Print Email Facebook Twitter Dijkverbeteringswerken langs de Westerschelde: Aantalsveranderingen van watervogels Title Dijkverbeteringswerken langs de Westerschelde: Aantalsveranderingen van watervogels Author Berrevoets, C.M. Meininger, P.L. Date 2004-11-01 Abstract In het aanwijzingsbesluit in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (2000) wordt de Westerschelde voor twaalf watervogelsoorten als internationaal kwalificerend genoemd. Voor deze internationaal belangrijke soorten (met uitzondering van de Grauwe Gans, die nauwelijks voorkomt in de betrokken gebieden) zijn analyses uitgevoerd die veranderingen in het voorkomen beschrijven in de periode vóór en na de uitvoering van het aanbrengen van nieuwe dijkbekleding (dijkwerken). De bij het RIKZ beschikbare informatie uit de jaren 1991-1996 heeft gediend als referentie en de veranderingen zijn alleen beschreven voor teltrajecten waar in 1997 en/of 1998 dijkwerken hebben plaatsgevonden. Bij het beschrijven van de veranderingen in vogelaantallen is steeds rekening gehouden met de aantalsveranderingen in de gehele Westerschelde. Veel van de beschreven veranderingen zijn daarom gebaseerd op een vergelijking van het aandeel binnen de Westerscheldepopulatie van een soort dat op bepaalde dijkvakken is waargenomen. Dit is steeds uitgedrukt als het relatieve belang van een gebied of cluster van gebieden voor een watervogelsoort. Naast het onderzoeken van de daadwerkelijke aantalsveranderingen is door middel van een statistische analyse gecontroleerd of eventueel gevonden veranderingen op toeval gebaseerd zijn (zie methodiek consistentie van veranderingen in § 5.2). Ook zijn de bij het RIKZ beschikbare gegevens geanalyseerd van broedpopulaties van Bontbekplevier en Strandplevier langs de zeedijken van de Westerschelde. De veranderingen in vogelaantallen die zijn beschreven aan de hand van de uitgevoerde evaluatie van de bij RIKZ beschikbare gegevens hebben niet per definitie een relatie met de dijkwerken. Specifiek onderzoek vóór, tijdens en na de werkzaamheden is immers niet uitgevoerd. Dit is de belangrijkste reden waarom hier niet is getracht causale verbanden te beschrijven tussen de uitgevoerde werkzaamheden en de geconstateerde veranderingen. De analyses werden toegespitst op het detecteren van negatieve veranderingen in het voorkomen van vogels en het zoeken naar aanwijzingen aangaande de robuustheid van deze veranderingen. De reden om voornamelijk naar negatieve veranderingen te kijken is gelegen in de systematiek van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen. Vanuit deze richtlijnen wordt immers gevraagd te zorgen voor de instandhouding van de te beschermen waarden. Indien soorten toenemen of stabiel voorkomen in een speciale beschermingszone (SBZ) komt de instandhouding niet in gevaar, bij afnemende populaties zou dit wel het geval kunnen zijn. ALGEMEEN Een analyse van hoogwatertellingen van vogels in de Westerschelde is uitgevoerd over de periode 1991/1992-2001/2002. De belangrijkste conclusie is dat het relatieve belang van dijkvakken waar dijkbekledingswerken zijn uitgevoerd in de jaren 1997 en/of 1998 voor zes van de elf beschouwde soorten watervogels na de werkzaamheden in meer of mindere mate is afgenomen. Voor een tweetal soorten was sprake van een vergelijkbaar gebleven belang en voor drie soorten was sprake van een toename van het belang van deze dijkvakken ten opzichte van de overige Westerschelde. Dijkvakken waar werkzaamheden hebben plaatsgevonden leken verder, althans op korte termijn, aantrekkelijke(r) broedplaatsen voor plevieren. Ze