Overstromingskansen voor de Nederlandse kust

More Info
expand_more

Abstract

In opdracht van het Deltaprogramma Kust is in kaart gebracht hoe het gesteld is met de huidige veiligheid van de Nederlandse kust. Als maat voor de veiligheid is de overstromingskans van de kustverdediging genomen. Deze overstromingskans kan opgevat worden als de kans op falen van een willekeurige locatie langs de kering, zodanig dat een overstroming optreedt in binnendijks gebied. Voor elke JarKus-raai langs de Nederlandse kust zijn voor het jaar 2011 faalkansen berekend, zowel voor duinen als voor dijken. Hiermee is als het ware een foto met hoge resolutie beschikbaar gekomen die de kustveiligheid anno nu toont.Voor de berekeningen voor elke JarKus-raai is het programma PC-Ring gebruikt. Hiermee sluit dit onderzoek aan bij de werkwijze van VNK, waarbinnen dit programma standaard wordt gebruikt. Dit programma berekent een faalkans voor een bepaald faalmechanisme. Voor duinen is het faalmechanisme duinafslag gehanteerd. Hierbij is met DUROS+ de kans berekend dat de eerste duinenrij van een duinmassief wegslaat bij een storm. De basis - DUROS+ voor de eerste duinenrij - is dus vergelijkbaar met de methode van de toetsing. Indien achter de eerste duinenrij meerdere duinenrijen aanwezig zijn, is de faalkans in waarde gecorrigeerd aan de hand van de omvang van het gehele duinmassief. Voor dijken zijn de faalmechanismen overloop en golfoverslag beschouwd. Hierbij is de kans berekend dat een dijk bezwijkt door ofwel een hoge waterstand, ofwel sterke golfslag. Zoals gebruikelijk bij zeedijken, zijn de mechanismen piping en stabiliteit niet beschouwd, omdat extreme belasting bij zeedijken van relatief korte tijdsduur zijn.Uit het onderzoek zijn de volgende conclusies naar voren gekomen: 1. De voor 2011 berekende faalkansen langs de Noordzeekust zijn in het algemeen laag tot zeer laag. Ongeveer 85% van de zeewering heeft een verwaarloosbare faalkans. Minder dan 1% van de waterkeringen heeft een faalkans tussen 1/10.000 per jaar en 1/1.000 per jaar. Deze trajecten zijn veelal opgenomen in de lopende of geplande verbeterprogramma’s. 2. In Nederland zijn de dijken over het algemeen zwakker dan de duinen. De berekende faalkansen voor dijken zijn sterk afhankelijk van het gehanteerde kritieke overslagdebiet. De faalkans neemt vooral sterk af bij een toenemend kritiek overslagdebiet tussen 0.1 en 10 l/s/m. De waarde van 10 l/s/m is in deze studie als uitgangspunt gehanteerd. 3. De WV21-rapporten gaan ervan uit dat de zandige zeeweringen een kleine bijdrage leveren aan het overstromingsrisico vergeleken met de harde keringen. De kansen op falen van de zachte weringen zijn ook in dit onderzoek aanzienlijk kleiner gebleken dan van de harde keringen. De aanname van de WV21-rapporten is dus juist, mits de gevolgen van het falen van dijken en duinen vergelijkbaar van omvang zijn (omdat risico = kans gevolg). 4. Het beeld ten aanzien van zwakke plekken langs de kust komt grotendeels overeen met de huidige, veronderstelde inzichten.