Evaluatieonderzoek Schelpdiervisserij 2e Fase (EVA II), Deelonderzoek E

Heeft mechanische kokkelvisserij invloed gehad op de ontwikkeling van zeegras in de Nederlandse Waddenzee?

More Info
expand_more

Abstract

In dit rapport wordt een antwoord gegeven op de vraag of kokkelvisserij in de jaren tussen 1998 en 2002 invloed heeft gehad op de ontwikkeling van zeegras in de Nederlandse Waddenzee. Hiertoe is gebruik gemaakt van de jaarlijkse gegevens die in het kader van het bestaande biologisch monitoringprogramma van Rijkswaterstaat (MWTL) zijn ingewonnen, en verder van extra karteringen en waarnemingen ten zuiden van de eilanden Ameland, Schiermonnikoog en Rottumeroog. De ontwikkeling van zeegras in alle gebieden waar zeegras werd aangetroffen is vergeleken met de aan- of afwezigheid van kokkelvisserij, zoals geregistreerd middels een aan boord van de vissersvaartuigen geïnstalleerde ‘black box’. Onder de waddeneilanden is Klein zeegras in 2000-2002 constant gebleven onder Terschelling (tussen Hoorn en Oosterend). Er zijn nieuwe vestigingen geweest in 2001 (onder Ameland) en in 2002 (onder Rottumeroog). Het Klein zeegras onder Ameland (twee pollen van enkele m2) heeft het niet langer dan één seizoen volgehouden. In 2002 was het weer verdwenen. Vlak bij één van de twee pollen is in 2001 wel gevist, maar de pol is door de kokkelvissers tijdens het vissen op kokkels bewust ontzien. Ten westen van Noordpolderzijl (in het gebied tussen het midden van de Linthorst Homanpolder en Noordpolderzijl) ontstond tussen 1996 en 1999 een flinke uitbreiding van Klein zeegras tot op circa 350 meter buiten de rijsdammen van de kwelderwerken. In die periode werd in dit gebied niet op kokkels gevist. In de jaren 1999-2002 verdween het Klein zeegras hier weer, samenvallend met een steeds dichter bij de rijsdammen plaatshebbende bevissing op kokkels waarbij werd gevist op plekken waar kort daarvoor nog Klein zeegras was aangetroffen. Elders langs de Groninger kust handhaafde het Klein zeegras zich goed. Ten oosten van Noordpolderzijl (gesloten voor de kokkelvisserij) was er zowel binnen (achter Uithuizen) als buiten de rijsdammen (nabij de Eemshaven) in 2001 een uitbreiding van voorkomen van Klein zeegras, die zich in 2002 handhaafde. Groot zeegras is onder Terschelling sterk achteruitgegaan, maar het heeft zich in 2000 nieuw ontwikkeld onder Schiermonnikoog (nabij de jachthaven) en onder Rottumerplaat, en bleef daar in 2001 en 2002 aanwezig. Bij Schiermonnikoog vond in 2001 kokkelvisserij plaats tot vlak bij de meest zuidelijke rand van het zeegrasgebied nabij de jachthaven. De daar aanwezige pol werd in 2002 niet meer aangetroffen, maar in dezelfde periode verdwenen ook enkele andere, verder weg gelegen pollen zonder dat daar sprake was van bevissing. Waarschijnlijk is dus ook de meest zuidelijke pol verdwenen door andere oorzaken dan kokkelvisserij. Langs de noordkust van Groningen kwam Groot zeegras op het buiten de kwelderwerken gelegen wad slechts beperkt voor. In 2001 was er ten westen van Noordpolderzijl (opengesteld voor kokkelvisserij) slechts één kleine groeiplaats. Ten oosten van Noordpolderzijl (gesloten voor kokkelvisserij) ontwikkelde zich in 2001 in de nabijheid van de Eemshaven een significant voorkomen. In 2002 werden hier slechts losse plantenslierten aangetroffen, die mogelijk van elders waren aangespoeld. Deze spaarzame voorkomens bieden geen mogelijkheid een verband te leggen met aan- of afwezigheid van kokkelvisserij. Voor wat betreft de mogelijkheid van hervestiging van zeegrassen in de Nederlandse Waddenzee wordt geconcludeerd dat op een aantal plaatsen zeegras nieuw tot ontwikkeling kan komen, mits voldoende tijd gegeven wordt en aan diverse voorwaarden is voldaan. De meeste van de nu waargenomen nieuwe vestigingen vonden plaats in gebieden of in de buurt van gebieden die volgens een habitatgeschiktheidskaart van het RIKZ als kansrijk worden aangeduid. Daarnaast maken de waarnemingen ten westen van Noordpolderzijl en onder Terschelling nog eens duidelijk dat kokkelvisserij schadelijk is voor bestaande zeegrasvoorkomens. Een groeiplaats van Klein zeegras langs de Groningse kust was niet bij de kokkelvissers bekend. Dit heeft er toe geleid dat in dit areaal is gevist.. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is verantwoordelijk voor een adequate bescherming van groeiplaatsen van zeegras in de Nederlandse Waddenzee. Aanbevolen wordt daarom dat er een duidelijker communicatie over het voorkomen van (nieuwe) zeegrasbestanden plaats vindt.. Enerzijds tussen het ministerie van LNV en het Rijksinstituut voor Kust en Zee als verantwoordelijke voor de jaarlijkse kartering van zeegrasbestanden in het kader van het MWTL-programma. Anderzijds tussen het ministerie van LNV in het kader van de jaarlijkse vergunningverlening ingevolge de Natuurbeschermingswet en de Producentenorganisatie Nederlandse Kokkelvisserij. Als basis hiervan kan een goed opgezet informatiesysteem dienen. Tevens wordt aanbevolen direct buiten de rijsdamvakken tussen Noordpolderzijl en de dijk van het Lauwersmeer (Groningse kust) een strook ter breedte van 400 meter ook te sluiten voor mechanische kokkelvisserij vanwege de hoge potentie van dit gebied voor de ontwikkeling van Klein zeegras. Deze twee aanbevelingen zijn van belang om de specifieke bepalingen in de huidige aan de P.O. Kokkelvisserij verleende Nb-wet vergunning, bedoeld om bestaande en potentiële zeegrasvoorkomens te beschermen, effectief te maken.

Files