Delft

Nieuwe natuursteen in een oude stad

More Info
expand_more

Abstract

Delft is alom bekend van de Oude en de Nieuwe Kerk, beiden (deels) opgetrokken door bouwmeesters/steenhouwers van het roemruchte Brabantse geslacht Keldermans en deels in de onvermijdelijk met deze bouwmeesters verbonden witte zandige kalksteen, meestal Lede of Balegemse steen genoemd. Met name aan de Oude Kerk is echter ook nogal wat Gobertange verwerkt. Delft is ook gekend voor de grafkelder van de Oranjes en Vermeer's gezicht op de stad en toont het klassieke palet aan natuursteen gebruikelijk voor een Hollandse stad: De witte Belgische steen, behalve aan beide kerken ook aan het stadhuis en in civiele toepassingen; Römer tuf aan de Oude Kerk; Namense steen, aan de Oude Kerk maar ook aan verschillende bruggen en kademuren; wederom ook Bentheimer zandsteen aan het transept van de Oude Kerk en de toren van de Nieuwe; Obernkirchener zandsteen aan de voorgevel (en Bentheimer aan het latere bordes) en het portaal van het stadhuis; blauwe hardsteen -met groevemerken van de firma Le Prince- aan de gevels van het Gemeenlandhuis van Delfland (Oude Delft 167) en het woon-winkelpand Wijnhaven 16 (Nijland 2006, Quist 2010). Net als in de rest van Nederland vindt in de loop van de negentiende eeuw ook in Delft verbreding van het palet plaats: nieuwe soorten van verder weg doen hun intrede in de gevels. Ter gelegenheid van de vierde Vlaams-Nederlandse Natuursteendag geeft deze bijdrage een beknopt beeld van het natuursteengebruik uit de periode 1850-1965 in Delft. De bijdrage beperkt zich tot een overzicht van de voorkomens met beknopte informatie over het object; voor meer details over de steensoorten kan men elders terecht (Slinger et al. 1980, Nijland et al. 2007, 2012). De problematiek en achtergronden van de keuze van vervangende steensoorten bij restauratie wordt uitgebreid belicht in Quist (2011).

Files