bieden ook gelegenheid voor het met succes grootbrengen van jongen. Hieronder staat kort per soort beschreven wat de belangrijkste conclusies zijn. *LET OP: Indien wordt gesproken over een procentuele verandering in een (relatief) belang van trajecten, betekent dit een procentuele verandering van de aantallen in de gehele Westerschelde. WATERVOGELS Bergeend De aantallen van de Bergeend zijn toegenomen op de teltrajecten waar in 1997-1998 dijkwerken plaatsvonden. De toename in laatstgenoemde gebieden is zelfs groter dan verwacht op basis van de ontwikkelingen elders in de Westerschelde. Grauwe Gans: Deze soort komt op dijkvakken waar in 1997-1998 dijkwerken plaatsvonden in slechts zeer geringe aantallen voor (<0.5% van de totale Westerscheldepopulatie). Een analyse van eventuele veranderingen is daarom niet uitgevoerd. Scholekster: Het relatieve belang van de dijkvakken waar in 1997-1998 dijkwerken plaatsvonden is na de dijkwerken gemiddeld lager. Het relatieve belang van deze gebieden is ten opzichte van de referentieperiode (1991/92-1996/97) met 4.8% afgenomen. De aantallen zijn ook in vrijwel alle andere teltrajecten (dus ook in gebieden zonder dijkwerken) afgenomen. In de gebieden met dijkwerken in 1997-1998 is de gevonden afname echter groter dan in de overige gebieden, hetgeen tot bovenstaande conclusie leidde. De toetsing van aantalspatronen gaf een significant verschil te zien en duidt dus op het frequenter optreden van lagere aantallen (t.o.v. het gemiddelde) na de werkzaamheden. Kluut: Het relatieve belang van teltrajecten waar in 1997-1998 dijkwerken plaatsvonden is na de dijkwerken vergelijkbaar. In de laatste seizoenen van de onderzochte periode zijn de aantallen in deze gebieden zelfs hoger dan verwacht. Dit is vooral toe te schijven aan de toename van de broedkolonies op Voorland Nummer Een en binnendijks bij Coudorpe. Deze gebieden zijn recent door natuurontwikkeling geschikter geworden voor broedende Kluten. Bontbekplevier: Het relatieve belang van teltrajecten waar in 1997-1998 dijkwerken plaatsvonden is na de dijkwerken gemiddeld hoger. De aantallen wisselen echter sterk tussen jaren en van een eenduidige toename is dus geen sprake. In de statistische analyse werden geen significante veranderingen gevonden. Zilverplevier: Het relatieve belang van teltrajecten waar in 1997-1998 dijkwerken plaatsvonden is na de dijkwerken vergelijkbaar met dat in de periode vóór de werkzaamheden. De aantallen in deze teltrajecten komen overeen met de op basis van de ontwikkelingen in andere gebieden verwachte aantallen. Ook in de statistische analyse werden geen significante veranderingen gevonden. Kanoetstrandloper: Het relatieve belang van teltrajecten waar in 1997-1998 dijkwerken plaatsvonden is na de dijkwerken gemiddeld lager. Kanoetstrandlopers zijn echter zeer mobiel en de gevonden verandering kan daarom een toevalligheid zijn. In de statistische analyse van de aantalspatronen werden dan ook geen significante veranderingen gevonden. Drieteenstrandloper: Het relatieve belang van teltrajecten waar in 1997-1998 dijkwerken plaatsvonden is na de dijkwerken gemiddeld hoger. Net als bij de Kanoetstrandloper is ook bij deze soort sprake van sterk wisselende aantallen. Vooral tijdens de voorjaarstrek (in mei) kunnen soms grote aantallen in de Westerschelde voorkomen. In de statistische analyse werden geen significante veranderingen gevonden. Bonte Strandloper: Het relatieve belang van teltrajecten waar in 1997-1998 dijkwerken plaatsvonden is na de dijkwerken gemiddeld lager. Het belang van deze gebieden binnen de