Veiligheidsbeoordeling van asfaltdijkbekledingen

More Info
expand_more

Abstract

In 2004 is het Voorschrift Toetsen op Veiligheid (VTV) uitgebracht. Met behulp van dit Voorschrift moeten de waterkeringen om de vijf jaar worden getoetst op veiligheid. Per constructieonderdeel van de waterkering wordt een methode gegeven waarmee een oordeel over de veiligheid kan worden vastgesteld. Voor asfaltbekledingen is een achtergrondrapport opgesteld omdat de informatie in het VTV beknopt is en voor het uitvoeren van de toetsing veel achtergrondinformatie nodig is. Bovendien is asfalt een complex materiaal. Het beoordelen van de conditie van asfaltbekledingen volgens formele regels is daardoor slechts beperkt mogelijk. In dit rapport wordt aangegeven welke problemen bij de formele toetsing worden ondervonden en hoe beheerders en adviseurs hiermee om kunnen gaan. In het rapport zijn alle onderdelen van de tekst uit het Voorschrift Toetsen op Veiligheid opgenomen, die betrekking hebben op asfaltbekledingen. Daarnaast is aanvullende informatie aan de tekst toegevoegd. In hoofdstuk 1 is de bedoeling van het rapport behandeld, is het principe van de toetsing uitgelegd en zijn de verschillende asfaltbekledingen nader toegelicht. Ook is de ontwikkeling van de toetsmethode voor asfaltbekledingen behandeld en is aangegeven hoe deze heeft geresulteerd in het huidige systeem van faalmechanismen en beoordelingssporen. Ook is aangegeven hoe een dijk wordt ingedeeld in dijkvakken (of secties). In hoofdstuk 2 zijn de belastingen behandeld. Aan de hand van de vier faalmechanismen is aangegeven welke gegevens daarbij nodig zijn. Daarbij is ook aangegeven hoe een dijkvak (sectie) wordt onderverdeeld in belastingszones. In hoofdstuk 3 is de sterkte van de bekleding behandeld. Aan de hand van de vier faalmechanismen is aangegeven welke gegevens daarbij nodig zijn. In dit hoofdstuk is ook de visuele inspectie behandeld omdat waargenomen schade van invloed is op de sterkte. In hoofdstuk 4 is het faalmechanisme materiaaltransport behandeld. De toetsing op dit spoor bestaat uit een beoordeling van het gevaar van zanduittreding en het vóórkomen van gaten, scheuren en openstaande naden in de asfaltbekleding. Hiervoor worden de gegevens van de visuele inspectie gebruikt. In hoofdstuk 5 is de beoordeling op golfbelastingen behandeld. Hierin is de eenvoudige methode besproken waarbij m.b.v. grafieken de benodigde laagdikte wordt bepaald. Vervolgens is de gedetailleerde toetsing d.m.v. het programma GOLFKLAP behandeld. Bij de geavanceerde beoordeling op golfbelastingen is slechts globaal aangegeven welke stappen moeten worden doorlopen omdat voor deze onderdelen specialistische hulp moet worden ingeschakeld. In hoofdstuk 6 is de beoordeling op wateroverdrukken behandeld. Stapsgewijs is aangegeven hoe de benodigde laagdikte kan worden bepaald. Ook het toetsen van bekledingen met verloop van laagdikte is hier behandeld. In hoofdstuk 7 is de sterktebeoordeling van de onderlaag beschreven. In hoofdstuk 8 is de beoordeling van overgangsconstructies behandeld. Hierbij zijn tevens schadevoorbeelden opgenomen. In de bijlagen is aangegeven hoe het onderzoek naar benodigde gegevens wordt uitgevoerd en hoe de gegevens worden bewerkt. Ook zijn uitgewerkte voorbeelden gegeven van de faalmechanismen.In Appendix 1 is de schadecatalogus opgenomen. Hierin is a.h.v. praktijkvoorbeelden duidelijk gemaakt welke schade voorkomt. In Appendix 2 is het gebruik van niet destructieve onderzoekmethoden (NDO) behandeld. Aan de hand van praktijkvoorbeelden wordt duidelijk gemaakt hoe deze methoden worden ingezet en wat het nuttig gebruik hiervan is. Het Voorschrift Toetsen op Veiligheid beperkt zich tot veiligheidsaspecten. Het dagelijks beheer van de waterkering wordt bij de veiligheidsbeoordeling niet in beschouwing genomen terwijl beheer en toetsen op veiligheid in de dagelijkse praktijk wel met elkaar zijn verweven. Daarom zijn in Appendix 3 richtlijnen gegeven om het beheer en onderhoud van de bekleding te integreren in de veiligheidstoetsing.