Adaptieve Temperatuurgrenswaarden
Praktijkonderzoek naar de nieuwe Nederlandse richtlijn voor de beoordeling van het thermische binnenklimaat in kantoorgebouwen
J.J.M. Cauberg – Mentor
S.R. Kurvers – Mentor
A.C. Van der Linden – Mentor
J.M.J.M. Mimpen – Mentor
More Info
expand_more
Other than for strictly personal use, it is not permitted to download, forward or distribute the text or part of it, without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license such as Creative Commons.
Abstract
In Nederland kan sinds maart 2004 gebruik worden gemaakt van een nieuwe richtlijn voor het thermische binnenklimaat, gepresenteerd in de ISSO publicatie 74, “Thermische behaaglijkheid. Eisen voor de binnentemperatuur in gebouwen”, waarin op grond van omvangrijk internationaal veldonderzoek grenzen voor de binnentemperatuur, de ‘Adaptieve TemperatuurGrenswaarden’ (ATG), zijn opgesteld. Deze grenzen laten hogere binnentemperaturen toe indien de (gewogen gemiddelde) buitentemperatuur eveneens hoger is. Op deze wijze is het adaptieve vermogen van de mens, welke uit het veldonderzoek naar voren is gekomen, in de eisen verdisconteerd. Hierbij wordt onderscheidt gemaakt in twee type gebouwen, te weten gebouwen van het klimaattype Alpha, waarin de gebruikers goede mogelijkheden hebben het binnenklimaat te beïnvloeden en ramen te openen, en gebouwen van het klimaattype Bèta, waarin de gebruikers deze mogelijkheden niet of in mindere mate hebben. Voor gebouwen van het Alpha-type neemt de hoogte van de toegestane binnentemperatuur sneller toe bij stijgende buitentemperatuur dan voor gebouwen van het Bèta-type. Daarnaast worden bij deze methode drie kwaliteitsklassen onderscheiden, waarbij 90%, 80% dan wel 65% van de personen gedurende 100% van de werktijd (er worden geen overschrijdingen van de grenswaarden toegestaan) tevreden is. Deze nieuwe methode om het thermische binnenklimaat te beoordelen is de beoogde opvolger voor de momenteel gebruikelijke Gewogen TemperatuurOverschrijdingen methode (GTO), welke aan de hand van klimaatkameronderzoek uit de jaren ’70 is opgesteld. Bij deze methode mag een binnentemperatuur van circa 25,5°C in de zomerperiode gedurende een aantal uren overschreden worden. Hierbij wordt een weegfactor toegepast die groter wordt naarmate de binnentemperatuur de grens verder overschrijdt. Het maximaal toegestane aantal gewogen overschrijdingsuren is voor gebouwen met een niet geheel gesloten gevel gesteld op 150. Op deze wijze wordt er naar gestreefd dat gedurende 90% van de tijd 90% van de mensen tevreden is. In aanvulling hierop eist de Rijksgebouwendienst dat in gebouwen met ‘niet vrijelijk te openen’ ramen of een geheel gesloten gevel, een operatieve binnentemperatuur van 25,5°C niet overschreden mag worden tot een maximum buitentemperatuur van 28°C.