Westerschelde is ten opzichte van de referentieperiode (1991/92 1996/97) met 4.7% gedaald. In vijf van de zeven teltrajecten zijn zowel de aantallen als het relatieve belang afgenomen. Op deze teltrajecten werden lagere aantallen (t.o.v. het gemiddelde) na de werken frequenter waargenomen dan voor de werken. De analyse liet geen statistisch significante verandering in dit patroon zien (P?0.05) maar wel een duidelijke indicatie voor een verandering (P?0.15). Rosse Grutto: Het relatieve belang van teltrajecten waar in 1997-1998 dijkwerken plaatsvonden is na de dijkwerken gemiddeld lager. Het belang van deze gebieden binnen de Westerschelde is ten opzichte van de referentieperiode (1991/92 1996/97) met 6.1% afgenomen. Binnen de teltrajecten is het beeld niet eenduidig; de opvallendste afnamen zijn geconstateerd op de dijkvakken tussen Breskens en Paulinaschor. De duidelijkste toename is waargenomen op het traject Zeedorp-Eendragtpolder. Door deze opvallende verschillen tussen gebieden werden in de statistische analyse geen significante veranderingen gevonden. Wulp: Het relatieve belang van teltrajecten waar in 1997-1998 dijkwerken plaatsvonden is na de dijkwerken gemiddeld lager. Het gemiddelde belang van deze gebieden binnen de Westerschelde is ten opzichte van de referentieperiode (1991/92-1996/97) met 2.8% afgenomen. Zowel in aantallen als het relatieve belang is in zes van de zeven teltrajecten sprake van een afname. Op de teltrajecten werden lagere aantallen (t.o.v. het gemiddelde) na de werken frequenter waargenomen dan voor de werken. De analyse liet echter geen statistisch significante verandering in het patroon zien (P?0.05) maar wel een duidelijke indicatie voor een verandering (P?0.10). Tureluur: Het relatieve belang van teltrajecten waar in 1997-1998 dijkwerken plaatsvonden is na de dijkwerken gemiddeld lager. Het belang van deze gebieden binnen de Westerschelde is ten opzichte van de referentieperiode (1991/92 1996/97) met 2.2% afgenomen. In de statistische analyse werden geen statistisch significante veranderingen gevonden. Dit beeld wordt versterkt door naar de verschillen tussen de teltrajecten te kijken. In sommige teltrajecten zijn meer vogels waargenomen (Zeedorp-Eendragtpolder, Hoofdplaat-Nummer Een) en in sommige (Borssele-Ellewoutsdijk en Plaskreek-Hoofdplaat) namen de aantallen juist af. KUSTBROEDVOGELS Bontbekplevier en Strandplevier: Voor beide soorten geldt dat het aantal broedparen op de dijkvakken waar werkzaamheden hebben plaatsgevonden na de werkzaamheden is toegenomen. Dit is afwijkend van de rest van de het Deltagebied, waar deze soorten in aantal afnemen. Daarnaast was in de periode 1999-2001 het broedsucces hoger dan in de overige Westerschelde en dan in het gehele Deltagebied. Het is duidelijk dat dijkvakken waar werkzaamheden zijn uitgevoerd aantrekkingskracht uitoefenen op broedende plevieren. Vooral spaarzaam begroeide, met steentjes afgestrooide dijktaluds zijn in trek. Het is waarschijnlijk dat bij toenemende begroeiing van het dijktalud de aantrekkelijkheid voor broedende plevieren weer zal afnemen. Subject vogelvogeltellingdijkverbeteringDeltagebiedWesterscheldedijkvakken Classification KBR00TPN100370 To reference this document use: http://resolver.tudelft.nl/uuid:fdec47e0-ec87-4be3-9b79-1534464182c2 Publisher Rijkswaterstaat, RIKZ Source Rapportnr.: 2004.027 Part of collection Hydraulic Engineering Reports Document type report Rights (c) Rijkswaterstaat Files PDF rikz2004027.pdf 321.76 KB Close viewer /islandora/object/uuid:fdec47e0-ec87-4be3-9b79-1534464182c2/datastream/OBJ/view