Miljoenen mensen in Nederland recreëren geregeld in, op of aan het water. Daarom is het ook voor waterbeheerders noodzakelijk zich te bezinnen op de vraag hoe zij bij de waterrecreatie betrokken willen zijn. Wat Rijkswaterstaat betreft verscheen al in 1997 een inventariserend rapport over het vraagstuk rondom Waterstaat en Waterrecreatie. Dit werd gevolgd door enkele andere rapporten en door een recent onderzoek naar het economisch belang van de waterrecreatie in Nederland. In het rapport Recreatie tussen wal en schip? draait het om de vraag welke rol Rijkswaterstaat kan vervullen, om bij te dragen aan een optimale ontwikkeling van de waterrecreatie in Nederland. WATERRECREATIE EN WATERBEHEER Tegen de achtergrond van het grote maatschappelijke en economische belang is het opmerkelijk, dat recreatie in het algemeen en waterrecreatie in het bijzonder voor geen enkel ministerie een kerntaak is. Wel verscheen al geruime tijd geleden onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij de beleidsnota Openluchtrecreatie 1992-2010 ('Kiezen voor recreatie'). Aangeven is dat het rijksbeleid zich in de toekomst zal richten op kerntaken. deze zijn in hoofdlijnen: visie ontwikkelen, voorwaarden scheppen en initiatieven nemen. De rijksoverheid geeft op meer afstand sturing aan ontwikkelingen en reikt de sector (overheden, particulier initiatief en bedrijfsleven) instrumenten aan ter versterking van het eigen handelen. Het rijk is verantwoordelijk voor de totstandkoming van samenhangende landelijke visies en strategieën, wet- en regelgeving, de integratie van het recreatiebelang in andere onderdelen van het rijksbeleid en de doorwerking ervan naar andere overheden. In deze nota is verder aangegeven dat in het openluchtrecreatiebeleid o.a. Nederland Waterland centraal zal staan. Het ministerie van LNV geeft áán de mogelijkheden voor waterrecreatie te willen vergroten. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft het waterrecreatiebeleid niet in het takenpakket. Deze nota onderscheidt verdere diverse waterrecreatiegebieden, waarvan de meeste worden beheerd door Rijkswaterstaat. Toch heeft recreatie in het beheer geen prioriteit. De Vierde Nota Waterhuishouding (NW4) uit 1998 noemt recreatie alleen in relatie tot de Randmeren, het Markermeer en het zuidelijk deel van het IJsselmeer. Wel beschouwt Rijkswaterstaat volgens het Beheersplan voor de Rijkswateren 2001-2004 recreatie als een vanzelfsprekend onderdeel van integraal waterbeheer. In de nota wordt het instrument recreatiekansenkaarten geïntroduceerd. In Brabant is hiermee al geëxperimenteerd en binnenkort start in Limburg een proef. Ook in de provinciale waterhuishoudingsplannen heeft bij de functietoekenning voor de regionale wateren recreatie als onderdeel van integraal waterbeheer een plaats gekregen. De laatste jaren worden door diverse provincies omgevingsplannen opgesteld waar waterrecreatie een onderdeel van uitmaakt. Voor de waterbeheerder, zowel landelijk als regionaal ,is de waterrecreatie een van de belangen waarmee rekening gehouden moet worden. Naar de mening van de waterrecreatiesector komt het integrale waterbeheer echter te weinig uit de verf. Dat valt op te maken uit zowel de meest recente beleidsvisies van de Stichting Recreatietoervaart Nederland (SRN) en van de zogenaamde Kleine Waterrecreatie. In reactie hierop onderstreept de Beleidsbrief Recreatie en Toerisme van de staatssecretarissen van LNV en EZ het grote belang van de waterrecreatie. Mogelijkheden zien de bewindslieden onder meer in het kader van het beleid om meer ruimte te bieden aan de rivieren en om op het land te zoeken naar mogelijkheden voor waterberging. De beleidsbrief fungeert als bouwsteen voor het Tweede Structuurschema Groene Ruimte waarin een beleids- en actieprogramma toerisme en recreatie wordt uitgewerkt na raadpleging van alle betrokken partijen, onder meer via het Breed Overleg Recreatie (BOR). Rijkswaterstaat is in dit BOR echter niet vertegenwoordigd. Het belang van recreatie en toerisme voor de Nederlandse economie is groot: in het jaar 2000 ging het om een totaal aan bestedingen van 25 miljard euro. Hiervan is ongeveer 16% (3,9 miljard euro) watergerelateerd, zo blijkt uit de recente studie van het NRIT. Onder meer vanwege de toenemende vergrijzing mag gerekend worden met een nog groeiende omvang in de komende jaren. RANDVOORWAARDEN VOOR ONTPLOOING Wat zijn de randvoorwaarden om te komen tot een goede ontplooiing van de waterrecreatie? Uit gesprekken met medewerkers van Rijkswaterstaat en van andere partijen (bijv. watersport, de provincies, de natuurorganisaties en de beroepsvaart) komen als belangrijke punten naar voren: meer politieke en beleidsmatige aandacht, een sterkere lobby vanuit de sector, een goede afstemming tussen de diverse overheden, goed overleg tussen de overheden/beheerders en de waterrecreatiesector en ook tussen de sector en bijvoorbeeld de natuurorganisaties