosten genoemde het prijs-vergelijk alleen relatief mag worden beschouwd en dat de absolute bedragen nog in belangrijke mate kunnen afwijken Overigens geldt dat de kostenramingen zijn gebaseerd op directe en indirecte kosten inclusief toeslagen echter exclusief BTW (prijspeil maart 1985). Een overzicht van de kostenramingen voor de verschillende locaties en basisvarianten is weergegeven in de deelrapportage Kosten.