Moderne landhuizen en villa's uit de wederopbouwperiode in Nederland [1945-1960]

More Info
expand_more

Abstract

Eeuwenlang draaide de architectuur van de woningbouw om de grote landhuizen van de aristocratie. De negentiende eeuwse bouwopgave bestond er uit om een deftig en imponerend gebouw te creëren, gebaseerd op een streng symmetrische plattegrond naar klassiek Italiaans voorbeeld. Omstreeks 1860-’70 vond hierin een omslag plaats toen de middenklasse zich voor het eerst in Engeland als nieuwe opdrachtgever aandiende. Het huis wordt vanaf dan afgestemd op de gebruikers en het klassieke schema los gelaten. Een meer burgerlijkere inslag ontstaat. Hierin bevindt zich de oorsprong van het moderne landhuis en ook de aanleiding voor het woonhuis zoals wij dat nu kennen. Echter de negentiende eeuwse architectuur is, alle technische, sociale en economische ontwikkelingen ten spijt, in eerste instantie toch traditioneel in materiaal en vormgeving. Pas in de twintigste eeuw wordt de weg bereid voor het moderne als vormgevingsprincipe. Het Nieuwe Bouwen is de Nederlandse benaming van de moderne ontwikkeling in de architectuur die op diverse plaatsen in Europa in de jaren 1920 – 1930 op gang komt en die een strenge functionele architectuur voorschreef. Kritiekloze bewondering in brede kring voor het moderne als stijl dateert echter pas van na 1945. In de Nederlandse politiek en samenleving heerst de “doorbraakgedachte”, waarbij de massaproductie van de wederopbouw simpelweg vraagt om een sobere, zakelijke architectuur. De dogmatische idealen van het modernisme verdwijnen met de brede naoorlogse toepassing. Het nogal rechtlijnige functionalisme van het Nieuwe Bouwen maakt plaats voor een vrijer en expressiever gebruik van de modernistische principes. Het nogal beperkte repertoire aan materialen (oorspronkelijk staal, beton, glas) wordt uitgebreid. Esthetische motieven winnen aan belang ten opzichte van ideologische in het bijzonder geldt dit voor het landhuis. De architect wordt naast als bouwkundige erkent als vormgevend kunstenaar. Bij het naoorlogse huis geldt als eerste prioriteit dat het huishouden makkelijk is te organiseren omdat de beschikbaarheid van dienstdoend personeel gewoonlijk verdwijnt. Waar voor de oorlog iedere functie een eigen gebruiksruimte kreeg in de woning, waardoor er een veelheid aan, meestal kleine, kamers bestond konden na de oorlog diverse functies samengaan in één ruimte. Het vooroorlogse huis was compact, zowel in de plattegronden als in de opbouw van de massa terwijl het naoorlogse moderne werd open gewerkt. Het huis werd daarbij verbonden met de buitenomgeving. Imponerend was het moderne huis over het algemeen allerminst. Comfortabel en voorzien van de nieuwste comfort en luxe was het welliswaar, maar in het naoorlogse Nederland vroeg de maatschappij vooral om bescheidenheid. Welvaart werd niet geëtaleerd. Liever gaat het naoorlogse landhuis daarom qua architectuur op in de overige bouwproductie. De motivatie voor de bouw van het kleine naoorlogse landhuis is doorgaans anders als in de periode daarvoor. Er werd voorzien in de behoefte aan een natuurlijke omgeving, de afkeer van het chaotische stadsleven, de behoefte aan rust en eenzaamheid, en het zich niet kunnen schikken in de beperkingen van de confectieplattegrond die regel was geworden als gevolg van de massawoningbouw. De bouwopgave was meer dan een technisch probleem. Men hechtte belang aan het contact en geestelijke belangstelling van de architect ten opzichte van de opdrachtgever. Het huis moet een harmonisch geheel zijn, waarin materiële en geestelijke behoeften tegen elkaar afgewogen zijn.

Files

License info not available