Nota betreffende verslag inzake onderzoek verbetering afwatering Westelijk Noord-Brabant (1936)

More Info
expand_more

Abstract

De Hoofdingenieur-Directeur van den Rijkswaterstaat te 's-Hertogenbosch verzoekt in zijn schrijven van 14 Mei 1937 o.a. te willen nagaan of een afwatering naar de Ooster- of Westerschelde, alwaar de laagwaterstanden lager zijn dan elders, voordelen zou bieden boven een afwatering naar het Hollandsch Diep, zoals door den Provincialen Waterstaat van Noord-Brabant wordt voorgesteld. Geconcludeerd wordt dat er geen redenen gevonden zijn die twijfel aan de beginselen van het door de Provincie opgemaakte rapport zouden kunnen rechtvaardigen. Ook voor het geval niet alle gronden daarbij afdoende baat mochten vinden, zal er toch naar zijn te streven zoveel mogelijk water nabij Moerdijk (of Zwaluwe) te lozen. Te overwegen ware daarbij de mogelijkheid het afwateringskanaal dieper te maken dan op bijlage 34 wordt voorgesteld. Hierdoor zou de hoogste stand te Roville nog wel enige cm zijn te verlagen. Blijkens de hier gegeven beschouwingen, die niet op scheepvaartbelangen, doch slechts op ontwateringsbelangen betrekking hebben, zijn de voordelen eener lage laagwaterstand te Bath en Bergen op Zoom inderdaad aanwezig, doch de afstanden van de aan betere afwatering behoefte hebbende gronden tot deze punten schijnen te groot te zijn om op economische wijze partij van deze lage standen te kunnen trekken. Een lozing bij Bergen op Zoom heeft bovendien nog het bezwaar eener benadeling der oesterteelt. Aanduidingen voor bijzondere veranderingen van noemenswaardige grootte in het getijregime te Moerdijk of daaromtrent zijn blijkbaar niet aanwezig, doch met de ontworpen plaatselijke wijziging van den zuideroever van het Hollandsch Diep zal rekening zijn te houden bij het ontwerpen van den mond der verbeterde Roode Vaart. Bijgevoegd bij dit document is een nota over dit onderwerp geschreven door Prof. L. van Vuuren (gepubliceerd op 4 juli 1937)