Vergelijking van 2 wrijvingsreductie systemen in de triaxiaalproef (NEN 12697-25B) op een asfalt proefstuk inclusief rekstrooksignalen

More Info
expand_more

Abstract

Een van de functionele proeven uit de Type Testing voor de CE-markering is de triaxiaalproef (NEN 12697-25B), die wordt gebruikt voor de bepaling van de vervormingsgevoeligheid van het asfaltmengsel en uitgevoerd wordt op in het laboratorium vervaardigde cilindrische proefstukken. Afhankelijk van de maximale korrelgrootte in het asfaltproefstuk wordt de hoogte/diameter verhouding nu voorgeschreven op 0.6 of 0.8. Consequentie hiervan is dat bij de proefstukken met deze geringe hoogten de wrijving aan het contactoppervlak een grote rol speelt in het resultaat van de proef. Toepassing van verschillende soorten wrijvingsreductiesystemen laten een te grote spreiding zien in de resultaten. Het is dus noodzaak een goed werkend universeel wrijvingsreductie systeem te vinden. Daartoe is in eerste instantie een kunststof PUR proefstuk beplakt met drie axiale rekstroken in het midden en drie aan de boven- en onderzijde en onderworpen aan de triaxiaalproef. De cyclische signalen van de rekstroken zijn in die proef vergeleken bij vijf wrijvingsreductie systemen. De twee qua resultaten meest uiteenlopende wrijvingsreductiesystemen zijn vervolgens toegepast op een asfalt proefstuk waarbij het proefstuk is onderworpen aan het RAW deklaag protocol in de de triaxiaalproef. Deze wrijvingsreductiesystemen waren: A. Latex membraan-siliconen vet-latex membraan (voorschrift RAW) B. Twee teflon vellen op elkaar Vergelijking 2 wrijvingsreductiesystemen in triaxiaalproef op asfalt CROW Infradagen 2016 2 De wrijvingsreductiesystemen zijn getest op zowel een asfalt proefstuk met een hoogte/diameter verhouding van 0.6 als van 0.8. Ook het asfalt proefstuk is beplakt met drie axiale rekstroken in het midden en drie aan de boven- en onderzijde. Aan de bovenzijde zijn ook nog 3 radiale rekstroken aangebracht. Worden de gemiddelde radiale (visco-) elastische rekken van de systemen A en B aan de rand gerelateerd aan de gemiddelde axiale (visco-) elastische rek aan de rand dan worden voor het latex wrijvingsreductiesysteem (A) grotere radiale rekken gemeten dan voor het teflon wrijvingsreductiesysteem (B). Dit neigt naar de veronderstelling dat door het latex wrijvingsreductie systeem trekspanningen worden veroorzaakt in het contactvlak. Het wrijvingsreductie systeem A laat in axiale richting minder gedissipeerde energie zien in de hysterese van de 100ste lastherhaling dan wrijvingsreductiesysteem B. Minder gedissipeerde energie in de hysterese lijkt te wijzen op minder wrijving in het contactvlak voor wrijvingssysteem A. Echter is enige terughoudendheid op zijn plaats hoe en in welke mate de latexlaag tussen het proefstuk en de belastingsplaat de axiale en radiale spanningen