Print Email Facebook Twitter Enige beschouwingen ten aanzien van het gedrag van zandgolven in het Proefgebied Goeree in relatie tot extreme getij-condities Title Enige beschouwingen ten aanzien van het gedrag van zandgolven in het Proefgebied Goeree in relatie tot extreme getij-condities Author Jansen, S.E.A. Corporate name Rijkswaterstaat Date 1981-07-01 Abstract Een gedegen kennis van de zeebodem - met name van de oppervlaktelagen - als functie van de hydrodynamische- en sedimentologische factoren is van groot economisch belang. Men denke hierbij bijvoorbeeld aan het optimaliseren van de ingraafdiepte voor pijpleidingen of aan het minimaliseren van het baggerwerk ten behoeve van scheepvaartgeulen. Een groot gedeelte van de Zuidelijke Noordzeebodem is bedekt met zandgolven, die een hoogte (top-dal) hebben van ca. 3 m·tot ca. 15 m. Naar het gedrag van zandgolven in enkele proefgebieden is in de periode 1974-1981 al het nodige onderzoek verricht. In het evaluatierapport thematiek 6 Raad van Overleg voor het Fysisch-Oceanografisch Onderzoek van de Noordzee (1) wordt van de activiteiten tot juni 1979 en van de daaruit af te leiden bevindingen verslag gedaan. In de zomer van 1980 is door Van Kleef (2) een onderzoek gedaan naar de verplaatsing van zandgolven in het studiegebied nabij het Lichteiland Goeree. Ook dit onderzoek is verricht in het kader van de thematiek 6 en had betrekking op het gedrag van zandgolven, zoals dit uit de lodingen af te leiden is. In beide bovengenoemde rapporten wordt de aanbeveling gedaan om het gedrag van zandgolven in relatie tot de verschillende getijcondities te onderzoeken. Daarom zijn in het voorjaar van 1981 van 1 raai verschillende lodingsopnamen gemaakt binnen 1 getijperiode. In een tijdsbestek van ca. 10 uur werden ca. 7 lodingen verricht aan dezelfde raai. Zulk een meting heeft men 4 maal uitgevoerd: 3 maal bij springtij- en 1 maal bij doodtij. Hiervan zullen 1 springtij- en 1 doodtij meting nader bestudeerd worden. De werkwijze bij deze studie wordt uiteengezet in paragraaf 2. Nadat in paragraaf 3 enige algemene zaken met betrekking tot de zandgolven in het studiegebied aan de orde zijn gekomen, zal in paragraaf 4 de zandgolfmobiliteit als funktie van de extreme getij-condities onderzocht worden. Hierna wordt in paragraaf 5 ingegaan op het gedrag van een 3-tal zandgolven binnen 1 getijperiode. In paragraaf 6 volgt dan een beschouwing over een veronderstelde evenwichtshelling van de steile flank van dè zandgolven en ter afsluiting wordt in paragraaf 7 een vergelijking getrokken tussen het gedrag van zandgolven in het Proefgebied Goeree en het gedrag van zandgolven in het Baggerproefvak, zoals dit uit eerdere onderzoeken naar voren is gekomen. Subject zandgolvenGoereebaggerproefvaksedimentatieextreem getijhydrodynamischscheepvaartgeulbaggeren Classification TPJ4000TKJ300100TCS2000 To reference this document use: http://resolver.tudelft.nl/uuid:0fe9fc50-900e-4618-b036-e9d286ea7368 Publisher Rijkswaterstaat, Directie Noordzee Coordinates 51.859758, 3.692502 Source NZ-N-81.26 Part of collection Hydraulic Engineering Reports Document type report Rights (c) Rijkswaterstaat Files PDF Jansen1981a.pdf 17.11 MB Close viewer /islandora/object/uuid:0fe9fc50-900e-4618-b036-e9d286ea7368/datastream/OBJ/view