of beroepsvaart, een goede toegankelijkheid van het water, hoogwaardige voorzieningen, een evenwichtige balans tussen de verschillende waterfuncties, meer financiële middelen. MOGELIJKE ROLLEN WATERRECREATIE VOOR RIJKSOVERHEID Tijdens een Expertmeeting met deelnemers vanuit diverse geledingen van Rijkswaterstaat en ook vanuit andere overheden en de waterrecreatiesector is gesproken over verdeling van rollen en belangen (zie de schematic als bijlage bij dit rapport). Tevens is geïnventariseerd wat de wederzijdse verwachtingen zijn op het gebied van waterrecreatie en de verdere ontplooiing daarvan. Ten aanzien van de primaire verantwoordelijkheid voor het waterrecreatiebeleid zagen de deelnemers meerdere mogelijkheden: 1. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Dit zou een belangrijke taak worden van het nieuwe Directoraat-generaal Water. De meeste geïnterviewden, afkomstig uit de waterrecreatiesector, de provincies, de beroepsvaart en de recreatieschappen, kiezen voor deze benadering op voorwaarde dat afstemming plaatsvindt met het ministerie van LNV. 2. Het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Een deel van de respondenten, vooral uit de hoek van de ministeries en Rijkswaterstaat, pleit ervoor, dat het ministerie van LNV primair verantwoordelijk blijft, waardoor het totale recreatie- en toerismebeleid in één hand blijft. De rol van Rijkswaterstaat zou zich dan concentreren op het faciliteren van beleid (de uitvoering van maatregelen, aangestuurd door V&W). 3. Andere mogelijkheden. Enkele respondenten zien in het ministerie van Economische Zaken het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu als mogelijk primaire trekker. OPTIES UITVOERING VAN WATERRECREATIEBELEID RIJKSWATEREN Optie 1 Rijkswaterstaat als regisseur Er zijn veel voorstanders van Rijkswaterstaat als regisseur van de uitvoering van beleid. Een dergelijke rol houdt in, dat Rijkswaterstaat op basis van het vastgestelde beleid richting geeft aan de manier waarop dit beleid samen met andere actoren en in samenhang met andere waterfuncties wordt ingevuld. Als het gaat om de rijkswateren wordt die gedachte in ruime mate ondersteund door de partijen in het veld. Binnen V&W en RWS zelf bestaat nog de meeste scepsis over deze nieuwe rol. Men ziet deze regierol als iets dat komt boven op de bestaande werklast en bestaand budget. Wil Rijkswaterstaat de rol van regisseur vervullen, dan dient men wel te beschikken over: Visie op het thema waterrecreatie die wordt ingepast in de integrale benadering van het waterbeheer, medewerkers die op dat terrein goed thuis zijn, kennis van de recreatiewensen in de samenleving, de noodzakelijke contacten met de sector en met andere overheden (inclusief andere ministeries) en de noodzakelijke budgetten. Bovendien dient men aan alle rijkswateren de (neven)functie recreatie toe te kennen en zou Rijkswaterstaat het voortouw moeten nemen in het opstellen van een landelijk Waterrecreatie(uitvoerings)plan voor zowel rijks- en niet-rijkswateren. Dit plan komt tot stand in overleg met alle relevante partijen en het bestaat in ieder geval uit een globale landelijke Waterrecreatiekansenkaart en een investeringsplan. Het plan wordt verankerd in het Beheersplan voor de Rijkswateren. Op regionaal niveau vindt een zelfde exercitie plaats. Op deze wijze zal waterrecreatie mede sturend worden in de beleidsvoorbereiding. Optie 2 Rijkswaterstaat als facilitator Een keuze voor de rol als facilitator betekent, dat Rijkswaterstaat zich alleen richt op de uitvoering van door anderen opgesteld beleid. Niettemin zou RWS aan alle rijkswateren de (neven)functie recreatie toe moeten kennen. Dit is een logische vertaling van het begrip integraal waterbeleid. Hierdoor kan in een vroeg stadium in de planvorming de mogelijkheden voor recreatie worden meegenomen. Op de lange termijn is dit kostenbesparend. In het Beheersplan voor de Rijkswateren wordt een paragraaf/hoofdstuk gewijd aan waterrecreatie. Rijkswaterstaat laat hierin duidelijk zien dat recreatie als een van de waterfuncties meer prioriteit zou moeten krijgen dan nu het geval is, via het instrument van de waterrecreatiekansenkaarten. Waterrecreatie kan mede sturend worden in de beleidsvoorbereiding. WATERRECREATIE BIEDT KANSEN Een duidelijker profilering van Rijkswaterstaat op het gebied van de waterrecreatie draagt bij aan een breder draagvlak voor de andere taken, bijvoorbeeld op het gebied van veiligheid. Waterrecreatie is een populair thema bij de burger. Er liggen grote ontplooiingskansen en er is een roep op een sterke partij die in het gat springt om die kansen te benutten. De partijen in het veld gunnen Rijkswaterstaat hierin een belangrijke rol. Het is aan Rijkswaterstaat om voor zichzelf hierin een nieuwe uitdaging te ontdekken. Anders gezegd: Rijkswaterstaat zou niet alleen moeten kijken naar de aspecten vlot en veilig, maar ook naar het aspect veelzijdig.