De levende natuur als ecosysteemvormer in kustgebieden

More Info
expand_more

Abstract

Wereldwijd vindt erosie plaats van zandige kusten. Ook in Nederland moeten jaarlijks maatregelen worden genomen om de erosie tegen te gaan. Met het oog op de te verwachten ontwikkelingen door veranderingen in het klimaat, zal het erosieprobleem bovendien steeds groter worden. In Nederland wordt erosie bij voorkeur bestreden door het overbrengen van zand van dieper water naar de meer nabij de kust gelegen zone en het strand. Uit de in dit rapport beschreven gegevens, afkomstig uit verschillende literatuurbronnen blijken organismen een belangrijke rol te spelen in de processen die uiteindelijk tot erosie of sedimentatie leiden. Organismen kunnen sediment zowel stabiliseren als destabiliseren. Het rapport geeft hiervan vele voorbeelden. In mariene kustsystemen kan een leefomgeving veranderen door de aanwezigheid van marien fytoplankton, microbiële matten, de wortelende vegetatie, migrerende en slijmafscheidende organismen, organismen die deeltjes uit het water verkitten door het op te eten en weer uit te scheiden, ontstaan riffen en bedden van gravende en kruipende organismen (zie overzicht tab.1). Een aantal van deze organismen stabiliseren of destabiliseren hun omgeving zodat het meer of minder tegen erosie bestand is. Een dicht netwerk van blauwwierdraden veroorzaakt sediment stabilisatie. Diatomeeën produceren slijmstoffen (EPS) die het sediment vastkitten en de erosie beperken. Mucus excretie is een algemeen verschijnsel van organismen die in het sediment wonen zoals meiofauna en polychaeten. Filtrerende schelpdieren vangen zwevende stof in en hebben een stabiliserende werking op sediment transport. Filtreerders (sabellaria, mosselen, oesters) vormen stabiele riffen, verschillende taxa (sponzen, zeesterren, zeekomkommers en kwalpoliepen) verzamelen zich tot groepen die elkaar voordeel bieden bij het invangen van deze partikels. Zo zijn er tal van voorbeelden waarin organismen een invloed uitoefenen op de dode natuur. Het omwerken van sediment door organismen gebeurt in bijna alle kustgebieden. De meest effectieve bioturbators zijn kreeften en garnalen. Zij komen vaak in hoge dichtheden voor en monopoliseren de benthische gemeenschap volledig. Naast organismen die sedimentpartikels van de bodem eten en zo het sediment bewerken zijn er ook organismen die het sediment verstoren doordat ze lopen en kruipen over het oppervlak, een schuilplaats zoeken, macrobenthos eten en herbivoren die zich met rhizomen voeden, het omwoelen van de bodem op deze manieren noemen we bioturbatie. Al deze gravers met hun kokers en holen destabiliseren het sediment en hebben effect op erosie processen in mariene kustsystemen. Belangrijke stabiliseerders zijn microalgen en kwelder-en duinvegetaties. Filtreerders die ook banken en riffen vormen en een aantal polychaeten (vooral kokerwormen) stabiliseren het sediment ook. Destabiliserend zijn de activiteiten van een aantal polychaeten, amphipoden, isopoden en enkele crustacea. Menselijke activiteiten zoals de boomkorvisserij en betreding in duingebieden hebben ook een destabiliserend effect. Het verdient aanbeveling de kennis over de rol van de levende natuur in kustgebieden te gebruiken voor een optimalisatie van het beheer en beleid van de kust. Daartoe is het noodzakelijk een vervolgstap te zetten op deze inventarisatie. Daarbij moeten de volgende aspecten aan de orde komen: het kwantificeren van de rol van de levende natuur in het Nederlandse kustgebied, het opstellen van een voor het beleid en beheer bruikbaar model waarin de processen goed worden beschreven én een nadere studie naar de effecten van menselijke activiteiten op de (de-)stabiliserende werking van organismen in de kustzone.

Files